Karim Fawzi is advocaat aan de balie van Antwerpen en lector aan de Karel de Grote Hogeschool, voornamelijk in de opleiding Accountancy en Fiscaliteit.
Jeroen De Schryver is legal consultant en lector vennootschapsrecht aan de Karel de Grote Hogeschool in de opleidingen Rechts praktijk en Internationaal Ondernemen. Voordien was hij advocaat.
Roosmarijn Smits is lector vennootschaps recht aan de Karel de Grote Hogeschool in de opleidingen AccountancyFiscaliteit en Rechts praktijk. Voordien was zij 18 jaar bedrijfsjurist.
De meeste aandacht gaat naar de BV, de CV en de NV, maar ook de andere vennootschapsvormen, verenigingen en stichtingen worden summier voorgesteld. Tevens maakt de lezer kennis met de rapporteringsverplichtingen van vennootschappen, terwijl hij ook wordt ingeleid in een reeks bijzondere situaties, zoals herstructureringen en geschillenregelingen.
Docenten die dit boek verplicht voorschrijven aan hun studenten, bieden wij aanvullend les- en oefenmateriaal. Via www.intersentia.be kunnen zij contact opnemen met de uitgeverij om toegang te krijgen.
Jean Pierre Vincke, Karim Fawzi, Jeroen De Schryver en Roosmarijn Smits
Vennootschapsrecht toegepast Vijfde editie
Vennootschapsrecht toegepast
Door middel van casussen en praktische toepassingen ontdekt de student het belang van statutaire clausules, verslagen en andere formaliteiten. Ook voor wie reeds in het beroepsleven staat en kennis wil maken met het vernieuwde vennootschapsrecht, biedt dit boek een grondige inleiding.
J. P. Vincke, K. Fawzi, J. De Schryver en R. Smits
De lezer doorloopt in dit handige boek de belangrijkste fases en formaliteiten in het leven van een vennootschap, van de oprichting tot de vereffening. De inhoud van deze grondig herwerkte editie is volledig aangepast aan de wet van 23 maart 2019 (het Wetboek van vennootschappen en verenigingen).
toegepast
toegepast
Jean Pierre Vincke is erebedrijfsrevisor, spreker in het kader van vormingscycli over vennootschapsrecht, boekhoudrecht en financiële analyse, gewezen gastprofessor aan de Hogeschool-Universiteit Brussel en lesgever aan de Koninklijke Militaire School.
ISBN 978-94-000-1032-1
www.intersentia.be
Intersentia - Vennootschapsrecht toegepast - 5de editie - drukklaar.indd 1
9 789400 010321
03/09/2019 12:29
TOEGEPAST
VENNOOTSCHAPSRECHT TOEGEPAST
JEAN PIERRE VINCKE KARIM FAWZI JEROEN DE SCHRYVER ROOSMARIJN SMITS
Vijfde editie
Antwerpen – Cambridge
Vennootschapsrecht toegepast, vijfde editie Jean Pierre Vincke, Karim Fawzi, Jeroen De Schryver en Roosmarijn Smits
© 2019 Intersentia Antwerpen – Cambridge www.intersentia.be Omslagfoto: VOC aandeel, 6 oktober 1606, uitgeschreven aan Theunis Jansz. (Wikimedia commons – Stadsarchief Amsterdam)
ISBN 978-94-000-1032-1 D/2019/7849/76 NUR 163 / 825
Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de uitgever. Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kunnen noch de auteurs noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout die in deze uitgave zou kunnen voorkomen.
INLEIDING
Waarom kiezen voor een vennootschap wanneer je een onderneming wil vorm geven? De redenen kunnen zeer divers zijn. De Verenigde Oost-Indische Compagnie, afgekort tot VOC (1602 – 1798/1799), was de eerste naamloze vennootschap met vrij verhandelbare aandelen. Het is het klassieke voorbeeld van een vennootschap die werd opgericht waarbij verschillende personen belegden in een onderneming met de bedoeling deel te nemen in de winsten. Vandaag is de intentie om samen een activiteit uit te oefenen en de winst te delen, nog steeds een motivatie om een vennootschap op te richten of om aandelen in een bestaande vennootschap te verwerven. Traditioneel heeft een vennootschap tot doel haar vennoten of aandeelhouders een vermogensvoordeel te bezorgen, maar vandaag is dat niet noodzakelijk meer de enige doelstelling. Zo is er meer en meer sprake van het maatschappelijk verantwoord ondernemen waarbij aandacht wordt besteed aan het milieu en de maatschappelijke context, nl. de samenleving. Een vennootschap is ook een vehikel om middelen van verscheidene personen samen te brengen in een apart vermogen. Met de vennootschap kan men ook het privépatrimonium beschermen door het af te scheiden van de beroepsactiviteit. Het vennootschapsrecht biedt ook het voordeel van een uitgewerkte structuur en organisatie (een bestuursorgaan, algemene vergadering, rapporteringsverplichtingen …) voor de verschillende actoren van een onderneming. Een vennootschap kan ook worden gebruikt om het familiaal patrimonium in een entiteit samen te brengen met het oog op een soepelere en eenvoudigere manier om later dat patrimonium tussen de verschillende kinderen of erfgenamen te verdelen. Het vennootschapsrecht is een materie die voortdurend evolueert. Het Belgische vennootschapsrecht vindt zijn oorsprong in het Burgerlijk Wetboek van 1804 en in de wet van 18 mei 1873. Door de voortdurende aanpassingen, werden coördinaties noodzakelijk. Naar aanleiding van een coördinatie in 1935 werd de BVBA in het leven geroepen.
Intersentia
v
Vennootschapsrecht toegepast
De coördinatie van 1999 heeft aanleiding gegeven tot het Wetboek van Vennootschappen. Dit leidde echter niet tot een vernieuwing van het Belgische vennootschapsrecht. Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV), dat op 1 mei 2019 in werking is getreden, heeft drastische wijzigingen aangebracht aan het wettelijk kader van vennootschappen, verenigingen en stichtingen. Met dit wetboek beoogt de wetgever het vennootschapsrecht te moderniseren via drie krachtlijnen, nl. door een doorgedreven vereenvoudiging door te voeren; door te kiezen voor meer aanvullend recht en flexibiliteit en ten slotte door te kiezen voor nieuwe rechtsregels die moeten helpen om het hoofd te bieden aan, voornamelijk, Europese evoluties en nieuwe tendensen, zoals steeds mobielere vennootschappen. Nieuw is ook het samenbrengen in één wetboek van de regelgeving die van toepassing is op de vennootschappen en op de verenigingen en stichtingen. Dit handboek bespreekt de fundamentele begrippen van het bestaande vennootschapsen verenigingsrecht.
vi
Intersentia
INHOUD
INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . v 1.
WETTELIJKE CONTEXT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
1.1. 1.2.
Europa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
2.
DE VENNOOTSCHAP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2.1. 2.2.
Begrip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Categorieën van vennootschappen en verenigingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 2.2.1. Handelsvennootschappen versus burgerlijke vennootschappen . . . . . . 7 2.2.2. Met of zonder rechtspersoonlijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 2.2.3. Met of zonder beperkte aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 2.2.4. Personenvennootschappen versus kapitaalvennootschappen . . . . . . . . . 9 Synthese van de vennootschapsvormen opgenomen in het wetboek . . . . . . . . . . . 9 Bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 2.4.1. Genoteerde vennootschappen versus vrije markt . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 2.4.2. Organisaties van openbaar belang (OOB) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Banden tussen vennootschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 2.5.1. Controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 2.5.2. Moeder – dochter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 2.5.3. Consortium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 2.5.4. Verbonden vennootschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 2.5.5. Geassocieerde vennootschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 2.5.6. Deelneming en deelnemingsverhouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 2.5.7. Belang van deze begrippen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Grootte van de vennootschappen en groepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 2.6.1. De indeling op basis van de grootte van vennootschappen en groepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 2.6.2. Microvennootschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 2.6.3. Kleine vennootschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
2.3. 2.4.
2.5.
2.6.
Intersentia
vii
Vennootschapsrecht toegepast
2.7. 2.8.
2.6.4. De groepen van beperkte omvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.6.5. Overschrijding van de criteria . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rechtspersonen die geen vennootschap zijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Erkenning van vennootschappen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3.
DE BETROKKENEN BIJ VENNOOTSCHAPPEN – IN HET KORT. . . . . . . . 25
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Aandeelhouders/vennoten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het bestuursorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Toezicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Personeel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.
DE EFFECTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
4.1.
Soorten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1.1. Aandelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1.2. Winstbewijzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1.3. Obligaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1.4. Inschrijvingsrechten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Certificaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Registers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3.1. Inhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3.2. Splitsing van de registers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bijzonderheden van de belangrijkste vennootschapsvormen . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4.1. Besloten vennootschap (BV). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4.2. Coöperatieve vennootschap (CV) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4.3. Naamloze vennootschap (NV) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Overdracht van de effecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5.1. BV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5.2. CV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5.3. NV. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4.2. 4.3.
4.4.
4.5.
20 20 21 22
25 25 26 26
27 27 29 30 31 31 32 32 33 34 34 36 37 38 38 41 42
5.
OPRICHTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
5.1.
Hoe? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.1.1. Vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.1.2. Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.1.3. Inhoud van de oprichtingsakte van de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
viii
45 45 45 46
Intersentia
Inhoud
5.2.
Bekendmaking van de oprichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2.1. Vennootschapsdossier rechtspersonenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2.2. Bekendmaking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.3. Handelingen vóór de oprichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.3.1. Verbintenissen aangegaan voor een vennootschap in oprichting . . . . 5.3.2. Overname van de verbintenis door de vennootschap . . . . . . . . . . . . . . 5.3.3. Gevolgen van een niet-overname door de vennootschap . . . . . . . . . . . 5.4. Het eigen vermogen bij de oprichting: kapitaal of inbreng . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.5. Verantwoording van het eigen vermogen bij de oprichting: het financieel plan. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.6. Soorten inbreng. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.7. Inbreng in natura . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.7.1. Wat komt in aanmerking als inbreng in natura?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.7.2. Waardering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.7.3. Vergoeding van de inbreng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.7.4. Verslag van de oprichters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.7.5. Tussenkomst van een bedrijfsrevisor – normale procedure . . . . . . . . . 5.7.6. Afwijkende procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.7.7. Taak van de oprichters bij de afwijkende procedure . . . . . . . . . . . . . . . 5.8. Quasi-inbreng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8.1. Bestaansreden van de procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8.2. Begrip quasi-inbreng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8.3. Tussenkomst van een bedrijfsrevisor – normale procedure . . . . . . . . . 5.8.4. Afwijkende procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8.5. Taak van het bestuursorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8.6. Taak van het bestuursorgaan bij de afwijkende procedure . . . . . . . . . . 5.8.7. Taak van de algemene vergadering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8.8. Openbaarmaking van de verslagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8.9. Gevallen waarin de procedure niet hoeft gevolgd te worden . . . . . . . . 5.8.10. Gevolgen van het niet naleven van de procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8.11. Andere sancties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.9. BV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.9.1. Oprichters en aandeelhouders van een BV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.9.2. Oprichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.9.3. Aanvangsvermogen en inbreng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.9.4. Volstorting van de inbreng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.10. NV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.10.1. Oprichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.10.2. Kapitaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.10.3. Volstorting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
46 46 46 47 47 47 47 48
Intersentia
ix
49 51 51 51 52 52 52 53 54 55 55 55 56 57 57 57 58 58 59 59 59 60 60 60 60 61 61 62 62 62 62
Vennootschapsrecht toegepast
5.11. CV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.11.1. Oprichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.11.2. Aanvangsvermogen en inbreng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.11.3. Volstorting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.12. Oprichtersaansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.13. Nietigheid van de oprichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.8.
HET BESTUURSORGAAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Rol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Benoeming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bezoldiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bevoegdheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vertegenwoordiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bekendmaking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vaste vertegenwoordiger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . BV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.8.1. Het bestuursorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.8.2. Dagelijks bestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9. NV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9.1. De diverse varianten van het bestuursorgaan in een NV . . . . . . . . . . . 6.9.2. Raad van bestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9.3. De enige bestuurder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9.4. Het duaal bestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9.5. Adviserende comités binnen de raad van bestuur en de raad van toezicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9.5.1. Het auditcomité . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9.5.2. Het remuneratiecomité . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9.6. Het dagelijks bestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9.7. Variabele vergoedingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10. CV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10.1. Het bestuursorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10.2. Dagelijks bestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.11. Tegenstrijdig belang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.11.1. Begrip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.11.2. Het bestuursorgaan vormt een college . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.11.3. Het bestuursorgaan bestaat uit meerdere bestuurders die geen college vormen (enkel BV en CV) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.11.4. Het bestuursorgaan bestaat uit een duaal bestuur (enkel NV) . . . . . . .
x
63 63 63 64 64 64
67 68 68 69 70 73 74 74 74 76 77 77 77 79 80 82 83 85 87 88 89 89 90 90 90 92 93 94
Intersentia
Inhoud
6.11.5.
Het bestuursorgaan bestaat uit één bestuurder die niet de enige aandeelhouder is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 6.11.6. Het bestuursorgaan bestaat uit één bestuurder die wél de enige aandeelhouder is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 6.12. Vrijwaring van de continuïteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 6.13. Aansprakelijkheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 6.13.1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 6.13.2. Aansprakelijkheidsgronden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 6.13.3. Aansprakelijkheidsvordering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 6.13.4. Einde van de aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 6.13.5. Strafrechtelijke verantwoordelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 6.13.6. Beperking bestuurdersaansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 7.
RAPPORTERING BIJ DE JAARAFSLUITING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
7.1.
7.4. 7.5. 7.6.
Jaarrekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.1.1. Algemene beginselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.1.2. Vorm van de jaarrekening. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.1.3. Vastleggen van de jaarrekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.1.4. Termijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Resultaatverwerking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Jaarverslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.1. Algemene beginselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.2. Inhoud van het jaarverslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.3. Rapportering in genoteerde vennootschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.4. Verslag over de betalingen aan de overheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3.5. Rapportering in vennootschappen vrijgesteld van de verplichting een jaarverslag op te stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Geconsolideerde jaarrekening en jaarverslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bekendmaking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sancties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8.
DE COMMISSARIS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
8.1. 8.2. 8.3. 8.4. 8.5. 8.6. 8.7.
Toepassingsgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Opdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Benoeming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Duur van de opdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bevoegdheden en verplichtingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verslaggeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bekendmaking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7.2. 7.3.
Intersentia
109 109 109 110 110 110 112 112 113 115 115 116 116 118 118
121 121 122 123 123 125 126 xi
Vennootschapsrecht toegepast
8.8. 8.9.
Aansprakelijkheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126 Controle in afwezigheid van een commissaris . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
9.
DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE AANDEELHOUDERS. . . . . . . 129
9.1. 9.2. 9.3. 9.4. 9.5. 9.6. 9.7. 9.8. 9.9. 9.10. 9.11.
Soorten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bevoegdheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Samenstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bijeenroeping en informatie ter beschikking stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Organisatie van de algemene vergadering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stemrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Uitoefening van het stemrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Jaarvergadering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wijziging van de statuten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wijziging van het voorwerp of de doelen van de vennootschap. . . . . . . . . . . . . Bekendmakingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10.
WIJZIGINGEN AAN EN BEHOUD VAN HET EIGEN VERMOGEN . . . . . 145
10.1. Bijkomende inbrengen en terugnemingen in een BV of CV . . . . . . . . . . . . . . . . 10.1.1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.1.2. Uitgifte van nieuwe aandelen als gevolg van bijkomende inbrengen in een BV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.1.3. Het voorkeurrecht in de BV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.1.4. Bijkomende inbrengen in een CV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.1.5. Terugneming van gedane inbrengen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.2. Kapitaalverhoging in een NV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.2.1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.2.2. Grondvoorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.2.3. Uitgifte van aandelen beneden de fractiewaarde van de bestaande aandelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.2.4. Het voorkeurrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.2.5. Het toegestane kapitaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.2.6. Uitgiftepremie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.3. Kapitaalvermindering in een NV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.3.1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.3.2. Bescherming van de schuldeisers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.3.3. Reserve om een voorzienbaar verlies te dekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.3.4. Daling van het kapitaal beneden het wettelijk minimum . . . . . . . . . . 10.4. Verkrijging van eigen effecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
xii
129 130 131 132 135 138 139 140 141 142 143
145 145 145 146 147 148 148 148 149 150 151 152 154 155 155 157 158 159 159
Intersentia
Inhoud
10.4.1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.4.2. Voorwaarden voor de verkrijging van de effecten (NV) . . . . . . . . . . . 10.4.3. Gevolgen verbonden aan het bezit van eigen effecten (NV) . . . . . . . . 10.4.4. Vervreemding van eigen effecten (NV) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.4.5. Sancties in de NV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.4.6. Verkrijging van eigen effecten in de BV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.4.7. Sancties in de BV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.4.8. Financiering voor de verkrijging van eigen effecten. . . . . . . . . . . . . . . 10.4.9. Inpandneming van eigen effecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.4.10. Te verschaffen informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.5. De resultaatbestemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.5.1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.5.2. Mogelijke resultaatverwerkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.5.3. Jaarrekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.5.4. De wettelijke reserve in de NV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.5.5. Uitkeringen in een NV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.5.6. Uitkeringen in de BV en de CV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.5.7. Interimdividenden in de NV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.5.8. Uitkeringen door het bestuursorgaan in de BV en de CV . . . . . . . . . . 10.5.9. Uittreding of uitsluiting ten laste van het vennootschapsvermogen in de BV en de CV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.6. Alarmbelprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.6.1. Alarmbelprocedure in de NV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.6.2. Alarmbelprocedure in de BV en CV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10.7. Ontbinding op vordering van derden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
159 160 162 163 163 163 165 165 165 166 168 168 168 169 169 170 172 173 174 174 175 176 177 178
11.
DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE OBLIGATIEHOUDERS . . . . . 179
12.
HERSTRUCTURERINGEN VAN VENNOOTSCHAPPEN . . . . . . . . . . . . . . 181
12.1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.2. Begrippen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.2.1. Fusie door overneming (art. 12:2 WVV) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.2.2. Fusie door oprichting (art. 12:3 WVV). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.2.3. Splitsing door overneming (art. 12:4 WVV) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.2.4. Splitsing door oprichting (art. 12:5 WVV). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.2.5. Gemengde splitsing (art. 12:6 WVV) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.2.6. Gelijkgestelde verrichtingen (art. 12:7 en 12:8 WVV) . . . . . . . . . . . . . 12.2.7. Inbreng van een algemeenheid (art. 12:9 WVV). . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.2.8. Inbreng van een bedrijfstak (art. 12:10 en 12:11 WVV) . . . . . . . . . . . .
181 181 181 183 184 185 186 187 188 189
Intersentia
xiii
Vennootschapsrecht toegepast
12.3. Fusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.3.1. Kenmerken en rechtsgevolgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.3.2. Samenvatting van de procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.4. Splitsingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.4.1. Kenmerken en rechtsgevolgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.4.2. Samenvatting van de procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.5. Inbreng van een algemeenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.6. Inbreng van een bedrijfstak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.7. Rechtsgevolgen van de inbreng van een algemeenheid of van een bedrijfstak . 12.8. Partiële splitsing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.9. Grensoverschrijdende fusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12.10. Grensoverschrijdende splitsingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
190 190 191 191 191 192 193 193 194 194 195 195
13.
OMZETTING VAN EEN VENNOOTSCHAP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
13.1. 13.2. 13.3. 13.4. 13.5. 13.6. 13.7. 13.8.
Wat verstaat men onder omzetting? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Procedure bij een nationale omzetting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Staat van activa en passiva. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Controleverslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bijzonder verslag van het bestuursorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Algemene vergadering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Punten waaraan vóór de omzetting aandacht moet worden besteed . . . . . . . . Aansprakelijkheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
14.
ONTBINDING EN VEREFFENING VAN EEN VENNOOTSCHAP . . . . . . 201
14.1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.2. Gronden van ontbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.2.1. De vrijwillige ontbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.2.2. De ontbinding van rechtswege . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.2.3. De gerechtelijke ontbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.3. Voorstel tot vrijwillige ontbinding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.4. De ontbinding en vereffening in één akte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.5. De vereffening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.5.1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.5.2. Benoeming van de vereffenaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.5.3. Bevoegdheden van de vereffenaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.5.4. Verslaggeving tijdens de vereffening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.5.5. Verplichte bijeenroeping algemene vergadering . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14.5.6. Betaling van de schuldeisers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
xiv
197 197 198 198 199 199 200 200
201 201 201 202 202 203 203 204 204 205 207 207 208 208
Intersentia
Inhoud
14.5.7. 14.5.8. 15.
Sluiting van de vereffening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209 Aansprakelijkheid van de vereffenaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
GESCHILLENREGELING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
15.1. Het deskundigenonderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15.2. Uitsluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15.2.1. Wie kan de uitsluiting vorderen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15.2.2. Procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15.2.3. Beslissing tot overdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15.3. Uittreding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15.4. Vennootschapsvordering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15.5. Minderheidsvordering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15.5.1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15.5.2. Voorwaarden om een vordering in te stellen in de NV . . . . . . . . . . . . 15.5.3. Voorwaarden om een vordering in te stellen in de BV. . . . . . . . . . . . . 15.5.4. Voorwaarden om een vordering in te stellen in de CV . . . . . . . . . . . . 15.5.5. Verder verloop van de procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
213 214 214 215 216 217 217 218 218 218 219 219 219
16.
DE MINDER COURANTE VENNOOTSCHAPSVORMEN . . . . . . . . . . . . . . 221
16.1. 16.2. 16.3. 16.4. 16.5.
De maatschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . VOF en CommV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . EESV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SCE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
17.
DE VERENIGINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
17.1. Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.1.1. De soorten verenigingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.1.2. Onderscheid met een vennootschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.1.3. De grootte van de verenigingen met rechtspersoonlijkheid . . . . . . . . 17.2. De VZW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.2.1. Definitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.2.2. Oprichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.2.3. De leden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.2.4. De algemene vergadering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.2.5. Het bestuursorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.2.6. Vertegenwoordigingsbevoegdheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.2.7. Tegenstrijdig belang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Intersentia
221 222 224 224 225
227 227 228 229 230 230 230 231 232 233 234 234 xv
Vennootschapsrecht toegepast
17.2.8. 17.2.9. 17.2.10. 17.2.11. 17.2.12. 17.2.13. 17.2.14. 17.2.15.
Dagelijks bestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Commissaris . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bekendmaking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Nietigheid van de VZW. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Giften en legaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Boekhouding, jaarrekening, jaarverslag en begroting . . . . . . . . . . . . . Omzetting van een VZW in een erkende CVSO of een CV erkend als SO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.2.16. Omzetting van een VZW in een IVZW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.2.17. Ontbinding en vereffening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.3. De IVZW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.3.1. Kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.3.2. De algemene vergadering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.3.3. Bestuursorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.3.4. Boekhouding, jaarrekening en begroting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.3.5. Ontbinding en vereffening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.4. De stichtingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.4.1. Kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.4.2. Soorten stichtingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.4.3. Raad van bestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.4.4. Dagelijks bestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.4.5. Statutenwijziging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.4.6. Boekhouding, jaarrekening en begroting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17.4.7. Ontbinding en vereffening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18.
234 235 235 235 236 237 237 239 240 240 243 243 244 245 245 245 246 246 246 247 248 248 249 249
INWERKINGTREDING EN OVERGANGSBEPALINGEN . . . . . . . . . . . . . . 251
18.1. Inwerkingtreding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251 18.2. Van kapitaal naar onbeschikbaar vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252 18.3. Omzetting verdwenen rechtsvormen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252 Bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bijlage 1. Vergelijkende tabel vennootschapsvormen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bijlage 2. Nuttige bronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bijlage 3. Casussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
255 256 260 262
Trefwoordenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
xvi
Intersentia
1
WETTELIJKE CONTEXT
De wettelijke context van het vennootschaps- en verenigingsrecht krijgt vorm op verschillende niveaus. Naast de Belgische wetgeving speelt de Europese normgeving een belangrijke rol.
1.1.
Europa
Essentieel voor het creëren van een Eengemaakte Markt voor de financiële diensten en producten is de harmonisatie van de regels die betrekking hebben op het vennootschapsrecht, het bestuur van ondernemingen, evenals op de boekhouding en de controle op de financiële informatie. Op het gebied van het vennootschapsrecht en het bestuur van ondernemingen gaat het om: – het verzekeren van een gelijkwaardige bescherming voor de aandeelhouders en voor de andere betrokkenen in het bedrijfsleven; – het verzekeren van de vrije vestiging van ondernemingen binnen de Europese Unie; – het bevorderen van de doeltreffendheid en het concurrentievermogen van de ondernemingen; – het bevorderen van de grensoverschrijdende samenwerking tussen ondernemingen van verschillende lidstaten. Om deze verschillende doelstellingen te verwezenlijken, werd een reeks richtlijnen en verordeningen uitgevaardigd. Richtlijnen moeten worden omgezet, binnen bepaalde termijnen, in de wetgeving van de verschillende lidstaten. De richtlijnen hebben het nadeel dat er meestal opties in voorkomen; niet alle lidstaten maken dezelfde keuze. Verordeningen daarentegen hoeven niet te worden omgezet in de nationale wetgevingen. Ze zijn rechtstreeks toepasbaar in de hele Europese Unie. Om o.a. de concurrentiepositie in Europa te verbeteren, heeft de wetgever in 2019 een gemoderniseerd Wetboek van vennootschappen en verenigingen goedgekeurd. Intersentia
1
Vennootschapsrecht toegepast
1.2.
België
Structuur van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV), uitgevaardigd door de wet van 23 maart 2019, is in werking getreden op 1 mei 2019. Anders dan het vorige Wetboek van Vennootschappen (W.Venn.) is het ditmaal geen coördinatie van bestaande wetten, maar het resultaat van een grondige modernisering van het wettelijk kader van de belangrijkste rechtspersonen, nl. de vennootschappen en verenigingen. Voor een efficiënt gebruik is het noodzakelijk om de structuur van het wetboek te beheersen. Het wetboek is opgesplitst in vijf delen en achttien boeken. Sommige boeken bevatten gemeenschappelijke bepalingen, terwijl andere telkens betrekking hebben op een bepaalde rechtsvorm. Deel 1: Algemene bepalingen (Boeken 1, 2 en 3) Deel 2: De vennootschappen (Boeken 4, 5, 6, 7 en 8) Deel 3: De verenigingen en stichtingen (Boeken 9, 10 en 11) Deel 4: Herstructureringen (Boeken 12, 13 en 14) Deel 5: De Europese rechtsvormen (Boeken 15, 16, 17 en 18) Boek 14 Omzetting van vennootschappen, verenigingen en stichtingen Boek 12 Herstructurering van vennootschappen
Boek 8
Boek 4 Maatschap
VOF
Boek 13 Herstructurering van verenigingen en stichtingen
Erkenning van vennootschappen Boek 5 Boek 6 Boek 7 Boek 9 Boek 10 Boek 11 Boek 15 Boek 16 Boek 17 Boek 18 BV
CV
NV
VZW
CommV
IVZW
Stichtingen
SE
SCE
EUPP
EESV
EUPS Boek 3 De jaarrekening Boek 2 Bepalingen gemeenschappelijk aan de rechtspersonen geregeld in dit wetboek Boek 1 Inleidende bepalingen
2
Intersentia
1. Wettelijke context
Een lezing van vier boeken volstaat in beginsel om het geheel van rechtsregels van een bepaalde rechtsvorm te kennen: – Boek 1 voor de inleidende bepalingen, o.m. de definities; – Boek 2 behandelt de gemeenschappelijk bepalingen voor de rechtspersonen geregeld in het WVV (bv. de ontbinding en vereffening van de rechtspersoon); – Boek 3 bevat de voorschriften over de eindejaarsrapportering (jaarrekening, jaarverslag, commissaris enz.); – ten slotte het boek dat van toepassing is op de betrokken rechtsvorm (bv. Boek 5 voor de BV of Boek 9 voor de VZW). Bepalingen betreffende bijzondere verrichtingen zijn te vinden in afzonderlijke boeken, zoals Boek 12, dat betrekking heeft op de fusies en splitsingen van vennootschappen.
Intersentia
3
2
DE VENNOOTSCHAP
2.1.
Begrip
Artikel 1:1 WVV definieert de vennootschap als volgt: “Een vennootschap wordt opgericht bij een rechtshandeling door één of meer personen, vennoten genaamd, die een inbreng doen. Zij heeft een vermogen en stelt zich de uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten tot voorwerp. Een van haar doelen is aan haar vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.” Uit deze definitie volgen de essentiële elementen van een vennootschap: – een rechtshandeling door één of meer personen (de vennoten of aandeelhouders); – deze vennoten of aandeelhouders doen een inbreng; – het voorwerp van de vennootschap is de uitoefening van een of meer activiteiten; – met als een van haar doelen een vermogensvoordeel te bezorgen aan de vennoten of aandeelhouders. Deze definitie bevat enkele belangrijke wijzigingen tegenover de vorige definitie van het W.Venn.: – er wordt niet langer gesproken van een contract tussen verschillende personen; BV’s en NV’s mogen worden opgericht door één persoon; uiteraard kan er dan geen sprake zijn van een contract; – de activiteiten die een rechtspersoon voert, worden voortaan aangeduid met de term “voorwerp” en niet langer als “doel”. Het oogmerk waarmee de rechtspersoon is opgericht, met name winstuitkering aan zijn vennoten of aandeelhouders dan wel een ideëel oogmerk, wordt steeds aangeduid met de term “doel” of “doeleinden”; – één van haar doelen, en niet het enige doel, bestaat in het verlenen van een vermogensvoordeel aan de vennoten of aandeelhouders; enerzijds is dat zeker niet het enige doel van een coöperatieve vennootschap en anderzijds stijgt het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen1 en valt dit niet steeds te rijmen met winstmaximalisatie. Indien een vennootschap in haar doel geen enkele uitkering van een vermogensvoordeel bepaalt, beantwoordt deze niet aan de definitie van een vennootschap.
1.
’Maatschappelijk verantwoord ondernemen’ is de wijze waarop een onderneming haar kernactiviteiten uitvoert en verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van het milieu en de sociale context.
Intersentia
5
Vennootschapsrecht toegepast
De definitie slaat zowel op vennootschappen met rechtspersoonlijkheid als deze zonder, nl. de maatschap. Om een goed begrip te hebben van de grenzen van de term “vennootschap” is het aangewezen om deze te plaatsen naast de defi nities van een vereniging en van een stichting. Artikel 1:2 WVV definieert de vereniging als volgt: “Een vereniging wordt opgericht bij een overeenkomst tussen twee of meer personen, leden genaamd. Zij streeft een belangeloos doel na in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft. Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de oprichters, de leden, de bestuurders of enig andere persoon behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel. Elke verrichting in strijd met dit verbod is nietig.” Ten slotte definieert artikel 1:3 WVV de stichting als volgt: “Een stichting is een rechtspersoon zonder leden, opgericht bij rechtshandeling door één of meer personen, stichters genoemd. Haar vermogen wordt bestemd om een belangeloos doel na te streven in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft. Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de stichters, de bestuurders of enig andere persoon, behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel. Elke verrichting in strijd met dit verbod is nietig.” Het belangrijkste onderscheid tussen een vennootschap enerzijds en een vereniging en een stichting anderzijds bestaat erin dat een van de doelen van de vennootschap bestaat in de uitkering van ten minste een gedeelte van haar winsten aan haar vennoten of aandeelhouders. Bij de verenigingen en stichtingen is elke uitkering zonder meer verboden. Een tweede verschil is de verplichting voor de vennoten en aandeelhouders een inbreng te doen, terwijl deze verplichting niet bestaat bij verenigingen. Zoals we uit de definitie kunnen afleiden, is het doel van de vennootschap een essentieel kenmerk. Daarom is de wijziging van het doel aan bijzondere voorschriften en verplichtingen onderworpen. Andere noodzakelijke elementen, maar die niet (meer) als essentieel worden beschouwd, zijn de rechtsvorm, de naam, de zetel en de nationaliteit. Er zijn verschillende visies op het bepalen van de nationaliteit van een vennootschap. Enerzijds is er de werkelijke zetelleer, waarbij de nationaliteit van een vennootschap afhangt van de locatie van de voornaamste vestiging van die vennootschap. Zo zal bijvoorbeeld een vennootschap met statutaire zetel in land A maar in realiteit haar voornaamste vestiging in land B, de nationaliteit dragen van land B. Anderzijds is er de statutaire zetelleer, waarbij de nationaliteit van een vennootschap afhangt van de plaats van de statu6
Intersentia
2. De vennootschap
taire zetel van deze vennootschap. De vennootschap met statutaire zetel in land A zal dan de nationaliteit van land A dragen, ook al heeft ze haar voornaamste vestiging in land B. Het is van belang om te weten welke nationaliteit een vennootschap draagt omdat dit bepaalt welk recht van toepassing is op die vennootschap. Rekening houdend met o.a. de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie inzake de vrijheid van vestiging van vennootschappen, heeft men in België ervoor gekozen om, met de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, komaf te maken met de werkelijke zetelleer. Artikel 110 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht bepaalt voortaan: “Rechtspersonen worden beheerst door het recht van de Staat waar hun statutaire zetel is gelegen.” Bij een verplaatsing van de voornaamste vestiging na de oprichting bepaalt artikel 112 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht: “Wanneer een rechtspersoon zijn statutaire zetel verplaatst naar het grondgebied van een andere Staat, wordt hij vanaf de verplaatsing beheerst door het recht van die Staat.”
2.2.
Categorieën van vennootschappen en verenigingen
2.2.1.
Handelsvennootschappen versus burgerlijke vennootschappen
De invoering in het Wetboek van economisch recht (WER) van het nieuwe begrip “onderneming” door de wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht en de daarmee gepaard gaande opheffing van de wettelijke begrippen “handelsdaad” en “handelaar”, heeft de afschaffing met zich meegebracht van het gehanteerde onderscheid tussen burgerlijke en handelsvennootschappen. Zo is de notie “burgerlijke vennootschap met handelsvorm” verdwenen; dit begrip was voorbehouden voor de uitbating van ondernemingen die door een historisch toeval geen handelskarakter hadden (bv. een vennootschap met als voorwerp de uitoefening van de geneeskunde).
2.2.2.
Met of zonder rechtspersoonlijkheid
Rechten komen toe aan rechtssubjecten. Dit kunnen natuurlijke personen zijn of rechtspersonen. Omdat de wet rechtspersoonlijkheid toekent aan bepaalde vennootschappen en verenigingen, kunnen deze als een zelfstandige en autonome entiteit deelnemen aan het rechtsverkeer. Zij hebben een eigen identiteit, en eigen organen die voor de rechtspersoon optreden.
Intersentia
7
Vennootschapsrecht toegepast
De maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid (art. 1:5, § 1 WVV). Zij kan “stil” zijn in die zin dat zij kan worden bestuurd door een zaakvoerder (al dan niet vennoot) die in eigen naam optreedt zonder het bestaan van de vennootschap of de naam van de vennoten kenbaar te maken. Ze kan ook “tijdelijk” zijn. Dit is het geval als de maatschap is opgericht voor een welbepaalde periode of een specifieke opdracht, bijvoorbeeld het realiseren van een bepaalde werf. Hierdoor werden de stille vennootschap en de tijdelijke vennootschap van het oude Wetboek van Vennootschappen als aparte rechtsvormen overbodig. De vennootschapsvormen met rechtspersoonlijkheid worden opgesomd in artikel 1:5, § 2 WVV. Daarnaast erkent het WVV het Europees economisch samenwerkingsverband, afgekort EESV, als een rechtspersoon, maar niet als een vennootschap (art. 1:5, § 3 WVV). De feitelijke vereniging is een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid (art. 1:6, § 1 WVV). De verenigingen met rechtspersoonlijkheid zijn de vereniging zonder winstoogmerk en de internationale vereniging zonder winstoogmerk, respectievelijk afgekort als VZW en IVZW (art. 1:6, § 2 WVV). Bij de stichtingen, die altijd rechtspersoonlijkheid hebben, wordt er een onderscheid gemaakt tussen de private stichting, afgekort PS, en de stichting van openbaar nut, afgekort SON (art. 1:7 WVV).
2.2.3.
Met of zonder beperkte aansprakelijkheid
In vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid zijn de aandeelhouders gehouden voor de verplichtingen van de vennootschap tot beloop van hun inbreng. In beginsel kan een aandeelhouder die zijn inbreng op regelmatige wijze heeft voldaan, in zijn hoedanigheid van aandeelhouder, niet aansprakelijk worden gesteld voor de verbintenissen van de vennootschap. Uitzonderingen op dit beginsel vindt men bijvoorbeeld terug in de regels m.b.t. de oprichtersaansprakelijkheid (art. 5:16, 6:17 en 7:18 WVV). Tevens kan een aandeelhouder in een afzonderlijke overeenkomst zich steeds onbeperkt aansprakelijk verbinden (bv. als medekredietnemer of borg in het raam van een lening van de vennootschap). In vennootschappen zonder beperkte aansprakelijkheid staan in beginsel ofwel alle vennoten, ofwel bepaalde categorieën van vennoten2 in voor de verbintenissen van de ven2.
Bij de stille maatschap is een zaakvoerder (al dan niet vennoot) steeds onbeperkt aansprakelijk voor de overeenkomsten die hij heeft gesloten (art. 4:14 WVV).
8
Intersentia
2. De vennootschap
nootschap. Privéschuldeisers van de vennoten kunnen zich nooit verhalen op het vennootschapsvermogen (art. 4:15 WVV).3
2.2.4.
Personenvennootschappen versus kapitaalvennootschappen
In personenvennootschappen wordt, zoals uit de naam blijkt, belang gehecht aan het individu. Deze vennootschapsvormen hebben een gesloten karakter; om toe te treden tot de vennootschap moet men aan bepaalde voorwaarden voldoen. Enkel de maatschap, de VOF en de CommV worden als personenvennootschappen beschouwd. In de personenvennootschappen spreekt men over vennoten en zaakvoerders. In kapitaalvennootschappen is de persoon van minder belang, maar is daarentegen de inbreng belangrijk. In kapitaalvennootschappen spreekt men over aandeelhouders en bestuurders. De scheiding tussen personenvennootschappen en kapitaalvennootschappen valt niet altijd strikt te maken. Zo beschouwen we de BV en CV nog steeds als kapitaalvennootschappen (hoewel ze geen kapitaal meer hebben), omdat de inbreng nog steeds belangrijk blijft. Daarnaast is de flexibiliteit van de BV onder het nieuwe WVV enorm toegenomen. Zo kan de BV - afhankelijk van de keuzes die in de statuten gemaakt worden - meer naar de personenvennootschap neigen dan wel meer naar de kapitaalvennootschap. Zo kan bvb. de overdracht van de aandelen van een BV in het WVV vrij geregeld worden.
2.3.
Synthese van de vennootschapsvormen opgenomen in het wetboek
Het WVV erkent naast de maatschap, zonder rechtspersoonlijkheid, de volgende vennootschapsvormen met rechtspersoonlijkheid:
3.
Rechtsvorm
Afkorting
Kenmerken
Vennootschap onder firma
VOF
personenvennootschap; onbeperkte aansprakelijkheid voor alle vennoten
Commanditaire vennootschap
CommV
personenvennootschap; onbeperkte aansprakelijkheid voor bepaalde vennoten
Voor een toepassing, zie Kh. Tongeren 12 februari 2004, TBH 2006, 854: afwijzing van de vordering van een verzekeringsmaatschappij die t.a.v. een VOF een vordering indient tot betaling van een premie voor de verzekering van een motorfiets die eigendom is van een vennoot van de VOF.
Intersentia
9
Vennootschapsrecht toegepast
Rechtsvorm
Afkorting
Kenmerken
Besloten vennootschap
BV
kapitaalvennootschap; beperkte aansprakelijkheid voor alle aandeelhouders
Coöperatieve vennootschap
CV
kapitaalvennootschap; beperkte aansprakelijkheid voor alle aandeelhouders
Naamloze vennootschap
NV
kapitaalvennootschap; beperkte aansprakelijkheid voor alle aandeelhouders
Europese vennootschap
SE
kapitaalvennootschap; beperkte aansprakelijkheid voor alle aandeelhouders
Europese coöperatieve vennootschap
SCE
kapitaalvennootschap beperkte aansprakelijkheid voor alle aandeelhouders
2.4. 2.4.1.
Bijzonderheden Genoteerde vennootschappen versus vrije markt
“Onder ‘genoteerde vennootschap’ wordt verstaan een vennootschap waarvan de aandelen, winstbewijzen of de certificaten die betrekking hebben op deze aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 3, 7°, van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van richtlijn 2014/65/EU.” (art. 1:11 WVV). Voor België is Euronext een gereglementeerde markt; dat is echter niet het geval voor de effectenbeurs Alternext. Het WVV bepaalt dat zowel de NV als de BV genoteerd kunnen worden.
2.4.2.
Organisaties van openbaar belang (OOB)
“Onder ‘organisatie van openbaar belang’ wordt verstaan: 1° de genoteerde vennootschappen bedoeld in artikel 1:11; 2° de vennootschappen waarvan de effecten als bedoeld in artikel 2, 31°, b) en c), van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 3, 7°, van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van richtlijn 2014/65/EU; 10
Intersentia
2. De vennootschap
3° de kredietinstellingen bedoeld in boek II van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen; 4° de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen bedoeld in boek II van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen; 5° de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen bedoeld in artikel 36/1, 14°, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, alsook de instellingen waarvan de activiteit erin bestaat om, geheel of gedeeltelijk, het operationeel beheer van de dienstverlening door dergelijke vereffeningsinstellingen te waarborgen.” (art. 1:12 WVV). Het betreft ondernemingen die onder het toezicht vallen van de Nationale bank van België en/of van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA).
2.5.
Banden tussen vennootschappen
2.5.1.
Controle
Onder “controle” over een vennootschap wordt verstaan, de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op: – de aanstelling van de meerderheid van bestuurders of zaakvoerders; of – de oriëntatie van het beleid (art. 1:14, § 1 WVV). Artikel 1:14 WVV vervolgt met onweerlegbare vermoedens van controle in § 2 en controle in feite in § 3. Twee van de vijf onweerlegbare vermoedens van controle zijn: – het bezit van de meerderheid van de stemrechten, verbonden aan het totaal van de aandelen van de betrokken vennootschap; – het geval van gezamenlijke controle. Onder “gezamenlijke controle” moet worden verstaan, de controle die een beperkt aantal vennoten samen uitoefenen, wanneer zij zijn overeengekomen dat beslissingen over de oriëntatie van het beleid niet zonder hun gemeenschappelijke instemming kunnen worden genomen (art. 1:18 WVV). Daarentegen wordt onder “exclusieve controle” verstaan, de controle die een vennootschap alleen of samen met één of meer van haar dochtervennootschappen uitoefent (art. 1:17 WVV).
Intersentia
11
Vennootschapsrecht toegepast
Om de controlebevoegdheid vast te stellen, wordt de onrechtstreekse bevoegdheid via een dochtervennootschap tot de rechtstreekse bevoegdheid gerekend (art. 1:16, § 1 WVV).
2.5.2.
Moeder – dochter
Een moedervennootschap is de vennootschap die een controlebevoegdheid uitoefent over een andere vennootschap. Een dochtervennootschap is dan de vennootschap ten opzichte waarvan een controlebevoegdheid bestaat (art. 1:15 WVV). Rekening houdend met de bepaling van artikel 1:16 WVV inzake de controlebevoegdheid, kan een moedervennootschap een zeer lange reeks van dochtervennootschappen hebben.
Voorbeeld Stel dat: –
–
A aandelen bezit die •
70% van de stemrechten in B vertegenwoordigen;
•
40% van de stemrechten in C vertegenwoordigen;
B aandelen bezit die •
35% van de stemrechten in C vertegenwoordigen;
•
60% van de stemrechten in D vertegenwoordigen.
dus: A bezit de meerderheid van de stemrechten in B; gevolg: A controleert B; aan de rechtstreekse controlebevoegdheid van A in C (40%) wordt de onrechtstreekse controlebevoegdheid van B in C (35%) toegevoegd; het totaal van 75% vertegenwoordigt de meerderheid van de stemrechten in C; gevolg: A controleert C; aan de rechtstreekse controlebevoegdheid van A in D (0%) wordt de onrechtstreekse controlebevoegdheid van B in D (60%) toegevoegd; het totaal van 60% vertegenwoordigt de meerderheid van de stemrechten in D; gevolg: A controleert D. A controleert B, C en D. A is de moedervennootschap en B, C en D zijn haar dochtervennootschappen. Maar B controleert rechtstreeks D; bijgevolg is B ook een moedervennootschap maar die heeft slechts één dochtervennootschap, nl. D. C is een dochter van A maar geen dochter van B.
12
Intersentia
2. De vennootschap
2.5.3.
Consortium
Er is sprake van een consortium wanneer een vennootschap enerzijds en een of meer andere vennootschappen naar Belgisch of naar buitenlands recht anderzijds, die geen dochtervennootschappen zijn van elkaar en geen dochtervennootschappen zijn van één en dezelfde vennootschap, onder centrale leiding staan. Vennootschappen worden onweerlegbaar vermoed onder centrale leiding te staan wanneer: – de centrale leiding van deze vennootschappen voortvloeit uit tussen deze vennootschappen gesloten overeenkomsten of uit statutaire bepalingen, of – hun bestuursorganen voor het merendeel bestaan uit dezelfde personen. Behoudens tegenbewijs worden vennootschappen vermoed onder centrale leiding te staan wanneer de meerderheid van hun effecten wordt gehouden door dezelfde personen, uitgezonderd de overheid (art. 1:19 WVV).
Voorbeeld P is een patrimoniumvennootschap; I is een productievennootschap; H is een vennootschap die instaat voor de verkoop van de goederen geproduceerd door I. P bezit 10% van de aandelen van H. en: het bestuursorgaan van P is samengesteld uit A en B (de ouders) en C (een van de kinderen); het bestuursorgaan van I is samengesteld uit A en B (de ouders) en D (een van de kinderen); het bestuursorgaan van H is samengesteld uit A en B (de ouders) en E (een derde kind). De drie vennootschappen zijn geen dochters van elkaar, maar de bestuursorganen zijn in de meerderheid samengesteld uit dezelfde personen A en B. Besluit: de drie vennootschappen P, I en H vormen een consortium.
Intersentia
13
Vennootschapsrecht toegepast
2.5.4.
Verbonden vennootschappen
Met een vennootschap verbonden vennootschappen zijn: a) de vennootschappen waarover de eerste vennootschap een controlebevoegdheid uitoefent; b) de vennootschappen die een controlebevoegdheid over die vennootschap uitoefenen; c) de vennootschappen waarmee zij een consortium vormt; d) de andere vennootschappen die, bij weten van haar bestuursorgaan, onder de controle staan van de vennootschappen bedoeld in a, b en c (art. 1:20 WVV). Let wel, al deze begrippen houden niet op aan de Belgische grens, noch aan die van de Europese Unie.
Voorbeeld Volgens gegevens, vervat in de jaarrekening, afgesloten per 31 december 2018, van de NV Nokia Bell (BE 0404.621.642) bezit deze vennootschap aandelen in een verbonden vennootschap: –
rechtstreeks 12,26% van de aandelen van de Alcatel-Lucent India Ltd.
Haar hoofdaandeelhouder is het Finse Nokia Solutions and Networks Oy. Zijn verbonden met de NV Nokia Bell: a) de vennootschap die zij controleert: nihil; b) de vennootschap die haar controleert: Nokia Solutions and Networks Oy; c) de vennootschappen waarmee zij een consortium vormt: nihil; d) alle andere vennootschappen die onder de controle staan van de bovenvermelde vennootschappen, o.a. alle dochters wereldwijd van Nokia Solutions and Networks Oy; daarbij hoort Alcatel-Lucent India Ltd. Dit kunnen we besluiten uit het feit dat Alcatel-Lucent India Ltd als verbonden vennootschap wordt vermeld op de balans van de NV Nokia Bell, terwijl deze vennootschap slechts 12,26% van de aandelen bezit. Het kan heel snel om tientallen, zelfs meer dan honderd verbonden vennootschappen gaan.
14
Intersentia
2. De vennootschap
2.5.5.
Geassocieerde vennootschappen
Dit begrip wordt hoofdzakelijk gebruikt in het kader van de consolidatie. Onder “geassocieerde vennootschap” wordt verstaan, elke andere vennootschap dan een dochtervennootschap of een gemeenschappelijke dochtervennootschap waarin een andere vennootschap een deelneming bezit en waarin zij een invloed van betekenis uitoefent op de oriëntatie van het beleid. Behoudens tegenbewijs wordt deze invloed van betekenis vermoed indien de stemrechten verbonden aan deze deelneming één vijfde of meer vertegenwoordigen van het totale aantal stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van deze vennootschap. De bepalingen van artikel 1:16 WVV zijn van toepassing (art. 1:21 WVV). Indien de analyse louter wordt beperkt tot het aandelenbezit, zijn de geassocieerde vennootschappen deze waarin een vennootschap minimum 20% en maximum 50% – 1 stem van het stemrecht bezit, want als het aandelenbezit rechtstreeks of onrechtstreeks minstens 50% bedraagt, zijn het verbonden vennootschappen.
2.5.6.
Deelneming en deelnemingsverhouding
Worden als deelnemingen beschouwd, de maatschappelijke rechten in andere vennootschappen die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die andere vennootschappen, de vennootschap in staat te stellen een invloed uit te oefenen op de oriëntatie van het beleid van deze vennootschappen. Behoudens bewijs van het tegendeel, wordt vermoed een deelneming te zijn: 1) het bezit van maatschappelijke rechten die één tiende vertegenwoordigen van het kapitaal, van het eigen vermogen of van een soort aandelen van die vennootschap; 2) het bezit van maatschappelijke rechten die een quotum van minder dan 10% vertegenwoordigen: a) wanneer ze, samen met de maatschappelijke rechten die de dochtervennootschappen van de vennootschap in dezelfde vennootschap aanhouden, één tiende bereiken van het kapitaal, van het eigen vermogen of van een soort aandelen van die vennootschap; b) wanneer de daden van beschikking over deze aandelen of de uitoefening van de daaraan verbonden rechten zijn onderworpen aan overeenkomsten of aan eenzijdige verbintenissen die de houder is aangegaan (art. 1:22 WVV).
Intersentia
15
Vennootschapsrecht toegepast
Onder “vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat” wordt verstaan, de vennootschappen die geen verbonden vennootschappen zijn: 1) waarin de vennootschap dan wel haar dochters een deelneming aanhouden; 2) die, bij weten van het bestuursorgaan van de vennootschap, rechtstreeks of via hun dochters een deelneming in het kapitaal van de vennootschap aanhouden; 3) die, bij weten van het bestuursorgaan van de vennootschap, dochters zijn van de vennootschappen bedoeld in 2) (art. 1:23 WVV).
2.5.7.
Belang van deze begrippen
De banden tussen vennootschappen zijn belangrijk bij het vaststellen van de grootte van de vennootschappen enerzijds en de omvang van groepen anderzijds (zie hierna). Een goede kennis van deze banden is ook vereist voor de correcte registratie van bepaalde verrichtingen in de boekhouding. Dit is bijvoorbeeld het geval bij consolidatie, waarbij men één balans opstelt voor verschillende vennootschappen en o.m. de vorderingen tussen de betrokken vennootschappen in deze balans wegwerkt. Ook het boeken van bepaalde verrichtingen wordt beïnvloed door het bestaan van banden tussen vennootschappen. Ten slotte zijn moedervennootschappen, bij het overschrijden van bepaalde criteria, verplicht een geconsolideerde jaarrekening en een jaarverslag hierover op te stellen en bekend te maken.
2.6.
Grootte van de vennootschappen en groepen
De grootte van de vennootschappen bepaalt de verplichtingen inzake fi nanciële verslaggeving (inhoud en voorstelling van de jaarrekening en de verplichting om al dan niet een jaarverslag, met een inhoud opgelegd door de wet, op te stellen). De grootte zal ook bepalen of de vennootschap al dan niet verplicht is een commissaris te benoemen.
2.6.1.
De indeling op basis van de grootte van vennootschappen en groepen
Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad maakt, in artikel 3, een onderscheid tussen: – micro-ondernemingen, 16
Intersentia
2. De vennootschap
– kleine ondernemingen, – middelgrote ondernemingen en – grote ondernemingen. Daarnaast erkent de bovenvermelde Richtlijn: – kleine groepen, – middelgrote groepen en – grote groepen. De Richtlijn werd door de wet van 18 december 2015 omgezet in het voormalige Wetboek van Vennootschappen en deze gegevens werden ongewijzigd overgenomen in het WVV. Het WVV definieert enerzijds microvennootschappen en kleine vennootschappen en, anderzijds, groepen van beperkte omvang. De vennootschappen en groepen die niet aan de definities van het WVV beantwoorden, worden in België respectievelijk grote vennootschappen en grote groepen genoemd, terwijl ze in werkelijkheid niet noodzakelijk beantwoorden aan de criteria van de Richtlijn. Dit is trouwens de reden waarom ze niet als dusdanig gedefi nieerd worden in het WVV; in het WVV worden de termen “grote vennootschap” en “grote groep” nooit gebruikt.
2.6.2.
Microvennootschappen
Microvennootschappen zijn kleine vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die op datum van de jaarafsluiting geen dochtervennootschap of moedervennootschap zijn en die niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden: – jaargemiddelde van het personeelsbestand: 10, – jaaromzet, exclusief btw: 700.000 EUR, – balanstotaal: 350.000 EUR (art. 1:25 WVV). Uit de definitie blijkt duidelijk dat de microvennootschappen een subcategorie vormen binnen de kleine vennootschappen. Alle bepalingen, in andere wetten en decreten, die verwijzen naar de kleine vennootschappen zijn bijgevolg ook van toepassing op de microvennootschappen.
2.6.3.
Kleine vennootschappen
Kleine vennootschappen zijn die vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden: – jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50, Intersentia
17
Vennootschapsrecht toegepast
– jaaromzet, exclusief btw: 9.000.000 EUR, – balanstotaal: 4.500.000 EUR (art 1:24, § 1 WVV). Het WVV houdt ook rekening met verbonden vennootschappen bij het bepalen van de grootte. Er is in twee alternatieven voorzien om de grootte van verbonden vennootschappen te bepalen. Een eerste mogelijkheid bestaat in het berekenen van de criteria voor omzet en balanstotaal op geconsolideerde basis. Wat het criterium personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door elk van de betrokken verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld. Voor het vennootschapsrecht is deze bepaling enkel van toepassing op moedervennootschappen en op vennootschappen die een consortium vormen (art. 1:24, § 7 WVV). Dit wil zeggen dat de criteria voor de dochtervennootschappen op individuele basis worden bekeken op voorwaarde dat ze op hun beurt geen andere vennootschappen controleren. Let op: voor het Wetboek van inkomstenbelastingen is de beperking tot moedervennootschappen en de vennootschappen die een consortium vormen niet van toepassing. Naast de berekening op geconsolideerde basis, kunnen de vennootschappen kiezen voor een berekening op geaggregeerde basis. Indien, bij de berekening van de grensbedragen op geconsolideerde basis, de verrekeningen tussen de betrokken vennootschappen en elke daaruit voortvloeiende weglating niet worden verricht, worden de grensbedragen betreffende het balanstotaal en de netto-omzet vermeerderd met 20% (art. 1:24, § 6, tweede lid WVV).
Voorbeeld Berekening op geconsolideerde basis Een Belgische vennootschap A heeft een jaaromzet van 9.500.000 EUR, een balanstotaal van 3.600.000 EUR en een gemiddeld personeelsbestand van 30 voltijds equivalenten (VTE of in het Engels FTE). Slechts één van de drie criteria wordt overschreden, nl. enkel het criterium m.b.t. jaaromzet. Op basis van deze gegevens is ze dus een kleine vennootschap. Deze vennootschap A heeft echter een Nederlandse dochter B; deze vennootschap B heeft een jaaromzet van 3.000.000 EUR, een balanstotaal van 1.700.000 EUR en een gemiddeld personeelsbestand van 10 voltijds equivalenten. Voor de berekening van de gegevens op geconsolideerde basis moet er een verrekening gebeuren tussen de betrokken vennootschappen: de interne relaties worden weggelaten, zowel uit de geconsolideerde balansgegevens als uit de geconsolideerde omzet.
18
Intersentia
2. De vennootschap
De interne balansposten tussen moeder en dochter bedragen 500.000 EUR en de interne omzet 400.000 EUR. De geconsolideerde gegevens bedragen: –
gemiddeld personeelsbestand: 30 + 10 = 40 VTE
–
jaaromzet: 9.500.000 + 3.000.000 – 400.000 = 12.100.000 EUR
–
balanstotaal: 3.600.000 + 1.700.000 – 500.000 = 4.800.000 EUR.
Op geconsolideerde basis worden twee criteria overschreden, nl. jaaromzet en balanstotaal. Besluit: de Belgische vennootschap A beantwoordt niet aan de criteria van een kleine vennootschap en wordt bijgevolg in België als een grote vennootschap beschouwd. Men zal opmerken dat niet enkel rekening wordt gehouden met Belgische vennootschappen. Alle verbonden vennootschappen, ongeacht het land van vestiging, worden in aanmerking genomen. Berekening op geaggregeerde basis We vertrekken van dezelfde gegevens. De geaggregeerde gegevens bedragen: –
gemiddeld personeelsbestand: 30 + 10 = 40 VTE
–
jaaromzet: 9.500.000 + 3.000.000 = 12.500.000 EUR
–
balanstotaal: 3.600.000 + 1.700.000 = 5.300.000 EUR.
Op geaggregeerde basis wordt slechts één criterium overschreden, nl. jaaromzet die hoger is dan 10.800.000 EUR (9.000.000 + 20%); het balanstotaal is lager dan 5.400.000 EUR (4.500.000 + 20%). Volgens de berekening op geaggregeerde basis is de Belgische vennootschap A een kleine vennootschap.
Jaarlijks publiceert de Nationale Bank van België statistieken op basis van de neergelegde jaarrekeningen. Dit laat toe om een beeld te vormen van het aantal vennootschappen per categorie. De onderstaande tabel vermeldt de jaarrekeningen neergelegd bij de Nationale Bank over het jaar 2017.4
4.
Nationale Bank van België, Balanscentrale, “Statistieken op basis van de jaarrekeningen en sociale balansen van vennootschappen, grote en zeer grote verenigingen zonder winstoogmerk en private stichtingen. Verklarende nota voor het boekjaar 2017”, www.nbb.be, gegevens 20 juni 2019, 10.
Intersentia
19
Vennootschapsrecht toegepast
Rechtsvorm
Aantal neergelegde jaarrekeningen Volledig schema
Verkort schema
Totaal
Microschema
NV BVBA CVBA Overige
14.519 4.189 621 576
39.547 112.833 4.350 2.296
24.221 201.365 4.743 2.994
78.287 318.387 9.714 5.866
Totaal
19.905
159.026
233.323
412.254
Men ziet dat de NV en de BVBA (nu BV) samen meer dan 96% van de neergelegde jaarrekeningen vertegenwoordigen; anderzijds vertegenwoordigen de vennootschappen die het volledig schema gebruiken nauwelijks 4,83% van het totaal aantal neergelegde jaarrekeningen.
2.6.4.
De groepen van beperkte omvang
Een vennootschap samen met haar dochtervennootschappen, of vennootschappen die samen een consortium uitmaken, worden geacht een groep van beperkte omvang te vormen indien deze vennootschappen samen, op geconsolideerde basis, niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden: – jaargemiddelde van het personeelsbestand: 250, – jaaromzet, exclusief btw: 34.000.000 EUR, – balanstotaal: 17.000.000 EUR (art. 1:26 WVV). Ook hier mogen de criteria jaaromzet en balanstotaal op geaggregeerde basis worden berekend (art. 1:26, § 3, derde lid WVV).
2.6.5.
Overschrijding van de criteria
Zowel voor de criteria van de vennootschappen als voor de groepen heeft de overschrijding pas gevolgen vanaf het boekjaar dat volgt op het boekjaar gedurende hetwelk meer dan één van de criteria voor de tweede keer werden overschreden of niet meer werden overschreden (art. 1:24, § 2, 1:25, § 2 en 1:26, § 2 WVV). Met andere woorden, een (niet-) overschrijding van méér dan één criterium heeft pas gevolgen als die zich gedurende twee opeenvolgende boekjaren voordoet (X en X+1), met ingang van het daaropvolgende boekjaar (X+2). Jaar
1
2
3
4
5
6
7
Overschrijding van meer dan één criterium
neen
ja
neen
ja
ja
neen
ja
Grootte van de vennootschap
kleine
kleine
kleine
kleine
kleine
grote
grote
20
Intersentia
2. De vennootschap
2.7.
Rechtspersonen die geen vennootschap zijn
De vennootschappen met rechtspersoonlijkheid vormen de grootste groep onder de rechtspersonen. Er bestaan echter verschillende rechtspersonen naast de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid. Sommige rechtspersonen zijn geregeld door wetten die de betrokken rechtsvorm regelen, andere hebben een statuut dat hen eigen is. Men kan een onderscheid maken tussen publiekrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke rechtspersonen. Bij de eerste categorie horen o.a.: – de federale Staat; – de gewesten; – de provincies; – de steden en gemeenten; – de OCMW’s; – de Hoge Raad voor de Economische Beroepen (art. 54 wet 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen); – de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (‘Financial Services and Markets Authority’ of FSMA) (art. 44 wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten). Zonder volledig te zijn, vermelden we de volgende privaatrechtelijke rechtspersonen: – de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid (VOF, CommV, BV, CV, NV, SCE en SE); – de Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV); – de verenigingen zonder winstoogmerk (VZW); – de internationale verenigingen zonder winstoogmerk (IVZW); – de stichtingen; – de ziekenfondsen (wet 6 augustus 1990); – de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen (wet 27 oktober 2006); – de fondsen voor bestaanszekerheid (wet 7 januari 1958); – de verenigingen van mede-eigenaars (art. 577-5 BW). De verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen worden op het einde van dit boek besproken. De bekwaamheid van een rechtspersoon wordt begrensd door enerzijds de wettelijke specialiteit en anderzijds de statutaire specialiteit. De wettelijke specialiteit grijpt terug Intersentia
21
Vennootschapsrecht toegepast
naar het kader dat door de wetgever is gecreëerd waarbinnen de rechtspersoon mag handelen. Zo is de wettelijke specialiteit voor een vennootschap o.a. het winstoogmerk. De statutaire specialiteit wordt bepaald door het voorwerp dat in de statuten omschreven staat. Zo mag een vennootschap waarvan de statuten de uitbating van een horecazaak als voorwerp hebben, niet gebruikt worden om aannemingswerken uit te voeren. Het voorwerp van die vennootschap dient dan eerst gewijzigd of uitgebreid te worden.
2.8.
Erkenning van vennootschappen
Boek 8 van het WVV bepaalt dat bepaalde vennootschappen een erkenning kunnen vragen: 1. als bosgroeperingsvennootschap (art. 8:1 WVV); 2. als landbouwonderneming (art. 8:2 WVV); 3. van de coöperatieve vennootschap, al dan niet als sociale onderneming (art. 8:4 WVV). 1. Als bosgroeperingsvennootschap Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid met als uitsluitend voorwerp de bosbouw op gronden waarvan ze eigenaar is, evenals alle verrichtingen die met dat voorwerp verband houden en er normaal uit voortvloeien, kan worden erkend als bosgroeperingsvennootschap. Het kappen van bomen en de verwerking van bosproducten mogen niet tot het voorwerp van de betrokken vennootschap behoren. Wordt een vennootschap erkend als bosgroeperingsvennootschap, dan wordt “bosgroepering” aan de benaming van de rechtsvorm toegevoegd, afgekort “BG”. 2. Als landbouwonderneming In het oude Wetboek van Vennootschappen was de landbouwvennootschap een aparte rechtsvorm. Bij het opstellen van het WVV zag de wetgever geen noodzaak meer voor een aparte rechtsvorm en heeft hij gekozen voor een systeem van erkenning. De reeds bestaande landbouwvennootschappen worden vermoed erkend te zijn als landbouwonderneming. De VOF, CommV, BV en CV komen in aanmerking om erkend te worden als landbouwonderneming. Een vennootschap kan als landbouwonderneming erkend worden als die hoofdzakelijk de uitbating van een landbouwactiviteit tot voorwerp heeft.5 Bij een erken-
5.
22
KB 28 juni 2019 tot vaststelling van de voorwaarden van de erkenning als landbouwonderneming en als sociale onderneming, art. 2. Intersentia
2. De vennootschap
ning van een vennootschap als landbouwonderneming wordt aan de benaming van de rechtsvorm “landbouwonderneming” toegevoegd, afgekort “LO”. 3. Van coöperatieve vennootschappen, al dan niet als sociale onderneming Coöperatieve vennootschappen kunnen erkend worden als hun voornaamste doel erin bestaat haar aandeelhouders een economisch of sociaal voordeel te verschaffen ter bevrediging van hun beroeps- of persoonlijke behoeften. Naast de erkenning als CV kan een CV ook nog erkend worden als sociale onderneming. De voornaamste voorwaarde voor de erkenning is dat de CV hoofdzakelijk, in het algemeen belang, een positieve maatschappelijke impact bewerkstelligt op de mens, het milieu of de samenleving.6 Er bestaan dus vier soorten CV’s, met elk hun eigen afkorting: 1) de “CV”, dit is een CV die niet erkend is als CV noch als sociale onderneming (art. 1:5 WVV); 2) de “erkende CV”, dit is de CV die wél erkend is als CV, maar niet als sociale onderneming (art. 8:4 WVV); 3) de “CV erkend als SO”, dit is een niet-erkende CV die wél erkend is als sociale onderneming (art. 8:5, § 1 WVV), en 4) de “erkende CVSO”, dit is een CV die én erkend is als CV én als sociale onderneming, (art. 8:5, § 2 WVV).
6.
Art. 6 KB 28 juni 2019 tot vaststelling van de voorwaarden van de erkenning als landbouwonderneming en als sociale onderneming, BS 11 juli 2019.
Intersentia
23