di 17 mrt 2015 serie oude muziek Grote Zaal / 19.00 uur
Emma Kirkby +Â Jakob Lindberg De Gouden Eeuw van het Lied + college Michel de Montaigne
PROGRAMMA
di 17 mrt 2015 serie oude muziek Grote Zaal / 19.00-22.10 uur
college
aanvang 19.00 uur duur: ca. 45 minuten
Emma Kirkby + Jakob Lindberg De Gouden Eeuw van het Lied + college Michel de Montaigne
concert
aanvang: 20.15 uur DUUR: ca. 45 minuten voor de pauze ca. 50 minuten na de pauze
Luc Panhuysen historicus Emma Kirkby sopraan Jakob Lindberg luit
In samenwerking met:
Tekst: Luc Panhuysen (college) Emma Kirkby en Jakob Lindberg (toelichting)
Schepping
PAUZE
Alfonso Ferrabosco (ca. 1575-1628) So Beauty on the waters stood
Noodlot
Metamorfose
Cataldo Amodei (1650-1695) Bianco il pel, toso il crin
Anoniem When Daphne fair
Giovanni Kapsberger (ca. 1580-1651) Toccata instrumentaal
John Danyel (1564-ca. 1626) Coy Daphne fled
Alessandro Piccinini (1566-1638) Ciaccona Mariona alla vera Spagnola
John Dowland (1563-1626) When Phoebus first did Daphne love Prelude, Fantasia instrumentaal
instrumentaal Venus en Cupido
Pelham Humphrey (1647-1674) Cupid once, when weary grown
Heldinnen
William Byrd (1540-1623) Constant Penelope
Henry Purcell (1659-1695) Cupid, the slyest rogue alive
Henry Lawes (1595-1662) Ariadne’s Lament
John Blow Sappho to the goddess of love
William Lawes Aire – Almain – Courante – Sarabande instrumentaal
Henry Purcell Cebell – Ritornell - A New Irish Measure – Scottish Measure – A New Ground –Hornpipe
Lyrische dichters
instrumentaal
Henry Lawes Thelo legein Atreidas (I long to sing) (Anacreon)
De dood van Dido
Alonso Mudarra (1510-1580) Dulces exuviae (Vergilius)
Anoniem The English Nightingale instrumentaal
Henry Purcell Dido’s Lament
John Wilson (1595-1674) Diffugere nives (Horatius) John Blow (1649-1708) If mighty wealth (Anacreon) 3
college LEVEN IN DE TIJD VAN MICHEL DE MONTAIGNE (1533-1592) College door Luc Panhuysen
‘Lees Montaigne om te leren hoe te leven’, raadde de schrijver Flaubert ooit een vriend aan. Niet alleen negentiende-eeuwers gingen bij de zestiende-eeuwer schrijver Michel de Montaigne (1533-1592) te rade, ook tegenwoordig worden zijn Essays gelezen vanwege de speelsheid waarmee hij levensvragen benaderde, zijn mélange van diepzinnigheid en zelfrelativering. was hij burgemeester van de aartskatholieke stad Bordeaux en bewaakte hij zorgvuldig zijn neutraliteit. Aan beide kanten maakte hij vijanden. Het getuigde van grote moed om niet mee te doen met de onder edellieden heersende mode hun kasteel om te toveren tot vesting. Hij was ervan overtuigd dat weerloosheid in deze tijden de beste verdediging was. Het weerhield zijn buurman niet van een poging om kasteel Montaigne te overmeesteren.
Montaigne leefde in een tijd waarin de vraag naar wijsheid onverzadigbaar was. Om hem heen woedde een godsdienstoorlog die Frankrijk langzaam maar zeker uiteen reet. Een halve eeuw lang stonden katholiek en protestant tegenover elkaar als heiligen en heidenen. Steden werden belegerd, veroverd en heroverd. Plunderende legerbenden zwierven over het platteland. Verhitte volksmassa’s in de steden namen het recht in eigen hand. Het koninklijk gezag stortte volledig in elkaar. Terwijl angst en paniek om voorrang streden, liet Montaigne in zijn ‘essays’ een nieuw geluid horen: mild, maar wars van partijstrijd; beslist, maar vies van gelijkhebberigheid.
Montaigne begreep de mens omdat hij zichzelf had leren kennen
Interessant is dat hij als auteur was gedwongen zijn wijsheid op de gevaarlijke werkelijkheid toe te passen. Zijn voorouderlijk kasteel lag precies op de grens van een katholieke en protestants invloedssfeer; door beide kanten werd hij met argwaan bekeken. Tot tweemaal toe
Montaigne begreep de mens omdat hij zichzelf had leren kennen. Daarin was hij een voorloper. ‘Terwijl iedereen naar buiten kijkt’, schreef hij, ‘kijk ik naar binnen’. Wat hij aantrof was een rijk geschakeerd wezen. Montaigne was 4
college
net zo angstig als zijn tijdgenoten. Ook hij had zijn ambities, ook hij zat in over uiterlijke tekortkomingen. In plaats van zijn zwaktes weg te poetsen legde hij ze op de onderzoekstafel, op het witte laken van zijn schrijfpapier. En daar las zijn publiek de wonderlijkste bekentenissen. Zo schreef Montaigne dat hij waarschijnlijk de meest luie burgemeester was geweest uit de geschiedenis van Bordeaux.
Michel de Montaigne
Lees meer over Luc Panhuysen en zijn werk op lucpanhuysen.wordpress.com
5
TOELICHTING Op het podium voelt Kirkby zich nog steeds als een vis in het water en doet ze wat ze altijd heeft gedaan: verhalen vertellen. Het programma van dit concert is gebaseerd op Latijnse en Griekse thema’s, met de ontdekkingen van de Britse luitist Anthony Rooley als basis. Rooley verzamelde alle ooit in England verschenen ‘lute songs’, waaronder ook een aantal liederen op Griekse teksten. Kirkby: ‘Ik ben zelf ooit afgestudeerd als classicus, dus dit programma ligt me na aan het hart’. Begeleid door Lindberg zingt Kirkby over schepping en metamorfose, over heldendom en lotsbestemming. De subtiele en troostende luit is de ideale partner voor de menselijke stem.
vroegere te reïncarneren vaak fantastisch: zie bijvoorbeeld hoe Monteverdi’s generatie, op zoek naar de expressieve kracht van het klassieke Griekse theater, aan de bakermat stond van de opera. Een ander voorbeeld is de speurtocht naar de Griekse ‘pykna’ (‘kleurpunten’) in de chromatische madrigalen van Gesualdo en zijn collega’s, die vier eeuwen later nog de bron vormde van Stravinsky’s experimenten.
Over het programma schreven Emma Kirkby en Jakob Lindberg het volgende:
Rond 1600 kwam het lied in Engeland tot bloei
Elke tijd kent zo zijn gevoelige zielen, met een nostalgisch verlangen naar de mooiere, puurdere tijden van weleer. Sommigen van hen betreuren wat verloren is gegaan, maar anderen streven ernaar om het verleden nieuw leven in te blazen en de vroegere verworvenheden als bron van inspiratie te nemen.
Men zou de late zestiende eeuw in Italië kunnen zien als de Gouden Eeuw van het lied. Een vergelijkbare rijkdom kwam tot bloei in Engeland rond 1600. De welsprekendheid van Shakespeare, Spenser, Sidney en de jonge John Donne werd in de muziek geëvenaard door Dowland, Danyel, Campion en anderen. Deze traditie bestond de hele zeventiende eeuw en overleefde de diverse strubbelingen als burgeroorlog en de onthoofding van de koning, en vormde de basis voor latere generaties
Dat gold ook voor de kunstenaars en componisten in de zestiende en zeventiende eeuw. Terwijl zij zich vaak baseerden op incomplete of incorrecte informatie uit het verleden zijn de resultaten van hun pogingen het 6
TOELICHTING
met componisten als Lawes, Blow, Purcell en tijdgenoten. De muzikanten van de renaissance en barok zagen de luit als hun lier van Orpheus: de koningin der instrumenten. De luit was een zeer subtiel instrument, waarvan de magische klank zelfs de meest woeste of wanhopige zielen kon troosten. Het is het ideale instrument voor elke welbespraakte zanger die de ArcadiÍ wil doen herleven; het land van onschuld, waar mensen en goden vreedzaam samen leefden. Dit beeld was bijzonder populair aan de Europese hoven en werd in de kunsten op allerlei manieren opgeroepen. De moeilijkheden van het echte leven, de strijd om te overleven in tijden van ziekte en oorlog, zorgden ervoor dat kunstenaars in deze ideale wereld hun voorbeelden en inspiratie vonden. Ons programma kan slechts een glimp tonen van de rijkdom van deze gouden tijd omdat we, zelfs met onze minimale bezetting, zo veel keus te over hebben. Wij lieten ons bij deze keus inspireren door de volgende thema’s: schepping, metamorfose, heldinnen, lyrische dichters, noodlot, Venus en Cupido en de dood van Dido, en vonden liederen van Dowland, Byrd, Danyel, Mudarra, Amodei, Ferrabosco, Wilson, Lawes, Humphrey, Blow en Purcell. 7
liedteksten Alfonso Ferrabosco
I’ll cry to thee, till life be spent; But if thou’lt turn to me, I’ll Praise thy felicity; Pity, O Daphne, pity, pity; Pity, O Daphne, pity me!’
So Beauty on the waters stood So Beauty on the waters stood when Love had sever’d earth from floud. So, when he parted ayre from fire, he did with concord all inspire , and then a motion hee them taught, that elder than himselfe was thought; which thought was yet the childe of earth, for Love is elder than his birth.
Away like Venus’s dove she flies; The red blood her buskins did run all a down; Her plaintive love she still denies, Crying ‘help, help, Diana, and save my renown! Wanton, wanton lust is near me, Cold and chaste Diana, aid; Let the earth a virgin bear me Or devour me quick, a maid!’ Diana heard her pray And turned her to a bay: ‘Pity, O Daphne, pity, pity, Pity, O Daphne, pity me!’
When Daphne fair from Phoebus did fly The west wind full sweetly did blow in her face; Her silken scarf scarce cover’d her thighs: The god cried ‘oh, pity’ and held her in chase. ‘Stay, nymph, stay, nymph’ cries Apollo ‘Tarry and turn thee, sweet nymph, stay! Lion nor tiger doth thee follow, Turn thy fair eyes and look this way. O turn, O pretty sweet And let our red lips meet: Pity, O Daphne, pity, pity; Pity, O Dapne, pity me!’
Amazed stood Apollo then, When he beheld Daphne turn’d as she desir’d. ‘Accursed am I above Gods and men, With grief and lamenting my senses are tired. Farewell false Daphne, most unkind, My love is buried in this grave; Long have I sought love, yet love could not find, Therefore this be my epitaph: This tree doth Daphne cover, That never pitied lover, Farewell false Daphne that would not pity me; Though not my love, yet art thou my tree.’
She gave no ear unto his cry But still did neglect him the more he did moan; He still did entreat her, she still did deny, And earnestly played him to leave her alone. ‘Never, never,’ cries Apollo, ‘Unless to love thou do consent; but still with my voice so hollow 8
liedteksten
John Danyel
If maidens then shall chance be sped Ere they can scarsly dresse their head, Yet pardon them, for they be loth To make good Phoebus break his oth. And better twere a child were borne, Then that a god should be forsworne.
Coy Daphne fled
Coy Daphne fled from Phoebus’ hot pursuit, Careless of passion, senseless of remorse; And tho he plain’d his griefs, she rested mute; He begged her stay, she still kept on her course. But what reward she had for this you see, She rests transform’d, a winter-beaten tree.
William Byrd
Constant Penelope The Answere: Chaste Daphne fled from Phoebus’ hot pursuit, Knowing men’s passions idle and off course; And though he plain’d, ‘twas fit she should be mute, And honour would she should keep on her course; For which fair deed her glory still we see: She rests still Green, and so wish I to be.
Constant Penelope sends to thee, careless Ulisses: Write not again, but come, sweet mate, thyself to revive me; Troy we do much envy, we desolate lost ladies of Greece; Not Priamus, not yet all Troy can us recompense make. Oh! That he had when first he took ship to Lacedaimon, That adulter I mean, had been o’erwhelmed with waters! Then had I not lain thus all alone thus quivering for cold, Nor used this complaint, nor have thought the day to be so long!’
John Dowland
When Phoebus first did Daphne love When Phoebus first did Daphne love And no means might her favour move, He crav’d the cause, the cause quoth she Is, I have vow’d virginitie. Then in a rage he sware, and said, Past fifteen none (none but one) should live a maid. 9
liedteksten
Henry Lawes
Took me as much men, Nature and art Moving alike my heart; But his fair visage made me find Pleasures and fears, Hopes, sighs and tears, As several seasons of the mind. Should thine eye, Venus, on his dwell, Thou would’st invite him to thy shell, And caught by that live jet, Venture the second net; And, after all thy dangers, faithless he, Should’st thou but slumber, would forsake ev’n thee.
Ariadne’s Lament Theseus, O Theseus, hark! but yet in vain; Alas, deserted I complain; It was some neighb’ring rock, more soft than he, Whose hollow bowels pitied me, And beating back that false and cruel name Did comfort and revenge my flame. Then faithless whither wilt thou fly? Stones dare not harbour cruelty. Tell me, ye gods, whoe’er ye are, Why, O why made ye him so fair? And tell me, wretch, why thou mad’st not thyself more true? Beauty from him might copies take, And more majestic heroes make; And falsehood learn a wile From him too, to beguile. Restore my clew, ‘tis here most due; For ‘tis a lab’rinth of more subtle art To have so fair a face, so foul a heart.
The streams so court the yielding banks, And gliding thence ne’er pay their thanks The winds so woo the flowers, Whisp’ring among fresh bowers, And having robb’d them of their smells Fly thence perfum’d to other cells. This is familiar hate, to smile and kill: Though nothing please thee, yet my ruin will. Death hover, hover o’er me then; Waves let your crystal womb Be both my fate and tomb; I’ll sooner trust the sea than men.
The rav’nous vulture tear his breast, The rolling stone disturb his rest; Let him next feel Ixion’s wheel, And add one fable more To cursing poet’s store; And then...yet rather let him live, and twine His woof of days with some thread stol’n from mine; But if you’ll torture him, howe’er, Torture my heart: you’ll find him there.
Yet, for revenge to heav’n I’ll call, And breathe one curse before I fall; Proud of two conquests, Minotaur and me; That by my faith, this by thy perjury: May’st thou forget to wing thy ships with white, That the black sails may to the longing sight Of thy grey father tell thy fate; and he Bequeath that sea his name, falling like me. Nature and love thus brand thee: whilst I die ‘Cause thou forsak’st; Aegeus, ‘cause thou drawest nigh.
Till mine eyes drank up his, and his drank mine, I ne’er thought souls might kiss and spirits join: Pictures till then 10
liedteksten
Henry Lawes
And ye, O nymphs, below who sit, In whose swift floods his vows he writ, Snatch a sharp diamond from your richer mines, And in some mirror grave these sadder lines: Which let some god convey To him, that so he may In that both read at once, and see Those looks that caus’d my destiny.
Thelo legein Atreidas (I long to sing) I long to sing the siege of Troy; or Thebe’s which Cadmus rear’d so high; but though with hand and voice I strove, my Lute will sound nothing but Love. I chang’d the strings, but ‘twould not do’t; at last I took another Lute; and then I tried to sing the praise of All-performing Hercules.. But when I sung Alcide’s name, my Lute resounds Love, Love again. Then farewell all ye Grecian Peers, and all true Trojan Cavalleers: nor Godds nor men my Lute can move; ‘tis dumb to all but Love, Love, Love.
Her Epitaph
‘In Thetis’ arms I, Ariadne sleep, Drown’d first in mine own tears, then in the deep: Twice banish’d, first by love and then by hate: The life that I preserv’d became my fate: Who, leaving all, was by him left alone: That from a monster freed, himself prov’d one.’ Thus then I f.(all).. But look! O, mine eyes, Be thou true spies: Yonder comes my dear, Now my wonder, once my fear. See, satyrs dance along In a confused throng, Whilst horns’ and pipes’ rude noise Do mad their lusty joys. Roses his forehead crown, And that recrowns the flowers; Where he walks up and down He makes the deserts bowers; The ivy and the grape Hide, not adorn, his shape, And green leaves clothe his waving rod: ‘‘Tis he! … ‘tis either Theseus, or some god!’
11
liedteksten
John Wilson Diffugere nives
Diffugere nives, redeunt iam gramina campi arboribus comae, Mutat terra vices, et decrescentia ripas flumina praeetereunt. Gratia cum Nymphis geminisque sororibus audet ducere nuda choros. Immortalia ne speres monet annus et almum quae rapit hora diem. Frigora mitescunt Zephyris, ver proterit aestas interitura simul. Pomifer autumnus fruges effuderit: et mox bruma recurrit iners. Damna tamen celeres reparant caelestia Lunae: nos ubi decidimus quo pius Aeneas, quo Tullius dives et Ancus, pulvis et umbra sumus.
The snow, dissolv’d, no more is seen, The fields and woods, behold, are green; The changing year renews the plain, The rivers know their banks again; The sprightly Nymph and naked Grace The mazy dance together trace; The changing year’s progressive plan Proclaims mortality to Man, Rough winter’s blasts to spring give way, Spring yields to summer’s sovran ray; Then summer sinks in autumn’s reign, And winter holds the world again. Her losses soon the moon supplies, But wretched Man, when once he lies Where Priam and his sons are laid, Is naught but ashes and a shade.
Quis scit an adjiciant hodiernae crastina summae tempora Dii superi? Cuncta manus avidas fugient heredis, amico quae dederis animo. Quum simul occideris, et de te splendida Minos fecerit arbitria, non , Torquate, genus, non te facundia, non te restituet pietas. Infernis neque enim tenebris Diana pudicum liberat Hippolytum: nec Lethaea valet Theseus abrumpere claro vincula Perithoo.
Who knows if Jove, who counts the score, Will toss us in a morning more? What with your friend you nobly share At least you rescue from your heir. Not you, Torquatus, boast of Rome, When Minos once has fixed your doom, Or eloquence or splendid birth Or virtue shall restore to earth. Hippolytus, unjustly slain, Diana calls to life in vain, Nor can the might of Theseus rend The chains of hell that hold his friend.
(Q. Horatius Flaccus)
Vertaling van Samuel Johnson (1709-1784)
12
liedteksten
John Blow
If mighty wealth If mighty wealth that gives the rules To vicious men and cheating fools Could but preserve me in the prime Of blooming youth and purchase time, Then I would covet riches too, And scrape and cheat as others do; That when the minister of fate, Pale Death, was knocking at the gate, I’d send him loaded back with coin, A bribe of richer dust than mine. But since that life must slide away, And wealth can’t purchase one poor day; Why should my cares increase my pain, And waste my time with sighs in vain? Since riches cannot life supply, It is a useless poverty. Swift time, that can’t be bought to stay, I’ll try to guide the gentlest way; With cheerful friends, brisk wine shall pass, And drown a care in every glass: Sometimes diverted with love’s charms, The circle made by Celia’s arms.
13
liedteksten
Cataldo Amodei
Bianco il pel, toso il crin Bianco il pel, toso il crin, bieco lo sguardo, Donna, ch’età senile
Met haar witte huid, kale hoofd en schele blik, haar gerimpelde voorhoofd de hoge leeftijd verradend, en met een gebiedende stem wekt zij mijn gezangen op en vult mijn ogen met tranen. Tegen haar vereelte zijde balanceert zij het spinnewiel en met haar onvermoeibare arm windt zij de lange draden met haar bloedeloze hand, tot noodlottige strengen. Dit is niet slechts een droom, maar Atropos zelve.
Spiega in fronte rugosa, Con voce imperiosa, Mentre risveglia il mio pensiero al canto, Spruzza su gl’occhi miei bave di pianto. All’incallito fianco, Salda conocchia appoggia; Il braccio, non mai stanco, Torce un gran fuso e fila, Con la scarnita man, corda funesta. Non è larva sognata: Atropo è questa. Deh, mira, O mortale La parca che fila Tuo stame vitale. Rifletti a qual uso Ritorte le fila Ravvolge ad un fuso. Piangi, misero te, s’hai lumi in fronte: Le forbici affiliate, Atropo ha pronte.
O sterveling, zie, hoe het Lot de lijnen van je leven spint,
Sul trono d’un monarca Siede a filar la parca, Né teme di troncar quel fil robusto: Fila I stami fatali Tanto del vil plebeo, quanto d’Augusto; E mena a tagli eguali Zappe, penne, cimier, scettri regali.
Op een koninklijke troon zit het Lot te spinnen, niet bang om die sterke draad door te knippen. Ze spint de noodlottige levenslijnen van plebejers en van keizers, en meet met gelijke maten zowel de nederige schoffel en de gepluimde helm, alsook de koninklijke scepter.
zie hoe zij de draden twist en draait uitmondend in één conclusie. Huil, ellendige, als je ogen in je hoofd hebt, zij heeft haar scharen geslepen.
