BASISBOEKHOUDEN (VIERDE EDITIE)

Page 1


BASISBOEKHOUDEN VAN BEGIN- TOT EINDBALANS

Erik De Lembre Renate Caen Carine Coppens Carine Patfoort Sadi Podevijn

Vierde herziene editie

Antwerpen – Gent – Cambridge


Basisboekhouden. Van begin- tot eindbalans. Vierde herziene editie Erik De Lembre, Renate Caen, Carine Coppens, Carine Patfoort en Sadi Podevijn © 2020 Lefebvre Sarrut Belgium NV Hoogstraat 139/6 – 1000 Brussel ISBN 978-94-000-1086-4 D/2020/7849/75 NUR 163 / 786 Verantwoordelijke uitgever: Paul-Etienne Pimont, Lefebvre Sarrut Belgium NV Lay-out: Crius Group, Hulshout Omslagontwerp: Studio Tint, Den Haag

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kunnen noch de auteurs noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout die in deze uitgave zou kunnen voorkomen.


Woord vooraf

Het boek Basisboekhouden is bedoeld voor iedereen die de dagelijkse verwerking van verschillende ondernemingsgebeurtenissen in de dubbele boekhouding wil begrijpen en zelf kunnen uitvoeren. Zoals de subtitel aangeeft, legt het boek op een duidelijke en gestructureerde manier uit wat er tussen begin- en eindbalans gebeurt en hoe de jaarrekening op het einde van het boekjaar vorm krijgt. Tot de dagelijkse verrichtingen behoren de aan- en verkopen, de financiële verrichtingen, de verrichtingen inzake personeel, de investeringen in materiële vaste activa en de financiering van de onderneming. Aan de hand van praktische voorbeelden en duidelijke schema’s wordt de boekhoudpraktijk ervan uiteengezet. Tevens wordt aandacht besteed aan de basisprincipes van de btw en de verwerking ervan in de boekhouding. Om tot de balans en de resultatenrekening op het einde van het jaar te komen, moeten ook een aantal inventarisverrichtingen gebeuren. Het boek behandelt de inventarisverrichtingen inzake aanen verkopen, liquide middelen, de overlopende rekeningen, de controle op de waardering van vorderingen en schulden en de vaste activa. De resultaatbestemmingsverrichtingen en de boekingen betreffende de vennootschapsbelasting vormen het sluitstuk, waarna de jaarrekening wordt opgemaakt. Het boek Basisboekhouden vereist geen voorkennis op het vlak van boekhouden of jaarrekening. Het boek vertrekt van enkele erg eenvoudige principes over de werking van de balans en de resultatenrekening, om pas op het einde te komen tot het volledige officiële schema. Een uitgewerkt voorbeeld van de onderneming Sports loopt als een rode draad door het boek. Bij elk hoofdstuk wordt het voorbeeld verder aangevuld met nieuwe verrichtingen en worden een proef- en saldibalans en een voorlopige jaarrekening opgebouwd. Nadat in hoofdstuk 5 alle verrichtingen in de boekhouding van de onderneming Sports werden verwerkt, wordt het resultaat berekend en verdeeld, en wordt de definitieve jaarrekening opgemaakt. Een rekeningenstelsel, een balans en een resultatenrekening volgens het volledige schema van de Balanscentrale en een blanco journaalblad zijn in bijlage opgenomen. Via www.intersentia.be kunt u het rekeningstelsel ook nog apart downloaden. Ga daarvoor naar de detailpagina van het boek Basisboekhouden, waar u onder het tabblad aanvullende informatie het rekeningstelsel zult vinden.

Intersentia

v


Woord vooraf

Bij het boek zijn elektronische oefeningen samen met de oplossingen apart verkrijgbaar. Een selectie van deze oefeningen is opgenomen achteraan in het boek. Docenten die het boek als verplicht studiemateriaal voorschrijven, kunnen gratis toegang krijgen tot de elektronische oefeningen. Raadpleeg hiervoor de website www.intersentia.be. Met deze praktische aanpak willen de auteurs een boek op de markt brengen dat goed afgestemd is op de eisen en wensen van de professionele bacheloropleidingen waar boekhouden in het programma is opgenomen. Voor die opleidingen of afstudeerrichtingen waar een grondige kennis van dubbel boekhouden noodzakelijk is, vormt dit boek een ideale basis. Eens de studenten de basisprincipes door en door beheersen, kan de opleiding worden vervolgd met een grondige studie van de jaarrekening aan de hand van de uitgaven in de reeks Handboek Boekhouden. Door de didactisch goed overwogen opbouw leent het boek Basisboekhouden zich ook uitstekend tot zelfstudie. Deze editie werd geactualiseerd naar aanleiding van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (wet van 23Â maart 2019) en het uitvoeringsbesluit (koninklijk besluit van 29Â april 2019).

Erik De Lembre Renate Caen Carine Coppens Carine Patfoort Sadi Podevijn

vi

Intersentia


Over de auteurs

Em. prof. dr. Erik De Lembre is auteur in 1977 van de eerste versie van het Handboek Boekhouden en grondlegger van deze reeks. Vanuit zijn functie als docent, hoogleraar en gewoon hoogleraar leverde hij talrijke publicaties inzake boekhoudrecht. Vanuit zijn praktijk als bedrijfs- & bankrevisor binnen Ernst & Young België wordt ook de praktische benadering verzekerd. Renate Caen is lector, leercoach en stagebegeleider aan de Arteveldehogeschool in Gent. Zij doceert aan de professionele bachelors Bedrijfsmanagement, de opleidingsonderdelen Basisboekhouden, Computerboekhouden en Btw-, douane- en accijnswetgeving. Carine Coppens is vakgroepvoorzitter Financieel Management en coördinator van de afstudeerrichting Accountancy-fiscaliteit aan de Hogeschool Gent, faculteit Bedrijf en Organisatie. Zij doceert in de professionele bachelor Bedrijfsmanagement o.a. de opleidingsonderdelen Financiële analyse, Consolidatie en Personenbelasting en doet aan onderzoek binnen het domein van accountancy en fiscaliteit. Carine Patfoort is lector, leercoach en stagebegeleider aan de Arteveldehogeschool in Gent, opleiding Bedrijfsmanagement. Zij doceert aan deze professionele bachelors accounting gerelateerde cursussen. Zij is tevens coauteur van Analytisch boekhouden en kostencalculatie en auteur van Administratieve Organisatie toegepast, uitgegeven door Intersentia. Sadi Podevijn is secretaris-generaal bij de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Daarnaast is zij collegelid van het Comité van Toezicht op de Bedrijfsrevisoren (CTR) en plaatsvervangend lid van de Vlaamse Adviescommissie voor Boekhoudkundige Normen (VABN).

Intersentia

vii


Inhoud

WOORD VOORAF ..................................................................................................................

v

OVER DE AUTEURS ...............................................................................................................

vii

HOOFDSTUK 1 BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN

Intersentia

1

INLEIDING ......................................................................................................................

2

2 2.1 2.2 2.3

DE BALANS...................................................................................................................... Ondernemingsmiddelen of activa .................................................................................. Ondernemingsbronnen of passiva ................................................................................. Balansevenwicht................................................................................................................

4 4 5 5

3

DE RESULTATENREKENING EN DE RESULTAATBESTEMMING...................

6

4

DE TOELICHTING EN DE BIJLAGEN BIJ DE JAARREKENING .......................

8

5 5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4

BASISELEMENTEN VAN HET REGISTRATIEPROCES ........................................ Algemene principes .......................................................................................................... Illustratie van de werking van balans en resultatenrekening ...................................... De grootboekmethode ..................................................................................................... De grootboekrekeningen ................................................................................................. Het journaal ....................................................................................................................... Proef- en saldibalans en resultaatbepaling .................................................................... Samenvatting .....................................................................................................................

9 9 10 21 21 27 31 36

ix


Inhoud

HOOFDSTUK 2 REGISTRATIE VAN DE AAN- EN VERKOOPCYCLUS 1 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8

DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE ....................................... Begrip belastingplichtige en basisprincipes .................................................................. De belastbare activiteiten ................................................................................................. De levering van goederen ................................................................................................ Het verrichten van diensten ............................................................................................ De invoer ........................................................................................................................... De intracommunautaire verwerving van goederen ..................................................... De vrijstellingen van btw ................................................................................................. De maatstaf van heffing ................................................................................................... De btw-tarieven ................................................................................................................ De aftrek van de btw (of aftrek van voorbelasting) ...................................................... De indiening van btw-aangiften en de betaling van de belasting .............................. Facturering medecontractant ..........................................................................................

38 38 39 39 39 39 39 40 40 41 41 42 42

2

BOEKINGEN IN VERBAND MET AANKOPEN VAN GOEDEREN EN DIENSTEN ................................................................................................................. Inleiding ............................................................................................................................. Administratieve organisatie van de aankopen .............................................................. In grotere ondernemingen............................................................................................... In kleinere ondernemingen ............................................................................................. De boekhoudkundige verwerking van de aankopen ................................................... Inleiding ............................................................................................................................. De onderneming als tussenpersoon.................................................................................. Opname van de aankopen in het aankoopboek.............................................................. Individuele leverancierskaarten ....................................................................................... Boekhoudkundige analyse van de aankopen ................................................................ Inkomende factuur ............................................................................................................ Inkomende creditnota ....................................................................................................... Bijzondere gevallen ............................................................................................................ 1) Btw slechts gedeeltelijk aftrekbaar ........................................................................... 2) Kosten van aankoop door derden gepresteerd ....................................................... 3) Terugstuurbare verpakking....................................................................................... 4) Commerciële kortingen bij aankopen ..................................................................... 5) Financiële kortingen bij aankopen........................................................................... 6) Aankopen in het buitenland ..................................................................................... Berekening factuurbedrag ................................................................................................. Afloop van de aankoopverrichting: betaling van de aankoopfactuur ....................... Betalingen via overschrijving............................................................................................ 1) De onderneming verkrijgt geen financiële korting ............................................... 2) De onderneming geniet een financiële korting wegens snelle betaling .............. Betalingen via kas .............................................................................................................. Te betalen wisselbrieven .................................................................................................... Betalingen langs een andere weg ......................................................................................

43 43 45 45 46 47 47 47 47 48 51 51 54 56 56 57 59 61 65 67 71 71 72 72 73 74 76 77

2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.3.1 2.3.1.1 2.3.1.2 2.3.1.3 2.3.2 2.3.2.1 2.3.2.2 2.3.2.3

2.3.2.4 2.3.3 2.3.3.1

2.3.3.2 2.3.3.3 2.3.3.4 x

Intersentia


Inhoud

2.3.4 Bijzondere gevallen........................................................................................................... 2.3.4.1 Aankopen gefactureerd in vreemde valuta ...................................................................... 2.3.4.2 Aankopen van diensten en diverse goederen ................................................................... 3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.3.1 3.3.1.1 3.3.1.2 3.3.1.3 3.3.2 3.3.2.1 3.3.2.2 3.3.2.3

3.3.2.4 3.3.3 3.3.3.1

3.3.3.2 3.3.3.3 3.3.4 3.3.4.1 3.3.4.2

Intersentia

BOEKINGEN IN VERBAND MET VERKOPEN VAN GOEDEREN EN DIENSTEN ................................................................................................................. Inleiding ............................................................................................................................. Administratieve organisatie van de verkopen............................................................... In grotere ondernemingen............................................................................................... In kleine ondernemingen ................................................................................................ De boekhoudkundige verwerking van de verkopen .................................................... Inleiding ............................................................................................................................. Verkopen waarbij een factuur wordt uitgereikt aan de klant ........................................ Verkopen waarbij geen factuur wordt uitgereikt aan de klant ...................................... Onderverdeling van de opbrengstenrekening .................................................................. Boekhoudkundige analyse............................................................................................... Uitgaande factuur .............................................................................................................. Uitgaande creditnota ......................................................................................................... Bijzondere gevallen ............................................................................................................ 1) Kosten van verkoop gepresteerd door derden, ten laste genomen door de onderneming ......................................................................................................... 2) Kosten van verkoop gepresteerd door derden, doorgerekend aan de klant ....... 3) Terugstuurbare verpakking....................................................................................... 4) Commerciële kortingen............................................................................................. 5) Financiële kortingen bij verkopen ........................................................................... 6) Verkopen in het buitenland ...................................................................................... Berekening factuurbedrag ................................................................................................. Afloop van de verkoopverrichting: ontvangst bedrag verkoopfactuur ..................... Ontvangsten via overschrijvingen .................................................................................... 1) De klant krijgt geen financiële korting .................................................................... 2) De klant geniet een financiële korting wegens snelle betaling ............................. Ontvangsten in kas ............................................................................................................ Te innen wisselbrieven....................................................................................................... Bijzondere gevallen........................................................................................................... Verkopen gefactureerd in vreemde valuta ....................................................................... Andere bedrijfsopbrengsten ..............................................................................................

77 77 81

85 85 86 86 86 86 86 86 88 88 89 89 91 93 93 93 94 96 99 101 102 103 103 103 104 105 106 108 108 111

4

VERREKENING MET DE BTW-ADMINISTRATIE VIA DE BTW-AANGIFTE ..................................................................................................... 111

5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3

BOEKINGEN IN VERBAND MET FINANCIËLE VERRICHTINGEN ............... Overdrachten van contanten – Afhalen van contanten ............................................... Overdracht van kas naar bank ........................................................................................ Overdracht van bank naar kas ........................................................................................ Verrichtingen tussen financiële instellingen onderling ...............................................

116 116 116 118 119

xi


Inhoud

5.2 5.3 5.3.1 5.3.2

Betaalkaarten (Bancontact …)........................................................................................ Kredietkaarten (Mastercard, American Express, Visa …) .......................................... Bij de kaarthouder ............................................................................................................ Bij de begunstigde .............................................................................................................

120 121 121 122

6

UITGEWERKT VOORBEELD: DE ONDERNEMING SPORTS ........................... 124

HOOFDSTUK 3 REGISTRATIE VAN DE ANDERE ELEMENTEN VAN DE ONDERNEMINGSCYCLUS

xii

1 1.1 1.1.1 1.1.2 1.2 1.2.1 1.2.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7

DE PERSONEELSCYCLUS ............................................................................................ Lonen en wedden.............................................................................................................. Algemene begrippen ........................................................................................................ Boekhoudkundige verwerking........................................................................................ Vakantiegeld ...................................................................................................................... Begrip ................................................................................................................................. Boekhoudkundige verwerking........................................................................................ Bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten ...................................................... Eigenaar-handelaar ........................................................................................................... Beslaglegging ..................................................................................................................... Voorschotten ..................................................................................................................... Personeelsadministratie met een erkend sociaal secretariaat .....................................

136 136 136 137 139 139 140 144 145 146 147 149

2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4 2.4.1 2.4.2

INVESTERINGEN IN MATERIËLE VASTE ACTIVA ............................................. Begrip ................................................................................................................................. Verwerving ........................................................................................................................ Afschrijvingen en waardeverminderingen .................................................................... Afschrijvingen ................................................................................................................... Waardeverminderingen ................................................................................................... Realisatie van vaste activa ................................................................................................ Realisatie met verlies ........................................................................................................ Realisatie met winst ..........................................................................................................

154 154 154 155 155 159 160 160 161

3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.3 3.3.1

FINANCIERINGSSTROMEN ....................................................................................... Eigen vermogen ................................................................................................................ Eigen vermogen door storting in contanten ................................................................. Eigen vermogen door inbreng in natura ....................................................................... Schulden op meer dan één jaar ....................................................................................... Schulden op ten hoogste één jaar ................................................................................... Voorschotten in R/C of kaskrediet .................................................................................

163 163 163 164 165 172 172

4 4.1 4.2

UITGEWERKT VOORBEELD: DE ONDERNEMING SPORTS ........................... 175 Personeelsverrichtingen ................................................................................................... 176 Investeringen en financiering.......................................................................................... 180

Intersentia


Inhoud

HOOFDSTUK 4 AFSLUITVERRICHTINGEN (INVENTARIS) – RESULTAATBEPALING – OPSTELLEN VAN DE JAARREKENING 1 2 2.1 2.1.1

INLEIDING ...................................................................................................................... 200

SPECIFIEKE INVENTARISVERRICHTINGEN ....................................................... Inventarisverrichtingen m.b.t. aankopen en verkopen ................................................ Ontvangen goederen of diensten waarvoor de onderneming nog geen factuur heeft ontvangen: ‘Te ontvangen facturen’ ...................................................................... 2.1.2 Nog te ontvangen creditnota’s ......................................................................................... 2.1.3 Verkochte goederen waarvoor nog geen factuur is opgemaakt: ‘Te innen opbrengsten’....................................................................................................................... 2.1.4 Nog op te maken creditnota’s .......................................................................................... 2.2 Inventarisbewerkingen i.v.m. voorraden ....................................................................... 2.2.1 Voorraadwijzigingen handelsgoederen (idem grondstoffen, hulpstoffen, onderaannemingen) ......................................................................................................... 2.2.2 Voorraadwijzigingen gereed product (idem goederen in bewerking, bestellingen in uitvoering)............................................................................................... 2.2.3 Waardeverminderingen ................................................................................................... 2.3 Inventarisverrichtingen i.v.m. liquide middelen .......................................................... 2.3.1 Kasverschillen ................................................................................................................... 2.3.2 Negatief saldo bankrekening ........................................................................................... 2.4 Uitstel- en anticipatieposten: overlopende rekeningen ............................................... 2.4.1 Over te dragen kosten (rekening 49000) ....................................................................... 2.4.2 Over te dragen opbrengsten (rekening 49300) ............................................................. 2.4.3 Toe te rekenen kosten (rekening 49200) ........................................................................ 2.4.4 Verkregen opbrengsten (rekening 49100) ..................................................................... 2.4.5 Besluit overlopende rekeningen...................................................................................... 2.5 Controle op de waardering van vorderingen en schulden .......................................... 2.5.1 Omrekeningsverschillen bij vreemde valuta ................................................................. 1) Negatieve koersevolutie ............................................................................................. 2) Positieve koersevolutie .............................................................................................. 2.5.2 Twijfelachtige vorderingen en waardeverminderingen ............................................... 2.5.2.1 Dubieuze vorderingen ....................................................................................................... 2.5.2.2 Afwikkeling......................................................................................................................... 1) Bewerkingen op de volgende inventarisdatum ...................................................... 2) Definitieve afwikkeling.............................................................................................. 2.5.3 Schulden............................................................................................................................. 2.6 Inventarisverrichtingen m.b.t. vaste activa.................................................................... 2.6.1 Afschrijvingen ................................................................................................................... 2.6.2 Waardeverminderingen ................................................................................................... 2.6.3 Voorzieningen voor herstellingen en onderhoud.........................................................

Intersentia

202 202 202 204 205 207 208 208 211 213 215 215 215 216 217 219 221 222 224 225 225 226 228 230 230 233 233 235 239 240 240 241 242

xiii


Inhoud

3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.1.1 3.2.1.2 3.2.2 3.2.2.1 3.2.2.2 3.2.2.3 3.2.2.4 3.2.2.5 3.2.2.6 3.3

RESULTAATBEPALING EN -BESTEMMING .......................................................... De vennootschapsbelastingen ......................................................................................... De resultaatbestemming .................................................................................................. De rekeningengroep ‘14 Overgedragen winst (verlies)’ heeft geen beginsaldo........ Er is een verlies van het boekjaar ..................................................................................... Er is een winst van het boekjaar....................................................................................... De rekeningengroep ‘14 Overgedragen winst (verlies)’ heeft een beginsaldo.......... Er is een ‘overgedragen verlies’ groter dan de ‘winst van het boekjaar’......................... Er is een ‘overgedragen verlies’ en een ‘verlies van het boekjaar’ ................................... Er is een ‘overgedragen verlies’ kleiner dan de ‘winst van het boekjaar’ ....................... Er is een ‘overgedragen winst’ en ‘een winst van het boekjaar’ ...................................... Er is een ‘overgedragen winst’ groter dan het ‘verlies van het boekjaar’ ....................... Er is een ‘overgedragen winst’ kleiner dan ‘het verlies van het boekjaar’...................... Resultaatverwerking van alle uitgewerkte voorbeelden ..............................................

246 248 253 254 254 256 258 259 261 264 266 268 271 273

4

OPMAKEN VAN DE JAARREKENING ..................................................................... 274

5

UITGEWERKT VOORBEELD: DE ONDERNEMING SPORTS ........................... 276

HOOFDSTUK 5 HET WETTELIJK SCHEMA VAN DE BALANS EN DE RESULTATENREKENING

xiv

1

INLEIDING ...................................................................................................................... 300

2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.2.1 2.1.2.2 2.1.2.3 2.1.3 2.1.3.1 2.1.3.2 2.1.3.3 2.1.3.4 2.1.3.5 2.1.3.6 2.2 2.2.1 2.2.1.1 2.2.1.2 2.2.1.3 2.2.1.4

DE BALANS...................................................................................................................... Bespreking van de activa.................................................................................................. Oprichtingskosten ............................................................................................................ Vaste activa ........................................................................................................................ Immateriële vaste activa ................................................................................................... Materiële vaste activa ........................................................................................................ Financiële vaste activa ...................................................................................................... Vlottende activa ................................................................................................................ Vorderingen op meer dan één jaar ................................................................................... Voorraden en bestellingen in uitvoering .......................................................................... Vorderingen op ten hoogste één jaar ................................................................................ Geldbeleggingen ................................................................................................................. Liquide middelen ............................................................................................................... Overlopende rekeningen.................................................................................................... Bespreking van de passiva ............................................................................................... Het eigen vermogen ......................................................................................................... Inbreng ................................................................................................................................ Herwaarderingsmeerwaarden .......................................................................................... Reserves .............................................................................................................................. Overgedragen winst (verlies) (+)/(–) ...............................................................................

300 302 302 303 303 303 303 304 304 304 304 304 304 304 305 305 305 306 306 306

Intersentia


Inhoud

2.2.1.5 2.2.1.6 2.2.2 2.2.2.1 2.2.2.2 2.2.2.3 2.2.2.4 2.2.3

Kapitaalsubsidies ............................................................................................................... Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het nettoactief (–).............................. Het vreemd vermogen...................................................................................................... Voorzieningen en uitgestelde belastingen ........................................................................ Schulden op meer dan één jaar ........................................................................................ Schulden op ten hoogste één jaar ..................................................................................... Overlopende rekeningen.................................................................................................... Samenvatting .....................................................................................................................

306 307 307 307 308 308 308 308

3 3.1 3.1.1 3.1.2

DE RESULTATENREKENING ..................................................................................... Bedrijfsopbrengsten ......................................................................................................... Omzet ................................................................................................................................. Wijzigingen in voorraad goederen in bewerking en bestellingen in uitvoering (toename +, afname –) ..................................................................................................... Geproduceerde vaste activa ............................................................................................. Andere bedrijfsopbrengsten ............................................................................................ Niet-recurrente bedrijfsopbrengsten.............................................................................. Bedrijfskosten.................................................................................................................... Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen ...................................................................... Diensten en diverse goederen ......................................................................................... Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen ................................................................ Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, immateriële en materiële vaste activa .................................................................................................. Waardeverminderingen op voorraden, bestellingen in uitvoering en handelsvorderingen .......................................................................................................... Voorzieningen voor risico’s en kosten............................................................................ Andere bedrijfskosten ...................................................................................................... Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten............................................ Niet-recurrente bedrijfskosten ........................................................................................ Bedrijfswinst of bedrijfsverlies ........................................................................................ Financiële opbrengsten .................................................................................................... Opbrengsten uit financiële vaste activa ......................................................................... Opbrengsten uit vlottende activa.................................................................................... Andere financiële opbrengsten ....................................................................................... Niet-recurrente financiële opbrengsten ......................................................................... Financiële kosten .............................................................................................................. Kosten van schulden......................................................................................................... Waardeverminderingen op vlottende activa ................................................................. Andere financiële kosten ................................................................................................. Niet-recurrente financiële kosten ................................................................................... Winst (verlies) van het boekjaar vóór belastingen ....................................................... Belastingen op het resultaat............................................................................................. Onttrekking aan/overboeking naar de uitgestelde belastingen .................................. Belastingen......................................................................................................................... Samenvatting .....................................................................................................................

309 310 310

3.1.3 3.1.4 3.1.5. 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 3.2.8 3.2.9 3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.6 3.7 3.7.1 3.7.2 3.8

Intersentia

310 311 311 311 311 311 311 311 311 312 312 312 312 312 312 313 313 313 313 313 313 313 313 313 313 314 314 314 314 314

xv


Inhoud

3.9 3.10 3.10.1 3.10.2

De resultaatverwerking .................................................................................................... Verkorte schema’s van de balans en de resultatenrekening ......................................... Balans volgens het verkorte schema ............................................................................... Resultatenrekening en resultaatbestemming volgens het verkorte schema ..............

4

UITGEWERKT VOORBEELD: DE ONDERNEMING SPORTS ........................... 319

5

BIJLAGE: BTW-AANGIFTEFORMULIER ................................................................ 326

OEFENINGEN Oefeningen bij hoofdstuk 1 ............................................................................................................. Oefeningen bij hoofdstuk 2 ............................................................................................................. Oefeningen bij hoofdstuk 3 ............................................................................................................. Oefeningen bij hoofdstuk 4 .............................................................................................................

315 315 316 318

331 335 339 345

BIJLAGEN Bijlage 1. Rekeningenstelsel............................................................................................................. 353 Bijlage 2. Balans en resultatenrekening (volledig schema) ......................................................... 370 Bijlage 3. Journaalblad ..................................................................................................................... 377

xvi

Intersentia


1

Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

1

Inleiding

2

2

De balans

4

3

De resultatenrekening en de resultaatbestemming

6

4

De toelichting en de bijlagen bij de jaarrekening

8

5

Basiselementen van het registratieproces

9


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

1 Jaarrekening

Inleiding

Elke onderneming moet verantwoording afleggen aan de verschillende betrokken partijen over de ondernemingsgebeurtenissen van het voorbije boekjaar. Het jaarlijkse financiële verslag noemt men de jaarrekening. Door de jaarrekening openbaar te maken, kan iedere belangstellende kennis nemen van de gegevens die hem interesseren. De belangrijkste ‘stakeholders’ zijn de banken die krediet aan de onderneming verlenen, de leveranciers, de klanten, de concurrenten, de eigenaars of aandeelhouders, het personeel en de overheid. De verplichting tot het opstellen en neerleggen van jaarrekeningen vindt zijn oorsprong in de volgende wetten en uitvoeringsbesluiten: • Wetboek van vennootschappen en verenigingen (wet van 23 maart 2019); • koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen; • Boek III Wetboek van economisch recht, Hoofdstuk 2. Boekhouding van de ondernemingen. Het voeren van een boekhouding is een wettelijke verplichting. De opgelegde verplichtingen verschillen naargelang de aard en de omvang van de onderneming. De boekhouding is gebaseerd op verantwoordingsstukken, zoals aankoop- en verkoopfacturen, rekeninguittreksels, kasbladen, afschrijvingstabellen enz. De meeste Belgische ondernemingen waarvan de verantwoordelijkheid van de aandeelhouders of vennoten beperkt is tot hun inbreng in de vennootschap, moeten jaarlijks hun jaarrekening openbaar maken door deze neer te leggen bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België.

Dubbel boekhouden

De betrokken ondernemingen dienen een volledige boekhouding te voeren en dit door middel van een stelsel van boeken en rekeningen volgens de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden die in dit basisboek worden bijgebracht. Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen legt een aantal groottecriteria vast om vennootschappen in te delen in twee groepen: kleine en (grote) vennootschappen. Een vennootschap wordt door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen als ‘klein’ beschouwd indien zij niet meer dan één van de volgende drempels overschrijdt: • jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50; • jaaromzet (exclusief btw): 9 000 000,00 EUR; • balanstotaal: 4 500 000,00 EUR. Kleine vennootschappen mogen hun jaarrekening neerleggen volgens een verkort schema. Microvennootschappen mogen hun jaarrekening neerleggen volgens een microschema. Microvennootschappen zijn kleine vennootschappen die op datum van jaarafsluiting geen dochtervennootschap of moedervennootschap zijn en die niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden:

2

Intersentia


1. Inleiding

• • • Volledig schema Verkort schema

jaargemiddelde van het personeelsbestand: 10; jaaromzet (exclusief btw): 700 000 EUR; balanstotaal: 350 000 EUR.

Grote vennootschappen gebruiken het volledig model dat door de Balanscentrale ter beschikking wordt gesteld voor de neerlegging. Kleine vennootschappen en microvennootschappen kunnen respectievelijk het verkort of het micromodel gebruiken. Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 maakt een onderscheid tussen kapitaalhoudende en kapitaalloze vennootschappen. Als gevolg daarvan worden door de Balanscentrale zes modellen van de jaarrekening ter beschikking gesteld: • VOL-kap: volledig model voor de kapitaalhoudende vennootschap; • VOL-inb: volledig model voor de kapitaalloze vennootschap; • VKT-kap: verkort model voor de kapitaalhoudende vennootschap; • VKT-inb: verkort model voor de kapitaalloze vennootschap; • MIC-kap: micromodel voor de kapitaalhoudende vennootschap; • MIC-inb: micromodel voor de kapitaalloze vennootschap.

Vereenvoudigde boekhouding

De natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen, evenals de kleine vennootschappen waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid, hoeven niet aan deze verplichting tot openbaarmaking te voldoen. Sommige voldoen cumulatief aan de volgende voorwaarden: • het betreft natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen, vennootschappen onder firma of commanditaire vennootschappen, en • de omzet (exclusief btw) over het laatste boekjaar bedraagt niet meer dan 500 000,00 EUR. Deze kleine ondernemingen hebben de mogelijkheid een vereenvoudigde boekhouding te voeren voor zover alle verrichtingen zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorde worden geregistreerd in ten minste drie dagboeken: een financieel dagboek, een inkoopboek en een verkoopboek. Deze ondernemingen moeten ten minste eens per jaar een inventaris opmaken van alle bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen en alle bronnen bestemd voor de uitbating. Aangezien zij er niet toe verplicht zijn een dubbele boekhouding te voeren, maken zij niet het voorwerp uit van dit basisboek. Voor een meer uitvoerige beschrijving van de openbaarmakingsverplichtingen van de Belgische ondernemingen verwijzen we naar de website van de Nationale Bank van België (www.nbb.be). De jaarrekening bestaat uit verschillende delen: de balans, de resultatenrekening en de toelichting. Al deze delen vormen één geheel. In dit boek zullen we de wijze waarop de jaarrekening tot stand komt, stap voor stap uiteenzetten. Dit gebeurt door de meest voorkomende ondernemingsgebeurtenissen financieel te analyseren en boekhoudkundig te verwerken. Het eerste hoofdstuk zet de basisprincipes uiteen waarop deze

Intersentia

3


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

boekhoudkundige verwerking gebaseerd is. Daartoe worden eerst de begrippen balans en resultatenrekening uitgelegd.

2 Balans

De balans

Een balans is een beknopt overzicht van de werkingsmiddelen (de activa) waarover de onderneming op een bepaald ogenblik beschikt en alle middelen die nodig zijn om deze werkingsmiddelen te financieren (de passiva). Balans op <datum> ACTIVA Ondernemingsmiddelen Welke middelen heeft de onderneming om haar activiteit te ontwikkelen? Aanwending van vermogen

2.1 Activa

PASSIVA Ondernemingsbronnen Hoe financiert de onderneming de ondernemingsmiddelen? Bron van vermogen

Ondernemingsmiddelen of activa

Ondernemingsmiddelen zijn de middelen die aanwezig moeten zijn om een onderneming (het voorwerp van de boekhoudkundige registratie) uit te bouwen. Dit zijn onder meer gronden, gebouwen, machines, meubilair, transportmiddelen, software, grondstoffen, hulpstoffen en handelsgoederen, geld (in kas of op rekening), … Men kan deze middelen indelen in twee grote groepen: •

Hieronder vallen de middelen die zijn bedoeld om gedurende een langere periode in de onderneming actief te zijn. Bij de aanschaf ervan is het niet de bedoeling ze op korte termijn te verkopen. Ze zijn m.a.w. geen doel van, maar middel tot de bedrijfsactiviteit. Voorbeelden zijn gronden, gebouwen, machines, …

Vaste activa

• Vlottende activa

De bestendige middelen of vaste activa

De vlottende middelen of vlottende activa Deze activa zijn doel van de exploitatiecyclus en bestemd om tijdens de exploitatiecyclus te worden verbruikt. Ze ontstaan binnen de onderneming of worden aangekocht met het oog op de snelle verkoop en de omzetting ervan in geld, in de regel binnen het jaar. Voorbeelden: een voorraad grondstoffen, een voorraad handelsgoederen, vorderingen op klanten, geld in kas, …

Noot: de activa omvatten ook de rubriek oprichtingskosten.

4

Intersentia


2. De balans

2.2 Passiva

Ondernemingsbronnen, ook passiva of bronnen van vermogen genoemd, geven de oorsprong aan van het vermogen waardoor de onderneming haar activa heeft kunnen verwerven. De financieringsbronnen die ter beschikking zijn om de ondernemingsmiddelen (activa) te financieren, zijn het eigen vermogen en het vreemd vermogen (of schulden). Ook de passiva kunnen ingedeeld worden in twee groepen: •

Het eigen vermogen (= niet-opeisbaar vermogen) Dit is het vermogen dat door de eigenaars aan de onderneming is toegewezen en dus op continue wijze als bron aanwezig is en blijft. Het gaat dus om door de eigenaars ingebracht vermogen. In geval van kapitaalhoudende vennootschappen (zoals een naamloze vennootschap) gebruikt men hiervoor het begrip ‘kapitaal’. Bij kapitaalloze vennootschappen (zoals een besloten vennootschap) spreekt men over een ‘inbreng’ van geld, goederen of diensten. Behoudens het door de eigenaars ingebrachte vermogen worden ook de winsten die in de onderneming worden gereserveerd onder het eigen vermogen opgenomen.

Eigen vermogen

• Vreemd vermogen

Het vreemd vermogen (= schulden + voorzieningen) Dit is het vermogen dat afkomstig is van externe geldschieters als financiële instellingen en leveranciers. De onderneming heeft het gedurende een bepaalde periode ter beschikking en moet het daarna terugbetalen. Het vreemd vermogen omvat eveneens de voorzieningen.

2.3 Balansevenwicht

Ondernemingsbronnen of passiva

Balansevenwicht

Uiteraard kunnen er nooit meer middelen zijn dan bronnen en omgekeerd. Deze gelijkheid noemt men het fundamenteel balansevenwicht.

Activa = Passiva Middelen = Bronnen Dit fundamenteel evenwicht zal in de boekhouding uitgedrukt worden door de balans. Een balans is dus een momentopname van de bronnen en aanwendingen van vermogen; ze geeft die bronnen en aanwendingen op een bepaald moment weer.

Intersentia

5


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Vereenvoudigd voorbeeld van een balans (bedragen in EUR): Balans

Balans op 31 december 20N0 ACTIVA Vaste activa

PASSIVA 500,00

Eigen vermogen

Gebouwen

300,00

Kapitaal/Inbreng

Meubilair

200,00

Resultaat

Vlottende activa Handelsgoederen

480,00 50,00

210,00 100,00

Handelsvorderingen

50,00

Kredietinstellingen

10,00

Kassen

50,00

TOTAAL ACTIVA

530,00

710,00

Schulden

180,00

Schulden op meer dan één jaar

100,00

Lening bij de bank Schulden op ten hoogste één jaar

100,00 80,00

Handelsschulden

60,00

Overige schulden

20,00

TOTAAL PASSIVA

710,00

Op de passiefzijde van deze balans lezen we waar deze onderneming haar financiële middelen vandaan heeft gehaald. Het is duidelijk dat haar financiële bronnen voor 530,00 EUR uit eigen middelen en voor 180,00 EUR uit vreemde middelen afkomstig zijn. Op de actiefzijde lezen we waarvoor ze deze middelen heeft aangewend. De onderneming wendde 500,00 EUR aan voor investeringen in vaste activa en 210,00 EUR voor vlottende activa.

3 Resultatenrekening

De resultatenrekening en de resultaatbestemming

De resultatenrekening is de weergave van de opbrengsten en kosten die in een bepaalde periode werden gemaakt, met onderaan het saldo, namelijk de winst of het verlies. In de resultatenrekening vinden we onder meer: • de omzet of het totaal van de verkopen; • de bedrijfskosten met daaronder, de aankoopkosten van grondstoffen, goederen en diensten en de personeelskosten; • de bedrijfswinst of het bedrijfsverlies; • de intresten betaald op leningen, evenals andere financiële kosten en opbrengsten; • het resultaat van het boekjaar. De resultatenrekening is dus een periodegegeven, een ‘dynamisch’ informatiemiddel. De balans daarentegen is een ‘statisch’ informatiemiddel, een weergave op één bepaald tijdstip.

6

Intersentia


2. De resultatenrekening en de resultaatbestemming

Vereenvoudigd voorbeeld van een resultatenrekening (in EUR): Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten Omzet Bedrijfskosten Aankopen handelsgoederen Huur Bezoldigingen Bedrijfswinst/bedrijfsverlies Financiële kosten Intresten op leningen Winst/verlies van het boekjaar voor belastingen Belastingen op het resultaat WINST/VERLIES VAN HET BOEKJAAR

Resultaatbestemming

310,00 310,00 210,00 150,00 20,00 40,00 100,00 10,00 10,00 90,00 20,00 70,00

De resultaatbestemming geeft weer wat er met het resultaat zal gebeuren. De winst uit het bovenstaande voorbeeld kan bijvoorbeeld als vergoeding aan de aandeelhouders worden uitgekeerd of kan ook in de onderneming behouden worden om er in de toekomst nieuwe investeringen mee te kunnen financieren. Vereenvoudigd voorbeeld van een resultaatbestemming (in EUR): Resultaatbestemming Te bestemmen winst/verlies van het boekjaar

70,00

Uitkering aan de aandeelhouders

– 20,00

Toevoeging aan het eigen vermogen

– 50,00

Uit dit eenvoudige voorbeeld blijkt dat er een relatie bestaat tussen de resultatenrekening en de balans. Eenmaal per jaar krijgt het resultaat een bestemming en zal deze resultaatbestemming een impact hebben op de balans door bijvoorbeeld het eigen vermogen (hieronder vallen de reserves) en de schulden aan de aandeelhouders wegens de dividenduitkering te laten toenemen.

Intersentia

7


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Balans op 31 december 20N0 ACTIVA

Resultatenrekening PASSIVA Bedrijfsopbrengsten

Vaste activa

500,00

Eigen vermogen

Gebouwen

300,00

Oorspronkelijk

Meubilair

200,00

+ Resultaat (+/–)

Vlottende activa Handelsgoederen Handelsvorderingen Kredietinstellingen Kassen

480,00 50,00

210,00 100,00 50,00 10,00 50,00

710,00

Omzet Bedrijfskosten Aankopen handelsgoederen

310,00 210,00 150,00

Huur

20,00

Bezoldigingen

40,00

Schulden

180,00

Bedrijfswinst/bedrijfsverlies

Schulden op meer dan één jaar

100,00

Financiële kosten

10,00

Intresten op leningen

10,00

Lening bij de bank

100,00

Schulden op ten hoog80,00 ste één jaar Handelsschulden

TOTAAL ACTIVA

530,00

310,00

Uit te keren dividenden

TOTAAL PASSIVA

Winst/verlies van het boekjaar voor belastingen

60,00

Belastingen op het resultaat

20,00

WINST/VERLIES VAN HET BOEKJAAR

710,00

100,00

90,00 20,00 70,00

Resultaatbestemming

Te bestemmen winst/verlies van het boekjaar

70,00

Uitkering aan de aandeelhouders

– 20,00

Toevoeging aan het eigen vermogen – 50,00

We beperken ons voorlopig tot een sterk vereenvoudigde voorstelling van de jaarrekening. In hoofdstuk 5 worden alle posten van het wettelijk schema van de balans en de resultatenrekening meer uitgebreid besproken.

4

De toelichting en de bijlagen bij de jaarrekening

Toelichting

De jaarrekening bevat naast de balans en de resultatenrekening ook de toelichting. In de toelichting worden meer details gegeven over een aantal rubrieken uit de balans en de resultatenrekening en over de gebruikte waarderingsregels.

Sociale balans

Daarnaast wordt ook de sociale balans neergelegd. Hierin wordt specifieke informatie vermeld over het personeelsbestand: aantal tewerkgestelden, personeelsverloop, opleiding, …

Jaarverslag

‘Grote’ vennootschappen moeten samen met de jaarrekening ook het jaarverslag en het verslag van de commissaris neerleggen. Het jaarverslag is een verslag waarin de bestuurders of zaakvoerders informatie verstrekken over en rekenschap geven van hun beleid.

Verslag van de

In het verslag van de commissaris lezen we of de financiële informatie uit de jaarrekening voldoet aan het principe van het getrouwe beeld en of de continuïteit van de onderneming gewaarborgd is. Voor een meer uitvoerige beschrijving van de inhoud van het jaarverslag en het verslag van de commissaris verwijzen we naar hoofdstuk 5.

commissaris

8

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

5

Basiselementen van het registratieproces

5.1

Algemene principes

De balans, de resultatenrekening en de resultaatverwerking zijn het sluitstuk van de boekhoudkundige verwerking. Vooraleer de schema’s van balans, resultatenrekening en resultaatverwerking kunnen worden ingevuld, moeten eerst alle ondernemingsgebeurtenissen die financieel tot uitdrukking kunnen worden gebracht, in de boekhouding worden geregistreerd. In het volgende punt zullen we de basiselementen van dit registratieproces illustreren. Aan de hand van een aantal eenvoudige ondernemingsgebeurtenissen in de onderneming Sports (een kapitaalhoudende vennootschap) zullen we aantonen dat de diverse transacties ofwel enkel een impact hebben op de balans, ofwel op zowel de balans als de resultatenrekening. Zoals hierboven aangegeven wordt het resultaat éénmaal per jaar bestemd en zal deze resultaatbestemming een impact hebben op de balans. Om de werking van de balans en resultatenrekening goed te kunnen illustreren, zullen we in het voorbeeld echter veronderstellen dat het resultaat na élke verrichting bestemd wordt en bijgevolg het eigen vermogen van de onderneming beïnvloedt. Bovendien maken we in dit sterk vereenvoudigd voorbeeld abstractie van btw en alle overige belastingen. Het voorbeeld van de onderneming Sports zal in de volgende hoofdstukken steeds terugkomen en verder worden uitgewerkt. elementen uit de balans verrichtingen elementen uit de resultatenrekening éénmaal per jaar worden ze ‘bestemd’

De basisgelijkheid Activa = Passiva = eigen vermogen + vreemd vermogen kan dan in principe gedurende het boekjaar ook geschreven worden als: Activa =

eigen vermogen + opbrengsten – kosten

+ vreemd vermogen

Op het einde van het boekjaar wordt het resultaat dan definitief verdeeld, namelijk: Activa = eigen vermogen

+ vreemd vermogen

+ opbrengsten – kosten

Intersentia

9


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

wat dan de definitieve eindbalans geeft, waarvoor opnieuw geldt: Activa = eigen vermogen + vreemd vermogen

5.2

Illustratie van de werking van balans en resultatenrekening

Onderneming Sports heeft per 1 januari 20N0 volgende balans (in EUR)1: Balans op 1 januari 20N0 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa Gebouwen Meubilair Vlottende activa Voorraden Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

PASSIVA 1 200,00 1 200,00 1 000,00

Eigen vermogen Inbreng Kapitaal

1 400,00 1 400,00 1 400,00

200,00 570,00 150,00 150,00

Schulden Schulden op meer dan één jaar Lening

370,00 200,00 200,00

230,00

Schulden op ten hoogste één jaar

170,00

230,00 190,00

Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden

50,00 120,00

140,00 50,00 1 770,00

TOTAAL PASSIVA

1 770,00

Verrichting 1: 3 januari 20N0: klant Muller betaalt onze vordering van 30,00 EUR door storting op onze bankrekening. De bank zal stijgen met 30,00 EUR, en de vordering zal dalen met 30,00 EUR.

1

10

De bedragen zijn doelbewust klein gekozen om de uitwerking in het eerste hoofdstuk zo eenvoudig mogelijk te houden.

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

Balans op 3 januari 20N0 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa Gebouwen Meubilair Vlottende activa Voorraden Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

PASSIVA 1 200,00 1 200,00 1 000,00

Eigen vermogen Inbreng Kapitaal

1 400,00 1 400,00 1 400,00

200,00 570,00 150,00 150,00

Schulden Schulden op meer dan één jaar Lening

370,00 200,00 200,00

200,00

Schulden op ten hoogste één jaar

170,00

200,00 220,00

Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden

50,00 120,00

170,00 50,00 1 770,00

TOTAAL PASSIVA

1 770,00

Verrichting 2: 5 januari 20N0: onderneming Sports betaalt een handelsschuld bij leverancier Desloover van 60,00 EUR door overschrijving via de bank. De bank zal dalen met 60,00 EUR, en de handelsschuld eveneens. Balans op 5 januari 20N0 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa Gebouwen Meubilair Vlottende activa Voorraden Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

Intersentia

PASSIVA 1 200,00 1 200,00 1 000,00

Eigen vermogen Inbreng Kapitaal

1 400,00 1 400,00 1 400,00

200,00 510,00 150,00 150,00

Schulden Schulden op meer dan één jaar Lening

310,00 200,00 200,00

200,00

Schulden op ten hoogste één jaar

110,00

200,00 160,00

Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen

50,00

Handelsschulden

60,00

110,00 50,00 1 710,00

TOTAAL PASSIVA

1 710,00

11


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Verrichting 3: 10 januari 20N0: de eigenaar van onderneming Sports vindt dat de onderneming over meer eigen vermogen moet beschikken en hij stort uit zijn privépatrimonium 100,00 EUR in de ondernemingskas. Balans op 10 januari 20N0 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa Gebouwen Meubilair Vlottende activa Voorraden Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen

PASSIVA 1 200,00 1 200,00 1 000,00 200,00

1 500,00 1 500,00 1 500,00

610,00 150,00 150,00

Schulden Schulden op meer dan één jaar Lening

310,00 200,00 200,00

200,00

Schulden op ten hoogste één jaar

110,00

200,00 260,00

Kredietinstellingen

110,00

Kassen

150,00

TOTAAL ACTIVA

Eigen vermogen Inbreng Kapitaal

1 810,00

Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen

50,00

Handelsschulden

60,00

TOTAAL PASSIVA

1 810,00

Verrichting 4: 12 januari 20N0: onderneming Sports betaalt via de bank de maandelijkse huur van haar winkelpand: 20,00 EUR. Hier maakt de onderneming een bedrijfskost (‘daling’ van het eigen vermogen) tegen een vermindering van het tegoed bij de bank. Balans op 12 januari 20N0 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa Gebouwen Meubilair Vlottende activa Voorraden Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

12

PASSIVA 1 200,00 1 200,00 1 000,00 200,00

Eigen vermogen Inbreng Kapitaal Resultaat

1 480,00 1 500,00 1 500,00 – 20,00

590,00 150,00 150,00

Schulden Schulden op meer dan één jaar Lening

310,00 200,00 200,00

200,00

Schulden op ten hoogste één jaar

110,00

200,00 240,00

Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen

50,00

Handelsschulden

60,00

90,00 150,00 1 790,00

TOTAAL PASSIVA

1 790,00

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten

Bedrijfskosten

20,00

Huur

20,00

BEDRIJFSWINST/BEDRIJFSVERLIES

– 20,00

VOORLOPIG RESULTAAT

– 20,00

Verrichting 5: 16 januari 20N0: onderneming Sports sluit met de verstrekker van de lening een overeenkomst af waardoor de schuld wordt omgezet in kapitaal. Vanaf nu zullen ze als partners in de zaak werken. De leningen dalen met 200,00 EUR; het kapitaal stijgt met 200,00 EUR. Balans op 16 januari 20N0 ACTIVA Vaste activa

1 200,00

Eigen vermogen

1 680,00

Materiële vaste activa

1 200,00

Inbreng

1 700,00

Gebouwen Meubilair

1 000,00

Kapitaal

200,00

Resultaat

Vlottende activa

590,00

Schulden

Voorraden

150,00

Schulden op meer dan één jaar

Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

Intersentia

PASSIVA

150,00 200,00 200,00 240,00

Lening Schulden op ten hoogste één jaar

1 700,00 – 20,00 110,00 0,00 0,00 110,00

Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen

50,00

Handelsschulden

60,00

90,00 150,00 1 790,00

TOTAAL PASSIVA

1 790,00

13


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Verrichting 6: 20 januari 20N0: onderneming Sports koopt van leverancier Fransen handelsgoederen aan voor 50,00 EUR. De schuld aan Fransen is binnen 30 dagen te betalen (btw wordt gemakshalve voorlopig buiten beschouwing gelaten). 6a De aankoop wordt beschouwd als een kost in de resultatenrekening. In de balans wordt tevens de schuld aan leverancier Fransen uitgedrukt. Balans op 20 januari 20N0 ACTIVA

PASSIVA

Vaste activa

1 200,00

Eigen vermogen

1 630,00

Materiële vaste activa

1 200,00

Inbreng

1 700,00

Gebouwen Meubilair

1 000,00

Kapitaal

200,00

Resultaat

– 70,00 160,00

Vlottende activa

590,00

Schulden

Voorraden

150,00

Schulden op meer dan één jaar

Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

150,00 200,00 200,00 240,00

1 700,00

0,00

Lening Schulden op ten hoogste één jaar

0,00 160,00 50,00

Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden

110,00

90,00 150,00 1 790,00

TOTAAL PASSIVA

1 790,00

Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten Bedrijfskosten

14

– 70,00

Aankopen handelsgoederen

50,00

Huur

20,00

BEDRIJFSWINST/BEDRIJFSVERLIES

– 70,00

VOORLOPIG RESULTAAT

– 70,00

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

6b Indien de onderneming nu haar voorraden zou tellen, zou ze constateren dat ze voor 50,00 EUR meer voorraden bezit, wat tot uiting moet worden gebracht in de balans. Doordat de 50,00 EUR als kost in de resultatenrekening is opgenomen maar de goederen nog niet zijn doorverkocht, wordt het resultaat hierdoor sterk beïnvloed. Omdat we de goederen nog in bezit hebben, zullen we een correctie boeken in de resultatenrekening. Balans op 20 januari 20N0 ACTIVA

PASSIVA

Vaste activa

1 200,00

Eigen vermogen

1 680,00

Materiële vaste activa

1 200,00

Inbreng

1 700,00

Gebouwen Meubilair

1 000,00

Kapitaal

200,00

Resultaat

– 20,00 160,00

Vlottende activa

640,00

Schulden

Voorraden

200,00

Schulden op meer dan één jaar

Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

200,00 200,00 200,00 240,00

1 700,00

0,00

Lening Schulden op ten hoogste één jaar

0,00 160,00 50,00

Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden

110,00

90,00 150,00 1 840,00

TOTAAL PASSIVA

1 840,00

Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten Bedrijfskosten Aankopen handelsgoederen Correctie aankopen Huur

– 20,00 50,00 – 50,00 20,00

BEDRIJFSWINST/BEDRIJFSVERLIES

– 20,00

VOORLOPIG RESULTAAT

– 20,00

In de realiteit zal een onderneming deze correctie (6b) niet na elke aankoop boeken. Dat is praktisch niet haalbaar. Op het einde van een boekhoudkundige periode zal zij slechts ter gelegenheid van de inventaris de voorraden tellen en de nodige correcties boeken. Dit zullen de voorraadwijzigingen zijn, die in hoofdstuk 4 worden behandeld.

Intersentia

15


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Verrichting 7: 22 januari 20N0: de handelsgoederen die op 20 januari werden gekocht voor 50,00 EUR, worden nu verkocht voor 80,00 EUR aan klant Degrande. 7a De verkoop geeft in de resultatenrekening aanleiding tot het boeken van een bedrijfsopbrengst (omzet) van 80,00 EUR. In de balans worden de handelsvorderingen met 80,00 EUR verhoogd. Balans op 22 januari 20N0 ACTIVA

PASSIVA

Vaste activa

1 200,00

Eigen vermogen

1 760,00

Materiële vaste activa

1 200,00

Inbreng

1 700,00

Gebouwen Meubilair

1 000,00

Kapitaal

200,00

Resultaat

60,00 160,00

Vlottende activa

720,00

Schulden

Voorraden

200,00

Schulden op meer dan één jaar

Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

200,00 280,00 280,00 240,00

1 700,00

0,00

Lening Schulden op ten hoogste één jaar Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden

0,00 160,00 50,00 110,00

90,00 150,00 1 920,00

TOTAAL PASSIVA

1 920,00

Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten Omzet Bedrijfskosten Aankopen handelsgoederen Correctie aankopen Huur

16

80,00 80,00 20,00 50,00 – 50,00 20,00

BEDRIJFSWINST/BEDRIJFSVERLIES

60,00

VOORLOPIG RESULTAAT

60,00

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

7b Om de impact op het resultaat correct weer te geven, wordt de kostprijs (50,00 EUR) nu wel in de kosten opgenomen. Op deze manier is het duidelijk dat op de transactie een winst van 30,00 EUR wordt gerealiseerd. Indien de onderneming nu haar voorraden zou tellen, zou ze constateren dat ze aan kostprijs gerekend 50,00 EUR minder voorraden heeft. Balans op 22 januari 20N0 ACTIVA

PASSIVA

Vaste activa

1 200,00

Eigen vermogen

1 710,00

Materiële vaste activa

1 200,00

Inbreng

1 700,00

Gebouwen Meubilair

1 000,00

Kapitaal

200,00

Resultaat

10,00 160,00

Vlottende activa

670,00

Schulden

Voorraden

150,00

Schulden op meer dan één jaar

Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

150,00 280,00 280,00 240,00

Lening Schulden op ten hoogste één jaar Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden

1 700,00

0,00 0,00 160,00 50,00 110,00

90,00 150,00 1 870,00

TOTAAL PASSIVA

1 870,00

Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten Omzet Bedrijfskosten Aankopen handelsgoederen Correctie aankopen Huur

80,00 80,00 70,00 50,00 0,00 20,00

BEDRIJFSWINST/BEDRIJFSVERLIES

10,00

VOORLOPIG RESULTAAT

10,00

In de realiteit zal een onderneming deze correctie (7b) niet na elke verkoop boeken. Dat is praktisch niet haalbaar. Op het einde van een boekhoudkundige periode zal zij slechts ter gelegenheid van de inventaris de voorraden tellen en de nodige correcties boeken. Dit zullen de voorraadwijzigingen zijn, die in hoofdstuk 4 worden behandeld.

Intersentia

17


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Verrichting 8: 25 januari 20N0: onderneming Sports verkoopt handelsgoederen voor 200,00 EUR aan klant Muller. 8a De verkoop geeft in de resultatenrekening aanleiding tot het boeken van een bedrijfsopbrengst van 200,00 EUR, in de balans worden de handelsvorderingen met 200,00 EUR verhoogd. Balans op 25 januari 20N0 ACTIVA

PASSIVA

Vaste activa

1 200,00

Eigen vermogen

1 910,00

Materiële vaste activa

1 200,00

Inbreng

1 700,00

Gebouwen Meubilair

1 000,00

Kapitaal

200,00

Resultaat

210,00 160,00

Vlottende activa

870,00

Schulden

Voorraden

150,00

Schulden op meer dan één jaar

Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

150,00 480,00 480,00 240,00

Lening Schulden op ten hoogste één jaar Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden

1 700,00

0,00 0,00 160,00 50,00 110,00

90,00 150,00 2 070,00

TOTAAL PASSIVA

2 070,00

Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten Omzet Bedrijfskosten Aankopen handelsgoederen Correctie aankopen Huur

18

280,00 280,00 70,00 50,00 0,00 20,00

BEDRIJFSWINST/BEDRIJFSVERLIES

210,00

VOORLOPIG RESULTAAT

210,00

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

8b De handelsgoederen werden oorspronkelijk aangekocht voor 120,00 EUR. Er wordt dus een winst van 80,00 EUR op gerealiseerd. Indien de onderneming nu haar voorraden zou tellen, zou ze constateren dat ze aan kostprijs gerekend 120,00 EUR minder voorraden heeft. Balans op 25 januari 20N0 ACTIVA

PASSIVA

Vaste activa

1 200,00

Eigen vermogen

1 790,00

Materiële vaste activa

1 200,00

Inbreng

1 700,00

Gebouwen Meubilair Vlottende activa Voorraden Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

1 000,00

Kapitaal

200,00

Resultaat

90,00

Schulden

160,00

750,00 30,00 30,00 480,00 480,00 240,00

Schulden op meer dan één jaar Lening Schulden op ten hoogste één jaar Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden

1 700,00

0,00 0,00 160,00 50,00 110,00

90,00 150,00 1 950,00

TOTAAL PASSIVA

1 950,00

Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten Omzet Bedrijfskosten Aankopen handelsgoederen Correctie aankopen Huur

280,00 280,00 190,00 50,00 120,00 20,00

BEDRIJFSWINST/BEDRIJFSVERLIES

90,00

VOORLOPIG RESULTAAT

90,00

In de realiteit zal een onderneming deze correctie (8b) niet na elke verkoop boeken. Dat is praktisch niet haalbaar. Op het einde van een boekhoudkundige periode zal zij slechts ter gelegenheid van de inventaris de voorraden tellen en de nodige correcties boeken. Dit zullen de voorraadwijzigingen zijn, die in hoofdstuk 4 worden behandeld.

Intersentia

19


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Verrichting 9: Onderneming Sports berekent dat haar administratief bediende een bezoldiging moet ontvangen van 70,00 EUR. Deze bezoldiging is een kost in de resultatenrekening. In de balans wordt op de passiefzijde de schuld aan het personeelslid geboekt. Gemakshalve maken we voorlopig abstractie van de andere aspecten die bij bezoldigingen komen kijken zoals in te houden bedrijfsvoorheffing en te betalen sociale zekerheid. Balans op 31 januari 20N0 ACTIVA

PASSIVA

Vaste activa

1 200,00

Eigen vermogen

1 720,00

Materiële vaste activa

1 200,00

Inbreng

1 700,00

Gebouwen Meubilair Vlottende activa Voorraden Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

1 000,00

Kapitaal

200,00

Resultaat

20,00

Schulden

230,00

750,00 30,00 30,00 480,00 480,00 240,00 90,00

Schulden op meer dan één jaar Lening Schulden op ten hoogste één jaar Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden Bezoldigingen

1 700,00

0,00 0,00 230,00 50,00 110,00 70,00

150,00 1 950,00

TOTAAL PASSIVA

1 950,00

Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten Omzet Bedrijfskosten Aankopen handelsgoederen Correctie aankopen

20

280,00 280,00 260,00 50,00 120,00

Huur

20,00

Bezoldigingen

70,00

BEDRIJFSWINST/BEDRIJFSVERLIES

20,00

VOORLOPIG RESULTAAT

20,00

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

Verrichting 10: Onderneming Sports betaalt de bezoldiging van 70,00 EUR via de bank en ontvangt hiervoor een rekeninguittreksel. Daardoor verdwijnt de bezoldigingsschuld op het passief en dalen de tegoeden bij de bank op het actief. Balans op 31 januari 20N0 ACTIVA

PASSIVA

Vaste activa

1 200,00

Eigen vermogen

1 720,00

Materiële vaste activa

1 200,00

Inbreng

1 700,00

Gebouwen

1 000,00

Kapitaal

200,00

Resultaat

20,00

Schulden

160,00

Meubilair Vlottende activa

680,00

Voorraden

30,00 30,00

Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar

480,00

Handelsvorderingen

480,00

Liquide middelen

170,00 20,00

Kredietinstellingen

Lening Schulden op ten hoogste één jaar Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden Bezoldigingen

0,00 0,00 160,00 50,00 110,00 0,00

150,00

Kassen TOTAAL ACTIVA

Schulden op meer dan één jaar

1 700,00

1 880,00

TOTAAL PASSIVA

1 880,00

Uit bovenstaande verrichtingen blijkt duidelijk dat de balans een momentopname is die door de bestemming van het resultaat steeds in evenwicht blijft.

5.3

De grootboekmethode

Na iedere verrichting een nieuwe balans opstellen is in de praktijk echter niet haalbaar indien er dagelijks heel veel verrichtingen te verwerken zijn. De onderneming heeft ook niet na elke verrichting informatie over balans en resultatenrekening nodig. Daarom worden snellere en efficiëntere methoden gebruikt om de verrichtingen te boeken: het grootboek en het journaal.

5.3.1 Grootboekrekening

De grootboekrekeningen

In de praktijk wordt voor elk element van balans en resultatenrekening een T-rekening of grootboekrekening opgemaakt. In boekhoudkundige termen is een rekening een tweezijdige staat met links een debetzijde en rechts een creditzijde.

Intersentia

21


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Elke transactie wordt genoteerd op de passende rekening volgens bepaalde afspraken: • op de debetzijde van een balansrekening (= debiteren) – de stijging van een actiefelement; – de daling van een passiefelement; • op de creditzijde van de balansrekening (= crediteren) – de stijging van een passiefelement; – de daling van een actiefelement; • op de debetzijde van een resultatenrekening (= debiteren) – de stijging van een kost; – de daling van een opbrengst; • op de creditzijde van de resultatenrekening (= crediteren) – de stijging van een opbrengst; – de daling van een kost. Balans per … ACTIVA

Debet

PASSIVA

Actiefrekeningen

Credit

Debet

beginsaldo stijging

Credit

Kostenrekeningen

stijging

daling

daling Debet

Opbrengstenrekeningen

stijging

daling

Debet

Credit

Passiefrekeningen

Credit

beginsaldo

daling

22

stijging

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

De rekening kan er als volgt uitzien: Naam en nummer van de rekening Debet Datum

Credit Verklaring

Ref.

Bedrag

Datum

Verklaring

Ref.

Bedrag

Grootboek

Het geheel van alle rekeningen samen noemt men het grootboek.

MAR

Elke rekening die binnen de onderneming wordt gebruikt, heeft een unieke naam en nummer. De logische ordening van al die rekeningen op basis van het rekeningnummer, noemt men het rekeningenstelsel van de onderneming (zie verder). Voor de opbouw ervan volgt men steeds het systeem van de bij KB2 opgelegde minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel (MAR). Daarin zijn de rekeningen in klassen ingedeeld, nl.: klasse 1: eigen vermogen, voorzieningen en uitgestelde belastingen en schulden op meer dan één jaar; klasse 2: oprichtingskosten, vaste activa en vorderingen op meer dan één jaar; klasse 3: voorraden en bestellingen in uitvoering; klasse 4: vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar; klasse 5: geldbeleggingen en liquide middelen; klasse 6: kosten; klasse 7: opbrengsten. De klassen 1 tot en met 5 bevatten de rekeningen die we terugvinden in de balans, klasse 6 en 7 bevatten de rekeningen die we terugvinden in de resultatenrekening. De rekening handelsvorderingen bijvoorbeeld is een rekening die we zullen terugvinden op de actiefzijde van de balans en in klasse 4. Het rekeningnummer begint dan ook met het cijfer 4. Later zullen we hier verder op ingaan, maar voorlopig gaan we gemakshalve elke rekening die we gebruiken, een nummer geven bestaande uit 2 cijfers. Als we de verrichtingen van de onderneming Sports hernemen en nu gebruikmaken van het systeem van T-rekeningen, krijgen we: Verrichting 1: 3 januari 20N0: klant Muller betaalt zijn vordering van 30,00 EUR door storting op onze bankrekening. De bank zal stijgen met 30,00 EUR, en de vordering zal dalen met 30,00 EUR.

2

Intersentia

KB van 12 september 1983.

23


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Opmerking: de vermelding BS staat voor beginsaldo, namelijk het bedrag dat we terugvinden in de beginbalans (deze is de eindbalans van de vorige periode).

D BS

40 Handelsvorderingen 230,00

C

D BS

30,00 30,00

230,00

55 Kredietinstellingen 140,00 30,00 170,00

C

0,00

Verrichting 2: 5 januari 20N0: onderneming Sports betaalt een handelsschuld van 60,00 EUR bij leverancier Desloover door overschrijving via de bank. De bank zal dalen met 60,00 EUR, en de handelsschuld eveneens.

D

44 Handelsschulden 120,00

C

D

55 Kredietinstellingen

BS

BS

140,00

C

30,00 60,00 60,00

60,00 120,00

170,00

60,00

Verrichting 3: 10 januari 20N0: de eigenaar van onderneming Sports vindt dat de onderneming over meer eigen vermogen moet beschikken en hij stort uit zijn privépatrimonium 100,00 EUR in de ondernemingskas.

D BS

57 Kassen

C

D

10 Kapitaal

50,00 100,00 150,00

C

1 400,00

BS

100,00 0,00

0,00

1 500,00

Verrichting 4: 12 januari 20N0: onderneming Sports betaalt via de bank de maandelijkse huur van haar winkelpand: 20,00 EUR. Hier maakt de onderneming een bedrijfskost (‘daling’ van het eigen vermogen) tegen een vermindering van het tegoed bij de bank.

24

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

61 Huur

D

C

D BS

55 Kredietinstellingen 140,00

C

30,00

20,00 20,00

170,00

0,00

60,00 20,00 80,00

Verrichting 5: 16 januari 20N0: onderneming Sports sluit met de leningverstrekker een overeenkomst af waardoor de schuld wordt omgezet in kapitaal. Vanaf nu zullen ze als partners in de zaak werken. De leningen dalen met 200,00 EUR; het kapitaal stijgt met 200,00 EUR.

D

17 Schulden op meer dan één jaar 200,00

200,00 200,00

C BS

D

200,00

10 Kapitaal 1 400,00 100,00

0,00

C BS

200,00 1 700,00

Verrichting 6: 20 januari 20N0: onderneming Sports koopt van leverancier Fransen diverse goederen aan voor 50,00 EUR. De schuld aan Fransen is binnen 30 dagen te betalen (btw wordt gemakshalve voorlopig buiten beschouwing gelaten). De aankoop wordt beschouwd als een kost in de resultatenrekening.3 In de balans wordt tevens de schuld aan leverancier Fransen uitgedrukt.

D

60 Aankopen handelsgoederen

C

D

44 Handelsschulden 120,00

C

60,00 50,00 50,00

3

Intersentia

0,00

60,00

50,00 170,00

Zie tevens opmerking p. 29.

25


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Verrichting 7: 22 januari 20N0: de goederen die op 20 januari werden gekocht voor 50,00 EUR, worden nu verkocht voor 80,00 EUR aan klant Degrande. Er wordt dus een winst van 30,00 EUR gerealiseerd. De verkoop geeft in de resultatenrekening aanleiding tot het boeken van een bedrijfsopbrengst van 80,00 EUR, in de balans worden de handelsvorderingen met 80,00 EUR verhoogd.4

D BS

40 Handelsvorderingen 230,00

C

D

70 Omzet

C

30,00 80,00 310,00

30,00

0,00

80,00 80,00

Verrichting 8: 25 januari 20N0: onderneming Sports verkoopt goederen voor 200,00 EUR aan klant Muller. De goederen werden oorspronkelijk aangekocht voor 120,00 EUR. Er wordt dus een winst van 80,00 EUR gerealiseerd.

D BS

40 Handelsvorderingen 230,00

C

D

70 Omzet

C

30,00 80,00 200,00 510,00

80,00

0,00

30,00

200,00 280,00

Verrichting 9: Onderneming Sports berekent dat haar administratief bediende een bezoldiging moet ontvangen van 70,00 EUR. Deze bezoldiging is een kost in de resultatenrekening. In de balans wordt op de passiefzijde de schuld aan het personeelslid geboekt. Er wordt abstractie gemaakt van de bedrijfsvoorheffing en de te betalen RSZ.

D

62 Bezoldigingen 70,00 70,00

4

26

C

0,00

D

45 Schuld bezoldigingen

0,00

C

70,00 70,00

Zie tevens opmerking p. 29.

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

Verrichting 10: Onderneming Sports betaalt de bezoldiging van 70,00Â EUR via de bank en ontvangt hiervoor een rekeninguittreksel. Daardoor verdwijnt de bezoldigingsschuld op het passief en daalt het tegoed bij de bank op het actief.5

D BS

55 Kredietinstellingen 140,00

C

D

45 Schuld bezoldigingen 70,00

C

30,00 60,00 20,00

170,00

5.3.2 Journaliseren

70,00 150,00

70,00 70,00

70,00

Het journaal

Het zou nog gemakkelijker zijn alle verrichtingen eerst in een dagboek te verwerken: het journaal, en pas daarna de verwerking te doen naar het grootboek. In het journaal noteren we per transactie de te debiteren en de te crediteren rekeningen (dit noemen we journaliseren). We hanteren de volgende afkortingen: FIN financieel dagboek B bankrekeninguittreksel K kasblad P postrekeninguittreksel AK aankoopdagboek AF nr. aankoopfactuurnr. VK verkoopdagboek VF nr. verkoopfactuurnr. DIV diversepostenboek De journaalposten worden omschreven op basis van het betreffende dagboek waarin deze verrichting wordt genoteerd, het concrete verantwoordingsstuk waarop deze verrichting is gebaseerd en/of de concrete omschrijving van de boeking. Het gebruik van deze dagboeken wordt toegelicht vanaf hoofdstuk 2.

5

Intersentia

Zie tevens opmerking p. 29.

27


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Journaalpost

Een journaalpost heeft steeds de volgende indeling: Volgnr. of datum

A/P K/O

+/–

D/C

Rek. nr.

nr./dat.

A/P K/O

+/–

D

rek.

A/P K/O

+/–

C

rek.

Omschrijving

Te debiteren rekening

D

C

D-bedrag

aan Te crediteren rekening

C-bedrag

Dagboek, verantwoordingsstuk, omschrijving

Indien we de verrichtingen van onderneming Sports inschrijven in het journaal, krijgen we6: Volgnr.

A/P K/O

+/–

D/C

Rek. nr.

101

A

+

D

55

A

C

40

Omschrijving Kredietinstellingen aan Handelsvorderingen

D

C

30,00 30,00

FIN, B, inning vordering

102

P

D

44

A

C

55

Handelsschulden aan Kredietinstellingen

60,00 60,00

FIN, B, betaling leverancier

103

A

+

D

57

P

+

C

10

Kassen aan Kapitaal

100,00 100,00

FIN, B, verhoging kapitaal

104

K

+

D

61

A

C

55

Huur aan

20,00 20,00

Kredietinstellingen FIN, B, betaling huur

105

P

D

17

P

+

C

10

Schulden op meer dan één jaar: lening aan Kapitaal

200,00 200,00

DIV, omzetting lening in kapitaal

106

K

+

D

60

P

+

C

44

Aankopen aan Handelsschulden

50,00 50,00

AK, AF, aankopen handelsgoederen

107

A

+

D

40

O

+

C

70

Handelsvorderingen aan Omzet

80,00 80,00

VK, VF, verkopen handelsgoederen

6

28

De journaalposten uit de voorbeeldoefening Sports worden voor de duidelijkheid als volgt genummerd: het eerste cijfer verwijst naar het hoofdstuk, de andere 2 cijfers zijn een volgnummer.

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

Volgnr.

A/P K/O

+/–

D/C

Rek. nr.

108

A

+

D

40

O

+

C

70

Omschrijving Handelsvorderingen aan Omzet

D

C

200,00 200,00

VK, VF, verkopen

109

K

+

D

62

P

+

C

45

Bezoldigingen aan Schuld bezoldigingen

70,00 70,00

DIV, berekening bezoldiging

110

P

D

45

A

C

55

Schuld bezoldigingen aan

70,00 70,00

Kredietinstellingen FIN, B, betaling bezoldiging

Opmerking Tenzij een onderneming werkt met het systeem van permanente inventaris, zal ze in de praktijk niet na elke aankoop en verkoop de voorraden gaan tellen. Elke aankoop zal als kost in de resultatenrekening worden verwerkt en de schuld zal op de passiefrekening Leveranciers tot uitdrukking worden gebracht. Elke verkoop zal als opbrengst in de resultatenrekening worden verwerkt en de vordering zal op de actiefrekening Handelsvorderingen tot uitdrukking worden gebracht. Pas op het einde van een boekingsperiode wordt een inventaris opgemaakt van voorraden (zie ook hoofdstuk 4) en worden eventuele voorraadwijzigingen in balans en resultatenrekening verwerkt. Verrichting 11: Op het einde van de periode zal onderneming Sports ter gelegenheid van de inventaris de voorraden tellen. Ze stelt vast dat ze aan kostprijs over een voorraad handelsgoederen beschikt van 30,00 EUR. De beginvoorraad handelsgoederen op 1 januari 20N0 was 150,00 EUR. De voorraden zijn dus met 120,00 EUR gedaald. Dit geeft aanleiding tot het boeken van volgende journaalpost: 111

K

+

D

60

A

C

34

Voorraadwijzigingen aan

120,00

Handelsgoederen

120,00

DIV, voorraaddaling

Zoals we zullen zien in hoofdstuk 4, hoort de onderneming deze journaalpost nu nog niet te boeken, maar pas op het einde van het boekjaar (31 december 20N0). Om de basisprincipes van de boekhoudkundige registratie echter volledig te kunnen illustreren, nemen we de post hier wel op alsof de boekhoudkundige periode ten einde is. Na de inschrijving in het journaal worden de rekeningen in het grootboek bijgewerkt.

Intersentia

29


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Nadat alle transacties zijn verwerkt, ziet het grootboek van onderneming Sports eruit als volgt:

D

10000 Geplaatst kapitaal 1 400,00

0,00

D BS

100,00 200,00 1 700,00

22100 Gebouwen: aanschaffingswaarde 1 000,00 1 000,00 0,00

C BS

D 105

103 105

C

17300 Kredietinstellingen: schulden op rekening 200,00 200,00 200,00

D BS

C BS

200,00

24000 Meubilair: aanschaffingswaarde 200,00 200,00 0,00

C

34000 D BS

Handelsgoederen: aanschaffingswaarde 150,00 120,00 150,00 120,00

C 111

D BS 107 108

C BS

D 102

C 109

D BS 103

40000 Handelsdebiteuren 230,00 30,00 80,00 200,00 510,00 30,00

C 101

42300

D

Binnen het jaar vervallende kredietinstellingen: schulden op rekening 50,00 0,00 50,00

D 110

45500 Bezoldigingen 70,00 70,00 70,00 70,00

D BS 101

Kredietinstellingen: rekening-courant (R/C) 140,00 60,00 30,00 20,00 70,00 170,00 150,00

44000 Leveranciers 60,00 120,00 50,00 60,00 170,00 57000 Kassen – contanten 50,00 100,00 150,00 0,00

C BS 106

C

55000

30

C 102 104 110

D 106

60400 Aankopen van handelsgoederen 50,00 50,00 0,00

C

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

D 111

60940 Voorraadwijzigingen handelsgoederen 120,00 120,00

C

D 104

0,00

20,00

62020 D 109

Bezoldigingen bedienden 70,00 70,00

61000 Huur en huurlasten 20,00

C D

0,00

70000 Verkopen en dienstprestaties 80,00

107

200,00

108

0,00 0,00

5.3.3

C

C

280,00

Proef- en saldibalans en resultaatbepaling

Proefbalans

Ter controle zal onderneming Sports op het einde van de periode een proefbalans opmaken waarin per rekening het totaal van debet en credit wordt genoteerd. De som van alle debetbedragen moet gelijk zijn aan de som van alle creditbedragen.

Salderen

Daarna wordt ook een voorlopige saldibalans opgemaakt. Daartoe worden eerst alle rekeningen gesaldeerd. Als totaal debet > totaal credit, is er een debetsaldo op de debetzijde van de saldibalans. Als totaal debet < totaal credit, is er een creditsaldo op de creditzijde van de balans.

Voorlopige saldibalans

totaal debet – totaal credit saldo

>0 debetsaldo

<0 creditsaldo

Bijvoorbeeld: de rekening ‘55 Kredietinstellingen’ vertoont op het einde van de periode een debetsaldo.

D BS

Intersentia

55 Kredietinstellingen 140,00 30,00 60,00 20,00 70,00 170,00 150,00 20,00 170,00 170,00

C

debetsaldo

31


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

De rekening ‘70 Omzet’ vertoont op het einde van de periode een creditsaldo. 70 Omzet

D

creditsaldo

0,00 280,00 280,00

C 80,00 200,00 280,00 280,00

De saldi worden overgeschreven in de voorlopige saldibalans. Definitieve saldibalans

De definitieve saldibalans wordt opgemaakt na bepaling van het resultaat. De bepaling van het resultaat kan op twee verschillende wijzen. Het resultaat is in eerste instantie gelijk aan het verschil tussen de opbrengsten en de kosten. De opbrengsten werden genoteerd in de rekeningen uit klasse 7, de kosten in de rekeningen uit klasse 6. Indien het verschil tussen debettotaal en credittotaal van de klassen 6 en 7 negatief is, is er winst (meer opbrengsten dan kosten). Indien het verschil tussen debettotaal en credittotaal positief is, is er verlies (meer kosten dan opbrengsten). Het resultaat kan op een tweede manier bepaald worden, namelijk via het totaal van klasse l tot en met klasse 5 van de saldibalans. Indien het verschil tussen debettotaal en credittotaal positief is, is er winst (er is bij het eind van de boekhoudperiode immers meer vermogen aangewend dan er bij het begin beschikbaar was, er is dus intern vermogen gegenereerd: winst). Indien het verschil tussen debettotaal en credittotaal negatief is, is er verlies (er is bij het eind van de boekhoudperiode immers minder vermogen aangewend dan er bij het begin beschikbaar was, er is dus intern vermogen opgebruikt: verlies).

32

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

Voorlopige proef- en saldibalans: Voorlopige proefbalans Rekeningnr.

Omschrijving

D

Voorlopige saldibalans C

D

C

Balansrekeningen 10 17 22 24 34 40 42 44 45 57 55

Kapitaal Schulden op meer dan één jaar: lening Gebouwen Meubilair Handelsgoederen Handelsvorderingen

200,00 1 000,00 200,00 150,00 510,00

Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden Bezoldigingen Kassen Kredietinstellingen TOTAAL BALANSREKENINGEN

1 700,00 200,00

120,00 30,00 50,00

1 700,00

1 000,00 200,00 30,00 480,00 50,00

60,00

170,00

70,00 150,00

70,00

110,00

170,00

150,00

20,00

2 510,00

2 490,00

1 880,00

150,00 1 860,00

Resultatenrekeningen 60 60 61 62 70

Aankopen handelsgoederen Voorraadwijzigingen handelsgoederen Huur Bezoldigingen Omzet TOTAAL RESULTATENREKENINGEN TOTAAL

50,00 120,00

50,00 120,00

20,00 70,00

20,00 70,00

260,00

280,00 280,00

260,00

280,00 280,00

2 770,00

2 770,00

2 140,00

2 140,00

In het voorbeeld is er aldus per 31 januari 20N0 een positief voorlopig resultaat (winst) gelijk aan 20,00 EUR: Debettotaal balansrekeningen (klasse 1 tot 5): Credittotaal balansrekeningen (klasse 1 tot 5): Saldo (+ = winst) Debettotaal resultatenrekeningen (klasse 6 tot 7): Credittotaal resultatenrekeningen (klasse 6 tot 7): Saldo (– = winst) Definitieve proefen saldibalans

Intersentia

1 880,00 EUR 1 860,00 EUR 20,00 EUR 260,00 EUR 280,00 EUR 20,00 EUR

Als eenmaal het resultaat definitief bepaald is, zal men op het einde van het boekjaar een beslissing nemen omtrent de verdeling ervan. Deze resultaatbestemming wordt geboekt in het journaal en overgebracht in het grootboek, waarna een nieuwe, definitieve proef- en saldibalans wordt opgemaakt waaruit men de balans, de resultatenrekening en de resultaatverwerking afleidt.

33


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

Deze verrichtingen komen evenwel pas in hoofdstuk 4 aan bod. Na dit eerste hoofdstuk zullen we het resultaat als voorlopig resultaat aanduiden. De proef- en saldibalans ziet er na dit hoofdstuk 1 als volgt uit: Voorlopige proefbalans Rekeningnr. 10 17 22 24 34 40 42 44 45 57 55

Omschrijving Balansrekeningen Kapitaal Voorlopig resultaat Schulden op meer dan één jaar: lening Gebouwen Meubilair Handelsgoederen Handelsvorderingen Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden Bezoldigingen Kassen Kredietinstellingen TOTAAL BALANSREKENINGEN

D

Definitieve saldibalans na hoofdstuk 1 C

D

1 700,00 200,00 1 000,00 200,00 150,00 510,00

60,00 70,00 150,00 170,00 2 510,00

C 1 700,00 20,00

200,00

120,00 30,00 50,00

1 000,00 200,00 30,00 480,00 50,00

170,00 70,00 150,00 2 490,00

110,00 150,00 20,00 1 880,00

1 880,00

Resultatenrekeningen 60 60 61 62 70

Aankopen handelsgoederen Voorraadwijzigingen handelsgoederen Huur Bezoldigingen Omzet Voorlopig resultaat TOTAAL RESULTATENREKENINGEN TOTAAL

34

50,00 120,00

50,00 120,00

20,00 70,00

20,00 70,00 280,00

280,00

260,00

280,00

20,00 280,00

2 770,00

2 770,00

2 160,00

280,00 2 160,00

Intersentia


5. Basiselementen van het registratieproces

Op basis van de proef- en saldibalans is het vervolgens eenvoudig de balans en de resultatenrekening op te maken. Balans op 31 januari 20N0 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa Gebouwen Meubilair Vlottende activa Voorraden Handelsgoederen Vorderingen op ten hoogste één jaar Handelsvorderingen

Liquide middelen Kredietinstellingen Kassen TOTAAL ACTIVA

PASSIVA 1 200,00 1 200,00 1 000,00 200,00 680,00 30,00 30,00 480,00 480,00

170,00 20,00 150,00 1 880,00

Eigen vermogen Inbreng Kapitaal Resultaat Schulden Schulden op meer dan één jaar Lening Schulden op ten hoogste één jaar Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Handelsschulden Bezoldigingen

TOTAAL PASSIVA

1 720,00 1 700,00 1 700,00 20,00 160,00 0,00 0,00 160,00 50,00

110,00 0,00

1 880,00

Resultatenrekening Bedrijfsopbrengsten Omzet Bedrijfskosten Aankopen handelsgoederen Correctie aankopen

Intersentia

280,00 280,00 260,00 50,00 120,00

Huur

20,00

Bezoldigingen

70,00

Bedrijfswinst/bedrijfsverlies

20,00

Voorlopig resultaat

20,00

35


Hoofdstuk 1. Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

5.3.4

Samenvatting

Schematisch kunnen de verschillende stappen binnen de boekhoudkundige verwerking dus als volgt worden weergegeven: • analyse van de transacties (dagelijks); • journaliseren van de transacties (dagelijks); • bijwerken van het grootboek (periodiek); • voorlopige proef- en saldibalans opstellen; • inventaris opmaken, journaliseren en grootboek bijwerken (op het einde van de boekhoudkundige periode)7; • voorlopige proef- en saldibalans na inventaris opstellen; • resultaat bepalen en de bestemming ervan vastleggen; • resultaatbestemming journaliseren; • grootboek aanpassen; • opstellen van de definitieve proef- en saldibalans na resultaatbestemming; • balans, resultatenrekening en resultaatverwerking opstellen. Op die manier is een methodiek uitgewerkt die wel praktisch toepasbaar is.

7

36

Het inventariseren en de resultaatverwerking komen pas in hoofdstuk 4 aan bod.

Intersentia


2

Registratie van de aan- en verkoopcyclus

1

De belasting over de toegevoegde waarde

38

2

Boekingen in verband met aankopen van goederen en diensten

43

Boekingen in verband met verkopen van goederen en diensten

85

3 4

Verrekening met de btw-administratie via de btw-aangifte

111

5

Boekingen in verband met financiĂŤle verrichtingen

116

6

Uitgewerkt voorbeeld: de onderneming Sports

124


Hoofdstuk 2. Registratie van de aan- en verkoopcyclus

1

De belasting over de toegevoegde waarde

Voordat we kunnen overgaan tot de bespreking van de boekingen in verband met de aankopen en de verkopen, moet kort het aspect btw worden toegelicht. Enig inzicht in de begrippen en de regelgeving inzake deze indirecte belasting is noodzakelijk om tot een correcte boekhoudkundige verwerking van de diverse ondernemingsgebeurtenissen te komen. We lichten hieronder de voornaamste aspecten uit het Btw-Wetboek kort toe. Wie meer en volledige informatie wenst, verwijzen we naar het Btw-Wetboek en naar het fiscaal memento (gratis downloaden kan op de website van de Federale Overheidsdienst Financiën).

1.1

Begrip belastingplichtige en basisprincipes

De btw is een verbruiksbelasting die door de eindverbruiker wordt gedragen. De belastingplichtige is slechts een tussenpersoon: bij elke levering van goederen en diensten staat hij in voor de inning van de btw, en de btw die hij op zijn aankopen heeft betaald, kan hij aftrekken in de verrekening met de btw-administratie. Zo wordt enkel de toegevoegde waarde belast en de btw stapsgewijs geïnd. Het is dus uiteindelijk de eindverbruiker die de drager van de belasting is, want die kan de btw die werd aangerekend op zijn aankopen, niet terugvorderen. De btw is voor de handelaar, als btw-belastingplichtige, neutraal en geen element van kostprijs. Hij heeft wel een zeer belangrijke rol in de werking van het systeem. Er zijn drie grote categorieën van belastbare handelingen: – de leveringen van goederen en diensten die door een btw-belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht, wanneer deze leveringen en diensten in België plaatsvinden; – de invoer van goederen, door wie ook, in België. Men spreekt alleen van invoer als de goederen uit een niet-EU-lidstaat komen; – de intracommunautaire verwervingen van goederen die in België geschieden en onder bezwarende titel plaatsvinden. Het betreft hier goederen uit de andere EU-lidstaten. Het Btw-Wetboek omschrijft het begrip btw-belastingplichtige als “eenieder die in de uitoefening van een economische activiteit, geregeld en zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend, leveringen van goederen of diensten verricht die in het Btw-Wetboek zijn omschreven, ongeacht op welke plaats de economische activiteit wordt uitgeoefend”. De overheid en de openbare instellingen worden niet als belastingplichtigen beschouwd voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten. Zij zijn echter wel belastingplichtig voor de levering van telecommunicatiediensten, levering van water, gas en elektriciteit, goederen- en personenvervoer, exploitatie van havens, bevaarbare waterlopen en luchthavens en een aantal andere handelingen. Andere bijzondere categorieën zijn: – de vrijgestelde belastingplichtigen: bv. onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, bepaalde culturele instellingen enz.; – de niet-belastingplichtige rechtspersonen: de als niet-belastingplichtige aangemerkte overheden (Staat, gemeenten, openbare instellingen, …) en bepaalde holdingmaatschappijen. 38

Intersentia


1. De belasting over de toegevoegde waarde

1.2

De belastbare activiteiten

De belastbare activiteiten kunnen ingedeeld worden in vier categorieën.

1.2.1

De levering van goederen

De levering van een goed is de overdracht of de overgang van de macht om als een eigenaar over een goed te beschikken. Enkele andere handelingen worden ook als een levering beschouwd. Onder goederen worden verstaan de lichamelijke goederen, met inbegrip van elektriciteit, gas, warmte en koude en de zakelijke rechten (andere dan het eigendomsrecht) die de rechthebbende de bevoegdheid verschaffen een onroerend goed te gebruiken, met uitzondering van bepaalde rechten van erfpacht.

1.2.2

Het verrichten van diensten

Als een dienst wordt beschouwd elke handeling die geen levering van een goed is in de zin van het Btw-Wetboek. Worden onder meer als dienst beschouwd: – een materieel of intellectueel werk waaronder het maakloonwerk; – de terbeschikkingstelling van personeel; – het verlenen van het genot over goederen (behalve bepaalde onroerende goederen); – de terbeschikkingstelling van een stalling voor rijtuigen of een bergruimte voor goederen; – het verschaffen van gemeubeld logies of een kampeerplaats; – het verschaffen van spijs en drank; – de toekenning van het recht op toegang tot inrichtingen voor cultuur, sport of vermaak; – diensten inzake radiodistributie, teledistributie en telecommunicatie; – bank- en financiële verrichtingen; – de toekenning van het recht van toegang tot verkeerswegen en de erbij behorende kunstwerken; – langs elektronische weg verrichte diensten.

1.2.3

De invoer

Er is sprake van invoer als het gaat om een goed dat van buiten de EU in een EU-lidstaat wordt binnengebracht.

1.2.4

De intracommunautaire verwerving van goederen

Een intracommunautaire verwerving van een goed is het verkrijgen van de macht om als eigenaar te beschikken over een lichamelijk roerend goed dat door de verkoper of de afnemer, of voor hun rekening, met als bestemming de afnemer is verzonden of vervoerd naar een andere EU-lidstaat dan die waaruit het goed is verzonden of vervoerd. De intracommunautaire verwervingen van goederen door belastingplichtigen in België zijn aan de btw onderworpen, behalve in een aantal uitzonderingsgevallen.

Intersentia

39


Hoofdstuk 2. Registratie van de aan- en verkoopcyclus

De intracommunautaire verwervingen in België van nieuwe vervoermiddelen zijn steeds aan de belasting onderworpen, ongeacht door wie zij worden verricht (een als zodanig handelend belastingplichtige (bv. een handelaar in auto’s), een vrijgestelde belastingplichtige, een niet-belastingplichtige rechtspersoon en alle particulieren).

1.3

De vrijstellingen van btw

De vrijstellingen kunnen in twee groepen worden onderverdeeld: – de activiteiten die vrijgesteld zijn van de btw, maar die aan degenen die deze activiteiten verrichten niet het recht ontzeggen om de btw op de aan hen geleverde goederen en diensten in aftrek te brengen: • de uitvoer (dus naar een plaats buiten de EU); • intracommunautaire leveringen; • bepaalde specifiek bepaalde vrijstellingen bij invoer en intracommunautaire verwervingen van goederen; • internationaal vervoer van goederen uit niet-EU-landen en bepaalde aanverwante activiteiten zoals laden en lossen; – de vrijgestelde activiteiten, waarvan de vrijstellingen hoofdzakelijk gesteund zijn op culturele en sociale overwegingen en die degenen die deze activiteiten verrichten, wel het recht ontzeggen op aftrek van de btw op de aan hen geleverde goederen en diensten (art. 44), bijvoorbeeld: • de diensten verricht door de medische en bepaalde paramedische beroepen; • de diensten verricht door ziekenhuizen en aanverwante; • de diensten inzake maatschappelijk werk, sociale zekerheid en bescherming van kinderen en jongeren (bv. bejaardenzorg, kinderopvang, gehandicaptenzorg, gezinshulp, ziekenfondsen); • de diensten verricht door bepaalde sportinrichtingen; • het verstrekken van onderwijs door de erkende onderwijsinstellingen; • diensten verricht door bepaalde andere sociale en culturele instellingen, zoals bibliotheken, theaters, filmzalen (onder zekere voorwaarden); • diensten verricht door auteurs, kunstenaars en vertolkers van kunstwerken. Noot: Het verhandelen van gronden en niet-nieuwe gebouwen wordt onderworpen aan registratierecht en niet aan btw.

1.4

De maatstaf van heffing

In principe is de maatstaf van heffing van de btw het bedrag dat de tegenpartij van de leverancier van goederen of de verstrekker van diensten moet betalen aan de leverancier of verstrekker. Dit bedrag omvat ook de kosten van commissie, verzekering en vervoer alsmede de belastingen (behalve de btw zelf), rechten en heffingen. Tot de maatstaf van heffing behoren echter niet een aantal prijsverminderingen en dergelijke en statiegelden voor verpakkingen.

40

Intersentia


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.