MUSEUM
BULLETIN
1
suvée’s portret van burggraaf nicolas de travanet de heksen van bruegel 500 jaar café vlissinghe de orthodoxe kerk
driemaandelijks tijdschrift afgiftekantoor
8000
- 36ste jaargang jan-maa 2016 1 - 2 de afdeling P408620
brugge
Voorwoord directie
3
Suvée’s portret van burggraaf Nicolas de Travanet
4
Waarom zijn de heksen van Bruegel?
10
500 jaar café Vlissinghe
12
Orthodoxe Kerk
17
Vrienden van de Musea
23
Symposium ‘Schaamte’ Het symposium gaat dieper in op verschillende aspecten van schaamte. Sprekers met een gevarieerde, professionele achtergrond en met een gespecialiseerde opleiding benaderen casussen vanuit een historische invalshoek of focussen op een artistiek denkkader. Sommigen redeneren vanuit een sociologische, maatschappij-gebonden of een bijzonder actuele context. Diverse domeinen waarbinnen schaamte zich kan manifesteren komen aan bod: de psychiatrische hulpverlening, de psychologie, seksuologie en sociologie, de etnografische component, de medische wereld, de populaire cultuur, … Het symposium biedt een meerstemmige kijk op het containerbegrip schaamte en sluit inhoudelijk aan bij de gelijknamige tentoonstelling in het Dr. Guislainmuseum: ‘Schaamte in woord en beeld’. Het Sint-Janshospitaal is partner van Hospitium vzw en werkt actief mee aan de organisatie van het symposium.
Vrijdag 11 maart 2016, 9.30 u – 17.00 u Museum Dr. Guislain Organisatie: Museum Dr. Guislain en Hospitium vzw, Vereniging voor de Geschiedenis van de Hospitalen en de Zorg www.museumdrguislain.be - www.hospitium.be Inschrijven vóór 6 maart.
museumbulletin > directie
beste museumvriend, beste lezer, Het is een goede traditie om aan het begin van het jaar terug en vooruit te blikken. Als we dat doen, hebben we als Musea alle redenen om trots te zijn. De prestaties van het voorbije jaar waren veelvoudig, divers en boeiend. Het ging daarbij niet alleen om verschillende interessante tentoonstellingen die door de drie museumgroepen op heel uiteenlopende schaal en voor een gevarieerd publiek werden georganiseerd. ‘Passé Composé’ in het Gezellemuseum in het voorjaar vond zijn evenknie met de Groeningeexpositie ‘Mythische Primitieven’ in het najaar. De ontroerende expo ‘Right before I die’ in het Sint-Janshospitaal vulde de nieuwe dynamiek van expo’s hedendaagse kunst aan in het Arentshuis (Stanza, Huib Hoste, Oswald Matthias Ungers) en het Groeningemuseum (Fabienne Verdier, Ellen Harvey, Robert Devriendt). En natuurlijk was die hedendaagse kunst ook volop aanwezig in de binnenstad van Brugge tijdens de triënnale. ‘Extra muros’ was er de tentoonstelling ‘Faces then: Renaissanceportretten in de Lage Landen’ in Bozar waar het Groeningemuseum en het Vlaams Onderzoekscentrum voor de Kunst in de Bourgondische Nederlanden bij betrokken waren, en de expo over de Heilige Joris die als onderdeel van Mons, Culturele Hoofstad van Europa in samenwerking met Musea Brugge tot stand kwam. In 2016 kijken we vooruit naar ‘De Heksen van Bruegel’, die het Hospitaalmuseum in samenwerking met het Catharijneconvent Utrecht heeft georganiseerd en waar wij beroep
doen op de expertise van gastcurator Renilde Vervoort. In het Groeningemuseum komt in het najaar een expo die een unieke en vernieuwende kijk zal bieden op rechtshistorisch erfgoed van binnen en buiten Brugge tijdens het ancien régime. Maar ook achter de schermen werden bergen verzet: dr. Griet Steyaert restaureerde het Laatste Oordeel van Hieronymus Bosch dat straks op de grote exposities in ’s-Hertogenbosch en Madrid te bewonderen is, er werd systematisch materiaal technisch onderzoek verricht naar de eigen collectie schilderkunst uit de 15de en 16de eeuw, er werden restauratiedossiers opgesteld voor werken en voor gebouwen. Bovendien werd een haalbaarheidsstudie uitgevoerd die de mogelijkheden tot uitbreiding van de museale infrastructuur met depot- en expofaciliteiten in kaart bracht. In 2016 zal het Bruggemuseum met NoAarchitecten en Madoc werken aan de inrichting van het Gruuthusemuseum en daarbij ook nieuwe concepten van toegankelijkheid voor mensen met beperkingen ontwikkelen. Het Hospitaalmuseum gaat de herinrichting van het Sint- Janshospitaal plannen en het Groeningemuseum werkt verder aan concepten rond de uitbreiding. Op wetenschappelijk vlak is er ook reden om trots te zijn: in 2015 organiseerde het Vlaams Onderzoekscentrum / Groeningemuseum als onderdeel van de Vlaamse Kunstcollectie een spraakmakende ‘Summer course for the Arts in Flanders’ waar specialisten aan een 18-tal
deelnemers uit Europa, Azië en Amerika een diepgaande cursus aanboden over the ‘The Age of Van Eyck in context’. Ook de ‘Musea Brugge research school’ werd intussen opgemerkt en zal in 2016 herhaald worden om veelbelovende studentes uit België, Frankrijk, Nederland, Duitsland en UK kennis te laten maken met ons erfgoed. We wensen u verder veel leesgenot met dit museumbulletin, waarin een nieuwe aanwinst, de tentoonstelling ‘De heksen van Bruegel’, het erfgoed van Café Vlissinghe en van de Orthodoxe kerk centraal staan. Till-Holger Borchert Hubert De Witte
3
museumbulletin > suvÊe’s portret van burggraaf nicolas de travanet
4
suvée's portret van burggraaf nicolas de travanet Het Groeningemuseum heeft zopas een interessant schilderij van Suvée verworven. Het betreft een psychologisch scherp geobserveerd portret van de Franse burggraaf Nicolas de Travanet, tentoongesteld op het Salon van Parijs in 1796. Door LAURENCE VAN KERKHOVEN
de laatste aanwinst van suvée
Joseph Benoît Suvée, Portret van Pierre Nicolas Joseph Bourguet de Travanet, 1794/95, olieverf op doek, 130 x 97 cm Brugge, Groeningemuseum © Lukas – Art in Flanders vzw, foto Dominique Provost / Musea Brugge
Burggraaf de Travanet laat zich na de woelige periode van de Terreur als een succesvolle militair portretteren door Joseph Benoît Suvée, één van de belangrijkste neoclassicistische kunstenaars. In een typische portretpose zit hij aan zijn werktafel in een comfortabele Lodewijk XVI armleunstoel terwijl hij de toeschouwer met een indringende blik aankijkt. Het bureaublad is bedekt met een opgerold document, een boek en een landkaart van het oostelijke deel van Frankrijk rond de streek van Metz, waar zijn garnizoen gevestigd was.
