Financiële analyse van de jaarrekening toegepast (vijfde editie)

Page 1

Mieke Kimpe is lector aan de Associatie Antwerpen in de opleiding Bedrijfsmanagement. Daarnaast is zij docent in het volwassenenonderwijs en zelfstandig consultant in de financiële adviesverlening.

De manier waarop de accountant de gepubliceerde cijfers van een onderneming analyseert, wordt op een praktijkgerichte manier benaderd. De interpretatie van de analyse wordt uitvoerig belicht. Naast de traditionele technieken die gebruikt worden om de bekende ratio’s te berekenen, geven de auteurs een duidelijk inzicht in de interpretatie van de cijfers. De cijfers van de bestudeerde onderneming worden voortdurend vergeleken met andere ondernemingen uit de sector.

toegepast Carine Coppens en Mieke Kimpe

Financiële analyse van de jaarrekening toegepast Vijfde editie

Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

Ook het maatschappelijk jaarverslag komt aan bod: de toegenomen aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen heeft immers ook een impact op de rapportering en de communicatie in het bedrijfsleven.

Carine Coppens en Mieke Kimpe

Deze uitgave is een handleiding bij de analyse en interpretatie van de cijfers van de gepubliceerde jaarrekening. Door middel van een in detail uitgewerkte case geven de auteurs de lezer een fundamenteel inzicht in de financiële analyse van de externe rapportering van een onderneming.

toegepast

Carine Coppens is hoofdlector en voorzitter van de vakgroep Financieel Management aan de HoGent. Zij heeft jarenlange ervaring met het doceren van financiële opleidingsonderdelen in de opleidingen Bedrijfsmanagement en Bouwmanagement. Haar expertise zet ze ook in voor praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en voor dienstverlening in de vakgebieden Accountancy en Fiscaliteit.

Financiële analyse van de jaarrekening toegepast richt zich tot studenten accountancy. Doordat gekozen werd voor een praktijkgerichte benadering, is het boek ook zeer toegankelijk voor niet-accountancystudenten. Professionele gebruikers kunnen hun parate kennis over de materie aan de hand van deze uitgave op een eenvoudige manier bijschaven. Docenten die dit handboek verplicht voorschrijven aan hun studenten, bieden wij aanvullend les- en oefenmateriaal. Via www.intersentia.be kunnen zij contact opnemen met de uitgeverij om toegang te krijgen tot het elektronische lesmateriaal.

ISBN 978-94-000-0820-5

www.intersentia.be

Intersentia Financiële analyse toegepast 5de editie druklaar.indd 1

9 789400 008205

6/07/17 14:35


TOEGEPAST

FINANCIËLE ANALYSE VAN DE JAARREKENING TOEGEPAST

MIEKE KIMPE CARINE COPPENS

Vijfde editie

Antwerpen – Cambridge


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast, vijfde editie Mieke Kimpe en Carine Coppens

© 2017 Intersentia Antwerpen – Cambridge www.intersentia.be

Omslagillustratie: © dim4ik-69 – Shutterstock

ISBN 978-94-000-0820-5 D/2017/7849/73 NUR 163 / 786

Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de uitgever. Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kunnen noch de auteurs noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout die in deze uitgave zou kunnen voorkomen.


WOORD VOORAF

De jaarrekening is het instrument bij uitstek om als klant, leverancier, bank, concurrent, werknemer of andere externe betrokkene informatie te verkrijgen over de fi nanciële gezondheid van een onderneming. Toch is een goede interpretatie van de cijfers uit de jaarrekening voor velen geen gemakkelijke opgave. De cijfers worden maar betekenisvol als ze in een juiste context worden geplaatst en als onderlinge verbanden worden gelegd. In dit boek beperken wij ons niet tot een theoretische uiteenzetting over de verschillende analysetechnieken en de wijze waarop ze worden toegepast en geïnterpreteerd. Het boek bevat een volledig uitgewerkte gevallenstudie, gebaseerd op een bestaande Vlaamse onderneming. Aan de hand van de extern beschikbare informatie wordt deze onderneming volledig doorgelicht en vergeleken met de andere ondernemingen uit de sector waarbinnen zij actief is, en dit over een periode van drie jaar. Overzichtelijke grafieken geven goed weer waar de onderneming zich situeert in vergelijking met haar concurrenten. Financiële analyse van de jaarrekening toegepast is een werk bedoeld zowel voor studenten uit het hoger onderwijs alsook voor iedereen die interesse heeft in het beter kunnen lezen en interpreteren van jaarrekeningen. Ten behoeve van docenten uit het hoger onderwijs die het boek verplicht voorschrijven, werden bij elk deel een oefeningenreeks en een presentatie uitgewerkt. Deze oefeningen, de bijbehorende oplossingen en de presentatie kunnen gedownload worden op de website van Intersentia: www.intersentia.be. Mits aanvraag kunnen zij tevens toegang krijgen tot een elektronisch oefenpakket. In deze vijfde editie werden de wijzigingen inzake neerleggingsverplichtingen, inhoud en waardering van de posten in de jaarrekening ten gevolge van de omzetting van Richtlijn 2013/34/EU in de Belgische wetgeving opgenomen. Deze wijzigingen zijn van toepassing op de boekjaren die ingaan vanaf 1 januari 2016. Omdat de jaarrekeningen van de voorbeeldcase alleen beschikbaar waren in het oude model van de jaarrekening, werden deze van 2013 tot en met 2015 omgezet in het nieuwe model.

Intersentia

v


FinanciĂŤle analyse van de jaarrekening toegepast

Tot slot wensen wij nog enkele personen en organisaties te bedanken voor hun medewerking. Prof. dr. H. Ooghe bedanken we voor het gebruik van de ratio’s en de erbij behorende interpretatie ontleend aan zijn werken. Ook gaat een woord van dank naar Intersentia voor de informatie uit First.

Carine Coppens en Mieke Kimpe

vi

Intersentia


INHOUD

Woord vooraf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v

HOOFDSTUK 1. INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 HOOFDSTUK 2. NEERLEGGINGSVERPLICHTINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.

2.5. 2.6.

Wie moet neerleggen en hoe moet dat gebeuren? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Neerleggingskosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Termijn van goedkeuring en neerlegging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Andere stukken neer te leggen bij de jaarrekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 2.4.1. Het verslag van de commissaris . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 2.4.2. Het jaarverslag bij volledig schema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 2.4.3. Volledige lijst van bestuurders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 2.4.4. Lijst van experten aan wie een opdracht in verband met de boekhouding toevertrouwd werd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 2.4.5. Sociale balans. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 2.4.6. Andere neer te leggen stukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Gevolgen bij niet- of laattijdige neerlegging van de jaarrekening . . . . . . . . . . . . 11 Jaarrekeningen en statistieken raadplegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12

HOOFDSTUK 3. DE JAARREKENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 3.1.

De balans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1. Activa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1.1. Oprichtingskosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1.2. Immateriële vaste activa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1.3. Materiële vaste activa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1.4. Financiële vaste activa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1.5. Vorderingen op meer dan één jaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1.6. Voorraden en bestellingen in uitvoering . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Intersentia

15 18 18 19 21 23 25 25

vii


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

3.2.

3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9.

viii

3.1.1.7. Vorderingen op ten hoogste één jaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1.8. Geldbeleggingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1.9. Liquide middelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1.10. Overlopende rekeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2. Passiva . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.1. Kapitaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.2. Uitgiftepremies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.3. Herwaarderingsmeerwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.4. Reserves . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.5. Overgedragen winst (verlies) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.6. Kapitaalsubsidies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.7. Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het nettoactief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.8. Voorzieningen en uitgestelde belastingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.9. Schulden op meer dan één jaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.10. Schulden op ten hoogste één jaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.2.11. Overlopende rekeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De resultatenrekening en de resultaatverwerking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.1. Bedrijfsopbrengsten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.2. Bedrijfskosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.3. Bedrijfswinst of bedrijfsverlies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.4. Financiële opbrengsten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.5. Financiële kosten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.6. Winst (verlies) van het boekjaar voor belastingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.7. Belastingen op het resultaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.8. Resultaatverwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verkorte schema’s en microschema’s van de balans en de resultatenrekening . . De toelichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De sociale balans. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lijst van ondernemingen waarin de vennootschap een deelneming bezit . . . . . Het jaarverslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het verslag van de commissaris . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voorbeeldonderneming: Naessens Industriebouw nv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.8.1. Situering van de onderneming in haar sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.8.2. Eerste situering van Naessens Industriebouw nv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.8.2.1. De balans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.8.2.2. De resultatenrekening en de resultaatverwerking . . . . . . . . . . . 3.8.2.3. De toelichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.8.2.4. De sociale balans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.8.2.5. De waarderingsregels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

29 29 30 30 30 30 31 31 32 33 33 34 34 35 36 37 37 39 40 42 42 42 43 43 44 45 48 51 51 51 52 54 54 54 59 61 62 62 63

Intersentia


Inhoud

3.8.2.6. Het jaarverslag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 3.8.2.7. Het verslag van de commissaris . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 HOOFDSTUK 4. HET MAATSCHAPPELIJK JAARVERSLAG OF DUURZAAMHEIDSRAPPORT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 HOOFDSTUK 5. EEN EERSTE SNELLE ANALYSE VAN DE JAARREKENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 5.1.

5.2.

5.3.

Synthese van de jaarrekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.1.1. De herwerkte balans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.1.2. Aandachtspunten bij de herwerkte resultatenrekening en resultaatverwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.1.3. De herwerkte jaarrekening van Naessens Industriebouw nv . . . . . . . . . Horizontale en verticale analyse van de jaarrekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2.1. Verticale analyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2.2. Horizontale analyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2.3. Horizontale en verticale analyse bij de onderneming Naessens Industriebouw nv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Een gezonde financiële structuur en financieel evenwicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.3.1. Het bedrijfskapitaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.3.2. De financiële structuur bij Naessens Industriebouw nv . . . . . . . . . . . . . .

71 71 73 75 75 75 76 77 87 87 89

HOOFDSTUK 6. ANALYSE VAN DE CASHFLOW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 6.1. 6.2. 6.3.

6.4.

Cashflow volgens de directe methode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Cashflow volgens de indirecte methode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Voorbeelden: berekening van cashflow . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 6.3.1. Volgens de directe methode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 6.3.2. Volgens de indirecte methode. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 6.3.3. Cashflow en vermogensstromenanalyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 6.3.4. Cashflow en vermogensstromenanalyse bij de onderneming Naessens Industriebouw nv. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 6.3.5. Het kasstroomoverzicht van de Nationale Bank van België. . . . . . . . . . 112 Berekening van de cashflow en de bestanddelen ervan volgens het volledige en het verkorte schema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112

Intersentia

ix


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

HOOFDSTUK 7. RATIOANALYSE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 7.1.

7.2.

7.3.

7.4.

x

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.1.1. Betekenis en belang van ratioanalyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.1.2. Situering van de onderneming binnen haar sector . . . . . . . . . . . . . . . . . Liquiditeit van de onderneming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.2.1. Liquiditeit en nettobedrijfskapitaal (net working capital) . . . . . . . . . . . 7.2.1.1. Liquiditeit in ruime en enge zin (current en acid ratio) . . . . . 7.2.1.2. Behoefte (+) of overschot (–) aan nettobedrijfskapitaal (nettobedrijfsactiva) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.2.2. Componenten van de liquiditeit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.2.2.1. Voorraadrotatie (inventory turnover ratio) . . . . . . . . . . . . . . . 7.2.2.2. Rotatie van de handelsvorderingen (receivables turnover ratio) en het aantal dagen klantenkrediet . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.2.2.3. Rotatie van de handelsschulden (payables turnover ratio) en het aantal dagen leverancierskrediet . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.2.3. Liquiditeit bij de onderneming Naessens Industriebouw nv . . . . . . . . De financiële structuur en solvabiliteit (capital structure ratio’s of gearing) . . 7.3.1. Solvabiliteitsratio’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.1.1. Schuldgraad en financiële onafhankelijkheid . . . . . . . . . . . . . 7.3.1.2. De zelffinancieringsgraad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.1.3. De dekkingsratio’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.1.3.1. Intrestdekkingsratio (interest cover) . . . . . . . . . . . . 7.3.1.3.2. Dekking van het vreemd vermogen door de (potentiële operationele) cashflow . . . . . . . . . . . . . . 7.3.1.4. De gemiddelde kost van het vreemd vermogen . . . . . . . . . . . . 7.3.2. Het begrip kapitaalkost (cost of capital) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.2.1. Definitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.2.2. Aftrek van risicokapitaal of notionele intrestaftrek . . . . . . . . 7.3.3. Het CAPM-model . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.4. Solvabiliteit bij de onderneming Naessens Industriebouw nv . . . . . . . . 7.3.4.1. De algemene solvabiliteitsratio’s. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.4.2. De dekkingsratio’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.4.3. De gemiddelde kost van het vreemd vermogen . . . . . . . . . . . . Rendabiliteit van de onderneming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.4.1. De rendabiliteitsratio’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.4.1.1. Rendabiliteit van het eigen vermogen (return on equity) en van het totaal vermogen (return on investment) . . . . . . . . 7.4.1.2. Rendabiliteit van de verkopen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

117 117 119 120 121 121 122 124 124 126 127 128 138 138 140 140 141 141 142 143 143 144 145 145 147 147 149 151 152 153 153 155

Intersentia


Inhoud

7.5.

7.6.

7.7.

7.8.

7.9.

7.4.1.3. De rendabiliteit van de bedrijfsactiva . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.4.1.4. Schema van Du Pont de Nemours . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.4.2. Enkele ratio’s voor aandelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.4.3. Financiële hefboom: betekenis en werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.4.4. Rendabiliteit bij de onderneming Naessens Industriebouw nv . . . . . . . 7.4.4.1. Rendabiliteit van het eigen vermogen en van het totale vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.4.4.2. Verkoopmarges . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.4.4.3. Financial leverage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Toegevoegde waarde. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.5.1. Definitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.5.2. Brutotoegevoegdewaarderatio’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.5.3. Toegevoegde waarde bij de onderneming Naessens Industriebouw nv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het financieel evenwicht binnen de spanningsdriehoek van liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.6.1. De relatie tussen liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit . . . . . . . . . . . . 7.6.2. Het financieel evenwicht bij de onderneming Naessens Industriebouw nv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Berekening van de ratio’s volgens het volledig, het verkort en het microschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.7.1. Liquiditeit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.7.2. Solvabiliteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.7.3. Rendabiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.7.4. Toegevoegde waarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Impact van IFRS op de berekening en interpretatie van liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.8.1. Liquiditeit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.8.2. Solvabiliteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.8.3. Rendabiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Andere bronnen voor financiële kengetallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.9.1. Companyweb en First (Intersentia) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.9.2. Databank Bel-First . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

159 161 163 163 166 166 172 179 179 179 181 183 195 195 196 196 197 198 200 202 204 204 205 205 206 206 207

HOOFDSTUK 8. FINANCIËLE ANALYSE VAN DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING . . . 209 8.1. 8.2.

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209 Consolidatieplicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209

Intersentia

xi


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

8.3. 8.4.

8.5.

De geconsolideerde jaarrekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aandachtspunten bij de analyse van de geconsolideerde jaarrekening . . . . . . . 8.4.1. Liquiditeit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8.4.2. Solvabiliteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8.4.3. Rentabiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8.4.4. Toegevoegde waarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zeer beknopte financiële analyse van de groep Naessens . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8.5.1. Voorstelling van de groep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8.5.2. Een beknopte financiële analyse van de groep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

211 218 218 219 219 220 220 220 221

BIBLIOGRAFIE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225 BIJLAGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227 Bijlage 1. Jaarrekening Naessens Industriebouw nv 2015 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228 Bijlage 2. Jaarrekening Naessens Industriebouw nv 2014 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275 Bijlage 3. Ratioanalyse volgens First . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323

xii

Intersentia


HOOFDSTUK 1

INLEIDING

Belgische kleine en grote ondernemingen hebben ruime publicatieverplichtingen in de vorm van jaarrekeningen, die door heel wat belangengroepen worden geraadpleegd. De ruwe boekhoudkundige data zijn echter omvangrijk en moeten gestructureerd en geanalyseerd worden. Financiële analyse heeft tot doel de financiële toestand van een onderneming zo goed mogelijk vast te stellen en daaruit zo nauwkeurig mogelijke previsies af te leiden voor de toekomstige financiële situatie. In die zin is financiële analyse een instrument om informatie te verstrekken aan verschillende belangengroepen, met name: – leveranciers; – (potentiële) aandeelhouders; – kredietverstrekkers; – klanten; – concurrenten; – beleggers; – personeel; – overheid; – … Deze analyse wordt gebaseerd op: – Externe informatie indien ze de groepen buiten de onderneming moet toelaten de nodige beslissingen te nemen met betrekking tot de onderneming. Hiertoe behoren naast de jaarrekeningen ook niet-boekhoudkundige gegevens zoals bijvoorbeeld aandelenprijzen. – Interne informatie indien ze de leiding en het personeel moet toelaten de toestand van de onderneming te volgen en zich een oordeel over de gang van zaken te vormen. Voorbeelden van interne informatiebronnen zijn budgetten, standaarden, contracten enz. In dit handboek zal de financiële analyse gebaseerd worden op de externe informatie. De belangrijkste externe informatiebron is de jaarrekening, die informatie geeft over het vermogen, het resultaat en de financiële positie van de onderneming. De jaarrekening volgens het Belgische boekhoudrecht bestaat uit:

Intersentia

1


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

– de balans. Dit is een overzicht op een bepaald tijdstip van de bezittingen (activa) van de onderneming en van de financieringsbronnen ervan (de passiva); –

de resultatenrekening. Dit is een overzicht van de opbrengsten en kosten die gedurende een bepaalde periode door de onderneming worden gerealiseerd;

de toelichting. Dit document bevat bijkomende informatie over bepaalde posten van de balans en resultatenrekening. Daarnaast bevat het ook informatie over niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.

De jaarrekening moet voldoen aan regels, ontwikkeld door de wetgever, om het “ware en getrouwe beeld van de onderneming” te verzekeren. De boekhoudpraktijk in België is gebaseerd op de volgende regelgeving: – het Wetboek van Vennootschappen (7 mei 1999), de uitvoeringsbesluiten ervan, voornamelijk het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen, en de aanpassingen aan deze KB’s; – het Wetboek van Economisch Recht, boek III, titel 3, hoofdstuk 2. ‘De boekhouding van de onderneming’; – de adviezen en aanbevelingen vastgelegd door de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN)1; – de International Financial Reporting Standards of IFRS-normen, van toepassing op geconsolideerde jaarrekeningen van beursgenoteerde entiteiten of dochters van entiteiten.

1.

2

www.cnc-cbn.be. Intersentia


HOOFDSTUK 2

NEERLEGGINGSVERPLICHTINGEN

2.1. Wie moet neerleggen en hoe moet dat gebeuren? De meeste Belgische ondernemingen waarvan de verantwoordelijkheid van de aandeelhouders of vennoten beperkt is tot hun inbreng in de vennootschap, evenals sommige andere ondernemingen, moeten jaarlijks hun jaarrekening en/of hun geconsolideerde jaarrekening neerleggen bij de Balanscentrale van de Nationale Bank.2 De neerlegging gebeurt in de regel langs elektronische weg, volgens technische voorwaarden opgelegd en beschreven door de Nationale Bank van België. Om toegang te krijgen tot deze toepassing wordt gebruikgemaakt van een door de Nationale Bank van België erkend digitaal certificaat. Het gebruik van zo’n digitaal certificaat is noodzakelijk om de authenticiteit en de integriteit van de doorgestuurde gegevens te verzekeren. In een aantal gevallen is neerlegging op papier mogelijk. Deze gevallen worden specifiek beschreven door de Nationale Bank en worden tot een minimum beperkt. De volgende Belgische ondernemingen moeten een jaarrekening bij de Balanscentrale neerleggen: – vennootschappen naar Belgisch recht, al dan niet met sociaal oogmerk, opgericht in de vorm van: • een naamloze vennootschap (NV); • een commanditaire vennootschap op aandelen (Comm.VA); • een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA); • een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (CVBA); • een economisch samenwerkingsverband (ESV); – de Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV), ingeschreven in België; – de Europese vennootschap naar Belgisch recht; – de vennootschappen naar Belgisch recht, opgericht in de vorm van: • een vennootschap onder firma (VOF); • een gewone commanditaire vennootschap (Comm.V); • een coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid (CVOA),

2.

Bron: www.nbb.be.

Intersentia

3


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

– –

al dan niet met sociaal oogmerk, indien zij onder hun onbeperkt aansprakelijke vennoten één of meer rechtspersonen tellen en tegelijk als groot worden beschouwd; de openbare instellingen die niet werden opgericht in de vorm van een handelsvennootschap, maar die een statutaire opdracht van commerciële, financiële of industriële aard vervullen en bovendien als groot worden beschouwd; de verzekeringsondernemingen die door de Koning zijn toegelaten overeenkomstig de wetgeving betreffende de verzekeringsondernemingen; bepaalde instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming (beleggingsfondsen), waarbij de jaarrekening als bijlage bij de jaarrekening van de beherende vennootschap moet worden neergelegd; de Belgische publiekrechtelijke rechtspersonen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, niettegenstaande elk hiermee strijdig statutair beding.

De grootte van de onderneming bepaalt welk model van de jaarrekening moet worden gebruikt bij de neerlegging. In de regel is voor vennootschappen de enkelvoudige jaarrekening de basis voor de beoordeling van de groottecriteria. Voor moedervennootschappen geldt een beoordeling op geconsolideerde basis. Dit laatste geldt uitsluitend voor de moedervennootschap en niet voor de verbonden vennootschappen indien deze zelf geen moedervennootschappen zijn. Sinds de omzetting van de Europese Richtlijn 2013/34/EU in de Belgische wetgeving zijn de drempelwaarden van de omzet en het balanstotaal verhoogd (wet van 18 december 2015): – personeelsbestand 50 FTE; – omzet 9.000.000 EUR; – balanstotaal 4.500.000 EUR. Een vennootschap wordt als groot beschouwd indien zij ofwel twee of drie drempelwaarden overschrijdt, ofwel beursgenoteerd is. De grote vennootschappen moeten het volledig model gebruiken. Een vennootschap is klein indien zij maximaal één van de bovenvermelde drempelwaarden overschrijdt (art. 15 W.Venn.). De kleine (niet beursgenoteerde) vennootschappen mogen het verkort model gebruiken. De microvennootschap is een kleine vennootschap dat maximaal één van de volgende drempelwaarden overschrijdt (art. 15/1 W.Venn.): – personeelsbestand 10 FTE; – omzet 700.000 EUR; – balanstotaal 350.000 EUR. 4

Intersentia


Hoofdstuk 2. Neerleggingsverplichtingen

De microvennootschappen die geen dochter- of moedervennootschappen zijn, mogen het micromodel gebruiken en ze hoeven enkel een beperkte toelichting (slechts vijf items) op te maken en te publiceren: – een beperkt overzicht met betrekking tot de waarderingsregels; – een staat van de vaste activa; – een overzicht van de rechten en verplichtingen buiten balans; – informatie over de vergoedingen aan de leden van de organen van de vennootschap; – bepaalde informatie over de inkoop van eigen aandelen. Andere mogelijke vrijstellingen die opgenomen werden in de Europese Richtlijn van 14 maart 2012 betreffende de jaarrekening van micro-entiteiten, worden in België nog niet toegestaan. De balans en resultatenrekening blijven in België dus dezelfde als die voor kleine vennootschappen. De microvennootschap is een subcategorie van de kleine vennootschappen. Alle regels voor de kleine vennootschappen gelden voor microvennootschappen tenzij anders vermeld in artikel 15/1 W.Venn. De omzet is het bedrag van de verkoop van goederen en de levering van diensten aan derden in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening verminderd met de toegestane kortingen (afslag, ristorno, rabat) en de btw en elke andere met de omzet verbonden belasting (art. 96 KB 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen). Wanneer de opbrengsten voor meer dan 50% bestaan uit opbrengsten die niet aan deze omschrijving voldoen, is de omzet het totaal van de bedrijfs- en fi nanciële opbrengsten met uitsluiting van de niet-recurrente opbrengsten (zie CBN-advies 2016/3, 4-5). Het personeelsbestand betreft het gemiddelde personeelsbestand: dit is het gemiddelde aantal werknemers in voltijdse equivalenten (FTE) dat is geregistreerd in de DIMONAdatabank op het einde van elke maand van het boekjaar. Als het boekjaar minder of meer dan 12 maanden telt, wordt het omzetcriterium evenredig aangepast, waarbij elke begonnen maand voor een volle maand wordt geteld. Indien bijvoorbeeld het boekjaar loopt van 15 februari tot en met 31 december, dan omvat het boekjaar 11 begonnen maanden en wordt het aangepaste omzetcriterium als volgt berekend: 11/12 × 9 000 000 EUR = 8 250 000 EUR. De volgende Belgische ondernemingen moeten geen jaarrekening bij de Balanscentrale neerleggen: – natuurlijke personen die handelaar zijn;

Intersentia

5


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

– kleine vennootschappen waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn: vennootschappen onder firma, gewone commanditaire vennootschappen, coöperatieve vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid; – grote vennootschappen waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, indien geen enkele vennoot een rechtspersoon is; – landbouwvennootschappen; – ziekenhuizen voor zover zij niet de vorm hebben aangenomen van een handelsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid of van een grote of zeer grote vzw; – beroepsfederaties, scholen en instellingen voor hoger onderwijs voor zover ze niet de vorm aangenomen hebben van een grote of zeer grote vzw. In bepaalde gevallen moeten zij aan de Balanscentrale een sociale balans bezorgen. Bijzonderheden: – Gefuseerde, opgeslorpte of gesplitste vennootschappen moeten een jaarrekening opmaken voor de periode tussen de afsluitingsdatum van het laatste boekjaar waarvoor de jaarrekening is goedgekeurd en de datum vanaf welke de handelingen van de te fuseren, op te slorpen of te splitsen vennootschap geacht worden te zijn verricht voor rekening van de verkrijgende vennootschap. Die jaarrekening moet bovendien aan de aandeelhouders of vennoten van elke verkrijgende vennootschap ter goedkeuring worden voorgelegd. – Ondernemingen in vereffening. De fase waarin een onderneming zich in de vereffeningsprocedure bevindt, bepaalt ook of deze onderneming al dan niet een jaarrekening bij de Nationale Bank moet neerleggen: • op het ogenblik van de invereffeningstelling – hiermee wordt de datum bedoeld van de authentieke akte tot ontbinding van de vennootschap – hoeft er in principe geen jaarrekening te worden opgesteld of openbaar gemaakt; de Commissie voor Boekhoudkundige Normen raadt dit echter wel aan om een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen de aansprakelijkheid van de bestuurders en die van de vereffenaars; • de vereffenaars moeten tijdens de vereffening jaarlijks een jaarrekening opstellen overeenkomstig artikel 92 W.Venn. en deze jaarrekening ook voorleggen aan de algemene vergadering met vermelding van de redenen waarom de vereffening niet kon worden voltooid; deze jaarrekening moet dan, samen met de inventaris, neergelegd worden bij de Nationale Bank binnen dertig dagen na de datum van de algemene vergadering en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar; indien de vereffening in het jaar van de ontbinding reeds definitief wordt afgesloten, hoeft de jaarrekening echter niet meer openbaar gemaakt te worden bij de Nationale Bank; 6

Intersentia


Hoofdstuk 2. Neerleggingsverplichtingen

bij het afsluiten van de vereffening hoeft de jaarrekening niet meer openbaar gemaakt te worden aangezien de verplichting tot openbaarmaking overeenkomstig artikel 193 W.Venn. enkel bestaat zolang de vereffening niet is voltooid.

Bij neerlegging moet op de eerste bladzijde van de jaarrekening de benaming van de onderneming steeds worden aangevuld met de woorden “in vereffening”. – De volgende Belgische verenigingen en stichtingen moeten een jaarrekening neerleggen: • de grote (zeer grote) vzw’s, internationale vzw’s, private stichtingen en stichtingen van openbaar nut moeten hun jaarrekening opmaken volgens het verkort (volledig) model van de jaarrekening voor verenigingen en stichtingen, en moeten de jaarrekening bij de Nationale Bank neerleggen; • de kleine vzw’s en stichtingen (privaat of openbaar nut) mogen een vereenvoudigde boekhouding voeren en dienen hun jaarrekening niet neer te leggen bij de Nationale Bank, maar wel bij de griffie van de rechtbank van koophandel. De grootte van vzw’s en stichtingen bepaalt dus ook hier de aard van het schema dat gebruikt moet worden. – Een vzw of stichting wordt als zeer groot beschouwd indien: • haar gemiddelde personeelsbestand (in voltijdse equivalenten) op jaarbasis meer dan 100 bedraagt of; • zij meer dan één van de volgende drempels overschrijdt: – jaargemiddelde van het personeelsbestand (in voltijdse equivalenten): 50; – ontvangsten op jaarbasis, andere dan uitzonderlijke ontvangsten (exclusief btw): 7 300 000 EUR; – balanstotaal: 3 650 000 EUR. – Een vzw of stichting die niet zeer groot is, wordt als groot beschouwd indien zij meer dan één van de volgende drempels bereikt of overschrijdt: • jaargemiddelde van het personeelsbestand (in voltijdse equivalenten): 5; • ontvangsten op jaarbasis, andere dan uitzonderlijke ontvangsten (exclusief btw): 312 500 EUR; • balanstotaal: 1 249 500 EUR. Zeer grote verenigingen en stichtingen moeten het volledige model voor vzw’s en stichtingen gebruiken. Grote verenigingen en stichtingen mogen het verkorte model voor vzw’s en stichtingen gebruiken. – De volgende buitenlandse vennootschappen en verenigingen moeten een jaarrekening neerleggen:

Intersentia

7


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

buitenlandse vennootschappen met bijkantoor in België en buitenlandse vennootschappen zonder bijkantoor in België maar waarvan de effecten in België genoteerd zijn; buitenlandse verenigingen met een centrum van werkzaamheden in België.

– Een geconsolideerde jaarrekening is een jaarrekening, geldig voor een ondernemingsgroep die bestaat uit vennootschappen met de rechtsvorm van een handelsvennootschap naar Belgisch recht en/of openbare instellingen naar Belgisch recht die een statutaire opdracht vervullen van commerciële, financiële of industriële aard. Iedere onderneming waarop deze wetgeving van toepassing is, moet een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag opstellen, laten controleren en openbaar maken indien zij, alleen of gezamenlijk, één of meer dochterondernemingen controleert en op die wijze het “hoofd” van een ondernemingsgroep vormt. De vennootschapswetgeving voorziet in uitzonderingen op de verplichting tot consolidatie. Sinds 2005 moeten de geconsolideerde jaarrekeningen van de beursgenoteerde bedrijven volgens de internationale boekhoudnormen – IFRS (International Financial Reporting Standards) opgesteld worden. Niet-beursgenoteerde ondernemingen beschikken van hun kant over de mogelijkheid om deze normen te gebruiken om hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen. Er bestaat geen gestandaardiseerd model voor de geconsolideerde jaarrekening opgesteld volgens IFRS, maar voor de niet-beursgenoteerde ondernemingen die een geconsolideerde jaarrekening volgens Belgische norm (BEGAAP) opstellen, wordt een model door de Nationale Bank van België ter beschikking gesteld. Het is niet verplicht om dit model te gebruiken.

2.2. Neerleggingskosten De actuele tarieven voor neerlegging van de jaarrekening van ondernemingen, verenigingen en stichtingen zijn te raadplegen op de website van de Nationale Bank van België (www.nbb.be). Zij omvatten: – de openbaarmakingskosten (incl. btw), verschuldigd aan de Nationale Bank (NBB); – de bijdrage in de werkingskosten van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN); – de bijdrage in de werkingskosten van het Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris (ACCOC) (enkel voor ondernemingen).

