25 minute read
WANNEER DANSEN HOGERE WISKUNDE WORDT Jan Martens repeteert FUTUR PROCHE voor Avignon
WANNEER DANSEN HOGERE WISKUNDE WORDT
De uitdaging waar onze dansers voor staan met FUTUR PROCHE is groot: naast een fenomenale lichamelijke inspanning wordt ook een intellectuele tour de force van ze verwacht. Met elke repetitie komen ze dichter bij de première op de Cour d’honneur in Avignon deze zomer. ‘De schoonheid zit niet altijd waar ze te verwachten is. We moeten ons oor te luisteren blijven leggen bij dingen die niet vanzelf op ons bord komen’, aldus choreograaf en associate artist van OBV Jan Martens.
— door Ilse Degryse / foto’s Stig De Block
JAN MARTENS REPETEERT MET DE DANSERS VAN OPERA BALLET VLAANDEREN VOOR FUTUR PROCHE
Ontwerp voor de scenografie door Joris van Oosterwijk.
We zijn midden mei. In Studio 4 van Theater ‘t Eilandje in Antwerpen wordt voor de derde week op rij gerepeteerd voor FUTUR PROCHE. Die wereldcreatie van de Vlaamse choreograaf Jan Martens – ook kersvers associate artist van Opera Ballet Vlaanderen – gaat op 19 juli 2022 in première op de Cour d’honneur van het Festival van Avignon. Op diezelfde majestueuze binnenplaats van het Palais des Papes in de Provençaalse pausenstad beleefde precies dertig jaar geleden ook Mozart / Concert Arias van Anne Teresa De Keersmaeker zijn wereldpremière en ook zij is vanaf volgend seizoen associate artist van OBV. Het is een bijzonder en historisch moment voor Jan Martens én voor ons huis, zeker nu we ook Mozart / Concert Arias dit jaar en het volgende seizoen hernemen. Het is bovendien uitzonderlijk dat een dansvoorstelling de Cour d’honneur van het belangrijke muziektheaterfestival mag innemen.
‘Ik ben een grote fan van Anne Teresa De Keersmaeker’, vertelt Jan Martens wanneer we hem spreken voor de repetitie. ‘Zij heeft mij als eerste laten inzien dat de abstractie die eigen is aan wiskunde ook een grote emotionele zeggingskracht kan hebben. Daarnaast vind ik het erg inspirerend hoe zij radicaal blijft en eeuwig blijft zoeken en vernieuwen. Het is een enorme eer dat ze me vragen voor de Cour d’honneur in Avignon. De binnenplaats van het Palais des Papes is een supermooie locatie. Wanneer ik daar in het verleden voorstellingen zag ‘s avonds laat, dacht ik altijd al: ja, hiervoor wil ik ooit creeren. De uitnodiging is me wel veel vroeger dan verwacht te beurt gevallen. Ik had nooit gedacht dat het zo snel zou gebeuren, het is ook een grote stap. Maar Opera Ballet Vlaanderen is me helemaal gevolgd in de uitdaging en het is erg fijn dat we dit kunnen doen.’
Voor het zover is, moet er wel nog hard gewerkt worden. De vijftien dansers van Opera Ballet Vlaanderen, die samen met twee tieners de voorstelling tot leven zullen wekken, staan vol spanning klaar voor alweer een fysiek én mentaal inspannende repetitiedag. ‘Nemen jullie even jullie partituren erbij’, vraagt Jan Martens en hij nodigt hen uit om te verzamelen rond de piano in de studio. ‘Onze dramaturg Tom Swaak gaat wat theoretische duiding geven bij de muziek. Misschien klinkt het nu nog wat abstract allemaal en brengt het jullie in de war – dan kunnen jullie het gewoon laten voor wat het is – maar ik heb alvast veel gehad aan zijn analyse.’
‘HET IS VEEL, MAAR DAT IS HELEMAAL NORMAAL. DIT IS HET MOMENT WAAROP HET VEEL MOÉT ZIJN, MAAR WE KOMEN ER, VERTROUW ME MAAR.’
Net als zijn twee vorige, succesvolle voorstellingen – any attempt will end in crushed bodies and shattered bones en ELISABETH GETS HER WAY – bouwt Jan Martens ook zijn nieuwe creatie FUTUR PROCHE op rond hedendaagse klavecimbelmuziek (zie kaderstuk). Een verrassende keuze misschien, want het instrument heeft een wat stoffig imago voor het publiek van vandaag. Martens: ‘Wat ik zo mooi vind aan het klavecimbel is dat het zich tegen alle verwachtingen in steeds opnieuw weet uit te vinden. Als publiek hebben we vaak een beeld van het klavecimbel als een instrument dat een beetje uitgerangeerd is sinds het vanaf de 18e eeuw stilaan werd vervangen door de piano. We associëren het met bepoederde pruiken en operarecitatieven, met oude barokmuziek. Door mijn twee vorige voorstellingen is het klavecimbel me meer en meer gaan fascineren en ik ben steeds dieper in de partituren gedoken. Het doel van FUTUR PROCHE is opnieuw te tonen dat het veel meer kan dan je denkt en echt bloedmooi en ongelofelijk avontuurlijk kan zijn. Het is erg fijn dat het via de Cour d’honneur een groot publiek kan bereiken. En vooral: de schoonheid zit niet altijd waar ze te verwachten is. Ze is niet alleen te vinden bij Bach en Shakespeare, maar ook bij minder bekende namen. We moeten ons oor te luisteren blijven leggen bij dingen die niet vanzelf op ons bord komen. Dat maakt ons rijker en daar kunnen we van leren. Het opent onze blik en dan gaan we anders denken.’ Op die manier is de keuze voor het klavecimbel in FUTUR PROCHE ook inhoudelijk erg betekenisvol en symbolisch geladen, zegt Martens. ‘Ik vind het belangrijk om wat ik de marge noem ook altijd bij mijn voorstellingen te betrekken. Hedendaagse muziek is vandaag eerder de marge in de muziek en daar bestaat een rijk repertoire voor het klavecimbel. Je vindt er een diversiteit aan mogelijkheden om met het instrument om te gaan. Dat kan een metafoor zijn voor hoe we als menselijk ras de toekomst tegemoet kunnen treden. FUTUR PROCHE gaat over de grote uitdagingen die ons te wachten staan, zoals klimaatverandering, epidemieën en oorlog, en hoe we daar niet echt actie voor ondernemen. Met name ook de politiek reageert halfslachtig, terwijl wat op ons afkomt toch echt niet te negeren valt. Pas als we buiten onze vaste kaders gaan denken en daar zoeken naar oplossingen, kunnen we ons handhaven. De parallel met het klavecimbel is duidelijk: vanuit de marge kunnen we onszelf heruitvinden.’
In Studio 4 gaat dramaturg Tom Swaak achter de piano staan en legt uit hoe in de hedendaagse klavecimbelmuziek een gespleten persoonlijkheid te ontwaren valt. Hij illustreert de afwisseling van melodische fragmenten met strakke minimalistische ritmes en akkoorden. Hij laat horen hoe de componisten voortdurend spelen met de verwachtingen van de luisteraar, patronen opbouwen en doorbreken, accenten verleggen en om de haverklap wisselen van maatsoort, tempo of stemming. De dansers luisteren geboeid, met een balpen in de aanslag. Ze maken aantekeningen in de partituren die ze voor zich hebben liggen. Je hoort hun hersens bijna kraken, hier en daar wordt een wenkbrauw gefronst. Martens: ‘De muziek is bij momenten bijzonder repetitief, zo repetitief zelfs dat je als je gewoon een fragment opzet niet weet of je in minuut drie of minuut dertien zit. In de partituur kunnen de dansers zien wanneer dezelfde noten herhaald worden, wat je bij een eerste beluistering niet altijd hoort. Ik wil ze daar inzicht in geven omdat ik hen zo kan tonen dat ik op exact dezelfde noten exact dezelfde beweging wil.’
DE HERONTDEKKING VAN HET KLAVECIMBEL – OF WAAR JAN MARTENS DE MOSTERD HAALDE VOOR ZIJN FUTUR PROCHE
— door Tom Swaak
FUTUR PROCHE volgt op twee eerdere voorstellingen van Jan Martens die hij met veel bijval creëerde. In de groepschoreografie any attempt will end in crushed bodies and shattered bones (2021) was de muzikale glansrol, naast songs van Kate Tempest, Max Roach en Abbey Lincoln, weggelegd voor Henryk Górecki’s Concerto voor klavecimbel en strijkers. Die muziek van de Poolse componist en het verdoken protest dat erin schuilgaat, zijn de kiemen waaruit FUTUR PROCHE is ontstaan.
Toen Henryk Górecki zo’n 40 jaar geleden een compositie-opdracht van de Poolse staatsradio aanvatte, had hij net zijn post als professor aan het conservatorium van Katowice neergelegd uit protest tegen de inmenging van het communistische regime. Hij kon het niet verkroppen dat hij in zijn religieuze vrijheid beknot werd toen de populaire Poolse paus Johannes Paulus II zijn thuisstad niet mocht bezoeken. Na enkele jaren uitsluitend sacrale, vocale muziek te hebben gecomponeerd, schreef Górecki zijn klavecimbelconcert: een onheilspellend instrumentaal stuk met een strakke puls in een sterk reductionistische stijl die de luisteraars van nu wellicht doet denken aan het Amerikaanse minimalisme.
Voor Martens was het duidelijk: met dit repetitieve stuk kloeg Górecki het onderdrukkende bewind aan. De impact die het werk bij zijn première in 1980 had, was niet alleen aan de subversieve compositie toe te schrijven, maar minstens zozeer aan het bezwerende spel van klavecinist Elisabeth Chojnacka. De ogenschijnlijk frêle soliste speelde vanaf de eerste noot met een onstuitbare kracht. Geïntrigeerd door haar vertolking ging Martens grasduinen in het repertoire en het leven van de vrouw met de duivels snelle vingers. Hij ontdekte een fascinerende artiest die tot voor kort nagenoeg uitsluitend in specialistenkringen bekend was, en dankzij wie het eeuwenoude instrument in de 20e eeuw is uitgegroeid tot een brandpunt van de muzikale avant-garde. Het resulteerde in zijn solovoorstelling ELISABETH GETS HER WAY (2021). In zeven scènes dompelde hij de toeschouwer onder in de werelden van Elisabeth Chojnacka. Recensies loofden niet alleen Martens’ choreografische vernuft, maar ook de manier waarop hij overtuigend bruggen weet te slaan tussen de ogenschijnlijk obscure muziek en het algemene danspubliek.
Martens’ onderzoek naar Chojnacka voerde hem ook naar Goska Isphording, die live speelt in FUTUR PROCHE. Die (eveneens Poolse) klavecinist is een van de weinige studenten van Chojnacka en heeft in zekere zin de fakkel van haar overgenomen. Ook Isphording heeft een almaar groeiende waslijst aan premières en opdrachten op haar conto, een ontzagwekkend repertoire waaruit blijkt dat componisten van vandaag nog altijd zoeken naar andere manieren om het klavecimbel in te zetten als instrument van vernieuwing.
Martens en Isphording rammelen met hun hedendaagse programma voor FUTUR PROCHE aan de canon van de dansmuziek. Het metalige geluid en de alles-of-niets-dynamiek maken dat het klavecimbel klinkt als een instrument uit de toekomst, soms bijna computerachtig. Waar een componist zoals Graciane Finzi, voortbouwend op de linkerhand uit een prelude van Chopin, bijvoorbeeld de expressieve mogelijkheden van het klavecimbel verkent, geeft een componist als Janco Verduin zich over aan een twintigtal minuten durende, opzwepende en minimalistische verkenning van ritmes en akkoorden waarvoor een uitvoerder handen tekort komt. Zo ligt de gespleten persoonlijkheid van het klavecimbel, melodisch enerzijds en percussief anderzijds, aan de basis van elk stuk in FUTUR PROCHE.
FUTUR PROCHE is opgebouwd rond een zevental hedendaagse klavecimbelcomposities. De repetitie vandaag focust op een twintig minuten durend stuk van de componist Janco Verduin, dat de grenzen opzoekt (en overschrijdt) van wat een klavecinist met tien vingers kan spelen en tegelijk uiterst dansbaar materiaal oplevert, zoals meteen zal blijken. Martens neemt de dansers mee naar de zijwand in de studio. Daar hangen grote witte vellen papier met daarop complexe, schematische samenvattingen van de muziek. Martens: ‘Ongeacht het metrum zien dansers muziek doorgaans als een veelvoud van acht tijden. Deze klavecimbelcomposities hebben echter hele complexe ritmes en de dansers moeten in FUTUR PROCHE echt precies op de muziek dansen. Dat houdt in dat ze in verschillende en almaar wisselende maatsoorten moeten tellen en die ingewikkelde sequenties moeten ze memoriseren.’
Op de witte vellen papier hangen de combinaties: nu eens 3x7 of 6x4, dan weer 9x(4x8), 33x6 of 66+12… enzovoort. Dansen is hier hogere wiskunde, vereist mentaal studiewerk en gebeurt met het hoofd en de benen. ‘Op bepaalde momenten zijn de ritmes ook gewoon ontelbaar doordat ze zo complex zijn’, vertelt Martens. ‘Dan moeten de dansers die auditief memoriseren, door opnieuw en opnieuw naar de muziek te luisteren. Ik kies niet voor de gemakkelijke weg. Soms moeten we lang zoeken voor we resultaat hebben in de studio. Maar we zijn gestaag aan het werken opdat de dansers de muziek op de duur door en door kennen en als het ware in hun lichaam en hun bewegingen hebben verankerd.’
En dan klinkt voor het eerst de muziek in de studio en wordt de theorie omgezet in wervelende bewegingen en ingenieus groepswerk. Het gaat niet van de eerste keer goed – wat hadden we ook verwacht – maar Martens stelt de dansers voortdurend gerust. ‘Het is veel, maar dat is helemaal normaal. Dit is het moment waarop het veel moét zijn, maar we komen er, vertrouw me maar. Ik bezorg jullie tegen maandag ook een helder excell-document, beloofd.’ Een ietwat bezorgd gelach stijgt op in de repetitiezaal. ‘Zou je aan elke sectie toch een paar beschrijvende woorden kunnen toevoegen, Jan,’ suggereert de Australische dansrepetitor Tara Jade Samaya, ‘zodat het toch iets meer houvast biedt dan enkel een opeenvolging van getallen.’ Dat zal hij doen, verzekert de choreograaf.
De klavecimbelmuziek is vandaag op de repetitie nog op band te horen, maar in Avignon en tijdens de voorstellingen die zullen volgen in de Opera van Gent en DE SINGEL in Antwerpen en nadien op tournee door België en de rest van Europa, wordt ze live gebracht door de Poolse klavecinist Goska Isphording. Martens: ‘Goska komt met haar klavecimbel centraal op het toneel te zitten. Zeker omdat het instrument ook inhoudelijk zoveel belang heeft, zetten we haar pontificaal on stage. Ze zit op een achttien meter lange bank, ontworpen door scenograaf Joris van Oosterwijk, die in het midden van het podium wordt opgesteld. Zo’n scenografie is allesbehalve vanzelfsprekend. Bij dans verwacht je zo’n element eerder achterin of aan de zijkant, zodat het niet in de weg staat. Ik wilde dat de bank heel aanwezig zou zijn, als iets dat je niet kunt negeren – net zoals je de milieuproblematiek bijvoorbeeld ook niet kunt ontkennen. Tegelijk levert de bank associaties op van rust, van toekijken, van niet actief meedoen en passief de tijd doden. Het is ook een plek waar mensen elkaar ontmoeten en waar de revolte kan ontstaan.’
De repetitie loopt ten einde. De dansers hebben geteld, zich misteld en keer op keer dezelfde frase gedanst. Ze hebben zich in de haren gekrabd en er kwam al eens stoom uit hun oren. Ze puffen van de fysieke arbeid. De uitdaging waar ze voor staan is groot: naast een fenomenale lichamelijke inspanning wordt ook een intellectuele tour de force van ze verwacht. Maar met elke repetitie komen ze dichter bij de ongetwijfeld onvergetelijke en betoverende première van FUTUR PROCHE die hen en hun publiek wacht op de Cour d’honneur in Avignon. Afspraak daar – of volgend seizoen in Antwerpen of Gent.
FUTUR PROCHE
COUR D’HONNEUR IN AVIGNON vanaf 19 juli
TEMPUS FUGIT / FUTUR PROCHE
Choreografen Johan Inger en Jan Martens brengen elk een voorstelling over de tijd, begeleid door intieme piano- en klavecimbelmuziek in deze double bill.
Naast Anne Teresa De Keersmaeker en Jermaine Spivey staat Jan Martens vanaf volgend seizoen als associate artist aan de zijde van artistiek directeur Jan Vandenhouwe om met het Ballet een nieuwe koers te varen. Hoe wil hij die nieuwe rol invullen?
JAN MARTENS ‘Mijn parcours met Opera Ballet Vlaanderen heeft meteen een vliegende start genomen. Het plan was te beginnen met workshops en een avondvullende productie in september 2022 en toen kwam ineens de uitnodiging voor Avignon, waardoor we alles wat hebben moeten versnellen. Ik heb me altijd erg prettig gevoeld in het freelancecircuit, maar de afgelopen jaren, tijdens de lockdowns, groeide mijn interesse in het bestuderen van de partituur en in het brengen van live-muziek en dat is iets wat Opera Ballet Vlaanderen heel erg waar kan maken. De uitnodiging om associate artist te worden kwam dus op een uitgelezen moment. We hebben ook al plannen om na FUTUR PROCHE in 2025 een nog grotere productie te maken met orkest. Tussendoor hoop ik in kleinere onderzoeksprojecten, die daarom niet meteen een publiek bereiken, met de dansers en de koor- en orkestleden te werken en een duurzame band op te bouwen. Ik heb sowieso zin om het hele huis te leren kennen, ook het decor- en kostuumatelier bijvoorbeeld. Die luxe heb ik nooit gekend, dus dat is superfijn. Parallel aan mijn opdracht hier blijf ik aan als een van de artistiek leiders van het choreografisch platform GRIP, dat ook co-producent zal zijn bij de creatie in 2025. Dat project zullen OBV en GRIP samen dragen, we kunnen daar allebei onze expertise in binnenbrengen. Ik hoop daarnaast ook zelf te kunnen blijven dansen. Niet alleen omdat ik het zweten en bewegen hard nodig heb, maar ook omdat het me toelaat voeling te houden met wat de dansers nodig hebben. In FUTUR PROCHE staan naast professionele dansers ook jonge tieners op het podium. Dat is het visioen dat ik heb voor de toekomst: dat er nog meer ruimte zou zijn voor diversiteit binnen het gezelschap.’
Meerdere talen, met een Vlaams accent
Artistiek directeur Jan Vandenhouwe vaart – na het vertrek van Sidi Larbi Cherkaoui naar Le Grand Théâtre de Genève – een nieuwe koers met het Ballet van Opera Ballet Vlaanderen. Bijgestaan door de kunde en creativiteit van drie associate artists zet hij meer dan ooit de veelzijdigheid en het technisch kunnen van onze dansers in the picture, in grootschalige balletvoorstellingen met live- muziek en hybride producties waarin opera en dans versmelten. Een derde belangrijke pijler de komende seizoenen wordt het bewaren van het levende Vlaamse danserfgoed.
© Filip Van Roe
Opera Ballet Vlaanderen begint het balletseizoen 2022-2023 meteen met een knaller van formaat. Op 19 juli 2022 sluiten de dansers van Opera Ballet Vlaanderen het 76e Festival d’Avignon af met FUTUR PROCHE, een wereldcreatie van Jan Martens. Wat betekent die uitnodiging voor jou?
JAN VANDENHOUWE Het maakt me gelukkig dat onze compagnie zo’n bijzondere eer te beurt valt. Het is dertig jaar geleden dat een Vlaams balletgezelschap op het Festival van Avignon op de Cour d’honneur mocht staan. Dat bewijst dat onze dansers internationaal worden opgemerkt. De afgelopen jaren creëerden en toonden ze werk van de meest uiteenlopende choreografen. Steevast zijn die lyrisch over de technische virtuositeit en stilistische flexibiliteit van onze klassiek getrainde balletdansers. Zo schakelden ze vorig seizoen bijvoorbeeld moeiteloos van de hoekige bewegingstaal van Alain Platel, in zijn veelgeroemde C(H)ŒURS, naar de bezwerende up-tempo stijl van de Israëlische choreograaf Sharon Eyal en ook klassiekers zoals Le Sacre du printemps van Pina Bausch werden door het publiek erg gesmaakt. Ik heb de grootste bewondering voor hun veelzijdigheid, en ben opgetogen dat die ook buiten onze landsgrenzen wordt gezien. Daarnaast is de première in Avignon een mooi startschot voor ons traject met Jan Martens, die de komende jaren een van de associate artists van ons Ballet wordt.
Wat houdt die samenwerking precies in?
We gaan in zee met drie associate artists: Jan Martens, Anne Teresa De Keersmaeker en Jermaine Spivey. Dat zijn drie choreografen uit verschillende generaties en met een andere achtergrond die uiteenlopende artistieke talen spreken. De komende jaren zullen we intens met hen samenwerken. Zij zullen nieuw of bestaand werk presenteren en een nauwe band met onze dansers opbouwen. Jan Martens is voor mij een van de spannendste van de jonge generatie Vlaamse choreografen. Hij heeft in zijn laatste voorstellingen, zoals any attempt will end in crashed bodies and shuttered bones, de stap naar grootschaligheid gezet. Hij is klaar om met een grote balletcompagnie te werken. Bovendien heeft hij een duidelijk gevoel voor muziek en slaagt hij erin om in zijn voorstellingen de muzikale structuur van de composities bloot te leggen. Live muziek brengen is voor een huis als Opera Ballet Vlaanderen uiteraard een must. Martens houdt als artiest de vinger aan de pols van onze tijd en stelt met FUTUR PROCHE belangrijke inhoudelijke vragen: wat stellen we met kunst tegenover de zeer negatieve toekomstprespectieven die boven ons bestaan hangen?
Met Anne Teresa De Keersmaeker haal je een hele grote naam in huis.
Anne Teresa De Keersmaeker is wereldwijd de bekendste Vlaamse choreograaf. Het rijke repertoire dat ze als choreograaf en regisseur afgelopen decennia creëerde, bevat uitmuntend materiaal voor ons balletgezelschap. Dit seizoen hebben we al haar iconische voorstelling Così fan tutte gebracht met de dansers van Rosas en straks spelen we met de dansers van ons Ballet en de musici van ons Orkest haar Mozart / Concert Arias, wat we komend najaar ook hernemen. Na het Ballet de l’Opéra de Paris is OBV nog maar de tweede compagnie die de eer heeft haar grootschalig werk te tonen. We hebben dus al een band met haar en die gaan we de komende seizoenen verder uitdiepen in voorstellingen met live-begeleiding door onze orkestmusici. Haar artistieke DNA past bijzonder goed bij Opera Ballet Vlaanderen. Ook zij heeft, zoals Jan Martens, een diepgaande muzikale kennis en is erg goed vertrouwd met het operagenre.
Het is, kortom, een natuurlijke match.
Ja, klopt, en bovendien heb ik als dramaturg aan verschillende van haar voorstellingen meegewerkt. We hebben ook een persoonlijke connectie en ik zie ze graag komen (lacht). Anne Teresa bouwt echt aan een oeuvre en is actief bezig met haar nalatenschap. Het is de bedoeling om de komende jaren nog meer van haar bestaande werk in ons repertoire op te nemen en zo bij een nieuw (en jong) publiek te introduceren. Onze dansers raken op die manier ook tot in de puntjes met haar bewegingstaal vertrouwd. Want het blijft niet bij hernemingen: ik ben met Anne Teresa ook in gesprek om over een aantal jaar een nieuwe opera te maken, een zogenaamde hybride voorstelling waarin dans en opera elkaar op vanzelfsprekende wijze vinden, zoals in haar Così fan tutte. Zulke hybride voorstellingen geven ons de kans om de grote troef van OBV – koor, orkest, ballet en kinderkoor onder één dak – ten volle uit te spelen en te bewijzen dat we echt één huis zijn geworden sinds de fusie van Opera Vlaanderen en Ballet Vlaanderen in 2014. In die hybride producties kunnen de verschillende kunstvormen elkaar versterken en ze geven ons een uniek profiel in Europa.
Het maakt ons bijzonder – en tegelijk doen we er niets nieuws mee.
(lacht) Dat klopt, het is een terugkeer naar de oorsprong. Toen Claudio Monteverdi in 1607 met L’Orfeo de allereerste opera componeerde, waren zang en dans sterk met elkaar verbonden. Drie eeuwen later schreven Les Ballets russes geschiedenis door de verwevenheid van ballet met muzikale creaties van Stravinsky en Satie in decors van Picasso. Hybriditeit en de vermenging van kunstvormen zijn eigen aan opera en ballet.
Met de nieuwe koers van het Ballet knoop je ook aan bij de beweging die Jeanne Brabants vijftig jaar geleden heeft ingezet met het door haar opgerichte Ballet van Vlaanderen.