Zelfbewust pronkt hij in zijn donker uniform van adjudant-commandant van het leger. De knoopsgaten langs de randen van zijn kostuum zijn zorgvuldig uitgewerkt met gouden borduurwerk waarvan de motieven laurierblaadjes imiteren; de kraag en manchetten zijn opgefleurd met dezelfde borduursels. Daaronder draagt hij een modieuze gestreepte gilet in gebroken wit. Rondom zijn hals heeft hij een bijpassende lange witte das die aan de voorkant geknoopt is. Volgens de heersende modevoorschriften zit zijn kniebroek strak om de billen gespannen. Typerend zijn ook de lange laarzen waarvan de lichtbruine voering aan de bovenkant breed om-
5
museumbulletin > suvée’s portret van burggraaf nicolas de travanet
geslagen is. Dit bijzonder populair type laarzen komt vaak voor op schilderijen uit die tijd. Het met een roze lintje bijeengehouden document op de tafel draagt de signatuur en datering 'J:B: SUVÉE, F.' L'AN 3'. Volgens de republikeinse kalender heeft de kunstenaar dit doek gerealiseerd tussen 22 september 1794 en 22 september 1795. Suvée komt dan uit een bijzonder moeilijke periode aangezien hij tijdens de zomermaanden van 1794 opgesloten zat in de Saint-Lazare gevangenis en pas bevrijd kon worden na de executie van Robespierre. Het portret van burggraaf de Travanet wordt samen met dit van zijn vrouw en kinderen voor het eerst tentoongesteld op het Salon van Parijs in 1796, onder nummer 443.1 Het nog steeds bestaande pendantportret van mevrouw de Travanet en haar twee oudste kinderen zou zich nu in een privé-collectie bevinden.
wie is nicolas de travanet? De Travanets staan geboekstaafd als een familie van verlichte aristocraten, afkomstig uit Réalmont – een dorpje gelegen tussen Albi en Castres – in het Franse departement van de Tarn. Oorspronkelijk bezitten ze echter geen adellijke titel, noch een groot fortuin. De 'pater familias' Etienne Bourguet woont met zijn echtgenote en kinderen in een plek genaamd 'La Roque Travanet'. De twee zonen zijn heel ambitieus en beginnen al snel aan een militaire carrière. Jean Joseph Guy, de oudste, wordt op 30-jarige leeftijd in de adelstand verheven en krijgt de titel van markies de Travanet. Zijn jongere broer Nicolas – de geportretteerde – zal de adellijke titel van burggraaf bekomen; na het overlijden van zijn broer Jean Joseph Guy wordt ook híj markies. De benjamin van de familie, Nicolas Bourguet (of Pierre Nicolas Joseph Bourguet) wordt op 12 oktober 1753 geboren in Réalmont. Hij is het
vierde en laatste kind van Étienne Bourguet en Louise Gau de Frégeville. Op 16-jarige leeftijd volgt hij het voorbeeld van zijn oudere broer Jean Joseph Guy en start hij als musketier een beloftevolle militaire loopbaan. In 1791 klimt hij op tot kolonel van het 12de Regiment van de Dragonders, een toen pas opgerichte eenheid van de cavalerie bij het Franse leger. In datzelfde jaar verwerft zijn broer Jean Joseph Guy de abdij van Royaumont die als nationaal goed verkocht wordt. Hij zal dit opmerkelijk monument – één van de grootste cisterciënzerabdijen in het Île-de-France – deels verwoesten en omvormen tot een katoenspinnerij. In 1792 wordt Nicolas bevorderd tot kolonel van het 16de regiment van de cavalerie. Hij bevindt zich op dat ogenblik aan het front in het noordoosten van Frankrijk, in de streek van de Moezel. In Bar-le-Duc - in de regio Lotharingen - wordt hij verliefd op Marie Victoire Gand, wiens vader handelaar is in deze stad. De 22-jarige jongedame valt al snel voor de charmes van de jonge militair met de adellijke titel van burggraaf. Hun burgerlijk huwelijk wordt op 25 april 1792 in de Franse stad Verdun voltrokken. In 1793 wordt Nicolas op 40-jarige leeftijd gepromoveerd tot adjudant-commandant2 van het leger. In datzelfde jaar wordt een eerste dochter, Sophie, geboren. Nicolas vertrekt met vrouw en kind naar Royaumont waar hij zijn broer, de markies Jean Joseph Guy, vervoegt. Op 15 november 1793 worden beide broers echter in Viarmes gearresteerd. Gelukkig voor Nicolas wordt hij al na enkele dagen vrijgelaten; zijn broer de markies heeft echter minder geluk en zal tot begin augustus 1794 moeten wachten vooraleer hij uit de gevangenis bevrijd wordt. Intussen neemt Nicolas de Travanet de taken van zijn oudere broer als hoofdverantwoordelijke van de katoenspinnerij over. Hij verblijft afwisselend in Royaumont en in Parijs waar zijn eerste zoontje Scipion op 22 mei 1794 geboren
1 Dit Salon opent op 6 oktober 1796 (15 vendémiaire) en sluit op 5 november 1796 (15 brumaire). Zie de publicatie van Jean-François Heim, Claire Béraud en Philippe Heim, Les salons de peinture de la Révolution française, 1789-1799, uitgegeven in Parijs in 1989, pag. 55. 2 Dit is een soort officier die voornamelijk belast wordt met administratieve taken.
6
wordt. Waarschijnlijk heeft Nicolas de Travanet in de daarop volgende maanden aan Suvée gevraagd om zijn portret te schilderen. De echtgenote van Nicolas de Travanet moet een zelfzekere vrouw geweest zijn met een sterk karakter die voor haar rechten opkomt. Zo zal ze ervoor zorgen dat haar huwelijkscontract in 1795 herzien wordt volgens het stelsel van 'scheiding van goederen'. Korte tijd nadien geeft ze geboorte aan een derde kind, Lazarine. Bij het overlijden van markies de Travanet op 9 oktober 1795 erft Nicolas de abdij van Royaumont en wordt hij tegen wil en dank verantwoordelijk gesteld voor de erin gevestigde katoenspinnerij. Nadat Napoleon Bonaparte op 9 november 1799 de macht grijpt, wordt Nicolas de Travanet benoemd tot onderprefect van Castres. Tussen 27 maart 1802 en 1 juli 1810 kan hij zijn politieke ambities waarmaken en zetelt hij als parlementariër in de Kamer van Volksvertegenwoordiging waar hij het departement van de Tarn vertegenwoordigt. Eind januari 1812 wordt het echtpaar TravanetGand getroffen door het plotse overlijden van hun oudste dochter Sophie. Enkele maanden later, op 24 maart 1812, overlijdt ook Nicolas de Travanet op 58-jarige leeftijd in Parijs.
in de gevangenis Als 'Peintre du Roi' belandt Suvée van be-
1
2
gin juni tot eind juli 1794 in de beruchte Saint-Lazare gevangenis die gelegen was in de Rue du Faubourg Saint-Denis. Ook Hubert Robert – één van de belangrijkste 18de-eeuwse Franse kunstenaars – wordt in de jaren 1793-94 opgesloten in diezelfde penitentiaire inrichting. Het Parijse Musée Carnavalet bewaart verschillende doeken van zijn hand die ons een beeld geven van het leven in gevangenschap. Zo schildert hij rond 1794 bijvoorbeeld een zicht op een donkere gang in de mannenafdeling van het tuchthuis waarin we enkele gedetineerden zien rondwandelen.
