5 minute read

EXTENSIEF MAAIBEHEER ROVA IS GOED VOOR FLORA EN FAUNA

Next Article
BRANCHE NIEUWS

BRANCHE NIEUWS

Extensief maaibeheer is volop in ontwikkeling bij ROVA, vertelt Robert van Iersel, senior beleidsadviseur Beheer Buitenruimte van ROVA. “Biodiversiteit, duurzaamheid en circulariteit zijn containerbegrippen. Wij pakken daar een element uit, zoals extensief maaien, en bouwen hier kennis en ervaring in op. Zo kunnen we gemeenten helpen met het invullen van nieuw maaibeleid.” Die kennis en ervaring wordt momenteel opgedaan via pilots in Oost-Gelre, Zwartewaterland en Zwolle.

TEKST: MARTIJN KREGTING BEELD: ROVA

Advertisement

Inzamelaars van afval en grondstoffen pakken diverse rollen op in het beheer van de openbare ruimte. Voor ROVA, in Oost-Nederland actief als inzamelaar van afval en grondstoffen en in het beheer van de openbare ruimte, ligt de nadruk al een aantal jaar op biodiversiteit. De organisatie heeft hier inmiddels op diverse gebieden pilots in uitgevoerd en opgezet. Extensief maaibeheer – gericht op het bevorderen van de diversiteit van zowel flora als fauna – maakt er een groeiend onderdeel van uit, vertelt Van Iersel.

“ROVA heeft 23 aangesloten gemeenten, waarvan er vijf aandeelhouder-C zijn. Dat betekent dat we hier in de breedte BBR-taken (beheer buitenruimte, red.) uitvoeren. Met name in Westerveld, Zwartewaterland, Zwolle (regio IJssel-Vecht) en Oost-Gelre en Winterswijk (regio Achterhoek) doen we veel inzake maaibeheer. In de gemeenten Oost-Gelre, Zwartewaterland en Zwolle heeft dit geleid tot pilots met extensief maaibeheer.”

ZWOLLE AANJAGER

Daarbij was Zwolle het vertrekpunt, vervolgt Van Iersel. Deze gemeente doet al ruim 40 jaar aan ecologisch beheer van de openbare ruimte onder het motto: de natuur naar de stad halen. “We maaiden in Zwolle al jaren ten behoeve van de flora, van beschermde plantensoorten. De afgelopen paar jaar werd daarnaast duidelijk dat het landelijk steeds slechter gaat met veel insectensoorten. Wat ze nodig hebben, is voedsel en een plekje om te leven. Daarom zijn we ons óók gaan richten op hoe we kruiden en gras moeten maaien ten behoeve van insecten.”

Deze nieuwe aanpak leidde tot drie pilots, die nogal wat veranderingen betekenden voor de organisatie. Van Iersel hierover: “We hebben geschikte maaimachines die goed zijn afgestemd op hun maaitaak en kundige medewerkers die dat uitvoeren. Opeens moesten ze 15 of 20 procent laten overstaan, of sommige stukken minder vaak maaien. Er zijn nu locaties bij waar ze drie keer per jaar moeten maaien, maar bepaalde kruidenrijke stukken met bloeiende kruiden of waardplanten moeten laten staan. Dat maakt het zowel complexer als leuker. Ze mogen er zelf over mee denken. En standaard stellen we de vraag: als je iets opmerkt dat voor het nieuwe maaibeleid van belang is, meldt dat dan.”

VERSCHILLEN PER GEMEENTE, SEIZOEN

Het extensieve maaibeheer betekent bovendien voor elke gemeente en elk jaar iets anders, gaat Van Iersel verder. “Zo moeten we goed kijken hoe en wanneer we maaien vanwege de zomerdroogtes van de afgelopen jaren. En wat in veel van onze gemeenten - zeker in de Achterhoek - speelt, is de zandgrond. De droogtes van afgelopen zomer hebben hier juist wel een positief en versnellend effect gehad. Minder gras, meer kruidenrijke vegetatie. Dan moet je anders (extensiever) gaan maaien. Het oude klepelen, waarbij je alles kapot slaat, is niet meer van deze tijd.”

Zwolle daarentegen ligt dan weer op de grens van zand- en kleigrond, daar komen bijvoorbeeld ook andere insecten voor. Het is volgens Van Iersel goed om die verschillen in kaart te brengen. Want een advies dat ROVA over extensief maaibeleid geeft aan gemeente Oost-Gelre, hoeft niet gelijk te zijn aan een advies voor gemeente Zwolle of Zwartewaterland.

Onverwachte Ontwikkelingen

Verder waren er onverwachte ontwikkelingen. Zo werkte bovengenoemde zomerdroogte bevorderlijk voor de verhouding gras (minder) en kruiden (meer). Daarnaast merkte ROVA dat er ontwikkelingen buiten de telmomenten waren. “De afgelopen zomer waren er vrij weinig kruidensoorten aanwezig. Toen we in november stopten met tellen, zorgde het natte weer juist voor enorme groei en kwamen de kruiden in bloei. Een natte of droge periode heeft dus veel invloed op je kruiden en dus de insectenontwikkeling.”

En, zo bleek ook: minder maaien kost, zeker in eerste instantie, meer geld. “Elke week een gazon maaien of een berm die je drie keer per jaar klepelt, zijn eigenlijk goedkope methoden. Je hoeft niks af te voeren, je gaat er vlot overheen en je bent klaar. Nu heb je meer werkgangen. Je laat delen van het gras staan, je laat de gemaaide kruiden enkele dagen drogen zodat de zaden eruit vallen. Daarna ga je het hooi harken, oprapen en afvoeren. We zien ook in onze pilots dat verschralen om de grasdruk te verlagen en kruidenvegetatie te bevorderen best duur is. Op termijn wordt de kostenstijging beperkter, maar daar moet je wel naartoe werken. De meerwaarde zit juist in een versterking van het leefgebied van de insecten.”

Lessons Learned

De pilots zijn nog niet afgerond, maar ROVA heeft al wel een aantal ‘lessons learned’. Van Iersel somt er een aantal op:

Neem medewerkers mee. “Een van onze medewerkers doet veel aan monitoring. Ik heb hem gevraagd om zijn collega’s voor te lichten: waar moet je op letten, waar moet je omheen maaien? Dat is ook een sleutel voor succes: dat degene die ons beleid overbrengt, weet waar maaimachinisten tegenaan kunnen lopen. Bovendien: als een maaimachinist weet wat er waarom gebeurt, kan hij bijvoorbeeld bij bewoners aangeven dat een stuk er nu nog ruw uit ziet, maar over drie weken aan de beurt is.”

Neem burgers mee. “We starten elke pilot met een wethoudersmoment. Die opent een locatie waar we informatieborden plaatsen. We nemen omwonenden mee in wat we willen veranderen. Veel bewoners snappen het belang van meer biodiversiteit, maar vinden het vaak prettig als een randje dat op hun perceel aansluit, gemaaid blijft worden. Langzamerhand gaan ze er dan in mee als ze zien dat het kleurrijker wordt. En waar mogelijk, moet je bestaande en nieuwe bewonersinitiatieven meenemen. Dan doe je het echt samen, maak je hen medeverantwoordelijk voor onderhoud terwijl wij het maaibeheer doen. Zo bouw je draagvlak.”

Loop samen met de gemeente op. “Neem de groenbeheerder of groenbeleidsmedewerker in het hele traject mee. En geef de meerwaarde van biodiversiteit duidelijk aan. B&W en de gemeenteraad moeten ervan overtuigd zijn dat op een andere manier maaien – met een ander kostenplaatje – onder de streep beter is. Want extensiever maaien kost meer geld.”

Neem de tijd. “We doen deze pilots nu drie jaar. Het heeft een behoorlijke aanloop. Je kiest locaties, je gaat over ander maaibeleid communiceren, je gaat metingen opstarten en vrijwilligers inzetten (zie ook kader) om insecten te tellen. Op basis daarvan moet je bijsturen en eventueel advies aanpassen. Uiteindelijk wil je naar gemeentebreed nieuw maaibeleid. Pak daarvoor de tijd. Vijf jaar is echt niet lang. Het moet een geoliede machine worden, er zijn veel mensen bij betrokken en je zult af en toe tegenslagen krijgen. Mijn ambitie is om in vijf, zes jaar tijd voldoende kennis en ervaring te hebben om met dat gemeentebrede maaibeleid te beginnen en vervolgstappen te zetten.”

GEEN PILOT IS GELIJK

Voor elke pilot heeft ROVA op een projectposter de situatie vooraf in kaart gebracht. In Oost-Gelre loopt een pilot in een gebied in een woonwijk, met onder meer wadi’s en zandheuvels. Dat gebied heeft functies voor recreatie, voor spelende kinderen, maar er is ook een deel langs de rondweg waar ROVA al extensiever maaide.

“In deze pilot kijken we nu naar gefaseerd maaien in tijd en ruimte”, vertelt Van Iersel. “We monitoren driemaal per jaar welke kruiden voorkomen. We volgen hiervoor de instructies van Floron – een landelijke organisatie – voor de correcte metingen van de kruidensoorten, hoe we ons maaibeleid moeten aanpassen om kruidenrijke soorten te bevorderen. Met vrijwilligers, vaak direct aanwonenden, tellen we elke twee weken hommels en vlinders, om te bepalen hoe insecten zich ontwikkelen.”

Bij een pilot in Oost-Gelre (locatie Groenlo) ontstond op een gegeven moment een leefgebied met grondbijen en mierennesten. Om het gebied niet langer met grote machines te verstoren, wordt daar nu gemaaid met een bosmaaier. Van Iersel: “Door goed te monitoren en te tellen – in Zwolle bijvoorbeeld met 35 vrijwilligers van insectenwerkgroep Zwolle – verkrijgen we veel leerzame informatie over welke soorten waar structureel leven.”

“Een organisatie waar je op kan bouwen, dat is prettig werken.” Want je wilt ontzorgd worden door een bedrijf dat proactief werkt en zijn afspraken nakomt. Dat is waar wij voor staan.

This article is from: