COLLAGE WERP JE BROOD UIT OP HET WATER
Vrijwilligers van stichting Het Havenlicht delen het evangelie onder zeevarenden in Nederlandse havens. Hieronder een paar korte getuigenissen van vrijwilliger Marien.
EEN (ON)AANGENAME GEUR
Een kerkje in het midden van Midden-Java werd jarenlang bekogeld met menselijke uitwerpselen door Job, een rebelse tiener die een enorme haat tegen christenen koesterde. Elke week bekogelde hij het dorpskerkje met poep. Smerig. Wij zouden waarschijnlijk aangifte doen, of ons beklag doen bij de ouders van de verwerpelijke werper. Deze twee opties vallen voor een kleine dorpsgemeente tussen een overweldigende moslimmeerderheid echter meteen af. Voorganger en kudde hielden crisisberaad en besloten tot een nieuwtestamentische benadering: ze keerden Job hun andere wang toe. Met een behoorlijk risico om ook daar geraakt te worden.
“Zo’n 15 procent van alle zeemannen komt uit Rusland en Oekraïne. Een schip dat ik bezocht blijkt vier Russen en vier Oekraïners als bemanning te hebben, maar van de spanningen op het thuisfront hebben ze onderling aan boord geen last. “Wij zijn zeemannen en op zee hebben we elkaar nodig,” klinkt het nuchter. Ik mocht voor hen bidden en ook het evangelie met hen delen. Op een ander schip krijgt een zeeman een brede glimlach als ik zijn naam nog ken van een vorig bezoek. Zijn collega herken ik ook maar zijn naam ben ik helaas vergeten - hij heeft best een moeilijke, Russische naam. Hij heeft een ezelsbruggetje voor me, dat werkt: “Denk aan what-is-love.” Het is tegelijk een mooi bruggetje om een gesprek te beginnen over de vraag wat echte liefde is. Een ander schip ligt een eind van de kant afgemeerd. Hierdoor kan ik niet aan boord gaan, maar wel met de mannen aan dek een gesprek op afstand voeren. Een bijbel willen ze wel. Het voelt wat ongemakkelijk maar ik gooi deze als een frisbee naar ze toe en dat gaat goed, de bijbel landt op het dek. Ik moest denken aan de zin uit Prediker 11: Werp je brood uit op het water. Nu gooide ik het óver het water, maar de belofte blijft wel: want je zult het vinden na vele dagen.” (Bron: nieuwsbrief stichting Het Havenlicht)
Lange tijd bleef de gemeente geduldig de poep wegpoetsen, de jonge delinquent vriendelijk bejegenen en hem volhardend in gebed brengen. Tot de jonge Job op een dag ernstig ziek werd en drie maanden lang op bed lag. Hij was te zwak om te lopen en huilde van de pijn. Een remedie was er niet. De christenen hadden natuurlijk kunnen denken: zo, dat krijg je ervan, net goed. Maar ze kwamen trouw op bezoek, spraken hem moed in en baden voor genezing. Op de dag waarop ze ook hun vergeving uitspraken, gebeurde er iets in Job. Hij brak, beleed zijn zonden en genas op gelovig gebed. Inmiddels liggen de streken van de jonge Job al een paar decennia achter hem. Hij is nu zelf voorganger van een dorpsgemeente in zijn geboortestreek. Wij zijn voor God een aangename geur van Christus, aldus Paulus in 2 Korinthe 2. Als er al een luchtje aan deze man zat, dan is dat lang vervlogen en vervangen door een aangename geur. (Bron: Citaat van de week / Tirza Keesmaat)
73