Tot Jeanne Brabants ten tonele verscheen, werd ballet ook hier ingezet als divertissement, als entertainment tussen grote operascènes in. Brabants ijverde voor de ontvoogding van ballet en dans als autonoom genre en effende daarmee het pad voor een inmiddels rijk Vlaams danserfgoed. Dankzij haar inspanningen hebben we vandaag een uitmuntend balletgezelschap, dat verschillende artistieke talen spreekt, gaande van klassiek met pointewerk tot actuele dansstijlen. Want vergis je niet: Brabants heeft stilistische veelzijdigheid altijd hoog in het vaandel gedragen en was gepokt en gemazeld in de hedendaagse dans van haar tijd. Tegelijk hamerde ze op artistieke uitmuntendheid, geworteld in de klassieke techniek. Die visie willen we honoreren met Opera Ballet Vlaanderen. Ik wil de komende jaren graag een gezonde afwisseling van nieuwe creaties en balletklassiekers die begeleid worden door ons Symfonisch Orkest. Laten we even terugkeren naar dat levende Vlaamse erfgoed. Naast Anne Teresa De Keersmaeker wil je ook werk van andere Vlaamse dansiconen opnemen in ons repertoire.
De rijke danstraditie in ons land doet internationale collega’s duizelen. Het is in die vruchtbare bodem dat de klassiekers van morgen hun bedding vinden. Dat indrukwekkende Vlaamse immaterieel erfgoed willen we laten voortleven. Samen met Anne Teresa De Keersmaeker hebben choreografen zoals Alain Platel, Wim Vandekeybus, Sidi Larbi Cherkaoui en Meg Stuart Vlaamse dans vanaf de jaren tachtig internationaal op de kaart gezet. Enkele van hun iconische voorstellingen zullen deel uit gaan maken van ons repertoire. Zo hernemen we komend seizoen Satyagraha, de overweldigende opera van Philip Glass in een regie en choreografie van Sidi Larbi Cherkaoui. Het spreekt voor zich dat het werk van onze voormalige artistiek leider dans zal doorleven in het repertoire van OBV. Satyagraha belichaamt ook bij uitstek die dialoog tussen opera en ballet die ons huis als gegoten zit.
De derde associate artist is de Amerikaanse choreograaf Jermaine Spivey. Hij is minder bekend bij het grote publiek hier, maar doet de harten van menig dansliefhebber wereldwijd sneller kloppen.
Absoluut, toen ik aan onze dansers vertelde dat ze met hem zullen werken, reageerden ze dolenthousiast. Jermaine Spivey is een klinkende naam in de balletwereld vandaag, die als pedagoog het technische niveau van onze dansers verder zal ontwikkelen. Hij danste onder meer voor de legendarische Crystal Pite bij haar gezelschap Kidd Pivot en werkte als haar choreografisch assistent. Met hem leggen we een lijn naar het internationale balletcircuit en halen we de wereldtop binnen. Spivey’s voorstellingen zijn steeds geworteld in de ballettechniek, en tegelijk echt kunst voor vandaag. Ook actuele politieke vraagstukken en thema’s als diversiteit en black history gaat hij niet uit de weg. Zijn eerste creatie voor ons huis wordt Extant, een dialoog tussen dans en muziek, doordrongen van de Afro-Amerikaanse cultuur.
© Filip Van Roe © Annemie Augustijns
© Filip Van Roe © Jermaine Spivey © Jonas Roosens
ANNE TERESA DE KEERSMAEKER
Sinds haar debuut als choreograaf in 1980 is Anne Teresa De Keersmaeker een baken in de internationale danswereld. De Keersmaeker studeerde aan het Mudra in Brussel en aan de Tisch School of Arts in New York en maakte eerst naam met Fase, Four Movements to the Music of Steve Reich (1982) en Rosas danst Rosas (1983) – twee ijkpunten in de geschiedenis van de postmoderne dans, waarin abstractie en obsessieve herhaling op de voorgrond staan. Tijdens de creatie van Rosas danst Rosas ontstond het gelijknamige dansgezelschap rond De Keersmaeker dat alive and kicking is en dat met generaties jonge dansers het hele artistieke traject van de choreograaf sinds 1980 nieuw leven inblaast. Ook de oprichting van de school P.A.R.T.S. in Brussel door De Keersmaeker (1995) blijft tot op vandaag bijdragen tot het koesteren van Vlaams en internationaal danserfgoed enerzijds en de creatie van nieuw werk anderzijds. De werkfilosofie van De Keersmaeker laat zich misschien het best samenvatten in een uitspraak van haarzelf uit 1992, het jaar van de creatie van Mozart / Concert Arias: ‘Ik werk met de structuur, het ritme, de ruimte en de architectuur van een stuk; de spanning en de relatie tussen dat alles en de muziek, de kleuren.’ Of het nu gaat over de repetitieve muziek van Steve Reich, haar lievelingscomponisten Bach en Mozart, een strijkkwartet van Bartók, jazz of pop: steeds weer vertrekt ze vanuit de analyse van muzikale structuren en van een intens live-contact tussen musici en dansers. Steeds weer treedt de dans in een verrassend, spanningsvol contrapunt met de live-muziek. De Keersmaekers oeuvre omspant intussen de hele bandbreedte van dans, van een intense solovoorstelling, zoals het recente The Goldberg Variations (2020), tot genereuze, grootschalige ensemblestukken zoals Mozart / Concert Arias (1992), Drumming (1998), Rain (2001) en The Six Brandenburg Concertos (2018). JERMAINE SPIVEY
De Amerikaanse choreograaf Jermaine Spivey creëert komend seizoen voor OBV de voorstelling Extant. Dit werk vormt een triple bill samen met Ten Duets on a Theme of Rescue van Crystal Pite en het beroemde One Flat Ting, reproduced van William Forsythe. Dat is geen toeval: Spivey werkte met beide topchoreografen nauw samen, danste in hun stukken en werd door hen beïnvloed – hij wordt zelfs Pites muze genoemd. Extant wordt een dialoog tussen dans en muziek onderzocht vanuit de Afro-Amerikaanse cultuur. ‘De vragen die ik blijf stellen,’ zegt Spivey, ‘zijn die naar gemeenschap, individualiteit, erbij horen en diversiteit. Hoe ziet individualiteit eruit, hoe klinkt ze, voelt ze in een gemeenschappelijke ruimte? Hoe toon je de bereidheid om erbij te horen zonder de delen van jou die je het gevoel geven dat je jezelf bent volledig op te offeren? In het belang van diversiteit is een zeker ongemakkelijk gevoel essentieel. Maar hoeveel is te veel?’ Jermaine Spivey studeerde aan de Baltimore School for the Arts en The Juilliard School (NYC). Hij danste tussen 2002 en 2017 voor verschillende gezelschappen in Europa, zoals het Ballet Gulbenkian, het Cullberg Ballet, de Hofesh Shechter Company en The Forsythe Company. Sinds 2008 is Spivey lid van Crystal Pites Kidd Pivot. Hij heeft ook haar werk geassisteerd en geënsceneerd voor gezelschappen zoals het Cedar Lake Ballet, Carte Blanche, het Nederlands Dans Theater en Le Ballet de l’Opéra national de Paris. Als choreograaf creëerde Spivey voor SALT Contemporary Dance, Rambert 2, LA Dance Project, Christina Aguilera Live at The Hollywood Bowl met Gustavo Dudamel en de LA Phil en meest recent Hubbard Street Dance Chicago. Spivey heeft ook twee avondvullende werken gemaakt en uitgevoerd met zijn partner en medewerker Spenser Theberge: Rather This Then en Position 3. Achter de schermen zal Spivey de komende jaren als pedagoog werken aan het technische niveau van onze dansers.
OPENLUCHTCONCERT DE IDEALE SEIZOENSOPENER!
Van de zucht naar grenzeloos genot in Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny over de verschroeiende passie van Tristan und Isolde naar het onontwarbare web van liefdesintriges in Mozarts Le nozze di Figaro... Het seizoen 22-23 van Opera Ballet Vlaanderen staat helemaal in het teken van verlangen. Soli, Koor en Orkest van het huis maken een wervelende tour d’horizon van onze opera- en dansprogrammering in een ontspannen openluchtconcert. De ideale seizoensopwarmer op het Sint-Jansplein in Antwerpen. ‘s Avonds nemen de collega’s van het Antwerp Symphony Orchestra het plein van ons over voor een concert met swingende jazz-riffs, zuiderse ritmes en nu en dan een golf van wondermooie lyriek.
SINT-JANSPLEIN ANTWERPEN zo 4 september om 11:30u