6 minute read

Technische info

Het verbinden van glasvezelkabel: ook iets voor u?

Het verbinden van glasvezelkabels is enigszins anders dan een koperverbinding, maar mits de nodige aandachtspunten, kan dit zonder zorgen geplaatst worden. Als installateur hoeft u dus zeker geen schrik te hebben om een fiberlink tot een goed einde te brengen!

Er bestaan 2 soorten glasvezeltypes (binnen de LAN wereld): • MultiMode (MMF) fiber • SingleMode (SMF) fiber. Het grote verschil is de samenstelling van de fiber zelf en de keuze wordt in eerste instantie gemaakt in functie van de lengte van de link. MultiMode bekabeling gaat over enkele 100 meter, terwijl SingleMode enkele kilometers kan overbruggen.

Hoe gebeurt de fiberlink?

Naast de verschillende glasvezeltypes moet er ook rekening gehouden worden met de vereiste lichtbronnen en de gewenste datasnelheid (in de residentiële wereld is Gigabit voldoende). Tot slot dient men ook aan te geven hoeveel fibers men in de kabel wenst te voorzien. Om één actieve link te maken, heeft men 2 fibers nodig. De meeste fabrikanten hebben een ruim aanbod van mogelijkheden. (6 tot 144 fibers in één kabel).

Op de uiteinden van de glasvezelkabel worden de fiberlinks afgewerkt in een patchpaneel of een kleinere fiberbox. Dit om de delicate fibers mechanisch te beschermen en nadien gemakkelijk fiber patchcords aan te wenden. Naast de fiber zelf, dient ook het actieve materiaal geschikt te zijn. De meeste netwerkswitches beschikken over zogenaamde SFP poorten, waar dan afhankelijk van het type glasvezel en de vooropgestelde snelheid een SFP module ingeplugd kan worden. Een externe convertor fiber/ koper is ook een mogelijke oplossing. Tussen bijvoorbeeld het fiberpatchpaneel en switch/SFP module worden er patchcords gebruikt (te vergelijken met koperverbindingen).

Drie opties voor de afwerking

Voor de afwerking van een glasvezelkabel zijn er 3 opties: U plaatst een kabel met connectoren die reeds afgemonteerd zijn in de fabriek (Pre-Term). Na de plaatsing, dient u enkel nog de fiberconnectoren te reinigen en aan te sluiten op de netwerkswitching. U hoeft zich geen zorgen te maken over de afmontage en dient enkel de fiberkabel met de nodige zorg te plaatsen. De connectoren worden ter plaatste gemonteerd via de zogenaamde fusielas. Deze manier van montage garandeert

 Onze provinciale afdeling Limburg organiseerde in 2019 een infosessie rond het glasvezelnetwerk van de toekomst.

Daarbij hoorde ook een technische demonstratie. een zeer hoge kwaliteit en is vereist voor hogere snelheden. Het toepassen van fusielassen vraagt specifieke units (een fusielasser zoals bijvoorbeeld de Sumitomo T-72C). Bij fusielassen gaan we als het ware de fibers aan elkaar versmelten. Deze units vragen dan ook een zekere specialisatie. Cebeo kan u daarin helpen met de ondersteuning via gespecialiseerde klanten.

Een derde oplossing is gebruik van een “No Polish Connector”. In deze fiberconnector zit er reeds een -in de fabriek- gepolijst eindstukje fiber en dient men de installatiefiber te monteren (mechanische afmontage). Een dergelijk oplossing is bijvoorbeeld de Panduit OptiCam 2. Aan de hand van deze kit, met bijbehorende unit, kan op eenvoudige wijze een no-polish-connector afgewerkt worden, mits het zorgvuldig volgen van de diverse stappen.

De prijsverschillen van de diverse oplossingen gaan samen met de gewenste nauwkeurigheid van de afwerking.

Zijn er valkuilen?

Alles start met de correcte keuze van de fiberlink. We denken daarbij aan: welke lengte dienen we te overbruggen, welke maximale snelheid is gewenst, wat is het traject (binnen of buiten?) van de fiberkabel, voor welke oplossing opteer ik (pre-term of afmontage ter plaatse), … Cebeo kan u daar zeker de nodige ondersteuning in bieden en een lijst met alle nodige materialen samenstellen. Tijdens de plaatsing van de fiberkabel dient men logischerwijze rekening te houden met de voorschriften van de fabrikant, het gaat immers om een glasvezelkabel. Tot slot, volgt de afwerking in het patchpaneel of fiberbox. Na de plaatsing wordt het geheel verbonden met de actieve componenten. Bij het laatste is de reiniging van de fiberverbindingen cruciaal. Daar zijn diverse fiber ’cleaning kits’ voorhanden.

 Luc Myny

Technisch Consultant Datacom bij Cebeo

Luc.Myny@cebeo.be

Laadpalen, deel 2 Private laadstations: opportuniteit, uitdagingen en valkuilen

De aankondiging dat vanaf 2025 alleen nog elektrisch aangedreven bedrijfswagens aftrekbaarheid zullen genieten zorgt ervoor dat voor bijna 600.000 werknemers in de komende 4 jaar een thuisinstallatie belangrijk wordt. Deze onvoorstelbare opportuniteit om de markt aan te zwengelen stelt ons wel voor een aantal uitdagingen. Bij het plaatsen van een laadpunt in private omgeving hetzij in een woning, hetzij in een appartement dient rekening gehouden te worden met de wettelijke en praktische regelgeving.

De Vlaamse regering heeft recent een belangrijke wijziging doorgevoerd waarbij beslist werd dat vanaf 11 maart jongstleden bij alle bouwaanvragen voor residentiele projecten (met minimaal 2 parkeerplaatsen) minstens de voorbereidingen voor de installatie van laadpalen dienen getroffen te worden. In concreto betekent dit dat, ofwel het laadpunt zelf ofwel de nodige wachtbuizen en kabelgoten moeten voorzien zijn. Voor gebouwen die ‘grondig’ gerenoveerd worden (waarbij dus een omgevingsvergunning nodig is) en die meer dan 10 parkeerplaatsen ter beschikking hebben, geldt dezelfde regel.

De prijs

Weet dat de prijs voor de aanleg van bekabeling en beveiliging soms (en bij thuislaadpunten veelal) de prijs van het laadstation overstijgt. Plaatsing op een muur of op een paal, met of zonder graafwerken of doorboringen, afstanden, en beveiligingen, maar vooral enkele bijkomstigheden zoals vermogensregelaar of verzwaringen, al dan niet scheidingstransformatoren… laten de kosten variëren van enkele honderden tot enkele duizenden euro’s.

Vermogensregelaar

De meeste residentiële gebouwen (ook appartementen) beschikken over een monofasig net met 40A. Hoewel laadsnelheid voor de consument belangrijk is, blijkt in realiteit dit vermogen best bruikbaar voor een laadpunt. Heel wat wagens laden immers aan 3,7kW of 7,4kW, wat respectievelijk staat voor een consumptie van 16A of 32A. Teneinde stroomuitval te voorkomen is het aan te raden het station aan te sturen met behulp van een dynamische vermogensbegrenzer waarbij de huishoudelijke installatie altijd voorrang behoudt. Laden aan deze snelheid zorgt voor 35kW tot 70kW herladen op één nacht, terwijl de gemiddelde batterij van een wagen actueel 54kW bedraagt. Voor woningen met een vermogen van 25A of lager lijkt een verzwaring van de installatie evenwel onvermijdelijk, zelfs bij driefasige installaties.

Aandacht voor capaciteitstarief en injectiekosten

Een flinke spelbreker vormt het aangekondigde capaciteitstarief waardoor laden aan 32A de prijs van elektriciteit elke maand ten top zal drijven. Wie kan, laadt dus best aan een zo laag mogelijke stroomsterkte... ook ’s nachts. Dat een elektrisch voertuig anderzijds de ideale batterij heeft waarmee injectie op het net kan vermeden worden bij eigenaars van zonnepanelen lijkt ons evident. Bidirectioneel werken, zal in de toekomst dan ook een topprioriteit vormen.

Safety first

Het beveiligen van een laadpunt tegen DC-terugslagstroom geschiedt ofwel met behulp van een aardlekschakelaar van het type B ofwel met een ingebouwde 6mA DC-lekdetectie. Dit laatste is echter niet voldoende indien in een woning twee laadpunten worden voorzien, gezien de gezamenlijke DC-lekstroom (theoretisch) 6mA kan overschrijden.

Tot slot: een thuisinstallatie is niet voor iedereen een feest! Er stelt zich immers nog de problematiek van het ontbreken van de nulgeleider in een groot deel van ons elektriciteitsnet. Dit vervelende euvel kan alleen verholpen worden door plaatsing van een scheidingstransformator, die de installatiekost meteen flink de hoogte in jaagt.

 Alex De Swaef

Alex De Swaef is zaakvoerder van EV-Point, stichtend lid van OpenChargePoint.be, zaakvoerder van Group Solar en is ook lesgever bij Syntra.

This article is from: