2 minute read

Hollandse expansie

Proefdruk Evangelie van Mattheüs van de Statenvertaling

In de 16de en 17de eeuw komt in ons land de behoefte op aan een standaardtaal. Op dat moment bestaan er al heel lang dialecten. Het is wel belangrijk om dat op te merken, omdat je soms hoort dat dialecten verbasteringen van het Nederlands zijn, door sprekers die de capaciteiten missen om zuiver Nederlands te spreken. Alleen al historisch gezien kan dat dus niet kloppen.

DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER

oor de opkomst van de standaardtaal zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. De boekdrukkunst zorgde ervoor dat geschreven teksten in korte tijd over grotere gebieden verspreid konden worden. Dan moest men die teksten natuurlijk wel kunnen lezen, en dat zorgde voor een behoefte aan een taal die het plaatselijke oversteeg. De Reformatie creëerde een behoefte aan een bijbel in de volkstaal. De mens legde volgens de protestanten zelf tegenover God verantwoording af van haar of zijn daden, zonder tussenkomst van de priester. Dan moest die mens wel weten wat goed en fout was. Het antwoord daarop staat voor gelovigen in de Bijbel, maar dat antwoord is alleen vindbaar voor wie de Bijbel kan horen of lezen in de eigen taal. Een vertaling van de Bijbel in alle dialecten die er op dat moment waren, zou natuurlijk niet haalbaar zijn. Daarom nam de Synode van Dordrecht (1618-1619) het besluit om tot één vertaling te komen, die naar de financiers ervan de Statenvertaling is gaan

Vheten. Voor die vertaling werd een taal gemaakt, waaraan alle dialecten meewerkten, maar niet in gelijke mate. Om te controleren of de vertaling ook overal bruikbaar was, werden in heel het land revisoren aangesteld. De synodeleden uit Drenthe en Overijssel wilden liever geen revisoren leveren, omdat er volgens hen in deze provincies nauwelijks kennis van het Nederlands was. Uiteindelijk is de Deventer predikant Sibelius alsnog revisor geworden. Hoe kon het nu gebeuren dat de taal van de Statenvertaling, die een belangrijke bijdrage zou leveren aan ons hedendaagse Nederlands, zo ver van de taal uit he oosten verwijderd was? Je kunt het ook omdraaien: hoe komt het dat het Nederlands zo dicht bij de Hollandse dialecten staat, waardoor sprekers in het westen nog altijd het idee hebben dat ze geen dialect maar Nederlands spreken, ook al gebruiken ze vormen die verder niemand zou gebruiken (zoals kennen voor kunnen en leggen voor liggen)? Het antwoord ligt in de suprematie van het gewest Holland op militair, economisch en cultureel terrein juist op het moment dat die Statenvertaling tot stand kwam. Het oosten heeft hier dus pech gehad. Was de behoefte aan een standaardtaal een paar eeuwen eerder ontstaan, toen de Hanze nog bloeide, dan hadden alle Nederlandstaligen nu loopm, keze ‘kaas’ en heui ‘hooi’ gezegd.

In het oosten is het verschil tussen dialect en Nederlands blijven bestaan, ook al heeft het Hollands (waar het Nederlands dus grotendeels op gebaseerd is) wel invloed uitgeoefend op het dialect. In de 16de en 17de eeuw nam Overijssel de huus-uitspraak over van het gewest Holland (dat pas later huis ging zeggen). Dat gebeurde overigens alleen in het deel van de provincie dat zich ook religieus met Holland verwant voelde, dus in het protestantse gedeelte. Het katholieke Twente is tot op de dag van vandaag de oude vorm hoes blijven gebruiken.

This article is from: