Hulpverlening en recht (vierde editie)

Page 1

In de lijn van de vorige drie edities – geschreven door Ingrid De Jonghe – wil het boek meer bieden dan een overzicht van de verschillende rechtstakken die relevant zijn voor de hulpverlening. Het boek bevat immers ook talrijke praktijktoepassingen, actuele voorbeelden, ethisch-maatschappelijke reflecties en vernieuwende voorstellen. Zo wordt de hele materie benaderd vanuit een gemengde juridische, criminologische en pedagogische invalshoek.

Ingrid De Jonghe, Lee Uyttenhove, en Goedele Verlinden

Het boek Hulpverlening en recht reikt de hulpverlener juridische tools aan om de groeiende complexiteit van de hulpvragen beter te kunnen opvangen. Hierbij komen niet alleen de belangrijkste topics en wetswijzigingen in het jeugd- en strafrecht aan bod, maar ook andere belangrijke (verwante) rechtstakken. Na een algemene situering van het begrip ‘recht’ wordt vervolgens aandacht besteed aan het publiek- en staatsrecht (staatsrecht, bestuursrecht), het gerechtelijk recht, het personenrecht, het familierecht, het verbintenissenrecht, het sociaal recht en ten slotte privacy, beroepsgeheim en verwerking van persoonsgegevens.

Ingrid De Jonghe is juriste, criminologe, pedagoge, psychologe en psychotherapeute. Ze is initiatiefneemster van de vzw TEJO (2010), ‘Therapeuten voor jongeren’. Lee Uyttenhove is advocaat en lector aan de AP Hogeschool. Goedele Verlinden is jurist-bemiddelaar bij het CAW Antwerpen en lector aan de AP Hogeschool.

Hulpverlening en recht

Ingrid De Jonghe, Lee Uyttenhove en Goedele Verlinden

Hulpverlening en recht Juridische aandachtspunten ter ondersteuning van de praktijkwerker met toepassingen en kritisch-ethische reflecties

Vierde editie

Hulpverlening en recht [druk].indd 1

14/08/17 10:00


HULPVERLENING EN RECHT



HULPVERLENING EN RECHT Juridische aandachtspunten ter ondersteuning van de praktijkwerker, met toepassingen en kritisch-ethische reflecties INGRID DE JONGHE LEE UYTTENHOVE GOEDELE VERLINDEN

Vierde editie

Antwerpen – Cambridge


Bij de cover: “Het leven is een moeilijk doolhof. Mensen moeten elkaar helpen om door de avonturen van het leven te geraken, want ‘samen’ en met ‘goede afspraken’ kunnen we meer bereiken dan alleen!” Mattia Vanderhoydonck, 9 jaar, oudste kleinzoon van Ingrid De Jonghe

Hulpverlening en recht. Juridische aandachtspunten ter ondersteuning van de praktijkmedewerker, met toepassingen en kritisch-ethische reflecties, vierde editie Ingrid De Jonghe, Lee Uyttenhove en Goedele Verlinden

© 2017 Intersentia Antwerpen – Cambridge www.intersentia.be

ISBN 978-94-000-0822-9 D/2017/7849/86 NUR 163

Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de uitgever. Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kunnen noch de auteurs noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout die in deze uitgave zou kunnen voorkomen.


TEN GELEIDE

Dat het rechtswezen, zeg maar justitie, en hulpverlening broederlijk naast elkaar staan in de titel van een boek, is op zich reeds de aandacht waard. In onze westerse samenleving heeft de hulpverlening immers nog maar zeer recent haar plaats ingenomen binnen de organisatie van onze maatschappij, armoedezorg buiten beschouwing gelaten. Onze maatschappij werd tot voor kort enkel maar georganiseerd door het rechtsapparaat, waarbij wie in de fout ging, zich veroordeeld zag tot een plek in de gevangenis, tenzij hij gek was en hij naar ‘het gesticht’ mocht. De cyclische evolutie van onze maatschappij heeft echter een nieuw concept met zich meegebracht: de hulpverlening. Het is nu die hulpverlening die in een evenwichtige verhouding moet staan tot het recht en het rechtsapparaat. Dat was in het begin een conflictueuze relatie, waar beiden schuld aan hadden: het wederzijdse wantrouwen was in die beginfase van de jaren zeventig van de vorige eeuw immers erg hoog. Hulpverlening is er in essentie om psychisch of fysiek leed weg te nemen of te verminderen. De rationaliteit van justitie (in de eerste plaats van de strafrechtsbedeling) bestaat er vaak in om leed toe te voegen. Dit is nu eenmaal de eigenheid van bestraffing. Zelfs al gaat het om zgn. rechtvaardige straffen, dan staat deze specifieke missie diametraal tegenover wat de hulpverlening beoogt. In wezen gaat het om de “macht van de staat” tegenover het zwakke individu (zelfs al heeft dat individu een criminele daad gepleegd). In de hulpverlening voelt men veelal de behoefte en de opdracht om dat individu te behoeden voor de machtige impact. Dat deze aparte invalshoeken hulpverlening en justitie naast elkaar in plaats van met elkaar hebben doen werken, wekt dan ook geen verwondering. De laatste jaren is men echter tot het besef gekomen dat beiden elkaar kunnen aanvullen, meer nog, elkaar kunnen versterken. Onze moderne samenleving kent een cyclus. Van de ‘lente’ van de moderniteit, aanvangend met het ontstaan van de natiestaten begin tot half de negentiende eeuw, via de ‘zomer’ en ‘oogst’ waarin de welvaartstaten ons in de jaren zeventig de overvloed en materiële weelde verschaften waar zovele generaties voor gezwoegd hadden, bevinden we ons momenteel in de ‘herfst-winter’ van deze moderniteit. Het gaat om de periode van de ‘post’- of ‘na’-moderniteit, een periode van ononderbroken, steeds sneller elkaar opvolgende veranderingen en hervormingen, gekenmerkt door grote onrust en destabiIntersentia

v


Ten geleide

lisering, een onduidelijk toekomstperspectief en onvoorspelbaarheid op sociaal, economisch, politiek en ecologisch vlak. De plaats en de taak van het individu binnen de samenleving is niet langer duidelijk. Het individu wordt vrijgemaakt uit traditionele klasse- en familiebindingen en uit traditionele geslachts- en leeftijdspecifieke rollen. Zo bestaat er niet langer een houvast om te voorspellen waar een kind zal leven, welk beroep het zal uitoefenen, of het een gezin zal uitbouwen en hoe dit er dan wel zal uitzien, welk geloof of welke filosofische opvattingen het zal delen, welke rituelen het zullen begeleiden bij de scharniermomenten in zijn leven, waar het zijn partner zal vinden en voor hoe lang het bij deze partner zal blijven, welke zijn eet- en leeftradities zullen zijn, hoe het zijn kinderen zal opvoeden, welke taal deze zullen spreken en welke technologische middelen hen ter beschikking zullen staan. De antwoorden op deze vragen waren enkele decennia geleden nog vanzelfsprekend voor een grote meerderheid van de bevolking. Nu is dit echter omgekeerd. De toenemende individualisering die aan de ene kant de mogelijkheid laat om een heel eigen levenspatroon uit bouwen, biedt aan de andere kant nog weinig houvast. In deze samenleving groeien jongeren nu op. Groot worden in een sterk geïndividualiseerde samenleving met een overvloed aan prikkels, erg uiteenlopende standpunten en steeds verder teruggedrongen algemeen gedeelde waarden- en normenkaders is voor jongeren niet zo eenvoudig.1 Het recht alleen kan al lang geen duidelijk antwoord meer bieden voor deze jongeren. Niet voor niets zien we een evolutie van de wet op de kinderbescherming (1912), met zijn “Rijksopvoedingsgestichten”, een periode van vooral justitiële oplossingen, naar vervolgens de wet op de jeugdbescherming (1965), waar ook de hulpverlening op het voorplan trad. Maar hulpverlening mag niet de vervangende oplossing zijn voor de justitiële kaders. Zij moet alternatieven bieden binnen het justitiële kader in samenwerking met justitie waar nodig, zonder justitie waar het kan, maar steeds met inachtname van de rechtsregels. Dit maakt dat justitie en hulpverlening elkaar moeten leren kennen. De hulpverlener moet thuis geraken in de rationaliteit van justitie, maar ook justitie moet de essentie van de vertrouwensband tussen cliënt en hulpverlener leren vatten. Dit boek, Hulpverlening en recht, levert hiertoe een essentiële bijdrage.

Herman Dams Jeugdrechter rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen

1.

K. DEKLERCK, “Tussen ‘veiligheid’ en ‘ontmoeting’: een sociologisch perspectief op buurtbemiddeling” in Provinciaal Overleg Buurtbemiddeling, Provincie Vlaams Brabant, Mijn buur: lust of last? Verslagboek Studiedag 20 september 2006, 8-21.

vi

Intersentia


Ten geleide

*** ‘Jouw vraag komt eerst’, zo zou je het samengaan van ‘hulpverlening en recht’ in de titel van dit boek naar de praktijk kunnen vertalen. Wie hulp zoekt, moet die kunnen krijgen. Twee toegangspoorten bieden daarvoor hun mogelijkheden en competenties aan. Dat doen ze jammer genoeg in een warrig landschap waarin velen wel een stukje van de kaart kennen, maar weinigen beheersen het geheel zoals Ingrid De Jonghe dat doet. De ervaring die ze inmiddels opdoet met haar innoverend project TEJO2 beïnvloedt haar visie over omgaan met jeugd- en strafrecht. Dat geeft ze een plek in dit boek, waardoor twee sporen van hulp sterker verweven worden. Haar dagelijkse praktijk van partnerschap met cliënten illustreert ze door verbindend te werken tussen zorg en recht, met de focus op het versterkende, op empowerment. Ze toont hoe professionele kennis dit net verantwoord maakt. Mensen versterken doe je door goed na te denken en zo te handelen dat je de participatie van de cliënt ruimte geeft. Dat Ingrid dit niet alleen als een fijne theorie beheerst, maar met TEJO aantoont dat het ook realiseerbaar is, bewijst dat het om haar bewuste keuze gaat om wie kwetsbaar is te versterken zonder te ondermijnen. Professioneel werken betekent dat de onderbouw van kennis uit goede beton gegoten moet zijn. Daarom bevat het boek niet alleen een visie op ethisch hulpverlenen. Het grootste deel van het boek betreft het raakvlak met jeugd- en strafrecht, naast andere belangrijke rechtstakken als personen- en familierecht, waarnaast uitgebreid wordt ingegaan op deontologie en beroepsgeheim. Ook sociaal recht is in deze editie opgenomen. De regels zijn gekend, de casussen ook, maar hoe het ene met het andere te combineren, is minder voorspelbaar. Ingrid De Jonghe nodigt in deze editie twee collega’s uit, Lee Uyttenhove en Goedele Verlinden, om samen de lezer mee op stap te nemen met een ambitieus doel: een betere, transparante toegang tot deze rechtsmaterie. Ingrid De Jonghe neemt afstand van de strikte scheiding tussen recht en hulp, en toont de verbreding waarbij kennis uit de pedagogie en jeugdpsychologie partner wordt. Het juridische kader wordt daarbij niet verlaten. Dit boek illustreert daarmee ook de dynamiek in de rechtspraktijk. Steeds nadrukkelijker schuiven kennis en praktijkervaring uit uiteenlopende disciplines naar elkaar toe. Ook al is dit een boek dat rechtsleer en praktijk toont zoals ze zijn, toch is het voor mij ook vernieuwend, omdat de auteur geregeld aangeeft waar reflectie nodig is, waar taken uitgevoerd moeten worden door de overheid, de hulpverlening. Dat maakt haar boek belangrijk, omdat het aantoont dat het werkt, dat het respectvol hanteren van de verschillende kennisgebieden niet leidt tot onbestuurbaarheid. 2.

TEJO, de vzw “Jeugdtherapeuten zonder grenzen”, is een laagdrempelig, anoniem en gratis initiatief waar een groep jeugdtherapeuten op vrijwillige basis eerstelijns therapeutische ambulante begeleiding aanbieden voor jongeren met psychische problemen. Voor meer informatie, kijk op www.tejo.be.

Intersentia

vii


Ten geleide

Heel nieuw in dit boek is de wijze waarop de actualiteit opgevoerd wordt. Media worden vaak in vraag gesteld door de wijze waarop ze jongeren als daders of slachtoffers opvoeren. Ingrid De Jonghe weet net dat materiaal een plaats te geven. Hoe kun je luisteren naar wat de vader van Joe van Holsbeek zegt, of beter begrijpen waarom strafbemiddeling op haar plaats is bij jongeren die een lijnbus hebben beschoten. De pedagoog in de auteur hield mee de pen vast: zij dicteert niet, maar zet aan tot reflectie door denkvragen, door kernpunten en aanbevelingen mee te geven. Zij doet dit met een vlotte taal, reflectief, met uiteraard veel aandacht voor het recht, zonder zich te verliezen in het detail. Met respect voor de bestaande kennis en toch met professionele zelfstandigheid maakt zij keuzes en motiveert die. Die complexe juridische werkelijkheid vraagt integratie en gelijkwaardigheid van diverse disciplines. Haar kijk op casussen bouwt op bruggen tussen recht, psychologie, pedagogie, psychiatrie en de praktijk van hulpverlening. Anno 2017 is de samenleving in al haar handelingen en in de juridische reglementering er alleen maar complexer op geworden en kan de hulpverlening een belangrijke speler worden in het oplossingsgericht denken en handelen ten dienste van de burger en de hulpvrager die over ‘helder recht’ beschikken kan!

Prof. Peter Adriaenssens Kinder- en jeugdpsychiater KU Leuven

viii

Intersentia


VOORWOORD

Dit boek is geschreven voor de algemene hulpverlener ter ondersteuning van het totale hulpverleningstraject. In deze vierde editie bespreken we meer rechtstakken en gaan we uitvoeriger in op een aantal elementen die we belangrijk achten binnen de werkopdracht van de hulpverlener. Naast rechtsleer in handboeken en wetenschappelijke publicaties zijn ook bijzondere krantenartikelen toegevoegd. Zij verwijzen naar actuele situaties in de samenleving en schetsen kritische kanttekeningen, waarbij ook ruimte gemaakt wordt voor nieuwe projecten en ethische bedenkingen. Meer actuele toepassingen zijn beschikbaar op www.intersentia.be. Hiermee willen we de lezer uitnodigen om bewuster en aandachtiger met het ‘recht’ om te gaan in het dagelijkse leven en zo een wakkere, kritische instelling te kunnen aannemen. Deze houding is belangrijk tijdens een opleiding, maar nog belangrijker in het werkveld. Rechtsregels zorgen niet alleen voor rechtszekerheid, maar dienen ook aan te sluiten bij de maatschappelijke golfbewegingen in onze samenleving. Wie werkt in de hulpverlening tracht het welzijn van zijn cliënten te vergroten en te versterken en een duidelijk rechtskader is hiervoor onontbeerlijk. Als participerend burger dienen we blijvend alert en gezond kritisch te blijven voor de genomen beleidsbeslissingen en wettelijke vernieuwingen. Wij hopen dat deze gemengd juridisch-maatschappelijke kijk je zal aanspreken en je mag uitnodigen tot verdere verdieping. Veel lees- en leerplezier!

Ingrid De Jonghe

Intersentia

ix



DANKWOORD

Grote dank aan de warme context van het gezins- en familiaal leven waarin ik me voortdurend kan bewegen, dat me inspireert en tot intense activiteit brengt. Op de eerste plaats wil ik mijn lieve man Joan bedanken, die er altijd is voor mij, en onze grote schatten van kinderen Pieter en Astrid, An en Markus, Nicolaas en Annelies, Thomas en Caroline, die ik zo graag zie. Dankzij hen kwamen er liefste schatten bij, mijn kleinkinderen Mattia, Joanna, Aïnda, Ella Lucia, Arthur, Sanna Linea en Viola, die me zo blij maken. Bijzondere dank aan mijn oudste kleinzoon Mattia, 9 jaar, die de cover tekende. Ik bedank oprecht mijn twee knappe medeauteurs Lee Uyttenhove en Goedele Verlinden, die het project van dit boek, dat ik startte in 2007, nu mee begeleiden en het een mooie meerwaarde hebben gegeven. Ik bedank ook mijn fijne TEJO-ploeg (therapeuten voor jongeren – www.tejo.be) voor de bijzondere verbindingen en groei-handelingen voor de jongeren in de samenleving die me zo gelukkig maken! Veel dank gaat ook uit naar rechter Herman Dams en prof. Peter Adriaenssens voor hun voorwoord bij dit boek. Ik wil heel graag de bijzonder attente en deskundige begeleiding van Pascale Van Houtte toevoegen, ik heb opnieuw genoten van de correcte en warme samenwerking! Dank aan mijn grootste supporter, mijn 86-jarige mama, aan wie ik het boek graag opdraag.

Ingrid De Jonghe september 2017

Intersentia

xi



INHOUD

Ten geleide . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ix Dankwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . xi DEEL I INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 HOOFDSTUK 1 WAT IS RECHT? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 HOOFDSTUK 2 INDELING VAN HET RECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Internationaal en nationaal recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Privaatrecht en publiekrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Regels van openbare orde, dwingend recht en aanvullend recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De verschillende materies in het recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

5 5 6 6

HOOFDSTUK 3 BRONNEN VAN HET RECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 1. 2. 3. 4. 5.

De wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 De rechtspraak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 De rechtsleer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 De gewoonte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 De algemene rechtsbeginselen – De billijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

DEEL II PUBLIEK- EN STAATSRECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 HOOFDSTUK 1 BELGIË: STAATKUNDIGE PRINCIPES. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

Intersentia

xiii


Inhoud

HOOFDSTUK 2 FEDERALE POLITIEKE INSTELLINGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 1. 2.

Het Parlement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 De regering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18

HOOFDSTUK 3 REGIONALE POLITIEKE INSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 1. 2. 3.

Gemeenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Gewesten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Provincies en gemeenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21

HOOFDSTUK 4 TWEE BIJZONDERE RECHTSCOLLEGES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 DEEL III GERECHTELIJK RECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 HOOFDSTUK 1 SOORTEN PROCEDURES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 HOOFDSTUK 2 DE ADMINISTRATIEVE PROCEDURE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 HOOFDSTUK 3 DE BURGERLIJKE PROCEDURE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 HOOFDSTUK 4 RECHTBANKEN EN HOVEN EN HUN BEVOEGDHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 1. 2. 3.

Materiële bevoegdheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Territoriale bevoegdheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 Schematische voorstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38

HOOFDSTUK 5 JURIDISCHE BIJSTAND . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 1. 2.

xiv

Wat is (sociale) rechtshulp? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 Wat is juridische eerste- en tweedelijnsbijstand? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40

Intersentia


Inhoud

HOOFDSTUK 6 ALTERNATIEVE GESCHILLENBESLECHTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 1.

2.

Bemiddeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. Wat is het doel van bemiddeling? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. Wat zijn de voordelen van bemiddeling? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3. Soorten bemiddeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Arbitrage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

43 44 45 45 46

DEEL IV PERSONENRECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 HOOFDSTUK 1 SOORTEN PERSONEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 1. 2. 3.

Twee categorieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Begin van de natuurlijke persoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Einde van de natuurlijke persoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52

HOOFDSTUK 2 STAAT VAN DE PERSOON . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 1. 2. 3. 4. 5.

Naamgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Geslacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Woonplaats. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Nationaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Handelingsbekwaamheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.1. De minderjarige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2. De meerderjarige onbekwame persoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

57 59 60 60 62 62 64

DEEL V FAMILIERECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69 HOOFDSTUK 1 SAMENWONEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 1.

Het huwelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. Algemeen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. Te volgen procedure. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3. Voorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4. Gevolgen van het huwelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Intersentia

71 71 72 72 73 xv


Inhoud

2. 3.

Wettelijk samenwonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 Feitelijk samenwonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75

HOOFDSTUK 2 EINDE VAN HET SAMENWONEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 1.

2. 3.

Bij huwelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. Feitelijke scheiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. Ontbinding door overlijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3. Echtscheiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3.1. Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3.2. Echtscheiding door onderlinge toestemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3.3. Scheiding van tafel en bed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bij wettelijk samenwonen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bij feitelijk samenwonen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

76 76 77 77 78 80 81 82 82

HOOFDSTUK 3 AFSTAMMING EN OUDERSCHAP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 1.

2.

De afstamming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. Vaststelling van de biologische afstamming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.1. De automatische afstamming van moeder en vader . . . . . . . . . . . . 1.1.2. De erkenning door de vader bij feitelijke samenwoning . . . . . . . . . 1.1.3. De gerechtelijke vestiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. Adoptie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het gezag over minderjarige kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. Het ouderlijk gezag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. Voogdij – Pleegvoogdij – Pleegzorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.1. De voogdij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.2. De pleegvoogdij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.3. De pleegzorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

84 84 84 86 87 87 89 89 91 91 94 94

HOOFDSTUK 4 DE PLICHT TOT LEVENSONDERHOUD – ALIMENTATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 1. 2. 3.

xvi

Levensonderhoud voor de minderjarige kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Alimentatie tussen ouders onderling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Alimentatie voor bloed- en aanverwanten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97

Intersentia


Inhoud

DEEL VI VERBINTENISSENRECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 HOOFDSTUK 1 CONTRACTUELE VERBINTENISSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 HOOFDSTUK 2 ENKELE BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110 1. 2.

Huurrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110 Wet op de consumentenbescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111

HOOFDSTUK 3 COLLECTIEVE SCHULDENREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 HOOFDSTUK 4 ONRECHTMATIGE DAAD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 1.

2.

Aansprakelijkheid voor de eigen onrechtmatige daad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. Meerderjarigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. Minderjarigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aansprakelijk voor andermans daad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. Aansprakelijkheid van de ouders en toezichthouders . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. Aansprakelijkheid van aanstellers/werkgevers en aangestelden . . . . . . . . 2.3. Aansprakelijkheid voor zaken en dieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4. Aansprakelijkheid van de overheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

114 114 115 116 116 119 123 124

DEEL VII SOCIAAL RECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 HOOFDSTUK 1 ARBEIDSRECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 1.

2.

De arbeidsovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. Toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. Verschillende soorten arbeidscontracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3. De uitvoering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4. Het einde van het arbeidscontract . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Beschermingswetgeving voor de werknemer: belang wijzigende wetgeving . . . 2.1. De Arbeidsreglementenwet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. De Arbeidswet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Intersentia

130 130 130 132 134 136 136 136 xvii


Inhoud

2.3. 2.4. 2.5.

De Feestdagenwet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 De Loonbeschermingswet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 De Uitzendarbeidswet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137

HOOFDSTUK 2 HET STATUUT VAN DE VRIJWILLIGER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 1. 2. 3. 4.

5.

Wat is vrijwilligerswerk? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wie mag vrijwilligerswerk doen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Welke organisatie mag vrijwilligers inschakelen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rechten en plichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1. Informatieplicht van de organisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2. Verzekeringsplicht van de organisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3. Bestuursvrijwilligers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kosten en vergoedingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

138 138 139 139 139 140 140 141

HOOFDSTUK 3 SOCIALEZEKERHEIDSRECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Sociale zekerheid voor werknemers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. Arbeidsongevallen en beroepsziekten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.1. Arbeidsongevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.2. Beroepsziekten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. Geneeskundige zorgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3. Arbeidsongeschiktheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4. De moederschapsverzekering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.5. Gezinsbijslagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.6. Werkloosheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.7. Pensioenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Sociale zekerheid voor zelfstandigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. Arbeidsongeschiktheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. Pensioenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Sociale zekerheid voor het overheidspersoneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. De bijstandsregelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1. Tegemoetkoming voor mensen met een beperking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2. Van de wet van 1974 over het bestaansminimum naar de wet van 2002 over maatschappelijke integratie met toekenning van een leefloon ĂŠn een voorstel voor de toekenning van een basisloon voor de toekomst . . . 4.3. Tegemoetkoming voor ouderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . xviii

144 145 145 146 146 148 150 153 154 156 158 160 160 161 162 163 163

164 168

Intersentia


Inhoud

4.4. 4.5.

Waarborg tot gezinsbijslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168 Dienstverlening en het recht op bijstand binnen de Commissie van Openbare Onderstand van 1925 opgevolgd door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn van 1976 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169

DEEL VIII JEUGDRECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171 HOOFDSTUK 1 HISTORISCH-MAATSCHAPPELIJKE SITUERING VAN DE JEUGDBESCHERMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173 1. 2.

3. 4. 5. 6.

7. 8.

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De eerste wetten op de jeugdbescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. De wet van 15 mei 1912 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. De wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, een nieuwe basiswetgeving voor de bescherming van minderjarigen . . . . . . . . . . . . . . 2.2.1. Situering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.2. Maatregelen voor de minderjarigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.3. Maatregelen voor de ouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.4. Onduidelijke lijn tussen gerechtelijke en vrijwillige bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De herziening van de wet op de jeugdbescherming, voorstellen tot verandering in het jeugdrecht en de eerste decreten Bijzondere Jeugdbijstand . . . . . . . . De wet van 2 februari 1994 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De wet van 1 maart 2002 (de Everberg-wet) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het Decreet Integrale Jeugdhulpverlening van 7 mei 2004 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2. Basisprincipes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2.1. Integraal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2.2. Modulering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2.3. Vrij toegankelijke en niet vrij toegankelijke hulp . . . . . . . . . . . . . . 6.2.4. De toegangspoort – Diagnose en toewijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2.5. Trajectbegeleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het Globaal Plan Jeugdzorg van februari 2006 en het vervolg-Plan: Perspectief! 2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De nieuwe federale Jeugdwet: de wetten van 15 mei en 13 juni 2006 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Krachtlijnen van de nieuwe Jeugdwet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Intersentia

173 176 176 178 178 179 180 180 181 183 183 184 184 185 185 186 186 186 187 187

189 189 xix


Inhoud

9. Het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp. . . . . . . . . . . . . . 190 10. Overzicht decreten Franse en Duitstalige Gemeenschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190 11. Andere. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190 HOOFDSTUK 2 BUITENGERECHTELIJKE JEUGDHULP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191 1. 2.

3.

4.

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het Decreet Integrale Jeugdhulp van 12 juli 2013 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. Visie en werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. Evolutie binnen de huidige jeugdhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.1. Een 2.0-aanpak voor integrale jeugdhulp in Vlaanderen van 10 maart 2016 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.2. De huidige werking en cijfers binnen de jeugdhulp . . . . . . . . . . . . Aandachtspunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1. Vanuit de praktijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2. De beleving bij jongeren die geplaatst zijn, kinderarmoede en gevolgen van plaatsing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.1. De beleving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.2. Kinderarmoede en de gevolgen van plaatsing . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2.3. Besluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kritische reflecties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1. Uit de praktijk: een evolutieschets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2. Onderzoeksresultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3. Stijgende actuele problematiek – Jongeren met psychische problemen . . 4.3.1. Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) binnen de probleemgebonden hulp RTJ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3.2. Het burger-project “Therapeuten voor jongeren” (TEJO) . . . . . . .

191 192 192 197 197 198 200 200 202 202 203 207 209 209 211 213 214 215

HOOFDSTUK 3 GERECHTELIJKE JEUGDHULP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219 1.

xx

De actoren binnen de gerechtelijke jeugdhulp en hun taken . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. De Jeugdbrigade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. Het jeugdparket . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.1. Samenstelling en beeldvorming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.2. Het MOF- en het VOS-dossier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3. De jeugdrechtbank binnen de vernieuwde familie- en jeugdrechtbank – Samenstelling en organisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3.1. De jeugdrechter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3.2. De sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulpverlening . . . . . . . .

219 219 220 220 221 222 222 223

Intersentia


Inhoud

2.

Maatregelen die de jeugdrechter kan opleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. Maatregelen ten aanzien van minderjarigen in ‘verontrustende situaties’ en ‘maatschappelijke noodzaak’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. Maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd (MOF) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.1. Delinquentie: een seksespecifieke benadering. . . . . . . . . . . . . . . . . Waarom lopen jongens meer risico’s dan meisjes? . . . . . . . . . . . . . 2.2.2. Voorlopige maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.3. Maatregelen ten gronde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.4. ‘Nieuwe’ en ‘vernieuwde’ maatregelen van de Jeugdwet van 2006 voor minderjarigen die als misdrijf omschreven feiten plegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.5. Duur en herziening van de maatregelen opgelegd door de jeugdrechter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.6. Maatregelen ten aanzien van de ouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.7. Op weg naar een nieuw jeugdsanctierecht voor 2018. . . . . . . . . . .

224 224 228 229 230 231 233

235 249 251 252

HOOFDSTUK 4 RECHTSPOSITIE VAN DE MINDERJARIGE EN DE PERSOONLIJKE RECHTEN VAN VERDEDIGING VAN MINDERJARIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254 1.

2.

3.

4.

Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) . . . 1.2. Doelstellingen van het Verdrag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3. Verdragsartikelen van belang voor de jeugdbescherming . . . . . . . . . . . . . Creatief met kinderrechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. De kinderrechtswinkels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. Het Comité voor de Rechten van het Kind . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3. Het Kindeffectrapport (KER) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4. Het Kinderrechtencommissariaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.5. De Kinderrechtencoalitie Vlaanderen (KRC) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.6. De kinder- en jongerentelefoon Awel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.7. De JO-lijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.8. De Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind . . . . . . . . . . . . . . De rechten van minderjarigen in de jeugdhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1. Het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de Integrale Jeugdhulp. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2. De rechten van de minderjarige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kinderrechten in de gezondheidszorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Intersentia

254 255 255 256 258 258 259 259 260 262 262 263 263 264 264 264 266

xxi


Inhoud

5.

Proceswaarborgen voor de minderjarige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.1. De beperkte duur van de voorlopige maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2. Het hoorrecht van de minderjarige. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.3. Inzage in het dossier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.4. Publiciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.5. De rechtsbijstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.5.1. Deelname van minderjarigen aan gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.5.2. De jeugdadvocaat en de jeugdpermanentie aan de balie van Antwerpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.5.3. De huidige stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.5.4. Concrete toepassing uit recente rechtspraak betreffende het hoorrecht van minderjarigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

268 268 269 270 270 270 271 272 273 274

DEEL IX STRAFRECHT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279 HOOFDSTUK 1 INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281 HOOFDSTUK 2 MISDRIJVEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284 1.

2.

3.

4. xxii

Indeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. Algemeen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. De verschillende wijzen van indeling van de misdrijven . . . . . . . . . . . . . . 1.2.1. De wettelijke driedeling gebaseerd op de zwaarte van het misdrijf (art. 1 Sw.) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.2. Volgens de uitvoeringswijze: handelingsmisdrijf of verzuimsmisdrijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.3. Volgens het moreel element . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rechtvaardigingsgronden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. Het wettelijk voorschrift en het hoger bevel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. De wettige verdediging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3. De noodtoestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4. Toestemming van het slachtoffer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verzachtende en verzwarende omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1. Verzachtende omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2. Verzwarende omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verschoningsgronden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

284 284 284 284 286 288 289 289 289 290 290 290 290 291 291

Intersentia


Inhoud

5. 6. 7.

Schuldbekwaamheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291 Strafbare poging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293 Strafbare deelneming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294

HOOFDSTUK 3 STRAFFEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295 1.

Soorten straffen in België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. De hoofdstraffen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.1. Criminele straffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.2. Correctionele straffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1.3. Politiestraffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. De bijkomende straffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.1. Ontzetting uit de burgerlijke en politieke rechten . . . . . . . . . . . . . 1.2.2. Ontneming van titels en benoemingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.3. De publicatie van een vonnis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.4. De bijzondere verbeurdverklaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.5. Het verval van het recht tot het besturen van een voertuig. . . . . . 1.2.6. Beroepsverbod, sluiting van een bedrijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2.7. Een boek lezen of een cursus “verkeersagressie” volgen . . . . . . . . 1.3. De geldboete . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4. De werkstraf als autonome straf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4.1. Legitimiteitswaarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4.2. De werkstraf als hedendaagse straf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4.3. Toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4.4. De uitvoering van de werkstraf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4.5. De projectplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4.6. Eerste bevindingen en ervaringen vanuit de justitiehuizen . . . . . 1.4.7. Meer gerechtelijke leermaatregelen? Op zoek naar vernieuwende alternatieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.5. Het elektronisch toezicht als autonome straf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

296 297 297 297 298 298 298 298 298 299 300 300 301 301 302 302 304 305 305 305 306 307 310

HOOFDSTUK 4 STRAFRECHTELIJKE PROCEDURE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312 1.

Verloop procedure vóór de uitspraak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. De politie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. Het Parket . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3. De onderzoeksrechter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4. De raadkamer en kamer van inbeschuldigingstelling . . . . . . . . . . . . . . . . .

Intersentia

312 312 312 315 316 xxiii


Inhoud

1.5.

2.

De fase voorafgaand aan de behandeling van de zaak bij de strafrechter vanuit het perspectief van de verdachte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.6. De fase voorafgaand aan de behandeling van de zaak bij de strafrechter vanuit het perspectief van het slachtoffer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De strafuitspraak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. Bevoegde rechtbanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. Een effectieve straf, een straf met uitstel en de opschorting van de uitspraak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.1. Effectieve straf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.2. Opschorting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2.3. Uitstel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3. Recidive of wettelijke herhaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4. Een bijzondere rol voor het slachtoffer bij de behandeling van de zaak door de strafrechter via de bijdrage aan het Slachtofferfonds. . . . . . . . . . .

316 317 318 319 320 320 321 322 323 324

HOOFDSTUK 5 STRAFUITVOERING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 331 1.

2.

3.

4.

5.

xxiv

De uitvoering van de vrijheidsstraf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2. De actuele gevangenissituatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3. De voorlopige hechtenis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De strafuitvoeringsrechtbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. Opdracht en samenstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. Een plaats voor het slachtoffer in de strafuitvoering . . . . . . . . . . . . . . . . . . Strafuitvoeringsmodaliteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1. Beperkte detentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2. Penitentiair verlof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3. Voorlopige invrijheidstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4. Voorwaardelijke invrijheidstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.5. De virtuele gevangenis of het elektronisch toezicht (ET) . . . . . . . . . . . . . . 3.5.1. Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.5.2. Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.5.3. Praktijk naar de toekomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De uitvoering van internering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2. Toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het tenietgaan van de straf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

331 331 332 333 334 334 335 336 336 337 337 337 339 340 340 340 342 342 343 344

Intersentia


Inhoud

HOOFDSTUK 6 VERRUIMING VAN DE STRAFRECHTELIJKE BESCHERMING VAN MINDERJARIGEN IN BELGIË . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 346 1. 2.

De wet van 28 november 2000 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 346 De wet van 10 augustus 2005 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 348

HOOFDSTUK 7 GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 350 1. 2.

3.

4.

Verkrachting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Intrafamiliaal geweld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2. De ketenaanpak intrafamiliaal geweld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3. Van CO3 naar Family Justice Center . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Geweld op kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1. Seksueel misbruik door de Kerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2. Seksueel misbruik in de sport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3. Seksueel misbruik in een instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Strafrecht in de digitale wereld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1. Cyberpesten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2. Seksueel overschrijdend gedrag via internet of telefoon . . . . . . . . . . . . . . . 4.3. Is vrije meningsuiting grenzeloos in de digitale wereld? . . . . . . . . . . . . . . .

350 352 353 359 360 362 364 365 366 369 370 371 373

DEEL X PRIVACY, BEROEPSGEHEIM EN VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 375 INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 377 HOOFDSTUK 1 ACTUELE MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 379 HOOFDSTUK 2 PRIVACY . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 383 HOOFDSTUK 3 BEROEPSGEHEIM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 386 1. 2.

Doel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 386 Wettelijke basis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 387

Intersentia

xxv


Inhoud

3. 4. 5. 6.

Wie heeft beroepsgeheim? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Beroep of staat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wat is beroepsgeheim? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sancties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Doorbreken van het beroepsgeheim . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.1. Zwijgplicht versus zwijgrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2. Spreekrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3. Spreekplicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

387 387 388 391 392 392 393 398

HOOFDSTUK 4 VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 400 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Kenmerken van een dossier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Toegang door hulpverleners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Toegang door cliënten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bewaartermijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Terugkerende cliënten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Beveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Minderjarigen en hun dossier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

400 401 402 403 403 403 404

HOOFDSTUK 5 ETHISCHE VRAAGSTELLING EN BESLISSING BIJ EEN MOREEL PROBLEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 405 Bibliografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 406

xxvi

Intersentia


DEEL I

INLEIDING


Deel I. Inleiding

In dit eerste deel situeren we het begrip recht. De indeling van het recht en de verschillende rechtsbronnen worden kort toegelicht.

Bibliografie VELAERS, J., Bronnen en beginselen, Antwerpen, Universitas, 2002-2003.

2

Intersentia


HOOFDSTUK 1

WAT IS RECHT?

Het is niet eenvoudig om het begrip ‘recht’ in een allesomvattende definitie te gieten. Het woord ‘recht’ wordt dagdagelijks gebruikt in verschillende contexten: vakbondslieden hechten veel belang aan het stakingsrecht, een verdachte heeft recht op bijstand van een advocaat tijdens een verhoor door de politie, hij wantrouwt de dief met recht en reden, dat blauwe kleedje doet het figuur van het buurmeisje tot zijn recht komen, dat recht heb jij niet, het recht verbiedt je dat … De zin ‘dat recht heb je niet, het recht verbiedt het je’ geeft inzicht in de juridische betekenissen die aan het begrip ‘recht’ gegeven worden. ‘Dat recht heb je niet’ heeft betrekking op mijn of jouw rechten op iets, om iets te doen of om iets niet te doen. Zo beschikt een 14-jarige over het recht om in een echtscheidingsprocedure tussen zijn ouders aan de rechter zijn mening te geven over de afspraken over zijn verblijf bij de ouders. Dit noemt men het subjectieve recht. De zinssnede ‘het recht verbiedt het je’ verwijst naar de rechtsregels of het objectief recht. Recht, in objectieve zin, bestaat uit een geheel van regels en normen, opgelegd door de overheid en dus afdwingbaar. Artikel 931 Ger.W. bepaalt dat een minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt, in elk geding dat hem betreft, op zijn verzoek of op beslissing van de rechter, gehoord kan worden door de rechter of door de persoon die deze aanwijst, zonder dat de partijen bij dat onderhoud aanwezig zijn. Het objectief recht heeft tot doel het maatschappelijke leven tussen personen onderling en met de overheid te organiseren, te ordenen en leefbaar te maken. Het objectief recht bestaat uit rechtsregels. Deze regels kunnen iets opleggen, verbieden of een handeling toelaten. Ze zijn algemeen en gelden voor alle rechtssubjecten in gelijkaardige omstandigheden. Ook als hulpverlener kom je in aanraking met het recht. Zo verscheen er op 13 februari 2017 een artikel in De Standaard over het beroepsgeheim. In sommige gevallen mogen politiemensen en hulpverleners dit recht immers opzij zetten.

Intersentia

3


Deel I. Inleiding

Toepassingen in het kader van de hulpverlening Ook de volgende wetsartikelen spelen een rol. Uit het strafrecht: – artikel 458bis Sw. handelt over het beroepsgeheim: “Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425, 426, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeft ijd, zwangerschap, partnergeweld, een ziekte dan wel lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen”; – artikelen 372-377 Sw. handelen over de aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, de artikelen 392-394, 396-405ter en 409 Sw. over het toebrengen van lichamelijk letsel en doodslag, en de artikelen 423, 425 en 426 Sw. over verlating en verwaarlozing van kinderen en onbekwamen. Uit het burgerlijk recht: – artikel 1382 BW gaat over de verantwoordelijkheid voor eigen daad of nalatigheid (onrechtmatige daad): “Elke daad van de mens waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade ontstaan is, deze te vergoeden.”

4

Intersentia


HOOFDSTUK 2

INDELING VAN HET RECHT

Internationaal en nationaal recht Het recht kan op verschillende manieren ingedeeld worden. We bespreken hierna enkele indelingsvormen. Het internationaal recht regelt de verhouding tussen naties onderling. Het bevat regels die de grenzen van een staat overschrijden. Zo legt het verdrag van Kyoto, dat op 16Â februari 2005 in werking trad, de afspraken tussen de deelnemende lidstaten vast om de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen te bereiken. Daarnaast regelt het internationaal recht ook welke rechter er bevoegd is en welk (nationaal) recht er van toepassing is op geschillen tussen burgers met verschillende nationaliteiten of andere grensoverschrijdende aspecten. Dit noemt men het internationaal privaatrecht. Het internationaal privaatrecht bepaalt dat een discussie over het huwelijksvermogen tussen een Spaanse man en een Italiaanse vrouw die na het huwelijk onmiddellijk samen in BelgiĂŤ kwamen wonen, opgelost dient te worden op basis van het recht van toepassing in het land waar het koppel na het huwelijk de eerste gezamenlijke woonplaats vestigde. In dit geval het Belgisch recht. Toepassing Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1989.

Het nationaal recht is het geheel van rechtsregels dat de verhouding tussen burgers en tussen burgers en de staat regelt. Het bestaat uit privaatrecht en publiekrecht. In dit boek gaan we dieper in op de verschillende materies uit het nationaal recht.

Privaatrecht en publiekrecht Het privaatrecht regelt de verhoudingen tussen burgers onderling (zowel natuurlijke personen als privaatrechtelijke rechtspersonen) en tegenover publiekrechtelijke rechtspersonen die handelen op voet van gelijkheid met burgers zoals de OVAM.

Intersentia

5


Deel I. Inleiding

Het publiek recht regelt het algemeen belang binnen een staat, de inrichting, de werking en de organen ervan tegenover burgers, andere staten en internationale rechtspersonen. Bij het publiekrecht horen het grondwettelijk recht, het administratief recht, het strafrecht en het fiscaal recht. In dit boek richten we ons vooral naar het grondwettelijk recht, dat de staatsmachten en grondrechten van burgers toelicht, alsook naar het strafrecht, zowel het materiële strafrecht als het strafprocesrecht. Bij het privaatrecht vinden we het burgerlijk recht voornamelijk in het Burgerlijk Wetboek terug. Het Burgerlijk Wetboek bestaat uit verschillende onderdelen, zo onder andere het personen- en familierecht en het verbintenissenrecht. Sommige rechtstakken worden als gemengd beschouwd omdat ze zowel aspecten van privaat- als publiekrecht bevatten. Dit geldt voor het economisch recht, het burgerlijk procesrecht, het sociaal recht, het arbeids- en socialezekerheidsrecht.

Regels van openbare orde, dwingend recht en aanvullend recht Iedereen moet de regels van openbare orde naleven. Deze regels hebben te maken met de goede zeden en de fundamentele beginselen en belangen van de overheid. Bij een geschil moeten deze regels altijd en automatisch toegepast worden. Regels van dwingend recht hebben tot doel een bepaalde doelgroep te beschermen, bijvoorbeeld huurders, consumenten … Rechtsregels met een dwingend karakter moeten eveneens nageleefd worden, maar in geval van een geschil kan alleen de beschermde partij zich op deze rechtsregel beroepen. Wanneer een rechtsregel niet van openbare orde is of geen dwingend karakter heeft, dan noemt men dit regels van aanvullend recht. Dit wil zeggen dat je zelf kiest of je regels van aanvullend recht van toepassing maakt op jouw situatie.

De verschillende materies in het recht Het recht is ingedeeld in een aantal specifieke thema’s. Die indeling vind je ook terug in de structuur van de wetboeken. Zo bestaat het burgerlijk recht uit een burgerlijk wetboek (BW), een wetboek handels- en economisch recht (WER), een gerechtelijk wetboek (Ger.W.) …

6

Intersentia


Hoofdstuk 2. Indeling van het recht

Het BW is op haar beurt ingedeeld in verschillende onderdelen: het personen- en familierecht, regels over goederen, het eigendomsrecht, het zakenrecht, het verbintenissenrecht en de bijzondere overeenkomsten. We lichten verderop in het boek een aantal van deze specifieke materies toe.

Intersentia

7


HOOFDSTUK 3

BRONNEN VAN HET RECHT

Er bestaat een hiërarchie tussen de verschillende bronnen van het recht. We overlopen deze bronnen van de hoogste tot de laagste rechtsbron.

1.

De wetgeving

België is een gefederaliseerd land (zie deel II van dit boek). Dit betekent dat er wetgeving op verschillende staatsniveaus bestaat. Ik bespreek de verschillende bronnen van wetgeving in hiërarchische volgorde en start opnieuw bij de hoogste rechtsregel. De Grondwet is de meest fundamentele nationale wet waarnaar de andere wetten zich richten. Het is het handvest van een natie dat onder andere de inrichting van de verschillende machten vastlegt alsook de rechten en vrijheden van haar burgers. De eerste Belgische Grondwet dateert van 7 februari 1831, na het ontstaan van België. Sindsdien zijn er opeenvolgende wijzigingen aangebracht in verband met de uitbreiding van het kiesstelsel en de verdergaande regionalisering van de staat. Een wet komt tot stand in het federale Parlement, bestaande uit de Kamer en de Senaat en wordt bekrachtigd door de Koning. Het initiatief kan uitgaan van een volksvertegenwoordiger, senator of van de Koning als onderdeel van de wetgevende macht (een wetsvoorstel) of van een minister of de Koning als onderdeel van de uitvoerende macht (een wetsontwerp). Het wetsvoorstel of -ontwerp dient door de beide kamers goedgekeurd te worden. Zowel de Kamer als de Senaat kunnen amendementen op het wetsvoorstel of -ontwerp aanbrengen. Een amendement is een wijziging, toevoeging of weglating op het initiële wetsvoorstel of -ontwerp. Binnen gespecialiseerde parlementaire commissies volgt een grondige studie van het ingediende wetsvoorstel of -ontwerp. Soms wordt een parlementaire commissie ‘ad hoc’ samengesteld bij bijzondere gebeurtenissen. Dit gebeurde na de zaak Dutroux die heel wat commotie veroorzaakte in binnen- en buitenland. De weerslag van het werk van de commissie, de ‘gedrukte stukken’1, vormt de basis voor de verdere bespreking in de plenaire vergadering. 1.

8

www.dekamer.be, www.senate.be. Intersentia


Hoofdstuk 3. Bronnen van het recht

Na bespreking en goedkeuring van de verschillende artikelen na amendering, wordt er gestemd. Een ontwerp of voorstel wordt aangenomen bij meerderheid van stemmen en met de meerderheid van de Kamerleden aanwezig. Dan volgt de bekrachtiging van de wet door de Koning, als hoofd van de wetgevende macht, door gezamenlijke ondertekening door de Koning en de eerste minister en een aantal ministers van de Ministerraad. De afkondiging gebeurt eveneens door de Koning, als hoofd van de uitvoerende macht, die de wet zo uitvoerbaar maakt. De bekendmaking gebeurt in het Belgisch Staatsblad2 in de beide landstalen. De wet wordt bindend tien dagen na de bekendmaking, tenzij er een uitzonderingsregel wordt gemaakt in de wet zelf. Toepassing De wet van 1 augustus 1985 richt het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders op. Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden of occasionele redders kunnen bij dit Fonds een schadevergoeding vragen voor de lichamelijke schade die zij leden en schade die niet vergoed raakt door bijvoorbeeld een onvermogende dader. De slachtoffers van de terroristische aanval op het metrostation in Maalbeek en op de luchthaven van Zaventem van 22 maart 2016 kunnen zich tot dit Fonds richten.3

Koninklijke en ministeriële besluiten De wetten zijn doorgaans vrij algemeen opgesteld, de verdere uitwerking van de rechtsnormen gebeurt door koninklijke besluiten op initiatief van de Koning als hoofd van de uitvoerende macht, die doorgaans tien dagen na hun bekendmaking van kracht worden. Het ministerieel besluit is afkomstig van één of meerdere ministers en bevat een verdere uitwerking van de koninklijke besluiten. Beide worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Decreten en ordonnanties De decreten zijn de wetten van de deelparlementen in ons land: het Vlaamse Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Parlement van het Waalse Gewest en het Parlement van de Duitse Gemeenschap. Decreten staan op het hetzelfde niveau als de federale wetten, maar hebben hun toepassingsgebied binnen hun bepaalde regio en ontlenen hun bevoegdheden aan de grondwettelijke bepalingen. 2. 3.

www.staatsblad.be. Inspiratie: De Standaard 4 november 2016, “Slachtoffers aanslagen 22/3 krijgen oorlogspensioen” van Wim Winckelmans.

Intersentia

9


Deel I. Inleiding

Ordonnanties komen van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en zijn van kracht in het Brusselse Gewest. Besluiten van een regionale deelregering Een regionaal decreet of ordonnantie wordt verder uitgewerkt in een besluit en eveneens gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Provinciale en gemeentelijke reglementen De provincieraad van elke provincie vaardigt provinciale besluiten uit die gepubliceerd worden in het bestuursmemoriaal van de provincie en worden bindend acht dagen na publicatie. De gemeenteraad van elke stad en gemeente vaardigt gemeentereglementen uit, die via aanplakking in de gemeente bekendheid krijgen en vijf dagen nadien van kracht worden. Toepassing “De wet op de gemeentelijke administratieve sancties (GAS) laat gemeenten toe om vanaf 1 januari 2014 boetes uit te schrijven wegens overlast, zoals bijvoorbeeld wildplassen. Om te vermijden dat jongeren een GAS-boete dienen te betalen, kunnen de ouders aan de GAS-ambtenaar vragen om een pedagogische maatregel toe te passen (‘ouderlijke betrokkenheid’). Het verzoek van de ouders gaat vooraf aan de verplichte bemiddeling voor minderjarigen.”4 “Vanaf 1 januari 2014 kunnen de boetes verhoogd worden, het toepassingsgebied uitgebreid en kan de leeftijd verlaagd worden van 16 jaar naar 14 jaar. Elke gemeente beslist hier vrij in of ze het systeem gaat toepassen, veel gemeenten verlagen niet.”5

Internationale wetgeving Tot slot mag je niet vergeten dat België geen op zich staande staat is. Zij maakt deel uit van een internationale gemeenschap. Dit lidmaatschap leidt eveneens tot het onderworpen zijn aan internationale regelgeving. België trad toe tot het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens waarin de rechten op vrije meningsuiting en religie worden opgenomen. De Conventie van Genève regelt dan weer de manier waarop de toegetreden lidstaten omgaan met mensen die afkomstig zijn uit lidstaten waar hun waardigheid, persoonlijke veiligheid en leven in het gedrang komt op basis van hun politieke of religieuze overtuiging of seksuele geaardheid. Als laatste voorbeeld verwijzen we naar het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap van 13 december 2006.

4. 5.

10

De Standaard 21 november 2013, “Wet over GAS-boete voorziet ook in rol voor ouders”, 4. De Standaard 16 september 2013, “Veel gemeenten verlagen leeft ijd voor GAS-boete niet”, 8. Intersentia


Hoofdstuk 3. Bronnen van het recht

Toepassing De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties keurde op 13 december 2006 unaniem het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap goed. Twee belangrijke principes werden hierbij aangenomen: –

een handicap is de som van de wisselwerking tussen een persoon met een beperking en de hindernissen waarmee een niet-inclusieve samenleving hem of haar benadert;

een mentaliteitsverandering waarbij een mens met een handicap niet langer iemand is zonder stem of mening en afhankelijk van hulp, maar een persoon met rechten zoals alle burgers.

België ondertekende dit verdrag op 30 maart 2007 en het werd bekrachtigd op 20 juli 2009. Op 1 augustus 2009 trad het verdrag in werking. Op 12 juli 2011 besloten de federale overheid, de gemeenschappen en gewesten om een orgaan op te richten dat er mee op diende toe te zien en zo veel mogelijk rekening diende te houden met mensen met een handicap en hun omgeving en te luisteren naar belangenorganisaties die de ervaren, dagelijkse realiteit brengen van personen met een handicap. Sinds de Antidiscriminatiewet van 10 mei 2007 is het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding bevoegd voor materies over een handicap. Er is een bevorderingsopdracht die bewustwording en informatieverspreiding verzorgt over het verdrag voor de sector en het grote publiek. De beschermingsopdracht geeft onafhankelijk juridisch advies en begeleidt op grond van een handicap personen van wie de rechten werden geschonden en doet op basis van deze klachten aanbevelingen aan de overheid. De opvolgingsopdracht gaat na of de wetgeving en praktijken overeenstemmen met het verdrag, en of de maatregelen die de overheid neemt een optimale toepassing nastreven van de verdragsintenties voor personen met een handicap. De begeleidingscommissie binnen het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding verzorgt de medeondersteuning van de verdragsbepalingen, maakt het driejarenplan op en bereidt de jaaractieplannen voor. Deze commissie telt 23 leden uit de drie Gemeenschappen.6 Neem ook nog een kijkje op de website van vzw ‘grip’, gelijke rechten voor iedere persoon met een handicap en bij vzw ‘Onze nieuwe Toekomst’ van Marc Callebout en Ludo Schoeters en hun publicatie, De mensenrechten voor personen met een beperking. De VNStandaardregels in eenvoudige taal.

6.

www.VN-Verdrag Handicap/Interfederaal Gelijkekansencentrum/Federaal Migratiecentrum.

Intersentia

11


Deel I. Inleiding

In Vlaanderen wordt het woord ‘handicap’ zo veel mogelijk vervangen door het woord ‘beperking’, dat minder zwaar weegt. In Vlaanderen focust men op een non-discriminatiebeleid naast een proactief gelijkekansenbeleid. Het decreet houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid van 10 juli 2008 richt zich op de twee beleidslijnen van nondiscriminatie en gelijke kansen. In Vlaanderen werden in 13 steden meldpunten discriminatie ingericht waar burgers een klacht kunnen uiten over ongelijke behandeling. Ze begeleiden slachtoffers, geven informatie en verzorgen preventieve acties. Vanaf 1 februari 2014 maken de meldpunten deel uit van het interfederaal gelijkekansencentrum (www.diversiteit.be).7

2.

De rechtspraak

De rechtspraak is het geheel van rechterlijke uitspraken van de verschillende rechtbanken. Elke rechter baseert zijn of haar uitspraak op de bestaande wetgeving en interpretatie. De bestaande interpretatie van de wetgeving bestaat o.a. uit het geheel van de gerechtelijke uitspraken van alle rechtscolleges. Uitspraken van hogere rechtscolleges hebben een feitelijk gezag voor de lagere rechtscolleges. Zij hebben een precedentenwaarde en worden op deze wijze een formele bron van het recht. De rechter heeft niet steeds pasklare antwoorden en dient vindingrijk te zijn bij zijn uitspraken. Wanneer er ofwel geen rechtsregel voorhanden is, ofwel geen toepassing gemaakt kan worden van de toepasselijke rechtsregel, dan zal de rechter een uitspraak doen door een analoge toepassing van een bestaande rechtsregel, rechtsverfijning, de toepassing van algemene rechtsprincipes en/of de actuele situatie in de samenleving. Toepassing “Jeugdrechters kunnen in een op de vijf gevallen niet de gewenste maatregel opleggen aan jonge delinquenten omwille van het grote plaatsgebrek in de residentiële voorzieningen. Vooral voor de groep met een complexe problematiek, psychiatrische problemen en/of een ernstig verstoord thuismilieu ligt de oplossing niet voor de hand. Hierdoor werken jeugdrechters aanbodgestuurd: ze kijken waar er nog plaats is en sturen de jongeren daar naartoe. Door het tekort aan plaatsen in jeugdinstellingen en private voorzieningen wordt er gekozen voor de minst slechte oplossing en niet voor de maatregel die wordt voorgeschreven in de Jeugdwet.”8

7. 8.

12

www.gelijkekansen.be. De Standaard 5 december 2013, “Geplaatste jongeren komen verkeerd terecht”, 4. Intersentia


Hoofdstuk 3. Bronnen van het recht

3.

De rechtsleer

Deze bestaat uit een geheel van wetenschappelijke uitspraken van rechtsgeleerden, bijvoorbeeld opinies en verduidelijkingen van wetgeving, gepubliceerd in boeken en tijdschriften. De rechtsleer is geen formele rechtsbron. Rechters doen regelmatig een beroep op rechtsleer en nemen zelfs bepaalde standpunten van rechtsgeleerden op in hun uitspraken. Hierdoor wordt de rechtsleer een indirecte rechtsbron, aangezien ze de inhoud van de wetten én de rechtspraak beïnvloedt.

4.

De gewoonte

Het gewoonterecht komt tot stand door een lang en eenvormig gebruik van de gemeenschap zonder dat een rechtsregel is neergeschreven. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik waarbij de koning een formateur aanstelt om een regering te vormen.

5.

De algemene rechtsbeginselen – De billijkheid

Het gaat om morele normen waarop de organisatie van de samenleving berust en die noodzakelijk zijn om rechtszekerheid en rechtvaardigheid te verzekeren. De billijkheid geldt als voorbeeld van een algemeen rechtsbeginsel. Dit algemeen rechtsbeginsel vervangt of verzacht de hardheid van een rechtsregel, maar kan enkel wanneer de wet hierin voorziet. Er bestaat geen wet die bepaalt op welke wijze een schadevergoeding voor morele schade berekend moet worden. In de praktijk bestaan er richtlijnen, bijvoorbeeld de indicatieve tabel. Wanneer de rechter echter meent dat het volgen van de in de praktijk gegroeide maatregel onrechtvaardig is, kan hij de vergoeding naar billijkheid begroten.

Intersentia

13



DEEL II

PUBLIEK- EN STAATSRECHT


Deel II. Publiek- en staatsrecht

In het tweede deel komt de staatkundige structuur van BelgiĂŤ aan bod. Het laatste hoofdstuk bespreekt de bevoegdheden en de rol van het Grondwettelijk Hof en de Raad van State.

Bibliografie VELAERS, J., Bronnen en beginselen, Antwerpen, Universitas, 2002-2003.

16

Intersentia


HOOFDSTUK 1

BELGIË: STAATKUNDIGE PRINCIPES

België kent een erfelijke, constitutionele monarchie. De Koning heeft een politieke en symbolische rol. Hij geniet de absolute onschendbaarheid, zowel op juridisch als op politiek vlak en kan niet voor een rechtbank gedaagd worden (art. 88 Gw.). België is een democratische staat. Democratie staat voor macht door en voor het volk. Dit betekent dat het volk de volksvertegenwoordigers aanduidt via georganiseerde verkiezingen op federaal, regionaal, provinciaal, gemeentelijk en Europees niveau. Bij deze verkiezingen is er stemplicht. Artikel 33 Gw. bepaalt dat alle machten uitgaan van de natie en dat de Grondwet de uitoefening van hun bevoegdheden bepaalt. Montesquieu ontwikkelde het principe van de scheiding der machten in zijn werk De l’esprit des lois uit 1748. Hij bedacht de trias politica om de vrijheid van burgers te vergroten en controle op het overheidssysteem door de burgers mogelijk te maken. Er is de wetgevende macht (de Koning, het Parlement en de Senaat), de uitvoerende macht (Koning en regering) en de rechterlijke macht, die zijn vastgelegd in de Grondwet (art. 105 en 151 Gw.). Bij het ontstaan in 1830 was België een eenheidsstaat met een nationaal parlement en een nationale regering. Zes staatshervormingen verder (1970, 1980, 1988-1989, 1993, 2001-2003 en 2011- … ) is België een federale staat geworden met enerzijds een federale overheid en anderzijds een regionale overheid waarin de aparte gewestelijke en culturele identiteit ruimte krijgt. Artikel 1 Gw. luidt: “België is een federale staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten.”

Intersentia

17


HOOFDSTUK 2

FEDERALE POLITIEKE INSTELLINGEN

1.

Het Parlement

Het federale Parlement maakt deel uit van de federale wetgevende macht, bestaande uit de Koning, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat (art. 36 Gw.). De volksvertegenwoordigers die deel uitmaken van de Kamer worden om de vier jaar rechtstreeks verkozen door alle burgers boven 18 jaar en met de Belgische nationaliteit. De leden van de Senaat bestaan uit rechtstreeks verkozen senatoren, senatoren die worden aangewezen door gemeenschapsraden, gecoöpteerde senatoren en de kinderen van de Koning, die van rechtswege senator worden vanaf de leeftijd van 18 jaar (art. 67 en 72 Gw.). Parlementsleden zijn onverantwoordelijk voor de door hen geuite meningen tijdens de uitoefening van hun ambt. Zij hebben de parlementaire onschendbaarheid waardoor zij niet strafrechtelijk vervolgd kunnen worden, tenzij bij betrapping op heterdaad of wanneer de Kamer de toestemming geeft tot vervolging (art. 59 Gw.). Het parlement heeft de volgende bevoegdheden: – wetten maken; – initiatiefrecht met oog op de herziening van de Grondwet, internationale verdragen en de organisatie van de rechtbanken; – een controlerecht op het functioneren van de regering, o.a. door jaarlijks te stemmen over de begroting en de politieke verantwoordelijkheid van een minister of de regering in vraag stellen – het recht om parlementaire vragen te stellen aan een minister over diens gevoerde beleid.

2.

De regering

Samen met de Koning staat de regering aan het hoofd van de uitvoerende macht. Zij zorgt voor de handhaving van de openbare orde, voor een reeks benoemingen van ambtenaren en magistraten en bestuurt het buitenlands beleid. 18

Intersentia


Hoofdstuk 2. Federale politieke instellingen

Ministers zijn politiek verantwoordelijk, maar genieten een zekere strafrechtelijke onschendbaarheid (art. 103 Gw.). De Koning, als onderdeel van de uitvoerende macht, is politiek onverantwoordelijk. De minister die ondertekent, heeft de volledige verantwoordelijkheid. De regering wordt geleid door de eerste minister. Hij is voorzitter van de ministerraad, de vergadering van alle ministers. De ministerraad is paritair samengesteld. Dit betekent dat er evenveel Vlaamse als Franstalige ministers deel uitmaken van de regering. De eerste minister vertegenwoordigt de regering in het Parlement. Wanneer hij opstapt, volgt ook de voltallige regering. De meeste ministers beheren een departement, indien niet, worden ze ‘ministers zonder portefeuille’ genoemd. Staatssecretarissen worden toegevoegd aan de ministers. Voor de hulpverlening vervullen het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid en het Ministerie van Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg een belangrijke rol.

Intersentia

19


HOOFDSTUK 3

REGIONALE POLITIEKE INSTELLINGEN

1.

Gemeenschappen

België bestaat uit drie gemeenschappen: de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige Gemeenschap. De wetgevende macht wordt uitgeoefend door de parlementen, die uit één kamer bestaan, en de uitvoerende macht door hun regering. Het Vlaamse Parlement is een legislatuurparlement, dat de volledige termijn van 5 jaar uitdoet. De werkwijze is heel gelijklopend met het federale Parlement met parlementaire commissies, goedkeuring van de decreten door het Parlement en bekrachtigd en afgekondigd door de Vlaamse regering. De minister-president plaatst zijn handtekening onder decreten en ordonnanties. De gemeenschappen zijn bevoegd in de volgende materies (art. 127-129 Gw.): – culturele aangelegenheden; – onderwijs; – persoonsgebonden materies; – gebruik van talen; – samenwerking tussen gemeenschappen en de internationale samenwerking voor culturele en persoonsgebonden zaken. In Vlaanderen worden gemeenschaps- en gewestbevoegdheden uitgeoefend door het Vlaamse Parlement en de Vlaamse regering. Belangrijk voor de hulpverlening is het Ministerie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. In de Franse Gemeenschap komen de gemeenschapsbevoegdheden toe aan het Franse Gemeenschapsparlement op het wetgevende vlak en aan de Franse Gemeenschapsregering voor de uitvoerende macht. De Franse Gemeenschap is ook bevoegd voor zuiver Franstalige culturele, onderwijs- en persoonsgebonden instellingen in Brussel.

2.

Gewesten

België kent drie gewesten: Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Het Vlaamse Gewest bestaat uit de vijf Vlaamse provincies, het Waalse Gewest omvat de vijf Waalse provincies, het Brusselse Gewest bestaat uit de 19 Brusselse gemeenten. 20

Intersentia


Hoofdstuk 3. Regionale politieke instellingen

De bevoegdheden zijn vooral economisch en uitvoerbaar binnen de territoriale grenzen: – ruimtelijke ordening; – leefmilieu; – landinrichting en natuurbehoud; – energiebeleid; – tewerkstellingsbeleid; – economie; – toezicht op en financiering van gemeenten, intercommunales en provincies; – openbare werken en verkeer; – het wetenschapsbeleid.

3.

Provincies en gemeenten

België heeft 10 provincies om het provinciale belang te behartigen, bijvoorbeeld het opstellen van een provinciaal rampenplan, het uitwerken van een fietspadenbeleid … De leden van de provincieraad worden voor zes jaar gekozen. De Deputatie voert de beslissingen uit en verzorgt het dagelijks bestuur. De Deputatie wordt voorgezeten door de gouverneur, die handelt als commissaris van de regering in de provincie. In België zijn er 589 gemeenten die bevoegd zijn voor gemeentelijke belangen zoals openbare werken, sociale bijstand (OCMW), ordehandhaving, huisvesting … Elke gemeente heeft een gemeenteraad, een college van burgemeester en schepenen en een burgemeester.

Intersentia

21


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.