Van diezelfde Hubert Robert is op 11 november 2013 een interessant schilderij geveild in het 'Hotel des Ventes de Bayeux'. Het doek toont de markies de Travanet – de oudere broer van Nicolas – in de Saint-Lazare gevangenis terwijl hij het bezoek krijgt van zijn familie. Uit een open venster op de bovenste verdieping van het sombere gebouw zien we Jean Joseph Guy Bourguet de Travanet naar zijn gasten zwaaien. Volgens de overlevering zou de zittende vrouw met een rode rok de zoogmoeder zijn van de kinderen van Nicolas de Travanet. Sophie, de oudste dochter van Nicolas de Travanet, zou
1 Hubert Robert, Een gang in de
Saint-Lazare gevangenis, ca. 1794, olieverf op doek, 40 x 32 cmParijs, Musée Carnavalet © Musée Carnavalet - Roger-Viollet 2 Hubert Robert, Het bezoek aan
markies de Travanet tijdens zijn hechtenis in de gevangenis SaintLazare, ca. 1794, olieverf op doek, 49,5 x 60 cm © Hotel des Ventes de Bayeux
7
museumbulletin > suvée’s portret van burggraaf nicolas de travanet
1 Joseph Benoît Suvée, Portret
van Charles-Louis Trudaine de Montigny, 1794, olieverf op doek, 60 x 48,5 cm Tours, Musée des Beaux-Arts © Tours, Musée des Beaux-Arts 2 Joseph Benoît Suvée, Portret van
Jean Rameau, ca. 1793, olieverf op doek, 100 x 81 cm Brugge, Groeningemuseum © Lukas – Art in Flanders vzw, foto Hugo Maertens / Musea Brugge 3 Joseph Benoît Suvée, Portret van
Paul De Cock, ca. 1779, olieverf op doek, 65 x 53,5 cm Brugge, Groeningemuseum © Lukas – Art in Flanders vzw, foto Hugo Maertens / Musea Brugge
1
zich aan haar zijde bevinden. Haar jonger broertje, Scipion, zou de baby zijn die klaarblijkelijk door de moeder van de kinderen aan de markies gepresenteerd wordt. Net zoals Hubert Robert tijdens zijn hechtenis kan blijven werken, wordt ook aan Suvée de mogelijkheid gegeven om zijn schilderkunst verder te ontplooien tijdens de twee zomermaanden die hij in de cel doorbrengt. Zo heeft hij enkele aangrijpende portretten kunnen maken van zijn medegevangenen, waaronder de dichter André Chenier (nu in een privé-collectie) en de advocaat Charles-Louis Trudaine de Montigny (nu in het Musée des Beaux-Arts van Tours). Deze
8
twee gedetineerden zullen in tegenstelling tot Suvée niet aan de guillotine kunnen ontsnappen. Als een aanklacht tegen de excessen van de Terreur toont Suvée deze portretten op het Parijse Salon van het jaar 1795.
op een schilderij dat in 1793 tentoongesteld wordt op het Salon in Parijs. In beide beeltenissen laat Suvée de figuren zittend aan hun werktafel plaatsnemen in een sober kamerinterieur met een subtiele lichtinval.
travanet versus rameau en de cock
Het is ook interessant om de recente aanwinst te vergelijken met een vroeger schilderij uit 1779 met de uitbeelding van Paul De Cock, leraar architectuur en directeur aan de Brugse academie. Dit ovale doek is weliswaar veel kleiner dan het prestigieuze portret van 'citoyen Travanet' maar toont reeds duidelijk het onbetwiste meesterschap van de schilder in het perfect weergeven
Het schilderij van burggraaf de Travanet vormt een mooie en kwaliteitsvolle aanvulling op de reeds aanwezige portretten door Suvée in de collectie van het Groeningemuseum. De pose van de geportretteerde militair sluit nauw aan bij deze van Suvée's schoonvader, Jean Rameau,
2
3
van de psychologie en persoonlijkheid van ieder individu. Suvée heeft het decor in dit busteportret tot zijn meest eenvoudige vorm herleid en de figuur in driekwart houding tegen een neutrale achtergrond geplaatst. De Cock draagt hier nog een pruik in tegenstelling tot Nicolas de Travanet die enkele decennia later met zijn natuurlijke haardos op onverbloemde wijze geportretteerd wordt als een licht kalende veertiger. Het portret van Nicolas de Travanet is geschilderd door een kunstenaar in volle maturiteit die er perfect in geslaagd is een rake beeltenis te geven van een fiere en ambitieuze militair in zijn tenue van adjudant-commandant van het leger. Zoals in de meeste van zijn portretten bereikt Suvée hier een grote zeggingskracht zowel door de scherpe psychologische observatie als door de fijne schildertechniek. Kunsthistorisch vormt het Travanet-portret als het ware de bekroning van Suvée's carrière als gevierd portrettist.
Korte bibliografie m.b.t. Nicolas de Travanet - Veilingcatalogus Hotel des Ventes de Bayeux, 11 november 2013, pp. 8-9 - F. Klein, ‘Les Travanet: une famille d’aristocrates éclairés (1791-1825)’, in: Royaumont au XIXe siècle, les métamorphoses d’une abbaye, Paris: J.-F. Belhoste en N. Le Gonidec, 2008, pp. 105-113 - F. Klein, Du monastère à l’usine, les frères Travanet à Royaumont 1791/1825, augustus 2007 (onuitgegeven document) - A. Robert en G. Cougny, Dictionnaire des parlementaires français ...: depuis le 1er mai 1789 jusqu’au 1er mai 1889..., Paris: Bourloton, 1889, p. 444 - Explication des ouvrages de peinture .... exposés dans le Grand Salon du Musée central des Arts, An 5 de la République, p. 65, nr. 443
9
museumbulletin > waarom zijn de heksen van bruegel?
