13 minute read

MAN OVER VROUW

Next Article
Musea

Musea

‘ALS DE WERELD VERGAAT en er kunnen mensen worden gered, ben ik de laatste die meegaat. Ik ben maar een TELEVISIEMAKER.’

Hij oogstte veel lof met de documentaireserie 100 dagen voor de klas en ontdekte voor het oog van de camera hoe het is om als homoseksuele man te vrijen met een vrouw. Televisiemaker Tim den Besten (1987) houdt van een uitdaging en schuwt geen enkel taboe. Liefst wel met een portie humor. In een Amsterdams café sprak OPZIJ met hem over wonen in een Rotterdamse wolkenkrabber, quinoakutten en preken voor eigen parochie.

DOOR NOÉMI PRENT Je maakt nu zo’n negen jaar documentaires voor de VPRO. 100 dagen voor de klas, waarin je samen met televisiepartner Nicolaas Veul je debuut maakte als docent in het voortgezet onderwijs, maakte vorig jaar veel indruk. “We hebben hier veel complimenten over gekregen, nog steeds. Nicolaas en ik hadden nooit durven dromen dat er zoveel mensen naar zouden kijken. Er zijn zelfs mensen die ons lieten weten dat ze door de documentaire zijn overgestapt naar een baan in het onderwijs. Hoge kijkcijfers zijn leuk, maar we waren vooral blij dat het programma echt impact had gemaakt en het lerarentekort zo aandacht kreeg.”

Met zelfs een eervolle vermelding van de jury van de Zilveren Nipkowschijf. Heeft het mensen ook afgeschrikt om het onderwijs in te gaan? (lacht) “Dat heb ik nog niet gehoord, maar misschien durven mensen dat minder snel te zeggen.”

Even wat anders. In een interview las ik over jouw ’coming-out’ bij je moeder. Haar reactie was nogal opmerkelijk. “Ik was een jaar of vijftien toen ik verliefd was geworden op een jongen. Ik wist al langer dat ik niet op meisjes viel. Via een forum had ik deze jongen ontmoet en ik was helemaal hotel-de-botel. Het voelde als het juiste moment om uit de kast te komen. Ik dacht toen: als mijn ouders mij niet meer willen zien, vind ik dat prima. Ik voelde me gesterkt door de verliefdheid. De hele dag was ik vastberaden om het aan mijn moeder te vertellen – mijn ouders waren gescheiden. Maar na het ontbijt, de lunch en het avondeten had ik het nog niet gezegd. Ik kreeg

het mijn strot niet uit. ’s Avonds in de slaapkamer zei ik: mama, ik moet je wat vertellen. Ik trok een gekke grimas. Mijn moeder begon te raden: heb je iets gestolen? Een slecht rapport? Het werd steeds erger. Toen vroeg ze: ‘Ben je verliefd? Op een jongen?’ Ik bevestigde dat. Vervolgens reageerde ze met: ‘Wat jammer dat oma dood is.’ Bleek ze een weddenschap met mijn oma te hebben afgesloten. Zij vermoedden al langer dat ik op jongens viel. Ik vond het zo grappig en lief dat dit haar eerste pure reactie was. Het was ook bijna een omhelzing van mijn oma, die toen al enige tijd dood was.”

Was je oma modern, voor zover je je kunt herinneren? “Oma Roos is doodgegaan toen ik twaalf was. Zij was de eerste persoon met wie ik zo’n hechte band had, die ik verloor. Zij was een hele leuke lieve oma en ik zag haar heel veel. Ik dacht altijd: het ergste wat mij kan gebeuren, is dat mijn oma doodgaat. Toen het zover was, was het echt heel moeilijk. Ik was op vakantie in Frankrijk met mijn nicht en had daarvoor, onbewust, al afscheid van haar genomen. Ik herinner me nog steeds hoe ze op haar ziekenhuisbed lag.”

Nog even terug naar je moeder. Wat heb je van haar meegekregen? “Nooit iets op straat gooien. Nog steeds. Laatst viel er een snoeppapiertje uit mijn zak. Ik hoor dan meteen de stem van mijn moeder en raap het op. Mijn moeder kan wel pessimistisch zijn, terwijl het glas bij mij altijd halfvol is. Bij mijn moeder is het glas óf halfleeg óf er is überhaupt geen glas. Mijn zus en ik doen haar altijd na: heb ik weer. Dan app ik mijn zus dat ik voor een open brug sta en schrijf ik, je voelt ’m al aankomen: ‘heb ik weer’. Dat is typisch mijn moeder. Ze is een hele leuke en lieve vrouw, maar de scheiding met mijn vader is haar niet in de koude kleren gaan zitten. Ik begrijp haar beter nu ik ouder ben.”

Hoe komt dat? “Vorig jaar heb ik haar voor het eerst zien huilen. Waarschijnlijk huilde ze vaker, maar niet in het bijzijn van mij en mijn zusje. Tijdens een gesprek dat ik vorig jaar in Amsterdam met haar had, spraken we over waarom ze eigenlijk zo boos is op de wereld. Die vrouw heeft het niet altijd makkelijk gehad.”

Vandaar de houding van: ‘heb ik weer’. “Precies, dat negatieve. Ik vond het heel fijn om daarover te praten met haar. Ik voelde me tegelijkertijd heel schuldig. Mijn zusje en ik dachten vroeger weleens: die zure vrouw. Maar dat heeft natuurlijk een reden. Ik dacht: o, Tim. Ik ben zo snel in mijn oordeel. Ik had vroeger ook kunnen doorvragen. Dit gesprek met mijn moeder was voor mij een openbaring. Vanuit: mijn moeder is niet zomaar zuur, ze heeft gewoon veel woede en verdriet in zich.”

En je hebt kennelijk een goede band met je zusje. “Dat is niet altijd zo geweest. Vroeger gooiden we afstandsbedieningen, klompen en andere harde dingen naar elkaar. We konden elkaar niet luchten of zien. Zij was ook heel negatief, en daar was ik allergisch voor. Mijn zusje lustte ook niks als kind, ze at alleen maar broodjes kaas. Dan heb ik het over toen we een jaar of tien waren. Maar toen we volwassen werden is dat allemaal veranderd. Een jaar of zes geleden heb ik mijn zusje een vakantie naar Bali cadeau gedaan. Het was de eerste keer dat we echt zo samen weggingen. Dat beviel zo goed, dat we niet lang daarna besloten nog een keer samen naar Bali te gaan. Dat is een grappig verhaal trouwens, want we zijn daar nooit aangekomen.”

Vertel. “Nou, als je naar Indonesië reist moet je paspoort nog minimaal een half jaar geldig zijn. Mijn paspoort was toen nog drie maanden geldig. Ik wist helemaal niets van deze regel. Sta ik dus met mijn zusje op Schiphol, helemaal uitgekeken naar die vakantie. Mochten we niet mee in het vliegtuig. Ik ging ervanuit dat mijn zusje door het dak zou gaan van woede.”

En toen? “Gebeurde het tegenovergestelde. Mijn zusje en ik hebben het uitgeschaterd op Schiphol. Dankzij KLM konden we uiteindelijk toch nog op vakantie, maar dan naar Thailand. Het was zo’n bijzondere reis, waar ik mijn zusje echt opnieuw heb leren kennen. Ik ben achteraf blij dat het mis was gegaan met mijn paspoort. “De gemene deler tussen mij en mijn zusje is dat we allebei zo anders zijn dan onze ouders. We houden van feesten, gezelligheid. Mijn ouders zijn hele rustige types. Mijn moeder drinkt één keer per jaar een Amaretto met kerst. Niet dat drank altijd met gezelligheid te maken heeft, maar je begrijpt wat ik bedoel. “Vorig jaar kreeg mijn zusje trouwens haar eerste kindje. Toen ze me opbelde om te vertellen dat ze bevallen was, liet ze weten dat ze haar zoontje naar mij vernoemd had. Ik dacht dat het een grap was. Later vertelde ze aan mijn vader dat ze haar kind iets wilde meegeven van mij. Dat deed wel iets met me.”

‘Bij mijn moeder is het glas óf halfleeg óf er is überhaupt

geen glas. Ze is een hele leuke en lieve vrouw, maar de scheiding met mijn vader is haar niet in de koude kleren gaan zitten.’

Heb jij een kinderwens? “Als ik nu een kind zou krijgen, zou ik het weggeven. Ik snap oprecht niet wat mensen bezielt die kinderen krijgen. Je relatie en carrière komen onder druk te staan. Je leven staat opeens in het teken van een hompje vlees. Oppassen op kinderen van mijn vrienden vind ik trouwens wel heel leuk. Toen mijn vrienden begonnen aan kinderen dacht ik: nee jongens! Ik vroeg ze nog even te wachten tot na Lowlands. Maar nu geniet ik er heel erg van. “Ik heb trouwens ook makkelijk praten. Ik heb gewoon geen kinderwens. Daarbij voel ik ook geen biologische druk, zoals ik dat bij vrouwen van mijn leeftijd wel vaak zie. Een vriendin van mij zei een tijd geleden tegen mij: ik moet baren. Die had plots een enorme oerdrang om kinderen te krijgen. Ik word ook niet veroordeeld door de maatschappij als ik geen kinderen krijg. Ik ben homo, daar verwachten mensen over het algemeen vrij weinig van. Maar als een vrouw een kind krijgt, is het bijna een plicht waaraan ze heeft voldaan. Gelukkig is dat in Nederland wel steeds minder, maar soms wordt nog wel zo gedacht.”

Je woont nu hier, in Amsterdam. Waar ben jij opgegroeid? “Eerst in Rotterdam, en daarna heel kort in Hellevoetsluis. Dat vond ik verschrikkelijk. Er is niets mis mee, maar het is niets voor mij. Het is ‘normaal’. Een niksig periferiestadje. Alles wat ik niet leuk vind. Daarom ging ik al op mijn zeventiende uit huis, om in Rotterdam te wonen. Voor werk ging ik veel heen en weer naar Amsterdam, dus uiteindelijk besloot ik me daar te vestigen. Ik ben trouwens nog wel een paar jaar terug geweest in Rotterdam, vlak voor ik dertig werd. Ik dacht dat ik volwassen moest doen. Dat was een drama.”

Waarom dacht je dat je volwassen moest doen op je dertigste? “Ik ben wel theatraal en melancholisch ingesteld. De avond voor mijn achttiende verjaardag ging ik dramatische gedichten schrijven met een verenpen in het maanlicht. Op mijn 26ste woonde ik in Amsterdam met vrienden, maar dacht ik dat het tijd was om volwassen te doen in de vorm van een zelfstandige woning. Ik had een paar jaar later de kans om terug te keren naar Rotterdam, naar een prachtig appartement in een hele hoge wolkenkrabber. Achter Hotel New York, op de Wilhelmina pier. Daar heb ik gewoond van mijn 29ste tot mijn 31ste. Het was een vreselijke tijd.”

Het waren wel jaren waarin het volgens mij heel goed ging met je carrière. “Geluk in werk betekent voor mij absoluut niet hetzelfde als gelukkig zijn. Ik had al mijn vrienden in Amsterdam achtergelaten voor een vreemd avontuur in een wolkenkrabber. Toen zat ik daar opeens alleen. Die plek was veel te steriel voor mij. Op mistige dagen was het net of ik in een watje woonde; de wolkenkrabber werd omringd door wolken. Dat gebeurde nogal eens, want driekwart van het jaar is het grijs en grauw in Nederland. Toch heb ik er geen spijt van, want na mijn dertigste – er veranderde overigens niet zoveel als mijn melancholische zelf had verwacht – wist ik beter wie ik was. Ik ben teruggegaan naar Amsterdam. Hier voel ik me echt thuis.”

Jouw documentaires zijn over het algemeen zeer vermakelijk, maar er zit wel een serieuze ondertoon aan. Ben jij een wereldverbeteraar? “Ik vind het wel belangrijk dat mijn programma’s ergens over gaan. Maar ik vind het werk wat ik doe het onbelangrijkste werk van de wereld. Als de wereld vergaat en er kunnen mensen worden gered, ben ik de laatste die meegaat. Ik ben maar een televisiemaker. Die documentaires die ik heb gemaakt, zullen heus wel iets betekenen, maar ik til er niet te zwaar aan.”

‘Tegelijkertijd ben ik niet zo heel erg van op de barricaden staan. Ik vind persoonlijk dat je het een beetje moet doseren.

Het is vaak toch preken voor eigen parochie. Ik krijg het idee dat veel activisten in hun eigen bubbel zitten.’

Vind je dat mediamakers zichzelf soms te serieus nemen? “Zeker. Ik zie het om me heen gebeuren. Het zit niet in mij om arrogant te zijn. Bescheidenheid siert de mens, dat vind ik een mooi gezegde. Ik denk dat veel mensen die iets in de televisie doen, dat boven hun bedje mogen hangen. Het is allemaal niet zo belangrijk. Blaas jezelf niet zo op. Doe niet alsof Jezus is teruggekeerd op aarde, als jij iets moois hebt gemaakt.”

Heb je wat met feminisme trouwens? “Ik ben opgevoed door sterke vrouwen. Mijn vriendinnen hebben ook allemaal hele sterke karakters. Hoe er naar jullie vrouwen wordt gekeken, hoe er met jullie wordt omgegaan. Het gedonder met de broekjes tijdens de Olympische Spelen. Dat soort dingen openen wel je ogen. Ik ben me de afgelopen jaren steeds bewuster geworden van de positie van minderheden. Tegelijkertijd ben ik niet zo heel erg van op de barricaden staan. Ik vind persoonlijk dat je het een beetje moet doseren. Het is vaak toch preken voor eigen parochie. Ik krijg het idee dat veel activisten in hun eigen bubbel zitten. Het is een beetje ‘wij van WC-eend’. En soms vind ik de toon erg drammerig en negatief. “Als homoseksuele man heb ik ook wel wat meegemaakt. Ik ben een keer bespuugd op de Vijzelstraat, toen ik aan het zoenen was met een jongen. Maar toch raakt het me niet, ik vind het vooral sneu voor die persoon. En als mensen homoliedjes zingen, ben ik niet zo snel gekwetst. Ik vind het mooi als mensen zich inzetten voor een betere wereld, maar ik geloof niet dat het gaat lukken om zeven miljard mensen dezelfde kant op te laten kijken. Maar misschien ben ik wel de gekke, dat ik zo denk.”

De perfecte wereld bestaat niet volgens jou? “Ik ben wel cynisch-realistisch. Ook over het milieu. We moeten absoluut proberen om de snoeppapiertjes op te rapen op straat, zoals mijn moeder bepleit. Maar als wij vergaan als mensheid, dan zou mij dat niet verbazen, dan is dat een spiegel van de mensheid. De vraag is of het erg is. Misschien hoort het erbij, in het licht van de eeuwigheid. Wij mensen denken dat we heel bijzonder zijn, maar dat is niet zo. Misschien hoort het erbij, dat wij onze eigen ondergang zijn. Zo geloof ik ook dat er altijd mensen zullen zijn die vrouwen haten, homo’s haten. Prima is het niet, maar het is nu eenmaal zo.” helemaal niets tegen sojamelk of havermelk trouwens. Ik had ook nooit verwacht dat die term zoveel aandacht zou krijgen.”

Binnenkort zien we je weer op tv met je televisiepartner in crime Nicolaas Veul, in de documentaireserie 100 dagen in je hoofd. “Klopt, ik heb er heel veel zin in. We wilden deze serie graag maken, omdat we denken dat er een stigma rust op mentale gezondheid. We praten er steeds meer over. Maar als iemand wordt opgenomen, dan is het toch al gauw van: diegene is gek, en ik ben normaal. We willen met deze serie de kloof slechten tussen ‘normaal’ zijn en ‘gek’ zijn. We hebben namelijk allemaal wel wat. Of het nou een stoornis is of een trauma uit je jeugd.”

Tot mijn grote verbazing ontdekte ik op jouw persoonlijke Wikipediapagina dat jij de bedenker bent van het woord quinoakut – het is zelfs opgenomen in de Dikke van Dale. Ik durfde mijn cappuccino met havermelk net haast niet te bestellen. (lacht) “Dat klopt. Het woord bedacht ik een aantal jaar geleden voor mijn VPRO-column. Ik kwam in die tijd veel bij Vinnies, een café in de Haarlemmerstraat. Dat was een tent waar veel van die superfoods geserveerd werden en dit soort types langskwamen. Natuurlijk heb ik het heel erg overdreven – ik heb Wat heeft jou het meest verbaasd? “Ik heb vijftig dagen meegelopen op een afdeling waar mensen psychische stoornissen, zoals autisme, borderline en verslavingen hebben. Door mijn nieuwsgierigheid vroeg ik op de eerste stagedag al aan mensen: waarom zit jij hier? Dat is dus helemaal niet de bedoeling daar. Er zijn gezette momenten dat er over het verleden gesproken wordt. En dat is dus niet aan het ontbijt, als iemand zijn boterham met hagelslag besprenkelt. In het begin zag ik vooral de stoornis, en niet de mens. Dat veranderde toen ik daar langer rondliep. Tijdens de serie gaan Nicolaas en ik zelf ook met de billen bloot en in therapie. Dat vond ik wel heel spannend en eigenlijk veel te privé om te delen met de rest van de wereld. Maar voor mijn gevoel was ik het verplicht aan de mensen die we daar gevolgd hadden, en die zo veel van zichzelf hadden durven laten zien.”

100 dagen in je hoofd is vanaf donderdag 21 oktober om 20:55 te zien op NPO 3. O

This article is from: