6 minute read
De rellen van schaamte en onwetendheid
In de nazomer van 1961 kwam het in Twente tot harde confrontaties tussen Nederlandse jongeren en Italiaanse gastarbeiders. De plaatselijke autoriteiten in Oldenzaal waren totaal verrast door deze zogeheten Spaghettirellen, die eigenlijk – achteraf gezien –onvermijdelijk waren. “Als men zegt dat ze de Italianen niet binnen willen hebben, is dat hun zaak.”
DOOR MARCO KRIJNSEN
Het broeide in 1961 al een tijdje in Twente en dat was een gevolg van de economische situatie van dat moment. Nederland kampte met een nijpend tekort aan arbeidskrachten. De werkloosheid stond op een historisch dieptepunt (0,8%) en de werkgevers hadden landelijk maar liefst 80.000 vacatures openstaan. Om te voorkomen dat de productie in de industrie stagneerde, werden wervingsverdragen met Italië en Spanje afgesloten. Dat zou de migratie van werknemers uit beide landen vergemakkelijken.
De Twentse textielfabrikanten waren er blij mee. Op 1 september 1961 werkten al ruim achthonderd Italianen en zo’n driehonderd Spanjaarden in de fabrieken in Enschede, Hengelo, Almelo en Oldenzaal. De Spaanse gastarbeiders waren vaak al getrouwd. Dat gold niet voor hun Italiaanse collega’s: dat waren jonge, ongehuwde mannen van vroeg in de twintig. Met hun zwarte haren en hun nette pakken waren ze in trek bij de Twentse meisjes. Het leidde tot spanning en incidenten.
Fietsen door de lucht
In februari 1961 was het al tot een stevige steekpartij gekomen in een cafetaria in Enschede. Aanleiding waren ‘handtastelijkheden van een Italiaan tegenover een jong Nederlands meisje’, aldus de politie. In Oldenzaal was het de hele zomer onrustig.
Op zondag 27 augustus kwam het tot een flinke knokpartij bij cafetaria Wiltie aan de Deurningerstraat. De toen 18-jarige Gerrit Eissink was er getuige van. “De fietsen vlogen door de lucht. Een man of tien ging met elkaar op de vuist”, weet hij nog.
Op zondag 2 september ondervond Eissink aan den lijve hoe hoog de spanningen tussen de Oldenzalers en gastarbeiders waren opgelopen. Hij werd op straat aangesproken door een groepje Italiaanse mannen. Ze beklaagden zich over de Kaptein Mobylette, die Eissink eerder aan een van hen had verkocht. De ruzie mondde uit in een vechtpartij. Met een hersenschudding en verwondingen in het gezicht moest de jonge Oldenzaler afdruipen naar huis. Hij zou er enkele dagen later de kolommen van De Telegraaf mee halen.
‘Heden dansen in besloten kring’
Dat de landelijke media naar het oosten uitrukten, had te maken met de gebeurtenissen op zondag 2 september. Terwijl Eissink die avond met een hersenschudding thuis op bed lag, probeerden vijftig Italiaanse gastarbeiders elders in Oldenzaal tevergeefs binnen te komen bij dansgelegenheid St. Jozef. Op het bordje bij de ingang stond ‘Heden dansen in besloten kring’. In de praktijk kwam het erop neer dat Italianen niet welkom waren. Ze zouden andere bezoekers afschrikken. Iets vergelijkbaars gebeurde in Enschede bij populaire danszalen als Wiener Café en Hotel Modern. Daar hingen zelfs bordjes in het Italiaans: ‘E prohibito l’ingresso a Italiani’ (verboden toegang voor Italianen).
Italianen bijeen op straatna een vergadering
De weigering bij het St. Jozef-gebouw in Oldenzaal was de druppel die de emmer deed overlopen. De opgetrommelde politie dreef de Italianen met wapenstokken uit elkaar. Even later meldden zich zo’n vierhonderd met stokken gewapende Nederlanders bij het Italiaanse trefcentrum iets verderop. Ze wilden met de gastarbeiders afrekenen. Bij de gemeentegrens met gummiknuppels sloeg de politie met gummiknuppels hard in op Italianen uit Enschede, die met de fiets onderweg waren om hun Oldenzaalse landgenoten te hulp te schieten. In de binnenstad werden ruiten van auto’s en huizen ingegooid en een agent moest zelfs een waarschuwingsschot lossen.
Angst en miscommunicatie
De spanning was deze dagen om te snijden. “We waren zo bang dat we niet meer aan het werk durfden”, zegt de nu 83-jarige Salvatore Ierna. Ook de geboren Siciliaan weigerde om naar de textielfabriek van Gelderman te gaan. “Op de hoek van de straat stonden groepjes Nederlanders die ons in elkaar wilden slaan.”
Italiaanse gastarbeiders aan het werk in een textielfabriek
De staking in Oldenzaal kreeg navolging in Enschede, Hengelo en Almelo. Meer dan duizend Italianen en Spanjaarden in Twente legden het werk neer. Een poging van textielfabrikant Gelderman om beide partijen met elkaar te verzoenen, liep uit op een fiasco. Gerrit Eissink, die als vermeende vechtersbaas ook was uitgenodigd, herinnert het zich nog precies. “Er was geen tolk aanwezig, we konden elkaar niet verstaan. We moesten elkaar een hand geven, maar er ontstond juist eerder een agressieve sfeer.”
Bij café ’t Siepeltje in Oldenzaal werd enkele dagen later duidelijk hoe verziekt de verhoudingen waren. Enkele honderden Nederlanders verzamelden zich daar en scandeerden tegen de Italianen dat ze naar buiten moeten komen. De landelijke pers was prominent aanwezig. Te prominent, vonden enkele Oldenzalers. Een cameraman liep een paar rake klappen op. Eissink zag het gebeuren. “Een beangstigende ervaring.”
‘Politieke raddraaiers’
De autoriteiten waren overvallen door de gebeurtenissen. KVP-burgemeester De Vries van Oldenzaal bestempelde de Italianen aanvankelijk als ‘politieke raddraaiers’ en kwam pas na een week met een beperkte oproep tot rust. De politie toonde zich in haar optreden een stuk coulanter tegenover de Nederlanders dan tegenover de Italianen. Na de rellen van zondag 2 september liet de politiechef zich in de pers ontvallen: “Of hier de Italianen en bloc worden geweerd, interesseert ons niet. Als men van het St. Jozefgebouw zegt dat ze de Italianen niet binnen willen hebben, dan is dat hun zaak en dan komen
wij als onze assistentie wordt gevraagd.” PvdA-burgemeester Thomassen van Enschede nam wél in een vroeg stadium een verzoenende houding aan. In een officiële verklaring op 5 september, 60 uur na de escalatie, toonde hij begrip voor het gevoel van onveiligheid. Hij beloofde bescherming van zowel Italianen en Spanjaarden als Nederlanders. De verbodsbordjes bij de danszalen betitelde Thomassen bij die gelegenheid als ‘beledigend’ en als verstoring van de openbare orde. Zijn Almelose CHU-collega drukte zich in vergelijkbare bewoordingen uit.
Weg uit Twente
De consuls van Spanje en Italië reisden af naar Twente om te bemiddelen. De werkgevers besloten om de treinkosten te betalen voor werknemers die terug wilden naar hun geboorteland. Vooral de (getrouwde) Spaanse gastarbeiders maakten gebruik van die mogelijkheid. Ook Salvatore Iera vertrok. Hij koos voor een verblijf in Amsterdam, maar keerde twee maanden later terug bij Gelderman. Een kortere reistijd naar de fabriek gaf de doorslag.
In Oldenzaal bleken de grootste spanningen te zijn weggeëbd. Slechts 4% van de Italianen was teruggegaan naar Italië, de rest was weer aan het werk. Tot harde confrontaties op straat of in uitgaansgelegenheden kwamen het niet of nauwelijks meer. Sterker nog: in 1968 bleek dat de helft van de Italiaanse gastarbeiders was getrouwd met een Nederlandse vrouw.
Schaamte
Iera is een van hen. Zijn huwelijk met de Twentse Ria heeft geen kwaad bloed gezet in Oldenzaal, zegt hij. “Die rellen zijn vooral door sensatiezoekers veroorzaakt. Dertig tot veertig jongens uit Overdinkel, nozems die graag wilden vechten.” Volgens hem heeft de negatieve publiciteit ertoe geleid dat de onlusten na enkele dagen weer voorbij waren. “Veel Oldenzalers schaamden zich voor wat er gebeurd was. Ze vonden dat hun stad is diskrediet was gebracht.”
Gerrit Eissink bevestigt dat collectieve schaamtegevoel in Oldenzaal. “Het verklaart waarom de mensen zeiden dat de zaak was opgeblazen. Maar er was niets opgeblazen. Dat het misging kwam omdat niemand was voorbereid op deze situatie. De Italianen waren rechtstreeks uit de trein achter de machines gezet, zonder taalcursus. En de Oldenzalers, een samenleving van ons-kent-ons, waren niet gewend om te gaan met een nieuwe groep buitenlanders.”
Bronnen
• Groenendijk K., “Verboden voor Tukkers, reacties op rellen tussen Italianen, Spanjaarden en Twentenaren” (uit: ‘Wetenschap en partijdigheid’, 1990)
• Interviews met Salvatore Iera en Gerrit Eissink, juni 2021