dossier
DIABETES
Spoed is goed Veel mensen met muco krijgen ook diabetes. Blijft die onbehandeld, dan gaat de longfunctie sneller achteruit en blijft men moeilijker op gewicht. In het UZ Gent starten ze de therapie zo snel mogelijk op. Diëtist Dimitri Declercq legt uit waarom.
Mucoviscidose is een zware rugzak. Komt daar nog eens diabetes bovenop, dan wordt de last nog moeilijker om dragen. Toch is in België dat het geval voor 15% van de mensen met muco. Dit cijfer komt uit het Belgisch Mucoregister. Andere onderzoeksrapporten elders in de wereld spreken zelfs van 50%. Zij krijgen op een bepaald moment de diagnose ‘Mucoviscidose-gerelateerde Diabetes Mellitus’. De leeftijd speelt een rol. De kans dat mensen met muco ook diabetes krijgen, stijgt met de leeftijd. Maar ook kinderen en jongeren kunnen ermee te maken krijgen. Dimitri Declercq (Centrum voor Mucoviscidose UZ Gent): “De inzichten over diabetes en mucoviscidose zijn nog
8
tamelijk recent, maar de link tussen diabetes en de longfunctie is intussen gekend. Een hoge bloedsuikerspiegel wakkert infecties aan. Dus ook longinfecties. Iets wat mensen met muco natuurlijk beter kunnen missen.”
Vroege diagnose De diabetes niet behandelen is geen optie, want dan daalt de levensverwachting. Hoe sneller je de behandeling opstart, hoe beter. Vandaar het belang van een vroege diagnose. Dimitri Declercq: “Volgens de huidige richtlijnen zouden we vanaf de leeftijd van tien jaar kinderen met muco moeten onderzoeken op diabetes. Recent onderzoek wijst echter uit dat dit beter naar zes jaar vervroegd wordt.
Wij hebben zelfs al diabetes gevonden bij een kindje van twee jaar. Als we merken dat het gewicht niet goed evolueert, dan doen we sowieso de diabetestests. Ook bij de jongste kinderen.” Om diabetes op te sporen, komen drie tests in aanmerking. In het Gentse Centrum voor Muocoviscidose beginnen ze standaard met twee tests: de orale glucose tolerantietest en de hemoglobine A1C test. Dimitri Declercq: “Voor de eerste drinkt de patiënt een glucoseoplossing. Daarna kijken we hoe goed de pancreas daarop reageert. Zorgt die voor voldoende insuline, om de glucose te verwerken? De tweede test brengt dan weer in kaart hoeveel glucose er in de afgelopen drie maanden
in het bloed heeft gecirculeerd. Wijzen beide tests op een mogelijke diabetes, dan doen we als derde test een continue glucosemeting. Daarbij wordt onderhuids een sensor geplaatst in de buik of de bovenarm. Die meet de glucoseconcentratie in het onderhuidse weefselvocht en stuurt via een zendertje continu die waarden door. Dat is handiger dan de klassieke bloedprik in de vinger en het geeft een completer beeld van de evolutie van de glucosespiegel, de hele dag door.”
Insuline in soorten Net als bij ‘klassieke’ diabetes bestaat de behandeling uit insuline. Er zijn twee groepen van insuline. De basale insuline (die het lichaam
doorheen de dag continu van kleine hoeveelheden insuline voorziet) en de maaltijdinsuline (die de pieken van de maaltijden opvangt). Dimitri Declercq: “Sommige mensen met muco en diabetes hebben enkel behoefte aan maaltijdinsuline, andere aan een mix van basale en maaltijdinsuline. Ook het dieet varieert van persoon tot persoon. Soms is de suikerspiegel al een beetje verstoord, maar hoeft er nog geen insuline gegeven te worden. Dan raden we vaak aan om koolhydraten over de dag verspreid te eten.” Wie wel insuline nodig heeft, moet leren eten zoals iemand met diabetes type 1. Dat wil zeggen: voor elke maaltijd de koolhydraten in de voeding tellen en de hoe-
veelheid insuline aanpassen. Veel mensen volgen hun bloedsuikerspiegel tegenwoordig met een continu monitoringsysteem. Ze zien dan hun glucosespiegel op hun ontvanger, computer, tablet, smartwatch of smartphone. Dimitri Declercq: “Voor veel mensen met muco valt de diagnose van diabetes als een bom. Voor hen is het weer een zorg erbij. Het vergt aandacht en wat doorzettingsvermogen om hun diabetes onder controle te houden. Maar het is echt wel nodig.”
Het continue monitoringsysteem kan aangebracht worden op de buik, de dij of de arm. Hoe het werkt: zie infografiek op de volgende pagina.
9