8 minute read
De eerste F-35
Ian ‘Gladys’ Knight in de cockpit van zijn nieuwe F-35, bij aankomst op vliegveld Leeuwarden.
Advertisement
De beste straaljager die op dit moment beschikbaar is, daar vliegt de Koninklijke Luchtmacht nu mee. Op 31 oktober 2019 is het eerste exemplaar van vliegbasis Leeuwarden op Friese bodem geland, rechtstreeks ingevlogen vanuit de fabriek in Italië. Luitenant-kolonel vlieger Ian ‘Gladys’ Knight had de F-35 op deze maiden voyage onder zijn hoede.
DOOR JAN LOUWERS
Al meer dan tien jaar is de F-35 onderwerp van gesprek in de politiek: zo’n kostbaar vliegtuig, is dat wel verantwoord? Inmiddels hebben we voor miljarden euro’s 49 exemplaren besteld. En dat is niet het enige waar geld aan wordt besteed. Zo is er op vliegbasis Leeuwarden een nieuw lesgebouw gebouwd voor het F-35 personeel en zijn hangars aangepast om de toestellen goed te kunnen onderhouden. Ook zijn de kantoren helemaal opgeknapt; het moderne werken met open ruimtes past helemaal bij de F-35. Er wordt meer dan ooit in teams gewerkt. Want een vlieger kan niets zonder zijn collega’s die zich bezighouden met onderhoud, logistiek en planning. De Militaire Courant sprak met luitenant-kolonel Ian en sergeant monteur Albert op de vliegbasis in Leeuwarden.
DE EERSTE VLUCHT Straaljagervlieger zijn is natuurlijk een echte jongensdroom. Voor Ian gold dat ook, hoewel hij toch eerst een andere weg in was geslagen om in Delft natuurkunde te studeren. ‘Op een dag zat ik in de trein, en sloeg ik een krant open die daar lag,’ vertelt de piloot. ‘Daarin stond een grote tekening van een F-16 cockpit, met daaronder het 06016-nummer. Toen dacht ik: “Verrek, dat is toch wel iets wat ik vroeger wilde.” Ik was altijd iemand die ook graag dingen met zijn handen doet. Dus F-16 vliegen leek me ineens the best of both worlds: je bent mentaal op hoog niveau bezig, maar tegelijkertijd ook heel erg lichamelijk. Toen heb ik 06016 gebeld.’ Na de KMA mocht hij in Woensdrecht voor de eerste keer vliegen, in een PC-7, een klein lestoestel. Ian: ‘Ik kan me nog herinneren dat het heel onwennig was in dat propellervliegtuig. Alleen al voor het eerst zo’n motor opstarten is al heel wat, dat is iets dat je nooit meer kwijtraakt. Maar mijn eerste solo vlucht was pas bij de opleiding tot F-16-vlieger in de VS, in zo’n T-37 uit de jaren ’50. In het begin moet je nog vlakbij het vliegveld blijven, zodat ze je in de gaten kunnen houden. Dat is heel spannend. Maar al vrij snel kom je tot de conclusie: eigenlijk kan ik het ook wel. Ze laten je niet voor niets in je eentje in de lucht ingaan.’ Na het trainen met de PC-7 is het besturen van de F-35 volgens Ian een fluitje van een cent. ‘Het is niet met elkaar te vergelijken,’ zegt de piloot. ‘Als je bijvoorbeeld gas geeft in een propellervliegtuig, dan probeert hij door de kracht van de propeller naar links weg te trekken, en dat moet je dan corrigeren. Bij de F-35 gaat dat allemaal elektronisch, die houdt zichzelf op koers.’ Ook zijn er veel technologische extraatjes, zoals een helm waarmee je dwars door het vliegtuig kijkt en dankzij een symbooltje kunt zien waar je heen gaat. ‘Als je dat op de landingsbaan gericht houdt, dan komt de straaljager daarop uit. Het is net een
computerspelletje.’ Doordat het vliegen bewust zo makkelijk mogelijk is gemaakt, heeft de vlieger meer tijd om ‘de echte job’ uit te voeren: het vinden en uitschakelen van doelen. ‘Je beheert het toestel als een soort platform om contact te houden met alle andere vliegtuigen om je heen. Het vliegen is dan eigenlijk een bijzaak geworden. Daardoor kun je ook beter prioriteiten stellen en besluiten nemen te midden van alle informatie die er binnen komt.’ Het grootste verschil in de capaciteiten van de F-35 ten opzichte van zijn voorganger is volgens hem de radartechnologie. ‘In zekere zin is heel veel hetzelfde,’ legt de luitenant-kolonel uit. ‘We hebben hetzelfde soort wapens. Maar wat dit toestel met zich meebrengt, is dat als het heel slecht weer zou zijn, wij met onze radar gewoon door de wolken heen hele nauwkeurige plaatjes kunnen maken van wat er onder ons gebeurt. De F-35 kan alles, weer of geen weer.’ Ian was een van de eerste Nederlandse vliegers die de nieuwe straaljager mocht besturen. Het tochtje van Italië naar Leeuwarden was misschien niet zo spannend als een missie, toch nam hij die opdracht niet minder serieus. ‘Ik moest ervoor zorgen dat ik hier precies om drie uur zou zijn. Er vlogen ook twee F-16’s mee en er werden foto’s gemaakt boven de Alpen. En omdat de F-16’s niet zoveel brandstof als de F-35 hebben, moesten we dat heel goed calculeren. Dus dan ben je net zo secuur bezig als bij elke andere missie. Je probeert altijd perfectie na te streven.’
LANGE AANLOOP Aan dat feestelijke onthaal op 31 oktober ging een lange periode van discussie vooraf. Ian was daar als senior-vlieger al vroeg bij betrokken. ‘In 2003, ik was toen nog luitenant, waren er een aantal vliegtuigen waaruit Defensie wilde kiezen als vervanger voor de F-16. Vanuit de expertise van de vliegers hadden wij natuurlijk wel een beeld van welke capaciteiten zo’n toestel moest hebben. We werden ook door fabrikant Lockheed Martin uitgenodigd om een aantal simulators te proberen.’ Toen de piloot van 2009 tot 2012 bij de Defensie Materieel Organisatie (DMO) ging werken binnen het project VF-16, kreeg hij ook te maken met de meer dan drieduizend Kamervragen die er zijn gesteld. Ian zegt nuchter: ‘Als straaljagervlieger maakte het me in principe niet uit of dat ding nou werd gemaakt door Lockheed of iemand anders. We hadden gewoon een pakket van eisen waar het aan moest voldoen. Toen ik begon met F-16 vliegen konden we nog behoorlijk ons mannetje staan, maar dat is door de jaren heen steeds moeilijker geworden. Dan wordt het dus tijd om een nieuw toestel aan te schaffen.’ Om aan die eisen te voldoen, werkte de Amerikaanse fabrikant nauw samen met vliegers, ook Nederlandse. ‘De interface van de F-35 is echt om de bestuurder heen ontworpen, en daarbij vroegen ze ons steeds om input. Op een gegeven moment was er bijvoorbeeld een discussie dat het apparaat een bepaalde range moest kunnen halen, maar die haalden ze net niet, op tien of vijftien kilometer na. Dus vroegen ze aan ons, de operationele mensen: is dat acceptabel of niet?’ Je zou denken dat wij met onze initiële inkoop van 84 exemplaren, tegenover die van 2400 van de VS, daarin nauwelijks iets te zeggen hadden. Dat heeft Ian niet zo ervaren. ‘Het programma was zo gebouwd dat je stemrecht kreeg naar het aantal toestellen dat je ging inkopen. Wij hadden toen dus maar 2,7 procent stemrecht. Maar als je gewoon met je collega’s ging praten, dan had je veel meer
De aanwezigen op vliegveld Leeuwarden drommen nieuwsgierig om de F-35 heen.
Vlieger Ian klimt uit het toestel en wordt verwelkomd door het grondpersoneel.
Sergeant monteur Albert tijdens onderhoud van de F-35.
invloed dan die 2,7 procent. Dat is hoe je ook als klein land het verschil kan maken. Onze luchtmacht is ook heel slim en innovatief. Daarom zagen de Amerikaanse vliegers ons als hun equals.’
READY FOR TAKE-OFF Het vliegen is een teamprestatie, zo benadrukt ook Ian. Een belangrijke schakel in dat proces zijn de monteurs, die ervoor zorgen dat de toestellen gereed zijn voor gebruik. Sergeant Albert heeft tien jaar voor onderhoud aan de F-16 gewerkt, en heeft nu de overstap gemaakt naar de F-35. Daar kwam nog de nodige omscholing bij kijken. Albert: ‘Ik ben twee jaar met mijn familie naar Amerika verhuisd om daar een opleiding te volgen en alvast ervaring op te doen voordat de F-35 in Nederland aankwam. Op die manier kunnen we hier gelijk aan het werk.’ Vooral het proces van het onderhoud blijkt heel anders dan voorheen. ‘Bij de F-16 is alles opgedeeld in vakgroepen,’ legt de monteur uit. ‘Bijvoorbeeld voor de hangar, de motoren en de avionica. Het mooie van de F-35 is dat je nu wordt opgeleid om het hele aspect van het vliegtuig te beheersen. Je hebt nog steeds wel een specialisatie, zoals een inspectie met een boroscoop of de avionica. Daarbij helpt iedereen elkaar: ik ben misschien niet gespecialiseerd in boroscopen, maar ik kan wel iemand assisteren die dat gaat doen.’ Ondanks dat dit toestel zelf aangeeft wanneer er een onderdeel kapot is, brengt al die vernuftige techniek ook nieuwe uitdagingen met zich mee. Albert: ‘Het is vooral onderhoudsgevoeliger door de LO-werkzaamheden. LO staat voor low observable, dat is een coating over het vliegtuig die ervoor zorgt dat het minder zichtbaar is op de radar. Als je voor het onderhoud de panels wilt verwijderen, moet je eerst de LO weghalen. Daarna moet de LO weer teruggeplaatst worden, dat is een heel secuur werkje.’ Voordat de F-35 de lucht in kon gaan, moesten er de nodige protocollen worden gevolgd. ‘Voor de acceptatie van het vliegtuig werden de partnummers en serienummers van alle onderdelen in het apparaat vergeleken met de nummers in het computersysteem. Gaandeweg kwamen we daardoor weer wat kleine dingen tegen om te repareren. Daarna konden we het toestel klaarzetten voor de eerste vlucht eind november. Dat kun je wel een teamprestatie noemen.’