We zien dat – vooral in de winter – de extreme windvlaag op 10m uitstekend geschat kan worden als de gemiddelde wind op 140m (a), zelfs als de wind op 140m geschat wordt (b). Ook is de geschatte onzekerheid behoorlijk realistisch: in 78% van de maanden ligt het opgetreden maximum binnen de geschatte 90%-betrouwbaarheidsband (idealiter had dit uiteraard 90% moeten zijn). Conclusies en discussie Al met al levert de regel “de windvlaag op 10m is gelijk aan de gemiddelde wind op 140m” verrassend goede resultaten op. Ook de berekende onzekerheidsintervallen zijn goed bruikbaar. Dit roept natuurlijk de vraag op waarom deze vuistregel niet eerder is afgeleid, te meer daar de gebruikte formules al minstens 30 jaar bekend zijn en veelvuldig worden gebruikt. Ik vermoed dat daarbij de volgende overwegingen een rol spelen. De eerste is dat er niet veel plaatsen zijn waar op meerdere hoogtes gemeten wordt; dat is alleen het geval in hoge meetmasten zoals Cabauw. Dit maakte het praktisch nut van een dergelijke vuistregel nihil, en dus wordt er niet gezocht naar een dergelijk verband. Dit is met de opkomst van weermodellen natuurlijk drastisch veranderd: de wind op elke gewenste hoogte kan bepaald worden. Een tweede reden kan zijn dat de vuistregel een beperkte toepasbaarheid heeft, namelijk alleen bij neutrale opbouw van de atmosfeer. Figuur 2 laat echter zien dat de afwijkingen voor een niet-neutraal profiel blijkbaar niet groot zijn voor de maandelijkse maxima, want de vuistregel presteert goed. Zelfs de zomersituaties zijn – op een paar uitzonderingen na, waarschijnlijk sterk convectieve situaties – behoorlijk goed te schatten met behulp van de
vuistregel. Een derde reden is wellicht dat de vuistregel op het eerste oog contra-intuïtief lijkt: iedereen weet immers dat de windvlaag afhangt van de ruwheid van het oppervlak, hoe kun je dan een vuistregel afleiden waarin de ruwheidslengte niet voorkomt? Het antwoord is dat de ruwheidslengte impliciet wel degelijk van invloed is op de sterkte van de windvlaag. Bij een hoge ruwheid zal de gemiddelde wind lager en de vlagerigheid hoger zijn dan bij een lage ruwheid. Op een hoogte van 140m heffen deze tegengestelde effecten elkaar echter precies op. Het is wel goed om te beseffen dat de windvlaag op 10m niet fysiek afkomstig is van een hoogte van 140m, maar alleen in statistische zin gelijk is aan de gemiddelde wind op die hoogte. In dit artikel hebben we de focus gelegd op de WMO-standaarden (3-seconden windvlaag, 10-minuten gemiddelde wind, 10m hoogte). De vuistregel is echter ook toepasbaar op andere middelingstijden en -hoogten; het enige dat dan verandert is de waarde van de constante α uit formule (6). Referenties Beljaars, A.C.M, 1987: The Influence of Sampling and Filtering on Measured Wind Gusts. Journal of Atmospheric and Oceanic Technology, 4:613–626. Brink, H.W. van den, 2019: An effective parametrization of gust profiles during severe wind conditions, Environ. Res. Commun, 2 011001. Højstrup, J., 1928: Velocity spectra in the unstable planetary boundary layer. Journal of the Atmospheric Sciences, 39(10):2239–2248. Tennekes, H, 1973: The logarithmic wind profile. Journal of the Atmospheric Sciences, 30 (2):234–238. Verkaik, J.W.: Evaluation of two gustiness models for exposure correction calculations. Journal of Applied Meteorology, 39(9):1613–1626. Wieringa, J, 1973: Gust factors over open water and built-up country. Boundary-Layer Meteorology, 3(4):424–441.
Oproep voor nominatie van kandidaten voor de 2021 NVBM awards De NVBM Awardcommissie De NVBM streeft ernaar om met enige regelmaat werk dat heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de meteorologie in het Nederlandse taalgebied een bredere bekendheid te geven. Om dit te bereiken zijn de NVBM-onderscheidingen ingesteld. Deze onderscheidingen – één voor een operationeel meteoroloog en één voor een onderzoeker – worden elke vijf jaar uitgereikt ter gelegenheid van het lustrum van de NVBM. Ook bij het NVBM najaarssymposium in 2021, waar het zesde lustrum gevierd wordt, zal dat gebeuren! NVBM leden kunnen kandidaten voordragen. De kandida-
ten dienen een opvallende bijdrage geleverd te hebben aan de meteorologie of de klimaatwetenschap, in de volle breedte van deze disciplines. •
Bij kandidaten uit het onderzoek gaat het om onderzoeksresultaten of werk dat de onderzoeksgemeenschap in staat stelt voortgang te maken.
•
Bij kandidaten uit de operationele sfeer gaat het om een bijdrage in ruime zin aan de operationele meteorologie, zoals een inspirerende rol in de gemeenschap of bij vernieuwingen in de dagelijkse praktijk.
Een en ander moet blijken uit publicaties, rapporten, operationele software of andere verifieerbare bronnen. Kandidaten kunnen tot 1 mei 2021 worden ingediend bij de voorzitter van de commissie. De voordracht dient vergezeld te gaan van een onderbouwing met verwijzingen naar publicaties of rapporten en een kort CV van de kandidaat. De commissie zal de informatie vertrouwelijk behandelen. De NVBM Awardcommissie bestaat uit: Gerard van der Schrier (voorzitter, schrier@knmi.nl), Fiona van der Burgt, Reinder Ronda, Wim van den Berg en Bert Holtslag. 16
Meteorologica 3 - 2020