Serie Grote Zangers
Vr 26 apr 2019 Grote Zaal 20.15 uur
Michael Schade + Malcolm Martineau Die schĂśne MĂźllerin Het gratis beschikbaar stellen van dit digitale programmaboekje is een extra service ter voorbereiding op het concert. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling deze versie tijdens het concert te raadplegen via uw mobiele telefoon. Dit is namelijk zeer storend voor de andere concertbezoekers. Bij voorbaat dank.
Programma
Serie Grote Zangers Vr 26 apr 2019 Grote Zaal 20.15 - 21.30 uur
Michael Schade + Malcolm Martineau Die schöne Müllerin Michael Schade tenor Malcolm Martineau piano
ca. 75 minuten zonder pauze
Voorprogramma Grote Zaal / 19.30 - 19.50 uur Jan Wouters countertenor Axel Freier piano Georg Friedrich Händel (1685 - 1759) Uit: Messiah (1741) ·· He was despised Wolfgang Amadeus Mozart (1756 - 1791) Uit: Mitridate, Re di Ponto KV 87/16 (1770) ·· Ah, giacche son tradito … Son reo; l’error confesso Johann Adolf Hasse (1699 1783) Uit: Artaserse (1730) ·· Pallido il sole Benjamin Britten (1913 1976) Uit: A Midsummer Night’s Dream (1960) ·· Welcome Wanderer … I know a bank
Bent u niet vergeten uw mobiele telefoon uit te zetten? Dank u wel.
2
Programma
Franz Schubert (1797 - 1828) Die schöne Müllerin D795 (1823) 1 Das Wandern 2 Wohin? 3 Halt! 4 Danksagung an den Bach 5 Am Feierabend 6 Der Neugierige 7 Ungeduld 8 Morgengruss 9 Des Müllers Blumen 10 Tränenregen 11 Mein! 12 Pause 13 Mit dem grünen Lautenbande 14 Der Jäger 15 Eifersucht und Stolz 16 Die liebe Farbe 17 Die böse Farbe 18 Trockne Blumen 19 Der Müller und der Bach 20 Des Baches Wiegenlied
3
Welkom Welkom bij het debuut van Michael Schade in Grote Zangers. De Canadees is de derde zanger in onze negenjarige geschiedenis die Die schöne Müllerin uitvoert. De eerste twee keer waren het lage stemmen die de cyclus zongen. Schade heeft juist een hoge stem; hij is tenor. Florian Boesch, met zijn donkere, basbaritonstem, zong deze cyclus als eerste. Na afloop van het concert hield hij een gesprek met het publiek in de Grote Zaal, over de vraag of de verteller van dit werk doodgaat aan het einde of niet. De poëzie suggereert dat en Schubert laat er geen enkele twijfel over bestaan, dat het einde van de cyclus ook echt een einde is. Boesch vindt echter, anders dan de conventie, dat de protagonist niet doodgaat, maar voor het eerst in zijn nog korte leven een gebroken hart oploopt door het verlies van zijn eerste grote liefde, de Müllerin. Het is die hevige emotie waar Die schöne Müllerin volgens hem over gaat. Matthias Goerne, ook met een lage stem, deed het weer anders. Tijdens het Grote-Zangersconcert stierf de protagonist, na een lange lijdensweg bovendien. Bij het slotlied Des Baches Wiegenlied ging de Duitser steeds meer vertragen. Hij hield bijna op met zingen, zette de tijd stil. Het was pure improvisatie van Goerne, een keus in het moment; dat stilzetten van de tijd was voelbaar voor het publiek en ontegenzeggelijk de overgang van leven naar dood. De lage stemmen zijn in de opera veroordeeld tot het zingen van rollen als slechterik of oude man. De jongemannen zijn meestal tenor. En dát is een groot voordeel aan Schade: deze cyclus gaat over een jongeman, misschien een puber zelfs nog, die een gebroken hart oploopt. Op de opname van Michael Schade van Die schöne Müllerin op CBC records uit 2005, 4
roept zijn prachtige, lichte hoge stem direct associaties op met een jongeling. Maar die opname is alweer veertien jaar oud en de stem van Schade heeft zich in die tussenliggende jaren ontwikkeld tot een krachtigere, meer heroïsche stem. Michael Schade heeft de afgelopen twintig jaar vooral doorgebracht op de podia van de Wiener Staatsoper en de Metropolitan Opera in New York. De zomers bracht hij door met zijn vrouw en acht kinderen in Salzburg, waar ik hem jaar in jaar uit hoorde op de Festspiele. Ik vond hem fantastisch en ben blij dat hij nu een keer in Nederland zingt. Hij maakt nu meer tijd vrij voor soloconcerten dus de timing voor dit debuut is hopelijk ideaal. Tot slot een wat prozaïsche mededeling: tot dit seizoen boden we de serie Grote Zangers ook aan via NRC Webwinkel. Volgend seizoen doen we dat niet. Kaarten zijn uitsluitend te koop via het Muziekgebouw. De kaartverkoop van sommige concerten volgend seizoen loopt hard, wacht dus niet te lang met kijken wat het volgende seizoen te bieden heeft. We openen 19/20 met een ander, langverwacht debuut: dat van Christian Gerhaher. Theo van den Bogaard Stichting Grote Zangers De serie Grote Zangers wordt georganiseerd i.s.m. Muziekgebouw aan ’t IJ
Toelichting Voor Franz Schubert was het componeren van liederen zoiets als eten en drinken. Soms schreef hij er wel zes per dag. Op zoek naar geschikte teksten las hij alles wat los en vast zat. Op een dag viel zijn oog op Wilhelm Müllers bundel over een hopeloos verliefde jongeman die zich tenslotte van het leven berooft. Omdat Schubert leed aan syfilis – destijds dodelijk – begon hij zich dermate te identificeren met de hoofdpersoon dat er in rap tempo een hartverscheurende cyclus van twintig liederen uit zijn pen vloeide. Schubert heeft eens over zichzelf gezegd: ‘Ik ben uitsluitend op deze wereld gezet om te componeren’. En als chronische armoedzaaier voegde hij daar nog aan toe: ‘De staat zou mij eigenlijk moeten onderhouden’. Dat die eerste uitspraak niet overdreven is kunnen we zien aan het aantal composities dat hij, koortsachtig werkend, op papier kreeg tijdens zijn tragisch korte leven. Toen hij op zijn eenendertigste stierf, stonden er zo’n duizend werken op zijn naam. Binnen dat onvoorstelbaar grote aantal neemt het lied een zeer speciale plaats in. Hij schreef er ongeveer zeshonderd. Stel dat hij uitsluitend deze liederen had geschreven, dan was hij waarschijnlijk nog de geschiedenis ingegaan als een van de allergrootste componisten. Toen Schubert acht was componeerde hij al een vocalise (een lied zonder tekst) voor bas en piano. Op zijn veertiende schreef hij zijn eerste echte lied, getiteld Hagars Klage. Hij zat toen op een kostschool, waar hofcomponist en -dirigent Antonio Salieri de scepter zwaaide. Na het horen van dit lied vond Salieri dat de jonge Franz Schubert wel in aanmerking kwam voor iets extra’s: hij werd toegelaten tot het selecte clubje leerlingen dat les kreeg van hoforganist Ruzicka. Deze man kwam er na een paar lessen achter dat hij Schubert niet zo erg veel meer kon bijbrengen. Hij wist alles al.
Primaire levensbehoefte Drie jaar later ontstond het meesterwerk Gretchen am Spinnrade, waarin Schubert voor het eerst de pianopartij emancipeerde: pianist en zanger zijn hier volstrekt gelijkwaardige partners, de piano speelt een onmisbare rol bij het uitbeelden van de scène. Schubert gaf daarmee de aanzet tot een compleet nieuwe vorm van liedkunst. Gretchen, uit het jaar 1815, vormde ook het begin van een soort muzikale dijkdoorbraak bij Schubert: hij schreef in datzelfde jaar, naast twee symfonieën, twee missen, vijf opera’s, vier sonates en enkele koorwerken, ook nog eens 146 liederen, soms wel zes per dag. En hij deed dat vaak uit het hoofd, want een piano kon hij zich meestal niet veroorloven. Tot zijn dood was het schrijven van liederen voor Schubert vergelijkbaar met een primaire levensbehoefte. Zijn honger naar nieuwe teksten was onstilbaar. Daarom varieert het literaire niveau nogal, van suikerzoete Biedermeier tot diep melancholische gedichten van Heine. In wat voor tempo hij liederen produceerde, kunnen we lezen in een kort verslag van Schuberts vriend, de schilder Moritz von Schwind. Zomer 1826 logeerde Schubert bij hem in zijn zomerhuisje. De twee vrienden zouden ‘s ochtends gaan wandelen, maar 5
Toelichting
het begon te regenen. ‘Verveeld en bozig ijsbeerde Schubert de kamer op en neer. Na een tijdje riep ik: ‘Ga wat doen, componeer een lied!’ Maar Schubert antwoordde: ‘En hoe stel je je dat voor? Hier, zonder piano, muziekpapier en teksten?’ Ik zei: ‘Daar zorg ik wel voor.’ Toen heb ik met pen en liniaal een paar vellen tekenpapier voorzien van notenbalken. Daarna trok ik een bloemlezing poëzie uit de kast en wees daarin vijf of zes gedichten aan die mij geschikt leken om op muziek te zetten. Meteen nadat Schubert ze had doorgelezen, begon hij innig gelukkig te componeren. En al voor de lunch had hij alle gedichten op muziek gezet. Het was zulke schitterende muziek dat ik mezelf gelukkig prees dat ik even die notenbalken op papier had gezet’. Poëzie van Wilhelm Müller Over hoe Schubert kennismaakte met Müllers bundel Die schöne Müllerin bestaan diverse theorieën. Een daarvan is de volgende. In 1823 was Schubert een keer op bezoek bij zijn muzikale vriend Benedict Randhartinger, die hij op kostschool had leren kennen. Deze man had een functie als secretaris van een graaf en Schubert en hij zaten te praten in zijn werkkamer. Op een bepaald moment werd Randhartinger met spoed ontboden bij de graaf. Hij haastte zich de kamer uit en zei tegen Schubert: ‘Ik ben zo terug’. Schuberts oog viel op een bundel poëzie op het bureau, hij begon erin te lezen en na twee gedichten stak hij het boek in zijn zak en verliet de kamer zonder te wachten op Randhartinger. Toen Randhartinger terugkwam, ontdekte hij dat het boek verdwenen was en de volgende 6
ochtend ging hij langs bij Schubert om het terug te halen. Schuberts excuus voor zijn gedrag was dat de gedichten hem zo mateloos hadden gefascineerd dat hij de verleiding niet had kunnen weerstaan. Als bewijs dat het lenen van het boek niet zonder gevolg gebleven was, liet hij zijn verbaasde vriend de eerste paar liederen zien, die hij ‘s nachts had gecomponeerd. Het ging om een cyclus gedichten van de totaal onbekende Duitse auteur Wilhelm Müller. Hij schreef Die schöne Müllerin acht jaar voordat Schubert de reeks op muziek zette. Toen Müller de gedichten afhad, noteerde hij in zijn dagboek de profetische woorden: ‘Ooit komt er misschien nog eens een fijnbesnaarde ziel die mij mijn verzen in melodieën teruggeeft’. Zwervende jongeman Die schöne Müllerin vertelt het droevige verhaal van een zwervende jongeman die verliefd wordt op de dochter van een molenaar en in de waan verkeert dat zij ingaat op zijn avances, terwijl zij zich al heeft verloofd met een jager. Müllers oorspronkelijk bundel is voorzien van een pro- en epiloog, waarin hij het droevig lot van de jongeman met een zekere ironie bekijkt. Maar die delen zijn door Schubert niet op muziek gezet, want gaandeweg begon Schubert zich zo te identificeren met deze naïeve zwerver op zoek naar warmte en liefde in de boze wereld, dat de cyclus voor hem bloedserieus werd. Kijken we naar Schuberts eigen omstandigheden tijdens het ontstaan van de liederencyclus, dan blijkt dat er weinig reden tot vrolijkheid was. Behalve in zijn
Toelichting
vriendenkring was hij als componist nog vrijwel onbekend. Zakelijk gezien was hij een hopeloos geval. Meedogenloze uitgevers als Diabelli maakten daar misbruik van en kochten de rechten op sommige composities voor een habbekrats.
Ook in Schuberts eigen leven was weinig reden tot vrolijkheid
de scènes. In veel liederen is er sprake van klankschildering en de pianopartij imiteert ook vaak geluiden. Zoals het kabbelen van het beekje, het draaien van het rad van de watermolen en het hoorngeschal van de jagers. Tekst toelichting: Thijs Bonger
Hij had al het eerste stadium van syfilis achter de rug en wist dat hij binnen afzienbare tijd aan deze ongeneeslijke ziekte zou bezwijken. Daarom past het droevig einde van de cyclus – de zwerver verdrinkt zich in het idyllische beekje – ook wel bij Schuberts eigen situatie. Tegen het einde van de zomer van 1823 wordt hij zelfs zo zwaar ziek, dat hij enkele maanden in het ziekenhuis wordt opgenomen. Door de medicijnen heeft hij ondraaglijke hoofdpijn, huiduitslag en valt al zijn haar uit. Vanwege het besmettingsgevaar moet hij het contact met zijn omgeving vermijden. Desondanks vindt hij in het ziekenhuis nog de kracht om een aantal liederen voor Die schöne Müllerin te schrijven. Hijzelf zegt daarover: ‘Mijn werken komen voort uit mijn begrip van de muziek en van mijn verdriet; en die werken die uitsluitend uit verdriet voortkomen vallen het meest in de smaak… verdriet scherpt het verstand en versterkt de geest’. Ook in deze cyclus horen we hoe belangrijk de pianopartij is voor de uitbeelding van 7
Liedteksten Franz Schubert Die schöne Müllerin Tekst: Wilhem Müller (1794 - 1827)
Das Wandern Wat is dat dwalen in de natuur toch heerlijk! We hebben het geleerd van het rusteloos stromende water van de beek. En het rad van de molen en de molenstenen, die ook nooit stilstaan. Das Wandern ist des Müllers Lust, Das Wandern! Das muß ein schlechter Müller sein, Dem niemals fiel das Wandern ein, Das Wandern. Vom Wasser haben wir’s gelernt, Vom Wasser! Das hat nicht Rast bei Tag und Nacht, Ist stets auf Wanderschaft bedacht, Das Wasser. Das sehn wir auch den Rädern ab, Den Rädern! Die gar nicht gerne stille stehn, Die sich mein Tag nicht müde drehn, Die Räder. Die Steine selbst, so schwer sie sind, Die Steine! Sie tanzen mit den muntern Reihn Und wollen gar noch schneller sein, Die Steine. 8
O Wandern, Wandern, meine Lust, O Wandern! Herr Meister und Frau Meisterin, Laßt mich in Frieden weiterziehn Und wandern.
Liedteksten
Wohin?
Halt!
Ik weet niet waarom, maar ik moest gewoon de loop van het beekje volgen. Vertel me eens, beekje, waar gaan we naar toe?
Ik zie een watermolen tussen de vlierbomen met een gezellig huis ernaast. Lief beekje, is dit de plek waar je me naar toe leidde?
Ich hört’ ein Bächlein rauschen Wohl aus dem Felsenquell, Hinab zum Tale rauschen So frisch und wunderhell.
Eine Mühle seh ich blinken Aus den Erlen heraus, Durch Rauschen und Singen Bricht Rädergebraus.
Ich weiß nicht, wie mir wurde, Nicht, wer den Rat mir gab, Ich mußte auch hinunter Mit meinem Wanderstab.
Ei willkommen, ei willkommen, Süßer Mühlengesang! Und das Haus, wie so traulich! Und die Fenster, wie blank!
Hinunter und immer weiter Und immer dem Bache nach, Und immer frischer rauschte Und immer heller der Bach.
Und die Sonne, wie helle Vom Himmel sie scheint! Ei, Bächlein, liebes Bächlein, War es also gemeint?
Ist das denn meine Straße? O Bächlein, sprich, wohin? Du hast mit deinem Rauschen Mir ganz berauscht den Sinn. Was sag ich denn vom Rauschen? Das kann kein Rauschen sein: Es singen wohl die Nixen Tief unten ihren Reihn. Laß singen, Gesell, laß rauschen Und wandre fröhlich nach! Es gehn ja Mühlenräder In jedem klaren Bach.
9
Liedteksten
Danksagung an den Bach
Am Feierabend
Is dit wat je bedoelde, kabbelende vriend? Leidde je mij naar de molenaarsdochter? Ik vroeg om werk, maar nu hebben ineens én mijn handen én mijn hart meer dan genoeg te doen.
Was ik maar sterk, dan zou het mooie meisje me wel zien staan. Maar nu wenst ze gewoon iedereen goedenacht en heeft ze geen speciale aandacht voor mij.
War es also gemeint, Mein rauschender Freund? Dein Singen, dein Klingen, War es also gemeint? Zur Müllerin hin! So lautet der Sinn. Gelt, hab’ ich’s verstanden? Zur Müllerin hin! Hat sie dich geschickt? Oder hast mich berückt? Das möcht ich noch wissen, Ob sie dich geschickt. Nun wie’s auch mag sein, Ich gebe mich drein: Was ich such’, hab’ich funden, Wie’s immer mag sein. Nach Arbeit ich frug, Nun hab ich genug Für die Hände, fürs Herze Vollauf genug!
10
Hätt ich tausend Arme zu rühren! Könnt ich brausend die Räder führen! Könnt ich wehen durch alle Haine! Könnt ich drehen Alle Steine! Daß die schöne Müllerin Merkte meinen treuen Sinn! Ach, wie ist mein Arm so schwach! Was ich hebe, was ich trage, Was ich schneide, was ich schlage, Jeder Knappe tut mir’s nach. Und da sitz ich in der großen Runde, In der stillen kühlen Feierstunde, Und der Meister spricht zu allen: Euer Werk hat mir gefallen; Und das liebe Mädchen sagt Allen eine gute Nacht.
Liedteksten
Der Neugierige
Ungeduld
Beekje, waarom ben je vandaag zo stil? Vertel me nou toch eens: Houdt ze van me, of niet?
Ik wil haar naam kerven in iedere boom. Alle vogels moeten over mijn liefde zingen. En de wind moet erover vertellen. Iedereen kan aan me zien hoe verliefd ik ben. Alleen zij ziet het niet.
Ich frage keine Blume, Ich frage keinen Stern, Sie können mir alle nicht sagen, Was ich erführ so gern. Ich bin ja auch kein Gärtner, Die Sterne stehn zu hoch; Mein Bächlein will ich fragen, Ob mich mein Herz belog. O Bächlein meiner Liebe, Wie bist du heut so stumm? Will ja nur eines wissen, Ein Wörtchen um und um. Ja heißt das eine Wörtchen, Das andre heißet Nein, Die beiden Wörtchen Schließen die ganze Welt mir ein. O Bächlein meiner Liebe, Was bist du wunderlich! Will’s ja nicht weitersagen, Sag, Bächlein, liebt sie mich?
Ich schnitt es gern in alle Rinden ein, Ich grüb es gern in jeden Kieselstein, Ich möcht es sä’n auf jedes frische Beet Mit Kressensamen, der es schnell verrät, Auf jeden weißen Zettel möcht ich’s schreiben: Dein ist mein Herz und soll es ewig bleiben. Ich möcht mir ziehen einen jungen Star, Bis daß er spräch die Worte rein und klar, Bis er sie spräch mit meines Mundes Klang, Mit meines Herzens vollem, heißem Drang; Dann säng er hell durch ihre Fensterscheiben: Dein ist mein Herz und soll es ewig bleiben. Den Morgenwinden möcht ich’s hauchen ein, Ich möcht es säuseln durch den regen Hain; Oh, leuchtet’ es aus jedem Blumenstern! Trüg es der Duft zu ihr von nah und fern! Ihr Wogen, könnt ihr nichts als Räder treiben? Dein ist mein Herz und soll es ewig bleiben. Ich meint, es müßt in meinen Augen stehn, Auf meinen Wangen müßt man’s brennen sehn, Zu lesen wär’s auf meinem stummen Mund, Ein jeder Atemzug gäb’s laut ihr kund, Und sie merkt nichts von all dem bangen Treiben: Dein ist mein Herz und soll es ewig bleiben. 11
Liedteksten
Morgengruß
Des Müllers Blumen
Goeiemorgen, mooie molenaarsdochter. Waarom blijf je niet even uit het raam hangen? Ben je van me geschrokken of is er iets anders aan de hand?
De bloemen langs de beek zijn net zo blauw als haar ogen. Ik wil ze onder haar raam planten. En als ze dan slaapt, fluisteren ze haar in: ‘Vergeet me niet.’ En doet ze ’s ochtends vroeg de luiken open, dan ziet ze de dauw in de bloemen. Mijn tranen.
Guten Morgen, schöne Müllerin! Wo steckst du gleich das Köpfchen hin, Als wär dir was geschehen? Verdrießt dich denn mein Gruß so schwer? Verstört dich denn mein Blick so sehr? So muß ich wieder gehen. O laß mich nur von ferne stehn, Nach deinem lieben Fenster sehn, Von ferne, ganz von ferne! Du blondes Köpfchen, komm hervor! Hervor aus eurem runden Tor, Ihr blauen Morgensterne! Ihr schlummertrunknen Äugelein, Ihr taubetrübten Blümelein, Was scheuet ihr die Sonne? Hat es die Nacht so gut gemeint, Daß ihr euch schließt und bückt und weint Nach ihrer stillen Wonne? Nun schüttelt ab der Träume Flor Und hebt euch frisch und frei empor In Gottes hellen Morgen! Die Lerche wirbelt in der Luft, Und aus dem tiefen Herzen ruft Die Liebe Leid und Sorgen.
12
Am Bach viel kleine Blumen stehn, Aus hellen blauen Augen sehn; Der Bach, der ist des Müllers Freund, Und hellblau Liebchens Auge scheint, Drum sind es meine Blumen. Dicht unter ihrem Fensterlein, Da will ich pflanzen die Blumen ein, Da ruft ihr zu, wenn alles schweigt, Wenn sich ihr Haupt zum Schlummer neigt, Ihr wißt ja, was ich meine. Und wenn sie tät die Äuglein zu Und schläft in süßer, süßer Ruh, Dann lispelt als ein Traumgesicht Ihr zu: Vergiß, vergiß mein nicht! Das ist es, was ich meine. Und schließt sie früh die Laden auf, Dann schaut mit Liebesblick hinauf: Der Tau in euren Äugelein, Das sollen meine Tränen sein, Die will ich auf euch weinen.
Liedteksten
Tränenregen We zaten zo vredig naast elkaar aan de beek. De maan kwam op. We keken samen naar het water. Ik keek alleen maar naar haar spiegelbeeld. Het beekje fluisterde me in: ‘Ga toch met me mee.’ Toen zei zij plotseling: ‘Het gaat regenen, ik ga naar huis.’
Da gingen die Augen mir über, Da ward es im Spiegel so kraus; Sie sprach: Es kommt ein Regen, Ade, ich geh nach Haus.
Wir saßen so traulich beisammen Im kühlen Erlendach, Wir schauten so traulich zusammen Hinab in den rieselnden Bach. Der Mond war auch gekommen, Die Sternlein hinterdrein, Und schauten so traulich zusammen In den silbernen Spiegel hinein. Ich sah nach keinem Monde, Nach keinem Sternenschein, Ich schaute nach ihrem Bilde, Nach ihren Augen allein. Und sahe sie nicken und blicken Herauf aus dem seligen Bach, Die Blümlein am Ufer, die blauen, Sie nickten und blickten ihr nach. Und in den Bach versunken Der ganze Himmel schien Und wollte mich mit hinunter In seine Tiefe ziehn. Und über den Wolken und Sternen, Da rieselte munter der Bach Und rief mit Singen und Klingen: Geselle, Geselle, mir nach! 13
Liedteksten
Mein!
Pause
Beekje, hou op met stromen. En vogels, onderbreek je gezang. Vandaag klinkt er maar één lied: Het meisje van de molen is van mij! En niets of niemand die het begrijpt.
Ik heb mijn luit aan de muur gehangen en er een groen lint aan vastgeknoopt. Mijn hart is zo vol van alles, dat ik niet meer kan zingen. Als de wind de snaren beroert, is dat dan een echo van mijn liefdesverdriet of een voorbode van nieuwe liederen?
Bächlein, laß dein Rauschen sein! Räder, stellt euer Brausen ein! All ihr muntern Waldvögelein, Groß und klein, Endet eure Melodein! Durch den Hain, Aus und ein Schalle heut ein Reim allein: Die geliebte Müllerin ist mein! Mein, mein! Frühling, sind das alle deine Blümelein? Sonne, hast du keinen hellern Schein? Ach, so muß ich ganz allein Mit dem seligen Worte mein Unverstanden in der weiten Schöpfung sein! Bächlein, laß dein Rauschen sein! Räder, stellt euer Brausen ein! All ihr muntern Waldvögelein, Groß und klein, Endet eure Melodein! Durch den Hain, Aus und ein Schalle heut ein Reim allein: Die geliebte Müllerin ist mein! Mein, ist mein!
14
Meine Laute hab ich gehängt an die Wand, Hab sie umschlungen mit einem grünen Band − Ich kann nicht mehr singen, mein Herz ist zu voll, Weiß nicht, wie ich’s in Reime zwingen soll. Meiner Sehnsucht allerheißesten Schmerz Durft ich aushauchen in Liederscherz, Und wie ich klagte so süß und fein, Glaubt ich doch, mein Leiden wär’ nicht klein. Ei, wie groß ist wohl meines Glückes Last, Daß kein Klang auf Erden es in sich faßt? Nun, liebe Laute, ruh an dem Nagel hier! Und weht ein Lüftchen über die Saiten dir, Und streift eine Biene mit ihren Flügeln dich, Da wird mir so bange, und es durchschauert mich. Warum ließ ich das Band auch hängen so lang? Oft fliegt’s um die Saiten mit seufzendem Klang. Ist es der Nachklang meiner Liebespein? Soll es das Vorspiel neuer Lieder sein?
Liedteksten
Mit dem grünen Lautenbande
Der Jäger
Zonde dat dat groene lint aan de muur hier maar verschiet. Vandaag zei je me, dat je zo dol op groen bent. Hier heb je het lint om in je haar te doen. Ook al ben ik zelf wit van het meel, toch is groen ook mijn favoriet, omdat het de kleur van de hoop is.
Wat heeft die jager hier te zoeken? Maak dat je wegkomt. Hier valt voor jou niks te jagen. Behalve dan een tamme hinde en die is van mij. Ga terug naar het bos!
‘Schad um das schöne grüne Band, Daß es verbleicht hier an der Wand, Ich hab das Grün so gern!’ So sprachst du, Liebchen, heut zu mir; Gleich knüpf ich’s ab und send es dir: Nun hab das Grüne gern! Ist auch dein ganzer Liebster weiß, Soll Grün doch haben seinen Preis, Und ich auch hab es gern. Weil unsre Lieb ist immergrün, Weil grün der Hoffnung Fernen blühn, Drum haben wir es gern. Nun schlinge in die Locken dein Das grüne Band gefällig ein, Du hast ja’s Grün so gern. Dann weiß ich, wo die Hoffnung wohnt, Dann weiß ich, wo die Liebe thront, Dann hab ich’s Grün erst gern.
Was sucht denn der Jäger am Mühlbach hier? Bleib, trotziger Jäger, in deinem Revier! Hier gibt es kein Wild zu jagen für dich, Hier wohnt nur ein Rehlein, ein zahmes, für mich, Und willst du das zärtliche Rehlein sehn, So laß deine Büchsen im Walde stehn, Und laß deine klaffenden Hunde zu Haus, Und laß auf dem Horne den Saus und Braus, Und schere vom Kinne das struppige Haar, Sonst scheut sich im Garten das Rehlein fürwahr. Doch besser, du bliebest im Walde dazu Und ließest die Mühlen und Müller in Ruh. Was taugen die Fischlein im grünen Gezweig? Was will den das Eichhorn im bläulichen Teich? Drum bleibe, du trotziger Jäger, im Hain, Und laß mich mit meinen drei Rädern allein; Und willst meinem Schätzchen dich machen beliebt, So wisse, mein Freund, was ihr Herzchen betrübt: Die Eber, die kommen zur Nacht aus dem Hain Und brechen in ihren Kohlgarten ein Und treten und wühlen herum in dem Feld: Die Eber, die schieß, du Jägerheld!
15
Liedteksten
Eifersucht und Stolz Waar ga je heen, wilde beek? Naar de jager, die brutale indringer? Keer om en lees die trouweloze flirt de les, maar zeg haar niet hoe verdrietig ik ben. Wohin so schnell, so kraus und wild, mein lieber Bach? Eilst du voll Zorn dem frechen Bruder Jäger nach? Kehr um, kehr um, und schilt erst deine Müllerin Für ihren leichten, losen, kleinen Flattersinn. Sahst du sie gestern abend nicht am Tore stehn, Mit langem Halse nach der großen Straße sehn? Wenn vom den Fang der Jäger lustig zieht nach Haus, Da steckt kein sittsam Kind den Kopf zum Fenster ‘naus. Geh, Bächlein, hin und sag ihr das; doch sag ihr nicht, Hörst du, kein Wort von meinem traurigen Gesicht. Sag ihr: Er schnitzt bei mir sich eine Pfeif’ aus Rohr Und bläst den Kindern schöne Tänz’ und Lieder vor.
liefje is ook dol op jagen. Het wild waar ik op jaag is de dood. In Grün will ich mich kleiden, In grüne Tränenweiden: Mein Schatz hat’s Grün so gern. Will suchen einen Zypressenhain, Eine Heide von grünen Rosmarein: Mein Schatz hat’s Grün so gern. Wohlauf zum fröhlichen Jagen! Wohlauf durch Heid’ und Hagen! Mein Schatz hat’s Jagen so gern. Das Wild, das ich jage, das ist der Tod; Die Heide, die heiß ich die Liebesnot: Mein Schatz hat’s Jagen so gern. Grabt mir ein Grab im Wasen, Deckt mich mit grünem Rasen: Mein Schatz hat’s Grün so gern. Kein Kreuzlein schwarz, kein Blümlein bunt, Grün, alles grün so rings und rund! Mein Schatz hat’s Grün so gern. Die böse Farbe
Die liebe Farbe
Ik haat groen! Het liefst zou ik alle blaadjes van alle takken rukken en het groene gras doodsbleek maken met mijn tranen. Ik wil in weer en wind en sneeuw voor haar deur gaan liggen, terwijl in het bos de jagershoorn schalt. En ik wil haar dag en nacht toezingen: ‘Vaarwel’, en haar hand even vasthouden.
Ik ga iets groens aantrekken, de blaadjes van de treurwilg. Daar houdt ze toch zo van? Graaf een graf voor me en bedek dat met groen gras. Daar houdt ze toch zo van? Mijn
Ich möchte ziehn in die Welt hinaus, Hinaus in die weite Welt; Wenn’s nur so grün, so grün nicht wär, Da draußen in Wald und Feld!
16
Liedteksten
Ich möchte die grünen Blätter all Pflücken von jedem Zweig, Ich möchte die grünen Gräser all Weinen ganz totenbleich.
Wie seht ihr alle Mich an so weh, Als ob ihr wüßtet, Wie mir gescheh?
Ach Grün, du böse Farbe du, Was siehst mich immer an So stolz, so keck, so schadenfroh, Mich armen weißen Mann?
Ihr Blümlein alle, Wie welk, wie blaß? Ihr Blümlein alle, Wovon so naß?
Ich möchte liegen vor ihrer Tür Im Sturm und Regen und Schnee. Und singen ganz leise bei Tag und Nacht Das eine Wörtchen: Ade!
Ach, Tränen machen Nicht maiengrün, Machen tote Liebe Nicht wieder blühn.
Horch, wenn im Wald ein Jagdhorn schallt, Da klingt ihr Fensterlein! Und schaut sie auch nach mir nicht aus, Darf ich doch schauen hinein.
Und Lenz wird kommen, Und Winter wird gehn, Und Blümlein werden Im Grase stehn.
O binde von der Stirn dir ab Das grüne, grüne Band; Ade, ade! Und reiche mir Zum Abschied deine Hand!
Und Blümlein liegen In meinem Grab, Die Blümlein alle, Die sie mir gab.
Trockne Blumen
Und wenn sie wandelt Am Hügel vorbei Und denkt im Herzen: Der meint’ es treu!
Als zij in de lente langs mijn graf komt met daarop de verdroogde bloemen die ze me ooit gaf, dan zal ze denken: ‘Hij was mij trouw.’ Ihr Blümlein alle, Die sie mir gab, Euch soll man legen Mit mir ins Grab.
Dann, Blümlein alle, Heraus, heraus! Der Mai ist kommen, Der Winter ist aus.
17
Liedteksten
Der Müller und der Bach
Des Baches Wiegenlied
Als een trouwe ziel sterft van liefde, dan verwelken overal de lelies en verbergt de huilende maan zich achter een wolk. En de engelen snikken. Het beekje antwoordt: ‘Als de liefde zich losmaakt van de pijn dan ontspruiten er rozen aan de doornstruik, die nooit zullen verwelken’. Dan zegt hij op zijn beurt: ‘O beekje, je bedoelt het zo goed – maar besef je wel wat liefde met je kan doen? Op jouw bodem, beekje, ga ik koele rust vinden.’
Rust zacht en doe je ogen dicht. Hier ben je thuis, uitgeputte wandelaar. En niemand mag jou storen tijdens je dromen. Het hoorngeschal ga ik overstemmen met mijn bruisen en kolken. En ook jij, slecht meisje, vertoon je niet meer op het pad langs de beek.
Der Müller: Wo ein treues Herze in Liebe vergeht, Da welken die Lilien auf jedem Beet; Da muß in die Wolken der Vollmond gehn, Damit seine Tränen die Menschen nicht sehn; Da halten die Englein die Augen sich zu Und schluchzen und singen die Seele zur Ruh’. Der Bach: Und wenn sich die Liebe dem Schmerz entringt, Ein Sternlein, ein neues, am Himmel erblinkt; Da springen drei Rosen, halb rot und halb weiß, Die welken nicht wieder, aus Dornenreis. Und die Engelein schneiden die Flügel sich ab Und gehn alle Morgen zur Erde herab. Der Müller: Ach Bächlein, liebes Bächlein, du meinst es so gut: Ach Bächlein, aber weißt du, wie Liebe tut? Ach unten, da unten die kühle Ruh! Ach Bächlein, liebes Bächlein, so singe nur zu. 18
Gute Ruh, gute Ruh! Tu die Augen zu! Wandrer, du müder, du bist zu Haus. Die Treu’ ist hier, Sollst liegen bei mir, Bis das Meer will trinken die Bächlein aus! Will betten dich kühl Auf weichem Pfühl In dem blauen kristallenen Kämmerlein. Heran, heran, Was wiegen kann, Woget und wieget den Knaben mir ein! Wenn ein Jagdhorn schallt Aus dem grünen Wald, Will ich sausen und brausen wohl um dich her. Blickt nicht herein, Blaue Blümelein! Ihr macht meinem Schläfer die Träume so schwer. Hinweg, hinweg Von dem Mühlensteg, Hinweg, hinweg, Böses Mägdelein! Daß ihn dein Schatten, dein Schatten nicht weckt!
Liedteksten
Wirf mir herein Dein TĂźchlein fein, DaĂ&#x; ich die Augen ihm halte bedeckt! Gute Nacht, gute Nacht! Bis alles wacht, Schlaf aus deine Freude, schlaf aus dein Leid! Der Vollmond steigt, Der Nebel weicht, Und der Himmel da oben, wie ist er so weit! Korte samenvatting liederen: Thijs Bonger
19
Biografieën Componist Franz Schubert Franz Schubert (1797 1828) was de zoon van een muzikale schoolmeester die hem leerde vioolspelen. Pianoles kreeg hij van zijn oudere broer. Als jongenssopraan werd hij op zijn elfde aangenomen aan de keizerlijke hofkapel die verbonden was met het ‘Konvikt’, de beste onderwijsinstelling van Wenen. Op zijn dertiende begon hij liederen te componeren en al op zijn zeventiende ontstond zijn eerste meesterwerk in dit genre: Gretchen am Spinnrade. Schubert werkte een tijd als hulponderwijzer om onder militaire dienst uit te komen en vervolgens verdiende hij de kost als muziekdocent. Hij leefde in relatieve armoede, maar slaagde er in de romantiek in muziek te definiëren met zijn kamermuziek en symfonische werken. Daarnaast zette hij met ruim zeshonderd liederen het 20
romantische lied voorgoed op de kaart. Door zijn vrienden, regelmatig bijeen in ‘Schubertiades’, leerde hij steeds nieuwe dichters kennen, zoals Wilhelm Müller wiens gedichten hem inspireerden tot zijn twee grote liedcycli: Die schöne Müllerin en Winterreise.
Hoewel zijn orkestwerken, opera’s en kamermuziek tijdens zijn leven nauwelijks werden uitgevoerd, wist hij als liedcomponist bij een select publiek grote naam te maken. Hij stierf op 31-jarige leeftijd aan de gevolgen van syfilis en buiktyfus.
Biografieën
Uitvoerenden Michael Schade Tenor De Duits-Canadese tenor Michael Schade wordt geprezen als een van ‘s werelds toonaangevende tenoren. Hij is te horen op belangrijke operapodia en in prestigieuze concertzalen over heel de wereld. Schade werkte nauw samen met de Wiener Staatsoper en de Canadian Opera Company, trad regelmatig op in de Metropolitan Opera, de Bayerische Staatsoper, Teatro alla Scala in Milaan, het Liceu Barcelona, het Royal Opera House Covent Garden en de Opéra Bastille in Parijs. Hij is een graag geziene gast op het Salzburg Festival. Recitals gaf hij op het Festival in Verbier, Schubertiade Schwarzenberg en op het Grafenegg Festival. Zijn concertrepertoire varieert van de cantates en passies van Johann Sebastian Bach tot Lied von der Erde van Gustav Mahler. In seizoen
foto: Harald Hoffmann
2017/2018 was Schade artist in residence van het Konzerthaus in Wenen, waar hij meerdere concerten gaf. In 2007 werd hij benoemd door de Republiek Oostenrijk tot Kammersänger. Hij is artistiek directeur van Hapag Lloyd Stella Maris International
Vocal Competition en in 2014 werd hij benoemd tot artistiek directeur van de Internationale Barocktage Stift Melk tot 2022. In 2017 ontving Michael Schade de titel Officer to the Order of Canada (O.C.). 21
Biografieën
Malcolm Martineau De Schotse pianist Malcolm Martineau (1960) kreeg een brede muziekopleiding aan de universiteit van Cambridge en vervolgens aan het conservatorium in Londen. Hij nam zelf ook zanglessen en is hevig geïnteresseerd in de poëzie van de liedteksten. Korte tijd streefde Martineau een solocarrière na maar het samenwerken met zangers en instrumentalisten vond hij aantrekkelijker. Inmiddels is hij een specialist in het liedgenre en treedt hij op met grootheden als Christoph Prégardien, Barbara Bonney, Ian Bostridge, Angelika Kirchschlager, Magdalena Kozena, Anna Netrebko, Bryn Terfel en vele anderen. In de Londense Wigmore Hall heeft Martineau zijn eigen serie waarbij hij vaak jonge zangers betrekt. Als jonge pianist was Martineau pianobegeleider bij masterclasses van Joan Sutherland en Elisabeth Schwarzkopf, en overal ter wereld geeft hij nu 22
foto: Russell Duncan
zijn kennis en ervaring door tijdens zijn eigen masterclasses. In 2004 ontving hij een doctoraat aan de Royal Scottish Academy of Music en in 2009 was hij International Fellow of Accompaniment in 2009.
Hij was in 2011 artistiek directeur van de Leeds Lieder+ Festival.
Biografieën
Jan Wouters Countertenor
Countertenor Jan Wouters (1993) behaalde zijn bachelor zang aan LUCA, School of Arts in Leuven en zijn master aan de Hochschule für Musik und Theater te München met grootste onderscheiding. In 2013 werd hij eerste laureaat van Belfius Classics Brussel en laureaat van het Prinses Christina Concours ‘s Hertogenbosch. Hij was tevens in september 2018 finalist en laureaat in het gerenommeerde
Internationale Vocalisten Concours ‘s Hertogenbosch. Hij volgde masterclasses bij Maarten Koningsberger (Amsterdam en Parijs), Roberta Alexander (Rotterdam), Monica Benvenuti (Florence), W. Stephen Smith (Julliard, New York), Janice Chapmann en James Platt (Guildhall, London) en Kai Wessel (Köln). Tijdens zijn studies was hij al een veelgevraagd solist. Hij werkte daarnaast samen met verschillende orkesten waaronder ensemble Octopus, philharmonie zuidnederland, Münchner Rundfunkorchester en grote dirigenten als Jan Müller-Wieland, Ulf Schirmer en Hartmut Haenchen.
Axel Freier Piano Axel Freier combineerde zijn studie piano aan de LUCA, School of Arts in Leuven met Muziekschriftuur aan het Koninklijk Conservatorium Brussel. Ondertussen is Axel met grote onderscheiding afgestudeerd voor piano en rondt hij zijn laatste jaar in Brussel af.
In 2013 werd Axel geselecteerd als solist om te concerteren met het Limburgs orkest Jeugd en Muziek. In Vlaanderen is Axel een veelgevraagde begeleider voor concerten, wedstrijden en projecten. Het begeleiden combineert hij met zijn vaste aanstelling als pianodocent aan het Stedelijk Conservatorium in Hasselt. Sinds 2011 is hij vaste begeleider van het koor Rise Up. In 2018 behaalde het koor in ZuidAfrika tweemaal goud en waren ze groepswinnaar in de internationale wedstrijd World Choir Games.
23
Grote Zangers De serie Grote Zangers is een samenwerking tussen Muziekgebouw aan ’t IJ en stichting Grote Zangers.
Serie Grote Zangers De Serie heeft als oogmerk het naar Nederland brengen van de wereldwijde top van klassieke (Lied)Zangers voor 6 toonaangevende concerten per jaar. Wij programmeren de serie in het Muziekgebouw sinds seizoen 2010-2011. Ervaringstraject Grote Zangers Het creëren van podia voor jonge startende zangers hoort bij onze stichtingsdoelen. Grote Zangers selecteert ieder seizoen 6 zangers uit de top van jong zangtalent. Grote Zangers organiseert voor deze zangers precies dát waar een groot tekort aan bestaat: speelbeurten voor solo concerten. Vaste onderdelen van het traject zijn een Voorprogramma bij onze serie en een full recital in de vorm van een huisconcert. De musici worden gehonoreerd uit Vriendenbijdragen en andere fondsen die wij werven voor dit educatietraject. Een 3e programmadeel is momenteel in ontwikkeling. Vrienden Grote Zangers Grote Zangers kent een actieve Vriendenclub. Vrienden wonen dikwijls huisconcerten bij. Er is één keer per jaar een exclusief en bijzonder evenement. 24
Huisconcerten Grote Zangers Huisconcerten vinden plaats in panden met hoge plafonds te Amsterdam. Liefhebbers van Grote Zangers stellen hun huizen ter beschikking om jong toptalent een kans te geven om zich in een soloconcert te presenteren. Een concert duurt ca. 60 minuten, na afloop krijgen gasten een glas wijn aangeboden. De toegang is op uitnodiging. Heeft u interesse een huisconcert bij te wonen? Laat het ons weten via vrienden@grotezangers.nl Partners Het Muziekgebouw; Co-producent serie Grote Zangers De Nationale Opera; Samenwerking Educatietraject Alferink Artists Management; Vocale adviezen Grote Zangers Theo van den Bogaard directeur Hanna Schreuders casting & organisatie Lia van der Steen communicatie Contact Stichting Grote Zangers Herengracht 458, 1017 CA Amsterdam t 020 6643151 info@grotezangers.nl
Volg ons op www.grotezangers.nl
Verwacht
Serie Grote Zangers Za 18 mei 2019 Grote Zaal 20.15 uur
Thomas Oliemans + Malcolm Martineau Beethoven, Wagner en Strauss De soepele stem van de Nederlandse bariton Thomas Oliemans kan zowel lyrische als dramatische partituren aan. Al jaren rekent men hem tot de groten. Nu maakt hij zijn debuut in de serie Grote Zangers. Samen met Malcolm Martineau neemt Oliemans de luisteraar mee van de lichtvoetige (wan)hoop van Beethoven tot de zware dramatiek van Strauss en Wagners Wesendonck-Lieder. En verrassend ook de relatief onbekende, maar prachtige Songs of Travel van de Britse componist Ralph VaughanWilliams. Thomas Oliemans mag met recht een topzanger genoemd worden. Hij frequenteert de internationale concertpodia en is vaak te horen bij De Nationale Opera. Hij is een muzikaal omnivoor, met een veelheid aan rollen op zijn repertoire, van Mozart tot Wagner. Dat maakt hem tot zo’n interessant musicus. Daarbij stelt hij vaak intelligente programma’s samen, die verrassende verbanden onthullen tussen componisten en liederen.
Thomas Oliemans foto: Marco Borggreve
Programma: Ludwig van Beethoven An die ferne Geliebte Ralph Vaughan-Williams Songs of Travel / Richard Wagner Wesendonck-Lieder / Richard Strauss Heimliche Aufforderung / Ich liebe dich / Das Rosenband / Nachtgang Gestern war ich Atlas / Ich sehe wie in einem Spiegel / Traum durch die Dämmerung / Gefunden / Nichts
25
Verwacht
zo 5 mei / 18.30 uur Vrije Noten Componistendiner wo 8 mei / 20.15 uur Camerata Salzburg + Alexander Lonquich Pianist en dirigent
Mei wo 1 mei / 20.15 uur Prijswinnaarsconcert 2019 Winnaars Nederlands Vioolconcours + Nationaal Cello Concours + YPF Pianoconcours do 2 mei / 12.30 uur Rubens Consort Kamermuziek Lab Lunchconcert i.s.m. Prinses Christina Concours do 2 mei / 20.15 uur Nederlands Kamerorkest Piazzolla door Vincent van Amsterdam do 2 mei / 20.30 uur / Bimhuis Irreversible Entanglements The Rest is Noise @ Bimhuis vr 3 mei / 20.15 uur Collegium Vocale Gent Madrigalen van Monteverdi 26
do 9 mei / 20.15 uur Nieuw Ensemble Première Georges Aperghis Lost Connections vr 10 mei / 20.15 uur Amsterdam Sinfonietta + Anthony Marwood + Alexander Melnikov Wonderkinderen za 11 mei / 14.15 uur De IJ-Salon Klezmer & Co za 11 mei / 20.15 uur Schumann Quartett Chiaroscuro zo 12 mei / 11.00 uur / Kleine Zaal Carolina Eyck + Ere Lievonen + Wouter Snoei The Theremin Stories zo 12 mei / 15.00 uur Nederlandse Bachvereniging Café Zimmermann
wo 15 mei / 20.15 uur Nederlands Kamerkoor + Paul Van Nevel De schatkamer van Paul Van Nevel do 16 mei / 12.30 uur Artem Trio Lunchconcert ism NMF do 16 mei / 20.00 uur / Paradiso Nederlands Blazers Ensemble Bach en Soefi do 16 mei / 20.15 uur Amsterdam Sinfonietta + Anthony Marwood + Alexander Melnikov Illumine me
Huil van de Wolff Elke 22e van de maand klinkt om 20.00 uur het geluidsmonument Huil van de Wolff. Martijn Padding componeerde deze interactieve geluidsinstallatie ter herinnering aan oprichter van het Muziekgebouw Jan Wolff (1941 - 2012). Zie voor meer informatie muziekgebouw.nl/ huilvandewolff Geheimtips Bijzondere concerten die je niet mag missen
Foto: Erik van Gurp
Grand café 4’33 Kom voor het concert eten in Grand café 4’33. Reserveren: 020 788 2090 of 433grandcafe.nl.
Rondom het concert - Na aanvang van het concert heeft u geen toegang meer tot de zaal. - Zet uw mobiele telefoon uit voor aanvang van het concert. - Het maken van beeld- of geluidsopnamen in de zaal alleen met schriftelijke toestemming. - Algemene Bezoekersvoorwaarden zijn na te lezen op muziekgebouw.nl
Bij de prijs inbegrepen Reververingskosten en garderobe zijn bij de kaartprijs inbegrepen. Ook een pauzedrankje, tenzij anders vermeld op uw concertkaartje. Bij concerten zonder pauze staan drankjes klaar na afloop van het concert.
Steun het Muziekgebouw Inkomsten uit kaartverkoop dekken ten dele onze kosten. Word vriend of doneer: met uw extra steun kunnen we concerten op het hoogste niveau blijven organiseren. Meer informatie: muziekgebouw.nl/steunons
Op de hoogte blijven? Blijf op de hoogte van nieuw geboekte concerten of ander nieuws. Volg ons via onze e-nieuwsbrief (aanmelden op muziekgebouw.nl), Facebook, Twitter of Instagram. Dank! Wij kunnen niet zonder de steun van onze vaste subsidiënten en Vrienden van het Muziekgebouw. Wij zijn hen daarvoor zeer erkentelijk.
Druk binnenwerk
27