5 minute read

Het verraad van Deventer, Rampjaar 1672

DOOR EWOUT VAN DER HORST

“Help! De vijand heeft Deventer ingesloten”, schreef het stadsbestuur op 16 juni 1672 aan legerleider Willem III. Een indrukwekkende legermacht van Keulse, Munsterse en Franse troepen onder leiding van de Munsterse bisschop Van Galen, alias Bommen Berend, belegerde de stad. Maar de doorluchtige hooggeboren prins kon gerust zijn: ‘Wij zullen ons hier naar vermogen verdedigen, als eerlijke, vrome, trouwe en vaderlandslievende bondgenoten.’

Dat klonk heldhaftig, maar in de praktijk kwam er weinig van terecht. Vijf dagen later gaf Deventer zich al over aan de vijand. Zwolle, Kampen en de Ridderschap van Overijssel volgden het voorbeeld van de belangrijkste vestingstad in het gewest. De vijand hield de bezetting twee ellendige jaren vol, met volledige verarming van de bevolking als gevolg. Nog jarenlang werd schande gesproken over het lafhartige gedrag van de Deventenaren tijdens het Rampjaar.

Al in 1672 kwam het stadsbestuur onder leiding van burgmeester Hendrik Nilant met hun Waerachtigh verhael voor de dag.

Seer sware vuyr-bomben

Wat deed de stemming in Deventer tijdens het beleg zo snel omslaan? Op 19 juni wees het stadsbestuur het vijandelijke aanbod nog af om Deventer weer in het Duitse Rijk op te nemen. Maar de volgende dag liet Bommen Berend zijn gevreesde mortieren in stelling brengen en beschoot de stad twee dagen lang met bommen en granaten. De beschietingen richtten grote schade en paniek aan in de IJsselstad met een onbekend aantal slachtoffers als gevolg. Om de stad en bewoners ‘voor totale ruine te verhoeden’ besloot de meerderheid van het bestuur daarop tot overgave. Na de capitulatie ontstond een hevige woordenstrijd over de precieze gang van zaken. In gedrukte pamfletten schoven betrokken bestuurders en militairen elkaar de schuld in de schoenen. Al in 1672 kwam het stadsbestuur onder leiding van burgmeester Hendrik Nilant met hun Waerachtigh verhael voor de dag. De inzet van ‘seer sware vuyr-bomben’ speelde in de verhandeling een grote rol. Geen wonder, want een 4-jarig nichtje van Nilant was bij de beschieting om het leven gekomen. Als de vijand nog dichter bij de stad was gekomen, had men volgens de bestuurders met bommen van wel 500 pond ‘niet alleen geheele huysen maer ghedeelten van straeten’ in puin kunnen leggen. Binnen de magistraat had alleen burgemeester Arnold van Boekholt tegen de overgave gepleit. In een Missive relativeerde hij de gevolgen van de beschietingen. De bommen hadden volgens hem vooral schade aan daken en ramen aangericht. De brandweer had tijdig diverse brandjes geblust. Venijnig liet hij er richting de familie Nilant op volgen dat de projectielen vooral ‘bullebacken voor vrouwen en kinderen zijn, die geen kennisse hebben van deselve te ontgaen’. Zelfs als er huizen in duigen waren gevallen, was Deventer in zijn ogen aan de bondgenoten verplicht om de stad te behouden. Ook de plaatselijke commandant, Diederik Stecke, mengde zich in het debat. De heren van de magistraat hadden geen recht van spreken, meende hij in zijn Oprecht Verhael. Zij hadden nog nooit een kanon geladen, laat staan afgestoken. Ze overdreven de schade schromelijk. De ervaring leerde dat hoe zwaarder een bom hoe dieper deze in de grond viel en hoe groter de kracht naar boven was in plaats van rondom. In een Fundamenteel Tegenbericht op de ‘lasterlyke Apologia’ van Stecke wees de partij van Nilant erop dat Deventer van maar liefst drie kanten beschoten was en Groningen bijvoorbeeld slechts van een zijde. Met alle gevolgen van dien.

Hendrik Nilant door Gerard ter Borch II ca. 1670.

Volck op de vleesbanck

De gevreesde mortieren en granaten van Bommen Berend waren natuurlijk niet de enige oorzaak van de spoedige overgave van Deventer. De betrokkenen wezen ook op de jarenlange verwaarlozing van de stadsdefensie door de Staten Generaal, het gebrek aan manschappen om de vijandelijke overmacht te weerstaan en de terugtrekking van het Staatse leger aan de Hollandse waterlinie. Tot overmaat van ramp stond het water in de IJssel en stadsgrachten uitzonderlijk laag. De diepe politieke verdeeldheid maakte het geheel er niet beter op. Overijssel steggelde al jaren over de politieke invloed van de prins van Oranje in zijn aanhangers. Het bestuur hing van vriendjespolitiek aan elkaar. De relatief gunstige capitulatievoorwaarden stonden de regenten toe vooralsnog op het pluche te blijven zitten en het stadsrecht te handhaven. Bovendien bleef de gereformeerde religie naast de katholieke toegestaan. Daarbij komt dat de Deventenaren zich vanuit het Hanzeverleden nog altijd verbonden voelden met de Duitse oosterburen. Stadssecretaris Strockel erkende dat hij vlak voor het beleg nog had betwijfeld of Deventer niet beter uit was als lid van het Duitse Rijk, want van de Republiek had men nooit voordeel gehad. Pas na een diepe knieval zou Overijssel na het vertrek van de vijand weer tot de Unie worden toegelaten. Uit de pamfletten komt nog een verklaring voor de snelle capitulatie naar voren, waar nooit eerder aandacht aan is besteed. Deventer had in de maanden voor de belegering de vestingwerken op eigen houtje versterkt. Daarbij was ook een nieuwe buitenste verdedigingslinie aangelegd. Tijdens het beleg ontstond hevige discussie over wie deze gevaarlijke posities moesten innemen: de ingehuurde militairen of de gewapende burgers zelf. Sommige officieren in Deventer vreesden dat bij een overval de buitenste verdedigingsring overlopen zou worden. Ook ’het volck’ wilde niet op de ‘vleesbanck’ gebracht worden. Uiteindelijk bleven de pas aangelegde versterkingen onbezet. Op 20 juni vluchtten de soldaten uit de overige buitenwerken ook binnen de stadswallen, tot woede van de burgerij. Hun geliefde Deventer was niet meer te houden.

Waerachtigh verhael van eenige der voornaemste saecken, dewelcke voorgevallen ende verhandelt zijn, vervolgens de oorsaecken ende motiven waer door geoccasioneert is de overgevinge der stadt Deventer, in handen van den Heeren Cheur ende Fursten van Coln ende Munster. Opgestelt volgens last ende ordre van Burgermeesteren, Schepenen ende Raden der welgemelte stadt. Tot wederlegginge van eenige onwaere calumnieuse uytstroysels, tot nadeel van de regeeringe aldaer.

Deventer noodmunt 1672, een achtste daalder

De tentoonstelling ‘Het verraad van Deventer. Rampjaar 1672’ is nog tot en met 30 oktober te zien in Museum De Waag.

This article is from: