4 minute read
Steeds minder huurders beschikken over een eigen wagen
In het kader van de jaarlijkse huurprijsberekening ging Ons Onderdak na hoeveel van onze huurders beschikken over een eigen wagen. 58 % van onze huurders zegt een eigen wagen te bezitten. Bij iets minder dan 40 % van onze huurders is dit niet het geval. Een kleine 3 % gaf geen antwoord op de vraag.
Advertisement
Het staat statistisch als een paal boven water dat het autobezit afneemt naarmate het besteedbaar inkomen van onze huurders daalt. Refererend naar de kengetallen verderop in dit jaarverslag verwachten we dan ook dat naarmate kansarmere gezinnen instromen, het autobezit geleidelijk aan zal afnemen.
Totaal aantal met of zonder eigen auto of geen antwoord (%)
Drie vaststellingen zijn frappant: 1. Naarmate de woonkern beter is uitgerust qua voorzieningen is het autobezit lager.
Van de sociale huurders die in het stedelijke gebied van Ieper wonen, beschikt niet de helft over een wagen (375 op 796 of 47 %).
Deze vuistregel geldt in hoge mate ook voor de kernen in het landelijke gebied van de regio. Zo is Brielen minder uitgerust dan bv.
Vlamertinge, Passendale of Proven maar het
wagenpark van de sociale huurders is er iets uitgebreider. 2. Het aandeel van de huurders met een wagen stijgt naarmate de afstand tot voorzieningen (bv. middelbare school) groter wordt. De woonkernen van Heuvelland, met nadruk op
Nieuwkerke, Westouter, Dranouter en in (iets) mindere mate De Klijte en Kemmel vertonen een relatief hoog wagenbezit. De cijfers voor Loker en Wulvergem zijn statistisch moeilijk te interpreteren omwille van het zeer beperkte woningaanbod (4 en 3 woningen). 3. Naar gelang het aandeel van senioren in de geënqueteerde populatie van een kern toe neemt, daalt het wagenbezit. Zo bezit slechts 15 % van de Ieperse senioren (nog) een wagen. Ook in Woesten is er omwille van het significant aandeel van senioren een relatief laag wagenbezit.
Aantal auto’s per deelgemeente zonder het stedelijke gebied van Ieper
Het wagenbezit van onze huurders is in vergelijking met de doorsnee in de regio (veel) beperkter. Hieruit moeten we conclusies durven trekken m.b.t. het investeringsbeleid van onze SHM. Als het klopt dat de streek kampt met mobiliteitsarmoede, dan moet in het kader van
het aanbodbeleid van sociale woningen met bijzondere aandacht overwogen worden voor welke doelgroep waar nog wordt geïnvesteerd in nieuwe projecten dan wel in vervangbouw door een andere typologie. Dat wagenbezit in hoge mate het mobiliteitscomfort garandeert in de meest landelijke kernen van de regio is een uitgangspunt. Het is evenzeer een uitgangspunt dat in het stedelijke gebied van Ieper en de voldoende uitgeruste kernen er minder nood is aan “automobiliteit”. Aan het gebruik van de wagen is logischer wijze een nood aan parkeervoorziening gekoppeld. Dalend autobezit impliceert minder nood aan parkeerfaciliteit op privaat domein, maar ook op het publieke domein. Het is dan ook logisch dat naar mate het autobezit daalt, de parkeerfaciliteit zou moeten dalen. Daaruit volgend pleiten we om de parkeernorm (= verhouding tussen aantal verwachte wagens en aantal te voorzien woonentiteiten) drastisch naar onder bij te stellen voor wat betreft de sector van de sociale woningbouw. Parkeernormen van 2,0; 1,6 of 1,0 zijn voor de sector veel te hoog. Een norm die aansluit bij de CROW-parkeernorm voor serviceflats is een goede basis bij het beoordelen van nieuwe projecten. Met kritische toepassing van deze norm wordt dood kapitaal vermeden: Het voorzien van ongebruikte (ondergrondse) parkeerplaatsen is onverantwoord net zoals het bovengronds niet benutten van deze ruimte voor sociale woningbouw en/of bv. speelvoorzieningen. Enkele concrete cijfers: Ons Onderdak beheert in totaal 337 stalplaatsen voor auto’s, waarvan 276 garages en 61 al dan niet overdekte stalplaatsen. Van de 337 garages zijn er 228 verhuurt aan huurders van Ons Onderdak en 63 aan buitenstaanders. 38 stalplaatsen blijven onbezet, alhoewel de huurprijzen ervan in vergelijking met de private aanbieders laag zijn (± de helft). Tot slot functioneren 8 garages als gemeenschappelijke fietsenberging.
Conclusie: Een 100-tal parkeerplaatsen of 30 % van het aanbod wordt niet sociaal benut. Dit aanbod moet worden aangewend wanneer in de directe omgeving een nieuw sociaal woningbouwproject is gepland en daarbij parkeerfaciliteit in functie van een perkeernorm (bv. 0,6) kan ingeruild worden voor woningen.
De stelling, geponeerd in het jaarverslag 2019, dat sociaal wonen het resultaat dient te zijn van regionaal aangestuurde planning waarbij een weldoordachte spreiding van het aanbod in het landelijke gebied complementair is aan stedelijke initiatieven blijft overeind. Aanbod van sociaal wonen in landelijk gebied staat in relatie met de uitrustingsgraad van de kern in kwestie en het mobiliteitsaanbod. Verminderd beschikbaar inkomen verhoogt te druk om in goed uitgeruste kernen in sociale woningen te investeren. Op dat vlak bieden de dorpen Passendale en Vlamertinge potenties.
Onderbezette, maar dure ondergrondse parkeerplaats in de Tramstraat te Ieper