8

Intersentia


Hoofdstuk 2. Neerleggingsverplichtingen

2.3. Termijn van goedkeuring en neerlegging De jaarrekening moet binnen de zes maanden na afsluiting van het boekjaar ter goedkeuring voorgelegd worden aan de algemene vergadering. Verder moet de jaarrekening worden neergelegd bij de Balanscentrale binnen dertig dagen nadat ze is goedgekeurd door de algemene vergadering en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar. Een niet goedgekeurde jaarrekening kan in principe niet worden neergelegd. Uitzonderingen op de regel van goedkeuring door de algemene vergadering: – vennootschap in vereffening: de jaarrekening moet worden neergelegd binnen één maand na datum van voorlegging aan de algemene vergadering (en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar); – buitenlandse onderneming met een bijkantoor in België: de jaarrekening hoeft niet te worden goedgekeurd voor zover het recht waaronder de vennootschap ressorteert, hierin niet voorziet; – grote openbare instelling die niet in de vorm van een handelsvennootschap werd opgericht maar die een statutaire opdracht vervult van commerciële, financiële of industriële aard; – vennootschap onder firma, gewone commanditaire vennootschap of coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid; – geconsolideerde jaarrekening.

2.4. Andere stukken neer te leggen bij de jaarrekening 2.4.1. Het verslag van de commissaris Een onderneming moet een commissaris benoemen indien zij voor het laatst afgesloten boekjaar als groot wordt beschouwd, met hierbij een aantal uitzonderingen voor specifieke categorieën van ondernemingen. Een vzw of stichting moet eveneens een commissaris benoemen indien zij voor het laatst afgesloten boekjaar als zeer groot wordt beschouwd, met hierbij ook een aantal uitzonderingen voor specifieke categorieën van vzw’s of stichtingen. Ondernemingen, vzw’s en stichtingen die een commissaris aanstellen – al dan niet omdat ze daartoe wettelijk verplicht zijn – moeten het verslag tegelijk met de jaarrekening neerleggen, in dezelfde taal en op dezelfde drager.

Intersentia

9


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

2.4.2. Het jaarverslag bij volledig schema Grote ondernemingen moeten binnen de dertig dagen nadat de jaarrekening is goedgekeurd en ten laatste zeven maanden na afsluiting van het boekjaar hun jaarverslag tegelijk met de jaarrekening neerleggen, in dezelfde taal en op dezelfde drager. Kleine ondernemingen moeten geen jaarverslag opmaken en dus evenmin neerleggen. 2.4.3. Volledige lijst van bestuurders Deze lijst moet voor elke jaarrekening neergelegd worden. 2.4.4. Lijst van experten aan wie een opdracht in verband met de boekhouding toevertrouwd werd Met experten worden bedoeld: – de externe experts-boekhouders, – de revisoren, – de erkende boekhouders of – de erkende boekhouders-fiscalisten aan wie een opdracht i.v.m. de jaarrekening werd toevertrouwd. 2.4.5. Sociale balans Dit onderdeel moet vervolledigd worden door alle Belgische ondernemingen die personeel tewerkstellen. Ook alle grote en zeer grote verenigingen en stichtingen die minstens twintig personen tewerkstellen – voltijdse equivalenten (VTE) – moeten dit onderdeel vervolledigen. 2.4.6. Andere neer te leggen stukken In sommige omstandigheden moeten de bestuurders of zaakvoerders een speciaal verslag opmaken. Meer informatie hierover is beschikbaar op de website van de Nationale Bank van België (www.nbb.be).

10

Intersentia


Hoofdstuk 2. Neerleggingsverplichtingen

2.5. Gevolgen bij niet- of laattijdige neerlegging van de jaarrekening Het niet-nakomen of niet tijdig nakomen van de neerleggingsverplichting door ondernemingen heeft verschillende gevolgen: – een tarieftoeslag gaande van 120 EUR tot 1 200 EUR; – ambtshalve doorhaling door de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) voor ondernemingen die voor ten minste drie opeenvolgende boekjaren niet hebben voldaan aan de verplichting tot neerlegging van hun jaarrekeningen; – burgerlijke sanctie: de door derden geleden schade wordt, behoudens tegenbewijs, geacht voort te vloeien uit de niet-neerlegging van de jaarrekening binnen de wettelijk gestelde termijn. De bewijslast is bijgevolg omgekeerd: de onderneming moet bewijzen dat de niet- of laattijdige neerlegging van haar jaarrekening de door een derde ingeroepen schade niet heeft veroorzaakt; – gerechtelijke ontbinding: op vraag van iedere belanghebbende of van het Openbaar Ministerie en behoudens regularisatie van de toestand in de loop van het geding, kan de rechtbank van koophandel in het rechtsgebied waarvan de vennootschap haar maatschappelijke zetel heeft, de ontbinding van een vennootschap uitspreken als ze haar jaarrekening voor drie opeenvolgende boekjaren niet heeft neergelegd. Het niet nakomen of niet tijdig nakomen van de neerleggingsverplichting door verenigingen en stichtingen heeft bovendien nog een aantal specifieke gevolgen: – onontvankelijkheid van gerechtelijke vorderingen: de wet voorziet in de opschorting van iedere vordering, ingesteld door een vereniging of stichting ingeval zij niet voldaan heeft aan haar openbaarmakingsverplichtingen zoals die met betrekking tot de jaarrekeningen. De vordering zal niet ontvankelijk worden verklaard indien de vereniging of stichting niet voldoet aan haar verplichtingen binnen de door de rechter opgelegde termijn; – gerechtelijke ontbinding: op vraag van iedere belanghebbende of van het openbaar ministerie en behoudens regularisatie van de toestand in de loop van het geding, kan de rechtbank van eerste aanleg de ontbinding van een vzw of stichting uitspreken als die vzw of stichting haar jaarrekening voor drie opeenvolgende boekjaren niet heeft neergelegd; – geen machtiging voor giften: met uitzondering van handgiften, is voor elke gift aan een vereniging of stichting, onder levenden of bij testament, en met een waarde van meer dan 100 000 EUR, een machtiging door de minister van Justitie of zijn vertegenwoordiger vereist. Deze machtiging zal in geen geval verleend worden indien de vereniging haar jaarrekening niet heeft neergelegd, vanaf haar oprichting of althans de laatste drie boekjaren, of indien de stichting haar jaarrekening niet heeft neergelegd. Intersentia

11


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

De Balanscentrale is niet bevoegd om overtredingen op te sporen en de voorziene sancties toe te passen. Hiervoor zijn andere instanties bevoegd.

2.6. Jaarrekeningen en statistieken raadplegen Jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen kunnen op de website van de Nationale Bank van België (www.nbb.be) gratis geraadpleegd of opgeslagen worden. Verder kan de dvd “Cijfergegevens uit de gestandaardiseerde jaarrekeningen” besteld worden bij de Balanscentrale. Deze dvd bevat de boekhoudkundige gegevens uit de laatste drie jaarrekeningen die volgens het volledig of verkort schema zijn opgemaakt. Een indextabel met de identificatiegegevens van de betreffende ondernemingen, samen met bepaalde kerngegevens (omzet, brutomarge, resultaat na belastingen, eigen middelen, balanstotaal, tewerkstelling), ratio’s en cashflowberekeningen, is eveneens op deze dvd te raadplegen. Op basis van de NACE-BEL3-codes van de neergelegde jaarrekeningen stelt de Balanscentrale bovendien sectorale statistieken op, zodat elke onderneming en vereniging of stichting gesitueerd kan worden in haar sector. Deze statistieken zijn gratis online ter beschikking (volgens sector en volgens rechtsvorm) en kunnen ook worden aangekocht op cd-rom en op papier. De code maakt deel uit van de Europese NACE-nomenclatuur, gepubliceerd door Eurostat, het bureau voor de statistiek van de Europese Unie. Deze codes beginnen met “PU”, gevolgd door cijfers, en worden toegekend op basis van de toegevoegde waardecreatie van de economische activiteit van een bedrijf. Daarnaast worden nationale uitsplitsingen toegestaan. In België beginnen deze uitsplitsingen met “DE”. De lijst van sectoren en haar uitsplitsingen is te raadplegen op de website van de Nationale Bank van België (www.nbb.be). De Nationale Bank van België stelt ook het ondernemingsdossier ter beschikking, nl. een overzicht van gegevens uit de gestandaardiseerde jaarrekeningen van een onderneming over drie opeenvolgende boekjaren, aangevuld met een sectorvergelijking. Het ondernemingsdossier bestaat uit zes delen: – de kenmerkende gegevens van de onderneming;

3.

12

NACE staat voor: Nomenclature statistique des Activités économiques dans la Communauté Européenne (Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap). Intersentia


Hoofdstuk 2. Neerleggingsverplichtingen

– een beknopt overzicht van de voornaamste bestanddelen van de jaarrekening (inclusief de sociale balans); – de vergelijking van de financiële ratio’s van de onderneming met die van haar economische sector; – het kasstroomoverzicht; – de financiële ratio’s; – de positionering van de onderneming in één van de zes gedefinieerde financiële gezondheidsklassen, in functie van haar synthetische indicator van financiële gezondheid. Bij de vergelijking van de onderneming met haar sector moet rekening gehouden worden met het volgende: – het feit dat slechts één NACE-BEL-code per onderneming wordt toegekend, houdt een beperking in. Indien een onderneming meerdere activiteiten uitoefent, dan worden deze activiteiten onder de NACE-BEL-code van de hoofdactiviteit gerangschikt, ook indien zij er niet allemaal mee overeenstemmen; – de toewijzing van de NACE-BEL-codes aan de bedrijven gebeurt in de ondernemingsloketten naar best vermogen, maar is vaak moeilijk toe te kennen op basis van de toegevoegde waarde, tenzij de economische activiteit zeer uitgesproken en eenduidig is; – als de hoofdactiviteit van een onderneming veranderd is zonder dat dit tijdig bekend geraakt is bij de Balanscentrale, dan stemt de toegekende NACE-BEL-code niet meer overeen met de werkelijk uitgeoefende activiteit. Er kunnen dus vraagtekens geplaatst worden bij de betrouwbaarheid van de bedrijfsindeling op basis van NACE-BEL-codes. Naast de Nationale Bank van België zijn er ook ondernemingen gespecialiseerd in het verstrekken van financiële informatie, al dan niet tegen betaling. Hiervoor wordt verwezen naar het hoofdstuk “Andere bronnen van financiële kengetallen”, achteraan in dit boek.

Intersentia

13



HOOFDSTUK 3

DE JAARREKENING

Om een goede financiële analyse te kunnen maken, is een goede kennis van en inzicht in de boekhoudkundige regels en principes van groot belang. Ook dient de analist zich bewust te zijn van de beperkingen waaraan de boekhoudkundige gegevens onderworpen zijn. Daarom zullen we in dit deel de verschillende posten van de jaarrekening en de belangrijkste aandachtspunten voor de financiële analyse bespreken. De jaarrekening moet voldoen aan de regels van het boekhoudrecht in België, ook genoemd de Belgian GAAP (Generally Accepted Accounting Principles). In het vorige deel werd besproken om welke wetteksten en adviezen het concreet gaat. Bovendien geldt dat geconsolideerde jaarrekeningen van beursgenoteerde entiteiten of dochters van entiteiten volgens de IFRS normen (International Financial Reporting Standards) opgesteld moeten worden. Niet-genoteerde entiteiten zijn vrij om deze IFRSstandaard al dan niet te gebruiken om hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen. Dit boek beperkt zich vooral tot een bespreking van de enkelvoudige jaarrekening. Omdat IFRS voor heel wat dochterondernemingen van grotere ondernemingen ook een belangrijkere rol begint te spelen, zullen we bij de bespreking wel telkens de belangrijkste verschilpunten tussen Belgian GAAP en IFRS geven. De schema’s van de jaarrekening na de implementatie van Richtlijn 2013/34/EU werden op 30 december 2015 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze zijn van toepassing voor de boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2016.

3.1. De balans Hieronder geven we een synthese van de belangrijkste inhoud, waarderingsregels en aandachtspunten bij de financiële analyse met betrekking tot de balansposten die we terugvinden in het officiële schema van de balans (volledig schema)1:

1.

De nummers links van de balansposten verwijzen naar de rekeningen uit de Minimumindeling van het Algemeen Rekeningenstelsel (MAR) die ermee corresponderen.

Intersentia

15


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

Codes

Activa

20

OPRICHTINGSKOSTEN

21/28

VASTE ACTIVA

21 22/27 22 23 24 25 26 27 28 280/1 280 281 282/3 282 283 284/8 284 285/8

IMMATERIËLE VASTE ACTIVA MATERIËLE VASTE ACTIVA Terreinen en gebouwen Installaties, machines en uitrusting Meubilair en rollend materieel Leasing en soortgelijke rechten Overige materiële vaste activa Activa in aanbouw en vooruitbetalingen FINANCIËLE VASTE ACTIVA Verbonden ondernemingen Deelnemingen Vorderingen Ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat Deelnemingen Vorderingen Andere financiële vaste activa Aandelen Vorderingen en borgtochten in contanten

29/58

VLOTTENDE ACTIVA

29 290 291 3 30/36 30/31 32 33 34 35 36 37 40/41 40 41 50/53 50 51/53 54/58 490/1

VORDERINGEN OP MEER DAN EEN JAAR Handelsvorderingen Overige vorderingen VOORRADEN EN BESTELLINGEN IN UITVOERING Voorraden Grond- en hulpstoffen Goederen in bewerking Gereed product Handelsgoederen Onroerende goederen bestemd voor verkoop Vooruitbetalingen Bestellingen in uitvoering VORDERINGEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR Handelsvorderingen Overige vorderingen GELDBELEGGINGEN Eigen aandelen Overige beleggingen LIQUIDE MIDDELEN OVERLOPENDE REKENINGEN TOTAAL DER ACTIVA

16

Intersentia


Hoofdstuk 3. De jaarrekening

Codes

Passiva

10/15

EIGEN VERMOGEN

10 100 101 11 12 13 130 131 1310 1311 132 133 14 15 19

KAPITAAL Geplaatst kapitaal Niet-opgevraagd kapitaal (–) UITGIFTEPREMIES HERWAARDERINGSMEERWAARDEN RESERVES Wettelijke reserve Onbeschikbare reserves Voor eigen aandelen Andere Belastingvrije reserves Beschikbare reserves OVERGEDRAGEN WINST (VERLIES) (+)/(–) KAPITAALSUBSIDIES VOORSCHOT AAN DE VENNOTEN OP DE VERDELING VAN HET NETTOACTIEF (–)

16

VOORZIENINGEN EN UITGESTELDE BELASTINGEN

160/5 160 161 162 163 164/5 168

Voorzieningen voor risico’s en kosten Pensioenen en soortgelijke verplichtingen Belastingen Grote herstellings- en onderhoudswerken Milieuverplichtingen Overige risico’s en kosten Uitgestelde belastingen

17/49

SCHULDEN

17 170/4 170 171 172 173 174 175 1750 1751 176 178/9 42/48 42 43 430/8 439 44 440/4

SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR Financiële schulden Achtergestelde leningen Niet-achtergestelde obligatieleningen Leasingschulden en soortgelijke schulden Kredietinstellingen Overige leningen Handelsschulden Leveranciers Te betalen wissels Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen Overige schulden SCHULDEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen Financiële schulden Kredietinstellingen Overige leningen Handelsschulden Leveranciers

Intersentia

17


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

Codes 441 46 45 450/3 454/9 47/48 492/3

Passiva Te betalen wissels Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen Schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen en sociale lasten Belastingen Bezoldigingen en sociale lasten Overige schulden OVERLOPENDE REKENINGEN TOTAAL DER PASSIVA

3.1.1. Activa 3.1.1.1. Oprichtingskosten Inhoud (art. 95)2: – kosten van oprichting (notariskosten, erelonen bedrijfsrevisor, kosten voor opstellen van de statuten, publiciteitskosten, kosten van marktonderzoek, …); – kosten van kapitaalverhoging; – kosten bij uitgifte van leningen (dossierkosten, waarborgkosten, …); – herstructureringskosten (kosten van voorafgaande studies, afdankingskosten, regelingen brugpensioen bij een reorganisatie, …). Deze kosten mogen alleen geactiveerd worden indien zij een ingrijpende wijziging in de structuur of de organisatie van de onderneming teweegbrengen en ertoe strekken een gunstige en duurzame invloed uit te oefenen op de rendabiliteit van de onderneming (art. 58) (dit moet in de toelichting verantwoord worden); – belastingen en kosten m.b.t. de inbreng indien ze niet onmiddellijk ten laste worden genomen (art. 39). Waardering: – de waardering gebeurt aan aanschaffingswaarde en deze kosten worden slechts op het actief geboekt voor zover ze niet ten laste worden genomen gedurende het boekjaar (art. 58); – ze worden afgeschreven over maximum 5 jaar; de kosten bij uitgifte van leningen mogen gespreid worden over de looptijd van de leningen (art. 59); – bij stopzetting moeten de oprichtingskosten volledig afgeschreven worden (art. 28).

2.

18

De artikelen verwijzen naar de betreffende artikelen uit het Wetboek van Vennootschappen. Intersentia


Hoofdstuk 3. De jaarrekening

Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

Oprichtingskosten zijn eerder te beschouwen als “fictieve” vaste activa. Het gaat om kosten die worden geactiveerd en afgeschreven over maximum 5 jaar. Daarom worden niet afgeschreven oprichtingskosten dikwijls in mindering gebracht van het eigen vermogen.

Een groot bedrag aan oprichtingskosten wijst dikwijls op een herstructurering.

De waardering van herstructureringskosten is dikwijls subjectief. Het onder-

De toelichting kan hierover meer informatie geven. scheid tussen gewone kosten en investeringen en herstructureringskosten is in de praktijk moeilijk te maken en bovendien is de toelichting vaak onvoldoende.

IFRS Onder IFRS is het begrip oprichtingskosten niet bekend: – kosten van het “kapitaal” (oprichting en kapitaalverhoging) komen in mindering van het kapitaal; – kosten bij uitgifte van leningen komen in mindering van het ontvangen bedrag; – overige oprichtingskosten (bv. promotiekosten, onderzoekskosten) worden onmiddellijk ten laste van het boekjaar geboekt, waardoor het resultaat in de eerste boekjaren kleiner zal uitvallen; – herstructurerings/herlokalisatiekosten zijn expliciet uitgesloten van activering. 3.1.1.2. Immateriële vaste activa Inhoud (art. 95 Wetboek Vennootschappen): – kosten van ontwikkeling; – concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en andere gelijkaardige rechten; – goodwill; – vooruitbetalingen op immateriële vaste activa. Kosten van onderzoek mogen niet meer geactiveerd worden. Onder “onderzoek” moet worden verstaan: de originele, systematisch uitgevoerde werkzaamheden, in de hoop inzicht te verkrijgen en nieuwe wetenschappelijke of technische kennis te verwerven. “Ontwikkeling” wordt gedefi nieerd als de concrete uitvoering van ontwerpen of studies voor de productie van nieuwe of aanzienlijk verbeterde materialen, werktuigen, producten, procedés, systemen of diensten door gebruik te maken van ontdekkingen of verworven kennis alvorens een productie te starten die kan worden gecommercialiseerd.

Intersentia

19


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

Waardering: – waardering tegen aanschaffingswaarde (aanschaffingsprijs of vervaardigingsprijs); – voor immateriële vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot afschrijvingen (art. 61): • aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen zijn noodzakelijk wanneer ingevolge technische ontaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, de boekhoudkundige waarde hoger is dan de gebruikswaarde; • afschrijvingen mogen slechts worden teruggenomen bij een, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden, te snelle afschrijving; • aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen die niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen; • afschrijvingen van kosten van ontwikkeling of goodwill moeten, indien hun gebruiksduur niet met zekerheid kan worden geraamd, maximaal gespreid worden over tien jaar; • de periode waarover goodwill wordt afgeschreven, wordt verantwoord in de toelichting; – voor immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet beperkt is, wordt slechts tot waardeverminderingen overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding (art. 61): • waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling (art. 49); – afschrijvingen en waardeverminderingen op goodwill kunnen niet teruggenomen worden. Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

De waardering van immateriële vaste activa is dikwijls subjectief. Zonder goede kennis van de aard van de onderneming, haar producten en de sector is een oordeel dikwijls moeilijk. De farmaceutische sector en de informaticasector zijn voorbeelden van sectoren waar immateriële vaste activa dikwijls belangrijk zijn.

Herwaardering van immateriële vaste activa is niet mogelijk. Indien de marktwaarde hoger is dan de boekwaarde, kan dit een probleem zijn.

In een onderneming kunnen ook niet-uitgedrukte immateriële vaste activa aanwezig zijn (bijvoorbeeld merknamen die geen aanschaffingswaarde hebben).

Geactiveerde ontwikkelingskosten kunnen moeilijk te beoordelen zijn. Activering is niet verplicht. De toelichting en het jaarverslag kunnen meer informatie geven, hoewel dit dikwijls ontoereikend is. In sectoren met traditioneel veel kosten van ontwikkeling is het interessant om verschillende ondernemingen op dat vlak te vergelijken.

20

Intersentia


Hoofdstuk 3. De jaarrekening

IFRS – Onderzoekskosten komen altijd in de resultatenrekening; ontwikkelingskosten kunnen onder bepaalde voorwaarden geactiveerd worden. Opstartkosten en reorganisatiekosten worden verplicht opgenomen in de resultatenrekening. – Alleen extern verworven goodwill wordt geactiveerd, maar afschrijvingen daarop zijn niet mogelijk. Jaarlijks dient wel een impairment of bijzondere waardeverminderingstest te gebeuren. – Herwaardering van immateriële vaste activa is toegelaten indien er een actieve markt voor bestaat. Herwaarderen van één actief van een groep is niet toegelaten. 3.1.1.3. Materiële vaste activa Inhoud (art. 95): – terreinen en gebouwen die daadwerkelijk dienstdoen bij de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten; – installaties, machines en uitrusting; – meubilair en rollend materieel; – leasing en soortgelijke rechten (alleen financiële leasing waarbij het volledige geïnvesteerde kapitaal terug wordt samengesteld); – overige materiële vaste activa (onroerende goederen die worden aangehouden als onroerende reserve, de woongebouwen, de buiten gebruik of buiten de exploitatie gestelde materiële vaste activa, roerende en onroerende goederen die in erfpacht, opstal, huur, handelshuur of landpacht werden gegeven, kosten voor inrichting van gehuurde gebouwen voor zover ze niet onmiddellijk ten laste werden genomen); – activa in aanbouw en vooruitbetalingen. Waardering: – waardering tegen aanschaffingswaarde (art. 35, 36, 37, 39); – afschrijvingen: voor materiële vaste activa met beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot afschrijvingen (art. 64): • aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen zijn noodzakelijk wanneer ingevolge technische ontaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, de boekhoudkundige waarde hoger is dan de gebruikswaarde; • afschrijvingen mogen slechts worden teruggenomen bij een, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden, te snelle afschrijving; • aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen die niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen;

Intersentia

21


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

er mag overeenkomstig de fiscale bepalingen ter zake een versneld afschrijvingsplan worden toegepast; • voor de buiten gebruik gestelde of niet meer duurzaam tot de activiteit van de vennootschap bijdragende materiële vaste activa, wordt in voorkomend geval tot een uitzonderlijke afschrijving overgegaan om rekening te houden met de waarschijnlijke realisatiewaarde ervan (art. 65); – waardeverminderingen (art. 64): • voor materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet beperkt is in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding; • de waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in artikel 46, van de minderwaarden waarvoor ze werden gevormd (art. 49); – de ondernemingen mogen de materiële vaste activa herwaarderen wanneer de waarde, bepaald in functie van het nut voor de onderneming, op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven de boekwaarde. Wanneer de betrokken activa noodzakelijk zijn voor de voortzetting van het bedrijf, mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door de rendabiliteit (art. 57); – men spreekt van een financiële leasing als het actief op het einde van de huurtermijn tegen een gering bedrag (bepaald aan de hand van een maximumpercentage) kan worden overgenomen door de leasingnemer (aankoopoptie). Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

Het aandeel van de materiële vaste activa in de totaliteit van de activa (de vastleggingsgraad) is afhankelijk van de aard van het bedrijf en de sector. Binnen dezelfde sector kunnen verschillen verklaard worden door de leeftijd van de onderneming en de graad van automatisering.

Ondernemingen met zware investeringen in materiële vaste activa zullen over voldoende langetermijnmiddelen moeten beschikken.

Materiële vaste activa die volledig zijn afgeschreven, hebben soms nog een redelijke marktwaarde. Uit voorzichtigheid zal niet altijd geherwaardeerd worden, waardoor de activa onderschat kunnen zijn.

IFRS – Het criterium voor financiële leasing is de overdracht aan de leasingnemer van de quasi-totaliteit van de risico’s en de voordelen inherent aan het actief (substance over form). Er is geen maximumpercentage bepaald voor de aankoopoptie. In alle andere

22

Intersentia


Hoofdstuk 3. De jaarrekening

gevallen is er sprake van operationele leasing. Het op te nemen bedrag van het actief is het laagste bedrag van de reële waarde en de contante waarde van de minimale leasebetalingen. Als gevolg van de nieuwe standaard IFRS 16 betreffende leasing moeten alle lease- en huurverplichtingen met ingang van 1 januari 2019 op de balans komen van de lessee/huurder. 3.1.1.4. Financiële vaste activa Inhoud: – Verbonden ondernemingen (zowel de deelnemingen als de vorderingen). Voor de definiëring van de verbonden ondernemingen staat het begrip “controle” centraal. Controle over een onderneming/vennootschap is de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van haar bestuurders of zaakvoerders of op de oriëntatie van haar beleid (art. 5 Wetboek van Vennootschappen). De controle is in rechte en onweerlegbaar vermoed wanneer o.m. zij voortvloeit uit het bezit van de meerderheid van de stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van de betrokken onderneming/vennootschap (rechtstreeks en onrechtstreeks). Een vennoot van een onderneming wordt, behoudens bewijs van het tegendeel, vermoed over een controle in feite te beschikken op deze onderneming, wanneer hij op de voorlaatste en laatste algemene vergadering van deze onderneming stemrechten heeft uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten verbonden aan de op deze algemene vergaderingen vertegenwoordigde aandelen. Verbonden ondernemingen zijn de ondernemingen die men controleert of door wie men wordt gecontroleerd. Ook ondernemingen die onder centrale leiding staan (consortia), worden als verbonden ondernemingen beschouwd. – Ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat (zowel de deelnemingen als de vorderingen). Hiermee worden de ondernemingen bedoeld waarin men een participatie aanhoudt tussen 10% en 50% van het maatschappelijk kapitaal of die, omgekeerd, een dergelijke participatie aanhouden in de eigen onderneming. – Andere financiële vaste activa (aandelen en vorderingen en borgtochten in contanten). Onder de aandelen vallen de participaties van minder dan 10% die erop gericht zijn om, door het scheppen van een duurzame en specifieke band met de betrokken onderneming, de eigen bedrijfsuitoefening te bevorderen. Aandelen die enkel voor beleggingsdoeleinden worden aangehouden, worden ondergebracht in de rubriek “51/53. Geldbeleggingen”. Onder de vorderingen en borgtochten in contanten boekt men de bedragen als doorlopende waarborgen gestort, bijvoorbeeld aan openbare besturen of nutsbedrijven.

Intersentia

23


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

Waardering: – Vorderingen worden in principe in de balans opgenomen voor hun nominale waarde. – De deelnemingen, aandelen en vastrentende effecten worden gewaardeerd op grond van hun aanschaffingswaarde (art. 41 KB). – De bijkomende kosten met betrekking tot het aanschaffen van financiële vaste activa en van geldbeleggingen mogen ten laste worden genomen van de resultatenrekening van het boekjaar in de loop waarvan ze werden aangegaan. – Waardeverminderingen (art. 66): • voor de deelnemingen en aandelen wordt tot waardevermindering overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding, verantwoord door de toestand, de rendabiliteit of de vooruitzichten van de vennootschap waarin de deelnemingen of de aandelen worden aangehouden; • op de vorderingen, inclusief de vastrentende effecten, worden waardeverminderingen geboekt indien er onzekerheid bestaat over de betaling ervan op de vervaldag; • waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd in de mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling van datgene waarvoor ze werden gevormd. – Meerwaarde: • wanneer financiële vaste activa ten aanzien van hun aanschaffingswaarde een vaste en blijvende meerwaarde vertonen, mogen ze geherwaardeerd worden (art. 57). Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

De financiële situatie van de ondernemingen waarin de participaties worden aangehouden, zal ook belangrijk zijn, vooral bij onzekerheid over de continuïteit van de dochterondernemingen. De toelichting kan meer informatie geven over het eigen vermogen en het resultaat van de dochterondernemingen.

– Geconsolideerde gegevens kunnen meer duiding geven.

IFRS – Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen financiële vaste activa op korte termijn en op lange termijn. Er wordt enkel een verdeling gemaakt volgens kwalificatie. – Waardering volgens kostprijs of reële waarde: • kortetermijninvesteringen: kostprijs of reële waarde; • langetermijninvesteringen: kostprijs, geherwaardeerde waarde of reële waarde. – De bijkomende kosten maken deel uit van de aanschaffingsprijs. – Geen opname tegen conventionele waarde mogelijk.

24

Intersentia


Hoofdstuk 3. De jaarrekening

3.1.1.5. Vorderingen op meer dan één jaar Inhoud: – De vorderingen met een contractuele looptijd van meer dan één jaar (alleen het gedeelte dat nog niet binnen het boekjaar komt te vervallen). – Er wordt een opsplitsing gemaakt tussen: • handelsvorderingen: vloeien voort uit verkooptransacties in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening; • overige vorderingen (o.m. vorderingen die voor de eigenaar of de verhuurder ontstaan uit leasingovereenkomsten en de door de fiscus terug te betalen belastingen). Waardering: – Vorderingen worden gewaardeerd aan nominale waarde, vastrentende effecten aan aanschaffingswaarde. – Waardeverminderingen worden toegepast bij onzekerheid over de betaling op vervaldag en wanneer de realisatiewaarde op de datum van jaarafsluiting lager is dan de boekwaarde (art. 68). 3.1.1.6. Voorraden en bestellingen in uitvoering Inhoud: – Voorraden (grond- en hulpstoffen, goederen in bewerking, gereed product, handelsgoederen, onroerende goederen bestemd voor verkoop, vooruitbetalingen) – Bestellingen in uitvoering: • onderhanden werk dat voor rekening van een derde op bestelling wordt uitgevoerd en waarvoor nog geen oplevering is geschied, bijvoorbeeld bouwprojecten, …; • goederen in bewerking die voor rekening van een derde op bestelling worden gemaakt en die nog niet werden geleverd, tenzij het gaat om seriewerk. Voorbeelden zijn treinstellen, tankers, …; • dienstprestaties die voor rekening van een derde op bestelling worden uitgevoerd en die nog niet werden geleverd, tenzij het gaat om een standaardtype van dienstprestaties. Voorbeeld hiervan zijn de researchprojecten. Waardering: – Grond- en hulpstoffen, gereed product, handelsgoederen en voor verkoop bestemde gebouwen worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde of tegen de marktwaarde op balansdatum als die lager is (art. 69).

Intersentia

25


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

– De waardering tegen de lagere marktwaarde mag niet worden gehandhaafd indien achteraf de marktwaarde hoger is dan de lagere waarde waartegen de voorraad werd gewaardeerd. – De aanschaffingswaarde van activa met identieke technische of juridische kenmerken wordt bepaald hetzij door individualisering van de prijs van elk bestanddeel, hetzij volgens de methode van gewogen gemiddelde prijzen, volgens de methode “FIFO” (eerst in – eerst uit) of volgens de methode “LIFO” (laatst in – eerst uit) (art. 43). – Het boekhoudrecht voorziet twee verschillende waarderingsmethodes voor bestellingen in uitvoering (art. 71 KB 30 januari 2001): • de toerekening van de winst naar rata van vooruitgang der werken, de zgn. “percentage of completion method”, dit is de waardering tegen vervaardigingsprijs plus verworven winstmarge; Opgelet: deze waarderingsregel mag enkel toegepast worden als de winst met voldoende zekerheid als verworven beschouwd mag worden. • de toerekening van de winst aan de periode van gereedkomen der werken, de zgn. “completed contract method” of de waardering tegen vervaardigingsprijs. – Waardeverminderingen op bestellingen in uitvoering worden geboekt om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun marktwaarde, hetzij met de risico’s inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit (art. 72 KB 30 januari 2001). Dit betekent dat waardeverminderingen geboekt worden: • indien de werkelijke kostprijs verhoogd met de nog te maken kosten hoger is dan de overeengekomen verkoopprijs; • indien de werkelijke kostprijs hoger is dan de geraamde kostprijs bij de gerealiseerde afwerkingsgraad. – Bestellingen in uitvoering mogen rechtstreeks gecompenseerd worden met de ontvangen vooruitbetalingen per overeenkomst, waarbij ofwel het debetsaldo uitgedrukt wordt als bestelling in uitvoering, ofwel het creditsaldo als ontvangen vooruitbetaling. In het begin van het boekjaar wordt de saldering tegengeboekt en in de toelichting worden de bedragen vóór saldering vermeld.

26

Intersentia


Hoofdstuk 3. De jaarrekening

Voorbeeld 1 Voor een project werd de volgende voorcalculatie opgesteld: omzet 100 EUR, kosten 90 EUR. Het project loopt van N1 tot N3. Afwerkingsgraden werden contractueel bepaald: 40% op 31.12.N1, 80% op 31.12.N2 en 100% op 31.12.N3. In N1 bedragen de werkelijke kosten 30 EUR. In N2 bedragen de werkelijke kosten 70 EUR. In N3 bedragen de werkelijke kosten 87 EUR en is het project volledig afgewerkt. Afwerkingsgraden zijn in werkelijkheid zoals gepland. We gaan ervan uit dat omzet wordt ontvangen en kosten worden betaald bij realisatie. Er moeten geen waardeverminderingen geboekt worden, want: –

de werkelijke kostprijs is steeds lager dan de geraamde kostprijs bij de gerealiseerde

de werkelijke kostprijs met de nog te maken kosten is steeds lager dan de verkoopprijs.

afwerkingsgraden;

Resultaat en balans volgens de percentage- of completion-methode:

Omzet

Kosten

Resultaat

Liquide middelen

Voorraad (37-)

Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen (46-)

31.12.N1

40

36

4

10

34 (= 30 + 0,4 × (100–90))

40

31.12.N2

80

72

8

10

78 (= 70 + 0,8 × (100–90))

80

31.12.N3

100

87

13

13

0

0

Resultaat en balans volgens de completed contract-methode:

31.12.N1

Omzet

Kosten

Resultaat

Liquide middelen

Voorraad (37-)

Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen (46-)

0

0

0

10

30

40

31.12.N2

0

0

0

10

70

80

31.12.N3

100

87

13

13

0

0

(Ontvangen vooruitbetalingen kunnen gecompenseerd worden met de bestellingen in uitvoering als dit verantwoord wordt in de toelichting.)

Intersentia

27


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

Voorbeeld 2 Voor een project wordt de volgende voorcalculatie opgesteld: omzet 100 EUR, kosten 90 EUR. Het project loopt van N1 tot N3. Afwerkingsgraden werden contractueel bepaald: 40% op 31.12.N1, 80% op 31.12.N2 en 100% op 31.12.N3. In N1 bedragen de werkelijke kosten 38 EUR. In N2 bedragen de werkelijke kosten 75 EUR. In N3 bedragen de werkelijke kosten 92 EUR en is het project volledig afgewerkt. Afwerkingsgraden zijn in werkelijkheid zoals gepland. We gaan ervan uit dat omzet wordt ontvangen en kosten worden betaald bij realisatie. In N1 is de werkelijke kostprijs (38) hoger dan de geraamde kostprijs (0,4 × 90 = 36). Een waardevermindering van 2 moet worden geboekt. In N2 is de werkelijke kostprijs (75) hoger dan de geraamde kostprijs (0,8 × 90 = 72). Een waardevermindering van 3 moet worden geboekt. De werkelijke kostprijs met de nog te maken kosten is steeds lager dan de verkoopprijs. Resultaat en balans volgens de percentage- of completion-methode:

31.12.N1

Omzet

Kosten

Resultaat

Liquide middelen

Voorraad (37-)

Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen (46-)

40

36

4–2=2

2

38 + 4 – 2 = 40

40 80 0

31.12.N2

80

72

8–3=5

5

75 + 8 – 3 = 80

31.12.N3

100

92

8

8

0

Resultaat en balans volgens de completed contract-methode: Omzet

Kosten

Resultaat

Liquide middelen

Voorraad (37-)

Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen (46-)

31.12.N1

0

0

–2

31.12.N2

0

0

–3

2

38 – 2 = 36

40

5

75 – 3 = 72

31.12.N3

100

92

8

80

8

0

0

(Ontvangen vooruitbetalingen kunnen gecompenseerd worden met de bestellingen in uitvoering als dit verantwoord wordt in de toelichting.)

28

Intersentia


Hoofdstuk 3. De jaarrekening

IFRS – Totale waarde van de voorraden wordt onder “Inventories” opgenomen, een verdere onderverdeling is niet vereist. – De waardering gebeurt steeds op basis van de volledige kosten (zowel directe als indirecte kosten). – Voorkeurmethode voor kostprijsberekening: FIFO of gewogen gemiddelde, LIFO is niet toegelaten. – Bestellingen in uitvoering worden altijd gewaardeerd volgens “percentage of completion method”. – Indirecte kosten maken altijd deel uit van de contractkosten. Dit impliceert dat enkel integrale kostprijscalculatie (full costing) toegestaan wordt. 3.1.1.7. Vorderingen op ten hoogste één jaar Inhoud: – Hierin worden de vorderingen opgenomen die binnen het jaar vervallen. Het kan daarbij gaan om zowel vorderingen met een oorspronkelijke looptijd van minder dan 1 jaar als om vorderingen met een oorspronkelijk langere looptijd, maar die in de komende 12 maanden vervallen. – Er wordt een opsplitsing gemaakt tussen: • handelsvorderingen; • overige vorderingen. 3.1.1.8. Geldbeleggingen Inhoud: – Eigen aandelen. – Overige beleggingen. – Vorderingen op kredietinstellingen en termijndeposito’s. – Effecten die niet het kenmerk hebben van financiële vaste activa. – Aandelen in verbonden ondernemingen of in ondernemingen in deelnemingsverhouding, die zijn verkregen of waarop is ingeschreven met het oog op de wederafstand daarvan of die bestemd zijn om binnen twaalf maanden te worden gerealiseerd. Waardering: – De waardering gebeurt aan aanschaffingswaarde. – Wanneer echter op het einde van het boekjaar de realisatiewaarde lager is dan de aanschaffingswaarde, moet een waardevermindering geboekt worden. – Terugnemingen van geboekte waardeverminderingen zijn mogelijk; herwaarderingen zijn niet mogelijk.

Intersentia

29


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

– Wat de vastrentende effecten betreft, geldt dat indien het actuariële rendement berekend bij de aankoop, met inachtneming van de terugbetalingswaarde op vervaldag, verschilt van het nominale rendement, het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde pro rata temporis over de looptijd in resultaat moet worden genomen als (deel van de) renteopbrengst. De aanschaffingswaarde wordt dan dienovereenkomstig verhoogd of verlaagd. IFRS – Zoals reeds werd aangegeven, wordt geen onderscheid gemaakt tussen financiële activa op korte en op lange termijn. 3.1.1.9. Liquide middelen Inhoud: – kasmiddelen; – te incasseren vervallen waarden; – tegoeden op zicht bij kredietinstellingen. 3.1.1.10. Overlopende rekeningen Inhoud: – Over te dragen kosten: de pro rata van kosten die werden gemaakt tijdens het boekjaar of een vorig boekjaar, maar die ten laste van één of meer volgende boekjaren moeten worden gebracht. – Verkregen opbrengsten: de pro rata van opbrengsten die slechts in de loop van een volgend boekjaar zullen worden geïnd, maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar. – Rente begrepen in de nominale waarde van een schuld, verschil tussen aanschaffingswaarde en nominale waarde van een schuld, disconto bij renteloze schulden of schulden tegen een abnormaal lage rente en niet-gelopen rente bij schulden met afbetalingen in termijnen en met renteberekening op het oorspronkelijk bedrag (art. 27bis, § 4). 3.1.2. Passiva 3.1.2.1. Kapitaal Inhoud: – Het kapitaal is het eigen vermogen dat door de initiatiefnemer(s) bij oorsprong of bij latere kapitaalverhoging op bestendige wijze aan de onderneming is toegekend: • door inbreng in natura; • door inbreng in speciën. 30

Intersentia


Hoofdstuk 3. De jaarrekening

– Het geplaatste kapitaal is het door de aandeelhouders aan de onderneming definitief toegezegde kapitaal (= het onderschreven kapitaal). – Het niet-opgevraagde kapitaal is het onderschreven kapitaal dat nog niet in het bezit is van de onderneming. Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

De toelichting kan nuttige informatie opleveren over bijvoorbeeld aard en bedrag van eventuele kapitaalwijzigingen in het boekjaar en schulden die aanleiding kunnen geven tot verplichte uitgifte van nieuwe aandelen (bij converteerbare obligatieleningen).

IFRS – Kosten van kapitaalverhoging mogen niet geactiveerd worden en worden direct afgetrokken van het kapitaal. – De eigen aandelen worden afgetrokken van het kapitaal en de realisatie ervan wordt rechtstreeks ten laste gelegd van het eigen vermogen. – In de vermogensmutatietabel worden de wijzigingen in het eigen vermogen opgenomen. 3.1.2.2. Uitgiftepremies Inhoud: – Deze rubriek ontstaat indien in het kader van een kapitaalverhoging aandelen uitgegeven worden tegen een hogere prijs dan de nominale waarde. Het verschil tussen de uitgifteprijs en de nominale waarde wordt uitgiftepremie genoemd. IFRS – Uitgiftepremies vormen geen afzonderlijke rubriek onder IFRS. 3.1.2.3. Herwaarderingsmeerwaarden Inhoud: – Indien activa na verloop van tijd meer waard zijn dan de waarde bij aanschaffing, kunnen de meerwaarden onder bepaalde voorwaarden uitgedrukt worden in de balans. – Onder deze rubriek worden de vaststaande maar niet gerealiseerde meerwaarden op materiële en financiële vaste activa opgenomen. – Zij blijven behouden zolang de activa waarop de meerwaarde uitgedrukt werd, niet worden gerealiseerd.

Intersentia

31


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

– Zij kunnen worden overgeboekt naar de beschikbare reserves, naar rata van de geboekte afschrijvingen op de meerwaarde. – Zij kunnen ook in het kapitaal geïncorporeerd worden voor zover de meerwaarde vaststaand en bestendig is, maar de omzetting is beperkt tot het bedrag dat overblijft na aftrek van de geraamde belastingen die in geval van realisatie op de meerwaarden zouden worden geheven. – Een in kapitaal omgezette herwaarderingsmeerwaarde mag nooit worden aangewend om overgedragen verliezen geheel of gedeeltelijk aan te zuiveren voor het nog niet afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarde. – Geboekte meerwaarden mogen nooit rechtstreeks noch onrechtstreeks worden uitgekeerd zolang ze niet overeenstemmen met een gerealiseerde meerwaarde of met het afgeschreven gedeelte dat al dan niet werd overgebracht naar een reserve. Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

De bedragen die op deze rekening geboekt staan, betreffen schattingen van wat de eventuele verkoop van de betrokken activa zou kunnen opleveren boven de boekwaarde.

Sommige balansen kunnen een vertekend beeld geven van het vermogen en de financiële positie van de onderneming indien overdreven werd met het boeken van herwaarderingsmeerwaarden of omgekeerd een te voorzichtige waarderingspolitiek werd gevoerd.

Verschillen in waarderingspolitiek bemoeilijken vergelijkingen tussen ondernemingen.

IFRS – Herwaardering van vaste activa is toegestaan. – De realisatie van geherwaardeerde activa komt rechtstreeks in het eigen vermogen en gebeurt niet via de resultatenrekening. 3.1.2.4. Reserves Inhoud: – Deze rubriek bevat gerealiseerde winsten waarover de algemene vergadering beslist heeft ze bestendig binnen de onderneming te houden. In de rubriek wordt verder een onderscheid gemaakt tussen de volgende soorten reserves: • wettelijke reserves: – de vennootschapswetgeving verplicht de ondernemingen 5% van de jaarlijkse winst in te houden tot 10% van het geplaatste kapitaal behaald wordt;

32

Intersentia


Hoofdstuk 3. De jaarrekening

onbeschikbare reserves: – reserves waarover de algemene vergadering niet vrij kan beschikken bij gewone meerderheid (bijvoorbeeld in de statuten voorgeschreven reserves voor toekomstige verliezen) of waarop de vennoten in geval van uittreding of uitsluiting geen recht hebben; – ook reserves voor eigen aandelen vallen hieronder. De Vennootschapswet bepaalt dat de onderneming bij inkoop van eigen aandelen een onbeschikbare reserve moet aanleggen ter waarde van de ingekochte eigen aandelen; belastingvrije reserves: – gerealiseerde meerwaarden en winsten die volgens de fiscale wetgeving vrijgesteld zijn van belastingen, voor zover zij in het vermogen van de onderneming behouden blijven; – fiscaal toegelaten afschrijvingen boven de aanschaffingswaarde; beschikbare reserves: – de beschikbare reserves waarover de algemene vergadering vrij met gewone meerderheid kan beschikken. Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

Reserves worden soms ten onrechte beschouwd als beschikbare geldmiddelen waarmee investeringen kunnen worden gefinancierd.

3.1.2.5. Overgedragen winst (verlies) Inhoud: – Deze post omvat de resultaten die nog geen definitieve bestemming hebben gekregen vanwege de algemene vergadering. Bij de resultaatverwerking wordt elk jaar opnieuw rekening gehouden met dit overgedragen resultaat. 3.1.2.6. Kapitaalsubsidies Inhoud: – Het gaat om kapitaalsubsidies die van overheidswege werden verkregen met het oog op investeringen in vaste activa met eigen vermogen, na aft rek van de uitgestelde belastingen op deze subsidies (indien de subsidies werden toegekend voor 1 januari 2006). – Deze subsidies worden geleidelijk in resultaat genomen, volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen op de vaste activa waarvoor de subsidie verkregen werd. – Bij realisatie of buitengebruikstelling van de betrokken vaste activa moeten de subsidies volledig afgeboekt worden.

Intersentia

33


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

Subsidies die losstaan van investeringen in vaste activa komen niet op de balans, maar worden direct in resultaat genomen (via de andere bedrijfsopbrengsten of andere financiële opbrengsten).

IFRS – Kapitaalsubsidies zijn uitgestelde opbrengsten en geen afzonderlijke rubriek van het eigen vermogen. 3.1.2.7. Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het nettoactief Inhoud: – De voorschotten aan de vennoten op de verdeling van het nettoactief blijven op een afzonderlijke rekening van het eigen vermogen behouden tot aan de sluiting van de vereffening, ongeacht of de voorschotten betrekking hebben op kapitaal, uitgiftepremies of reserves. 3.1.2.8. Voorzieningen en uitgestelde belastingen Inhoud: – Deze rubriek omvat de voorzieningen ter dekking van duidelijk omschreven verliezen of kosten die op balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, doch waarvan het bedrag niet vaststaat. Een voorziening vertegenwoordigt op balansdatum de beste schatting van de kosten die als waarschijnlijk worden beschouwd of de beste schatting van het bedrag vereist om een verplichting op balansdatum na te komen. Daarbij wordt een verdere onderverdeling gemaakt in: 1. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen: bijvoorbeeld aanvullend pensioen, brugpensioen; 2. Belastingen, bijvoorbeeld de onderneming ontvangt een bericht van wijziging waarmee ze niet akkoord gaat en waartegen ze een bezwaarschrift indient; 3. Grote herstellings- en onderhoudswerken, bijvoorbeeld onderhouds- en herstellingswerken die om de 10 jaar voorkomen; 4. Milieuverplichtingen; 5. Overige risico’s en kosten, bijvoorbeeld waarborgverplichtingen bij fabrikanten van huishoudtoestellen. – De rubriek omvat eveneens de uitgestelde belastingen. Dit zijn belastingen op meerwaarden, gerealiseerd bij de verkoop van immateriële en materiële vaste activa. Zij mogen gelijkmatig gespreid worden met de afschrijving van de verworven vaste

34

Intersentia


Hoofdstuk 3. De jaarrekening

activa die opnieuw in gebruik zijn genomen op voorwaarde dat het bij de realisatie verkregen bedrag opnieuw wordt geïnvesteerd en dat de meerwaarde in het vermogen van de onderneming behouden blijft . De rubriek omvat tevens de uitgestelde belasting op kapitaalsubsidies, toegekend voor 1 januari 2006. Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

Voorzieningen drukken het resultaat in de periode waarin zij werden aangelegd en zijn dus een handig instrument om het resultaat te “sturen”. Anderzijds “vergeten” ondernemingen soms voorzieningen op te zetten. Ondernemingen die onvoldoende voorzieningen aanleggen, moeten achteraf soms zware kosten ten laste nemen van één boekjaar.

IFRS – De voorwaarde voor het aanleggen van een voorziening is het bestaan van een verplichting waarvan het bedrag op een betrouwbare wijze beoordeeld kan worden (engere definitie dan onder Belgian GAAP). – Voorzieningen voor groot onderhoud en herstellingen zijn niet mogelijk. – Het aanleggen van voorzieningen voor herstructurering is mogelijk indien een gedetailleerd formeel plan werd aangekondigd of de implementatie effectief is aangevat. – Tijdelijke verschillen tussen de boekwaarde en de fiscale waarde van activa of passiva, die in één of meerdere boekjaren zullen omdraaien en die in de toekomst de verschuldigde belastingen zullen verhogen of verlagen, geven aanleiding tot uitgestelde belastingen met een passieve (toekomstige belastingschuld) en actieve (toekomstige belastingvordering) belastinglatentie tot gevolg. 3.1.2.9. Schulden op meer dan één jaar Inhoud: – Het betreft de schulden met een contractuele looptijd van meer dan één jaar. De schulden of gedeelten van schulden op meer dan één jaar die binnen de twaalf maanden vervallen, worden uit deze rubriek gelicht en overgebracht naar de rubriek “Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen”. – De rubriek wordt verder ingedeeld in financiële schulden, handelsschulden, ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen en overige schulden.

Intersentia

35


Financiële analyse van de jaarrekening toegepast

Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

In deze rubriek worden ook de ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen opgenomen die vooral voorkomen bij ondernemingen die op bestelling werken (bv. bouwondernemingen, ICT-sector enz.). Zolang geen oplevering is gebeurd voor een project, vertegenwoordigen deze een schuld van de onderneming aan de klant. Deze vooruitbetalingen dienen als het ware ter financiering van de voorraad. Financiële ratioberekeningen worden daarom vaak aangepast indien het om omvangrijke bedragen gaat.

Achtergestelde leningen zijn leningen waarbij de schuldeiser achtergesteld wordt. Dit betekent dat hij in geval van faillissement na de gewone schuldeisers, zoals werknemers en banken, in aanmerking komt voor terugbetaling. Vaak zijn deze schuldeisers verbonden ondernemingen of de overheid. Door de aard van deze lening kan deze schuld als quasi-eigen vermogen beschouwd worden en gebeurt er vaak een correctie bij de berekening van ratio’s.

3.1.2.10. Schulden op ten hoogste één jaar Inhoud: – Deze post bevat de schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen, fi nanciële schulden, handelsschulden, ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen, schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen en sociale lasten en overige schulden. Aandachtspunten bij de financiële analyse: –

Waakzaamheid is geboden indien de schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten zonder duidelijke reden toenemen. Dit kan wijzen op financiële moeilijkheden.

In de rubriek “overige schulden” worden de lopende rekeningen tegenover vennoten, aandeelhouders, bestuurders en verbonden ondernemingen opgenomen (o.a. te betalen dividenden en tantièmes). Deze lopende rekeningen kunnen als “quasi” eigen vermogen worden beschouwd en worden vaak als instrument gebruikt om de winst (via de kostensoort diensten en diverse goederen) te optimaliseren vanuit fiscaal oogpunt.

Niet alle schulden brengen rechtstreeks kosten met zich mee, doch bij het gebruik maken van betalingsuitstel bij leveranciers kunnen belangrijke opportuniteiten gemist worden indien betalingskortingen gegeven worden.

36

Intersentia


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.