‘De heksen van Bruegel’ Sint-Janshospitaal 25 februari tot 26 juni 2016 Catalogus beschikbaar in het Nederlands en het Engels
waarom zijn de heksen van bruegel? Van 25 februari tot 26 juni 2016 gaat het Sint-Janshospitaal de heksentoer op met de tentoonstelling ‘De heksen van Bruegel’. Deze expo gaat in op de voorstelling van hekserij door Hollandse en Vlaamse meesters. Renilde Vervoort, die in 2011 promoveerde rond dit onderwerp aan de universiteit van Nijmegen, legde met haar onderzoek de basis van deze tentoonstelling die vorig jaar reeds te zien was in het Catharijneconvent in Utrecht. Door DR. RENILDE VERVOORT
1 Pieter van der Heyden naar Pieter
Bruegel de Oude, Sint-Jacob bij de tovenaar, 1565 Amsterdam, Rijksmuseum 2 Frans Francken II (1581-1642),
Heksenkeuken, 1604 Antwerps gildemerk en jaartal 1604 op de rugzijde Bazel, Collectie Dreyfus-Best
10
Aan het begin van mijn onderzoek, toen ik een groot aantal 17de-eeuwse heksenvoorstellingen verzameld had, viel me op hoe we – zonder al te veel moeilijkheden – heksen kunnen herkennen. Maar wanneer ik 16de-eeuwse heksenvoorstellingen bekeek, was dat heel wat minder duidelijk, op 15de-eeuwse werd het al helemaal moeilijk. Oudere voorstellingen kon ik niet eens vinden. Ik vroeg me af hoe dat kwam, was hekserij niet iets van alle tijden? Er waren toch al heksen in de middeleeuwen en zelfs de oudheid? Werden ze dan niet afgebeeld, of herkennen we ze niet als dusdanig? Nu moet ik toegeven dat ik het verkeerd voor had: hekserij is immers niet van alle tijden. Heksen werden bedacht, uitgevonden door ge-
leerden, theologen en juristen die vanaf de 15de eeuw vreesden dat sommigen mensen met de duivel een pact hadden gesloten met als doel de christelijke maatschappij omver te werpen. Inquisiteurs beschreven de ketterse heksensekte in handboeken. Rechtsgeleerden zoals de Bruggeling Joost de Damhouder, namen het nieuwe misdrijf op in de rechtspraak. Hoe komt het dan dat de 17de-eeuwse heksen zo herkenbaar zijn voor ons terwijl die van de 15de en 16de eeuw minder duidelijk zijn? Het antwoord ligt in de titel van deze tentoonstelling: Pieter Bruegel wist heksen op zo’n kernachtige manier voor te stellen zodat andere kunstenaars hem hebben gevolgd. De Antwerpse uitgever Hieronymus Cock bracht Bruegels prent in 1565
1
2
op de markt. De heksenvervolgingen waren toen – na een periode van weinig vervolgingen – in alle hevigheid los gebarsten. Oorzaak was een plotse koudegolf die Europa teisterde, bekend als de Kleine IJstijd. Hierdoor werd het weer zeer koud en er viel veel sneeuw. Mensen en dieren stierven van de koude. De zomers waren eveneens koud en nat, en bovendien vernielden zomerse hagelstormen en windhozen de al magere oogst. Prijsstijgingen en hongersnood was het gevolg. Het leek alsof het einde der tijden was aangebroken. Mensen zochten naar een verklaring en al gauw bleek dat de heksen voor het bar slechte weer verantwoordelijk zouden zijn. Cock meende dat de tijd rijp was om een prent over deze heksen op de markt te brengen. Pieter Bruegel kreeg de opdracht. Cock, de uitgever, schakelde waarschijnlijk een copy-writer in die Bruegel adviseerde over het inhoudelijk aspect van zijn opdracht. Deze, wellicht een geestelijke of een rechtsgeleerde, was goed vertrouwd was met de heksentheorie en informeerde Bruegel hierover. De verdienste van Pieter Bruegel ligt er niet in dat hij het heksbeeld ‘uitvond’, maar wel dat hij er in slaagde om precies deze betekenisvolle details uit de
heksenleer te lichten zodat zijn tijdgenoten begrepen waarover het ging. Het meest slimme vondst is de haard. Mensen wisten al lang dat duivels en boze geesten gesloten huizen konden binnendringen via de schouw. Al vanaf de eerste handboeken voor inquisiteurs merkte de auteurs op dat heksen via de schoorsteen gesloten huizen konden verlaten om naar de sabbat te vliegen, en dergelijke verhalen deden ook de ronde. Bruegel maakte als eerste gebruik van de haard als een symbool om duidelijk te maken dat heksen zo op hun bezem wegvlogen. Hij laat niet alleen zien hoe een heks de schoorsteen uitkomt, maar ook hoe ze er op haar bezem vertrekt naar de sabbat of erop uit trekt om kwaad aan te richten. Hij zette een heksenketel in het haardvuur, een logische plaats om toverdrank te brouwen. Het haardmotief, de idee was dus al bekend, werd zo een visuele sleutel om te begrijpen dat we met heksen hebben te doen. Latere kunstenaars maakten graag gebruik van de haard, zoals het groot aantal schilderijen, tekeningen en prenten bewijst. De eerste kunstschilder die goed gebruik heeft gemaakt van de Bruegelprent, was Frans Franc-
ken II die vanaf 1604 heksenwerken schilderde. Hij produceerde samen met zijn atelier een groot aantal werken en verspreidde zo verder het heksbeeld dat Bruegel had ontwikkeld. Hij laat heksen gebruik maken van de parafernalia van de geleerde tovenaars: ze raadplegen toverboeken, gebruiken tovercirkels, hebben wassen voodoo poppen en smeren mekaar in met vliegzalf. David II Teniers volgde in zijn voetsporen. Meer dan dertig heksenwerken zijn bewaard gebleven. Heksenvoorstellingen waren bestsellers in beide ateliers. Anderen kunstenaars volgden. Eerdere tentoonstellingen legden de nadruk op de gruwelijke geschiedenis van de heksenvervolgingen. Dit is de eerste tentoonstelling specifiek gewijd aan de verbeelding van hekserij in de kunst van de Lage landen, ontstaan ten tijde van de heksenvervolgingen zelf. Bezoekers zullen een groot aantal hekserijwerken kunnen bewonderen, allen ontworpen door kunstenaars uit Holland en Vlaanderen. Het zal duidelijk zijn hoe Pieter Bruegel het heksbeeld heeft beïnvloed, zodat we zijn heksen tot op vandaag feilloos kunnen herkennen.
11
museumbulletin > 500 jaar café vlissinghe
500 jaar café vlissinghe
een feestjaar rond het erfgoed van brugges oudste herberg
In oktober 2013 rolt een vraag binnen in de mailbox van Erfgoedcel Brugge. In 2015 wil Café Vlissinghe, de zelfverklaarde oudste kroeg van Brugge, haar 500 jarig bestaan vieren. Kan de erfgoedcel hen hierbij helpen? Kort daarna worden de eerste contacten gelegd voor een voorbereidend traject dat een jaar lang zal groeien. En dat tot 21 januari 2015, het startschot van het feestjaar ‘500 jaar Café Vlissinghe’. Begin 2016 blikken we vanuit Erfgoedcel Brugge graag terug op een boeiende en veelzijdige samenwerking met het café en haar stamgasten, met erfgoed als rode draad. Door LIEVEN DE VISCH
er was eens een café… Van 1906 tot 1938 houdt Café Vlissinghe gastenboeken bij. In totaal bevatten ze zowat 10.000 namen van bezoekers. Van 1939 vinden we nog drie pagina’s terug en in 1942 slechts één enkele bladzijde. Enkele beroemde bezoekers uit binnen- en buitenland vinden hun weg naar het oudste café van Brugge en laten hun naam achter in de boeken. Zo bezoekt Constant Permeke het café, evenals de Italiaanse schrijver Marino Moretti in 1927 of Willem Pape, hofschilder van de laatste Duitse keizer Wilhelm II. Foto: cel fotografie Stad Brugge
12
Vlissinghe genaamd. Goed verstopt in de Blekersstraat, wijk Sint-Anna in hartje Brugge. Pittoresk en trots op haar rijke verleden. Het uithangbord aan de gevel verraadt dit al: 'Herberghe Vlissinghe 1515' lezen we in sierlijke letters. Een verwijzing naar eerder onderzoek, waarbij uit vermelding in de Brugse archieven bleek dat Café Vlissinghe één van Brugges oudste kroegen is . Een blik binnenin versterkt meteen dit gevoel. Geen 16de-eeuws interieur uiteraard, maar een sprong terug tot eind 19de eeuw. Dan krijgt Café Vlissinghe het gezicht dat we vandaag nog zo goed kennen. Als de muren konden praten, dan zouden zij samen met de schilderijen, foto’s en andere objecten vast en zeker een boeiend verhaal vertellen.
Dat denkt ook uitbater Bruno Chinitor in de aanloop naar die 500ste verjaardag. Alleen weet hij niet meteen hoe hij al die rijkdom naar buiten kan brengen. Erfgoedcel Brugge denkt graag mee. Zo groeit het idee om het erfgoed van Café Vlissinghe als rode draad te nemen voor het programma tijdens het feestjaar. Die rode draad krijgt letterlijk vorm in een reeks kleine tentoonstellingen in de inkomhal van de herberg. Zes betekenisvolle erfgoedobjecten staan er telkens gedurende twee maanden in de spotlights. De oude gastenboeken, die sinds 1906 getuige zijn van de bekende en minder bekende bezoekers die vanuit alle windstreken het café bezoeken, komen eerst aan bod. Het schilderij ‘De oude Teunis en zijn Wijf’, met portretten van de mythische eerste eigenaars
van Vlissinghe, staat symbool voor de vroegste geschiedenis van de herberg. De porseleinen bierkraan legt de link met het brouwersverleden. De krulbollen (die uiteindelijk gaaibollen blijken te zijn) vormen een uitnodiging om opnieuw oude volksspelen te introduceren. De drankbekers van het kunstenaarscollectief ‘Kunstgenegen’ vertellen over de kracht van verenigingen en het artistiek verleden van het café. De oude spaarkas tenslotte staat symbool voor vergeten en vernieuwde cafétradities. Vertrekkend vanuit elk van deze objecten gaat een werkgroep aan de slag. In samenwerking met verenigingen, erfgoedinstellingen en andere geïnteresseerden werken zij activiteiten uit. Bij elk object hoort een causerie in de herberg; maar ook aanvullende tentoonstellingen, wandelingen, een bierdegustatie en een ‘cabaret artistique’ passeren de revue. Elke mini-expo in de inkomhal krijgt ook een filmpje met getuigenissen van cafébezoekers en bewoners van pakweg de laatste 60 jaar. Onder coördinatie van Erfgoedcel Brugge zijn zowel de interviews, de opnames als de montage het werk van vrijwilligers. De samenwerking tussen een stamgast die ook cameraman is, de stadsfotograaf en de Erf-
goedcel resulteert hierbij ook in een inleidend filmpje. Een groep vrijwilligers figureert met plezier tijdens de opnames. Villa Bota, het medialab van het Brugs jongerencentrum Entrepot, zorgt voor de montage. Het stop motion filmpje wordt gebruikt tijdens de opening in januari, om daarna via Facebook en You Tube verder te leven.
samenwerken is de sleutel Als erfgoed de motor is, dan heb je nood aan goede bestuurders om telkens de juiste weg in te slaan. Voor die bestuurders heb je mensen met uiteenlopende achtergronden en interesses nodig. Zij vormen de sleutels voor een gesmeerd project; ze zijn de lopers die ook vele andere inhoudelijke deuren kunnen openen. '500 jaar Café Vlissinghe' kent een organische en wisselende participatie. Doorheen het jaar werken diverse personen, instellingen en verenigingen vanuit hun eigen interesse en expertise mee. Erfgoedcel Brugge treedt op als coördinator, motivator en bewaker van de programma-ontwikkeling . Tegelijk zoekt de erfgoedcel ook naar kansen en opportuniteiten in het eigen werkveld, door erfgoedinstellingen en -verenigingen warm te maken
voor het project. Zo wordt het feestjaar een mooi voorbeeld van kruisbestuiving, waarbij kennis en interesses worden gebundeld. En uit die nieuwe verbindingen groeien vaak ook latere engagementen in het project. Zo verzorgt het Brugse Stadsarchief eerst een lezing rond de brouwersgeschiedenis van Vlissinghe en biedt het later onderdak aan een tentoonstelling rond het fin-de-siècle kunstenaarsgezelschap ‘Kunstgenegen’. Aan de basis van die tentoonstelling ligt het onderzoek van één van de stamgasten. Een werkgroep met ondermeer erfgoedcel, Groeningemuseum en stadsarchief werkt het verder uit tot een expo. Zo steunt het ganse feestjaar op een steeds groeiende ketting van vrijwilligers en professionals die elkaar versterken vanuit hun eigen kennis en gedeelde passies. De resultaten zijn soms verrassend.
de vlissinghe krulbolcup Frank De Velder is lid van de Brugse heemkring Maurits Van Coppenolle. Hij wil graag meewerken aan ’500 jaar Café Vlissinghe’, want hij kent het café goed. Iedere week kan je hem in de tuin vinden, wanneer hij met de ‘Heavy
13
museumbulletin > 500 jaar café vlissinghe
Metals’ de petanquebaan onveilig maakt. Als lid van de werkgroep maakt hij kennis met Honoré Chinitor, de vader van waard Bruno. Samen willen ze meer te weten komen over de krulbolgeschiedenis van Vlissinghe. In het café hangt immers een prachtig schilderij uit 1880 waarop de toenmalige gasten fier poseren voor de verdwenen bolbaan. Samen met Erfgoedcel Brugge kloppen ze aan bij de Belgische Krulbolbond en het VlaS (Vlaamse traditionele sporten). En wat blijkt: de petanquebaan heeft maar een aantal kleine ingrepen nodig om te kunnen krulbollen. Er wordt naar geschikte bollen gezocht. De eerste tests smaken naar meer ... Waarom in de zomer geen toernooi organiseren? De Vlissinghe Krulbolcup? De werkgroep gaat opnieuw rond de tafel zitten. De Krulbolbond wordt gevraagd of ze enkele initiaties willen geven. En de promo voor de Vlissinghe Krulbolcup start. Het is een prachtige zomer. Stamgasten en toeristen verkennen het bollen en de baan. En ook het toernooi is een succes.
14
De teams strijden twee volle dagen tegen elkaar. Uitbater Bruno diept speciaal een beker op bij een van zijn oudere klanten, die hij overhandigt aan de Westduinse Krulbolbolders. Hebben jullie er iets op tegen dat we er een wisselbeker van maken? Want dit vraagt om herhaling. Bij de uitreiking wordt meteen beslist om volgend jaar opnieuw de krulbolcup te organiseren. Een oude traditie is van onder het stof gehaald, een nieuwe traditie is geboren.
wat goed is, heeft tijd nodig Een oude wijsheid, maar in de praktijk vaak niet haalbaar. '500 jaar Café Vlissinghe' is hierop een uitzondering. We spreken dan ook liever van een traject dan van een project. Want vanuit de keuze om de feestelijke activiteiten over een volledig jaar te spreiden en er ook bijna een jaar voorbereiding aan te wijden, kregen heel wat ideeën de kans om te rijpen en zich ten volle te ontwikkelen. Ook voor een geslaagde communicatie is tijd
Dit prachtig werk van kunstschilder Antoon Joostens toont de groep van trouwe stamgasten (de zogenaamde Vlissingeois) rondom de figuur van Jacques De Meulemeester tijdens hun favoriete tijdverdrijf: krulbol op de oude baan in de tuin van Café Vlissinghe. Dit pronkstuk uit 1880 hangt nog steeds in het café en geeft een unieke kijk op het caféleven en de stamgasten op het einde van de 19de eeuw. Foto: cel fotografie Stad Brugge
een belangrijke factor. Zo kiest ‘500 jaar Café Vlissinghe’ niet voor eenmalige acties, wel voor een een klassieke communicatie (flyers, folders, posters) in een steeds terugkerende stijl, geholpen door heel wat mond-aan-mondreclame. Het consequent gebruik van de eigen facebook- en webpagina’s van Café Vlissinghe, telkens gevuld met talrijke foto's van voorbije evenementen, bleek de reeds bestaande achterban te enthou-
Tijdens de Tweede Wereldoorlog tovert de uitbater van Café Vlissinghe haar oude krulbolbaan om tot een moestuin voor extra proviand. Het is pas in de jaren ’80 dat er opnieuw een bolspel in de tuin wordt gespeeld, ditmaal in de vorm van het toen moderne petanque. Tijdens ‘500 jaar Café Vlissinghe’ verandert cafébaas Bruno Chinitor die opnieuw in een multifunctionele nieuwe bolbaan die de burgemeester op het feestjaar inhuldigt. Een oude traditie krijgt een nieuw leven. Foto: Musea Brugge
Frank De Velder werkt als lid van een Brugse heemkring mee aan het project ‘500 jaar Café Vlissinghe’. Ann Absolon is de dochter van de vroegere uitbaatster. Ook zij maakt deel uit van de actieve kern vrijwilligers van het project. Samen vormen ze tijdens de zomer een team tijdens de eerste Krulbolcup en werken ook mee aan de editie 2016. Foto: Musea Brugge
siasmeren en deze ook verder uit te breiden. Een ander voordeel van een jaar lang activiteiten is de mogelijkheid om ideeën en acties langzaam te laten doordringen. Dit maakt de kans op effectief engagement ook groter. Een treffend voorbeeld hiervan is de 'kaartjesactie' voor ‘500 jaar Café Vlissinghe’. De bezoekers van de herberg kunnen hun verjaardagswensen per post opsturen en dus een kaartje vanuit hun thuisland of reisbestemming naar Café Vlissinghe posten. Dit allemaal in navolging van de vele binnen- en buitenlandse bezoekers die op het einde van de 19de eeuw hun sporen nalieten in de gastenboeken en bewaard postverkeer.
Elke kaart krijgt een plaats in het café en op de facebookpagina. Zo ontstaat een communicatieve en ludieke leidraad voor het feestjaar. Waar in het voorjaar de oogst nog mager is en de reacties op Facebook schuchter, blijkt het najaar een grote hit. Zo wordt de kaartjesactie een eenvoudig, maar waardevol teken van verbondheid tussen het café en zijn bezoekers.
de ‘orde van 500’ Tijdens ‘500 jaar Café Vlissinghe’ is de herberg de uitvalsbasis voor zowat elk initiatief. Dit heeft als groot voordeel dat er altijd al een basispubliek is: Bruggelingen en bezoekers uit
binnen- en buitenland. Het feestjaar geeft een extra dimensie aan hun cafébezoek en lokt uiteraard ook een nieuw publiek naar de herberg. Maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat het erfgoed ook na het feestjaar op verdere zorg en aandacht mag rekenen? Vanuit de eerste contacten met de stamgasten is duidelijk dat een groter besef van de erfgoedwaarde hen meer zin geeft om met het materiaal aan de slag te gaan. Binnen de werkgroep groeit zo het idee van een blijvende harde kern, die zich verder wil inzetten voor het erfgoed van Café Vlissinghe als Erfgoedcel Brugge niet meer de coördinerende partner is.
15
museumbulletin > 500 jaar café vlissinghe
Op 21 december sluit Café Vlissinghe haar feestjaar vol erfgoed symbolisch af. Dit gebeurt met de oprichting van de ‘Orde van 500’. Een verzameling enthousiastelingen die doorheen het feestjaar het erfgoed van Vlissinghe een warm hart hebben toegedragen en dit in 2016 ook willen voortzetten. Op het slotfeest mogen zij allen plechtig hun naam op de oorkonde van de Orde schrijven. Een aandenken aan het voorbije project en tegelijk een aansporing voor de zorg van het erfgoed in de nabije toekomst. Foto: Andy McSweeney Photography
De 'Orde van 500' ontstaat. Bij de start van het feestjaar krijgt iedereen een lidkaart, met plaats voor drie stempels. Deze stempels verzamel je bij alle activiteiten. Een volle kaart is goed voor het lidmaatschap van de 'Orde van 500', die opgericht wordt op het einde van het feestjaar. Deze orde moet ook in 2016 en de volgende jaren het erfgoed van Café Vlissinghe verder in de kijker plaatsen door initiatieven te hernemen (de lezingenreeks, het krulboltoernooi) en door nieuwe projecten met andere partners uit te werken (de inventarisatie van het erfgoed, de restauratie van enkele objecten).
de eindbalans Voor Erfgoedcel Brugge is ‘500 jaar Café Vlissinghe’ een uitgelezen kans om een ondersteunende werking op te zetten rond belangwekkend privaat erfgoed dat niet beheerd wordt door een instelling of organisatie die erfgoedzorg en -ontsluiting tot zijn of haar primaire taken rekent. In de praktijk blijkt de kruisbestuiving met de collecties van Brugse erfgoedinstellingen één van de grote troeven van dit traject. Bijvoorbeeld de wisselwerking met de collecties van het Groeningemuseum voor de expo over Kunstgenegen. Het Volkskundemuseum, de bewaarplaats van de oude gastenboeken, voelt zich door onze samenwerking aangemoedigd om zelf in te zet-
16
ten op het Burgse caféverleden. En het Brugse Stadsarchief stelt zijn collectie en kennis ter beschikking op verschillende momenten doorheen het ganse jaar. Voor Vlissinghe levert het feestjaar niet alleen nieuwe kennis en inzichten op, maar ook veel onverwachte ontmoetingen. Vers bloed, nieuwe klanten en oude bekenden. Nu allen ook verenigd in de ‘Orde van 500’, die hen hopelijk ook in de toekomst naar zijn café zal brengen voor een drankje en een vleugje erfgoed. Bedoeling is alvast dat de orde elk jaar in december samenkomt. Daarbij hoort ook de hernieuwde traditie van het ‘kazakken met haring’ eten, die dankzij sterrenchef Geert Van Hecke van de Karmeliet – ook een stamgast trouwens – een ware make-over heeft gekregen. Er zijn ook heel wat blijvende resultaten. Zo is er de Vlissinghe-indoortour op de Brugse stadsapp Xplore Bruges, alsook de aangepaste menukaarten waarin stukjes geschiedenis zitten verweven. De verhalen van de oude stamgasten en uitbaters zijn vereeuwigd op een dvd, en in de tuin kan je voortaan krulbollen. Deze participatieve werking met een kleine actieve kern past ook perfect in een museale context of bij een archiefinstelling. De verhalen en objecten zijn er voor handen. Een traject als '500 jaar Café Vlissinghe' bewijst dat vanuit een
doorgedreven visie, een concreet doel en heel wat tijd en geduld mensen vanuit erg diverse hoeken samen een gemeenschappelijk doel kunnen bereiken. Een investering dus die de moeite waard is om te integreren in bestaande erfgoedwerkingen. Alle programma’s, zaalteksten, getuigenissen en filmpjes zijn on-line beschikbaar via www.cafevlissinghe.be/500
museumbulletin > het erfgoed van de orthodoxe kerk in kaart gebracht
het erfgoed van de orthodoxe kerk in kaart gebracht Elk kerkbestuur is bij wet verplicht om een inventaris van haar roerend patrimonium bij te houden. In de praktijk zien we dat ondanks de goede wil, de kwaliteit van deze inventarissen erg verschillend is. Sommige beperken zich tot een summiere opsomming van kunstwerken. In andere gevallen is lange tijd ondergewaardeerd patrimonium niet opgenomen. Vaak is er ook geen beeldmateriaal of beperkt dit zich dit tot de belangrijkste werken. Kortom, er is nog heel wat werk aan de winkel aan de inventarissen van onze kerken. Door BENOIT KERVYN
gezocht: vrijwilligers met een hart voor religieus erfgoed In 2014 organiseerde de provincie WestVlaanderen, samen met Erfgoedcel Brugge en de consulent religieus erfgoed, de tweedaagse vorming ‘Religieus erfgoed in goede handen’. Het doel was kerkbesturen warm maken voor een professionele aanpak rond behoud, beheer, beveiliging … van hun vaak erg belangrijk kunstpatrimonium. Een goede inventarisatie is daarbij onontbeerlijk. Vanuit die optiek wenste Erfgoedcel Brugge een traject op te starten rond inventarisatie met vrijwilligers. Hiertoe werd eerst gepolst bij de 28 kerkbesturen van het Brugse grondgebied naar
hun interesse. Op basis van de positieve reacties werd gekozen om te starten met een historische kerk uit de binnenstad (Sint-Gillis) en een minder gekende bidplaats, m.n. de Orthodoxe kerk gekend onder de naam de kerk van de HH. Konstantijn en Helena. De oproep voor vrijwilligers bleek een schot in de roos. Een 35-tal personen stelde zich kandidaat; 23 werden weerhouden en begin januari 2015 stonden vier ploegen in ‘hun’ kerk. Elke ploeg komt een (vaste) halve dag en bestaat uit een vijftal mensen. Hun achtergrond is heel divers: pas afgestudeerden op zoek naar werk, (jong)gepensioneerden, stadsgidsen … Eén zaak hebben ze gemeen: hun liefde en interesse voor het Brugse erfgoed. De maandag werd
17
museumbulletin > het erfgoed van de orthodoxe kerk in kaart gebracht
de vaste dag voor de Orthodoxe kerk met een ploeg in de voor- en namiddag. De inventarisatie gebeurt in een hiertoe ontwikkelde module ‘religieuze collecties’ binnen de provinciale databank Erfgoedinzicht. De provincie West-Vlaanderen zorgde voor een invulbestand, terwijl de afdeling Collectie & Documentatie van Musea Brugge hielp bij de samenstelling van een koffer met allerlei materiaal: meter, vergrootglas, schrijfgerief, labels… Erfgoedcel Brugge zorgde ook voor de aankoop van een mobiele fotostudio. De consulent religieus erfgoed verzamelde enkele naslagwerken rond icongrafie, zilvermerktekens … Zo was eind 2014 alles klaar om te starten met de inventarisatie.
blik op de orthodoxe gemeenschap
1
1 Het Heiligdom of koor van de Brugse kerk van de HH. Konstantijn en Helena
Foto: door de vrijwilligers tijdens de inventarisatie 2/3 De vrijwilligers in actie
Foto: door de vrijwilligers tijdens de inventarisatie
18
De Orthodoxe gemeenschap in Brugge bestaat ondertussen 20 jaar. Ze is sinds 2007 gehuisvest in de voormalige Sint-Joostkapel van het gelijknamig gasthuis, een eigendom van het OCMW Brugge (Ezelstraat 82). De parochie behoort tot het Aartsbisdom van België binnen de jurisdictie van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel. De gemeenschap, met orthodoxe christenen uit Griekenland, Syrië, Rusland, Servië, Roemenië, Bulgarije, Georgië, Polen en België (en jaarlijks ook enkele studenten van het Europacollege), wordt geleid door priester Vader Bernard Peckstadt. Samen met twee parochieassistenten verschafte hij de vrijwilligers de nodige uitleg over hoe bepaalde zaken tijdens de diensten gebruikt worden, wat de juiste benaming is … Uiteindelijk stelden we vast dat vele zaken uit de Orthodoxe Kerk overeenkomen met hetgeen we kennen (of kenden) uit onze katholieke kerken, dit zowel naar de voorwerpen - weliswaar vaak met andere benamingen - als naar de gebruiken toe.
aan de slag Alle voorwerpen - zowel in de kerk, het heiligdom (koor), als in de sacristie - werden geïnventariseerd. Gaande van metaal (edelsmeedwerk
stijl van het ‘rijke Roomse leven’ die de Westerse Kerk hanteerde in haar liturgie tot het Concilie Vaticanum II (1962-1965), om dan de weg in te slaan van sobere diensten. Dit uiterlijk vertoon veruitwendigt zich niet enkel in het uitbundig bewieroken, maar ook in de gewaden met veel damast en brokaat met gouddraad, en versierd met (edel)stenen, franjes, kwasten en galons. De borstkruisen zijn indrukwekkende juwelen van zilver, (edel)stenen, email, filigraanwerk, parelmoer. Ook de gewijde vaten en andere liturgische voorwerpen zoals de zilveren boekomslagen zijn een staaltje van kunstambacht. De Orthodoxe iconografie vraagt wel om enige kennis. De meeste voorstellingen vertonen natuurlijk gelijkenissen of parallellen met de Westerse religieuze iconografie. Maar uiteraard zijn er ook typische Byzantijnse thema’s zoals de Christus Pantocrator, de deësis, de Moeder Gods van het teken, het zesarmig kruis… Daarnaast waren er ook specifieke objecten eigen aan de Oosterse kerk waar de vrijwilligers nog nooit van hadden gehoord. Zoals het antimension, een zijden doek die opgevouwen wordt onder het evangelieboek en waarop Christus’ graflegging is voorgesteld. Of het artoforion (tabernakel), de diskos (ronde schaal in edelmetaal), of prosfora (offerbroodje van tarwemeel, water, gist en een beetje zout). Bijzonder zijn ook de dikirion en trikirion, een kandelaar met respectievelijk twee en drie kaarsen die gebruikt worden door de bisschop om te zegenen.
2
3
bijzondere klederdracht en koperen voorwerpen) tot iconen en textiel. Elke vrijwilliger had zijn/haar specifieke taak. De ene stond in voor het opmeten van het voorwerp, andere beschreven het, iemand voerde de gegevens in het bestand, enkelen ontfermden zich over het fotograferen van het kunstwerk en anderen brachten het inventarisnummer aan op het object (vernis/inkt/vernis-methode). Telkens werd ook gekeken welke de toekomstige beste manier van opbergen was voor het voorwerp. Zo dient het textiel van de Orthodoxe Kerk op
een specifieke manier geplooid te worden, worden zilveren voorwerpen die niet vaak gebruikt wordt best in een luchtledige verpakking opgeborgen … Kortom, instaan voor een goed behoud en beheer. De consulent religieus erfgoed begeleidt de vrijwilligers bij elke stap van de inventarisatie.
een rijke liturgie en iconografie De Orthodoxe liturgie kan je vergelijken met de
Zoals de Westerse Kerk kent de Oosterse Kerk ook diverse kleuren voor haar liturgische gewaden, en dit telkens verbonden aan een specifiek kerkelijk feest of gebeuren. Voor een kleine gemeenschap als de Brugse Orthodoxe Kerk is de collectie religieus textiel wel uitzonderlijk uitgebreid. Diakens, priesters en bisschoppen hebben elk hun specifiek gewaad met onderdelen. Zo draagt de priester een sticharion (albe), daarbovenop het epitrachelion (stola), het epigonation (het zwaard, een vierkant stuk stof hangend
19
museumbulletin > het erfgoed van de orthodoxe kerk in kaart gebracht
1
20
2
1 Icoon Moeder en Kind in een rijkelijk versierde omlijsting
Foto: door de vrijwilligers tijdens de inventarisatie 2 Zilveren borstkruis met houten Christus aan het kruis erin vervat
Foto: door de vrijwilligers tijdens de inventarisatie 3 Zeon met Grieks kruis in medaillon
Foto: door de vrijwilligers tijdens de inventarisatie
3
aan zijn rechterzijde), vervolgens de zoni (gordel), dan komen de epimanikia (manchetten) en tenslotte het felonion (kazuifel). De diakens dragen enkel sticharion en het orarion (diakenstola). De bisschoppen dragen verder nog een omoforion (soort stola maar zo gedrapeerd dat een afhangend deel vooraan hangt en het ander deel op de rug hangt), een borstkruis, een panaghia of enkolpion (kleine ovalen icoon van Christus of de Moeder Gods, hangt naast het borstkruis) en de mitra (mijter).
jong erfgoed Aangezien de Orthodoxe gemeenschap nog niet zo oud is, konden we ons, in tegenstelling met wat we gewoon zijn te vinden in vele andere Brugse kerken en kloosters, verwachten aan een tamelijk recent (kunst)patrimonium. Op enkele stukken na uit de negentiende eeuw, is de collectie te dateren tussen 1990 en 2015. Alle objecten zijn vervaardigd in Griekenland, op een
tweetal stukken uit Bulgarije na. Dit geldt ook voor de iconostase of iconenwand die het schip van de kerk scheidt van het ‘heilige der heiligen’ (koor). Het is vervaardigd uit lindenhout en werd met de hand gesculpteerd in Thessaloníki. Eenzelfde herkomst voor de koperen polyelos (grote luchter). De iconen, met hun typische iconografie, techniek en kleurgebruik werden geschilderd onder leiding van Aartspriester Chrysostomus Pynenburg. Ze stellen naast Christus Pantocrator, de Moeder Gods, ook de Annunciatie, de evangelisten alsook de patronen van de kerk, Konstantijn en Helena, alsook meer typische Oosterse heiligen voor. Een deel van het koorgestoelte werd vervaardigd door leerlingen van het zevende jaar houtbewerking van het VTI van Diksmuide, terwijl het overige meubilair zoals de koorlezenaar, het kaarsenmeubel, de ambon eveneens in Thessaloníki zijn vervaardigd.
Als laatste werden de indrukwekkende muurschilderingen opgenomen in de inventaris. Naast mannelijke en vrouwelijke heiligen vinden we de afbeeldingen van de belangrijkste liturgische feesten en boven de iconostase Christus die de communie aan de apostelen uitreikt.
vruchten van de inventarisatie Na zes maanden elke maandag te zijn samengekomen, was eind juni 2015 de inventarisatie van het patrimonium van de Orthodoxe kerk te Brugge een feit. Niet minder dan 260 voorwerpen kwamen door de handen van de vrijwilligers. In feite meer omdat, zeker wat betreft het textiel, een nummer uit meerdere onderdelen bestaat. De inventarisatie werd feestelijk afgerond met een receptie gevolgd door een kaasen wijnavond voor de vrijwilligers, aangeboden door de Orthodoxe kerk en Erfgoedcel Brugge. In de daarop volgende maanden werd nog
21
werk gemaakt om de foto’s te koppelen aan de beschrijvingen, alle beschrijvingen na te zien en eventuele correcties aan te brengen. De Orthodoxe kerk selecteerde vervolgens welke gegevens voor het breed publiek toegankelijk gemaakt mogen worden. Zo is sinds eind januari de collectie te bezichtigen op www.erfgoefinzicht.be en dit als eerste Orthodoxe gemeenschap in Vlaanderen. Naar aanleiding van Erfgoeddag 2015 stelde de consulent religieus erfgoed ook een tentoonstelling samen met de eerste resultaten van de inventarisatie. We ronden af met een veelzeggende bedenking van één van de vrijwilligers: ‘Sinds we dit doen, kijk ik met andere ogen naar religieus erfgoed. Elk object nodigt uit om het verhaal erachter te kennen, de voorgestelde iconografie er van te begrijpen, de gebruikte techniek dichterbij te bekijken. Kortom, dit vrijwilligerswerk biedt op vele vlakken een meerwaarde’.
1
1 Priestersgewaad bestaande uit diverse onderdelen: sticharion,
epitrachelion, hypogonation, gordel, manchetten en phelonion Foto: door de vrijwilligers tijdens de inventarisatie 2 Alleen tevreden blikken bij de afronding van de inventarisatie
Foto: door de vrijwilligers tijdens de inventarisatie
2
22
beste museumvriend(in),
brugge musea
Portret van Margareta van Eyck, 1439. Jan van Eyck. Groeningemuseum.
Bij het begin van een nieuw werkjaar informeren wij u als Raad van Bestuur over onze plannen en verwezenlijkingen. Wij hebben de stellige overtuiging dat het niet bij goede voornemens alleen zal blijven. Want dit blijven wij aan onze ondertussen meer dan 1300 enthousiaste leden verschuldigd. U kan zich natuurlijk verwachten aan de traditionele museumlezingen in onze Vriendenzaal, aan culturele bezoeken en uitstappen (zoals binnenkort naar ’s Hertogenbosch naar aanleiding van de veelbelovende tentoonstelling “Jheronymus Bosch - Visioenen van een Genie” in het kader van 500 jaar Jheronymus Bosch), aan onze nieuwsbrieven en Museumbulletins, ... Dit alles kunnen wij blijven realiseren dank zij uw ledenbijdragen en ook de belangrijke financiële ondersteuning van een groeiend aantal Bijzondere Begunstigers. Wij danken iedereen voor zijn trouwe steun. Bent u ten andere op zoek naar een geschenk voor iemand met oog voor cultuur, dan is het schenken van een Vriendenpas zeker een goed idee: u vindt ze aan onze Vriendenbalie in het Groeningemuseum, in de museumshops en bij In&Uit Brugge. Zoals al eerder verteld werd onze website www.vsmb.be recentelijk grondig opgefrist en aangevuld met een aantal nieuwe informatiekanalen. Zo kan u er naast info over de werking van onze vereniging sinds kort ook de bezoekersbrochures van de tentoonstellingen inDRUKwekkend en Mythische Primitieven raadplegen. Handig om – voor of na een bezoek aan de tentoonstellingen – een en ander nog eens na te lezen. En eventueel uit te printen om te bewaren. Het stijgend aantal bezoekers aan onze website bewijst dat we op vandaag daar zeker aan een vraag van velen voldoen. Bovendien wensen wij u regelmatig op de hoogte te houden van interessante – al dan niet last minutes - activiteiten en nieuwsberichten via onze “flashmail”. Indien u als eerste wil vernemen wat er bij Musea Brugge en bij onze vereniging op stapel staat dan volstaat het ons uw e-mailadres door te geven via de handige link op onze website. Doen!
Schenk eens een andere kijk op kunst Doe een Vriendenpas cadeau. Als Vriend van Musea Brugge bezoek je gratis 14 Brugse musea en geniet je tal van exclusieve voordelen. Liever à la carte dan à volonté? Ga dan voor een origineel geschenk van de Centrale Museumshop (Arentshof). Vind onze geschenkideeën in de museumshops, In&Uit Brugge en op www.museabrugge.be/geschenkidee.
De Raad van Bestuur
23
bijzondere begunstigers
colofon Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge Coördinatie: Sibylla Goegebuer Eindredactie: Aleid Hemeryck & Geert Souvereyns Redactie: Till-Holger Borchert, Rudy De Nolf, Hubert De Witte, Sibylla Goegebuer, Aleid Hemeryck, Ruud Priem, Geert Souvereyns museumbulletin.redactie@brugge.be Afbeelding cover: Café Vlissinghe is altijd een fotogeniek onderwerp geweest. Op talloze postkaarten zijn zichten van het – zo goed als zeker – oudste nog bestaande café van Brugge te bewonderen. Vaak poseren ook de uitbaters trots op het kiekje, zoals hier uitbater Charles De Deyn in 1928. Foto: collectie Stadsarchief Brugge Opmaak: Agates, Brugge Druk: Drukkerij Van Damme-Beke, Brugge
Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be