14
liedteksten
Spensierato, va’, fidati, va’ Nel bel fiore di tua gioventù, Che ad un colpo reciso cadrà – Spensierato, va’, fidati, va’. Se di tua vita al vigoroso stame Lino a filar non manca, Con mano ardita e franca, Ad onta dell’età che brilla e ride,
Ga en stel je naïeve vertrouwen in de lieflijke bloem van je jeugd – met één snede is het gedaan. Zelfs als je genoeg sterke draden hebt, genoeg voor je hele leven, dan nog zal het Lot haar hand gretig naar je uitstrekken, vol minachting voor het vrolijke gloed van je jeugd, één onverbiddelijke knip met de schaar is genoeg.
La parca inesorabile il recide.
E qual è quell’età, O sia acerba o matura Che da taglio si fier vive sicura?
En wie is, oud of jong, veilig voor die trotse scharen?
Ch’ogn’uomo è mortale egl’ è più che certo; Il punto fatale è quello ch’è incerto.
Elke man is sterfelijk, dat is zeker. Alleen het moment van sterven is onbekend.
Di questa verità chi non si pasce? Corre incontro alla morte ogn’un che nasce. More il misero, il grande more, More il debole, more il forte;
Wie kan niet profiteren van deze waarheid? Elk wezen dat geboren is, snelt naar de dood. De ellendigen sterven, maar ook de groten der aarde. De zwakken sterven, en ook de sterken. Als het leven een bloem is, dan is de dood zijn vrucht.
E se la vita è un fiore, Frutto di questo fiore è alfin la morte.
15
liedteksten
Pelham Humphrey
Henry Purcell
Cupid once, when weary grown With women’s errants, laid him down On a refreshing rosie bed; The same sweet covert harboured a bee; and as she always had a quarrel to Love’s idle trade, stings the soft boy; pains and strong fears straight melts him into cryes and tears; as wings and feet would let each other, home he hastens to his mother; there on her knees he hangs his head and cryes “Oh mother! I am dead; an ugly creature call’d a bee oh , see, I swell!- has murther’d me.” Venus with smile reply’d, “Oh, Sir! Does a bee’s sting make all this stir? Think what pains attend those darts wherewith you shoot our wounded hearts. E’en let it smart! Perchance that then thou’lt learn more pity towards men.”
Cupid, the slyest rogue alive One day was plundering of a hive; But as with too too eager haste He strove the liquid sweets to taste, A bee surprised the heedless boy, Pricked him and dashed the expected joy. The urchin when he felt the smart Of the envenom’d poisonous dart, He kick’d , he flung, he spurned the ground, He blow’d, and then he chaf’d the wound, He blow’d, and chaf’d the wound in vain, The rubbing still increas’d the pain. Straight to his mother’s lap he hies, With swelling cheeks and blubber’d eyes. Cries she ‘What does my Cupid ail?’ When thus he told his mournful tale, ‘A little bird they call a bee, With yellow wings, see, mother, see, How it has gor’d and wounded me!’ ‘And are not you’, replied his mother, ‘For all the world just such another, Just such another peevish thing, Like in bulk, and like in sting? For when you aim a pois’nous dart Against some poor unwary heart, How little is the archer found, And yet how wide, how deep the wound!’
Cupid once, when weary grown
Cupid, the slyest rogue alive
16
liedteksten
John Blow
Will he no present at thy hands receive? He shall repent it, and more largely give: The force of love no longer shall withstand; He shall be fond, be all at thy command!” When wilt thou work this change? Now, Venus, free, Now ease my mind of all this misery; Forsake me not; my powerful helper be, Let Phaon love; but let him love like me!
Sappho to the goddess of love Oh Venus, daughter of the mighty Jove, Who art so knowing in the art of love; Assist me now; oh! quickly send relief, And suffer not my heart to break with grief; And suffer not my heart to break with grief; If ever thou hast heard me when I prayed, Oh! Come, great goddess, to thy Sappho’s aid; Oft have my prayers, such favours hast thou shown, From Heaven’s golden mansions called thee down. See, see, she comes in her Carulean car, The flying chariot cuts the yielding air; See how the nimble sparrows stretch the wing; And through the region do their goddess bring; To me she comes, to me she’s ever kind, And smiling, asks me “what afflicts thy mind? Why am I called? Tell me what is’t thou wants!” Oh! Venus, don’t you know why all these plaints? ‘Tis love, ‘tis love, I rage, the fatal dart Sticks in my side; how can I bear the smart? What youth, what raging lover shall I gain? Where is the captive that should wear my chain? “Alas, poor Sappho, who is this ingrate Who wrongs thy love, repays with scorn or hate? Does he now fly thee? He shall soon return, Shall follow thee, and with like ardour burn.
17
liedteksten
Alonso Mudarra Dulces exuviae
Dulces exuviae, dum fata deusque sinebant,
Zoet was de overvloed, zolang het lot en God het toelieten! Aanvaard deze ziel en bevrijd mij uit deze zorgen. Ik heb geleefd en de levensloop voltrokken die Fortuna gegeven had. Nu zal mijn grote schim de onderwereld betreden. Ik heb een prachtige stad gesticht, de wallen heb ik gezien, mijn man heb ik gewroken en mijn broer, zijn vijand, bestraft. Gelukkig, ja al te gelukkig, als onze kusten nooit waren aangedaan door de vloot der Troianen. Nadat ze dit had gezegd drukte ze haar gezicht in het kussen: ‘Ik zal ongewroken sterven, maar laat me toch sterven,’ zei ze, ‘Zo kies ik af te dalen in de schaduwen. Laat de harteloze Trojaan daar op zee met zijn ogen van dit vuur drinken, opdat het hem met de nabijheid van mijn dood vervult.’ En nadat zij had gesproken, zagen haar metgezellen, dat zij onder het spreken op het zwaard was gevallen, het gevest onder het schuim, haar handen besprenkeld met bloed.
Accipite hanc animam meque his exsolvite curis. Vixi et quem dederat cursum fortuna peregi,
Urbem praeclaram statui, mea moenia vidi, Ulta virum penas inimico a fratre recepi, Felix, heu nimium felix, si litora tantum
Numquam Dardaniae tetigissent nostra carinae.” Dixit, et os impressa toro, “moriemur inultae Sed moriamur” ait. “sic, sic iuvat ire sub umbras. Hauriat hunc oculie ignem crudelis ab alto Dardanus, et nostrae secum ferat omina mortis.” Dixerat atque illam media inter talia ferro Collapsam aspiciunt comites, ensemque cruore Spumantem, sparsasque manus.
18
liedteksten
Henry Purcell Dido’s Lament
Thy hand, Belinda! Darkness shades me; On thy bosom let me rest: More I would but death invades me Death is now a welcome guest.. When I am laid in earth May my wrongs create No trouble in thy breast – Remember me, but ah, forget my fate!”
19
BIOGRAFIEËN Alfonso Ferrabosco de Jongere Alfonso Ferrabosco de Jongere (ca. 1575–1628) was een Engelse componist en viola da gambaspeler van Italiaanse afkomst. Zijn vader was Alfonso Ferrabosco de Oudere. Ferrabosco de Jongere werd geboren in Greenwich. Hij was onder bescherming gesteld van Gomer van Awsterwyke, een lid van het hof van Elizabeth I . Hoewel zijn vader hem had gevraagd over te komen naar Italië, verbood koningin Elizabeth I dat en bleef hij tot 1592 onder de zorg van Awsterwyke. Rond deze tijd begon hij zijn carrière als hofmuzikant.
John Danyel John Danyel (1564-ca. 1626), ook wel John Daniel, was een Engelse luitspeler en componist van liederen.
Danyel groeide op in Wellow, Somerset, en was de jongere broer van de dichter Samuel Daniel.
op de ontwikkeling van het kunstzinnige lied.
John Dowland
William Byrd (ca. 1543–1623) was een Engels componist. Hij was een van de grootste componisten van zijn generatie.
John Dowland (ca. 1563-1626) was een Engelse zanger, luitist en componist. John Dowland was een van de bekendste musici van zijn tijd. Na in 1594 zonder succes als luitist aan het hof van koningin Elizabeth I te hebben gesolliciteerd, reisde hij door Duitsland en Italië op zoek naar werk. Na een korte terugkeer in Engeland vertrok hij naar Denemarken, en werd muzikant aan het hof van Christiaan IV. Na zijn ontslag in 1606 in Kopenhagen keerde hij permanent naar Londen terug. Van 1612 tot 1618 vervulde hij verscheidene posities aan het Engelse hof. Zijn bekendste werk is het lied Flow my tears en zijn muziek had een belangrijke invloed 20
William Byrd
Byrd kreeg als kind muziekles van de bekende Engelse 16e-eeuwse musicus Thomas Tallis in de Chapel Royal in Londen. In 1563 werd hij, ondanks zijn jeugdige leeftijd, benoemd tot organist van de kathedraal in Lincoln. Hij schreef zowel geestelijke als wereldlijke muziek, zowel vocale werken als instrumentale muziek. In 1575 kreeg hij samen met Tallis vergunning van Koningin Elizabeth I voor het drukken en verkopen van muziek. Als dank daarvoor droegen de twee componisten in hetzelfde jaar Cantiones Sacrae aan haar op.
biografie
Henry Lawes Henry Lawes (1595-1662) was koorknaap van de Kathedraal van Salisbury van 1602-1611.
I van Engeland en werd in 1635 officieel tot componist aan het hof benoemd. William componeerde naast liederen vooral instrumentale muziek.
Lawes gaf van 1622-26 les aan de dochters van de Graaf van Bridgewater, aan wie hij zijn eerste boek opdroeg, een collectie van zijn vocale werken Ayres and Dialogues for One, Two and Three Voyces, gepubliceerd in 1653. Lawes werd in 1626 benoemd tot ‘Gentleman of the Chapel Royal’ en werd in 1631 lid van de King’s Musick. In 1660 werd Lawes benoemd tot Musician in the Private Musick for the voices, een functie die later Henry Purcell uitoefende.
In 1614 componeerde hij in Londen voor het theatergezelschap de King’s Men, waar hij in 1635 een aanstelling kreeg als luitist. In 1662 was hij werkzaam voor de Chapel Royal. Hij stierf in Westminster.
William Lawes
John Blow
William Lawes (1602-1645) was de jongere broer van Henry Lawes.
John Blow (1649-1708) was een Engelse componist die vooral bekend was om zijn anthems.
Zijn talent werd snel herkend, en dankzij de earl van Hartford kon hij in de leer gaan bij John Coprario, een hoog aangeschreven componist uit die tijd, die vermaard was om zijn fantasia’s voor viola da gamba. Hij werd een uitverkorene van Koning Karel
John Wilson John Wilson (1595-1674) was een Engelse componist, luitist en leraar.
In 1668 werd hij organist van de Westminster Abbey en in 1668 koormeester van de kathedraal St. Paul. Hij werd benoemd tot de Chapel Royal en ontving in 1677 een doctorsgraad in de muziek. Hij was onder anderen leermeester van Henry Purcell. 21
Cataldo Amodei Cataldo Amodei (1650‑1695) was een Italiaanse barokmusicus. Hij werd geboren in Sciacca en werd in 1685 ingewijd tot priester. In datzelfde jaar werd hij kapelmeester van de kerk San Paolo Maggiore in Napels. Hij schreef religieuze muziek.
Giovanni Kapsberger Giovanni Kapsberger (ca. 1580-1651), ook bekend als Johann(es) Hieronymus Kapsberger was een DuitsItaliaans teorbist, luitist en componist. Geboren in Venetië was hij vooral in Italië werkzaam. Zijn nalatenschap bestaat uit zeker een twintigtal boeken met onder andere luit- chitarrone-, gitaartabulaturen, liederen, sinfonia’s, madrigalen en aria’s.
Alessandro Piccinini De Italiaanse luitist en componist Alessandro Piccinini (1566-1638) is vooral bekend van composities voor luit.
biografie
De bekendste verzamelingen zijn Intavolatura di Liuto et di Chitarrone, libro primo (Bologna, 1623) en Intavolaturo di Liuto (Bologna, 1639). Hij schreef toccata’s, courantes en galliardes en diverse variaties.
Pelham Humphrey De Britse barokcomponist Pelham Humphrey (16471674) was een van de leermeesters van Henry Purcell. Hij begon zijn carrière als koorjongen in de Chapel Royal. Hij liet een beperkt oeuvre na, waaronder achttien anthems, die opvallen door de eigenzinnige stijl van Humphrey. Opvallend zijn zijn impulsieve melodielijnen en veeleisende stempartituren.
Henry Purcell
Westminster Abbey. Hij nam compositielessen bij John Blow en drie jaar later werd hij aangesteld als ‘composerin-ordinary’ van de koning. Vervolgens volgde hij in 1679 John Blow op als organist van de Westminster Abbey en kreeg dezelfde post later in de Chapel Royal. Zijn hele leven was Purcell in dienst van de koningen van Engeland die in die tijd regeerden.
Alonso Mudarra Alonso Mudarra (1510-1580) is een Spaanse renaissancecomponist. Hij is een vernieuwer van zowel instrumentale als vocale muziek. Waarschijnlijk verbleef hij in 1529 in Italië aan het hof van Karel I van Spanje. In 1546 werd hij als priester ingewijd in de kathedraal van Sevilla, waar hij de rest van zijn leven bleef.
Henry Purcell (1659-1695) was een groot muzikaal talent. Op tienjarige leeftijd werd hij koorknaap bij Chapel Royal in Londen. Op vijftienjarige leeftijd werd hij orgelstemmer in de 22
biografie
UITVOERENDEN Luc Panhuysen Historicus
Luc Panhuysen (1962) studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Groningen. Na tien jaar werkzaam te zijn geweest bij een landelijk dagblad besloot hij de waan van de dag te verruilen voor de verbeelding van het verleden. Panhuysen combineert archiefonderzoek met het vertellen van een historisch verhaal, waarin de mensen van toen centraal staan. In zijn boeken verbindt hij de levensgeschiedenissen van zijn hoofdpersonen met de grotere lijnen van de Nederlandse en internationale geschiedenis. Zijn werk is dan ook breed toegankelijk en is goed ontvangen. Hij is een veel gevraagd spreker, werkte mee aan verschillende cdluisterboxen en valt regelmatig te beluisteren en te zien op radio en televisie. Over de Reformatie en de godsdienstwaanzin in de zestiende eeuw schreef hij De beloofde stad. Opkomst
en ondergang van het koninkrijk der wederdopers (2000) en Jantje van Leiden (2002). Hij brak door met zijn dubbelbiografie De Ware Vrijheid. De levens van Johan en Cornelis de Witt (2005) en met zijn dicht op de huid van zeventiende-eeuwers geschreven Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan 23
de ondergang ontsnapte (2009). In opdracht van het Rijksmuseum schreef hij Een Nederlander in de Wildernis. De ontdekkingsreizen van Robert Jacob Gordon (1743-1795) in Zuid-Afrika (2011). Onlangs verscheen een bundeling van zijn artikelen met als titel De Gouden Eeuw. 17 portretten en momenten.
biografie
Emma Kirby Sopraan
Toen de Britse sopraan Dame Emma Kirkby haar carrière startte in de jaren 70 van de vorige eeuw, begon de historische uitvoeringspraktijk net door te dringen tot de vocale muziek.
Jakob Lindberg Luit
Voor de Zweed Jakob Lindberg begon de muzikale interesse met The Beatles, Lindberg begon met gitaar maar verlegde zijn passie al snel van pop naar klassiek toen hij op veertienjarige leeftijd luit leerde spelen van Jörgen Rörby.
Emma Kirkby & Jakob Lindberg - foto: Malcolm Crowthers
Onder de begeleiding van Jessica Cash werd Kirkby een van de oudemuziekpioniers, en met veel succes. Naast vele bekroonde opnames en talloze memorabele optredens, werd ze in 2007 benoemd tot Dame Commandeur in de Orde van het Britse Rijk ter gelegenheid van de Queen’s Birthday.
Lindberg is een van de meest productieve luitspelers van dit moment, hij is de eerste luitist die de complete repertoire voor luit solo van John Dowland heeft opgenomen en zijn opname van Bachs composities voor luit solo wordt gezien als een van de belangrijkste interpretaties van dit moment. 24
VERWACHT
vr 20 mrt 2015 serie oude muziek grote zaal / 20.15 uur
Combattimento Stabat Mater
Het Stabat Mater van de Italiaanse barokcomponist Giovanni Felice Sances is een van de mooiste composities over het lijden van Maria bij het zien van haar zoon aan het kruis. Met zijn bijzondere stem vertolkt countertenor Dave ten Kate met Combattimento de onvergetelijke emoties van deze intieme versie Ên de karakteristieke, bijzonder expressieve compositie van Antonio Vivaldi uit 1712. Een prachtig, afwisselend en dynamisch programma. Met de diepe emoties van Sances’ Stabat Mater en dat van Vivaldi, afgewisseld met virtuoze en meeslepende sonates en concerten van Giovanni Battista Buonamente (ca. 1595-1642), Alessandro Scarlatti (1660-1725) en Vivaldi. Antonio Vivaldi
25
VERWACHT
Maart
April
wo 18 mrt / 20.15 uur
za 4 apr / 20.15 uur
Nieuw Amsterdams Peil Aan Barrels
Nicholas Angelich Études-tableaux
vr 20 mrt / 20.15 uur
8 apr -12 apr
Combattimento Stabat Mater
World Minimal Music Festival
za 11 apr / 23.59 uur
Ralph van Raat + Saskia Lankhoorn Piano Marathon zo 12 apr / 13.30 uur / Kleine Zaal
za 21 mrt / 15.00 uur
www.muziekgebouw.nl/festival/
zo 12 apr / 15.00 uur
worldminimal/
Ives Ensemble + Exaudi Jesus’ Blood
De IJ-Salon Battle of the clarinets
wo 8 apr / 20.15 uur
di 24 + vr 27 mrt / 20.15 uur
Terry Riley & Friends Opening Night
Amsterdam Sinfonietta Carnaval met de Jussens
do 9 apr / 20.15 uur
wo 25 mrt / 19.30 uur
Asko|Schönberg Tread on the Trail
Pierre-Laurent Aimard + Tamara Stefanovich Boulez’ complete pianowerk
do 9 apr / 23.00 uur
Ralph van Raat Late Night
do 26 mrt / 20.15 uur
Nieuw Ensemble Boulez 90 ma 30 mrt / 19.30 uur
Orkest van de 18e Eeuw + Cappella Amsterdam Matthäus Passion
Ensemble SCALA Solar Neon
zo 12 apr / 20.15 uur
Terry Riley Solo za 18 apr / 12.30 uur
Nederlands Philharmonisch Orkest Jeugdopera: Anne en Zef (10+) za 18 apr / 20.15 uur
vr 10 apr / 20.15 uur
Nayan Ghosh + Terry Riley + Niti Ranjan Biswas Indian Night
Nederlands Kamerkoor In Scandinavische kringen… zo 19 apr
za 11 apr / 20.30 uur
Kindermiddag
Hello Terry Riley Legacy Night
www.muziekgebouw.nl
26
Geheimtips Bijzondere concerten die je niet mag missen
Muziekgebouw aan ‘t IJ / foto: Erik van Gurp
MUZIEKGEBOUW AAN ’T IJ Piet Heinkade 1 / 1019 BR Postbus 1122 / 1000 BC Amsterdam Kaartverkoop T 020 788 2000 ma t/m za 12.00 -18.00 uur Kantoor T 020 788 2010 F 020 788 2020 E post@muziekgebouw.nl Zakelijke evenementen T 020 788 2023
Restaurant Zouthaven bevindt zich op de begane grond van het Muziekgebouw. Voor een heerlijke start van uw concertavond. Openingstijden en reserveren www.zouthaven.nl of T 020 788 2090 WORD VRIEND Steun het Muziekgebouw al vanaf € 75 per jaar. Lees meer op : muziekgebouw.nl/steunons
PARTNERS De activiteiten van het Muziekgebouw aan ’t IJ komen tot stand door steun van:
Gelieve te zorgen dat uw mobiele telefoon uit staat tijdens het concert. Camerabeeld- en geluidsopnamen alleen toegestaan met toestemming vooraf.
Mediapartner:
Pauzedrankje (indien inbegrepen) serveren wij op tafels bij de uitgang van de zaal.
Druk binnenwerk:
EARLY BIRD TICKETS Voor jongeren tot 30 jaar, bijna alle concerten € 10. Wees snel: hoe eerder, hoe meer kans. Lees meer op: www.muziekgebouw.nl/earlybirds
Reserveren en openingstijden restaurant Zouthaven: www.zouthaven.nl. Centraal Station (10-15 min lopen) is met tram 26 bereikbaar tot 00.00 uur. Taxicentrale Amsterdam: T 020 677 7777. De Piet Heinparkeergarage onder Muziekgebouw aan ’t IJ is 24 uur per dag open. Informatie + online kaarten bestellen www.muziekgebouw.nl. Ook voor onze nieuwsbrief.