De nieuwe PINDAH* (editie 2020) is uit

Page 1

PINDAH* 2020 € 6,95

DE GLOSSY MET EEN NEDERLANDS-INDISCH TINTJE

Don Diablo, Ode aan zijn Indische moeder

OP PAPOEA NOG STEEDS GEEN SPRAKE VAN VRIJHEID Yvonne Keuls: ‘Indië zit diep, diep, diep in mij verankerd’

LEO BLOKHUIS: INDOROCK ALS BASIS VAN DE NEDERLANDSE POPMUZIEK

Theodor Holman: ‘Herdenken zorgt ervoor dat een onbegrijpelijk verhaal iets meer te verdragen wordt’

70 JAAR GELEDEN: REPUBLIK MALUKU SELATAN UITGEROEPEN

DE DERDE GENERATIE AAN HET WOORD


Nieuwe bewoners welkom bij Rumah Kita! Wilt u komen wonen bij Rumah Kita, hèt verpleeghuis voor Indische en Molukse ouderen. Op onze Lotus appartementen wonen mensen soms nog deels zelfstandig, maar vaak ook met een zorgvraag die thuis niet meer goed te realiseren is. Naast zorg is er ook heel veel aandacht voor welzijn en cultuur. U heeft hier een mooi, ruim appartement om zo goed mogelijk te kunnen blijven wonen in een beschermde omgeving zonder uw eigen regie kwijt te raken. Wij zien u graag bij Rumah Kita!

Rumah Kita Verpleeghuis Rumah Kita is er speciaal voor Indische en Molukse ouderen. Het bijzondere karakter van dit huis blijkt uit alles. Het eten, de feestdagen, de toko, de jaarlijkse Pasar Rumah Kita. Maar ook de taal, de gewoontes, de aankleding‌ Rumah Kita staat vlak bij het

centrum van Wageningen. 166 Indische en Molukse ouderen uit heel Nederland vinden er een prettig thuis. In Rumah Kita kunt u terecht voor verpleeghuiszorg. Wij zijn er voor oudere mensen met dementie en/of complexe lichamelijke klachten. Uw situatie, mogelijkheden en gewoonten zijn bepalend voor de

zorg. Welke zorg u ook ontvangt, wij sluiten aan bij wie u bent. Want bij ons kan iedereen zichzelf zijn. Heeft u vragen over de mogelijkheden van wonen bij Rumah Kita? U kunt altijd vrijblijvend contact opnemen met ons Klantbureau, 0317-364 240, zij helpen u graag verder.

www.zinzia.nl


COLOFON

PINDAH* Hoofdredacteur: San Fu Maltha Art direction & vormgeving: Remco Tonino Eindredacteur: Simon Jacobus Editor at large: Sunny Jansen Beeldredacteur: Sylvia Pessireron Redactie-assistent: Aurora van de Velde Technische eindredactie: Patty Smith PINDAH* is een uitgave van MIMM BV. in samenwerking met Stichting Indomedia. Redactie: stichtingindomedia@gmail.com. Drukker: Habo DaCosta Distributeur: Betapress Aan dit nummer werkten mee: Leroy Aznam, Michou Basu, Jan Banning, Stephan van Beek, Toto Blaauw, Leo Blokhuis, Marc Chavannes, Misty Diansharira, Louise Doorman, Armando Ello, Anne Elzinga, Han Go, Rob Hammink, Theodor Holman, Jeff Keasberry, Simone Jacobs, John Jansen van Galen, Eline Jongsma & Kel O’Neill, Vanja van der Leeden, Frans Leidelmeijer, Bart Leemhuis, Gail Meijer, Tonny van der Mee, Hans Moll, Julie Ng, Petra Neumann, Harold Pereira, Annemei Pikaar, Evelien Riupassa, Priscilla Rosmolen, Richard Schreefel, Pauline de Senerpont Domis, Yolanda Smith, Wilma Thépass, Marc Tierolf, Yaël Vinckx, Maureen Welscher, Joss Wibisono, Christian Witkin en Farah Quinn. Met dank aan: BaroQco/Studiosucces, Stanley Bish, Jim Bos, Anne Broekman, Woody Brunings, Leon Donnars, Rien Eijbersen, Berry Grondhuis, Het Nationaal Archief, Henk Hoek, Martin Hogeboom, Martijn Jacobus, Mark Kohn, Remko Kraaijeveld, Frank Krom, Margit van Looijen, MCM Global team, Gerard Mosterd, Bart Mulder, Rahi Rezvani, Rocket Agency, Rose Photography, Max Rijkschroeff, Janita Sassen, Spaarnestad Photo, Valerie Streif, Boen Tan, Ruth Visser, Vera de Vries, Koen van Weel en Nanneke Wigard. Geïnterviewden: Raki Ap, Tina Artmanni, Leroy Aznam, Joshua Ballinger, Toto Blaauw, Renee Bosveld, Ellen Deckwitz, Don Diablo, Michiel Eduard, Rich Eduard, Celeste Engel, Romina Engel, Kirsten Goote-Vos, Marius den Hengst, Xaviera Hollander, Melvin Ireeuw, Isadora Jongsma O’Neill, Yvonne Keuls, Janine Kho, Auke Kok, Ivonne Kreule, Jefta Latupeirissa, Robin Leemhuis, Eduardo Liem, Chelina Manuhutu, Dido Michielsen, Marjan Pane, Michael Passage, Rene Ripassa, Yosina Roemajauw, Noes Solisa, Nyonya Josina Soumokil, Peggy Stein, Erry Stoové, Vinchenzo Tahapary en Javaj Vermeesch.

Waar vind je PINDAH*? PINDAH* is verkrijgbaar op 3500 verkooppunten bij grote ketens waaronder Readshop, Primera, Bruna en AKO. PINDAH* is ook verkrijgbaar via www.pindah-magazine.nl. Voor meer informatie: stichtingindomedia@gmail.com. Covershoot Fotograaf: Harold Pereira Art direction: Sunny Jansen @Marge_X, Remco Tonino Styling: COS, Richard Schreefel @Angelique Hoorn Management Visagie: Petra Neumann


PINDAH* DE GLOSSY MET EEN NEDERLANDS-INDISCH TINTJE

Farah Quinn

128

35 71 122 131 123 124 126 128

43

‘Op Papoea is geen sprake van vrijheid’

57 58 72 75 102 103

81

64 81

07 92 116

Indorock

22

12 14 31 60 76

Column

Schrijver John Jansen van Galen: De hardliners kregen de overhand Stephan van Beek van het Dekolonisatienetwerk voormalig Nederlands-Indië: ‘Opa, waarom hebben jullie niet gekozen voor Indonesië?’ Mode-journalist Michou Basu pleit voor meer batik op straat Han Go: Liever een frikandel speciaal

Culinair

Update: de nieuwste kookboeken Volgens Jeff Keasberry voedt Indisch eten zijn Indoditeit in Amerika: ‘Je bent wat je eet’ Foodbloggers: Vanja van der Leeden won het Gouden Kookboek 2019; Marc Tierolf pleit voor het behoud van de traditionele Indische keuken en Pauline de Senerpont Domis kookt recepten van Beb Vuyk Indonesische topkok Farah Quinn deelt haar favoriete recept

Cultuur

Uit de kast! Olympisch kampioen Bibian Mentel, zangeres/presentatrice Nienke Plas, vlogger Monica Geuze, zanger en liedjesschrijver Lucas Hamming, Thuisbezorgd.nl-ondernemer Jitse Groen en OG3ENE Mystiek: over goena goena en innerlijke kracht Levenslang oorlog: het onthullende nieuwe boek van Griselda Molemans Kunst met Frans Leidelmeijer: Culturele kruisbestuiving Droomhuis van Jim Bos Boeken, boeken, boeken! Ellen Deckwitz over haar nieuwste dichtbundel: Hogere Natuurkunde

Derde generatie

Kinderen van de kolonie: de derde generatie over de invloed van Indië op hun leven en werk De jeugd van tegenwoordig spreekt over vrijheid, identiteit en lekker Indisch eten

Editorial

Hoofdredacteur San Fu Maltha

Essay

Louise Doorman, kleindochter van schout-bij-nacht Karel Doorman (Slag in de Javazee): ‘Ik zag het onbenoembaar verdriet van mijn vader’ Theodor Holman: ‘Wie herdenkt weet hoe goede zaken slecht kunnen aflopen. Daarom herdenk ik - ook’

Geschiedenis

Beeldverhaal: Indo’s ga weg uit Indonesië Nederlands-Indië voor beginners Het verdriet van de Papoea’s Portret van Poncke Princen: Vrijheidsstrijder zonder spijt 70 jaar RMS: ‘Ik vind dat Nederland de fouten uit het verleden recht moet zetten.’


INHOUD Door het schrijven van haar roman is Dido zich Indischer gaan voelen

28 38 50 94 118

50

08 16 120 110 112 22 25 36

Ode aan zijn Indische moeder

25

54 79 89 106

18 98

Monica Geuze

47

Interview

Peggy Stein van IP 2.0: ‘De Collectieve Erkenning is een gedrocht dat niets te maken heeft met rechtsherstel!’ Kirsten Goote-Vos: ‘Als mijn opa en oma mooie verhalen over Indië vertelden, zag ik lichtjes in hun ogen’ Schrijversechtpaar Dido Michielsen en Auke Kok: Hoe Indisch is hun huishouden? Schrijfster Yvonne Keuls langs de Indische meetlat: ‘Indië zit diep, diep, diep in mij verankerd.’ Xaviera Hollander is gewoon een Indisch meisje

Lifestyle

Totems. Vier dingen die wij allemaal kennen De favorieten van Miss Sunny Reizen: We love Indonesia!

Herdenken

De leus dit jaar van de Nationale Indië Herdenking is: 75 jaar 15 augustus De bijzondere familie Soejono: Met hart en ziel tegen onderdrukking

Muziek

De Nederlandse popmuziek is gebaseerd op Indorock, aldus popkenner Leo Blokhuis Don Diablo: Ode aan zijn Indische moeder

Oral History

Vrijheid in leven en sterven: Wilma Thépass vraagt zich vaak af hoe haar moeder haar geheim zo lang bij zich heeft kunnen dragen. Geen 75 jaar vrijheid voor 30.000 vergeten Nederlanders: de warga negara’s Journalist Marc Chavannes: De koffer van zijn vader bevat zijn Indo-geschiedenis De ouders van Hans Moll werden slachtoffer van de Bersiap: vluchten kan niet meer Familiegeschiedenis van Yaël Vinckx: ‘Aanpassen, dat deden onze (groot) ouders. Geen rendang maar draadjesvlees, geen rijst maar aardappelen.’

Reportages

In between two worlds: De aantrekkingskracht van Oost en West Amerindos, bewoners van Californië met roots in voormalig Nederlands-Indië


Geïnteresseerd in jouw familiegeschiedenis? Laat je inspireren en ga samen aan de slag!

Heb je Indische en/of Molukse roots? Met het doe-boek ‘Istori Kita Jouw familiegeschiedenis’ vol kleurrijke illustraties gaat de geschiedenis leven. Door de kracht van ruim 30 persoonlijke verhalen in ‘De lange reis van de Poesaka’ ervaar je de diverse periodes uit het leven van jouw (groot)ouders.

VERKRIJGBAAR: BIJ DE BOEKHANDEL, ON-LINE, EN WWW.LMPUBLISHERS.NL WWW.SIMONEBERGER.NL

Istori Kita - Poesaka


EDITORIAL

GAIL MEIJER

OP VELER VERZOEK De tweede editie van ‘de glossy met een Nederlands-Indisch tintje’. Meteen na het verschijnen van het eerste nummer was er vraag naar een vervolg. Eenmaligheid stond de volledigheid in de weg. De honger naar het Nederlands-Indisch erfgoed bleek springlevend te zijn. Een online enquête bevestigde dit beeld. Het kon niet anders: we moesten door. Niet alleen de tweede, derde en vierde generatie uit de Nederlands-Indische gemeenschap waren wakker geschud, ook de rest van Nederland bleek geïnteresseerd in deze ‘grootste en stilste minderheid’. Het magazine - dat vaak cadeau werd gedaan aan ouders en grootouders - werd samen gelezen of zelfs voorgelezen. Veel vragen van kinderen en kleinkinderen werden eindelijk beantwoord. Door trotse (groot)ouders die helaas in deze moeilijke tijd weer worden getest op hun incasserings- en aanpassingsvermogen. De zoveelste aanpassing. Jaren geleden zijn zij naar Nederland verhuisd. Niet omdat het kon maar omdat het moest. De nieuwe titel van onze glossy luidt daarom PINDAH* dat verhuizen/verhuisd betekent. Deze nieuwe PINDAH* weerspiegelt de diversiteit en inclusiviteit van de Nederlands-Indische gemeenschap: verhalen over de Bersiap, zeventig jaar RMS, Dekolonisatie, Backpay-claims, het verdriet van de Papoea’s. Een mix waarbij geen enkel ingrediënt mag overheersen zoals Kirsten Goote-Vos stelt in haar interview: ‘Wanneer je een goede soto wilt maken, moet je alle ingrediënten kunnen ruiken.’ Om ons erfgoed te behouden, is de rol van de jeugd essentieel voor de overdracht van kennis en informatie. Vandaar veel aandacht in deze PINDAH* voor de derde generatie. Jonge mensen die, zoals NRC-journalist Yaël Vinckx in haar bijdrage opmerkt, door hun onbevangen vraagstelling aan ouderen een belangrijke rol kunnen spelen in het doorgeven van de verhalen. PINDAH* is blij met de interviews met o.a. dj Don Diablo, dichteres Ellen Deckwitz, het schrijversechtpaar Auke Kok en Dido Michielsen en een aantal AmerIndo’s. Open spreken ze over hun afkomst en inspiratiebronnen. Columnist en publicist Theodor Holman, journalisten Marc Chavannes en Hans Moll vertellen over hoe hun jeugd en ouders hen hebben gevormd. Lees hoe diep Indiē verankerd zit in Yvonne Keuls, over de tijd die Xaviera Hollander doorbracht in een Jappenkamp. En hoe Louise Doorman schrijft over haar grootvader Karel Doorman. Uiteraard ook aandacht voor vertier: een overzicht van de belangrijkste kookboeken, recensies van bijzondere fictie- en non-fictie boeken, lifestyle volgens Miss Sunny, kunst met Frans Leidelmeijer en nog veel meer. In 2020 wordt 75 jaar vrijheid gevierd - sommigen vieren dat op 5 mei, anderen op 5 mei en/of 15 augustus en voor een derde groep valt er niets te vieren. Tijdens de huidige coronacrisis realiseren we ons echter allemaal dat ‘vrij’ zijn niet bestaat zonder veiligheid. En dat veiligheid voorop staat, zeker nu. Want anders is er niets om te herdenken. Ik wens u veel leesplezier en blijf gezond. San Fu Maltha, hoofdredacteur PINDAH* PS: Kunt u niet wachten op het volgende nummer van de PINDAH*, lees dan o.a. de Moesson, Indies Tijdschrift of het online NICC magazine. pindah*_ 7


Vier dingen die wij allemaal kennen. door Simone Jacobs foto’s Harold Pereira

Guling ‘Ik kan niet zonder mijn guling in mijn bed’, zegt Jessica Anthonio, die gefotografeerd wordt in de #Twijfelindo series. Mijn moeder die drie keer zo oud is als Jessica, kan ook niet zonder haar guling. Een guling is een rolkussen of knuffelkussen als een extra steuntje in de rug, onder de voeten of om lekker vast te houden. Go for it girl!

08 _ pindah*


LIFESTYLE

Sapu lidi

Elk Indisch huishouden heeft er een. De sapu lidi of sapu kasur is een traditionele Indische bezem. Het lijkt het meest op een roe, gemaakt van de nerven van palmblad, meestal bijeengebonden met een simpel koord. Het wordt gebruikt om bedden uit te kloppen, vloeren te vegen en om, zo wordt wel gezegd, de geesten uit huis te verjagen.

pindah* _ 09


Keris

Een teken van manhaftigheid en volgens de mythen een voorwerp met bovennatuurlijke krachten. Een k(e)ris is een dolk. Men zegt wel dat een keris een ziel heeft. In Nederlands-IndiĂŤ was de keris een pusaka (erfstuk) die wordt doorgegeven van vader op zoon. De keris wordt door een speciale smid - empu - gemaakt op basis van het karakter en de eigenschappen van de opdrachtgever. De empu geeft aan de keris een magische kracht mee, die gekoesterd moet worden.

10 _ pindah*


LIFESTYLE

Obat matjan Wondermiddel. Wat gebruik je tegen droge plekken op je huid? Wat helpt tegen verkoudheid, koude voeten of hoofdpijn? Obat matjan, tijgerbalsem, is het antwoord. Obat matjan is voor o.a. Indo’s, Molukkers en Peranakan Chinezen een wondermiddel. Er zijn twee soorten: rood = extra sterk (spierpijn of koude voeten), wit = koel en verzachtend (hoofdpijn, verkoudheid).

pindah* _ 11


12 _ pindah*


GESCHIEDENIS

De Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 betekent voor velen in Nederlands-Indië geen bevrijding. Jonge, gewapende Indonesische nationalisten (pemoeda’s) gaan de straat op. Nederlanders die de interneringskampen hebben overleefd, zijn hun doelwit. Maar ze hebben het ook gemunt op de Indo-Europeanen, Molukkers, Peranakan Chinezen en verder iedereen die van collaboratie met de Nederlanders wordt verdacht. Na de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 kunnen Indo-Europeanen Indonesiër worden. Ze kiezen er echter massaal voor om Nederlander te blijven. Als Nederland Nieuw-Guinea niet wil afstaan, worden de panden van o.m. de Borneo Sumatra Maatschappij (Borsumij) in Surabaya en Radio Holland volgeklad met leuzen. Op de gevel van de handelsmaatschappij Onderling Belang in Yogyakarta staat een oproep: ‘Usir Andjing Belanda’ (verjaag de Nederlandse honden, waarmee de NederlandsIndische gemeenschap wordt bedoeld). Op 5 december 1957 verklaart Soekarno dat alle Nederlanders en Indo-Europeanen staatsgevaarlijk zijn. Deze dag staat bekend als ‘Zwarte Sinterklaas’. Foto: Video still, Andere Tijden, 2007 pindah* _ 13


NEDERLANDS-INDIË VOOR BEGINNERS 1596 Eerste Hollandse schepen bereiken Indische Archipel. Peper mag alleen aan Hollanders worden geleverd. 1602 Oprichting Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Eist alleenrecht op alle specerijen in Indië. 1617 Jan Pieterszoon Coen benoemd tot gouverneur-generaal. 1619 VOC bouwt een nieuwe buitenpost op Java: Batavia. 1621 Op Banda wordt nootmuskaat toch verkocht aan Portugezen en Engelsen. Coen laat bijna alle 15.000 bewoners van Banda doden: ‘Slachter van Banda’. 1740 VOC handelt in kruidnagel, nootmuskaat, foelie, kaneel, koffie, suikerriet en opium. Stagnerende suikermarkt veroorzaakt grote werkloosheid onder Chinese arbeidskrachten. Vanwege plunderende bendes volgt slachtpartij: 5.000-10.000 Chinezen worden vermoord. 1798 Officiële opheffing VOC. 1799 West-Timor als kolonie ingelijfd. 1810 Aanleg Grote Postweg: verbinding van West- naar Oost-Java t.b.v. defensie, handel en transport. Onder de dwangarbeiders vallen vele doden. 1811-1816 Indië onder Engels gezag van luitenant-generaal Thomas Stamford Raffles. 1814 Koninklijk Nederlands-Indisch Leger

(KNIL) opgericht. 1816 Engelse overdracht. Ontstaan naam ‘Nederlands-Indië’. 1830 Invoering Cultuurstelsel: boeren verplicht tot afdracht twintig procent oogst aan het gouvernement. 1859 Multatuli schrijft ‘Max Havelaar’: aanklacht tegen Cultuurstelsel en misstanden in Nederlands-Indië. 1860 Einde slavernij. 1870 Einde Cultuurstelsel. 1873-1914 Onderwerping Atjeh (NoordSumatra). Bloedige oorlog. Ook Sumatra, Celebes en deel Borneo ingelijfd door Van Heutsz. 1898 Bestuursposten op Nieuw-Guinea. 1901 Ethische politiek: volksonderwijs (inheemse scholen), betere infrastructuur, irrigatiesystemen en verhuizing Javaanse arbeidskrachten naar andere eilanden. 1906 Invasie op Bali: rituele zelfmoord Radja I Dewa Agoeng Djambe, familie en hofhouding (puputan). 1908 Bali onderdeel Nederlands-Indië. 1918 Installatie Volksraad (adviesorgaan koloniaal bestuur). 1927 Oprichting PNI (Persirikatan Nasional Indonesia). Voorzitter Soekarno streeft naar onafhankelijkheid. 1942 Japanse invasie. 8 maart Capitulatie KNIL. KNIL-militai-

ren, ambtenaren en Nederlandse gezinnen opgesloten in Jappenkampen: barre omstandigheden, wrede behandeling en vele doden. Merendeel Indo-Europeanen blijft buiten de kampen, vaak zonder enige inkomsten. Vele inheemse, Indo-Europeaanse en Nederlandse vrouwen gebruikt als ‘troostmeisje’. september Dwangarbeid krijgsgevangenen bij aanleg Birma-spoorlijn en tewerkstelling in Japanse mijnen. Duizenden doden. 1943 Honderdduizenden Indonesiërs ingezet als dwangarbeider (romoesja’s). Velen sterven; hongersnood door inbeslagname rijst door Japanners. 1944 Hongersnood opstanden met geweld neergeslagen; Japanse bezetter belooft Indonesië onafhankelijkheid. In interneringskampen worden jongens weggehaald en tewerkgesteld in aparte kampen. 1945 mei-augustus Australische troepen landen op Borneo. Atoombommen op Japan. 6/9 augustus Atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. 15 augustus Capitulatie Japan. 17 augustus Soekarno en Hatta proclameren Republik Indonesia. Bersiap: totoks (volbloed Nederlanders) en Indo-Europeanen slachtoffer van geweld-

Wat was Nederlands-Indië eigenlijk? Wat moet ik erover weten? Hierbij een tijdlijn van de belangrijkste gebeurtenissen. door de redactie 14 _ pindah*


GESCHIEDENIS

dadige pemoeda’s (nationalistische jongeren) en pelopors (nationalistische strijders in gebieden die in handen van Nederlanders waren): rampokans (plunderingen), verkrachtingen en tjintjang (in stukken hakken). Kampen blijven gesloten: Japanse bewakers ingezet ter veiligheid van ‘gevangenen’. Java en Sumatra op 6 gebieden na in handen van Republikeinen. Totoks en Indo-Europeanen worden daar opgesloten in Bersiap-kampen. 2 september Japanse keizer Hirohito tekent overgave. 28-29 september 800 Schotse troepen arriveren in Batavia. 7 oktober oproep economische boycot van totoks en Indo-Europeanen. 10 oktober Britse troepen landen op Sumatra. Voormalige krijgsgevangen KNIL militairen gaan via Manilla naar Celebes, Borneo, Molukken en Nieuw-Guinea. Brits-Indische troepen landen in Soerabaja, hevige gevechten, doden o.a. bij aanslag vrouwen en kinderen uit kampen. Lord Mountbatten beveelt i.v.m. veiligheid voormalige gevangenen in Jappenkampen te blijven. 1945-1949 Vertrek oorlogsslachtoffers (vnl. totoks) naar Nederland; begin ‘ontmoedigingsbeleid’ minister(-president) Drees: ‘Voor Indo’s is geen plek’.

1946 maart Eerste Nederlandse oorlogsvrijwilligers toegelaten in westen en midden van Indonesië. 15 november Akkoord Linggadjati gesloten, maar niet uitgevoerd. 1947 Eerste ‘politionele’ actie: Operatie Product. Ten koste van vele doden (o.a. bloedbad Rawagede) worden handelsbelangen op Java en Sumatra beschermd. Door internationale druk stopt actie. 1948 Door stukgelopen onderhandelingen start Nederland tweede ‘politionele’ actie: Operatie Kraai. Poging om Nederlands gezag te herstellen kost wederom vele doden. Soekarno gevangengezet. Door druk internationale gemeenschap vrijgelaten, Nederland gedwongen tot onderhandeling. 1949 Soevereiniteit Indonesië overgedragen aan Verenigde Staten van Indonesië in Unie met Nederland. Onder leiding van president Soekarno. NieuwGuinea blijft tijdelijk onder Nederlands bestuur; Indo-Europeanen krijgen mogelijkheid Indonesisch staatsburger te worden (warga negara). 1950 Staatsgreep kapitein Raymond Westerling. Coup mislukt. 25 april Proclamatie Republik Maluku Selatan (RMS) op Ambon.

De term ‘Indo-Europeaan’ wordt hier en daar gebruikt als verzamelnaam voor groepen die niet de Indonesische nationaliteit wilden hebben (zoals Indo’s, Molukkers, Toegoenezen en Belanda’s Hitam).

Niet in het overzicht zijn opgenomen de inzet van 180 KNIL-soldaten in Suriname, die van Surinaamse KNIL-soldaten in Nederlands-Indië en de emigratie naar Brazilië, Argentinië, Zuid-Afrika, Suriname en de Nederlandse-Antillen.

26 juli Opheffing KNIL. 15 augustus Soekarno proclameert eenheidsstaat Indonesië. 1950-1952 Vertrek totoks en in mindere mate Indo-Europeanen naar Nederland. 1950-1965 Ca. 25.000 Indo-Europeanen vertrekken naar Amerika (‘Amerindo’s’). 1951 Molukse KNIL-militairen en gezinnen onder valse beloftes naar Nederland gebracht en ontslagen. Einde optietermijn aanvraag Indonesisch staatsburgerschap. 1952-1957 Vertrek Indo-Europeanen naar Nederland en Nieuw-Guinea. 1957 Soekarno verklaart alle Nederlanders, incl. Indo-Europeanen, tot staatsgevaarlijk. 1958-1968 Vertrek Indo-Europeanen en Peranakan Chinezen (letterlijk Chinese afstammelingen) naar Nederland. 1962 Nieuw-Guinea crisis. Soekarno eist Nieuw-Guinea op. Amerika voorkomt militair ingrijpen. 1963 Overdracht Nieuw-Guinea aan Indonesië. Papoea’s mogen zich voor eind 1969 uitspreken of zij bij Indonesië willen blijven. 1966 12 april Executie Chris Soumokil, tweede president van de Republik Maluku Selatan. 1969 Indonesië verbreekt afspraak: NieuwGuinea blijft bij Indonesië.

pindah* _ 15


1

2

Favorieten van Miss door Sunny Jansen

1- Rattan Egg Fauteuil - Bijenkorf 2- Mamuli Necklace uit Sumba - Artegia.nl 3- Urban Ears - Headphone 4- Croc effect sandaaltjes - Mango 5- Rieten zonneklep - We Like Bali 6- Taartdecoratie - HEMA 7- Eau de Parfum - Hermès 24 Faubourg 8- Rantang Saté To Go: voor al uw evenementen 9- Artwork Tjitjak (pagi) by Toto Blaauw 10- Total Spring/ Summer 2020 look - COS 11- Nieuw album Monique Klemann 12- Leren Phone Pouch - COS 13- Dekbedset van gewassen katoen – H&M Home 14- Airen vloerkleed met botanisch dessin - Bijenkorf 15- Pillow - met artwork van www.baguajody.com

5

6

11 16 _ pindah*

7

12

13


LIFESTYLE

3

Sunny Wie is Miss Sunny? Sunny Jansen (Indisch/Moluks/Antilliaans) was eind jaren negentig visible als transvrouw in het nachtleven van Amsterdam en als model in diverse magazines. Ze liep fashionshows in Parijs en New York. Vanaf 2000 werd Sunny het gezicht van de Supperclub Amsterdam, zeven jaar later was ze daar de creative manager. Tijdens de eerste Fashion Week Amsterdam werd Sunny geïntroduceerd als Fashion DJ. Met als gevolg dat Fashion Magazines en internationale brands haar boekten voor hun events. Daarnaast organiseerde ze de Underground Fashion Talent Amsterdam (UFTA), een platform voor beginnende designers, make-up artists, stylisten en modellen. In 2012 werd ze creative manager voor het PR bureau SO PR en was ze de PR-manager van o.a de designers Bas Kosters & Mary Me Jimmy Paul. Twee jaar geleden begon Sunny haar Facebook Live talkshow ‘Sunny Talks’ en haar Good Morning Amsterdam show op AMW. FM. Deze busy bee is verder agent bij Marge X van o.a creative director, stylist en tv-persoonlijkheid JeanPaul Paula. Je kent haar ook als DJ op bijv. het Milkshake Festival en op Sunday Social in W Amsterdam (hotel). Voor deze editie van PINDAH* is Miss Sunny editor at large.

8

4

9

10 15

14 pindah* _ 17


In between two worlds

Dat de geschiedenis ook een sociale ‘brug’ heeft geslagen tussen Nederland en Indonesië is helder. Hoeveel mensen zijn teruggekeerd naar Indonesië is niet bekend. Hoe bewegen de ‘repatrianten’ zich over de brug tussen die twee landen? Sommigen hebben blijvend de Gordel van Smaragd verruild voor het Lage Land. Anderen zijn er tijdelijk en keren terug. Sommigen hebben spijt van hun terugkeer, spijtoptanten, maar dan de omgekeerde route… Vier portretten over de aantrekkingskracht tot het Oosten of tot het Westen? door Rob Hammink en San Fu Maltha

‘Mijn verscheurde gevoel ligt niet aan Indonesië’ TINA ARTMANNI (51) Haar CV maakt duidelijk dat Tina Artmanni in twee werelden leeft. Je treft opleidingen en werkervaring aan in twee landen en ze heeft twee telefoonnummers, de een begint met +62 en de ander met +31. Er zit een verscheurd mens tegenover ons. Ze kijkt nadenkend en ontwijkt retorisch: ‘Daar lijkt het op hè?’ Haar leven in Noord-Sumatra was overzichtelijk. De grote verandering kwam in 1992 door de liefde voor een Nederlander. De jonge vrouw ontdekte daardoor een taal van een andere planeet. ‘Zo klonk het Nederlands. Ik had Engels gestudeerd en dacht naïef dat in Nederland dat ook de voertaal was. Ik had jullie onvervalst Nederlands nog nooit gehoord en kon niet zeggen dat de schoonheid er vanaf droop. Toch zal het mijn linguïstische nieuwsgierigheid zijn geweest om het te willen beheersen.’ En dat lukte. Tina verhuisde naar Amsterdam en maakte zich de strottenhoofd tergende G’s en de onnavolgbare vervoegingen in sneltreinvaart meester aan de UvA (Universiteit van Amsterdam). Aansluitend deed ze de secretaresse-opleiding Schoevers. Het resultaat? Een buitenlander die beter Nederlands spreekt en de taal beter begrijpt dan de gemiddelde Nederlander. Ze voelde zich thuis in het Lage Land, bouwde snel een vriendengroep op en werkte bij Tata Steel in IJmuiden. ‘Toen Tata ging bezuinigen raakte ik m’n baan kwijt, maar ik 18 _ pindah*

had een nieuwe uitdaging: koffie in Nederland. Soms lekker, soms niet om te drinken. Dus ik wilde koffie vanuit Atjeh gaan importeren. Dat liep vast door regelgeving en uit frustratie heb ik in Jakarta maar een koffiehuis geopend. Op enig moment had ik genoeg van de Indonesische avonturen en ik was blij dat ik weer fulltime in Nederland was.’ Voor korte duur. Haar wederhelft werd overgeplaatst naar Jakarta en Tina ging in 2017 weer mee. ‘Nu geef ik aan het Erasmus Training Centre in Jakarta Nederlandse les aan Indonesiërs en Bahasa aan Nederlanders. Dat gaat goed hoor.’ Dat ‘hoor’ verraadt twijfel. ‘Ik mis de structuur in Nederland, de duidelijkheid. Het oude vertrouwde Indonesië is toch veranderd, zo gaat dat. De mensen zijn veel minder dan vroeger geïnteresseerd in elkaar. Vroeger had je buren die bijvoorbeeld je boodschappen deden als je zelf niet kon. Als je nu aan jongeren vraagt of ze oog hebben voor hun buren dan zijn ze verbaasd. Je hebt toch Go-Jek om je boodschappen te brengen!’ Daarnaast lopen christenen, waartoe Tina behoort, steeds vaker aan tegen het fanatisme. ‘De religieuze tolerantie van vroeger raakt steeds verder weg. Dat is verdrietig. Vergeet niet, het is een jong land, ik bedoel er zijn heel veel jongeren die de sfeer bepalen en alles gaat sneller en minder diep. Mijn verscheurde gevoel ligt niet aan Indonesië.’ Haar glimlach, dat schitterende handelsmerk, lost op als ze zegt: ‘Ik wijs geen schuldigen aan. Misschien ben ik wel te oud geworden voor het huidige Indonesië. Dat kan.’ (RH)


BAROQCO/STUDIOSUCCES

REPORTAGE

‘De liefde bracht redding’ EDUARDO LIEM (49) Eduardo Liem praat niet, hij verhaalt. Tijdens die verhalen galmt doorlopend een daverende lach waarmee hij zijn internationale succes relativeert. Opgewekter krijg je de mensengelijke soort niet en dat is knap als je realiseert hoe deze selfmade man uit Soerabaja keihard heeft moeten vechten om zijn huidige positie te bereiken. Nu reist hij samen met zijn vrouw Imelda (bij toeval ook een Liem) de wereld over. En altijd met als uitgangspunt de schittering, zijn bijzondere sieraden waarin hij exclusieve Swarovski stenen verwerkt. BaroQco heet het merk dat hij vanuit minder dan niets oprichtte. ‘Ze kwam met haar moeder vanuit Indonesië naar Nederland voor ons huwelijk. We gingen een weekend naar Parijs. Daar zag schoonmama in Place Vendôme een prachtige kroon van het merk Chaumet. Voor het schamele bedrag van drie miljoen. Het leek haar een prima idee dat haar dochter dit koopje zou dragen op ons huwelijk.’ In de Amsterdamse rumah makan Dèsa landt zijn forse hand op tafel. ‘Maar moeder, dat zijn euro’s, geen roepia’s. Dat geld had ik natuurlijk niet. Dus er zat niets anders op dan zelf iets met bloed zweet en tranen in elkaar te zetten. Gelukkig nam een werkneemster van Chaumet ons mee naar de werkplaats. Ik zag de productie en dacht: dit kan ik ook.’ Toen Liem het sieraad met zilverdraad en tientallen stenen in elkaar zette, wist hij op dat moment niet dat juist dát sieraad de belangrijke basis legde voor zijn huidige bedrijf. En als je naar het formaat van zijn handen kijkt, kun je niet anders dan diep respect

hebben voor het priegelwerk dat vooraf gaat aan al die magisch realistische juwelen die nu wereldwijd hun aftrek vinden bij de rich and famous. Maskers, indrukwekkende colliers, kronen, oorbellen tot op de schouder. Als je het werk ziet, verdwaal je in een wereld van betovering. Eduardo Liem werd in Amsterdam geboren in een rijk Chinees nest dat, om de rust te bewaren tijdens Soekarno’s nationalistische koers, zich Limbert noemde. Pa overleed in 2000. ’Van verdriet’, zegt Liem. Vaders bedrijf, gespecialiseerd in parfumerie en cosmetica, werd slachtoffer van de val van Soeharto. De overheidssteun viel weg. Van opvolging was geen sprake. Om in zijn onderhoud te voorzien ging Liem junior aan de slag als handelsagent voor de Risjad Brasali groep in het Midden-Oosten en Turkije. Chemical engineering. ‘Klinkt best interessant, maar het maakte me niet gelukkig.’ De liefde bracht redding en Indonesië is het thuisland geworden van dit bijzondere Nederlands-Indonesische-Chinese duo. ‘We voelen ons er prettig en de markt van BaroqCo ligt daar en in de omringende landen. Er is daar ruimte voor decorum en vertoon.’ De perfectionist is nooit tevreden. Hij rust nooit. ‘Toch koester ik Indonesië en de successen op ons pad daar, zoals de warme band die we nu hebben met de familie van de ‘royal familie’ Mangkunegaran van Solo. BaroQco mag hun familiewapen gebruiken als marketing logo. Een kroon op ons werk en hét bewijs dat we op de goede weg zijn.’ (RH) pindah* _19


‘Ik voel me overal Indo’ MICHIEL EDUARD (38) DJ en singer-songwriter Michiel Eduard geniet zichtbaar van zijn favoriete Indo-maaltijd sambal goreng tempeh kering, sateh ajam en sajoer lodeh in de Amsterdamse toko Toradja House. Hij verhaalt vol passie over zijn verbondenheid met het land van zijn vader: Indonesië. Op zijn zestiende bezocht hij Indonesië voor de eerste keer met zijn ouders. ‘Niet alleen voor mij, mijn zus en mijn Nederlandse moeder was het de eerste keer; het was ook de eerste keer terug voor mijn vader. Pulang, pulang riep mijn vader voortdurend tijdens de vlucht naarmate wij dichter bij onze bestemming kwamen. Steeds meer zonderde hij zich af, sprak opgewonden in het Indonesisch en liep zover mogelijk naar de voorkant van het vliegtuig. Alsof hij zo eerder weer thuis zou zijn. Aangekomen in Medan was het ook voor mij een soort homecoming.’ Terug in Nederland blijft hij kretek sigaretten roken met zijn Indo-vrienden om het gevoel te behouden. Na het afronden van zijn toeristische opleiding heeft hij meteen zijn spullen gepakt en is - 21 jaar oud - met een toeristenvisum in Kuta neergestreken. Af en toe vloog hij naar Singapore om zijn 20 _ pindah*

visum te verlengen en ging hij naar Nederland als zijn geld op was. Als DJ leefde hij erop los. ‘Als mijn moeder vroeg wanneer ik weer naar huis kwam, zei ik ‘zo dadelijk’.’ Zo’n zeventien jaar geleden kreeg hij een driejarig artiestencontract in Indonesië. Hij presenteerde tv-programma’s en speelde als figurant in videoclips. Hij leerde de taal vloeiend spreken, ging produceren en optreden. Echter, hij kreeg tyfus door eten te kopen bij tentjes langs de kant van de weg. In 2004 ging hij berooid en ziek terug naar Nederland. Indonesië bleef aan hem trekken. Hij trouwde in 2008 zelfs een prinses uit Cirebon. ‘Indonesische vrouwen zijn het mooist, vooral Soendanese’, zegt hij hartstochtelijk. Het huwelijk duurde twee jaar. Hij is nu al een tijdje single. Kinderen wil hij nog wel. Nu gaat hij nog minstens drie keer per jaar naar Indonesië voor projecten en om te zingen. Zijn grootste successen daar waren de hit Laki Laki Paling Gila met de band Slank en zijn muzikale bijdrage aan de Indonesische film Rompis the movie (2018). Maar steeds als hij daar is, verlangt hij terug naar Nederland en andersom. ‘Ik weet niet waar ik thuishoor. Ik denk in beide landen of in geen van beide. Ik voel me overal Indo.’ (SFM)


PRIVÉ-COLLECTIE MARJAN ELIZE PANE

REPORTAGE

‘Ik voel me op mijn best in de tropen’ MARJAN ELIZE PANE (72) Opgetekend door schoondochter Misty Diansharira Marjan Elize Pane, of ibu Mardjan zoals ze haar op kantoor noemen, is een energieke dame. Als advocaat in Jakarta heeft ze al meer dan dertig jaar grote locale bedrijven en multinationals als cliënt. Ze spreekt vloeiend Nederlands met een Indo-accent. Haar vader is een volbloed Batak uit Sumatra die haar Rotterdamse moeder heeft ontmoet tijdens zijn studietijd in Nederland. Uiteindelijk heeft hij zestien jaar in Nederland gestudeerd, gewerkt en gewoond. Tot de Tweede Wereldoorlog begon. ‘In 1943 werd mijn vader door de Duitsers opgepakt en moest hij dwangarbeid verrichten. Hij heeft bijna een jaar lang treinsporen gepoetst in Neurenberg. Vooral door deze traumatische ervaring wilde hij weer terug naar Indonesië.’ Toen Marjan twee jaar oud was, werd Jakarta het nieuwe thuis. Een jonge hoofdstad in volle bloei. Marjan en haar broer en zussen gingen naar de Indonesische school omdat ze van hun ouders Indonesisch moesten leren. ‘We mochten niet op de Nederlandstalige Concordantenschool, want we waren maar gewone leerlingen’ voegt Marjan eraan toe. Ze zat met Indonesische, Indonesisch-Chinese en Indo-kinderen in de klas en had hechte vriendschappen. Nooit werd ze gepest vanwege haar huidskleur of afkomst. Haar vader die zijn ritme weer had gevonden, begon een eigen bedrijf in babyvoeding en later in koffiebonen. Intussen regeerde haar moeder het huishouden met ijzeren hand. ‘Mijn vader sprak heel stijf Indonesisch en kon het amper schrij-

ven, en mijn moeder kende zelfs alleen maar een paar woorden. Ze hebben eigenlijk van hun kinderen echt Indonesisch leren spreken. Daarom vond mijn moeder het heel onbeleefd als we aan tafel Indonesisch met elkaar spraken.’ Ze keek enorm op tegen haar ouders: met kleine kinderen naar Indonesië verhuizen. Vooral voor haar moeder was het niet gemakkelijk. Als ze naar de pasar ging in Mayestik werd ze regelmatig uitgejouwd: ‘Hee mau apa di sini orang belanda?’ (Hé, wat wil je hier Nederlander?) Momenteel praat niemand meer negatief over Belanda’s. Haar familie is erg Indonesisch geworden. Ze maakt graag nog de gerechten van haar moeder, gaat vaak in Jakarta op zoek naar de beste ‘nastar’ (ananastaartje), cocosmacroon of ‘kue ombeikuk’ (ontbijtkoek). ‘Natuurlijk ben ik weleens naar Nederland geweest om familie op te zoeken. Mijn ouders zijn uiteindelijk weer naar Nederland verhuisd toen de PKI-chaos in 1965 uitbrak. (Partai Komunis Indonesia - Communistische Partij van Indonesië - redactie) Alleen, mijn moeder werd niet meer erkend als Nederlander omdat ze met een Indonesiër was getrouwd.’ ‘Ik voel me wel thuis in Nederland, hoewel ik daar nooit echt gewoond heb. Maar ik voel me op mijn best in de tropen. Ik heb hier mijn kinderen, mijn kleinkinderen, mijn werk en mijn vriendinnen. Dat ik Indisch ben, geeft mij wel het gevoel dat ik niet echt in Indonesië thuishoor, omdat mensen mij over het algemeen toch niet als één van hen zien. Ik heb daar mee leren leven. Ik zie het als een voordeel om die twee culturen te beleven, ook al hoor ik bij geen van beide.’ (SFM) pindah* _21


POPMUZIEK IN NEDERLAND BEGINT MET INDOROCK Het waren de Indo’s en hun (Molukse) vrienden die Nederland kennis lieten maken met de opwinding van de elektrische gitaar en de zinderende rock & roll. Popjournalist Leo Blokhuis vertelt over de Indorock. door Leo Blokhuis foto’s Collectie Leon Donnars

Van boven naar beneden the Javalins, the Crazy Rockers en the Tielman Brothers

22 _ pindah*


MUZIEK

Toen de rock & roll bands, met vooral Indische Nederlanders in de gelederen, vanaf eind jaren vijftig de pannen van de daken speelden in Nederland en vooral in Duitsland, bestond de term Indorock nog niet. Dit waren gewoon Schaukapellen aus Indonesien, of Exoten aus Tulpenland, zoals de bands als de Tielman Brothers, The Crazy Rockers of The Javalins werden aangekondigd bij onze oosterburen. ‘Herrie’, vonden ze het vooral in Nederland. Voor de Hollandse blokfluiters, accordeonisten en harmonium bespelers waren zij hun tijd wat vooruit. Het waren de Indo’s en hun vrienden - er zaten ook Molukkers, Surinamers, Antillianen en een enkele verdwaalde Hollander in de vroege bandjes - die Nederland kennis lieten maken met de opwinding van de elektrische gitaar en de zinderende rock & roll. De term ‘Indorock’ wordt pas in 1975 door liefhebber Piet Muys geïntroduceerd. De stroming is dan al lang tot bedaren gebracht, om te beginnen door de beatmuziek van halverwege de jaren zestig. Muys constateerde terecht dat de Indo’s oververtegenwoordigd waren in de vroege rock & roll in ons land. De reden? Misschien speelde dit mee: de gitaar kwam al met de Portugezen mee naar Indonesië en was een ingeburgerd instrument. In Nederland was het een veel exotischere verschijning. En heel misschien was er bij de Indische jongeren wel een grote bewijsdrang. Zo hartelijk werden zij niet ontvangen in het land van hun vaders, het Nederland van de wederopbouw.

Rock & roll rage

Rock & roll ontstaat in de jaren vijftig in de Verenigde Staten. Het is een onmiskenbare Afro-Amerikaanse stijl die aanvankelijk in zwarte clubs wordt gespeeld. Pas als de witte Bill Haley zijn liedjes gaat arrangeren en zingen als rock & roll en zijn Rock Around The Clock in de film Blackboard Jungle en later ook in de film Rock Around The Clock wordt gebruikt, breekt de rock & roll rage los. Uiteraard eerst in de VS, later ook in Europa. In de tweede helft van de jaren vijftig, juist als grote groepen repatrianten uit de voormalige Nederlandse kolonie in de Oost in Nederland aankomen, komt de opwindende muziek uit het westen. Jongeren zien in de bioscoop hoe dat werkt, een rock & roll bandje. De eerste liedjes leren ze van de zeldzaam aanwezige platen. De

De Tielman Brothers nemen in 1958 de allereerste Nederlandse rock & roll single op

naald moet keer op keer terug in de groef om de teksten fonetisch uit te schrijven. In de woonkamer geven zij hun eerste optredens, elektrische gitaar versterkt door een oude radio. De bas niet zelden zelf gebouwd uit een theekist, bezemsteel en waslijn. De vraag is of de Indorock ook een eigen geluid heeft. Jazeker, zegt de ene muzikant, wij telden anders. Je hoorde specifieke gitaarversierinkjes die uit de krontjong kwamen, zegt de ander. Nee hoor, zegt een derde, wij speelden gewoon rock & roll. Feit is dat zij in elk geval geïnspireerd zijn door de Amerikaanse en in mindere mate Britse voorbeelden als The Ventures, The Shadows, Chuck Berry en Bill Haley. En allemaal keken ze op naar de grootste van alle Indorockbands: The Tielman Brothers. Virtuoze muzikanten- gedrild door hun vader, de KNIL’er Herman (‘Mensen kijken met hun ogen’) - zij geven bloedstollende liveshows waarin Andy zijn gitaar achter zijn rug of met zijn voeten bespeelt, bassist Ponthon zijn staande bas bespeelt terwijl hij op zijn rug op de grond ligt en drummer Loulou lopend om zijn drumkit soleert. Deze groep, de Tielman Brothers, neemt in 1958 de allereerste Nederlandse rock & roll single op. Dat is anderhalf jaar vóór het liedje dat vaak als het begin van de rock & roll in Nederland wordt gezien, Kom van dat dak af van Peter Koelewijn uit eind 1959. Het zijn onmiskenbaar de Indo’s die het rock & roll vuurtje in ons land aanwakkeren. En handige zaaleigenaren, ruimdenkende jongerenwerkers en cafébazen geven de nieuwe, opwindende muziek ook een plek. Maar de grote media, de opiniemakers uit die tijd en de keurige Hollandse spruitjeseters willen niks weten van rock & roll. De Nederlandse radio draait het amper, tv geeft niet thuis en kranten kraken de nieuwe muziek af. ‘De Tielman Brothers putten zich uit in zoveel onzinnig, zenuwachtig en onbegrijpelijk gehuppel en gekronkel tijdens hun rock ’n roll slotnummer, dat het muzikale aspect volkomen zoek raakte en er niets meer dan wat platvloers showwerk overbleef ’, schrijft het Friesch Dagblad in januari 1960. Het Dagblad van het Noorden vindt het optreden van de band niet veel pindah* _ 23


MUZIEK

Andy Tielman, godfather van de Indorock

beter: ‘Wat de Tielman Brothers aan luidruchtige ritmiek en visuele onzin produceerden tartte elke beschrijving’. De band The Crazy Rockers werd aangekondigd met de woorden: ‘Dames en heren, nu komen de Crazy Rockers, zet uw geluid maar héél zacht.’

Het is niet gek dat de meeste Indorockbands hun heil in Duitsland zochten

heil in Duitsland

Het is niet gek dat de meeste Indorockbands hun heil in Duitsland zochten. In Duitsland zijn kort na de Tweede Wereldoorlog Amerikaanse, Britse, Franse en Russische militairen gelegerd om de boel in de gaten te houden. Vooral in het zuidoosten van het land, indertijd de Amerikaanse sector, hebben militairen behoefte aan de muziek van thuis. Duitsers spelen het niet. Het naziregime verklaarde in de oorlogsjaren Anglo-Amerikaanse muziek als entartete kunst (kunst die niet aan nationaalsocialistische eisen voldeed - redactie) en muzikanten moesten rennen voor hun leven, vaak naar de VS, of belandden in kampen. Er is in het land geen muzikale cultuur waar de rock & roll op door kan groeien. Dus worden de Indorockbands uit Nederland gehaald. De clubs waar zij spelen zijn vaak in handen van Joodse eigenaren, die als Wiedergutmachung bepaalde belastingen niet hoeven te betalen. Zij bieden vergoedingen waar de Nederlandse middenklasse alleen maar van kan dromen, soms wel vijf keer een lerarensalaris. De Indorockbands gaan dus naar Duitsland. Voor heel veel geld. Maar ze werken er hard voor en worden steeds beter. Het is de harde leerschool waar later ook de jonge leden van The Beatles hun geniale spel ontwikkelen. Want na de Nederlanders, met name de Indo’s dus, komen de Britten. Zij spelen een simpelere vorm van rock & roll, met stevige powerchords en een agressiever geluid. We zijn hun stijl van spelen later beat gaan noemen. De versterkers stonden harder en de muzikanten namen genoegen met minder geld. En het publiek danste, dronk en vocht evengoed wel. Er is in kringen van de Indorock wat onenigheid over welke Indoband in Hamburg werd gespot door de leden van The Beatles. Paul McCartney heeft zich er lovend over uitgelaten, die jongens gaven geweldige shows, zei hij. Het maakt ook niet uit, feit is dat de Indorockbands een basis legden in Duitsland waar andere, en later véél succesvollere, groepen op door konden gaan. Net zoals in Amerika de oude rock & roll pioniers uiteindelijk werden weg24 _ pindah*

geblazen door de bands van de British Invasion – Beatles, Stones, Kinks, Animals, Who en anderen – zo was het ook in Duitsland en Nederland halverwege de jaren zestig gedaan met de rock & roll van de Indo’s. The Golden Earring, The Outsiders, The Motions, Q65, zij namen het stokje over.

bloedstollende liveshows

De vraag blijft waarom de Nederlandse rock & roll pioniers zo in de vergetelheid zijn geraakt. Eén van de redenen is dat hun kracht vooral op het podium lag. Bloedstollende liveshows lieten zich niet vangen op vinyl. En een optreden leverde meer geld op dan een studiosessie. Er werd bovendien weinig geïnvesteerd in eigen composities. De bewezen nummers zetten een zaal nou eenmaal makkelijker in vuur en vlam dan een nieuw eigen liedje. Wellicht – ik suggereer dit met schroom – hadden de bands ook wat te weinig eigen smoel. Ze speelden hun helden na en toen de rock & roll plaats moest maken voor The Beatles en consorten, verschenen er gewoon Beatles- en Stonesliedjes op de setlist. Toch kunnen deze opmerkingen het belang van de Indorock niet wegnemen of marginaliseren. Alle grote Nederlandse rockers uit de jaren zestig hebben met open mond en rode oortjes staan kijken en luisteren naar de Indorockers. De eerste elektrische gitaren zagen zij bespeeld worden door Indische handen. Het is symbolisch dat de zwarte Gibson gitaar waar George Kooymans een van de allergrootste Nederlandse rocksongs, Radar Love, op speelde een tweedehandsje was. De eerste eigenaar heette Andy Tielman. Leo Blokhuis is auteur van Blauwe zomer. In deze roman sluiten een Nederlandse en Indische jongen eind jaren vijftig van de vorige eeuw vriendschap op de tonen van muziek. Blokhuis is bekend als radio dj en is de rechterhand van Matthijs van Nieuwkerk bij tv-programma Popquiz a Go-Go.


MUZIEK

DON DIABLO

ODE AAN ZIJN INDISCHE MOEDER IN EEN DRUK RESTAURANT IN AMSTERDAM-OOST SPREKEN WIJ EEN VAN DE MEEST SUCCESVOLLE PRODUCERS/DJ’S TER WERELD. IEMAND WIENS NAAM WIJ AL DECENNIALANG KENNEN UIT DE ELEKTRONISCHE MUZIEKSCENE: DON DIABLO (40). OP ZIJN VEERTIENDE BRACHT DON PEPIJN SCHIPPER ZIJN EERSTE PLAAT UIT. INMIDDELS HEEFT HIJ ARENA’S OVER DE HELE WERELD UITVERKOCHT EN WERKTE HIJ VOOR GROOTHEDEN ALS MADONNA, ED SHEERAN, RIHANNA, JUSTIN BIEBER, COLDPLAY EN VELE ANDEREN. DE GEBOREN COEVORDENAAR IS ONDER MUZIEKLIEFHEBBERS ZEER GELIEFD OM ZIJN REMIXES VAN BESTAANDE NUMMERS EN HEEFT RUIM EEN MILJARD STREAMS OP ZIJN YOUTUBEKANAAL. DON HOUDT ZICH NIET ALLEEN BEZIG MET MUZIEK MAKEN MAAR HEEFT OOK EEN WEKELIJKSE RADIOSHOW DIE IN 68 LANDEN WORDT UITGEZONDEN, EEN EIGEN KLEDINGLIJN GENAAMD HEXAGON, EEN PLATENLABEL EN EEN STRIPBOEK DAT ONLANGS IS GELANCEERD IN AMERIKA. HET GROTE PUBLIEK WEET DAT DON MUZIEK MAAKT, ZIJN FANS KENNEN AL ZIJN WERK, DE ‘HEXAGONIANS’ KENNEN ZIJN KLEDINGSTIJL, MAAR WAT VELEN NIET WETEN IS DAT DON ROOTS HEEFT IN INDONESIË – HET LAND WAAR HIJ VAN JONGS AF AAN AL EEN STERKE CONNECTIE MEE HEEFT. door Leroy Aznam pindah* _ 25


Bij binnenkomst zijn alle ogen direct op hem gericht, Don Diablo. Met een grote zwarte zonnebril op zijn gezicht en opvallende kleding van zijn eigen merk Hexagon wordt hij aangesproken en maakt vervolgens even een praatje met de mensen naast ons. Eenmaal aan tafel begint hij als een echte Indo meteen over eten en vergeet je direct dat je tegenover een internationale dj van wereldniveau zit. In stroomversnelling gaan we verder over zijn passie voor muziek, hoe hard hij daarvoor werkt en dat zijn doel in het leven is om zoveel mogelijk dingen van zijn bucketlist te kunnen schrappen voordat hij deze planeet verlaat. Maar ook over Indonesië en hoe belangrijk zijn culturele achtergrond voor hem is. Dit komt natuurlijk door zijn moeder, die een Nederlandse vader en een Indonesische moeder heeft. Zijn Indische moeder is twee jaar als ze in Nederland aankomt en haar familie zich in Rotterdam vestigt. Samen met de vader van Don krijgt ze drie zoons die veel van hun moeders cultuur meekrijgen. ‘Als klein jongetje genoot ik al van de Pasar Malam en de Indische kookkunsten van mijn moeder, vooral mijn vader had bijzonder veel interesse en liefde voor mijn moederland.’

LIEVELINGSETEN Dat eten heel belangrijk is in de Indische cultuur is een bekend fenomeen. Er moet altijd genoeg te eten zijn ook al is het een doordeweekse dag. Don herkent dat wel: ‘Ik heb in mijn jeugd nooit een tekort gehad aan eten en hetzelfde gold voor al mijn vrienden. Als ik eens bij een vriendje kwam spelen in de middag dan kreeg ik 26 _ pindah*

rond etenstijd altijd de vraag of ik niet eens naar huis moest. Als vriendjes bij mij thuis kwamen spelen was het juist omgekeerd. Er was eten in overvloed en iedereen was welkom, zelfs als iemand net binnen kwam lopen. Dit heeft me vooral geleerd om heel gastvrij te zijn en zoveel mogelijk dingen in het leven met anderen te delen.’ Zijn lievelingseten was vroeger kipsaté, maar omdat hij geen vlees meer eet staat gado gado bovenaan zijn lijst. Sowieso heeft Don moeite om nee te zeggen tegen gerechten waar pindasaus op zit. Ook zegt hij geen nee tegen spekkoek en kue lapis.

MOEDER OP EERSTE PLAATS Uit alles wat hij zegt, blijkt dat Don in balans is. Hij is zich bewust van avonturen in de muziek op topniveau en de vluchtigheid van roem. De muziek beheerst nu dan wel zijn leven, maar zijn moeder komt altijd op de eerste plaats. Voor haar heeft hij ook dat belangrijke papiertje gehaald omdat zij heel veel waarde hecht aan een opleiding. ‘Ondanks dat ik al de hele wereld rondvloog op jonge leeftijd heb ik tussen alle hectiek door toch mijn studie Journalistiek weten af te ronden voor haar.’ Wat Don ook van zijn moeder heeft meegekregen is bijgeloof: ‘Ik ben extreem bijgelovig. Ik draag op mijn borst altijd een ketting met daaraan een hanger waar as en een stukje haar van mijn overleden vader in zitten. Die geef ik voordat ik het podium op stap een kus voor goed geluk. Ik herinner me een keer dat de ketting brak tijdens een grote show en de hanger onder het podium rolde. Mijn team gaf aan dat ze na de show de hanger zou gaan zoeken, maar ik gooide direct de hele show stil want zonder hanger kon ik simpelweg niet verder.’

‘IK ZAL INDONESIË ALTIJD IN MIJN HART DRAGEN’


MUZIEK

ONVERKLAARBARE CONNECTIE Zijn vader, van wie hij zijn drive en werkethiek heeft meegekregen, speelt een heel belangrijke rol in het leven van Don: ‘Mijn vader motiveerde mij niet alleen om mijn creativiteit te ontplooien maar hij inspireerde mij ook om dit zakelijk al vanaf jonge leeftijd in goede banen te leiden.’ Hierdoor gaat het ook heel snel met de muzikale carrière van Don, en belandt hij tijdens een wereldtournee wel eens in Indonesië, dat hem toch altijd meer doet dan welk ander land ook. ‘Ik zal Indonesië altijd in mijn hart dragen. Elke keer als ik daar kom is het stiekem toch wel een beetje alsof ik thuiskom. De taal, de mensen, de geuren. Alles doet me telkens weer herinneren aan een belangrijk deel van mijn jeugd. Het is moeilijk uit te leggen, maar het is toch het land waar je wortels liggen en daardoor voel je toch een onverklaarbare connectie. Ik verwacht dat deze gevoelsmatige verbintenis in de loop der jaren alleen maar sterker zal worden.’ Op 9 mei 2020 stond een optreden van Don Diablo gepland in de Ziggo Dome in Amsterdam. Deze is verplaatst vanwege de coronacrisis. pindah* _ 27


RECHTSHERSTEL Stel: Je bent in dienst bij de Nederlandse overheid en er komt een bezetting. Hierdoor heb je geen werk meer. Een probleem voor veel mensen tijdens de Japanse bezetting en de Bersiap in Nederlands-Indië. door Sylvia Pessireron foto Rahi Rezvani

Geen werk betekende geen geld om je huur te betalen of om eten te kopen. Honger en armoede waren het gevolg. Alle westerse landen hebben hun personeelsleden na de bezetting alsnog betaald. Behalve Nederland. Dit onrecht heet de Backpay-kwestie. Waarom werden oud-KNIL-soldaten en voormalige ambtenaren uit Nederland-Indië lange tijd genegeerd? Op 8 maart 1942 capituleerde het Koninklijk NederlandsIndisch Leger (KNIL) en viel Nederlands-Indië in Japanse handen. Militairen en gouvernementsambtenaren werden krijgsgevangenen en als dwangarbeiders ingezet bij de aanleg van de Birma-spoorlijn en in de Japanse mijnen van o.a. Mitsubishi. Normaal gesproken krijgen krijgsgevangenen hun salaris doorbetaald of achteraf, met terugwerkende kracht uitbetaald. Dat gold niet voor de KNILmilitairen. Ter vergelijking: Nederlandse militairen die tijdens de Duitse bezetting krijgsgevangen werden gemaakt, kregen in eerste instantie ook geen cent omdat Duitsland de lonen weigerde te betalen. Daarop riep het Nederlandse Departement van Oorlog de krijgsgevangenen op in actieve dienst. Hierdoor konden de mannen (of hun gezinnen) alsnog salaris ontvangen. Kort na de oorlog tegen Japan drongen ex-krijgsgevangenen uit Indië aan op uitbetaling van niet-genoten inkomsten. Vier groepen kregen hun volledige soldij of loon: het personeel van de Koninklijke Marine, KNIL-militairen in Duits krijgsgevangenschap, Nederlandse zeelieden en de Zuid-Afrika vrijwilligers. De rest bleef met lege handen achter.

haast maken

De Backpay-kwestie sleept al voort sinds het begin van de jaren vijftig uit de vorige eeuw. In 2011 hoorde Peggy Stein hier voor het eerst van. Ze organiseerde met een groep vrijwilligers een stille tocht om de zaak op de kaart te zetten. En ze werd lid van het 28 _ pindah*


GESCHIEDENIS

Peggy Stein ‘Door de Backpay-kwestie en de andere claims is de oorlog voor de Indische gemeenschap nooit afgelopen.’

Dagelijks Bestuur van het Indisch Platform (IP). Zeventig jaar na de Tweede Wereldoorlog (2015) kwam de Backpay-regeling tot stand. Deze financiële regeling was bestemd voor de toen nog in leven zijnde ambtenaren en militairen uit Nederlands-Indië die hun salaris over de oorlogsperiode niet hadden ontvangen. Van de 82.000 landsdienaren waren toen, volgens een rapport van de SVB uit 2013, nog maar een slordige 1.100 man in leven. Daarom viel de uitspraak van toenmalig staatssecretaris van Volksgezondheid Martin van Rijn dat ‘gezien de leeftijd van de mannen haast moet worden gemaakt’, in verkeerde aarde bij de nabestaanden van overleden ambtenaren en militairen. Peggy Stein: ‘Door de lakse houding van de overheid kwam de Backpayregeling voor velen te laat.’

gedrocht

Om een einde te maken aan de jarenlange strijd rond de Indische Kwestie (excuses, erkenning, compensatie oorlogsschade en Backpay-salarissen) riep de overheid eind 2017 de Collectieve Erkenning in het leven: een subsidieregeling voor activiteiten die moeten bijdragen aan de collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland. Het beschikbaar gestelde geld werd door velen in de gemeenschap gezien als een minimale afkoopsom. Bovendien had het naar de weduwen en nabestaanden van de betrokken militairen en ambtenaren moeten gaan, die eerder waren uitgesloten van de Backpay-regeling. Peggy windt er geen doekjes om. ‘De Nederlandse staat stelt dat met de Backpay-regeling en de Collectieve Erkenning de hele Indische kwestie af is, maar dat is niet zo. De Collectieve Erkenning is een gedrocht dat niets te maken heeft met rechtsherstel!’ In de Indische gemeenschap bestonden en bestaan meerdere opvattingen over wat te doen. Peggy was genoodzaakt om met een

aantal gelijkgestemden Indisch Platform 2.0 op te richten. Via IP 2.0 blijft ze zich inspannen voor het lot en het leed van ouderen uit Nederlands-Indië. ‘De overheid blijft verantwoordelijk voor de rechthebbenden,’ meent Peggy. ‘Zelfs na hun dood. Er is überhaupt geen oog voor het leed van ouderen uit Nederlands-Indië.’ Ze noemt het schrijnende geval van een hoogbejaarde man die in een verzorgingstehuis woont en geteisterd wordt door paniekaanvallen waarin hij meent dat Japanners komen om zijn vrouw en dochter te vermoorden. Peggy: ‘Zijn dochter nam contact met ons op. Ze wil hem met steun van de staat thuis verzorgen zodat hij zijn laatste levensjaren in een vertrouwde omgeving kan doorbrengen. Alle rechtszaken die ze voor hem heeft aangespannen, heeft ze verloren.’ Met een grimmig lachje voegt ze eraan toe: ‘Als we het niet eens zijn met een beslissing van de staat, kunnen we volgens de staatssecretaris alleen een rechtszaak aanspannen. Inmiddels weet iedereen dat het een ongelijke strijd is die altijd wordt verloren. Wie het oneens is met een uitspraak over een oorlogsuitkering kan bezwaar maken bij de Centrale Raad van Beroep. Dit orgaan geeft de uitvoerders van de diverse regelingen voor oorlogsgetroffenen altijd gelijk. Een hoger beroep is niet mogelijk na een uitspraak van de CRvB.’

moedeloos

De starre houding van de Nederlandse staat schrikt veel mensen af om een misstand aanhangig te maken en maakt velen moedeloos. Een tragisch voorbeeld is dat van een inmiddels 97-jarige Nederlandse vrouw wier vader huizen in Indië had. Tijdens de Japanse bezetting bracht hij die onder bij een Nederlandse makelaar. Na de oorlog werden de huizen onteigend. Peggy: ‘Deze zaak staat niet op zichzelf, meerdere huiseigenapindah* _ 29


‘De Nederlandse Staat stelt dat met de Backpayregeling en de Collectieve ren zagen hun bezit op dezelfde Erkenning manier verdwijnen. Die huizen zijn weg en als oorspronkelijke de Indische eigenaar heb je geen recht meer om ze op te eisen. We weten in- kwestie af is, tussen wie de makelaar is en dat de contracten daar nog steeds maar dat is liggen. Er zit nu een advocaat op de zaak.’ niet zo’ dag van de opstand

Op 8 maart 2020 organiseerde IP 2.0 in Amsterdam de Dag van de Opstand. De datum werd gekozen omdat het toen precies 78 jaar geleden was dat het KNIL capituleerde en de bewoners van Nederlands-Indië geconfronteerd werden met de Japanse bezetter. Peggy: ‘We hebben een krans gelegd bij de – door de staat bewust weggestopte – urn van de 22 erevelden. Op die velden liggen vele, vele familieleden van mensen van de Nederlands-Indische gemeenschap begraven. Gesneuveld, gemarteld en vermoord in de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië.’ Om de oorlog een gezicht te geven, hielden veel deelnemers foto’s van familieleden hoog. Op het podium op de Dam kwamen sprekers als Marion Bloem, Griselda Molemans, Indië-veteraan John Bruininga, Leroy Woudman (Indo’s be Like) en Michael Passage (SoCal Indo) aan het woord. De manifestatie werd afgesloten met een optreden van de Molukse band Massada. Na afloop klonk uit honderden kelen de mantra: ‘Excuses! Erkenning! Compensatie! F*ck Den Haag!’ 28 _ pindah*

BERRY GRONDHUIS

GESCHIEDENIS

Excuses van de koning Van 9 tot en met 12 maart 2020 bracht koning Willem-Alexander samen met Maxima een staatsbezoek aan Indonesië. Verrassend genoeg bood de Nederlandse koning excuses aan voor ‘geweldontsporingen van Nederlandse zijde’ tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. De reacties uit de Indische gemeenschap logen er niet om. ‘Als je een beerput opentrekt,’ waarschuwde Indië-veteraan John Bruininga, ‘dan gaat het stinken.’ Hij gooide geëmotioneerd zijn medailles op de grond: ‘Ik geef ze terug!’ Hij is van mening dat zijn gevallen kameraden door de excuses onrecht wordt aangedaan en dat de Indonesiërs nog veel meer geweld hebben gebruikt. Dat er nooit excuses zijn gemaakt voor het niet compenseren van oorlogsschade en het uitblijven van betaling van gederfde soldij noemde Peggy Stein ‘funest’ en ‘een klap in het gezicht’ van de Indische gemeenschap. Peggy: ‘Hij had eerst in Nederland zijn excuses moeten maken en ook moeten erkennen dat de Indische gemeenschap vogelvrij was in die periode van geweld.’ Schrijfster Yvonne Keuls zou graag zien dat in navolging van de verontschuldiging aan de Joodse gemeenschap in Nederland, ook excuses worden gemaakt aan de duizenden Nederlandse onderdanen die geïnterneerd werden tijdens de Japanse bezetting, in de kampen in de Bersiap-periode en daarna ‘zonder enige hulp’ in Nederland hun weg moesten vinden.


GESCHIEDENIS

HET VERDRIET VAN DE PAPOEA’S NIEUW-GUINEA MOEST EEN TOEVLUCHTSOORD WORDEN VOOR INDO-EUROPEANEN DIE NA DE ONAFHANKELIJKHEID VAN INDONESIË NIET NAAR NEDERLAND WILDEN OF KONDEN REIZEN. HET WERD EEN SPEELBAL TUSSEN INDONESIË EN NEDERLAND. NEDERLANDERS EN INDO’S WERDEN HET LAND UITGEGOOID. DE PAPOEA’S KREGEN DE LOZE BELOFTE VAN EEN REFERENDUM EN VECHTEN SINDS 1969 VOOR HUN VRIJHEID. door Sylvia Pessireron Aan het eind van de negentiende eeuw werd het westelijk deel van Nieuw-Guinea officieel bij Nederlands-Indië gevoegd. Afgezien van het winnen van tin was er weinig belangstelling voor de ontplooiing van deze regio en voor de bevolking, de Papoea’s. Dat veranderde toen geoloog Jean Jacques Dozy tijdens een expeditie in het Carstenszgebergte in 1936 een monoliet ontdekte die rijk was aan erts. Deze ertsberg bleek één van de grootste bovengrondse vindplaatsen van koper en goud te zijn. De Tweede Wereldoorlog en de Dekolonisatieoorlog doorkruisten de Nederlandse plannen tot exploitatie.

MENINGSVERSCHIL Bij de overdracht van Nederlands-Indië aan Indonesië in 1949 bleef Nederlands Nieuw-

Guinea (West-Papoea) in Nederlandse handen. De Indonesische leiders waren het daar niet mee eens. Nieuw-Guinea was immers onderdeel van het wingewest, dus moest ook dát gebied aan Indonesië worden toegevoegd. Nederland weigerde want het wilde vanwege handelsbelangen Nieuw-Guinea behouden als bruggenhoofd in Azië, en gebruiken als opvangplaats voor Indo-Europeanen en Chinezen die niet welkom waren in Nederland.

AMERIKAANSE STEUN Na vier jaar vruchteloos onderhandelen (19501954) wendde Indonesië zich tot de Verenigde Naties om steun voor hun claim. Op 7 december 1957 zette Soekarno een beslissende stap: de Nederlandse bedrijven in Indonesië werden genationaliseerd en de achtergebleven pindah* _ 31


Raki Ap, woordvoerder Free West-Papua Campaign. Onder: fel protest na racistische uitspraken over Papoea’s.

HUMAN RIGHTS WATCH

ARMANDO ELLO

ERTSBERG

32 _ pindah*

De Ertsberg die op Nieuw-Guinea was ontdekt, was letterlijk en figuurlijk een goudmijn. Met name voor de familie van voormalig president Soeharto. In 1967 sloot hij een deal met het Amerikaanse mijnbedrijf Freeport McMoran uit Arizona. Voor de Amerikaanse werknemers werd, middenin het leefgebied van stammen als de Amungme, een stukje Amerika in Papoea gecreĂŤerd: Tembagapura. Hier verschenen luxe restaurants, bars, tennisbanen en een eigen (Amerikaans) politieapparaat. De oorspronkelijke bewoners deelden niet mee in de opbrengsten, maar werden geconfronteerd met aanzienlijke ecologische gevolgen. In 1988 raakte de mijn uitgeput en verlegde Freeport de werkzaamheden naar de nabijgelegen Grasberg. Het Indonesische staatsbedrijf Asahan Aluminium kocht onlangs een aandeel van 41 procent voor 4 miljard dollar. Anno 2020 is de Ertsberg geheel afgegraven.


GESCHIEDENIS

Nederlanders en Indo-Europeanen moesten het land verlaten. Daarna zocht Indonesië – met succes – steun bij de Sovjet-Unie voor een militaire invasie van Nieuw-Guinea. Door die laatste stap ging de Amerikaanse regering onder leiding van John F. Kennedy zich actief met de kwestie bemoeien. Zij wilden voorkomen dat de Sovjets een bolwerk kregen in Azië. De Amerikaanse interventie leidde ertoe dat op 15 augustus 1962 Nederland onder dwang akkoord ging met de overhandiging van Nieuw-Guinea aan de United Nations Temporarily Executive Authority, het tijdelijke bestuur van de VN over NieuwGuinea. Bij de overdracht was the Act of Free Choice besloten: de belofte van een referendum waarin de bevolking van Nieuw-Guinea kon kiezen of zij bij Indonesië wilde blijven of als onafhankelijke staat verder wilde gaan. De volksraadpleging moest voor eind 1969 worden gehouden. Maar al in 1963 werd West-Papoea ingelijfd bij de republiek Indonesië.

VERZET De nieuwe macht bracht de mensen van WestPapoea slechts leegroof, voedseltekorten en economische achterstand. Als gevolg daarvan kwam de bevolking in verzet.Tijdens een gewapend treffen in de stad Manokwari in 1964 viel aan Indonesische kant een aantal slachtoffers. Om hun dood te wreken, trokken legereenheden de stad in en schoten lukraak op de bevolking. In 1965 werd de OPM (Organisatie voor een Vrij Papoea) opgericht die onafhankelijkheid van Indonesië nastreeft. In 1969 werd het beloofde referendum gehouden. In plaats van een volksraadpleging onder de gehele bevolking kregen slechts de vertegenwoordigers van de stammen de

gelegenheid om hun stem uit te brengen. Zij werden voorafgaand aan het referendum opgesloten en gedwongen voor samenvoeging met Indonesië te kiezen. Dat was dan ook de uitslag: West-Papoea werd onderdeel van Indonesië. Terwijl internationale toezichthouders en journalisten deze gang van zaken fel bekritiseerden, gaven Amerika en Australië hun onvoorwaardelijke steun aan Indonesië.

OPTIMISME Al meer dan een halve eeuw strijden Papoea’s in eigen land en daarbuiten voor een autonome staat. Sinds de oprichting van de United Liberation Movement for West Papua (ULMWP) worden er positieve resultaten behaald. Raki Ap ondersteunt de beweging met advies op het gebied van veiligheid en klimaatactivisme. In 2019 besloten de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (verenigd in de ACS) unaniem dat er een VN-mensenrechtenmissie naar de Pacific moet komen. ‘We krijgen het druk’, grijnst Raki. ‘In augustus 2020 zijn we als West-Papoea aanwezig op het eerstvolgende Pacific Forum in Vanuatu, het land dat ons als eerste heeft erkend. Hiermee schrijven we geschiedenis! Dit is de verandering waar Indonesië bang voor is. En waar de Nederlandse regering al decennialang over zegt: ‘dat gaat toch niet lukken.’ We hebben het tegendeel laten zien. En dat geeft ons volk optimisme.’ Op steun van Nederland hoeft men niet te rekenen. Raki: ‘Op internationaal vlak verkoopt Nederland zich als voorvechter van recht en vrede. Maar ons verhaal blijft onderbelicht. Zodra wij op het internationale podium komen, blijft er van de Nederlandse geloofwaardigheid weinig over.’ pindah* _ 33


Geen geld voor een grote reis? Kallenkote 53, 8345 HE Kallenkote www.taman-indonesia.nl info@taman-indonesia.nl

Indonesie is ook in Kallenkote

Ontdek IndonesiĂŤ

Dierenpark Taman Indonesia

T: 0521 511189

Kallenkote 53

W: www.taman-indonesia.nl

8345 HE Kallenkote

E: info@taman-indonesia.nl


COLUMN

DE HARDLINERS KREGEN DE OVERHAND door John Jansen van Galen foto Lukas Göbel

Journalist John Jansen van Galen publiceerde onlangs een boek over de Indonesische onafhankelijkheid. Hij memoreert de kortstondige droom van Linggadjati waar de vrede tussen Nederland en Indonesië nabij leek.

In Linggadjati, hoog in de bergen boven de havenstad Cirebon aan de Javaanse noordkust, is een museumpje gevestigd ter gedachtenis aan de conferentie van Indonesische en Nederlandse gedelegeerden die hier bijna 75 jaar geleden plaatsvond. Vijftien maanden eerder hebben Soekarno en Mohammed Hatta de onafhankelijkheid van hun land uitgeroepen, maar geen haar op het hoofd van de Nederlanders dat er aan denkt de kolonie zonder meer prijs te geven. Het heeft veel hoofdbrekens gekost om een geschikte locatie te vinden voor een conferentie over de toekomst van het eilandenrijk, totdat een vrouwelijke Indonesische minister met haar geboorteplaats Linggadjati op de proppen komt. Daar, op grondgebied waarover de Republik Indonesia al het gezag uitoefent, staat het landhuis van de Nederlandse betonfabrikant Van Os, dat er als neutrale locatie geknipt voor lijkt.

puike sfeer

En het wonderlijke, bezien vanuit de bloedige dekolonisatiegeschiedenis van Indonesië, is dat de sfeer tussen de delegaties in Linggadjati puik is. De afgevaardigden spelen potjes tennis en we zien de Nederlandse oud-premier Schermerhorn in een wit tropenkostuum naast de Indonesische premier Sjahrir in een wit colbert door de weelderige tropische tuin kuieren, met als bijschrift: ‘Als wij het samen voor het zeggen hadden, dan zouden we gauw klaar zijn.’ Waarom is het dan toch niet gelukt? De Indonesische president Soekarno is degene die, als de besprekingen dreigen vast te lopen, voor een doorbraak zorgt: als Nederland zijn land een ‘soevereine democratische staat’ wil noemen, is hij tot veel bereid. En zo komt men er spoedig uit: Indonesië wordt een onafhankelijke, federaal opgebouwde staat, die in een unie verbonden

zal blijven met Nederland – en de nationalisten accepteren zelfs dat aan het hoofd daarvan de Oranjevorst zal staan!

politionele actie

Waarom is het daarna dan toch zo gruwelijk mis gegaan? Omdat aan beide zijden de hardliners de overhand kregen die strijd verkozen boven diplomatie. En omdat zowel in de Republik Indonesia als in Nederland de gematigde politici zich niet wisten te handhaven tegen de radicalen die hier rabiaat opkwamen voor ‘Handhaving Rijkseenheid’ en daar voor ‘100 % merdeka’. Voor de Republikeinen is Linggadjati alleen een stap op weg naar een afscheid van Nederland, dat de overeenkomst zelf na acht maanden verbitterd opzegt en een dag later oprukt voor de eerste ‘politionele actie’ (juli 1947 - redactie), die per saldo meer dan honderdduizend doden kost. Linggadjati was een kortstondige droom van een nieuw begin, een snel vervlogen ideaal van een gezamenlijke toekomst en nauwe samenwerking tot heil van het land. De kinderen van die betonfabrikant, Willem van Os en Joty ter Kulve, hebben van het landhuis een museum gemaakt en het terecht gewijd aan de bevordering van de vreedzame oplossing van conflicten. Fiasco van goede bedoelingen, Nederland en de Indonesische onafhankelijkheid, door John Jansen van Galen, uitgeverij Pluim

pindah* _ 35


De band tussen moeder Wies en de oudste zus Joyce van Wilma Thépass is altijd bijzonder geweest. Hoe bijzonder ontdekte Wilma pas tien jaar geleden. door Wilma Thépass, bewerkt door redactie

VRIJHEID IN LEVEN EN STERVEN Mijn moeder was 23 jaar toen ze in juli 1945 haar eerste kind kreeg: Joyce. Ze hadden een heel speciale band met elkaar. In de loop der jaren kwam ik erachter dat die band in Indië was ontstaan, toen ze samen in een Bersiap-kamp zaten in de buurt van Klaten. Ik weet niet welk kamp, dat is in de papieren niet terug te vinden, maar ze vertelden wel over dat kamp. Later, veel later… Zo’n zestien jaar geleden zaten we met de hele familie op nieuwjaarsdag aan het ontbijt. Ik herinner me het als de dag van gisteren. We maakten ons zorgen om Joyce. Ze zag er niet goed uit. Twee weken later lag ze in het ziekenhuis voor onderzoek. De uitslag was niet goed. Joyce was altijd alleen gebleven, geen man, geen kinderen. Een keer tijdens de chemotherapie vroeg ik haar hoe dat kwam. Ze antwoordde dat het haar lot was. ‘Mama,’ zo vertelde ze, ‘heeft altijd voor mij gezorgd, dus ik moet straks voor mama zorgen.’ Ze wilde na haar 57ste stoppen met werken en zou vervolgens bij mijn alleenstaande moeder gaan wonen. Maar dat kon nu niet meer. Een van onze zussen nam Joyce in huis.

Familieweekend Joyce besefte dat ze dood ging. Twee maanden later, tijdens een familieweekend op een vakantiepark, lag ze op de bank te slapen. We verzamelden ons voor het ontbijt. Mijn moeder kwam bij me staan in het keukentje en streek over mijn haren. Ze zei: ‘Wat heb je toch mooie haren.’ Ik werd een beetje kwaad op haar, want ik zag dat ze nog steeds niet kon accepteren dat Joyce ziek was en niet meer beter kon worden. Ik zei: ‘Mam, ga jij bij Joyce zitten, dan breng ik koffie en thee.’ Toen ik later de kamer in kwam, zag ik dat Joyce mama’s hand vasthield en haar alleen maar aankeek. Ze had niets op haar hoofd. Geen pruik, geen hoed. Ik zag in haar ogen dat ze wilde zeggen: ‘Mama, kijk naar mij, ik ga dood.’ Twee weken later is ze rustig overleden. Haar laatste woorden waren: ‘I tried so hard.’ Ze is 58 jaar geworden.Toen Joyce ziek was, begeleidde ik onze moeder bij een intakegesprek voor thuiszorg. Om voor thuiszorg in aanmerking te komen moet je je levensverhaal vertellen. Met mijn moeder sprak ik af dat zij haar verhaal 36 _ pindah*


ORAL HISTORY

zelf zou vertellen. Mama bleef op de vlakte. Ze vertelde dat ze niet meer op een trap durfde te staan en dat ze wel een beetje hulp kon gebruiken. Ik zei tegen haar dat het goed was als ze zou vertellen waarom ze écht thuiszorg nodig had. Daarop bracht ze beide handen naar haar hart, vulden haar ogen zich met tranen en zei ze tot mijn verrassing: ‘Mijn oudste dochter en ik hebben een heel bijzondere band, want we hebben samen in het kamp gezeten. Nu is Joyce ziek en ik weet niet hoe het verder met haar zal gaan.’

Naakt in de brandende zon Degeen die het intakegesprek deed, adviseerde ons naar het RIAGG te gaan om over haar trauma te praten. Mama keek ontredderd en zei helemaal niets meer. Ik vertelde dat mijn moeder hier nog nooit over had gesproken en dat ze dat ook nu niet ging doen. Mijn moeder keek heel opgelucht toen er akkoord werd gegaan met wat huishoudelijke hulp en af en toe een praatje met een zorgverlener bij een kop koffie. Toen we weer alleen waren, beschreef mama een beeld dat ik nooit zal vergeten: ‘Ik en Joyce, toen ze nog klein was, stonden naakt in de brandende zon, onze hoofden kaal geschoren. Af en toe een druppeltje water op ons hoofd en zo moesten we soms uren staan.’ ‘Adoeh, klaar!’ zei ze beslist, ‘Nu wil ik er niks meer over vertellen.’ Opeens werd het trauma van mijn moeder een beetje opengebroken. Ik kreeg een glimp te zien van het geheim dat ze met zich meedroeg. Stukje bij beetje. Ze had er nooit iets over losgelaten. Ik denk dat niemand iets wist. Met mijn ooms, tantes, neven en nichten spraken wij niet over het verleden. Ook zij wilden Nederlands-Indië achter zich laten. Wat er is gebeurd, daar werd niet over gesproken. Dat is onze cultuur. ‘Blijf in het gareel. Val niet op. Wees bescheiden. Wat hebben de kinderen eraan als we hen belasten met het verleden?’ Mijn moeder vond ook troost en houvast in het geloof. Ik zie haar nog voor me. Elke keer als er weer iets moeilijks of ingrijpends was gebeurd, bad ze tot God. Ze stak een kaarsje aan, pakte haar rozenkrans, deed haar gebed en vroeg God om raad.

‘Wat er gebeurd is, daar werd niet over gesproken’

Wanhoop, huilen

Acht weken voordat mijn moeder stierf, lag ze met gekneusde hersenen in het ziekenhuis. Af en toe vertelde ze flarden uit haar tijd in Nederlands-Indië. Het inpakken van de spullen. Het vertrek. Het achterlaten van haar moeder. We zagen dat ze snel achteruit ging en hebben haar laten bedienen door een geestelijke. Alle kinderen zijn langs geweest. Ze liet ons weten dat we moesten dansen, eten en het leven vieren. Want zo hebben we dat geleerd en altijd gedaan. In de laatste week van haar leven waren mijn man Sjaak en ik op een middag bij haar. Ze lag tussen ons in op bed, we hielden haar vast. Ze schreeuwde. Huilde. Wilde zich de kleren van het lijf rukken, maar ze zat vast in een soort slaapzak. Ze was aan het roepen: ‘Nee, niet nog een keer! Niet nog een keer! Blijf van me af !’ Ze riep ook: ‘Jossie, Jossie rennen, de honden komen weer achter ons aan! Rennen, want anders pakken ze ons weer!’ Dit ging zo vier uur lang door. Wanhoop, huilen, stiltes, flarden van zinnen. Daarna werd ze opeens rustig. Ze had wekenlang bijna niets gegeten. Ik vond dat ze zo niet mocht sterven. Ze mocht niet sterven terwijl ze het trauma van haar en Joyce herbeleefde! Ik lichtte de psychiater van het ziekenhuis in. Hij schreef angstremmers voor, maar waarschuwde dat ze dan niet meer zou kunnen praten. Echter, we vonden het belangrijker dat zij, in haar eigen tijd, rustig zou sterven. Ze kreeg regelmatig morfine toegediend en overleed een week later. Ik heb me vaak afgevraagd hoe het mogelijk was dat mijn moeder haar geheim zo lang bij zich heeft kunnen dragen en toch een eigen leven heeft opgebouwd. Ze heeft de cirkel rondgemaakt door ‘de troep in haar hoofd’ zoals ze het eens omschreef, eruit te laten. Door zich te uiten en vrij te maken voordat ze eindelijk bevrijd werd door de dood. pindah* _ 37


Op Schiphol , 1955. Terug naar Indonesië na groot verlof in Nederland. Onderste traptrede de zusjes Jola (met pop) en Peggy Vogel. Daarachter Chrisje Vogel–Schönherr (links) met Guus Vogel.

38 _ pindah*


INTERVIEW

Tabeh Indië

Kirsten Goote-Vos (42) is mede-oprichter van Indisch 3.0, het online platform voor Indische jongeren dat inmiddels een archieffunctie heeft. Voor haar studie (2007) onderzocht ze het beeld in de jaren vijftig van de repatriëring. Een vraaggesprek met Kirsten over haar Indische identiteit, haar overleden moeder en over goena goena. door San Fu Maltha foto’s collectie familie Vogel

Kirsten heeft Indische ouders. Samen met haar Indische echtgenoot heeft ze drie kinderen. Haar Indische achtergrond is erg belangrijk voor haar. Ze benadrukt: ‘Het is een manier van hoe je in het leven staat. Kijk bijvoorbeeld naar Indisch koken. Dat is nooit hetzelfde. Mijn moeder kon mij niet uitleggen hoe ze dingen maakte. Op een gegeven moment ben ik bij haar in de keuken gaan zitten en heb opgeschreven wat zij deed. Nu ik zelf kook, begrijp ik het beter. Wanneer je een goede Indische soto wilt maken, moet je alle ingrediënten kunnen ruiken, niets mag overheersen. Ze moeten allemaal tot hun recht komen. Zodra een ingrediënt te sterk ruikt, moet je het geheel weer in balans brengen. Dat is Indisch voor mij. Niet overheersen. Dat heeft niets met bescheidenheid te maken. Het is de combinatie die voor een verrassend effect zorgt. Kijk naar mijn kinderen, die zijn hartstikke blond, maar ze hebben wel twee Indische ouders. Ook de goena goena en het spirituele zijn Indisch voor mij: het contact maken met familie die niet meer in de fysieke wereld is.’ Heb je nog contact met jouw moeder? ‘Ja, als ik een linkje leg, is ze er. Ik was erbij toen ze overleed op 28 september 2019. Ik geloofde pas dat het over was toen ik haar in de kamer zag ‘staan’, terwijl haar lichaam op de operatietafel lag. Ik zei tegen haar: ‘Ga nou terug, ga terug je lichaam in’. Ze riep: ‘Het lukt niet, het gaat niet meer’. Twee seconden later was ze overle-

den. Mijn zoon Valentijn mist zijn oma niet, want ze komt hem elke avond een knuffel geven.’ De goena goena en het spirituele zijn deel van het familieleven van Kirsten. Ze zegt: ‘Mijn oma van moederskant, een overtuigd katholieke vrouw, vertelde ons verhalen over geesten. Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië woonden alle vrouwen bij elkaar in één huis. De mannen zaten allemaal gevangen in een kamp. Bij de vrouwen was er een huisgeest, die altijd om elf uur ’s avonds kwam. Toen een opdringerige Japanner weer langs wilde komen, vroegen ze hem er op dat tijdstip te zijn. Bij zijn binnenkomst ging er een lade open en vloog het bestek door de lucht. Hij is weggerend en nooit meer teruggekomen.’ De opa van Kirsten kreeg een bijzonder amulet van zijn moeder. Het zou hem beschermen totdat hij het niet meer nodig had. Eén ding: hij mocht het nooit mee naar de wc nemen. ‘Mijn opa werkte in Indonesië voor de KLM en vloog op een dag bij vreselijk onweer van Sumatra naar Java. Hij dacht echt dat het met hem gedaan was. Na de vlucht bleek dat zijn amulet weg was. Toen hij thuiskwam, vertelde zijn moeder dat haar broer de amulet bij hem thuis had gevonden. Alleen, mijn opa was niet bij die oom langs geweest. De amulet was blijkbaar gaan reizen en heeft hem beschermd. Op een gegeven moment was de amulet in Nederland weg. Hij zal deze vast niet meer nodig hebben gehad.’ Kirsten vervolgt: ‘Dan waren er ook nog de krissen van mijn Sumatraanse overgrootmoeder. Ze pindah* _ 39


moesten volgens mijn moeder elke ochtend gewassen worden in een bad met rozenblaadjes. Als dat niet gebeurde, gingen ze klepperen aan de wand. Zelfs mijn Pruisische overgrootvader wist dat.’ Wat weet je van het leven van je familie in Indië? ‘Mijn moeders grootvader (mijn overgrootvader) diende bij de Duitse marine rond 1900. Hij is naar China gevaren, en zou terug in Duitsland trouwen met de liefde van zijn leven. In China aangekomen bleek ze inmiddels met een ander getrouwd te zijn. Gedesillusioneerd is hij toen naar Indië gegaan waar hij bij de politie terechtkwam. Hij moest voor die functie de Duitse nationaliteit afleggen, maar heeft nooit het Nederlandse staatsburgerschap gekregen. Hij heeft uiteindelijk zelfmoord gepleegd door zich met z’n dienstpistool door het hoofd te schieten.’ Je opa en overgrootvader van moederskant zaten in kampen tijdens de Japanse bezetting. Welke waren dat? ‘Onder andere in Tjimahi Kamp 4. In die tijd vertelde mijn overgrootvader veel verhalen aan zijn zoon. Over zijn verloren liefde en zijn tijd in de Duitse kolonie in China, Kiautschou. Zo ontstond er een hechte band tussen die twee. Bij de bevrijding op 15 augustus 1945 moesten ze in het kamp blijven. Ze kwamen er in december pas uit. Daarom vierde mijn opa 15 augustus nooit als de dag waarop hij bevrijd werd.’ Hebben jouw overgrootvaders hun achterstallige salaris van de overheid gekregen na de oorlog? ‘Dat weet ik niet. Ik weet wel dat mijn oma van moederskant drieduizend gulden van Het Gebaar* kreeg. Ze vond het een belediging. Ik zal haar blik nooit vergeten. Ze lag heel erg ziek in bed in een verzorgingstehuis. Ik zei: ‘Goh oma, je krijgt 3000 gulden! Die ijskoude blik, alsof ik iets heel erg verkeerds had gezegd. Ze heeft er daarna nooit meer iets over willen zeggen.’ Voor je studie Media en Journalistiek heb je een onderzoek gedaan naar het beeld van de repatriëring met als titel ‘Indië Tabeh’. Ben je je door jouw onderzoek meer Indisch gaan voelen? ‘Ik heb me altijd Indisch gevoeld. Het was vooral dat ik wilde

40 _ pindah*

begrijpen wat er allemaal is gebeurd. Hoe was het mogelijk dat een groep van ongeveer 300.000 mensen massaal naar Nederland is gekomen? Als meisje van een jaar of negen vroeg ik een keer aan mijn oma en opa waarom ze hierheen gekomen zijn. Ze konden niet anders, zeiden ze. En dat snapte ik niet. Wanneer ze mooie verhalen over Indië vertelden, zag ik lichtjes in hun ogen. Dat vond ik fantastisch. Toen mijn scriptiebegeleider me adviseerde om een onderwerp te kiezen dat heel dicht bij me ligt, koos ik voor mijn Indische achtergrond. Zo ging ik op zoek naar het verhaal van mijn familie, mijn gemeenschap. Ik kwam in Nederlandse kranten in Indonesië aangrijpende verhalen tegen over mensen die keer op keer hun leven weer moesten opbouwen. Knap en hoopgevend. Ik heb op Indische evenementen over mijn onderzoek verteld. Eerst ging dat wat stroef. Stond ik daar dus te vertellen wat veel toehoorders zelf ervaren hadden. Totdat ik begreep dat ik vooral mensen eraan moet herinneren wat voor immense veerkracht de Indische gemeenschap bezit. Door dit mee te nemen in mijn lezingen, ontstond er een betere klik met het publiek.’ Wist je dat jouw echtgenoot Indisch was toen je hem voor het eerst ontmoette? ‘Niet direct, maar wel vrij snel daarna. Maar misschien was er toch wel sprake van ‘Indo-radar’. Ik had vanaf het begin een gevoel van: ‘Wat gebeurt hier?’ Nu blijken Maas en ik ook nog eens in de zevende generatie familie van elkaar te zijn, via mijn vader en zijn moeder.’ Kun je uitleggen wat de ‘Warga Negara’ is? ‘Na de soevereiniteitsoverdracht op 17 december 1949 startte een optieperiode van twee jaar waarin Indische Nederlanders konden opteren voor het Indonesisch staatsburgerschap. Als je niet kon aantonen dat je een band met Nederland had, kreeg je automatisch de status van Warga Negara: ‘de burger van het land’. Mijn moeder is na de optieperiode in 1951 geboren en had deze status. Zij had geen Nederlands paspoort en haar vader was de zoon van een statenloze Duitser. Uiteindelijk hebben zij beiden met hulp het Nederlandse staatsburgerschap verkregen.’ Ze citeert uit haar scriptie: ‘Niet-Nederlandse staatsburgers


INTERVIEW

vlnr Iris Vos, Peggy Vogel en Kirsten Goote–Vos

werden automatisch Indonesisch staatsburger en kregen daarmee de status van Warga Negara. Bij deze regeling stond de gedachte centraal dat zij die tot de Nederlandse natie behoorden, Nederlanders dienden te blijven en zij die van Indonesische bloede waren, Indonesiër moesten worden. Het was voor de Indonesische regering uitgesloten dat bepaalde inheemse onderdanen zoals Indo-Europeanen, die geen Nederlands paspoort hadden, de mogelijkheid zouden krijgen om Nederlander te worden.’ Heb je enig idee hoeveel mensen in Indonesië zijn achtergebleven? ‘Zeker 10.000 mensen, als het er geen 100.000 zijn. Onbekend is hoeveel kinderen er in de kampongs zijn achtergelaten door hun Europese vader, hoeveel wezen er waren.’ Minister Drees, minister-president in de jaren vijftig, heeft ooit gezegd: ‘Indo’s horen niet in Nederland ’. ‘Vanaf 1951 benadrukte Drees eerst dat hij het belangrijk vond dat Indische Nederlanders gezien werden als Nederlanders. Daarna was hij van mening dat ze in Indonesië moesten blijven. Je had dus eerst die optietijd tussen 1949 en 1951. De gedachte was dat veel Indo-Europeanen daar zouden blijven. Van de totoks werd verwacht dat ze naar Nederland zouden terugkomen. Na de optietijd ging alles op slot met desastreuze gevolgen voor iedereen die niet kon aantonen bij Nederland te horen. Deze mensen konden niet van de Warga Negara-status afkomen. Daarbij had Nederland een actief ontmoedigingsbeleid om naar Nederland te komen.’ ‘De regering was van mening dat de eerste evacuees slecht geassimileerd waren, dat Indo-Europeanen zich sociaal niet konden redden in Nederland. Omdat te weinig Indo-Europeanen met een Nederlands paspoort opteerden voor de Warga Negara, drong de regering Drees er vanaf oktober 1950 op aan dat zij dit wel zouden doen. Zij zouden immers zozeer verbonden zijn met hun geboorteland dat hun komst naar Nederland ‘onherstelbare problemen’ zou veroorzaken.’ In je studie gebruik je de term ‘onhoudbaar’ voor de situatie van Indo-Europeanen in Indië. ‘Er heerste armoede en in delen van Indonesië werd het steeds gevaarlijker. Er was intimidatie door Indonesiërs op straat. In de

‘Als mijn opa en oma mooie verhalen over Indië vertelden, zag ik lichtjes in hun ogen’

Nederlandstalige kranten werd slechts bedekt gesproken over de repatriëring. Er ontstond een anti-Nederlandse houding. Nederland had toen nog alle economische sleutelpunten in handen zoals de spoorwegen, energie en andere grote voorzieningen.’

Heeft je moeder je over haar repatriëring verteld? ‘Mijn oma vertrok alleen met de kinderen naar Nederland. Mijn opa is pas vier maanden later gekomen vanwege zijn werk. Mijn moeder was zes toen ze in 1957 per vliegtuig aankwamen. Ze vond het hier vreselijk. De veel te grote kleren die ze kreeg, geen eigen woning, het verplichte Hollandse eten. Mijn moeder heeft nooit griesmeelpudding willen eten. Dat stamt uit die periode. Ze heeft altijd veel over Indonesië verteld. Ik denk dat ze eind twintig was toen ze voor het eerst terugging. Ze hield van Indonesië en bezocht haar geboorteland later regelmatig als assistent van mijn opa die reisleider was. Zo’n vijf jaar geleden zei ze dat ze niet meer terug wilde omdat het zo veranderd was. We gaan haar as volgend jaar wel terugbrengen, dan zou ze zeventig jaar geworden zijn.’ Ben je zelf wel eens in Indonesië geweest? ‘Toen ik vijftien was heeft mijn opa de hele familie meegenomen naar Indonesië. Ik wilde pas weer terug toen ik met mijn onderzoek bezig was. Eerder voelde ik de behoefte niet. Ik had graag nog een keer met mijn moeder willen gaan.’ Indië Tabeh is te lezen op: www.thesis.eur.nl *Het Gebaar – eenmalige financiële vergoeding voor Indische gemeenschap in 2001

pindah* _ 41


Stichting Toneelwerk presenteert:

‘Herinneren is een vorm van ontmoeten’

HALLO BANDOENG!

In een vergeten ruimte tracht een telefoniste al 40 jaar lang oude verdwaalde berichten uit de ether op te vangen. Om familiegeheimen uit het voormalig Nederlands-Indië te ontrafelen en de stilte te doorbreken. Ze mist belangrijke puzzelstukken waar alleen haar vader het antwoord op weet. Maar hij zwijgt. Actrice en theatermaakster Loulou Rhemrev graaft met deze theatervoorstelling in haar familiegeschiedenis op zoek naar antwoorden op vragen die haar leven beheersen. In hoeverre bepaalt haar Indische achtergrond haar identiteit? VANAF SEPTEMBER 2020 IN DE THEATERS EN OP FESTIVALS INFO: WWW.HALLOBANDOENG.NL FACEBOOK: HALLO BANDOENG - DE VOORSTELLING

Een indringende en ontroerende theatervoorstelling over een Indische erfenis door Loulou Rhemrev


CULTUUR

UIT DE KAST! Ze verschijnen vaak in de media. Maar hun Indische afkomst houden ze liever voor zichzelf. Heel soms is er een ‘slip of the tongue’. Acht BI’ers - Bekende Indo’s - van wie je dat niet meteen zou zeggen.

pindah* _ 43


Bibian Mentel

(1972)

‘Mijn vader is een typisch Indische man, de heer des huizes en het moet volgens zijn regels’ robertotaal.blogspot.com, mei 2014 44 _ pindah*

JANITA SASSEN

Ze is een wonder, in meerdere opzichten. In 1993 begon ze met snowboarden, was zes keer Nederlands kampioen halfpipe en snowboardcross. In 2001 werd botkanker bij Bibian geconstateerd en moest een onderbeen worden geamputeerd. Een jaar later werd ze met een prothese Nederlands kampioen snowboardcross. Sinds de eerste diagnose is Bibian maar liefst twaalf keer geopereerd. Toch won ze drie keer goud als snowboarder op de Paralympische Spelen in 2014 in Sotsji en in 2018 op de Spelen in Pyeongchang. En werd ze verschillende keren wereldkampioen. Haar totok moeder Maud zat als klein kind in een Jappenkamp. Net als haar Indische vader.


CULTUUR

‘Nederland loopt voorop met het bestellen van maaltijden via internet. Het zou heel goed kunnen dat ons koloniaal verleden daarmee te maken heeft’ Moesson, oktober 2013

KOEN VAN WEEL, ANP

Jitse Groen

(1978)

Toen Jitse Groen in 1999 in Enschede Bedrijfsinformatie en Technologie studeerde, ging hij een weekendje naar zijn ouderlijk huis in het Noord-Hollandse dorpje’t Veld. Een familiefeestje. Ze hadden geen zin om te koken en wilden, zoals een Indische familie betaamt, Chinees eten en online bestellen. Dat kon niet. Je kon toen alleen een pizza bestellen in Amsterdam, zestig kilometer verderop. Het idee voor Thuisbezorgd.nl werd geboren. Tegenwoordig is het onderdeel van Takeaway.nl en is Jitse Groen multimiljonair met een van de duurste huizen aan het strand van Noordwijk. In 2018 heeft Jitse Groen voor Takeaway.com uit handen van koningin Máxima de onderscheiding ‘Gouden Groeier’ ontvangen. pindah* _ 45


‘Mijn opa en oma zijn Indisch, mijn moeder is Indisch. Ik heb altijd gedacht dat ik buitenlands was’ Flair, mei 2017

(1986)

Ze begon haar carrière als salesmeisje maar Nienke Plas is inmiddels vlogger, presentatrice, zangeres en actrice. Zo speelde ze in 2019 een hoofdrol in de film F*ck the Liefde. In het televisieprogramma Wannabees (2018) deed ze Fajah Lourens na, in de TV Kantine (2019) persifleerde ze zangeres Glennis Grace. In oktober 2019 won ze met de Shitty Diary (vlogs over haar eigen leven) de Televizier-Ster Online-videoserie en de TelevizierSter Talent. In 2018 deed ze mee aan de populaire televisieserie Expeditie Robinson en in 2020 heeft ze haar theatershow Van de Hak op de Tak gelanceerd. Ze is zich altijd bewust geweest van haar Indische roots.

46 _ pindah*

ROSE PHOTOGRAPHY

Nienke Plas


Monica Geuze

CULTUUR

(1995)

Ze is YouTuber, schrijfster, presentatrice, actrice en ondernemer met meer dan 1,1 miljoen volgers op Instagram en meer dan 500.000 abonnees op YouTube. Monica Geuze begon in 2015 als dj bij rapper Ronnie Flex met wie ze enkele jaren heeft gewerkt. In 2019 presenteerde ze de serie Love Island op Videoland. In 2017 schreef Monica haar eerste boek My Way waarin ze ook spreekt over de Indische ouders van haar moeder. Monica en haar twee jaar oudere broer Matthijs gingen vaak bij hun grootouders logeren, want ze woonden dichtbij. Broer Matthijs herinnert zich in het boek: ‘Bij onze Indische opa en oma konden we ons altijd vermaken.’ In 2020 bracht ze een eigen magazine uit genaamd MG en in de loop van het jaar brengt ze haar tweede boek uit. Monica heeft een dochtertje van bijna twee jaar, Zara-Lizzy.

‘Mijn moeder is in Jakarta geboren en als peuter met haar Indische ouders naar Nederland gekomen’

SPEC

My Way, 2017, Monica Geuze

pindah* _ 47


Lisa (1994), Amy en Shelley (1995)

De naam van de succesvolle vocal groep duidt op de hechte band die ze hadden met hun Indische moeder Isolde. De naam OG3NE staat voor de bloedgroep O van hun moeder en de genen die de drie zussen met elkaar delen. De Indische roots komen via de vader van hun moeder, grootvader Ad die in 1938 op Sumatra werd geboren en als tienjarig jongetje naar Nederland kwam. 48 _ pindah*

Amy op instagramm, 29 maart 2019

OG3NE werd bekend als winnaar van de Voice of Holland in 2014. De groep vertegenwoordigde Nederland in 2017 op het Eurovisie Songfestival in Kiev. Het liedje Lights And Shadows is een ode aan alle families die te maken hebben met ernstige ziektes. Zeer autobiografisch want hun moeder Isolde was ten tijde van het Eurovisie Songfestival ernstig ziek. Zij overleed in de zomer van 2017.

ROCKET AGENCY

OG3NE

‘Gefeliciteerd lieve mammie. Het gemis is onbeschrijfelijk en op zo’n dag als vandaag is het toch een extra steek in het hart’


CULTUUR

Lucas Hamming

EO

Lucas heeft een Indonesische oma. Hij is een bekende zanger en liedjesmaker die al als 17-jarige, in 2010, zijn eerste grote succes vierde met het zingen van het lied Eva (geschreven door Acda & De Munnik). Toen zat hij nog op de Havo. Vervolgens studeerde hij aan het conservatorium van Amsterdam. In 2013 stond hij in de finale van De Beste Singer Song Writer. Hij lanceerde verschillende albums en maakte in 2018 zijn musicaldebuut in All Stars. In 2019 vertolkte hij de rol van Judas in The Passion en was hij winnaar van het succesvolle televisieprogramma Maestro. Opvallend is dat Lucas ADHD heeft en openlijk vertelt dat hij daarvoor medicatie neemt. Hij heeft er zelfs een nummer over geschreven: Temporary Remedy.

(1993)

‘Ik ben een kwart Indonesisch. Ik heb ook in Indonesië opgetreden in het geboortestadje van m’n oma maar daar heb ik bijna niks van kunnen zien want we waren zo druk met de promo’ 8 nov 2017, www.wearelabels.com/ en/blogs/journal/lucas-hammingfor-kronstadt) pindah* _ 49


Twee auteurs op één kussen Dido Michielsen (62) en Auke Kok (63) zijn behalve een echtpaar ook een schrijversduo. Een soort Nederlandse Sjöwall en Wahlöö (Zweeds schrijversduo), maar dan zonder moorden. Ze hebben een aantal boeken samen geschreven en timmeren nu beiden aan de weg met hun eigen boek. Dido met haar roman Lichter dan ik; Auke met zijn biografie over Johan Cruijff. Een Batavier en een Indische: dat gaat én werkt heel goed samen. door Anne Elzinga foto’s Gail Meijer 50 _ pindah*


DUBBELINTERVIEW

Er moet een haast sacrale bibliotheeksfeer

hebben geheerst in het huis van het echtpaar Kok-Michielsen. Twee auteurs, in hun eigen werkkamer schrijvend aan hun recente magnum opus. Na jaren ploeteren vlogen beide geesteskinderen ongeveer tegelijkertijd uit. Dat bleef niet onopgemerkt. Zowel Dido’s roman als Aukes biografie verrijkten het literaire landschap. Lichter dan ik werd bekroond met de Boekhandelsprijs 2020 en stond op de longlist van de Libris Literatuurprijs 2020. Van Johan Cruijff - De biografie gingen in korte tijd al zo’n 55.000 exemplaren over de toonbank. In zijn voorwoord bedankt Auke Dido als onmisbare partner tijdens het schrijfproces. Dat was ze al toen hij in 1995 zijn eerste boek schreef. Lag hij na een lange werkdag in bed en hoorde hij het gepiep van Dido’s stift in zíjn teksten. Dido: ‘En daar sliep-ie gewoon bij in!’ Auke: ‘Ja, maar wel met de gedachte dat er van alles mis was.’

goede opening

Vanaf hun kennismaking in 1988 speelt hun gezamenlijke beroep een rol. Ze ontmoetten elkaar tijdens de presentatie van een nieuw tijdschrift. ‘In een wolk van roze champagne. Schrijf dat maar op’, zegt Auke. Dat blijkt een belangrijk detail: ‘Anders had ik niet op haar af durven stappen.’ Auke – de meer ervaren journalist – had een goede openingszin voor beginneling Dido. ‘Hij bood aan mij verder te helpen met mijn journalistieke carrière.’ ‘Wat ik niet allemaal deed om haar in te palmen!’ beaamt Auke. Ze zijn elkaars

eerste lezer en houden elkaar scherp. Houden allebei van een vloeiende stijl en spreken elkaar aan op te ingewikkelde zinnen, een overvloed aan bijvoeglijke naamwoorden of onnodige uitweidingen waardoor de hoofdlijn verloren dreigt te gaan. ‘We hebben altijd wel kritiek’, aldus Dido. ‘Dat is nooit makkelijk, maar als iémand het goed bedoelt, is het je partner’. Dus nemen ze zo’n tweederde wel en éénderde niet over. In het begin hadden ze er nog wel eens ruzie over. Zeker bij de boeken die ze samen schreven. Auke: ‘Dan kom je op het pijnlijke punt wiens darlings moeten worden gekilld. De hare of de mijne?’ Bij hun eerste coproductie ging dat soepeler dan bij hun tweede. Daar hadden ze ‘veel gedoe’ over. Dido: ‘Ik had toen meer ervaring en was minder meegaand.’ Ze hebben nu nieuwe boekideeën. Daarover later meer. Wordt het weer een gezamenlijk project? Beiden, zeer gedecideerd: ‘Dat sowieso niet!’

rechteloze voormoeders

‘Ik wilde als kind al een roman schrijven. Maar wat had ik nou te vertellen? Ik rolde de non-fictie in.’ Ook Lichter dan ik zou aanvankelijk weer non-fictie worden. Dido leerde haar betovergrootmoeder kennen door het levensverhaal van haar moeder. Daarin werd Isah opgevoerd als de welbekende geschaakte prinses uit de kraton*. Op zoek naar meer informatie kwam Dido haar voormoeder op een aantal oude foto’s tegen, maar nergens las ze haar naam. Terwijl ze wel van alles vond over Isah’s mannen en dochters. Dat intrigeerde haar. Ze zocht verder en ontdekte zo wat njais* waren. Juist over deze vrouwen wilde ze schrijven. De niet bestaande huishoudsters en bijvrouwen, die nergens genoemd worden. ‘Ze waren een soort gebruiksvoorwerp, slavinnen. Geronseld, afgepakt en daarna afgepindah* _ 51


dankt. Volkomen rechteloos. Zeker nu we 75 jaar vrijheid vieren, verdient ook de njai eerherstel. Ze is een belangrijke historische figuur. Bijna alle Indo’s stammen af van een njai. Als je teruggaat, stuit je op een gegeven moment op een inheemse voormoeder.’ Dat Dido hiermee dan toch haar eerste felbegeerde roman heeft geschreven, is te danken aan het toeval. Door gebrek aan historisch materiaal werd ze min of meer gedwongen het roer om te gooien. Zo vond ze alsnog haar roeping. ‘Ik ontdekte dat fictie mij veel beter ligt. Het geeft me meer ruimte om te schrijven wat ik wil, in mijn eigen stijl.’ Een natuurlijk vloeiende stijl, volgens Auke. Met veel geuren en kleuren. Bijna alsof ze het zo uit haar mouw schudt. ‘Ik zat als Batavier vanaf pagina 1 in de sfeer van het Java van toen. Het was een en al Tempo Doeloe* in haar werkkamer. Helemaal behangen met sepia-foto’s uit het oude Indië.’ ‘Ik had die ambiance nodig om zo’n historische roman te kunnen schrijven,’ verklaart Dido. Ze merkt aan de reacties dat het mensen aanspreekt. Vooral ook omdat het niet het zoveelste boek is over de witgeklede westerling in zijn schommelstoel die zucht onder de tropische hitte en bewaaierd wordt door de djongos*. Het perspectief is hier omgedraaid: niet de blanke koloniaal is de verteller, maar de inheemse bewoner die juist de Hollanders als vreemdelingen beschouwt. Het maakt dat mensen zich meer bewust worden van de iconische rol van de njai. Tot in de hoogste kringen. ‘Mag ik dat zeggen? Ik geloof dat de koning mijn boek ook gaat lezen.’

JC

Terwijl Dido zich tijdens het schrijven in Djokjakarta waande, bleef Auke dichter bij huis. In het Amsterdamse Betondorp, in Spanje en op z’n verst in Amerika. Een boek schrijven over Johan Cruijff is een uitdaging in een land waar Cruijffs initialen bijna net zo heilig zijn als die van die andere JC. ‘Cruijff is van iedereen. Veel mensen hebben een beeld van hem. Dat maakt het lastig. 52 _ pindah*

Door het schrijven van haar roman is Dido zich Indischer gaan voelen

Het legt een hypotheek op het schrijven.’ Auke wilde geen fanboek maken, maar een waarheidsgetrouwe levensbeschrijving van de persoon Cruijff, met al zijn positieve en negatieve kanten. Qua aanpak maakt het hem weinig uit of hij over een voetbalheld, een landverrader, een crimineel of Radio Veronica schrijft. Het gaat erom dat het goed leesbaar is en dat de lezer meevoelt met de hoofdpersoon. Bij Dido is dat gelukt: ‘Ik wist dat Johan dood zou gaan, maar toen ik bij die passage in het boek was aanbeland, was ik toch van slag.’ Vanwege het onderwerp en zijn regelmatige updates bij De Wereld Draait Door verwachtte Auke wel dat het boek aandacht zou krijgen. Dat is uitgekomen: Auke kreeg positieve recensies en ontvangt nog steeds bedankjes en felicitaties. Toch had hij niet kunnen bedenken hóe spraakmakend zijn boek zou worden. Door één onhandig zinnetje op pagina 619 haalde hij de voorpagina’s van alle kranten. Het leidde tot een kort geding en tot een inlegvel met rectificatie. Hoewel uiteindelijk bleek dat Aukes bewering er niet ver naast zat, baalde hij enorm dat hij het niet zorgvuldig had geformuleerd. ‘Ik ben dan wel streng op mezelf. Feiten moeten kloppen.’ Ook meelezer Dido heeft eroverheen gelezen. Niet dat hij haar dat kwalijk neemt. Integendeel. ‘Johan had zijn Danny, ik heb mijn Dido, mijn anker in het leven’, schrijft hij in zijn voorwoord. Ze is meer dan alleen een levensgezel, legt hij uit. ‘Ze is ook als schrijfpartner heel belangrijk voor mij. Ik kan me niet goed voorstellen hoe het is als je geliefde totaal geen feeling heeft met wat je doet. Zoals bij de Cruijffs: Danny had weinig met voetbal.’ Zij snappen het als de ander kortaf is of voor een deadline zit. En ze inspireren elkaar: ‘Zonder Auke was ik nooit met boeken begonnen.’


DUBBELINTERVIEW

verteld dat ze niet uit Dido’s buik kwamen, maar uit die van hun moeders uit China. We zorgden ervoor dat ze kennis konden maken met hun geboorteland.’ Dat deden ze door China in huis te halen en buiten op te zoeken. De dochters kregen een Chinese tweede naam die ze eventueel zouden kunnen voeren, hadden verschillende Chinese vriendinnetjes, ze vierden met het gezin het Chinese Nieuwjaar en maakten in 2007 een rootsreis naar China. ‘We waren veel meer op China dan op Indonesië gericht.’

drie Aziatische vrouwen

Of het nou kwam door de roze champagnewolken, maar Auke zag aanvankelijk niet dat Dido Indisch was. Dido: ‘Mijn afkomst was voor mijzelf ook geen thema.’ Auke: ‘Toen je tijdens onze huwelijksreis voor het eerst in Indonesië was en mensen zag met dezelfde lengte, gebaren en houding als jij was dat toch wel een soort…. tja, thuiskomen klinkt zo pathetisch.’ Dido: ‘Dat gaat een beetje ver, maar er was wel herkenning. Ik zag allemaal ooms en tantes.’ Auke: ‘Mooi was dat.’ Door het schrijven van haar roman is Dido zich Indischer gaan voelen. ‘Als Indo vraag je je toch altijd af wat voor rol dat deel van je in je leven speelt. Omdat je toch heel Nederlands bent opgevoed. Misschien komt het ook door de leeftijd dat je meer nadenkt over Indisch zijn. Ik voel me nu meer verwant met Indische mensen, met Indonesië, met de cultuur.’ Auke: ‘Eerst kwam haar achtergrond vooral tot uiting in dat geweldige Indische koken. Nu is ze echt een Indische vrouw. En niet alleen een vrouw met donker haar en mooie ogen.’ Tot een paar jaar geleden liepen nog twee andere dames van Aziatische komaf in huis rond: de uit China geadopteerde dochters Lisa (24) en Lin (22). Al was Dido zich dan nog niet zo bewust van haar eigen Oosterse wortels, het stond wel vast dat hun kinderen uit Azië zouden komen. ‘Om ons te kunnen oriënteren hingen in de adoptiecursuslokalen foto’s van kinderen uit verschillende landen aan de muur. Ik had niks met een wit, blond kind uit Rusland of Polen. Met alle donkere kinderen wel. Afschuwelijk, maar je wordt gedwongen om over dat soort rare dingen na te denken omdat je moet kiezen.’ Ze hebben de meisjes met ruime aandacht voor hun afkomst opgevoed. ‘Volgens de moderne adoptie-aanpak hebben wij ze altijd

primeurs

‘Ik wil alleen nog maar romans schrijven.’ Dido is vastbesloten. Ze heeft ook al een idee: ‘Ik ben aan het onderzoeken of mijn volgende boek over de dochters van Isah kan gaan, over vrouwen die geboren zijn uit een inheemse bijvrouw en een Nederlandse man. Dat is ook een heel interessante groep. Het gaat dan weer over njais, over die samenleving en over de schijnbare gelijkheid als Europees gelijkgestelde. Of misschien wordt het wel het verhaal van een andere overgrootvader, een Indische auteur die in het Maleis over een njai schreef. Die werden net zo min gezien: Nederlanders zeiden dat ze hun eigen Indische schrijvers hadden, lees: totoks*. En de Indonesiërs vonden dat deze mensen hadden geheuld met de Nederlanders. Ook bij dit thema voel ik me in een traditie staan: mijn eigen familie heeft erover geschreven.’ ‘Mijn volgende boek wordt ook een roman’, onthult Auke dan ineens. ‘Nee, niet omdat mijn vrouw nu zo’n succes heeft en ik ook zo nodig moet. Ik heb dit idee al heel lang.’ Hij wil niet zeggen wat het onderwerp is. ‘Maar ik kan wel verklappen dat er een bal in rolt.’ Twee auteurs op één kussen. Bij Auke en Dido zit daar….nou ja, inspiratie, liefde, morele steun, maar in elk geval géén duivel tussen. Lichter dan ik, Dido Michiesen, uitgeverij Hollands Diep, € 21,99 Johan Cruijff, Auke Kok, uitgeverij Hollands Diep, € 26,99 *kraton - Javaans paleis *njai - inheemse vrouw die ongehuwd samenleefde met Europese man *Tempo Doeloe - goede oude tijd *djongos - bediende *totoks - witte Nederlanders die in Nederlands-Indië zijn geboren

pindah* _ 53


Achtergebleven in Indonesië en veroordeeld tot de bedelstaf. Zo’n 30.000 voormalige onderdanen uit de Nederland-Indische gemeenschap vielen tussen de wal en het schip omdat ze na de dekolonisatie van Indië niet naar Nederland mochten gaan. Voor deze zogenaamde warga negara’s hebben 75 jaar vrijheid en 15 augustus geen betekenis. door Sylvia Pessireron

Uitbetaaldagen van Halin in de Joseph kerk, Jakarta. Foto’s: Halin. Met dank aan Max Rijkschroeff en Henk Hoek

54 _ pindah*


ORAL HISTORY

Geen 75 jaar vrijheid voor 30.000 vergeten Nederlanders

D

Direct nadat Soekarno op 17 augustus 1945 de Republik Indonesia proclameerde, ontstond voor Nederlanders en Indo-Europeanen een levensgevaarlijke situatie. Er volgde een evacuatie van meer dan 100.000 – vooral witte – mensen naar Nederland. Nadat de kolonie zelfstandig was geworden, kregen alle inheemsen en onderdanen zonder Nederlandse nationaliteit het Indonesisch staatsburgerschap. Blanke en Indische Nederlanders die wilden blijven, konden zich tot eind 1951 tot Indonesiër laten naturaliseren, de warga negara. In het na-oorlogse Nederland waren landgenoten uit de oude kolonie niet echt gewenst. De wederopbouw ging gepaard met een stroef lopende economie, er werd gevreesd voor een nog grotere woningnood en aanpassingsproblemen. De Nederlandse overheid trachtte de stroom evacués (repatrianten) in te dammen. Indische Nederlanders kregen het dringende advies om voor de Indonesische nationaliteit te kiezen of te verhuizen naar Nederlands NieuwGuinea omdat ze in de rest van Indonesië vogelvrij waren. Na de opheffing van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger

(26 juli 1950) werden de militairen gestimuleerd in dienst te gaan bij het Indonesische leger. Ambtenaren van Indische afkomst die overstapten naar de Indonesische overheid, kregen de belofte van minimaal twee jaar salariëring. In Den Haag was de verwachting dat driekwart van de Indische gemeenschap in Indonesië zou blijven.

geen uitweg Totoks (witte onderdanen) en Indo’s die voor de Indonesische nationaliteit hadden gekozen, merkten weinig sympathie in hun omgeving. Zo schreef een vrouw: ‘Wij worden hier aan alle kanten bespot wat niet mooi is als vrouw te moeten aanhoren. Deze mensen kennen geen grenzen. Wij werden het huis uitgezet. De kinderen stonden te huilen. Wij wisten helemaal geen uitweg meer …’

dwang Johan Kalshoven (Indo-Europeaan) overleefde de Bersiap* door een document te ondertekenen waarin hij verklaarde Indonesisch pindah* _ 55


ORAL HISTORY

staatsburger te zijn. Hij kon geen werk vinden omdat geen enkel bedrijf het aandurfde een andjing belanda (Hollandse hond, scheldwoord voor Indo’s) in dienst te nemen. De ambassade weigerde toestemming voor de overtocht naar Nederland omdat Kalshoven de Indonesische nationaliteit had. Zijn verklaring dat dit onder dwang van pemoeda’s* was gebeurd, woog niet mee.

ontmoedigingsbeleid Toen Indonesische staatsburgers de ambtenarenfuncties kregen, raakten de Indo-Europeanen verder in het slop. Aan het eind van de naturalisatietermijn (eind 1951) begon Nederland een ontmoedigingsbeleid. De door de toenmalige regering Drees ingestelde commissie Werner (1952) onderzocht hoe een nieuwe stroom uit het voormalig Nederlands-Indië kon worden voorkomen. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen de Belanda Totok en de Indische Nederlander. Het Nederlandse burgerrecht van de Indische Nederlander werd terzijde geschoven. In eerste instantie bleef het raciale rapport van de commissie geheim. Totdat J. van Baal (parlementslid Anti-Revolutionaire Partij) een exemplaar kreeg. Hij schreef aan de minister van Maatschappelijk Werk dat Werner en de zijnen een rassenleer volgden ‘die in wezen van die van Hitler en Alfred Rosenberg niet veel verschilt’. Hij parafraseerde het rapport als volgt: ‘Het ras der Nederlanders is superieur en wij willen alleen maar bijmenging met andere elementen, wanneer die blijken eveneens superieur te zijn.’ Op Zwarte Sinterklaas (5 december 1957) werden de Nederlandse bedrijven in Indonesië genationaliseerd en eisten de vakbonden het vertrek van alle Nederlanders.Toch werd menig verzoek tot verscheping naar Nederland afgewezen. De frustratie onder de achterblijvers is groot. Een Indische Nederlander schreef: ‘Ik heb gevochten tegen de Jap, drieëneenhalve jaar krijgsgevangene geweest en daarna mij vrijwillig opgegeven bij het Gadjah Merah bataljon om te vechten tegen het Indonesische Vrijheidsleger. Ik had wel als Nederlander mogen sneuvelen, maar nu ik voor die rechten als Nederlander kom, word ik afgewezen.’ 56 _ pindah*

verraad De Molukse KNIL-militairen werden voor zes maanden naar Nederland overgebracht. Sommige ouders besloten hun oudere kinderen niet mee te nemen omdat ze dachten dat ze terug zouden komen. De hereniging met de kinderen vond pas decennia later plaats. Een achtergebleven dochter weigerde haar ouders te ontmoeten. Nadat haar jongere broer vertelde onder welke omstandigheden de Molukkers in Nederland leefden, kon ze het ‘verraad’ van haar ouders vergeven.

halin In totaal bleven ruim 30.000 warga negara’s in Indonesië. Zij woonden in sloppenwijken en konden niet overleven zonder de steun van derden. Op 13 juni 1955 werd de stichting Hulp aan Landgenoten in Indonesië (HALIN) opgericht. De stichting biedt hulp in de vorm van een bescheiden maandelijkse uitkering en een vergoeding voor de ziektekostenverzekering. HALIN kan dit werk doen dankzij donaties, incidentele giften en inzamelingsacties. Daarbij zijn er twee boeken uitgegeven waarin de verhalen van vergeten Nederlanders staan opgetekend. De inzet van HALIN-medewerkers in Nederland en Indonesië doet de vraag rijzen wanneer de Nederlandse staat haar verantwoordelijkheid neemt voor een fatsoenlijke oude dag voor deze medelanders. Kijk voor meer informatie op www.stichtinghalin.nl

Voor dit artikel werd gebruik gemaakt van de boeken Vergeten door het vaderland (Wilma van der Maten), Familie gebleven (Vilan van de Loo) en Spijtoptanten en achterblijvers (R.R. Rijkschroeff en G.A. Kwa). En van de website IndoWorld, Ronny Geenen.

*Bersiap: periode van geweld in Nederlands-Indië (1945-1949 / definitie Wubo) gericht tegen niet-inheemsen en van collaboratie verdachte inheemsen * pemoeda’s: radicale, nationalistische jongerengroeperingen


CULTUUR

KENNISMAKEN MET OEROUDE TRADITIES WAAR MINDFULNESS JE LEERT OM IN HET HIER EN NU TE STAAN, BRENGT ALIRAN TENAGA DALAM JE IN BALANS MET JEZELF EN JOUW PLEK IN HET GEHEEL. MET BEHULP VAN BEWEGINGEN, ADEMHALINGSTECHNIEKEN, JE STEM, MEDITATIE EN RITUELEN MAAK JE KENNIS MET OEROUDE JAVAANSE TRADITIES. door Yolanda Smith mandala Rob Mulder ‘Hier, in het westen, willen mensen er graag goed uitzien. Maar in een kleine kampong op Java ontmoet je mensen die zich daar totaal niet druk om maken. Al hebben ze een gehavend gebit en dragen ze een derdehands bril, als zij lachen, komt dat vanuit hun onderbuik. Die mensen ‘zijn’ vanuit zelfacceptatie.’ Aan het woord is Rich Eduard (61). Samen met zijn partner Ivonne Kreule (41) leidt hij Stichting Aliran Tenaga Dalam, de Stroming van Innerlijke Kracht. ‘Zelfacceptatie ontstaat als je in balans bent met jezelf en je omgeving. In de Javaanse cultuur en traditie wordt gestreefd naar die balans.’

OUDE AMBACHTEN Rich is zich zeer bewust van zijn Javaanse achtergrond. Van jongs af aan was hij gefascineerd door de geneesmiddelen en kruidenmengsels die zijn moeder en tante zelf maakten. ‘Als ik mijn voet had verstuikt, maakte tante Adele beras kentjoer (papje van rijst en zandgember dat als gips wordt gebruikt - redactie). Ik wilde weten wat er precies in zat en hoe ze het maakte. Mijn moeder maakte djamoe (medicinale drank - redactie). Die kennis geeft ze nu door aan Ivonne.’ De belangstelling voor de ‘oude ambachten op het gebied van welzijn’ laat hem niet los. Hij vindt het dan ook jammer dat in Indonesië de aandacht voor de oude tradities verloren gaat. Rich bedacht om van het behoud van het immaterieel erfgoed van Indonesië zijn werk te maken. Zo ontstond in 2016 de stichting Aliran met een aanbod aan workshops, coaching en meer.

OERKRACHT Anders dan bij meditatie of mindfulness is Aliran niet alleen

gericht op het welzijn van het individu, maar ook op de interactie tussen mens en omgeving. Doel is om door bewegingsademhalings- en stemklankoefeningen, meditatie en rituelen de eigen innerlijke kracht te herkennen. Rich: ‘Dat is een oerkracht. Als je die kracht in jezelf herkent en gebruikt in sociale structuren, dan ben je in mijn beleving bezig met de mystiek waar wij ons mee bezighouden. Tenaga dalam of innerlijke kracht kun je op verschillende manieren gebruiken. Om je te verdedigen als iemand je aanvalt of onrecht aandoet. Maar als je er onzorgvuldig mee omgaat of op een agressieve en manipulerende manier, kan het jou of een ander beschadigen. Dan wordt het goena goena. Volgens de Javaan is de Javaanse mystiek zo scherp als een mes. Het is een wapen en daar moet je voorzichtig mee omgaan. Een krismaker zegt tijdens zijn werk allerlei gebeden en mantra’s op en legt offers voor de kris. Daarmee toont hij respect voor de kris. En dat respect moet je ook voor mystiek hebben.’

GOENA GOENA In Indonesië is goena goena (door velen uitgelegd als zwarte magie) nog volop aanwezig. Ivonne vindt dat de termen goena goena en ‘stille kracht’ in Nederland op één hoop worden gegooid. Volgens haar denkt men dat beide gevaarlijk, mysterieus en ongrijpbaar zijn. Ivonne: ‘Het is beeldvorming die misplaatst is. Wij willen met onze stichting juist uit de sfeer van ‘gevaarlijk’. Als stichting willen wij graag inzicht geven in wat ‘Innerlijke Kracht’ is. Daarvoor reiken we een verzameling technieken aan zoals Javanen die toepassen om zichzelf van binnenuit neer te zetten in de wereld.’ Tenaga dalam: het is de Javaanse way of life. www.aliran.nl pindah* _ 57


Wagiyem

500.000 troostmeisjes

Onderzoeksjournalist Griselda Molemans onthult in Levenslang oorlog de onthutsende waarheid over het lot van de vrouwen en meisjes die de Japanners inzetten als dwangprostituee in de oorlogsperiode 1932-1945. Volgens haar onderzoek waren het er veel meer dan de officiĂŤle kanalen wilden toegeven. Ten minste een half miljoen. door Bart Leemhuis foto Jan Banning 58 _ pindah*


BOEKEN

70.000 meisjes uit NederlandsIndië worden tot prostitutie gedwongen

Auteursbond krijgt ze toegang tot archieven die bedoeld waren om tot 2026 gesloten te blijven. Uit vonnissen van oorlogsmisdadigers blijkt dat de Japanners een ratio van één vrouw per 20 soldaten aanhielden. Een simpele rekensom brengt vervolgens een getal van niet driehonderd maar rond de 70.000 ‘troostmeisjes’ aan het licht: Nederlands, inheems of een mengeling van beide.

Griselda Molemans (pseudoniem van Griselda Visser) mag een gedreven schrijfster worden genoemd. Haalde ze met Opgevangen in andijvielucht (2014) over de zogeheten repatriëring van Indische Nederlanders al hete kastanjes uit het vuur, in Levenslang oorlog, neerslag van een jarenlange zoektocht door archieven in zeven verschillende landen, zet ze haar schoffel in de nog altijd slepende kwestie van de ‘troostmeisjes’ tijdens de oorlogsperiode 1932-1945. In dit nieuwe onderzoeksrapport toont zij aan dat structurele verkrachting van vrouwen door Japanners een veel grotere schaal en mate van organisatie kende dan tot dusver werd gedacht. Na eerst op al brute wijze Shanghai te hebben ingenomen, komt de werkelijke opmaat naar de handelswijze van de Japanners bij de verovering van Nanking, die naderhand ook wel de Verkrachting van Nanking is genoemd. Elke nacht worden rond de duizend vrouwen misbruikt. De volkswoede hierover vlamt zo hoog op dat de legertop besluit voor haar soldaten een ‘trooststation’ te openen. Hiertoe worden Koreaanse meisjes onder voorwendselen naar China verscheept, administratief verwerkt onder ‘oorlogsvoorraad’. Molemans legt op zakelijke, maar niet ongevoelige, wijze het ‘uitgekiende’ systeem van dwangprostitutie uit, dat hierna de Japanse legers op hun rooftocht tot onderaan Zuidoost-Azië zal vergezellen. Veel meisjes reizen mee van land tot land, anderen worden lokaal op botte of slinkse wijze geronseld. De Encyclopaedia Britannica noemt cijfers van rond de 200.000 vrouwen die onder dwang naar bordelen zijn afgevoerd. Volgens dit nieuwe onderzoek ligt dat aantal minstens tweeënhalf keer zo hoog. Derhalve is deze nieuwe publicatie van Molemans zeer belangrijk en waardevol.

communisme

Indië Troostmeisjes heten ze: Een naargeestig eufemisme voor de slachtoffers van het systeem van dwangprostitutie, dat tussen 1932 en 1945 uitgerold werd door het Japanse Keizerlijke Leger, de marine en de luchtmacht in alle bezette gebieden in Zuidoost-Azië.

Tot nu toe werd klakkeloos aangenomen dat er zo’n 200.000 troostmeisjes waren, van wie het merendeel Koreaans. De onthutsende waarheid blijkt echter jarenlang toegedekt te zijn, nota bene door het gros van de 34 betrokken landen en stadstaten die de ten minste 500.000 slachtoffers vertegenwoordigen. Geopolitieke motieven en handelsbelangen met Japan blijken zwaarder te wegen dan mensenrechten, zo ontdekte onderzoeksjournalist Griselda Molemans.

Levenslang oorlog beschrijft de volle omvang van dit wrede, vernederende systeem en de ingrijpende gevolgen die het voor de slachtoffers heeft gehad. Tot op de dag van vandaag.

Griselda Molemans is werkzaam als onderzoeksjournalist en documentairemaker. Ze schreef diverse non-fictieboeken, waaronder Dochters van de Archipel, In het voetspoor van De Panter, Opgevangen in andijvielucht en De vergeten krijgers.

WWW. QUASAR B OOKS. COM

GR ISE L DA MOL E M A NS

O O RL O G

LEV ENSLANG OORLOG

Het bewijsmateriaal voor het systematische misbruik trof ze aan in archieven in Nederland, Engeland, de Verenigde Staten, Australië, Nieuw-Zeeland, Maleisië en Zuid-Korea; met als topstukken de achter slot en grendel gelegde jurisprudentie betreffende verkrachting en dwangprostitutie; en het geldspoor van de leger- en marinebordelen.

GR ISE L DA MOL E M A NS

Hoeveel vrouwen werden in voormalig Nederlands-Indië door Japanners misbruikt? Een Nederlands rapport uit 1994 stelt dat maximaal driehonderd Nederlandse vrouwen tijdens de bezetting tot prostitutie zijn gedwongen. Maar Molemans stelt al in 2004, als ze met Indonesische getuigen afkomstig van verschillende eilanden spreekt, dat ze dit aantal niet vertrouwt. Ze schrijft: ‘Achteraf bezien, blijkt het een gecensureerd onderzoeksrapport te zijn, dat met terugwerkende kracht voorkomt dat Indo-Europese, inheemsIndonesische, Molukse, Chinese, Arabische en Papoea slachtoffers in aanmerking komen voor een Wuv- dan wel Wubo-uitkering.’ Met steun van De Nederlandse Vereniging van Journalisten en de

Overigens stelt Molemans in haar boek dat de geallieerden, na de Japanse overgave, niet gretig waren om een passende strafmaat te hanteren. De opkomst van het Chinese communisme noopt hen om van Japan zo snel mogelijk een pro-westerse economische macht te maken. Levenslange straffen voor misdaden tegen de menselijkheid worden vooral op Amerikaanse aandrang sterk bekort. Daarbij komt dat aanklachten van vrouwenmisbruik door gebrek aan bewijs in maar weinig gevallen worden gehonoreerd. Ontluisterend is om te lezen dat het systeem van gedwongen prostitutie na de Japanse capitulatie niet direct wordt ontmanteld. Nog tot 1946 hebben de Amerikanen tijdens hun bezetting van Japan 55.000 troostmeisjes tot hun beschikking, onder dwang gerecruteerd. Een goed geschreven fascinerend boek dat niet alleen de aandacht van alle historici en geschiedenis docenten verdient. Molemans blijkt wederom weer een gedreven onderzoeLEV ENSLANG ker en verteller over een ‘verborgen’ verleden. Levenslang oorlog door Griselda Molemans, uitgeverij Quasar Books & Multimedia De verzwegen slachtoffers van het Japanse Keizerlijk systeem van verkrachting en dwangprostitutie tussen 1932 en 1945 QUASAR BOOKS

Bart Leemhuis is een Chinees-Indische boekhandelaar in Amsterdam pindah* _ 59


Poncke Princen samen met schrijver Pramoedja Ananta Toer.

60 _ pindah*


PORTRET

Poncke Princen

VRIJHEIDSSTRIJDER ZONDER SPIJT Voor de een was hij een held, voor de ander een landverrader. Poncke Princen, de militair die overliep van Nederland naar Indonesië, was tot aan zijn dood controversieel. Hij werd bewierookt en geroemd, maar ook verguisd en gehaat. Princen had twee gezichten en één moreel kompas: zijn rechtvaardigheidsgevoel. ‘Ik heb altijd geweigerd me schuldig te verklaren en ik heb nooit spijt gehad.’ door Tonny van der Mee foto het Nationaal Archief pindah* _ 61


In het heetst van de Indonesische In het heetst van de Indonesische onafhankelijkhlaat Poncke onafhankelijkheidsstrijd

Princen zijn lot bepalen door een luciferdoosje. Hij gooit het omhoog en laat het op de keukentafel vallen. Ligt de blauwe zijde van het doosje boven, dan sluit hij zich aan bij de Indonesische nationalisten. Bij de gele zijde zal hij terugkeren naar zijn Nederlandse legerplaats. Het wordt blauw. Het is 1948. In Nederlands-Indië woedt een bloedige oorlog. Waar Nederland probeert het gezag in de kolonie te herstellen, hebben de nationalisten onder leiding van Soekarno op 17 augustus 1945 – twee dagen na de capitulatie van Japan – de onafhankelijke Republiek Indonesië uitgeroepen. Poncke Princen, die als Nederlandse militair is uitgezonden, ligt tussen twee vuren. Het is te simpel om te stellen dat hij zijn keus tussen Nederland en Indonesië alleen van dat luciferdoosje heeft laten afhangen. Als het de gele zijde was geworden, had hij het net zo lang opgegooid tot blauw boven lag.

Voorgelogen

De oorlog in Indië is niet zíjn oorlog. Hij vindt dat de militairen worden voorgelogen. ‘Er werd ons verteld dat we erheen moesten om de orde en rust te herstellen en de door terroristen bezette gebieden te bevrijden’, vertelt Princen in Een kwestie van kiezen, geschreven door Joyce van Fenema. ‘Hoe anders kon dit bereikt worden dan met wapens op de lokale bevolking te schieten. De werkelijke reden was natuurlijk dat ons land aan de grond zat en van de rijke kolonie nog wilde profiteren.’ Als de dienstplichtige Johannes Cornelis Princen (1925, Den Haag) in 1946 wordt opgeroepen voor Nederlands-Indië, vlucht hij naar Frankrijk. Tijdens zijn omzwervingen raakt hij in de ban van het existentialisme. ‘Je moet het conflict niet uit de weg gaan’, houdt existentialist Robert hem voor. ‘Je moet er op af gaan. Je kunt niet zeggen: Indië is mijn zaak niet. Alles is jouw zaak. Met vluchten bereik je niets. Ga terug en bekijk wat je eraan kunt doen.’ Bij zijn terugkeer in Nederland wordt Princen opgepakt vanwege desertie. Hij krijgt een herkansing. Om het strafkamp te ontlopen, stapt hij op 28 december 1946 onder politiebewaking aan boord van het marineschip Sloterdijk. Princen begrijpt niet waarom hij een oorlog in wordt gestuurd als hij net uit een oorlog komt. In de Tweede Wereldoorlog wordt hij 62 _ pindah*

bij de grens door de Duitsers opgepakt omdat hij zich wil aansluiten bij de geallieerden. Hij belandt in een Duitse gevangenis. Daar krijgt hij de bijnaam ‘Poncke’, omdat hij zijn medegevangenen geregeld voordraagt uit het boek ‘Pastoor Poncke’. Die ervaring voedt Princens weerzin tegen de strijd in NederlandsIndië. ‘We waren juist bevrijd van de Duitse onderdrukking en nu gingen wij hetzelfde in Indonesië doen door het land te bezetten. Het was te idioot voor woorden. Ik was woedend en vertelde tegen iedereen die het horen wilde: ‘Jullie laten je maar wat wijsmaken. Jullie worden gebruikt om Nederland weer aan de macht te helpen. We moeten weigeren mee te gaan.’ Eenmaal in Indië moet hij alsnog een gevangenisstraf uitzitten. Daarna wordt hij korporaal op de Eerste Hulpverbandplaatsafdeling van de Zeven December Divisie. Hij ziet slachtoffers, komt in contact met de lokale bevolking en wordt zich bewust van hun verlangen naar onafhankelijkheid. Princen ziet een Indonesisch meisje, met wie hij kort daarvoor seks heeft gehad, doodbloeden nadat ze in haar buik is geschoten door een Nederlandse militair bij wie ze seks weigerde. Dat sterkt zijn gedachte dat de koloniale overheersing en het Nederlandse geweld ‘ongerechtvaardigd’ zijn en dat hij aan de verkeerde kant staat. ‘Ik voelde dat we indringers waren zonder een geweldig politiek bewustzijn. Wij hoorden daar niet thuis.’ Tegen de Indonesiërs die hem voorhouden dat hij geen haar beter is dan de Duitsers en Japanners, zegt hij: ‘Als ik niet anders meer kan, zal ik aan jullie kant staan. Ik geloof dat jullie gelijk hebben.’ Tijdens een verlof in september 1948 loopt hij over naar de Indonesische kant. In Djogjakarta, de toenmalige hoofdstad van de Republiek Indonesië, wordt Princen aanvankelijk in de gevangenis gezet. Bij de start van de Tweede ‘Politionele’ Actie van Nederland wordt hij vrijgelaten en trekt hij mee met het republikeinse leger.

Geweten

Tijdens de ‘lange mars’ van vijfhonderd kilometer, lopend op blote voeten, worden ze voortdurend door het Nederlandse leger beschoten. Het leed dat Princen onderweg ziet, is ‘met geen honderd Multatuli’s’ te beschrijven: brandende kampongs, dode en verminkte Indonesiërs. Princen legt met zijn strijdgroep hinderlagen en pleegt overvallen met het doel zoveel mogelijk wapens buit te maken. Ondanks dat


PORTRET

hij overtuigd is van de ‘goede zaak’ speelt zijn geweten hem soms parten. ‘De allereerste keer dat ik wist dat we Nederlandse soldaten hadden doodgeschoten, bleef ik me afvragen of ik misschien een van die jongens had gekend. Het liet me niet los.’ Hij ontkent hoogstpersoonlijk Nederlandse militairen te hebben gedood. ‘Wat er tijdens de gevechten met Hollandse patrouilles is gebeurd, weet ik niet. Het verbaast me niet dat ze mij daarvoor aansprakelijk hielden. Haat vraagt om een schuldige.’ De Nederlandse legerleiding zet vijftigduizend gulden op zijn hoofd. Princen moet geëlimineerd worden. In het opsporingsbericht staat: ‘Is vlot in zijn optreden, verstandelijk zeer goed ontwikkeld, spreekt vloeiend Maleis en Soendanees.’ Zijn ouders krijgen te horen dat hij ‘vermist’ is. Op 9 augustus 1949, een dag voor een wapenstilstand ingaat, krijgen de Nederlanders Princen bijna te pakken. Ze vallen zijn dorp aan, doden medestrijders en schieten zijn vrouw Odah dood. Princen ontsnapt. Na de soevereiniteitsoverdracht krijgt hij in Indonesië een onderscheiding en wordt Indonesisch staatsburger.

Activist

Princen weigert op zijn lauweren te rusten. Als parlementslid maakt hij zich hard voor democratische hervormingen en is hij een luis in de pels van de Indonesische regering. Na de staatsgreep van Soeharto (1965) bestrijdt Princen de zelfverrijking van de president en zijn vrouw en trekt zich het lot van de duizenden politieke gevangenen aan. ‘Zoals iedereen in Indonesië wacht ik op het grote wonder’, schrijft Princen in een brief aan zijn moeder. ‘Mysterieuze dingen die een eind zullen maken aan de huidige ellende en een tekort aan alles. Die een halt zullen toeroepen aan de verschrikkelijke corruptie en ontstellend wanbeheer op alle gebieden.’ Zijn rol als mensenrechtenactivist, waarvoor hij in 1992 een internationale prijs krijgt, blijft vaak onderbelicht. Princen richt het Instituut voor de Verdediging van Mensenrechten en de Bond voor Rechtshulp op. Hij belandt meerdere keren in de gevangenis. Bij elkaar zit hij zo’n dertien jaar van zijn leven vast.

Knokken

Voor Amnesty International wordt hij een belangrijke bron van informatie. Het verblijf in de gevangenis is een ‘nachtmerrie’

‘Zoals iedereen in Indonesië wacht ik op het grote wonder’

schrijft hij in een van brieven. ‘Romantiek vind je overal maar ik kan het niet opbrengen om in onvrijheid over die onvrijheid te schrijven of over de vrijheid te denken. Ik wil alleen niet kapot. Ik moet knokken, ja voornamelijk voor ons gewone mens-zijn.’ Zijn laatste kunststukje wordt de strijd tegen de Indonesische bezetting van Oost-Timor, de voormalige Portugese kolonie. Oost-Timorezen dragen hem op handen als het tot een succesvol referendum komt. Princen is dan al een oude, zieke man, getroffen door huidkanker en meerdere hersenbloedingen. Zijn laatste jaren zit hij in een rolstoel. Dat weerhoudt hem er niet van de barricaden op te gaan. Bij een van de studentenprotesten tegen de dictatuur van Soeharto wordt hij in zijn rolstoel op de voorste rij van de demonstranten gezet. Nederland worstelt met de controversiële Poncke Princen. Formeel wordt hem een visum geweigerd omwille van de relatie met Indonesië, waar hij omstreden is en omwille van Indiëveteranen, die zijn bloed kunnen drinken. Ontmoetingen met zijn familie vinden net over de grens in Duitsland plaats of in het diepste geheim. Hans van Mierlo (D66), toenmalig minister van Buitenlandse Zaken, verstrekt hem in 1994 alsnog een visum voor Nederland op ‘humanitaire gronden’, zolang hij zich maar ‘onopvallend gedraagt’. Tot aan zijn dood in februari 2002 in Jakarta blijft Princen overtuigd van zijn goede werk. ‘Ik heb eerlijk gevochten met open vizier tegen het oneerlijke en hetgeen ik meende wat fout was. Ik was een rebel, een muiter, maar ik kan alles verantwoorden wat ik gedaan heb, ook tegenover Nederland en de wereld’, verklaart Princen in een brief aan zijn familie in het najaar van 1949. ‘Ik blijf van mening dat ik een aantal waarden heb verdedigd die typisch Nederlands zijn: eerlijkheid, vrijheidsliefde en respect voor de mening van een ander. Daar zal ik altijd voor blijven vechten.’ Tonny van der Mee is journalist van het Algemeen Dagblad. pindah* _ 63


Ze zijn ver na de onafhankelijkheid van Indonesië geboren en toch voelt het koloniale verleden van Nederland nog altijd dichtbij. Zes vertegenwoordigers van de derde generatie over de invloed van Indië op hun leven en werk. door Sunny Jansen foto’s Gail Meijer

KINDEREN VAN DE KOLONIE 64 _ pindah*


DERDE GENERATIE

VERBINDEN Melvin Ireeuw 34 jaar Global logistiek werkvoorbereider bij VMI GROUP Epe Vader: Papoea Moeder: Indisch

‘Mijn beide ouders zijn in Nederland geboren. Mijn overgrootvader van vaderskant is Marcus Wonggor Kaisiëpo (Ms). Hij vocht voor een onafhankelijk West-Papoea en was voorzitter van de Nieuw-Guinea Raad. Daarnaast leidde hij verschillende verzetsbewegingen tegen de annexatie van West-Papoea door Indonesië. Ook lobbyde hij voor de Papoea-kwestie bij de VN in New York. In de Tweede Wereldoorlog leverde hij inlichtingen aan zowel Nederlanders als Amerikanen. Hiervoor werd hij onderscheiden als Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en met het Kruis in de Orde van Trouw en Verdienste.’ ‘Toen mijn overgrootvader in 1962 tijdens het bewind van president John F. Kennedy naar de Verenigde Naties in New York afreisde om de onafhankelijkheid van West- Papoea te ondertekenen (New York Agreement), werd hem gemeld dat het verdrag reeds was getekend door Nederland en Indonesië, zonder goedkeuring van de Papoea’s. Hij kreeg te horen dat zijn familie reeds naar Nederland was gevlogen en dat hij wel terug kon keren naar huis, maar zijn familie nooit meer zou zien. Hij had de keus om terug te gaan naar huis of zich bij de familie in Nederland te voegen om daar de politieke strijd aan te gaan, een gedwongen spagaat. Hij koos voor het laatste. Papoea was inmiddels vergeven aan Indonesië en middels de oneerlijke Act of Free Choice konden de Papoea’s voor onafhankelijkheid stemmen, maar dit was een farce. Een vooropgezet plan dat onder druk van de Indonesische regering geen kans van slagen had.’ ‘Ik voel mezelf honderd procent Papoea omdat ik met die cultuur en geschiedenis ben opgevoed. Onze normen, waarden en onze strijd voor onafhankelijkheid zijn altijd aan ons doorgegeven. Familie staat op nummer een. Daarnaast zal ik mijn Indische achtergrond nooit verloochenen.’ ‘Het is best wel moeilijk om te ondervinden dat Ne-

derlanders niet eens weten waar Papoea ligt en niet bekend zijn met deze gemeenschappelijke geschiedenis. Ik ben twee keer teruggeweest en het voelt daar echt als thuis. ‘In Nederland organiseerde de tweede generatie Olahraga Papoea (1997, 2008 en 2012), een sportdag waar de community samenkomt om op een interactieve en sociale wijze elkaar beter te leren kennen en de banden aan te trekken. Er wordt ook gezongen en gegeten, aansluitend is er een feestavond. Ik wil ook graag verbinden, de cultuur delen. Twee jaar geleden wilde ik deze ‘traditie’ voortzetten en hebben wij met enkele tweede en derde generatie Papoea’s in 2018 wederom een succesvolle editie georganiseerd. Dit was zo succesvol dat er besloten is om een stichting op te zetten om de continuïteit van het evenement te kunnen waarborgen. ‘Ik zie mezelf nu als een wereldburger, ik voel me nergens onveilig.’ ‘Mijn eerste levensmotto heb ik van mijn vader meegekregen en dat is, als ik ‘s ochtends wakker word: ‘lach! Kijk in de spiegel en lach, want je weet niet of morgen je laatste dag is.’ Als je niet wakker wordt, kan je ook niet meer lachen. Hiermee wilde hij aangeven dat je moet genieten van het leven, in welke vorm dan ook. Het tweede motto is dat ik me niet druk wil maken om zaken waar ik geen invloed op heb.’ ‘Toen mijn vader overleed, kwamen er vijftienhonderd mensen om afscheid te nemen. Dat was zijn legacy. Dit was zijn laatste les aan mij. Het is belangrijk dat mensen om elkaar geven.’ ‘Als ik weg ben, wil ik dat mensen me herinneren omdat ik ze geraakt heb. Met mijn hart en als persoon. Daarmee wil ik zeggen dat ik liever word herinnerd om wie ik was dan om wat ik had.’ pindah* _ 65


Geboren in Den Haag. Toen hij een jaar was, ging het gezin terug naar Indonesië om in Jakarta te gaan wonen. Jaren later keerden ze weer terug naar Nederland. Voor de liefde is hij naar Amsterdam gekomen vanuit Arnhem. Begon zijn carrière op een PR-bureau en van daaruit werkte hij voor diverse modemerken. Hij was de eerste mannelijke blogger in de modescene. Hij schreef o.a voor L’Officiel, Men’s Health en Glamour. Op zijn 29e kreeg hij de kans om zelf een PRbureau te beginnen. Hij voelde snel aan dat de markt veranderde, besloot het roer om te gooien en begon een creative marketing agentschap. Ook geeft hij les op de Amsterdamse modeacademie AMFI: branding en marketing communicatie. ‘Je moet twee keer zo hard werken in dit land’, zegt mijn vader. ‘Mijn moeder is met haar familie in de jaren zeventig gekomen en mijn vader begin jaren tachtig. Via een familielid in Den Haag leerde hij mijn moeder kennen, zijn ze verliefd geworden en uiteindelijk getrouwd. Ik ben Indonesisch opgevoed. De gewoontes, de taal. Familie is het belangrijkst, imago van de familie nog belangrijker en elk jaar naar Indonesië op vakantie. Ik zat vroeger in een Indonesische dansgroep en danste de menari en de tjakalele. Mijn moeder is christelijk en mijn vader is islamitisch. Beide religies respecteer ik en ik kan nog altijd emotioneel worden van gebedsdiensten.’ ‘Toen ik hier kwam, was het duidelijk dat de wereld heel wit was en ik paste me aan. Mijn relatie met mijn vrouw eindigde in een scheiding en ik werd ontzettend geconfronteerd met mezelf. Ik besefte dat ik op mijn familie en mijn community kon rekenen, mijn basis. ‘Vergeet niet waar je vandaan komt en vergeet God niet’, zei mijn oma. Op volwassen leeftijd heb ik geprobeerd om weer in Indonesië te wonen maar toen kwam ik er toch achter dat ik meer Nederlands ben. Ik houd van mijn cultuur maar ook van de mix hier.’ ‘Ik ben op 15 augustus geboren en ben opgevoed met de Indonesische vrijheidsdag die gevierd wordt op 17 Augustus. Wij zijn zo opgevoed dat we als Indonesiers trots moeten zijn op deze dag. Toen ik nog thuis woonde, vierden we dit en ging ik weleens mee naar de Indonesische ambassade.’ ‘Ik ben zeker bewust van de vrijheid die ik hier voel en ik weet dat ik door middel van hard werken mijn dromen kan waarmaken in vrijheid.’ www.offgrid.agency 66 _ pindah*

FAMILIE Leroy Aznam

Owner Creative Marketing Agency 36 jaar Amsterdam Vader: Indonesisch Moeder: Indisch


DERDE GENERATIE

FOOD Lola van Ruler ‘Mijn oma ontmoette mijn opa in Bandung waar hij bij het KNIL zat.’ Maar onze roots liggen verder verspreid over de andere eilanden. Eind jaren veertig vertrokken ze met twee kinderen naar Nederland en arriveerden in Utrecht in een pension, waar nog een kind werd geboren. Ze verhuisden toen naar Amersfoort. Als kind waren we elk weekend bij mijn oma en zij kookte van alles. Iedereen kwam ook altijd bij haar eten totdat zij helaas wegviel. Ik miste haar gerechten en haar koekjes. Ik ben een opleiding banketbakker gaan volgen en bedacht toen dat ik die Indische koekjes zelf moet maken.’

28 jaar Banketbakker / Indische Bakery Toko Lo Amersfoort Vader: Indisch Moeder: Nederlands

‘Met behulp van recepten van mijn tantes ben ik op internet gaan kijken. Ik ben in gesprek gegaan met mensen en ben in Indonesië geweest om te kijken hoe ze het daar doen. Daarna ben ik begonnen met mijn bakery Toko Lo.’ ‘Zoals je ouders ook altijd een adres hadden waar ze koekjes bestelden, ben ik dus nu het adres voor velen aan het worden. Mijn specialiteit is echt zoetigheid en geen maaltijden. Ik stuur wekelijks pakketjes door heel Nederland want mensen vinden me online. Ik sta ook nog op Pasar Malams, dus geloof me, ik ben er heel druk mee! Op dit moment doe ik alles al zeven jaar alleen. Ik ga zeker zoeken naar een pandje met een keuken en vandaar bouw ik mijn bakkerij verder uit, want ik werk nu nog vanuit mijn huis.’ ‘Het verschil met vroeger is dat social media mij een zekere bekendheid heeft gegeven en veel klanten. Een Indische bakery waar ook snacks worden geserveerd, is echt mijn droom. Hoe leuk zou het zijn als gasten ook even daar kunnen zitten met een kopje koffie of thee. Ik zal voorlopig nog geen boek gaan maken want ik wil de recepten nog liever voor mezelf houden.’ Mijn Nederlandse familie en Indische familie hebben beide de oorlog meegemaakt. We moeten onze vrijheid hier waarderen, wij zijn niet met oorlog opgegroeid. Wij hoeven er niet over na te denken.’ Bezoek Lola / Toko Lo op de Pasar Malams dit jaar in Rijswijk, Elst, Dordrecht, Zeist en in Leerdam in de Molukse wijk. www.tokolo.nl pindah* _ 67


Met ouders die zo muzikaal en creatief zijn, is het bijna onmogelijk om niet hetzelfde pad te bewandelen. Opgevoed met de normen en waarden van de Molukse cultuur die nog steeds invloed hebben op haar leven. De familiewaarden en gewoontes, het eten en het geloof. ‘Toen ik zes jaar was, liep ik al op fashion shows die mijn moeder organiseerde en stond ik ingeschreven bij een modellenbureau. Op mijn vijftiende maakte ik deel uit van een hiphop dansgroep en werden we gescout voor een videoclip. Vervolgens werd ik gevraagd om auditie te doen voor een nieuwe meidengroep, DARE. We toerden door Europa en in Nederland met de Breakout Scholen Tour. Tussendoor had ik ook nog modellenwerk wat uiteindelijk internationaal de overhand nam. In 2005 maakte ik een bijzondere reis samen met mijn ouders en broers. Die reis zal ik nooit vergeten. Back to my roots, de Molukken. Heel speciaal en emotioneel. Zeker een bewustwording over welke geschiedenis mijn community met zich meedraagt. Een geschiedenis waar helaas in Nederland nog steeds te weinig aandacht aan wordt besteed. Daarom is het belangrijk dat wij het zelf goed doorgeven aan de nieuwe generatie.’ ‘Een van mijn broers was DJ en hij inspireerde mij om ook te gaan draaien. Vanaf 2011 heb ik mijn naam en sound opgebouwd, voornamelijk internationaal.’ Chelina wordt tegenwoordig geboekt om over de hele wereld te draaien, in bekende clubs op Ibiza, in Melbourne, New York, Jakarta en op Bali en zelfs op muziekfestivals zoals Elrow, met duizenden bezoekers. Een DJ gig die ze niet gauw zal vergeten, was toen ze samen optrad met haar vader Johnny Manuhutu, bandlid van MASSADA, op het strand van de Kei Eilanden. Dat vond ze prachtig! ‘Mijn Molukse opa ( KNIL) en oma zijn vanaf de Molukken naar Java gegaan, waar ze werden gestationeerd op de militaire kazerne in Cirebon. Mijn vader is daar geboren. Ze moesten uiteindelijk op dienstbevel van de Nederlandse regering via Surabaya de overtocht maken naar Nederland. Zij hebben ontzettend veel moeten doorstaan en hebben een nieuw leven hier moeten opbouwen. Mijn ouders hebben me altijd gemotiveerd om te gaan waar mijn hart voor open staat. En met die vrijheid heb ik mijn keuzes in het leven kunnen maken.’ ‘God staat dicht bij me met alles wat ik doe.’ www.chelina-manuhutu.com 68 _ pindah*

MUZIEK Chelina Manuhutu 34 Jaar DJ/ Producer Amsterdam Vader: Moluks Moeder: Nederlands 2 broers


DERDE GENERATIE

ART

‘De afgelopen jaren ben ik ontzettend bezig geweest met mijn roots. Omdat mijn Indische moeder in Nederland is geboren, heb ik gesprekken met mijn ooms die in Nederlands-Indië zijn geboren. Zij hebben nog veel verhalen over de geschiedenis van de familie; Verboon. Mijn opa komt uit Yogyakarta en mijn oma uit Cheribon. Het zijn twee plekken die ik met mijn vriendin ga bezoeken op mijn eerste reis binnenkort naar Indonesië. Zij is Moluks/Nederlands, dus we gaan ook haar roots bezoeken.’ Creativiteit en muzikaliteit zaten in mijn opvoeding. Mijn moeder was de zangeres van de Groningse funk/disco formatie Boozy die in 1977 twee hits scoorde. Mijn opa was altijd landschappen aan het tekenen en mijn oom is kunstenaar. Aan de Nederlandse kant van mijn familie zijn ze ook ontzettend creatief en muzikaal.’

‘Van kleins af aan was ik al bezig met tekenen en had ik mijn eigen stijl gevormd. De Indische landschappen die mijn opa tekende waren zeker een inspiratie voor de landschappen die ik maak. Als kunstenaar heb ik natuurlijk bepaalde interesses en inspiraties die ik verwerk in mijn kunst. Ik merk steeds meer dat ik werk maak wat dichter bij mij staat. Bij de nieuwe Indische en Molukse generatie ontvang ik veel waardering voor mijn werk’. Met zijn grafische beeldtaal geeft Toto zijn gedachten en waarheid over de hedendaagse samenleving, geschiedenis en toekomst. Hij gebruikt humor om serieuze onderwerpen in balans te houden en gebruikt felle kleuren om emotie over te brengen. Dualiteit is terug te vinden in zijn karakters, symbolen en zijn taalgebruik. Elk element beïnvloedt het andere bij het creëren van het geheel. ‘Ik ben me ervan bewust dat mijn opa en oma met niets een nieuw bestaan hebben moeten opbouwen in Nederland. Het is ook aan mij om het door te geven aan de volgende generatie, om niet te vergeten waar wij vandaan komen.’ www.totoblaauw.com

Toto Blaauw

28 Jaar Amsterdam Beeldend Kunstenaar / Ontwerper Vader: Nederlands uit Hilversum Moeder: Indisch uit Groningen pindah* _ 69


DERDE GENERATIE

‘Eind jaren zestig arriveerden mijn vader en moeder in Nederland. Ze kwamen om te studeren op de VU in Amsterdam. Ze leerde elkaar kennen op de medische faculteit en werden verliefd. Ze trouwden en besloten om in Nederland te blijven en een toekomst op te bouwen. Daarna volgden de geboortes van mijn broer en van mij. Veel familie is nog in Indonesië en die bezochten we jaarlijks in de zomervakantie. Wat me opviel tijdens mijn jeugd is dat mijn ouders aan alles een positieve draai geven. Ze werkten allebei hard en vinden vrijheid en onafhankelijkheid ook heel belangrijk. In alle situaties: zelfs als je in een wereld leeft waar je ondergeschikt bent of een minority, moet je daar de positiviteit uit halen. Of je een hoge opleiding hebt of niet, wees altijd trots op wat je doet. En doe het met volle overgave en passie. Respect hebben voor iedereen en de kwaliteiten van andere mensen inzien evenals je eigen kwaliteiten. Alles is mogelijk en de Sky is the limit.’ Janine is van de generatie waarvan ouders met dezelfde roots de verwachting hadden dat hun kinderen medicijnen gaan studeren, piloot of advocaat worden. Maar haar ouders wilden dat ze haar hart volgde, een beroep zou kiezen waarin ze gelukkig en succesvol zou zijn. ‘Ik zag jaren geleden dat de online wereld de toekomst zou zijn. Na een carrière in fashion en beauty public relations begon ik mijn eigen online magazine: Prêt à Pregnant - gericht op ouders. Hiervoor organiseer ik events en activiteiten. Ook doe ik conceptontwikkeling en maak ik marketingstrategieën voor verschillende merken. Nu ik zelf twee kinderen heb, wil ik ook iets ontwikkelen wat dichter bij mijn afkomst staat en wil ik iets voor de community betekenen. LEADING ASIANS is een community en platform waar ik creative people, captains of industry en luxury Brands, die een link hebben met Azië, met elkaar samenbreng en door middel van memberships met elkaar verbind. Samenkomen, elkaar leren kennen, inspireren en ook helpen. Hiervoor organiseer ik events met natuurlijk altijd heerlijk eten….. En dat voelt heel fijn. Senang om iedereen zo met elkaar te verbinden.’ ‘Je vrijheid voelen hier is heel belangrijk. Je mag echter nooit vergeten wat er is gebeurd. Dat is het fundament voor hoe wij nu leven.’ www.leadingasians.com www.pretapregnant.com 70 _ pindah*

Janine Kho

35 jaar Geboren in Amsterdam Founder Online Community & Network Leading Asians / Prêt à Pregnant/ &KHO Agency Vader: Jakarta - Chinees-Indonesisch Moeder: Surabaya - Chinees-Indonesisch

COMMUNITY


COLUMN

WERKELIJK BEVRIJD?

HUGO WILMAR, SPAARNESTAD PHOTO

door Stephan van Beek

De eerste ‘politionele actie’ (1947) begon met de landing van Nederlandse troepen op Pasir Putih, Java.

‘Merdeka atau mati!’ (Vrijheid of dood!). Zo gonsde het door de kampongs in Indonesië. Ze waren het zat. Na honderden jaren bezet geweest te zijn, proclameerde Soekarno op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid van Indonesië. Iets eerder, in hetzelfde jaar, werd Nederland bevrijd van nazi-Duitsland. Logischerwijs zou je denken dat Nederland zijn kolonie wel zou afstaan na gevoeld te hebben hoe het is om zelf bezet te zijn. Niets was minder waar, de Indonesiërs moesten vechten voor hun onafhankelijkheid en eindelijk, na vier jaar strijd, erkende Nederland op 27 december 1949 de staat Indonesië. Opgroeiend in een Nederlands-Indische familie aan zowel moeders- als vaderskant, had ik al van jongs af aan de nodige kritische vragen. ‘Opa, waarom hebben jullie niet gekozen voor Indonesië? Waarom streed uw vader als militair niet voor Indonesië? Waarom spreken wij eigenlijk geen Indonesisch? Wij hebben toch ook Indonesische voorouders?’ ‘Tsja’, verzuchtte mijn opa eens: ‘Wij waren Nederlanders en loyaal aan het Nederlandse regime.’ ‘Jullie hebben voor de verkeerde kant gekozen!’ snauwde ik daarop.

koloniale mindset

Je zou denken dat met de dekolonisatie van Indonesië ook de koloniale mindset van vele Indischen uiteindelijk zou verdwijnen. Toch is dat niet helemaal gebeurd. Tot op de dag van vandaag zijn er nog Indischen die de Nederlandse overheersing van Indonesië willen afdoen als iets van de tijdgeest van toen. Daarmee bagatelliseren zij het leed dat de Indonesiërs is aangedaan. ‘Wij waren immers toch goed voor hen?’ ‘Onze lieve baboe was net als onze moeder.’ ‘Aduh, onze koki kreeg altijd een extraatje van ons hoor!’ Hadden de baboe en de koki geen naam dan? Waren zij slechts functies binnen de koloniale hiërarchie? Een ieder heeft het recht op zijn eigen herinneringen en die wil ik ook niemand afnemen. Toch is het belangrijk om te weten in welke context die herinneringen zich afspelen. En hiermee doel ik op de algemene geschiedschrijving. Nu vieren wij dit jaar 75 jaar vrijheid. Maar zijn wij eigenlijk wel bevrijd? Ja, we zijn bevrijd van de Japanners en de Duitsers. De Indonesiërs zijn vrij van ons. Maar zijn wij als Indische gemeenschap ook werkelijk bevrijd, met name in ons denken?

loyaal

Nu ik wat ouder ben en meer kennis van onze geschiedenis heb, denk ik wat genuanceerder. Het was niet zo simpel als ik dacht in mijn jeugd. Onze Indische ouderen moesten zich, ondanks hun Europese privileges, oprecht staande houden in de koloniale tijd. Hoe meer je je identificeerde met het Nederlanderschap, hoe beter je sociale positie was. Het was in feite een racistische maatschappij met inlanders onder aan de sociale ladder. Het resultaat was dat Indischen, die deels inlands waren, zich van hun hun achtergrond distantieerden. De maatschappij dwong hen om zich zo loyaal mogelijk op te stellen ten opzichte van Nederland.

Stephan van Beek (26) heeft een Indische moeder en een Indische vader. Stephan is lid van het Dekolonisatienetwerk voormalig Nederlands Indië. Hij doet een master Aziatische Studies aan de Universiteit van Leiden.

pindah* _ 71


00 Tegeltableau, collectie KITLV, Leiden

CULTURELE KRUISBESTUIVING De koloniale bezetting van NederlandsIndiĂŤ heeft gezorgd voor duidelijke Indische invloeden in de kunst en op de cultuur van Nederland. Van muziek tot stoffen, aardewerk, meubels en klokken.

door Frans Leidelmeijer foto Kasper van Ommen

72 _ pindah*


KUNST

I

01

In Nederland ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw voor het eerst belangstelling voor de cultuuruitingen van de kolonie Indië. De Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid gaf Frederik van Eeden (vader van de gelijknamige schrijver) de opdracht om voorwerpen te verzamelen voor een toekomstig museum. Die collectie werd de basis van het Koloniaal Museum in Haarlem. Een deel van de objecten kwam later in het Amsterdamse Tropenmuseum. Op de Nationale en Koloniale Nijverheidstentoonstelling in 1879 werd voor het eerst in Nederland gamelan muziek ten gehore gebracht. Het orkest bestond uit vijftien musici afkomstig van het hof van Solo en twee hofdanseressen die de Serimpi dans uitvoerden.

BATIK Voor de Wereldtentoonstelling in Amsterdam (1883) waar alle koloniale mogendheden aan deelnamen, had Nederland een groot koloniaal paviljoen met traditionele huizen uit de Indische Archipel nagebouwd. Bezoekers konden voor een kwartje in de ‘kampong’ levensechte inheemsen bekijken. Aan de wanden van het paviljoen hingen batiks en slendangs (01 Paviljoen). Na afloop van de tentoonstelling gingen veel voorwerpen naar het Tropenmuseum en de etnografische afdeling van Artis. Tijdens een bezoek aan die afdeling werd ontwerper C.A. Lion Cachet gegrepen door de schoonheid en de ambachtelijke techniek van de batiks. Volgens de overlevering haalde hij thuis het laken van het bed om de batiktechniek uit te proberen. Lion Cachet ging de geschiedenis in als de eerste westerse batikkunstenaar.

RAGE In de jaren dertig van de vorige eeuw werd batikken een regelrechte rage. Kunstenaars gebruikten de techniek om kamerschermen, stoelbekleding, theemutsen en boekbanden te versieren met eigentijdse art nouveau en art deco motieven (01 Stoel). Het Koloniaal Instituut in Haarlem publiceerde zelfs een instructieboekje met recepten voor de kleuren.

OOST EN WEST De combinatie oosterse nijverheidskunst en westerse motieven inspireerde de Indisch-Nederlandse kunstenaar Jan Toorop tot het ontwerpen van een prachtig tegeltableau met o.m. wayang poppen (00 Tegeltableau). De Plateelfabriek Zuid-Holland in Gouda (aardewerkfabriek) gebruikte Javaanse batikmotieven in de versiering van ‘Insulinde’, een vaas waarop het traditionele Parang Rusak (vernielde kapmessen) is te zien (02 Vaas). Dit batikmotief

Van links naar rechts, van boven naar onder:

02

Stoel, collectie Rijksmuseum, Amsterdam Nederlands paviljoen, collectie Wereldmuseum Rotterdam Foto Sultan Hamengko Buwono, St. Nat. Museum van Wereldculturen Foto: Kaspian Céphas Vaas Insulinde, collectie Princessehof, Leeuwarden

pindah* _ 73


KUNST

03

Van links naar rechts, van boven naar onder: Meubels Michiel de Klerk, collectie Wolfsonian, Miami. Foto: Erik en Petra Hesmerg Stenen Naga kop, collectie Universiteit Leiden Metalen danskroon, collectie Museon, Den Haag Salon, collectie Nederlands Fotomuseum, Rotterdam Foto: Bernard Eilers Rijstschuur, collectie St. Nat. Museum van Wereldculturen Klok, collectie Frans Leidelmeijer Foto: Frans Leidelmeijer

was tot dan toe uitsluitend voorbehouden aan adellijke personen uit Centraal-Java (02 Sultan).

VERBINDING

04 05 74 _ pindah*

Naast de nijverheidskunst werden ook de tempel en de traditionele architectuur uit Indië als inspiratiebron gebruikt. Na een bezoek aan de kolonie belichtte architect Eduard Cuypers in het tijdschrift Nederlands Indië Oud & Nieuw alle facetten van de Indische kunst en cultuur. Op zijn bureau werkten drie ontwerpers/architecten: Joan van der Meij, Michel de Klerk en Piet Kramer die later voormannen van de Amsterdamse School zouden worden. In hun werk gebruikten zij facetten uit de Hindu-Javaanse, Boeddhistische en Balinese architectuur en beeldhouwkunst. Bij het ontwerp van de fauteuil (03 Meubels) verwerkte Michel de Klerk de paraboolvorm die verwijst naar de rijzende zon of het lotusblad. Het snijwerk van een dierenkop aan het uiteinde van de armleuningen van de stoel is afgeleid van de Hindu-Javaanse Naga (slang) (03 Naga kop). De naar voren oplopende poten van het zitmeubel lijken op de spitse daken van de Minangkabau huizen, maar ook op Arabische sloffen. De puntige vorm aan beide zijden van de hoge zitbank, waarvan het rechterdeel te zien is, is afgeleid van een boeddhistische pagode (03 miniatuurfoto). Piet Kramer vond voor zijn meubelontwerpen eveneens inspiratie in de Indische cultuur. De danskroon voor de Wayang Wong (04 Danskroon) vormde de basis voor de leeslamp aan de hoge rugleuning van een bank uit 1917 (04 Interieur). De tafelklok van Makassaars ebben met snijwerk en een koperen wijzerplaat uit 1920 (05 Klok), waarvan de typische vorm is afgeleid van de spits uitlopende zadeldaken van de Sumatraanse Minangkabau architectuur (05 Rijstschuur), wordt toegeschreven aan Modelhuis Legrand in Amsterdam.


CULTUUR

Dromen van een Indisch woonhuis

Hij is programmamanager bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en popelt om met pensioen te gaan. Jim Bos (60) wil zijn droom verwezenlijken: een wooncomplex voor de verschillende bevolkingsgroepen uit voormalig Nederlands-Indië. door Sylvia Pessireron foto privé-collectie Jim Bos De manier waarop Jim Bos over zijn plan vertelt, verraadt direct zijn enthousiasme. Met glanzende ogen en in sneltreinvaart ontvouwt hij zijn plannen. ‘Ik wil een Indisch woonhuis opzetten speciaal voor mensen die hun roots hebben in Nederlands-Indië: Indo’s, Molukkers en Papoea’s. De bewoners zijn jong en oud: studenten, werkende jongeren en ouderen die graag in deze speciale omgeving willen wonen.’ Over de ligging en de faciliteiten heeft hij een uitgesproken mening. ‘Het zou een appartementencomplex moeten zijn in de buurt van een winkelcentrum, goed bereikbaar en in het midden van het land. In het complex komt een gemeenschappelijke ruimte voor allerlei activiteiten. En er is plaats voor kleine ondernemingen zoals een kapsalon en een toko.’

Jim Bos (midden) samen met zijn moeder en twee broers op West-Papoea.

erfgoed ‘Jong en oud hebben een specifieke rol in het wooncomplex’, legt Bos uit. ‘De jongeren dragen zorg voor de ouderen. Nee, geen verpleegkundige zorg’, benadrukt hij. ‘De jongeren hebben een sociale functie. Bijvoorbeeld als er een lamp moet worden vervangen of boodschappen moeten worden gedaan. De ouderen kunnen hun erfgoed overdragen. Ze kunnen verhalen vertellen, ze kunnen de tradities en gebruiken laten zien. Voor mij is het erg belangrijk dat ons erfgoed wordt behouden.’ Jim Bos is in West-Papoea geboren. Zijn moeder is JavaansDuits-Frans. Zijn vader is Nederlands en Moluks. In 1961 kwam het gezin naar Nederland. ‘Mijn vader zei: Jullie mogen geen Maleis spreken, alleen Nederlands. Want jullie gaan hier studeren. Ik heb het Maleis op straat geleerd en van vrienden. Ik versta het maar ik vind het jammer dat ik de taal niet van huis uit heb meegekregen. Die taal is deel van ons erfgoed. Voor mij bestaat het erfgoed uit tradities maar ook uit normen en waarden. Het gaat soms om kleine dingen. Als er visite komt, moet die blijven eten. Dan wordt er iets speciaals voor onze gasten geregeld. Ik ben bang dat als ons erfgoed niet wordt overgedragen, dat die verdwijnt en dus wil ik vooruit denken.’

persoonlijke verhalen Elke oude bewoner wordt gevraagd naar zijn of haar levensgeschiedenis. Samen met een jonge bewoner wordt die vastgelegd. Zelf heeft Jim Bos het verhaal van zijn 87-jarige moeder opgetekend. ‘Iedereen zou dat moeten doen’, meent hij. ‘De geschiedenis van onze ouders is heel bijzonder. Mijn ouders hebben de Japanse bezetting meegemaakt, moesten daarna verhuizen naar West-Papoea en waren vervolgens verplicht om naar Nederland te gaan. Dat hebben ze allemaal doorstaan! Over deze persoonlijke ervaringen is te weinig bekend. Daarom hoop ik dat de oudere bewoners hun persoonlijke verhaal willen delen.’ Muziek, samen zingen, Indisch kokkerellen en religie krijgen ook een plek in Jim’s wooncomplex. Intussen heeft hij verschillende projectontwikkelaars en gemeenten enthousiast gemaakt voor zijn droom. Het is nu een kwestie van aftellen tot zijn pensioen. pindah* _ 75


RMS De omstreden republiek

Eind december 1949 droeg Nederland de soevereiniteit aan de Republiek der Verenigde Staten van IndonesiĂŤ (VSI) over. Toen president Soekarno van IndonesiĂŤ een eenheidsstaat wilde maken, werd op Ambon een eigen republiek geproclameerd. De Republik Maluku Selatan (RMS) viert dit jaar haar zeventigjarig bestaan. door Sylvia Pessireron foto MHM, Nanneke Wigard 76 _ pindah*


GESCHIEDENIS

Ambon, januari 1950. Onder de Molukse bevolking werd de soevereiniteitsoverdracht relatief rustig ontvangen. Bij de bestuurlijke indeling viel de Molukse archipel namelijk niet onder direct gezag van Djakarta, maar werd samen met o.m. Celebes, onderdeel van de deelstaat Oost-Indonesië. Binnen de deelstaat werd de regio Maluku (de Molukken) vertegenwoordigd door de Zuid-Molukken Raad. De inkt van de soevereiniteitsoverdracht was nog niet droog toen Soekarno aankondigde de VSI te vervangen door de eenheidsstaat Republik Indonesia. Molukkers die op Java woonden, sloegen alarm. Met de gruwelen van de Bersiap* nog vers in het geheugen pleitten zij in brieven aan de Zuid-Molukken Raad voor inlijving van Maluku bij Nederland als twaalfde provincie of voor toevoeging aan een Nederlands Gemenebest. Op de Molukken zelf ontstond een actieve pro-Indonesië groep en tegelijkertijd gingen er stemmen op voor een eigen Molukse staat. De Zuid-Molukken Raad stond voor de taak om uit die verschillende meningen een standpunt te kiezen.

Soumokil

In Makassar werkte Chris Soumokil als minister van Justitie van de deelstaat Oost-Indonesië. Ook hij kreeg te maken met oplopende spanningen tussen pro en contra Indonesische groeperingen. Daarbij kwam ook nog dat de KNIL-militairen aangespoord werden op te gaan in de Tentara Nasional Indonesia (TNI), het Indonesische leger. Met name de soldaten uit de Molukken en Menado voelden daar weinig voor. Als direct gevolg daarvan kwam KNIL-kapitein Andi Aziz openlijk in verzet door een coup te plegen. De staatsgreep mislukte en Aziz werd gearresteerd. Soumokil, eveneens tegenstander van de Republiek, week uit naar Ambon. Daar vond hij een geestverwant in ingenieur Johannes Manusama. Tijdens een volksvergadering op de Esplanada in Ambon-stad maakten beiden hun standpunt kenbaar: liever een eigen staat dan overheerst te worden door Indonesië. Ze kregen bijval van zowel moslim als christelijke dorpshoofden. Terwijl de Zuid-Molukken Raad bleef aarzelen om een besluit te nemen, drongen de KNIL-ers die op Ambon wachtten op demobilisatie, aan op snelheid. Op 24 april 1950 werd besloten om de Republik Maluku Selatan te proclameren. De volgende dag las Manuhutu, voorzitter van de Zuid-Molukken Raad (en eerste president van de RMS) de proclamatie voor: ‘Overeenkomstig de oprechte wil, eis en oproep van het volk der Zuid-Molukken, proclameren wij hierbij de onafhankelijkheid van de Zuid-Molukken de facto en de jure in de vorm van een Republiek (…)’

invasie op Ambon

Vanuit Java kwam direct een reactie: de RMS werd niet erkend. Om die woorden kracht bij te zetten, stuurde Soekarno legertroepen naar het eiland Buru en een deel van Seram en werd de toegang tot Ambon geblokkeerd door een vloot. Daarna volgde een invasie van tienduizenden TNI-ers. Ondanks dat het RMS-leger pindah* _ 77


GESCHIEDENIS

vele malen kleiner was, bood het taai verzet. Pas na enkele weken viel Ambon-stad en gaven de Molukkers zich over. Terwijl de meeste RMS-leiders werden opgepakt, wisten Soumokil en Manusama met een groep strijders naar Seram te ontkomen. Soumokil, aangewezen tot tweede RMS-president, zond Manusama naar Nieuw-Guinea om daar vandaan steun te zoeken voor de jonge republiek. Enkele jaren later kwam Manusama in Nederland waar hij een spreekverbod kreeg.

primitieve leefomstandigheden

Een van de mannen die uit eigen ervaring kon vertellen over het verblijf van Soumokil op Seram, was de in 2019 overleden Joël Leihitu. Nadat hij opdracht had gekregen om Ambon te ontvluchten, wist hij samen met een groep kompanen de zeeblokkade om Ambon te omzeilen. Via het eiland Haruku voeren ze naar Seram. Na een mislukte poging om het dorp Waesamu te bevrijden van de Indonesische bezetter, trokken ze zich terug in de bergen. Daar kreeg Leihitu de taak om Soumokil te bewaken. De leefomstandigheden waren uiterst primitief. Er werd overnacht in hutjes of in de openlucht en geleefd van vis, groenten en papeda, pap van sagomeel. Om veiligheidsredenen werd regelmatig een nieuwe verblijfplaats gezocht.

executie

Soumokil wist twaalf jaar uit handen van de TNI te blijven. Begin december 1963 liep hij echter in een hinderlaag en werd gevangen genomen. De krijgsraad in Djakarta bood hem gratie als hij de RMS zou afzweren. Toen Soumokil weigerde, werd het doodsvonnis uitgesproken. De executie werd pas voltrokken nadat president Soeharto aan de macht kwam. Pogingen van de Nederlandse regering om de terechtstelling te voorkomen, liepen op niets uit. Op 12 april 1966 werd Soumokil op één van de eilanden ten noorden van Djakarta door een vuurpeloton doodgeschoten. Waar zijn lichaam is begraven, werd geheim gehouden. Tot op de dag van vandaag zoeken zijn weduwe en zoon tevergeefs naar zijn graf.

tweespalt

Molukkers in Nederland twijfelden niet aan de rechtmatigheid van de RMS, maar wel aan wie de wettige opvolger van Soumokil was. Er waren twee partijen: Manusama die na de dood van Soumokil president werd en Isaac Tamaela (adviseur van de militaire staf van de RMS) die claimde dat hij de legitieme leider was. Tamaela kreeg het voor elkaar dat het Afrikaanse staatje Benin de RMS erkende.

heimwee

De oud-KNIL militairen die in 1950 naar Nederland werden gebracht, werden met hun gezinnen opgevangen in voormalige kampen zoals Westerbork en Vught. De niet-erkende republiek, de dood van Soumokil en het leven in barakkenkampen maakten het verlangen naar huis alleen maar groter. In de jaren zeventig eisten Molukse jongeren met bezettingen en kapingen de aandacht 78 _ pindah*

op voor het lot van de RMS en van hun ouders. De aanval door mariniers op de bezette trein in De Punt liet diepe sporen na in de Molukse gemeenschap.

mishandeld

Op de Molukken werd de RMS-strijd nieuw leven ingeblazen toen in 2007 een groep mannen vermomd als dansgroep voor de ogen van toenmalig president Yudhoyono de RMS-vlag ontrolde. De mannen werden opgepakt en in de gevangenis geschopt, geslagen en met brandende sigaretten mishandeld. Daarop organiseerde motorclub Sahabat in Nederland een tour om geld in te zamelen voor de families van de politieke gevangenen. De tour is nu een jaarlijks evenement dat rond de sterfdag van Soumokil wordt gehouden. *Bersiap: periode van geweld in Nederlands-Indië (1945-1949 / definitie Wubo) gericht tegen niet-inheemsen en van collaboratie verdachte inheemsen

Jong en oud in de Molukse gemeenschap zijn begaan met het lot van de RMS. Drie Molukkers aan het woord: Historisch rechtsgevoel ‘Mijn historisch gegroeid rechtsgevoel werd enkele jaren geleden versterkt door rapporten van de hoogleraren N. Higgins (universiteit Dublin) en E. De Brabandere (universiteit Leiden). Beiden stelden onafhankelijk van elkaar vast dat de proclamatie van de RMS vanuit Internationaal Recht rechtmatig is.’ Noes Solisa

‘Ik hoop dat Maluku onafhankelijk wordt’ ‘Ik vind dat Nederland de fouten uit het verleden recht moet zetten door een bemiddelingsrol te spelen tussen de RMS-regering en de Indonesische regering. Voor de toekomst hoop ik dat Maluku onafhankelijk wordt. In elk geval economisch onafhankelijk zodat we kunnen blijven samenwerken met de landen om ons heen. Ook met Indonesië.’ Jefta Latupeirissa

‘Waar is het graf van mijn man?’ ‘Ik verlang ernaar te weten waar het graf van mijn man is, voordat ik voor altijd mijn ogen sluit,’ zei mevrouw Soumokil tegen RTV Drenthe (2018). ‘Ik wil dat mensen zijn graf kunnen bezoeken. Misschien is de Indonesische overheid bang dat wanneer de plek van het graf bekend wordt, de strijd voor de onafhankelijkheid van de Zuid-Molukken weer oplaait.’ Nyonya Josina Soumokil


ORAL HISTORY

De sepia kleur van heimwee

Marc Chavannes is bekend als voormalig correspondent van NRC Handelsblad in Washington, Londen en Parijs en emeritus hoogleraar Journalistiek. En wat veel mensen niet weten: hij is een Indo. door Marc Chavannes foto collectie familie Chavannes ‘Een jubelstemming niet met woorden weer te geven, maar wel door het sublieme eerste allegro van Beethovens Aartshertogtrio’. Een handgeschreven brief uit Bandoeng van mijn opa aan mijn vader, gedateerd 5 augustus 1930. Een van de honderden brieven in stapeltjes met een touwtje erom. Ze liggen in de rieten koffer die ik al een half leven achter me aan heb gesleept via Londen, Parijs en Washington en weer terug naar Nederland. Ik maak hem nu voor het eerst open. Brieven van een zoon in Nederland naar zijn ouders in Indië en van de ouders naar de zoon. Met de pen geschreven tijdens zijn middelbare school- en later zijn studietijd. Brieven zonder grote woorden, vol belangstelling voor ontmoetingen en praktische problemen, maar toch doortrokken van gemis.

koopvaardij De koffer bevat mijn pinda-geschiedenis. Mijn vader leerde me als jongen dat het bewijs van mijn gedeeltelijk Indische afkomst was dat ik de laatste kootjes van mijn middelste drie vingers zonder hulp van de andere hand krom kan houden terwijl de vingers verder gestrekt zijn. Hij was één generatie dichterbij de bron: hij kon tot op hoge leeftijd ook zijn duim tegen zijn bovenarm drukken. Probeer het maar eens. Dat zat zo. Mijn vaders oma zit op oude familiefoto’s Indisch te zijn tussen al die wittere mannen, vrouwen en kinderen. Haar afstammelingen hebben steeds een beetje minder Indische trekken. Deze Adèle, geboren in 1846, was de echtgenote van mijn overgrootvader naar wie ik vernoemd ben omdat ik op zijn verjaardag ben geboren. Hij was een Zwitser die via de Nederlandse koopvaardij in Nederlands-Indië was aangespoeld en er na allerhande klusjes te hebben aangenomen, bleef als planter. Mijn vader was twintig toen hij de brief uit Bandoeng kreeg die jubelde als het Beethoventrio opus 97. Hij studeerde in Delft.

Zijn hele middelbare schooltijd had hij met zijn oudere broer en zuster in Oegstgeest gewoond, terwijl hun ouders op verschillende plekken in Nederlands-Indië woonden. Mijn opa was daar notaris. Tantes en dames bestierden het parallel-huishouden in Oegstgeest. Foto’s van dat gezinshuis hebben de sepia kleur van heimwee. De vreugde in augustus 1930 was zo groot omdat mijn vaders’ oudere broer Wil met zijn jonge gezin in Bandoeng was aangekomen om het notariskantoor te komen versterken. M’n ooms gezin woonde nog in het land toen de Japanners in 1942 Indië overnamen. Hij overleefde de Birma-spoorweg.

ondertoon van eenzaamheid De brieven van mijn vader als vijftienjarige scholier waren feitelijk en rationeel, vol plichtsbesef - met een ondertoon van eenzaamheid. Ik heb foto’s van hem op die leeftijd, in korte broek, zittend aan zijn dagelijkse cello-oefeningen. Zelfdiscipline. Ook op de Indische familiefoto met mijn vader als jongetje nog bij zijn moeder op schoot zie je dat het geen feestgangers waren. Ik doe meer steekproeven in de rieten koffer. Brieven. Veel brieven met dagelijkse dingetjes. En veel hoop op verschillende postbestellingen per dag. Snellere postverbindingen in maar vijf weken. Brieven met blijdschapjes. En dat ze in de rats hadden gezeten. ‘Zul je je zoo goed mogelijk voeden – neem ook eens tomaten, en veel grasboter gebruiken. Op jouw leeftijd heeft het lichaam nog zooveel nodig, zeker met jullie lengte en dan met al dat hoofdwerk. Innig omhelsd door je Pappie en Moeke.’ Er was ook teleurstelling: m’n vader had maanden gehoopt als volontair op passagiersschip de Kota Radja van Amsterdam naar Indië te kunnen meevaren. Maar de directie vond het uiteindelijk niet goed, men was bang voor meer van die werkende lifters. Er zit ook een enkel telegram in de koffer. Uit Delft naar de Lombokstraat 37 in Bandoeng: ‘Geslaagd. Hoera.’ En deze pindah* _ 79


ORAL HISTORY

Op de eerste rij in het midden, mijn overgrootmoeder. Achter haar mijn opa. Rechtsonder mijn oma met mijn vader op schoot. De twee andere kinderen zijn z’n broer en zus.

geheimzinnige, waarschijnlijk onderweg verstuurd: ‘Maag next best struisvogel..’ Zeeziek? Of zijn er lezers die hier een erkende Nederlands-Indische code in herkennen? Ik moet nog honderden verbleekte brieven openvouwen en proberen te lezen. Maar m’n eerste proefboring geeft een beeld van onvermijdelijkheid. Alles was zoals het was. Geen twijfel, waarom dóen we dit allemaal, geen grotere zorgen dan lange werkdagen. En er naar uitkijken elkaar hopelijk over niet al te lang weer eens te zien.

tweedehands rotan Ik denk dat m’n opa in Nederland ook z’n boterham had kunnen verdienen. Hij was niet in Indië om de luxe. Hij schrijft één keer over een nieuwe auto, een heel gewone, hij wilde niets opzichtigs. Was het gewoon omdat zijn ouders hem er hadden opgevoed? En hij er terugkwam na zijn studie in Nederland? Zij waren onderdeel van het migratiecircuit, zo mooi beschreven door Ulbe Bosma in zijn boek Indiëgangers, Verhalen van Nederlanders die naar Indië trokken. ‘De voortdurende verplaatsing zonder thuiskomst, en daardoor het altijd blijvende verlangen naar een thuis, die conditie is wezenlijk onderdeel van de Indische cultuur.’ Het zijn gevoelens en ervaringen die ik me kan indenken na zelf achttien jaar in andere landen dan Nederland te hebben gewoond en gewerkt. Hoewel mijn familie niet uit Nederland, hoogstens via Nederland in Indië terecht was gekomen, pasten zij wel in het beeld dat Bosma schetst van families die In Indië woonden om er te werken 80 _ pindah*

en hun kinderen in Nederland naar school en eventueel universiteit stuurden. In de hoop dat ook zij zouden terugkeren naar het Indische leven, dat om de paar jaar weer ergens anders in die enorme archipel verder ging met steeds weer ander tweedehands rotan.

zwaar gemoed Bosma schrijft ook dat er twee soorten brieven heen en weer gingen. ‘Het verhaal voor de directe familie met de boodschap ‘alles gaat goed’, en het andere waarin veel meer onzekerheden, de tegenslagen en menigmaal ook het verdriet zich openbaarden’. Die laatste soort ben ik nog niet tegengekomen in de pindamand. Ik zal verder graven. Voorlopig is het beeld dat Indiëgangers zo goed beschrijft: ‘Ouders stuurden hun kinderen met een zwaar gemoed naar de grootouders, of andere verwanten (...) in Nederland. (...) Het was een bron van spanningen, mede gevoed door bitterheid en verdriet van ouders die van hun kinderen al heel vroeg afscheid moesten nemen’. ‘Omgekeerd waren er de levenslange verwijten van de kinderen aan de ouders, zeker als zij in het moederland een deel van hun jeugd in een liefdeloze omgeving hadden doorgebracht.’ Of het zo erg was, heb ik nog niet kunnen vaststellen. Mijn vader was later ook niet zo’n prater over gevoel. Maar ik weet wel dat hij er een moeilijk vervulbaar verlangen naar thuis aan heeft overgehouden. Dat herken ik. Wat mijn vader en mij verbond was dit: waar we ook ter wereld zijn, met een doosje pinda’s onder handbereik voelen we ons thuis.


DERDE GENERATIE

De jeugd van tegenwoordig

Hoe denken Indische, Molukse en Papoea jongeren over herdenken, het vieren van de vrijheid en het behoud van hun erfgoed? Voice of Holland-finalist Vinchenzo; Voice Kids-winnares Yosina; Javaj, dochter van actrice Monique Hendrickx; Marius, zoon van zangeres Monique Klemann en vier andere jongeren reflecteren op vrijheid en de eigen identiteit. door Maureen Welscher foto’s Harold Pereira pindah* _ 81


Vinchenzo Tahapary ‘Molukkers zijn een krachtig volk’ Leeftijd: 20 Woonplaats:Tiel Werk: zanger Hobbie: padel ‘Ik heb aan vaderskant een Molukse opa en een Moluks-Javaanse oma. Ze komen van Surabaya en Kendari, Sulawesi en zijn in de jaren vijftig naar Nederland gekomen. Ik heb een strenge opvoeding gehad vergeleken met die van Nederlandse vrienden. Binnen onze cultuur staat respect voor anderen centraal. Ik zeg ook altijd ‘u’ tegen mijn ouders. Mijn moeder is Nederlands maar ze heeft zich het Maleis eigen gemaakt en voelt zich enorm betrokken bij de Molukse cultuur. Ik spreek het zelf niet vloeiend maar ik ben wel opgegroeid met Maleise woorden. Ik voel gelijk een band als ik andere Molukse mensen zie. Molukkers zijn een krachtig volk, heel creatief, muzikaal, temperamentvol, bescheiden, saamhorig en warm. Ik ben er trots op dat ik deel uitmaak van deze gemeenschap.’ Krijg je vragen over je afkomst? ‘Molukse mensen zien meestal meteen dat ik Moluks ben. Nederlanders denken vaak dat ik Spaans/Latijns-Amerikaans ben. Maar ik voel me gewoon een wereldburger.’ Heeft je familie verteld wat er met hen in de oorlog is gebeurd? ‘Het verhaal van de Molukkers is dat ze naar Nederland kwamen, nadat ze voor het Nederlandse leger gevochten hadden. Ze waren in de veronderstelling dat het een tijdelijk verblijf was en dat ze na een paar maanden terug konden naar een onafhankelijke staat. Er is nog steeds een bepaalde groep mensen die hier erg actief mee bezig is. Ik ben hier zelf niet al te fanatiek mee bezig, maar ik ben me er zeker wel bewust van en ik probeer er op mijn eigen manier een steentje aan bij te dragen. Sinds vorig jaar september zijn er zware aardbevingen op de Molukken geweest. Hierdoor hebben veel mensen geen huis meer en ook geen sanitaire voorzieningen. 82 _ pindah*

(Iets waar je nauwelijks over hoort in de media trouwens). Om deze mensen te helpen met de wederopbouw ben ik samen met andere bekende artiesten, onder wie Martino Latupeirissa, Wudstik, Jimi Belmartin, Julia Lo’ko en Esther Nijhove een project gestart. We hebben een heel mooi nummer inclusief videoclip gemaakt. Het heet Care for Maluku. We hebben dit belangeloos gedaan. De gehele opbrengst gaat naar de slachtoffers van de aardbevingen op de Molukken.’ 75 jaar vrijheid in 2020? ‘Wat de vrijheid van de Molukkers betreft, vier ik op 25 april wanneer ik kan de ‘Hari Proclamasi’. Op 25 april 1950 werd op Ambon de RMS (Republik Maluku Selatan) uitgeroepen, waarbij de Molukken zich losmaakten van Indonesië. Deze onafhankelijkheid wordt tot op heden niet door Indonesië erkend.’ Wat betekent vrijheid voor jou? ‘Ik denk dat vrijheid niet vanzelfsprekend is en in sommige landen al helemaal niet. Daarom is het zo belangrijk dat we de vrijheid blijven herdenken en respecteren. Vrijheid in elke vorm: van leven in vrede tot aan het uiten van onze meningen. Zeker voor mij, als iemand die werkzaam is in de creatieve industrie, is het belangrijk dat we ons als artiest kunnen uiten. Er zijn heel veel mensen geweest die hun leven hebben opgeofferd zodat wij nu in vrijheid kunnen leven. Ik denk dat we dit niet mogen vergeten en dat we deze mensen moeten eren en dankbaar zijn voor wat zij voor onze vrijheid hebben betekend.’

Het nummer Care for Maluku is te vinden op Spotify en Youtube.


DERDE GENERATIE

‘Ik ben blij met mijn Indische achtergrond’ Javaj Vermeesch ‘Mijn opa en oma aan vaderskant zijn in Indonesië geboren. Mijn opa is geboren in Medan en mijn oma in Lawang. Mijn oma was twaalf toen ze in 1955 naar Nederland kwam. Mijn opa was zeventien. Eerst zou zijn familie naar Nieuw-Guinea gaan, maar uiteindelijk kwamen ze naar Nederland. Ze hebben elkaar hier in Nederland ontmoet. Mijn vader is in 1964 geboren. Hij is samen met mijn Nederlandse moeder naar Indonesië geweest. Mijn opa en oma zijn heel lang geleden ook een keer terug geweest. Ik zou heel graag een keer samen met mijn familie Indonesië willen bezoeken. Als iemand van ons dat voorstelt, roept iedereen altijd ‘Leuk, dat moeten we zeker een keer gaan doen’, maar uiteindelijk gebeurt er niets.’ Krijg je wel eens vragen over je afkomst? ‘Mijn vader ziet er Indisch uit, maar is niet echt met zijn Indischzijn bezig. Mijn opa en oma wel. Heel vaak mag ik mijn oma helpen in de keuken. Ze heeft ontdekt dat ik heel goed kan oeleken dus ik mag altijd de sambal maken. Mijn oma heeft nog van die typische Indische dingen: je mag je verjaardag niet van tevoren vieren want dat brengt ongeluk, geen schoenen op tafel. En als je je ziek meldt van school terwijl je dat niet bent, dan word je als straf ook echt ziek (kwalat). En natuurlijk staat de botol tjebok nog op de wc bij mijn opa en oma. Mijn opa en oma doen ook nog wel eens een selamatan, een ceremonieel rituele maaltijd. Dit doen ze op belangrijke feestdagen of bij herdenkingen. Officieel worden er dan zeven gerechten gemaakt, maar mijn oma maakt er soms stiekem wat meer. Ze gebruikt voor veel groentes de Maleise benaming. Maar iedereen weet wat ze bedoelt. Laatst was mijn vriend voor het eerst mee naar mijn opa en oma en die begreep

Leeftijd: 18 Woonplaats: Zaandam School: heeft nu een tussenjaar, maar gaat volgend jaar Psychologie studeren Hobby’s: dansen, zingen, gitaarspelen, pianospelen

helemaal niets van al die woorden. Toen werd ik me er pas van bewust dat ik best veel Indische woorden ken die zo gewoon zijn voor mij. Meestal zien mensen wel dat ik Indische roots heb en dat vind ik heel leuk. Ik ben blij met mijn Indische achtergrond.’ Heeft je familie je verteld wat er met ze in de oorlog is gebeurd? ‘Ik weet eigenlijk nauwelijks iets over de oorlog die mijn opa en oma in Indië hebben meegemaakt. Eerlijk gezegd heb ik er ook nooit echt op doorgevraagd.’ 75 jaar vrijheid in 2020? ‘Met de 75 jaar vrijheid, die dit jaar gevierd wordt, ben ik niet echt bezig en mijn Indische familie volgens mij ook niet. Vrijheid is voor mij zo vanzelfsprekend dat ik er niet eens bij stil sta. Ik weet dat dit verwend klinkt! Het is een luxe waar je niet eens over na hoeft te denken want het is er gewoon.’ pindah* _ 83


Romina en Celeste Engel ‘Op Papoea is geen sprake van vrijheid’ Leeftijd: 24 en 26 Woonplaats: Rotterdam School: Codarts, Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam Hobby’s: lezen, viool spelen Celeste: ‘Onze Indische opa Arend George (Dick) Engel aan moederskant is geboren in Samarinda, Kalimantan, maar zijn familie komt van Saparua, de Molukken. De naam Engel komt van onze voorvader Peter Engel die midden 18e eeuw vanuit Duitsland naar de Molukken kwam. Onze Nederlandse oma komt uit Amsterdam. Ze hebben elkaar ontmoet op een feestje van een schoolvriendin van oma. Opa was waarschijnlijk op bezoek bij zijn familie in Nederland. Ze zijn in Amsterdam getrouwd en samen naar NieuwGuinea (het huidige West-Papoea) gegaan. Onze moeder is in 1959 in Biak (toen Nieuw-Guinea) geboren.’ Speelt de Indische identiteit een grote rol in jullie gezin? Romina: ‘Soms voel ik me Indisch, soms Nederlands, soms gewoon wereldburger door de vele nationaliteiten om mij heen. Wij hebben als gezin heel veel met onze roots. Mijn zus en ik hebben een overwegend Indische opvoeding gehad, best wel streng en vooral met veel respect voor ouderen.’ Celeste: ‘Ja, ik zie er iets Indischer uit dan mijn zusje. Mijn zusje lijkt meer op onze Argentijnse vader; mensen denken vaak dat zij ZuidAmerikaans is. Mijn uiterlijk kunnen mensen meestal niet plaatsen, maar ze zien over het algemeen wel dat ik Aziatisch bloed heb.’ Heeft de familie jullie verteld wat er in de oorlog is gebeurd? Celeste: ‘Tijdens de oorlog was onze opa lange tijd verdwenen, niemand wist waar hij was. Na de oorlog heeft hij er nooit over willen vertellen. Onze oma vertelde dat hij soms nachtmerries en woedeaanvallen had. Ze heeft na zijn overlijden een groot pakket papieren van hem aan onze moeder gegeven. Zo kan hij ons toch nog het een en ander vertellen. Het vroegste briefje heeft onze opa op 21 december 1940 geschreven tijdens een oefening van de luchtbeschermingsdienst op Oost-Java. Hij was 19 jaar en ‘radiotelefonist’. Hij schrijft over de slechte omstandigheden: geen veldbedden, geen klamboes, 84 _ pindah*

muskieten en schorpioenen. Er was wel goed contact met de Wedana (districtshoofd) en de militairen. Indrukwekkend om te lezen. Tijdens de Bersiap-periode in 1945 was onze opa de eerste PTTtelegrafist die zich meldde om in Batavia de telegraafverbindingen met Nederland en het buitenland te heropenen. Dit werd hem uitdrukkelijk door de Indonesiërs verboden. In de brief staat letterlijk dat hij vermoord zou worden. Om dit te ontlopen, moest hij drie keer verhuizen.’ 75 jaar vrijheid in 2020? Celeste: ‘Het is goed dat we de bevrijding van Nederland blijven vieren op 5 mei. En dat we op 15 augustus het einde van de oorlog in Nederlands-Indië herdenken, heeft zeker een speciale betekenis voor ons. We zijn ons er erg van bewust dat er mensen zijn die zich nooit volledig vrij zullen voelen door alle verdriet en oorlogstrauma’s. Wij hebben familieleden met PTSS die tot voor kort nog in het Sinai Centrum in Amstelveen geholpen werden. Wij zijn als gezin erg betrokken bij de situatie op West-Papoea. Het is bizar dat er tijdens de festiviteiten op Bevrijdingsdag met geen woord gerept wordt over deze voormalige Nederlandse kolonie.Tot op de dag van vandaag is daar nog steeds een afschuwelijke strijd om zelfbeschikking aan de gang. Een strijd, die al bijna zestig jaar duurt. Daar is geen sprake van vrijheid. Meer dan 500.000 Papoea’s zijn tot nu toe door het Indonesische leger afgeslacht. Journalisten wordt de toegang verboden. Het lijkt of niemand hier iets over weet.’ Wat betekent vrijheid voor jullie? ‘Voor ons is vrijheid in het dagelijks leven zoiets vanzelfsprekends dat we vaak vergeten hoe bevoorrecht we hier in Nederland zijn. Pas als je geen lucht meer krijgt, besef je hoe fijn het is dat je kunt ademen.’


DERDE GENERATIE

Robin Leemhuis Leeftijd: 23 Woonplaats: Alkmaar Werk: bij Gemeente Amsterdam Hobby’s: gamen, lezen, sporten, gebarentaal leren

‘Mijn oma aan vaderskant is Indisch en Chinees en mijn opa een Groningse Hollander. Mijn vader is dus half Indisch-Chinees en half Hollands. Mijn oma van moederskant is Joods en mijn opa Indisch. Ik heb uitgerekend dat ik 1/3 Indisch ben en 1/8 Chinees.’ Speelt de Indische identiteit een grote rol in jullie gezin? ‘Ik ben best wel bezig met mijn Indische identiteit, het maakt dat ik me speciaal voel. Ik vind het een rijkdom. En dat ik ook Joods ben maakt het helemaal speciaal. Ik wil me verdiepen in onze stamboom en hoop een keer met mijn vader naar Indonesië te gaan. Mijn vader is in Nigeria geboren toen mijn opa en oma daar voor hun werk woonden. Hij voelt zich wel echt Indisch. We gaan dan ook wel eens samen naar een Pasar Malam. Ik wil net als hij ook lekker Indisch kunnen koken. Dan kan ik dat later doorgeven aan mijn eigen kinderen. Alleen kan ik het nog niet zo goed, ben een beetje laat begonnen, haha.’ Krijg je wel een vraag over je afkomst? ‘Mensen zien altijd aan me dat ik Indisch bloed heb. Volgens mijn moeder zijn het mijn ogen waaraan je kunt zien dat ik ChineesIndisch ben.’ Heeft je familie je verteld wat er in de oorlog is gebeurd? ‘Mijn overgrootvader aan vaderskant heeft in een Jappenkamp gezeten, net als mijn grootvader aan moederskant. Van de laatste is zijn vader onthoofd door de Japanners. De moeder van mijn vader heeft met haar hele gezin tijdens de Bersiap in een stuk of zes republikeinse kampen gezeten. Als ik haar ernaar vraag, vertelt ze er heel open over. Ik weet niet of ze er trauma’s aan over heeft gehouden. Mijn Joodse oma is door de oorlog in Europa

‘Vrijheid betekent voor mij dat ik kan zijn wie ik ben’ zeker getraumatiseerd. Ze heeft op veel verschillende adressen ondergedoken gezeten en is een groot deel van haar familie kwijtgeraakt.’ 75 jaar vrijheid in 2020? ‘Omdat ik Indische en Joodse roots heb, ben ik aan twee kanten met oorlog en vrijheid bezig. Elk jaar met Dodenherdenking komen we samen bij mijn Joodse oma en eten we asperges. Geen idee waarom, want het is niet Joods, maar ik vind het wel erg lekker. Op 15 augustus proberen we altijd bij de Nationale IndiëHerdenking te zijn.’ Wat betekent vrijheid voor jou? ‘Ik ben een transgenderman en kan daar in vrijheid voor uitkomen, want Nederland is een tolerant land. In veel andere landen worden transgenders niet geaccepteerd en kunnen daarom zichzelf niet zijn. Vrijheid betekent voor mij dat ik in alle openheid kan zijn wie ik ben.’ pindah* _ 85


Yosina Roemajauw ‘Ik voel me heel verbonden met mijn roots’

Leeftijd: 13 School: brugklas Woonplaats: Olst Hobby’s: zingen, dansen, tekenen, eten ‘Ik ben geboren in Biak, West-Papoea, en was een half jaar oud toen ik naar Nederland kwam. Allebei mijn ouders komen uit West-Papoea; de familie van mijn moeder woont daar nog.’ Speelt de Papoea identiteit een grote rol in jullie gezin? ‘Ik voel me heel erg verbonden met mijn roots. Ik spreek Maleis en Biaks dat anders is dan Maleis. De armband die ik draag is typisch Papoea’s en wordt van moeder op dochter doorgegeven. Als ik deze om heb zie ik herkenning bij mensen uit Papoea. Mijn lievelingsgerecht is papeda, een pap van sagomeel met vis. We proberen zo vaak mogelijk terug te gaan naar Papoea, de laatste keer was in januari. Mijn opa is toen overleden en zijn wens was om daar begraven te worden. Als ik daar ben, voelt het als thuiskomen.Toen ik twee jaar geleden de Voice Kids had gewonnen, kreeg ik een uitnodiging van de burgemeester van Jajapura om te komen optreden. Ik vond het zo cool dat de mensen daar mij in de media volgden. Er was ook een meet and greet met kinderen van mijn leeftijd die mij als hun grote voorbeeld zien. Ze vroegen me om tips en ik vertelde ze dat je in jezelf moet geloven. Ze noemden me kaka, dat betekent ‘oudere zus’, zo ontroerend. Er 86 _ pindah*

waren zelfs kinderen die moesten huilen toen ze me ontmoetten.’ Heeft je familie je verteld wat er met hen in de oorlog is gebeurd? ‘Ik weet dat Papoea’s onderdrukt werden en dat dit nog steeds gebeurt. Er wordt alleen heel weinig ruchtbaarheid aan gegeven. Op mijn manier probeer ik hier aandacht voor te vragen. Niet via politiek maar via de kunst. Wij zijn christenen en ik weet dat ik van God dit talent heb gekregen om er iets goeds mee te doen.’ 75 vrijheid in 2020? ‘Afgelopen jaar mocht ik optreden op de Nationale Kinderherdenking in Madurodam. Ik heb toen heel bewust traditionele kledij aangetrokken. Daar kreeg ik later heel veel vragen over. Ik vertel over de geschiedenis van Papoea en over de situatie van nu. Maar zeg je daar iets verkeerds, dan word je opgepakt. Voor mijn volk valt er dus niets te vieren.’ Wat betekent vrijheid voor jou? ‘Vrijheid betekent voor mij vooral dat je jezelf kan zijn en je mening mag uiten over alles wat er gebeurt, vooral in je eigen land. Helaas is dit in mijn geboorteland nog steeds niet het geval, en dat raakt me wel.’


DERDE GENERATIE

Leeftijd: 19 School: avond-Havo Woonplaats: Amsterdam Hobby: chillen met mijn vrienden

Marius den Hengst ‘Mijn oma heeft lang gezwegen over haar tijd in Indië’

‘Mijn oma is 84 en komt uit Soerabaja. Toen ze als dertienjarig meisje naar Nederland kwam, besloot ze dat haar toekomst hier in Nederland lag, Indië was verleden tijd. Ze ging naar de Huishoudschool, leerde Nederlands koken en is enorm geassimileerd. Voor mijn Nederlandse opa kookt ze altijd Nederlandse pot en daar eet ze zelf ook van. Ze vindt het te veel werk om voor zichzelf Indisch te koken. Vroeger deed ze dat wel eens en dan zat mijn opa met een handdoek om zijn nek de zweetdruppels af te vegen vanwege het hete eten. Mijn oma ziet er Indisch uit, maar is in haar doen en laten super Nederlands. En toch heeft ze kleine dingetjes die haar roots verraden, zoals de snuifzoentjes die ze altijd geeft.’ Speelt de Indische identiteit een grote rol in jullie gezin? ‘Mijn moeder (zangeres Monique Klemann van Lois Lane, red.) heeft weinig van haar Indische roots meegekregen. Heel jammer vind ik dat. Maar eten speelt wel een heel belangrijke rol bij ons. Ze kookt vaak uit het kookboek Indorock. Ik heb heel bewust een bijbaantje bij het Indonesisch restaurant van Ron Blaauw omdat ik de laatste tijd heel erg geïnteresseerd ben in de Indische cultuur. Omdat er bij ons weinig Indisch is, moet ik er wel ergens anders kennis over opdoen. In de keuken van het restaurant werkt heel veel Indisch personeel dat mij meer kan vertellen. Ik weet dat sommige Indische mensen over bovennatuurlijke gaven beschikken. Mijn moeder en mijn tante Suzanne hadden een oudere zus. Op een gegeven moment stonden zij samen in de kleedkamer toen Suus zag dat het gezicht van mijn moeder veranderde in het gezicht van hun zus Carolien. Later hoorden ze dat op dat moment hun zus was omgekomen tijdens een helicoptervlucht in een sneeuwstorm in Zwitserland.’

Krijg je wel eens een vraag over je afkomst? ‘Mensen zien vaak wel dat ik Indisch ben en dan ben ik supertrots. Ik schijn veel op mijn moeder te lijken, haha.’ Heeft je familie wel eens verteld wat er met hen in de oorlog is gebeurd? ‘Ik durfde nooit goed aan mijn oma te vragen over de oorlog die ze meegemaakt heeft, omdat ik bang was dat ze dat niet prettig vond. Ze heeft heel lang gezwegen over haar tijd in Indië, maar sinds een jaar laat ze meer los. Ze was erbij toen Soerabaja in brand stond en ze vertelde dat als ze eraan denkt, ze nog steeds die verschrikkelijke hitte op haar armen voelt.’ 75 jaar vrijheid in 2020? ‘Ik heb niet zoveel met het vieren van 75 jaar vrijheid. Wel vind ik het belangrijk dat ik kan zijn wie ik ben en kan doen wat ik wil. Van de jongens in de keuken bij Blaauw hoorde ik dat Indische mensen best wel streng opvoeden met allerlei regeltjes waar hun kinderen zich aan moeten houden. Ik heb gelukkig een heel vrije opvoeding gehad en daardoor ben ik heel open minded geworden denk ik.’ pindah* _ 87


DERDE GENERATIE

Renee Bosveld ‘De keuken was de belangrijkste plek in huis’

Leeftijd: 29 Woonplaats: Amsterdam Werk: producer bij het televisieprogramma Op1 Hobby’s: sporten en lekker eten (geen goede combi)

‘Mijn opa en oma aan moederskant zijn geboren op Java. Beiden hadden een Hollandse vader en een Indische moeder. Toen Indonesië onafhankelijk werd, betekende dat voor hen in 1955 een gedwongen vertrek naar Nederland. Mijn Indische moeder is hier geboren; mijn vader is Nederlands.’ Speelt de Indische identiteit een grote rol in jullie gezin? ‘Ook al ben ik niet in Indonesië geboren en westers opgevoed, tóch voel ik me verbonden met de Indische cultuur. Dat komt door mijn opa en oma bij wie ik als kind veel over de vloer kwam. De keuken was de belangrijkste plek in huis waar iedereen samenkwam onder het genot van véél Indisch eten. Als ik jarig was keek iedereen uit naar oma’s lempers; ze maakte extra veel zodat iedereen er een paar mee naar huis kon nemen. Hetzelfde geldt nu voor mij; wanneer mijn vriendinnen komen eten, zeggen ze: ‘Heb je weer voor de hele straat gekookt?’ 88 _ pindah*

Krijg je wel eens vragen over je uiterlijk? ‘Van mensen die ik net leer kennen krijg ik, door mijn uiterlijk, vaak de vraag of ik Indische wortels heb. Ik ervaar dat eigenlijk altijd als een compliment.’ Weet je wat er in de oorlog met je familie is gebeurd? ‘Binnen onze familie werd er niet of nauwelijks over de oorlogstijd in Indië gepraat, omdat mijn opa en oma er nare herinneringen aan hadden. Als kind had ik geen idee, maar naarmate ik ouder werd vertelde mijn moeder beetje bij beetje over wat haar ouders zoal is overkomen. Ik vroeg er weinig naar omdat ik voelde dat het verdriet erg diep zat. Ik heb veel respect voor wat ze in het leven hebben bereikt ondanks alles wat ze hebben meegemaakt.’ Wat betekent vrijheid voor je? ‘Vrijheid is voor onze generatie heel vanzelfsprekend. Maar dat is helaas niet voor iedereen het geval. We zouden eigenlijk best wat vaker stil mogen staan bij de vrijheid die we hebben en die koesteren. Voor mij betekent vrijheid: zelf bepalen hoe je je leven leidt, dat je je mening kan uiten en dat je mag omgaan met wie je dat wilt. De laatste tijd sta ik er vaker bij stil. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het ouder worden en de dingen die ik meemaak. Ik probeer zoveel mogelijk te genieten van alles wat ik doe, meer dan ik voorheen deed. En ik kan je vertellen: dat maakt mij tot een tevreden en gelukkig mens!’


ORAL HISTORY

VLUCHTEN KAN NIET MEER NA HET EINDE VAN DE JAPANSE BEZETTING OP 15 AUGUSTUS 1945 BRAK ER IN NEDERLANDS-INDIË OPNIEUW EEN TIJD VAN ANGST EN GEWELD AAN. DEZE PERIODE VAN CHAOS EN DREIGING WORDT BERSIAP GENOEMD. HET BETEKENT ‘WEES PARAAT’. DE OUDERS VAN HANS MOLL WERDEN SLACHTOFFER VAN DEZE HEFTIGE PERIODE. door Hans Moll illustratie Toto Blaauw

T

Tot haar verhuizing naar een verzorgingsflat heeft er een fiets gestaan in de achterkamer bij mijn moeder in Den Haag. Die fiets moest en zou daar blijven. Niet dat ze kon of wilde fietsen. Dat kon ook niet meer, want de banden hadden zo lang leeg gestaan dat ze waren verpulverd. Toch mocht de fiets niet weg. ‘Straks moet je misschien vluchten.’ Daarom zou ze ook nooit een tweede kind hebben gewild: ‘Met jou op de arm kon ik nog wegkomen.’ Mijn moeder had een paar keer moeten vluchten voor pemoeda’s* met bamboe roentjings* en goloks* die haar buurt waren binnengetrokken. Ze maakte ook liever niet in haar eentje gebruik van het openbaar vervoer. De massamoord op blanke en Euraziatische treinreizigers tussen Bandoeng en Batavia had diepe indruk op haar gemaakt. Onder de slachtoffers zaten bekenden. Het liefst bleef ze thuis.

FOUTE KAMPONG Ze was secretaresse geweest bij de inlichtingendienst van het KNIL in Batavia. Ze tikte verslagen uit over moordpartijen en

zag foto’s van massagraven. ‘Indonesiërs zijn zo wreed’, zei ze vaak. ‘Ook tegen hun eigen mensen’. Eenmaal liep het bijna verkeerd met haar af. Ze ging met drie mannen in een jeep naar een kampong. Ze waren net weg of iemand op het bureau vroeg waar ze waren. Naar die en die kampong was het antwoord. ‘Wat?! Haal gauw mensen. Dat is een foute kampong!’ Vlakbij de kampong lag een boom over de weg. Toen ze stopten, begon het schieten. Mijn moeder zocht dekking achter een hutje en verstopte zich in een beerput. Uren later, toen de versterking was gekomen en het schieten was verstomd, kwam ze weer tevoorschijn. Over het lot van de kampong heb ik haar nooit gehoord. Een andere keer werd een straatverkoper die een paar weken voor de deur had gestaan, geboeid binnengevoerd. Lachend vertelden haar collega’s dat de man opdracht had gekregen om mijn moeder dood te maken. Mijn vader was een van de mensen die haar moesten beschermen. Hij was sergeant bij de militaire politie van het KNIL en vertelde nog pindah* _ 89


90 _ pindah*


ORAL HISTORY

minder over de Bersiap dan mijn moeder. Alleen dat hij, terugkerend van krijgsgevangenschap uit Singapore, de lijken in het Antjol kanaal zag drijven. En hoe je met de stengun op een menigte moest schieten. Altijd laag mikken, zodat de kogels plat slaan op het plaveisel en op buikhoogte de mensenmassa in zeilen. Ook toen we in Nieuw-Guinea zaten, pa was bosarchitect, was het geweld nooit ver weg. ‘Perang soekoe’* was een van mijn eerste woorden. Stammenstrijd tussen Papoea dorpen die bepaalde wegen tijdelijk onbegaanbaar maakten. Perang soekoe was er ook op Borneo tussen Madoerezen en Dajakkers. Toen het Papoea geweld een keer te dichtbij kwam, was de maat vol. We vertrokken naar Nederland.

SLAPELOOSHEID

MIJN MOEDER SLIKTE HAAR HELE LEVEN PILLEN: TEGEN DE ZENUWEN

Pa stierf op zijn zestigste. ‘Twee jaar voor zijn dood kreeg je vader last van slapeloosheid en als hij sliep, kreeg hij nachtmerries’, vertelde zijn tweede vrouw, ook Indisch, net als mijn moeder. Nooit geweten. Ik had ook nooit het doktersrapport van pa gezien. Het is gericht aan een medisch adviseur van de Uitkering Vervolgingsslachtoffers 1940-1945. In het rapport staat: ‘Herinneringen aan het kampverleden met al zijn verschrikkingen komen steeds vaker naar boven en zijn niet te verwerken noch uit te leggen.’ Het rapport specificeert die verschrikkingen: ‘Malaria, dysenterie, beriberi, avitaminosis en (alsof dat een ziekte was:) mishandelingen.’ Dat was in het kamp. Toen moest de Bersiap nog beginnen. Voor mijn moeder begon de periode van dreiging en onveiligheid lang voor de Bersiap. Zij was ‘buitenkamper’*. Voor de aanvraag van een uitkering in het kader van de Wet Uitkeringen Burger-Oorlogsslachtoffers gingen mijn moeder en ik naar een dure wijk in Den Haag. Vier keurige blanke heren, type gepensioneerde ambtenaar, knikten ons vriendelijk toe. Mijn moeder vertelde beschaamd en met horten en stoten haar verhaal: Ze was eerst naar de dokter gegaan en daarna had ze aangifte bij de Indonesische politie gedaan. Die had het weer opgenomen met het Japanse leger. De Japanse commandant liet de beschuldigde soldaat binnenkomen.Voor de ogen van mijn moeder

foeterde de commandant hem uit en gaf hem een paar harde klappen in zijn gezicht. Daarna zei hij tegen mijn moeder dat ze weer kon vertrekken. ‘Toen ik de deur achter me dichtdeed, hoorde ik ze lachen’, vertelde zij de commissie. Nee, ze heeft geen doktersattesten of andere bewijsmiddelen. ‘Het enige wat ik in mijn herinnering blijf horen, is het gerinkel van het theekopje op de tafel naast het bed.’ De voorzitter zei: ‘We geloven onvoorwaardelijk dat het waar is wat u vertelt, maar het is niet te bewijzen natuurlijk.’ De commissie lacht ons bij het afscheid vriendelijk toe. Ook wij nemen glimlachend afscheid. Een eenmalige uitkering als oorlogsslachtoffer zat er niet in.’Waarom heb ik ze dit verteld’, mompelde mijn moeder in de lift naar beneden.

ANGSTAANVALLEN Ze slikte haar hele leven pillen: ‘Tegen de zenuwen’ en liep de deur bij de dokter plat met klachten over onrust en slapeloosheid. Uiteindelijk stuurde de dokter haar naar het Riagg (Regionale instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg). Met de verwijsbrief in de hand bracht ze het tot aan de voordeur van het Riagg. ‘Ik heb toch maar niet aangebeld. Dan krijg je zo’n jongeman of jonge vrouw die nergens van weet en die moet mij dan begrijpen.’ Hoe diep de sporen zijn die de Bersiap-tijd bij mijn moeder heeft achtergelaten, ontdekte ik pas toen ze in het verzorgingshuis zat. Ze zat altijd tegen de muur het verst verwijderd van het raam. Volgens een verzorgende voelde zij zich niet veilig bij dat raam. Voor het raam stonden bomen en daar konden weleens sluipschutters in verscholen zitten. Een paar maanden voor haar dood kreeg ze hevige angstaanvallen. Bibberend in de stoel bleef ze maar vragen: ‘Waar zijn we? In Nederland? Moeten we terug naar Indië? Mogen we blijven? Weet je dat zeker?’ Ze wist dat ze nergens meer naartoe kon vluchten. *perang soekoe: stammenstrijd *buitenkamper: niet-geïnterneerde Indo-Europeaan *pemoeda’s: radicale, nationalistische jongerengroeperingen *bamboe roentjings: scherpgepunte bamboestokken *goloks: kapmessen

pindah* _ 91


‘IK ZAG HET ONBENOEMBAAR VERDRIET Juridisch adviseur Louise Doorman is voor altijd verbonden aan Nederlands-Indië. Haar opa Karel Doorman was eskadercommandant tijdens de Slag in de Javazee. ‘Met het verhaal van de zeeslag en de verscheurende vlucht van mijn vader en grootmoeder uit Nederlands-Indië ben ik opgegroeid.’ door Louise Doorman

Mijn grootvader, schout-bij-nacht Karel Doorman, is gesneuveld in de Slag in de Javazee. De zeeslag tegen Japan was de laatste kans om de Japanse opmars in Nederlands-Indië te stuiten, op 27 februari 1942 werd die door de geallieerden verloren. Zo’n 1900 marinemensen zijn omgekomen, waaronder 915 Nederlandse en Nederlands-Indische militairen. Volgens marinetraditie koos mijn grootvader als eskadercommandant ervoor om met zijn fataal getroffen vlaggenschip De Ruyter ten onder te gaan. De tragiek ligt niet alleen in deze georkestreerde dood maar ook in het feit dat hij twijfelde aan het nut van deze strijd, hij zocht naar alternatieven. De dag voor de Slag beval admiraal Helfrich hem de vijand aan te vallen tot deze vernietigd zou zijn. Een vijand die oppermachtig was, waartegen moest worden opgetrokken met een verouderde, niet op elkaar ingespeelde vloot met een uitgeputte bemanning en een volledig gebrek aan luchtsteun. Mijn grootvader voerde dit bevel uit, wetende dat dit voor hem als vlagofficier en velen van de bemanningsleden tot de dood zou leiden. Tijdens de slag zonken sommige schepen vrijwel meteen na een voltreffer. Honderden mannen dreven rond in zee, in overvolle vlotten of zich vastklampend aan wrakstukken. De De Ruyter heeft nog zeker twee uur gedreven voordat hij in de diepte verdween. We kunnen alleen maar gissen naar de laatste uren van degenen die in de nacht op het schip achterbleven, de exploderende munitie, het vuur en de eenzaamheid. Na de Slag ontfermde de Javazee zich over de zielen van de gesneuvelden.

apocalyptische lading De laatste dagen voor de Slag moet Soerabaja, waar de marine zijn thuisbasis had, een apocalyptische lading hebben gehad van angst, bombardementen, bravoure en chaos. Aan een bekende liet mijn grootvader zijn scepsis blijken: ‘Over een paar dagen vreten de visjes aan me’. Tussen de slopende zeepatrouilles door vond hij momenten om mijn grootmoeder en vader nog te zien. Op de oprit van het toen al vrijwel leeggeruimde huis aan de Javastraat (Jalan Jawa) namen zij voorgoed afscheid waarna mijn grootmoeder met 92 _ pindah*


ESSAY

VAN MIJN VADER’ mijn vader naar het veiliger Patjet (Pacet) in de bergen reed. Op 1 maart 1942 hoorde zij daar van een bevriende marineofficier dat de Slag voorbij was.

spoorloos Drie jaar geleden ontdekte een duikexpeditie, in het kader van de 75-jarige herdenking van de Slag in de Javazee, dat de wrakken van de geallieerde oorlogsschepen spoorloos waren verdwenen. Hoogstwaarschijnlijk zijn zij vanwege hun hoogwaardig staal illegaal gelicht; het moet een gigantische operatie op industriële schaal zijn geweest. Lokale vissers zagen het gebeuren: zij hoorden hoe de zeemansgraven werden kapotgebeukt om in stukken omhoog te worden gehesen. Hun netten zijn sinds die dag leeg. Begin 2018 bracht de Telegraaf, op basis van de Indonesische nieuwssite tirto.id, nieuws: tijdens de sloop van de wrakken waren menselijke resten gevonden. Na een onderzoek van de nationale politie van Indonesië, concludeerden de Nederlandse ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en OCW echter dat ‘het hiermee zeker is dat de aangetroffen botresten niet afkomstig zijn van de opvarenden van Hr. Ms. De Ruyter, Hr.Ms. Java, of Hr.Ms. Kortenaer, of enig ander gezonken schip’. Dat de Nederlandse regering met deze kwestie in haar maag zat, is begrijpelijk maar de stelligheid waarmee de bewindspersonen hun conclusie over de menselijke resten hebben geformuleerd, voelt voor mij als een doodlopend spoor dat ik niet kan volgen. Duizenden mannen en jongens voeren hun waarschijnlijke dood tegemoet, bereid hun leven te geven voor een hoger, vergeefs doel met een zware strijd tot gevolg. Een historische strijd die de overgang naar een nieuw tijdperk zou inluiden. Dat de zeemansgraven van deze mensen zijn vermalen door geldzucht is een schandaal waarop de levenden van nu een antwoord moeten zien te vinden, hoe moeilijk dat door de onomkeerbaarheid van de roof en de sloop van de schepen ook is. Het enige monument ter herdenking aan de Slag in de Javazee staat op het ereveld Kembang Kuning in Soerabaja: het Karel Doorman monument dat de namen van de gesneuvelden draagt. Tijdens een onlangs gehouden informatie-

‘Tegen een bekende liet mijn grootvader zijn scepsis over de aanval blijken: Over bijeenkomst in Den Helder over de verdwenen wrakken klonk onder de een paar dagen nabestaanden dan ook de wens om een herdenkingsmonument hier in vreten de visjes Nederland te krijgen. mijn grote vader aan me’

Het statige zwart-wit portret van mijn grootvader waar ik als kind naar keek, werd lang niet ingekleurd. Voor mij was hij meer een historische figuur dan een bloedverwant. Daar doorheen zag ik in mijn vader wel een onbenoembaar verdriet over zijn vader die leek te zijn opgelost in de zee. Pas de laatste jaren, eigenlijk sinds zijn graf is geroofd, voel ik Karel Doorman als mijn grootvader in de letterlijke zin: mijn grote vader die ik zo graag had gekend. Een paar maanden geleden heb ik met mijn ouders een reis door Java gemaakt langs de plekken uit hun (oorlogs)jeugd. Door de ogen van mijn vader kon ik een glimp opvangen van zijn kindertijd in Soerabaja. Zijn ouderlijk huis staat, alhoewel een bouwval, nog steeds overeind. De Simpang Club waar hij rolschaatste, zijn school waar hij op zijn nieuwe fiets naartoe fietste, de sommetjes waarmee zijn vader hem hielp: door de beelden van oorlogsgeweld zag ik het alledaags geluk van het vooroorlogse leven heen schemeren. Met het verhaal van de zeeslag en de verscheurende vlucht van grootmoeder en vader uit Nederlands-Indië ben ik opgegroeid. Nu kan ik me voor het eerst ook een voorstelling maken van het leven daarvóór, een leven waarvan ik me nu minder afgesneden voel, simpelweg doordat ik me er een beeld van heb kunnen vormen. Met de verdwijning van de wrakken dreigt de mare van de Slag in de Javazee langzaam op te lossen in de leegte. Al die levens, al die verhalen, al die tijd gekoesterd door de gezonken schepen, het is te vroeg om ze te laten gaan. Want als we goed luisteren, kunnen we de verhalen nog steeds horen. En als we de woorden vinden, kunnen we ze doorvertellen. Op de golfslag van de zee. pindah* _ 93


94 _ pindah*


INTERVIEW

Yvonne Keuls langs de Indische meetlat

‘Indië zit diep, diep, diep in mij verankerd’ De argeloze toerist heeft niks in de gaten. Zelfs doorgewinterde Hagenezen hebben het niet altijd door. Maar in de glas-in-loodramen van verschillende Haagse gebouwen is de geschiedenis van het vooroorlogse Indië verbeeld. Den Haag is Indië en Indië is Den Haag. ‘Het is ons grote Indische erfgoed,’ zegt schrijfster Yvonne Keuls.

door Anne Elzinga foto Mark Kohn

Het Haagse huis van Yvonne Keuls lijkt te zijn weggeplukt uit het oude Java. Hier verzamelt, bewaart en koestert de schrijfster haar persoonlijke Indische erfenis. De schatten van de archipel komen terug in de talloze foto’s van familieleden, de kleurrijke kussens, de kleden en de rotan stoelen. Met als pronkstuk de grote eettafel die Yvonne erfde van haar half-Javaanse moeder. De 18-persoonstafel herbergt dierbare herinneringen aan levendige avonden met alle Indische tantes die het oude Indië in de koude hofstad lieten herleven. ‘Er werd altijd gelachen. Ook om trieste of gruwelijke voorvallen. Dat klinkt misschien gek, maar zo zitten die mensen in elkaar. Als ze niet kunnen lachen, gaan ze dood.’

geboren vertelster

Dat Yvonne schrijfster zou worden is geen wonder. Haar moeder Jopi was een onvermoeibare verhalenvertelster. Dat was ze in Indië en dat bleef ze toen het gezin in 1938 naar Nederland emigreerde vanwege de zwakke gezondheid van vader Keuls. ‘Als zij nooouuuuu dán zei,’ Yvonne spreekt het op z’n Indisch uit, ‘wisten wij dat er weer een verhaal zou komen. We pakten elkaars handen en gingen om haar heen zitten. Terwijl de Duitse bommenwerpers over ons hoofd vlogen, vertelde moeder over Indië.’ In Nederland

was Jopi aanvankelijk aan huis gekluisterd omdat ze niet op dichte schoenen kon lopen: ‘adoe, zo’n pijn…’ Ze stuurde haar jongste dochter eropuit om te vertellen wat er buiten te zien was. ‘Ga daar kijken en kijk vooral om de hoek!’ ‘Eéénnn??’, vroeg Jopi als haar kleine heraut terugkwam van haar missie. Yvonne wist dat haar moeder alleen tevreden zou zijn als zij zou zeggen dat Den Haag er net zo uitzag als Indië. Dus verzon ze watervallen, bergen en meren. ‘Zooo!’, reageerde haar moeder verheugd, ‘en dat allemaal om de hoek?’ Toen Jopi er later achter kwam dat zich daar helemaal geen Indische taferelen afspeelden, bleven de gevreesde klappen uit. ‘Zo ziet het er niet uit’, zei Jopi, wijzend naar de werkelijkheid om de hoek. Maar ze hield vast aan wat Yvonne haar had verteld. De waarheid deed er niet toe; het ging om het verhaal. Een betere leerschool kun je je als schrijfster niet wensen. Dat veel van Jopi’s verhalen over Indië later ook aantoonbaar niet juist bleken, was al net zo onbelangrijk.

75 jaar vrijheid

75 jaar vrijheid heeft voor Yvonne een meervoudige betekenis. Ze maakte als oorlogskind in Holland de Tweede Wereldoorlog mee en is via haar Joodse vader Samuel verbonden met de Joodse pindah* _ 95


slachtoffers. De oorlog had een enorme impact op haar. Ze was doodziek van de tbc, had gezien hoe haar vader bij een razzia was weggehaald, maakte mee dat haar - inmiddels doodzieke - vader in 1944 een einde aan zijn leven maakte zodat zijn gezin meer te eten zou hebben en verloor een groot deel van haar Joodse familie. Het was voor de 12-jarige Yvonne een enorme opluchting toen dat allemaal voorbij was. Maar ook de Indische oorlogsgeschiedenis speelde een belangrijke rol in haar leven. Vanwege haar eigen afkomst, maar vooral doordat ze getrouwd is met een man die de Japanse gruwelen van de overzeese strijd had doorstaan: ‘Als je 65 jaar de partner bent van iemand die samen met zijn tweelingbroer in alle kampen heeft gezeten, hakt dat er in.’ En tenslotte kwamen in 1946 en 1947 de Indische tantes naar Nederland – met al hún oorlogsherinneringen. Veel van de mannen waren onthoofd. ‘Ik zit wel zo in elkaar dat ik al die verhalen naar me toe trek.’ Met de tantes kwam ook de reuring in huis. ‘Wat mijn moeder aan zusters, half-, stief- en schoonzusters had! En dan nog alles wat tante heette maar geen tante was. De deur stond voor iedereen open. Niet alleen voor familie, maar ook voor familie van familie, kennissen en studenten die tijdelijk onderdak nodig hadden. Sommigen bleven wel zes jaar lang hangen. En altijd weer die open armen: kom maar hier. Die instelling heb ik van haar geërfd.’

keerpunt

Als je Yvonne vraagt of ze zich nu vooral Joods, Indisch of een oorlogskind voelt, antwoordt ze direct zeer gedecideerd: ’Het Indische overheerst. Kom maar eens onder een Indische moeder vandaan. Die gastvrijheid, die eigen logica, die kleurrijke verhalen, die harde stem waarmee ze de meest intieme vragen stelde, ook in het openbaar. Indië raak je nooit kwijt. Ik ben een Indisch meisje. Ik ben het helaas te weinig en heb het een tijdje niet gezien, maar toen het Indië-gevoel ineens weer terugkwam, bleek het altijd bij mij te hebben gehoord. Als een verloren zoon, die steevast binnenvalt. Indië zit diep, diep, diep in mij verankerd.’ Aanvankelijk vormt haar geboorteland geen thema in haar 96 _ pindah*

‘Het Indische overheerst. Kom maar eens onder een Indische moeder vandaan’

columns, toneelstukken en boeken. Haar literaire carrière begint al als ze acht jaar is, als ze in haar schriftje onder de titel Toen de mannen uit de hemel vielen haar persoonlijke beleving van de eerste oorlogsmorgen beschrijft. Later schrijft ze krantencolumns over het wel en wee van haar drie dochters Claudette (1955), Marysa (1957) en Gerdien (1961), toneelstukken, tv-bewerkingen en boeken over sociale thema’s als drugs, prostitutie en seksueel kindermisbruik. En dan zit er middenin de publicatielijst van in totaal 97 titels rond 1988 ineens een knik. ‘Het

Indische kwam naar boven.’ De aanleiding is triest: de tweelingbroer van haar man Rob pleegde zelfmoord omdat hij niet kon leven met zijn terugkerende oorlogsherinneringen. ‘Dat greep me bij mijn kladden. Er was daar iets gebeurd wat niet te dragen viel. Er ging een luik open. Ik wilde uitzoeken hoe het zat.’ Het leverde onder meer boeken op over haar moeder, haar tantes en de Japanse bezetting.

meest Indische boek

‘Met Mevrouw mijn moeder heb ik een portret geschetst van dé Indische moeder. Ik hoorde van iedereen dat zij zichzelf of hun moeder erin herkenden. Dat moét dus wel mijn meest Indische boek zijn’. Zelf associeert ze De tocht van het kind echter het meest met haar geboorteland. ‘Mijn moeder wilde niet uit Indië vertrekken voordat ze mij – haar jongste – aan haar familie had getoond. Die woonde ver weg, in Salatiga. ‘Dat is geen tocht voor een kind’, oordeelde mijn vader. Maar zoals altijd lukte het hem niet mijn moeder naar hem te laten luisteren. En dus vertrokken wij. Toen ik


INTERVIEW

Indische iconen volgens Yvonne De pilaren van het Indisch erfgoed

in 1979 voor het eerst terugging naar Indië, heb ik die reis opnieuw gemaakt. Het bleek een openbaring. Er kwamen herinneringen naar boven waardoor ik mezelf beter leerde kennen.’ Zo dacht ze opeens weer aan Titik, het dochtertje van de kebon (tuinman), met wie ze altijd speelde. ‘Speelgoed hadden we niet. We speelden met steentjes. Maakten een weg ergens naartoe. En we keken. Naar vogels bijvoorbeeld. Die deden we dan na. Zo heb ik leren fantaseren.’ Tenslotte mag in het rijtje dierbare Indische boeken ook haar boek over haar vriendschap, werken en leven met schrijfster Hella Haasse, Zoals ik jou ken, ken jij mij, niet ontbreken. Hella kwam ook uit Batavia, maar groeide op in een welvarend Hollands gezin. ‘Het was een elkaar aftasten, elkaar vormen, elkaar afslijpen dat langzaam leidde tot wederzijds begrip.’ In Nederland zocht Hella Yvonne’s moeder Jopi vaak op. ‘Ze vertelde mij dat ze mijn moeders Indische nabijheid zocht. Die had zij nooit gekend.’

Javaanse bekkies

Haar dochters en kleinkinderen zijn niet heel erg met Indië bezig, maar ze hebben allemaal wel een Javaanse mond met een prachtig, sterk gebit. Ze lachen ook allemaal hun tanden bloot. Het verleden is wel meer voor ze gaan leven toen ze met hun (groot)ouders twaalf jaar geleden een reis naar Indonesië maakten. ‘Natuurlijk komt oma hier vandaan’, begrepen ze toen ze oude Indische dametjes zagen. En het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Alle nazaten zijn met een ‘mongolenvlek’ geboren en Yvonne’s achterkleinzoontje heeft duidelijk Indische trekken. ‘Daar ligt ze!’, riep Yvonne toen ze hem voor het eerst zag. ‘Ik zag al mijn Indische voormoeders in hem terug. Net als in mijn achterkleindochter.’ Yvonne is het trotse ‘stamhoofd’ van de huidige vier generaties Keuls. Leeftijdgenoten zijn er bijna niet meer. Dat vervult haar met melancholie, maar ‘ook dat is een geschenk’. Op haar 88ste put ze nog steeds kracht uit de opdracht die zij zichzelf als 13-jarige gaf toen ze de tbc had overwonnen. ‘Ik leef en ik ga iets met dat leven doen!’

‘Naarmate ik ouder word, voel ik steeds meer dat hét Indië van mij is – en van mijn leeftijdgenoten. Indië heeft ons leven beïnvloed. Wíj wáren daar. Wíj hebben Indië Nederland binnengebracht. Prima dat jonge mensen nu hun Indische wortels ontdekken, maar laten we de oude pilaren niet vergeten.’ De verspreiding van het Indisch erfgoed ontstond op een zolder aan de Haagse Prins Mauritslaan, waar een groepje schrijvers elkaar verhalen over hun geboortegrond voorlas. Daartoe behoorden – naast Yvonne en Hella Haasse - onder andere Tjalie Robinson, die schreef over de kleine Indo die eigenlijk altijd het onderspit delft maar zich door zijn eigen filosofie verheft boven de blanken; Rob Nieuwenhuys, die in zijn Oost-Indische Spiegel alle literatuur uit Indië verzamelde en zo een beeld schiep van het Indië tussen 1850 tot 1950 en Margaretha Ferguson, die het eerste kampdagboek schreef.

Ellen Derksen Op diezelfde zolder ontstond ook het idee voor een Haagse Pasar Malam. Derksen heeft dat samen met haar dochter een gezicht gegeven. De markt brengt al 61 jaar het leven en de cultuur uit Indië zoals die was en zoals die nu is bij elkaar en geeft mensen met en zonder Indische wortels de kans om daarvan te genieten.

Wieteke van Dort Als tante Lien omarmt Wieteke mensen en geeft ze een thuisgevoel. Zij is een anker voor de Indische gemeenschap. Zij verbeeldt het leven van de Indische vrouw die – met al haar warmte – zich niet aanpast aan haar nieuwe land.

Hella Haasse ‘Hella kan ik natuurlijk niet weglaten. Zij was in de eerste plaats mijn vriendin met wie ik 45 jaar heb samengewerkt. Oorspronkelijk was ze de vriendin van mijn oudere zus, maar in Nederland kwam zij aan mij – of ik aan haar – tijdens signeersessies. Samen kregen wij de opdracht de Boeken der Kleine Zielen van Couperus voor tv te bewerken. Dat was mijn eerste klus met haar. Daaruit is alles ontstaan.’ pindah* _ 97


De AmerIndos van Californië

De broers Eddie en Alex van de rockband Van Halen en rockabilly zanger James Intveld behoren ertoe. En ook acteur Mark Paul Gosselaar. De zogenaamde AmerIndos, bewoners van Californië met hun roots in voormalig Nederlands-Indië. door Jongsma + O’Neill foto’s Christian Witkin Interviews Eline Jongsma en Kel O’Neill

Tussen 1950 en 1965 emigreerden ongeveer 25.000 Nederlands-

Indische mensen van Nederland naar de Verenigde Staten op zoek naar een nieuw leven. Het grootste aantal van deze AmerIndos streek uiteindelijk neer in Zuid-Californië, aangetrokken door zowel de bloeiende economie van de regio als door het subtropische klimaat. Uit die gemeenschap kwam een handvol beroemdheden voort zoals de Van Halen broers, James Intveld en Saved by the Bell-acteur Mark Paul Gosselaar. Echter de gemeenschap was te klein om een belangrijke stempel te drukken op de regionale cultuur. Door assimilatie werd de identiteit van deze micro-minderheid steeds diffuser, alsof ze verdampte in de Californische zon. In een staat met meer dan elf miljoen in het buitenland geboren immigranten, is het gemakkelijk om een handvol Euraziërs uit het oog te verliezen.* Hoewel een paar Nederlandse en Amerikaanse academici wel enig onderzoek hebben gedaan naar de gemeenschap, ligt de taak van het behouden en vertellen van het AmerIndo-verhaal vaak bij een groep bloggers, autodidactische historici en activisten uit de gemeenschap. In publicaties als De Indo* en websites als My Indo World* vertellen oudere AmerIndos uit de eerste generatie aangrijpende, zij het subjectieve, verhalen over de Nederlands-Indische diaspora. Jongere stemmen voeren de boventoon bij de organisatie SoCal Indo*, waarvan de website bezoekers aanmoedigt om Indobusiness te ondersteunen door de ultra-Californische Reiki-kliniek van het voormalige Guess-model Wendy Both te bezoeken* of een SoCal Indo hoodie te kopen.*

SoCal Indo

SoCal Indo-oprichter Michael Passage heeft het bereiken van AmerIndo-jongeren als voornaamste doelstelling, omdat hij gelooft 98 _ pindah*

dat de langzame erosie van de AmerIndo-identiteit de jongste leden van de gemeenschap geen goed heeft gedaan. ‘Uiteindelijk’, zegt Michael, ‘bleef alleen de Nederlandse naam over. En toen hadden ze een identiteitscrisis: ‘Hé, ik zie er anders uit, maar wat ben ik?’ Er is geen literatuur beschikbaar. Om dit gebrek aan informatie te bestrijden, schakelt Michael Facebook en Instagram in. ‘Samen met anderen ben ik begonnen met het organiseren van kumpulans en potlucks op sociale media om de jongere generatie aan te trekken’, zegt hij. ‘Ik hoop dat hierdoor ons erfgoed behouden zal blijven.’ In de VS worden opvallende randjes van immigrantenculturen als het ware afgeschuurd. Identiteiten maken plaats voor producten; de strijd van de eerste generatie maakt plaats voor koffiemokken met een Zweedse vlag of een ‘Kus me, ik ben Iraans’-T-shirt. Nu de eerste generatie van AmerIndos langzaam uitsterft en de tweede generatie op zoek is naar enige connectie met hun erfgoed, kunnen we ons alleen maar voorstellen hoe toekomstige generaties ervoor zullen kiezen hun AmerIndo-identiteit te behouden of af te beelden. Als andere Amerikaanse immigrantengemeenschappen exemplarisch zijn voor wat er gaat gebeuren, kun je verwachten dat het maar een klein beetje cultuur wordt, vrij van de last van te veel geschiedenis. Dan wordt de Indo pride eenmaal per jaar gevierd met een kom gado-gado en wordt gamelan gespeeld uit kleine bluetoothspeakers. *www.ppic.org/publication/immigrants-in-california *www.deindo.com *www.myindoworld.com *www.socalindo.com/about-us *www.reikiheals.com *www.socalindo.com/shop


REPORTAGE

Rene Ripassa Geboren in Indonesië in 1943 In 1955 naar Nederland verhuisd Vertrokken naar de Verenigde Staten in 1960

Vietnam

‘Mijn moeder was Nederlands, maar geboren in Indonesië. Ze zei altijd: Ik ben Indisch. Ze haatte de manier waarop de Nederlanders de Indo’s en de Indonesiërs behandelden. Het leek volgens haar op Zuid-Afrika. Tegenwoordig ga je naar een land waar iedereen vroeger blond was maar nu mensen allemaal gemengd zijn. Zelfs in Nederland.’ ‘Maar mensen hier denken dat ik Filipino ben, Mexicaans. Nooit Nederlands. Mijn vader is Indo.’ ‘Toen ik in Nederland aankwam, voelde ik me vreemd. We zijn uit Indonesië gezet. Wat gaat er nu gebeuren, waar komen we terecht? Ik begon te dromen om naar Amerika te gaan. Ik zag de Pasadena Rose Parade op tv en de prachtige groene bergen en de palmbomen in Californië. Ik had daar een paar vrienden en ze zeiden: kom hierheen! Dat deden mijn broer en ik dan ook.’ ‘We hadden een geweldige tijd totdat Uncle Sam zei: I want you! Dus ik werd opgeroepen voor het leger. En later werd ik verscheept naar Vietnam. Ik had geen keuze. Ik kwam op een plaats die Long Binh heette, ongeveer 25 mijl van Saigon. Er was niets anders dan rode aarde en in de verte de jungle.’ ‘Ik heb er ongeveer tien maanden doorgebracht. Je wilt gewoon naar huis. Het was geen populaire oorlog omdat we verloren. Ik kreeg PTSS (Posttraumatisch Stress Syndroom). Toen ik terugging zei niemand: welkom terug, bedankt voor je service. Integendeel. Ik voelde me niet gewaardeerd. Gedurende de eerste dertig jaar heb ik nooit verteld dat ik als medic in Vietnam heb gezeten. Je doet gewoon je werk. Pas toen Obama president werd, zei men: Oh, bedankt voor wat je deed. Het werd een beetje laat op prijs gesteld.’ ‘Als je naar Californië kijkt, dan zie je: zonneschijn en palmbomen. De stranden. In Nederland is het water koud. Je bent hier in Amerika vrijer om je weg te kiezen. En het is een prachtig land. Dit is mijn thuis geworden. Ik ben hier bijna zestig jaar. Ik denk dat ik hier ook zal sterven.’ pindah* _ 99


Indonesië Joshua Ballinger Geboren in de Verenigde Staten in 1982 ‘Ik ben opgegroeid in Zuid-Californië en de meeste mensen gaan ervan uit dat ik Mexicaans ben, omdat de meeste bruine mensen in mijn gemeenschap uit Mexico komen. Ik denk niet dat veel mensen weten waar Indonesië ligt, laat staan dat ze de geschiedenis en cultuur van dat land kennen. Toen ik jong was, was het moeilijk voor me dat ik geen duidelijke plaats in de samenleving had omdat ik een gemengde afkomst heb. Ik wilde vroeger dat ik blauwe ogen had, zoals de meeste van mijn leeftijdgenoten.’ ‘Mijn oma had een donkere huidskleur, maar ze sprak Nederlands. Mijn moeder sprak Nederlands met haar ouders maar niet met haar kinderen. Ik heb nooit Nederlands geleerd. Ik denk dat mijn familie gewoon zo blij was om de kans te krijgen hierheen te komen. Mijn grootvader was de meest trotse Amerikaan van iedereen. Hij moest opnieuw beginnen toen zijn vrouw en kinderen halverwege de jaren vijftig uit Nederland naar de VS kwamen. Dus mijn moeder romantiseert haar jeugd in Indonesië een beetje. Ze hadden bedienden en een leuk huis en plotseling arriveerden ze in de VS en moest mijn grootmoeder de huizen van anderen schoonmaken. Ik denk wel dat mijn moeders familie mij Europese gewoonten heeft bijgebracht, zoals tijdens het eten mijn vork in mijn linkerhand houden.’ ‘Ik was niet echt doordrongen van mijn afkomst. Toen ik later in mijn leven Indonesië bezocht, voelde ik: Ja, dit zijn mijn mensen! Maar toen besefte ik ook dat het niet mijn cultuur is. Ik ben Amerikaan, mijn Amerikaanse leven is zo veel eenvoudiger en beter.’

100 _ pindah*


REPORTAGE

Isadora Jongsma O’Neill en haar moeder Eline Jongsma Isadora: geboren in de Verenigde Staten in 2014 ‘Nederlanders hebben meestal donker haar. Mensen vinden het soms gek dat mama de enige van ons is die geen blond haar heeft en dat mama’s huidskleur anders is. Omdat mama’s huidskleur is gemaakt in Indonesië en in Nederland. Ik weet dat mama’s voorouders ook in Indonesië wonen. Dus als mijn kinderen een kind hebben en hun kinderen een kind, dan ben ik hun voorouder. Maar ze zouden denken dat ik Amerikaans ben omdat ik blond haar heb.’

Voorouder

Wie zijn Jongsma + O’Neill? Jongsma + O’Neill zijn een Nederlands-Amerikaans regisseursteam gespecialiseerd in documentaires en nieuwe mediaverhalen. Ze bedachten en regisseerden PBS’s Emmy-genomineerde documentaireserie Empire over de resten van het Nederlands kolonialisme in tien verschillende landen, evenals de baanbrekende VR-documentaire The Ark die de Tim Hetherington Visionary Award won. Het werk van Jongsma en O’Neil is te zien op festivals en in musea over de hele wereld waaronder Tribeca, The New York Film Festival, IDFA en AFI Docs. Ze hebben gewerkt als regisseurs en journalisten voor o.a. Vice, The Economist en de VPRO. Ze waren Sundance New Frontier Artists-in-Residence in 2017-2018. Ze wonen in Los Angeles met hun twee dochters. (www.jongsmaoneill.com)

pindah* _ 101


BOEKEN!

BOEKEN!

BOEKEN! Wat het Corona-tijdperk ons in ieder geval leert, is dat als een land volledig stil ligt en je alle leuke Netflix-films gezien hebt en je het nieuws beu bent, je altijd nog een boek kunt lezen. Er zijn veel mooie boeken met Indische en Molukse thema’s op de markt gebracht.

102 _ pindah*

De troost van een oma Een mens kan zichzelf troosten schrijft de Chinees-Indische Kim Vuyck op een blaadje in het gesticht waar ze is opgenomen vanwege een psychose. Daarin belandt ze na het overlijden van haar man Aart. Als lezer ben je blij voor Kim dat ze kracht put uit deze gedachte want het leven is niet vriendelijk voor haar geweest. In 1921 wordt de toen vijftienjarige Kim A Thjang door haar liefdeloze vader uitgehuwelijkt aan een man die haar zwaar mishandelt. Ze krijgt twee kinderen van hem maar ontvlucht het huiselijk geweld met achterlating van haar kinderen. Haar vader huwelijkt haar opnieuw uit, dit keer aan een opiumverslaafde man. Deze man wil haar verkopen aan een bordeel om zijn verslaving te bekostigen. Wanneer ze zwanger is en hulp zoekt bij haar ouders, schiet haar vader haar van het erf. Ze vlucht naar haar tante op Sumatra, staat haar kind ter adoptie af en vindt uiteindelijk haar grote liefde in de Nederlander Aart Vuyck. Over de ‘voorkinderen’ wordt niet meer gesproken. In 1958 repatriërt het echtpaar met hun vier kinderen naar Nederland. Oudste dochter Inge, moeder van de auteur, spoort in de jaren zeventig haar familie op in Indonesië met hulp van het Rode Kruis en gaat samen

met de auteur naar de geboortegrond van oma. Al haar hele leven liep Puck Bossert met het idee een boek te schrijven over het turbulente leven van oma. Die overleed in 1994, haar eigen moeder Inge vorig jaar. Dat was het moment dat de auteur besloot dat het boek er moest komen. Een mens kan zichzelf troosten gaat over het doorzettingsvermogen om uiteindelijk vrijheid en geluk te vinden. Een mooie maar verdrietige vertelling die de moeite waard is. (MW) EEN MENS KAN ZICHZELF TROOSTEN wordt in eigen beheer uitgegeven en is te bestellen via www.puckbossert.nl.

AANBIEDING! PINDAH lezers krijgen vijf euro korting en betalen € 16,95 euro in plaats van € 21,95 euro.

Marion Bloem is echt geen Indo? De Indische gemeenschap buitelde over haar heen toen Marion Bloem te kennen gaf zich niet meer Indisch te willen noemen. Opvallend voor een schrijfster die haar brood, beleg en bekendheid ontleent aan haar Indische wortels. Volgens Bloem bestaat er geen Indische cultuur. Alleen overblijfselen van een tijdperk waarin racisme, grove ongelijkheid en onrechtvaardigheid normaal waren, een tijd van rangen, standen en apartheid, waardoor een menssoort ontstond voor wie ongelijkheid vanzelfsprekend of acceptabel was, zolang men er zelf voordeel van had. Dat gold zowel voor de blanke koloniaal als voor de Indo-Eu-


BOEKEN

5 vragen aan dichteres Ellen Deckwitz

Paul van der Velde

Paul van der Velde

ropeaan uit de hogere klasse. In haar non-fictie boek Indo gaat Bloem dieper in op het thema identiteit aan de hand van haar eigen familiegeschiedenis en de historie van de Indo in het algemeen. En die is niet altijd fraai. Zo vertelt ze over het trieste fenomeen ‘bloempjes uit eigen tuin’, een liefelijke benaming voor iets pervers: mannen die zich voor hun sexuele behoeftes op hun halfbloed dochters stortten. Bloem wil zelf kunnen uitmaken wat ze van haar afkomst wil koesteren zoals de levensvreugde, de muziek, de danslust, het samen eten, de familieband. ‘Maar of dat typisch Indisch is weet ik niet. Ik heb het bij meer mensen gezien die moesten overleven in een nieuw land. Het zit in veel culturen. Laten we daarvoor openstaan.’ En dat is dan weer een sneer naar die twee Indische politici (Baudet en Wilders) die volgens Bloem nog steeds vastzitten in de waarden en normen uit de koloniale tijd. (SJ) INDO Marion Bloem, uitgeverij AP, € 24,99 Living under palm trees is not without its consequences.... – J.G. von Goethe, Elective Affinities, 1809

< pending endorsements >

LIFE UNDER THE PALMS

Jacob Gotfried Haafner (1754–1809) was a writer of great talent, and an early dissenting voice from within the colonial enterprise. Haafner was orphaned in the Dutch East Indies, and lived in South Africa, Sri Lanka, India and Mauritius for more than 20 years. On his return to Europe he transformed himself into one of the most popular Dutch writers of the early 19th century, for his travel writing in the Romantic mode. Books like his popular Travels in a Palanquin were translated into the major European languages, and his essays on the havoc wrought by missionaries worldwide stirred up great controversy, particularly in his home country of the Netherlands. He was a fierce critic of English machinations in India: “Had I to write the history of the English and their deeds in Asia”, Haafner once said, “it would be the spitting image of hell”. But there was a scholarly side to him to complement the pamphleteer and travel writer, working to promote European understanding of Indian literature, myth and religion, including through his translation of the Ramayana into Dutch. With the help of generous excerpts from Haafner’s own writings, including material newly translated into English, van der Velde tells an affecting story of a young man who made a world for himself along the Coromandel Coast, in Ceylon and Calcutta, but who returned to Europe to live the last years of his life in Amsterdam, suffering an acute nostalgia for Asia: “No, in Europe and especially in its northern climes, no one enjoys their life....” This will be compelling reading for anyone interested in European response to the cultures of Asia.

LIFE UNDER THE PALMS The Sublime World of the Anti-colonialist Jacob Haafner

Translated by

Liesbeth Bennink

Paul van der Velde is a historian and expert on the Dutch in Asia. He is currently Secretary of the biannual International Convention of Asia Scholars, organized by the International Institute of Asian Studies. Liesbeth Pankaja Bennink is a Bharatanatyam dancer, writer, researcher and translator with a deep interest in all aspects of South Indian history and culture.

http://nuspress.nus.edu.sg

9 789813 250826

Dwarsdenker Jacob Haafner Als er dan al een dwarsdenker in de negentiende eeuw was, staat de antikolonialist en reisverhalenschrijver Jacob Haafner (1754-1809) op de eerste plaats. Hij schreef een boek over de nutteloosheid van de zending wat hem de woede van heel rechtgeaard Nederland opleverde. In zijn reisverhalen legt hij de misstanden van de

koloniale samenleving pijnlijk bloot en pleit hij voor de onmiddellijke afschaffing van de slavernij. Hij bracht meer dan twintig jaar in Azië door, vooral in India, maar woonde ook in Kaapstad en in Batavia. In die laatste stad werkte hij korte tijd als leraar voor de kinderen van de VOC-ambtenaar Robbert van der Burg. De beschrijving die Haafner geeft van de behandeling van de slaven door Van der Burg’s vrouw tart elke verbeelding en moet de ogen van zijn tijdgenoten geopend hebben. Zijn boeken werden kort na verschijning in de moderne talen vertaald maar in het Engels nauwelijks. Dat kwam omdat Haafner de Engelsen als de meest perfide imperialisten zag en daarover geen blad voor de mond nam. Nu de biografie over Jacob Haafner, geschreven door Paul van der Velde, binnenkort in het Engels gepubliceerd wordt onder de titel Life under the Palms. The Sublime World of the Anti-colonialist Jacob Haafner kunnen ook de Engelstalige lezers zich er eindelijk hun voordeel mee doen.(MW) LIFE UNDER THE PALMS: THE SUBLIME WORLD OF THE ANTI-COLONIALIST JACOB HAAFNER Paul van der Velde NUS Press, $ 24,00

NRC-columnist Ellen Deckwitz is een bekende Indische dichteres die met De Steen vreest mij in 2011 de C. Buddingh’-prijs won voor het beste poëziedebuut. Onlangs publiceerde ze Hogere Natuurkunde. Boekhandelaar Bart Leemhuis stelt haar vijf vragen. 1. Wat betekent dichten voor je? ‘Poëzie maakt dat je anders naar de wereld en naar taal kijkt. Ik begon met dichten toen ik zes jaar was en ik ben nooit meer opgehouden. Spelen met taal zorgt dat je steeds op nieuwe gedachten komt, wat betekent dat je in de wereld niet bent uitontdekt. Zelfs nu, 31 jaar verder, schrijf ik dagelijks, noteer ik invallen en vertaal ik gedichten. Met alle poëzie die al bestaat, heb je elke dag kans op een nieuwe blik op de wereld en je raakt nooit uitgekeken.’ 2. Wat wil je zeggen met je nieuwste dichtbundel Hogere Natuurkunde? ‘In deze bundel stel ik het gezin en het doorgeven van oorlogservaringen centraal, en welke invloed dat heeft op de verschillende generaties. Volledig autobiografisch is de bundel echter niet: ik wilde kunnen spelen met heden en verleden. Iedereen haalt er iets anders uit en dat is de bedoeling ook van gedichten: spiegels, zo geplaatst dat steeds weer iets anders wordt uitgelicht.’ 3. Is er een link met je Indische achtergrond? ‘Die is er zeker: ik vertel het verhaal van mijn grootouders, mijn moeder en mijzelf. Ik vertel over onze verhouding

tot de voormalige kolonie, de Japanse bezetting en de Indonesische vrijheidsstrijd. Over wat gedwongen migratie met de familie deed, de kille ontvangst en de verwerking in stilte.’ 4. Wat vind je van 75 jaar vrijheid – het thema van PINDAH? ‘Dat ligt aan wat PINDAH daarmee wil. Ik denk dat het onzin is om nu 75 jaar vrijheid te vieren, want grote groepen Nederlanders – waaronder veel Indo’s– ervaren dat niet zo. Zoals het er nu uitziet wil de overheid het bevrijdingsjubileum groots vieren, maar overschreeuwt daarmee een deel van haar burgers voor wie het altijd oorlog is gebleven. Burgers die in herinneringen gevangen zitten, omdat er nooit ruimte was voor hun verhaal en voor hun oorlog.’ 5. Welke dichters zijn je inspiratiebronnen? ‘Om te beginnen Tomas Tranströmer, een Zweedse dichter. Zijn oeuvre opent met de regel ‘ontwaken is een parachutesprong uit je dromen’, wat ik een prachtig beeld vind. De sterren aan de nachthemel zijn bij hem ‘sterrenbeelden die stampen in hun stallen’ en de seconden waarin je met je auto van de weg afraakt ‘groot als ziekenhuisgebouwen.’ Verder houd ik veel van light verse, de dierengedichten van Kees Stip vind ik geweldig en ik lees ook graag het werk van Levi Weemoedt.’ (Bart Leemhuis) HOGERE NATUURKUNDE Ellen Deckwitz, uitgeverij Pluim. € 21,99 pindah* _ 103


BOEKEN

Oorlog aan de overkant

Roofstaat is een must! Het boek bestaat al een paar jaar maar blijft een must voor een ieder die wil leren over het donkere koloniale verleden van Nederland: de roofschatten uit Nederlands-Indië, het vergaren van de opium rijkdommen van de Oranjes, de Nederlandse rol in de slavenhandel en de gruweldaden van Nederland door de jaren heen. Auteur Ewald Vanvugt van Roofstaat (2016) verklaarde in een interview (Joop/BnnVara): ‘Om meer begrip voor elkaar te krijgen, zullen we meer van elkaar moeten weten. Dat begint met de jeugd en het onderwijs. Het koloniale tijdperk is zo bepalend. De verschillen tussen rijk en arm in de wereld liggen hieraan ten grondslag. Praten over één zwarte bladzijde? Er zit niet eens een witte tussen.’ (SJ) ROOFSTAAT Ewald Vanvugt, via Bol.com, € 42,50

Tropenvader De vader van auteur Diederik Samwel (1962) is geboren en getogen in Nederlands-Indië en zit tijdens de Tweede Wereldoorlog in een Japans kamp. Voldoende aanleiding voor de schrijver om hier een roman over te schrijven: Tropenvader. Hoofdpersoon van Tropenvader is Erik, dertien jaar als zijn ouders 104 _ pindah*

in 1975 scheidden. Samen met zijn twee jongere broers blijft hij bij vader Fred wonen, een hardwerkende advocaat die nauwelijks tijd heeft voor zijn kinderen. Fred heeft in Indië, in de oorlog, vreselijk geleden maar hij zwijgt hoewel zijn ervaringen in het mannenkamp hem blijven achtervolgen. In flashbacks verneemt de lezer over deze gruwelen, over de nachten dat hij gedwongen wordt op strooptocht te gaan om voedsel buiten het kamp te zoeken en de verkrachtingen die hem worden aangedaan. ‘(….), zijn dromen waren het allerergst. Dromen waarin ze hem na een wilde achtervolging steevast te pakken kregen en zijn kleren van het lijf scheurden.’ In deze vader-zoon roman raakt Erik gefascineerd door zijn autoritaire, zwijgzame vader die ook een warme, liefdevolle kant heeft. Wanneer Fred zijn kinderen meeneemt naar Java, op zoek naar de plek van het mannenkamp, wordt zijn geschiedenis voor zijn oudste zoon een stuk duidelijker. Het boek is een liefdevol relaas waarin een zoon steeds meer begrip voor zijn vader kan opbrengen, een boek waarin je blijft doorlezen om erachter te komen wat zich in het verleden van Fred heeft afgespeeld. Is Tropenvader een aanrader? Jazeker. (MW) TROPENVADER Diederik Samwel, uitgeverij Brandt, € 22.50

‘Weet je of je vader tijdens de oorlog in Nederlands-Indië een liefje had?’, wordt Sanne Biesheuvel gevraagd. Een vraag waarbij ze nooit stil heeft gestaan. Sanne gaat zoeken in de verhuisdoos waar de spullen van haar vader na diens dood zijn opgeborgen. Ze vindt drie dagboeken die hij heeft bijgehouden in Nederlands-Indië. Dirk wordt als dienstplichtige soldaat in 1946 naar Nederlands-Indië gestuurd waar hij als hospik gaat werken omdat hij geen wapens wil dragen. Hij wil geen mensen doodschieten. De oorlog beleeft hij daardoor vanaf de achterkant: hij verzorgt de gewonden en kist de gesneuvelden. Tijdens de twee ‘politionele’ acties is hij ongewild getuige van agressie, martelingen en massamoorden. Ook wordt hij voor het eerst echt verliefd. Op de Indische Tati en de twee krijgen een gepassioneerde relatie. Ze kunnen niet bij elkaar blijven. Tati gaat naar haar moeder die haar hulp nodig heeft en Dirk wordt onverwacht eerder naar Nederland gestuurd. De Nederlandse regering beseft dat de strijd een verloren zaak is en de onafhankelijkheid van Indonesië onafwendbaar. Dirk voelt zich verraden omdat hij nu gezien wordt als de wrede bezetter, de onderdrukker. Dirk: ‘Dat voelde zo oneerlijk, zo gemeen.’ Dirk en Tati zien elkaar nooit meer terug. Het boek sluit naadloos aan bij het grootschalig onderzoek van Nederland naar de ‘politionele acties’ 1947-1949 en het geweld in (voormalig) NederlandsIndië. Over het eerste heeft

koning Willem Alexander in maart 2020 tijdens het staatsbezoek aan Indonesië excuses aangeboden voor het excessieve geweld van Nederland in die periode. De groep soldaten die dit uit de eerste hand kan vertellen, sterft uit. Met het verhaal van Dirk wordt deze zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis in een bredere context geplaatst. (MW) OORLOG AAN DE OVERKANT Sanne Biesheuvel, uitgever In de Knipscheer, € 22,00

Gesloten Koffers Indringende roman over het Molukse verdriet. De Molukse KNIL-soldaat Itja Hatuopar voelt zich afgedankt. Volkomen onverwacht zijn hij en zijn wapenbroeders bij aankomst in Nederland ontslagen. Weggestopt in een barakkenkamp, ergens in de Betuwe, zonder inkomsten en een verbod om te werken, merkt Itja dat de Molukkers helemaal niet welkom zijn. Verbitterd weigert hij zich neer te leggen bij de strenge leefregels. Zijn vrouw Ina doet haar best om hun dochters en zonen een toekomst te geven. Ze kan niet voorkomen dat haar gezin terechtkomt in een draaikolk van botsende belangen. Een extreme verzetsdaad zet de familieband op scherp. (SJ) GESLOTEN KOFFERS Sylvia Pessireron, The House of Books, € 21,99


ROMAN

Een mens kan zichzelf troosten ‘Een indrukwekkende familiegeschiedenis: ik kreeg diepe bewondering voor de veerkrachtige Kim in deze ode van een kleindochter aan haar markante grootmoeder.’ Olga Majeau Majeau, Een schitterend isolement Kim A Thjang wordt in 1921 op het eiland Bangka in Nederlands-Indië op haar vijftiende uitgehuwelijkt. Ze krijgt twee kinderen, maar wordt zo zwaar mishandeld dat ze moet vluchten met achterlating van haar kinderen. Na omzwervingen schiet haar vader haar van het erf. Later trouwt ze een Hollander. Van hem moet ze zwijgen over haar voorkinderen. Hoe gaat het haar lukken nog meer tegenslag te overleven? En wat gebeurt er als vijf decennia later de voorkinderen zich melden? Dit is het verhaal van een sterke vrouw die haar tijd ver vooruit was. In de jaren twintig, veertig en vijftig zorgde ze al voor haar eigen inkomen. Met haar doorzettingsvermogen en veerkracht is zij een bron van inspiratie.

Puck Bossert (Bussum, 1959) Deze debuutroman beschrijft het bijzondere leven van haar Chinees-Indische oma. Vanaf haar puberteit, toen het geheim van haar oma duidelijk werd, heeft zij dit boek willen schrijven. Pas nadat haar moeder (Inge) in 2019 overleed, pakte ze de pen op. W W W. P U C K B O S S E R T . N L ISBN 978 90 9033013 6

KORTING SB O N SP E CI A L E KORT I N G VOOR D E L E Z E RS

€ 5,K O RT I N

G

VAN:

€ 2 1 ,95

VOOR:

€16,95

Vul de kortingscode in op de bestelpagina: www.puckbossert.nl Geldig t/m 30 september 2020

Kortingscode: 24261160


FAMILIE GESCHIEDENIS Toen de vrijheid vijfenzeventig jaar geleden aanbrak, begon voor de Indische moeder van schrijfster Yaël Vinckx de oorlog. Of beter gezegd, de volgende oorlog. Niet lang na de overgave van Duitsland voer zij vanuit Nederland op een schip naar Soerabaja. Yaël vertelt over haar familiegeschiedenis en over haar workshops. door Yaël Vinckx

106 _ pindah*


ORAL HISTORY

In de zomer van 1945 keerde mijn opa terug uit een Duits krijgsgevangenenkamp. Drie jaar had het gezin niets van hem vernomen - op een stapeltje kleren en een hoed na die ergens halverwege zijn gedwongen afwezigheid waren bezorgd. Toen oma in een helder ogenblik de jaszakken binnenstebuiten keerde, vond ze een flinter papier. Lihat di dalam topi toe stond daar, kijk in de hoed. En ja, in de hoed zat een kattenbelletje verstopt: ‘Ik denk veel aan jullie’. Wat er daarna was gebeurd, wist niemand. Tot hij die zomerse ochtend op de keukendeur klopte. Lang duurde het samenzijn niet. In de herfst van 1945 ging mijn opa, een marineofficier, op het vliegtuig naar Nederlands-Indië. Daar wachtte hem een nieuwe oorlog. Oma volgde een paar maanden later, met de twee kinderen. Een van hen was mijn moeder, negen jaar oud. Oma was opgetogen, ze keerde immers terug naar ‘haar’ land. Geboren uit een Hollandse plantagehouder en een inheemse vrouw en opgegroeid op een theeplantage in Malang, was ze voorbestemd voor een leven in de kolonie. Tot de dag dat een marineofficier, een boomlange Hollander met adellijk Pruisisch bloed, haar het hof maakte. In 1935 kwamen ze in Vlissingen aan. Op de dijk woei de wind haar altijd in het gezicht. Na de gevangenneming van haar man in 1942 dwaalde oma met haar kinderen door Nederland. Makkelijk was het niet; ze kende hier niemand, kon geen trui breien en geen houtkachel aanmaken. Daarbij had ze een neus voor het verkeerde moment op de verkeerde plek. Van Scheveningen (Sperrgebiet) ging zij naar Arnhem, waar het gezin midden in de slag om de stad terechtkwam, door naar Amsterdam, waar het in de Hongerwinter belandde.

En aanpassen, dat deden onze (groot) ouders. Geen rendang maar draadjesvlees, geen rijst maar aardappelen

lichtje in mijn hoofd

Eind 1945 zette mijn oma voet aan wal in Soerabaja. Maar hoewel ze slechts tien jaar was weggeweest, voelde het niet als thuis. Jappenkamp en Bersiap hadden haar land onherkenbaar veranderd. En terwijl opa als commandant van een korvet over de wateren voer, in de strijd tegen de onafhankelijkheidsstrijders (al werden ze bij mij thuis nooit zo genoemd), trok zij zich angstig terug in haar huis. Zodra de schemer viel, gingen alle deuren en ramen op slot. In 1950 kwam aan dat ommuurde leven abrupt een einde. Opa zat inmiddels in het cachot; enkele weken voor de soevereniteitsoverdracht aan Indonesië had hij geweigerd de Indonesische vlag op zijn schip te hijsen, ‘de vlag waaronder zo veel Indische vrouwen en kinderen zijn vermoord’, liet hij de seinofficier naar zijn superieuren teksten. Daarop lieten zij hem voor het oog van zijn bemanning arresteren. Elf dagen later kwam hij vrij. Op de boot terug naar Nederland was het berooide gezin kotsmisselijk geweest. Toen ik dit verhaal begin jaren negentig aan een docent op de School voor de Journalistiek vertelde, zei hij: ‘Jij hebt een boek in handen’. Het was alsof iemand een lichtje in mijn hoofd aanstak. Ik ging een boek schrijven! Er was echter één probleem: twee hoofdrolspelers, opa en oma, waren inmiddels dood. Maar ach, zo veel hadden ze bij leven nu ook weer niet verteld. En zeiden ze eens iets, dan ging het altijd over de Slag om Arnhem of de Hongerwinter in Amsterdam. Dat nu bleek exemplarisch te zijn voor Indische pindah* _ 107


UITGEVERIJ COSSEE

familiegeschiedenissen, ontdekte ik in 2015. Na vijfentwintig jaar had ik dan toch het boek over mijn familie in oorlogstijd geschreven en gaf ik workshops ‘familiegeschiedenis schrijven’ aan het cursuscentrum van de Universiteit Leiden. Daar trok ik vooral mensen die over hun familie tijdens de Tweede Wereldoorlog of de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd wilden schrijven.

maleis Met één groot verschil: over de strijd tegen de Duitsers wilden familieleden vaak wel vertellen, maar over het gevecht tegen de Indonesiërs hielden ze hun mond stijf dicht. Ik herkende dat: ik ontdekte pas op mijn vijftiende dat mijn moeder een beetje Maleis sprak. Op de markt in Leiderdorp schreeuwde de omroeper: ‘Wie tot tien kan tellen in het Maleis, wint een krentenbrood.’ Tot mijn stomme verbazing hoorde ik even later mijn moeder door de microfoon: ‘Satu, dua, tiga...’ Ik legde de kwestie voor aan de toenmalig directeur van het Airborne Museum in Oosterbeek, Jan Hovers, dat zich bezighoudt met de Slag om Arnhem. ‘Het heeft te maken met winnen en verliezen’, zei hij. ‘Een mens wordt nu eenmaal liever aan een overwinning dan aan een nederlaag herinnerd.’ Het was iets wat veel cursisten vertelden: achterom kijken had geen zin, ‘ons’ Indië kwam toch nooit meer terug, beter passen we ons aan. En aanpassen, dat deden onze (groot)ouders. Geen rendang maar draadjesvlees, geen rijst maar aardappelen. Griselda Molemans beschreef het in haar familiegeschiedenis met de treffende titel Opgevangen in andijvielucht. Toch, er komen lichtpuntjes voor de Indische familiegeschiedenis. Indische mensen en Indiëgangers mochten hun verhaal dan 108 _ pindah*

Yaël Vinckx is journalist en schrijver. Ze schreef oa. De oorlog van mijn moeder (uitgeverij Cossee, 2015), waarvoor ze een Pax Vredesduif ontving. Ze geeft ook cursussen Familiegeschiedenis Schrijven (LAK, Universiteit Leiden).

zelden aan hun kinderen vertellen, ze vertelden het steeds vaker wel aan hun kleinkinderen. Zo ervoer ook een vriend van mij. Zijn dochtertjes hadden aan hun oma een boek van Elma van Vliet gegeven met de titel Oma vertel eens. Later las hij dat zijn moeder onder het kopje ‘jeugdherinnering’ had gekrabbeld: ‘Oma groeide op in een Jappenkamp. Dat was niet zo fijn.’ Toegegeven, met dat gegeven schrijf je geen familieroman van driehonderd pagina’s, maar het is een begin. Ook dit proces wist Jan Hovers te duiden. Naarmate mensen ouder worden, voelen ze zich veiliger om hun levensverhaal te vertellen; hun kinderen zijn inmiddels goed terechtgekomen. Om die reden ook, hebben ze hen nooit willen belasten met het verleden – doen ze nog steeds niet. De kinderen op hun beurt hebben geleerd niet naar dat pijnlijke verleden te vragen – bovendien kregen ze toch niets te horen. De kleinkinderen kennen dat mechanisme (nog) niet. Zij stellen heel open vragen – soms op het onbeleefde af – wat grootouders als een opluchting kunnen ervaren. In een project waar overlevers van de Holocaust langs scholen trokken om hun verhaal te doen, zeiden de ouderen de directheid van de scholieren te waarderen. Noem het een geluk bij een ongeluk. Vijfenzeventig jaar geleden begon voor sommigen de vrijheid en voor anderen de oorlog – in Nederlands-Indië lagen die twee overigens heel dicht bij elkaar, het was maar net aan welke kant van de scheidslijn je stond. Beide verhalen moeten worden verteld, niet alleen ‘opdat wij nooit mogen vergeten’, maar ook omdat ze zo veel zeggen over wie we zijn.


ORAL HISTORY

Hoe schrijf ik een familiegeschiedenis? U wilt het verhaal van uw Indische familie opschrijven? Een paar tips: Ooggetuigen zijn overleden, brieven en foto’s zijn verdwenen. Kortom, u heeft geen documentatie. Haast u dan naar het Koninklijk Instituut van Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden. Hun archief is een goudmijn. U heeft dozen vol brieven, dagboeken, foto’s, stambomen, etc. Kortom, u heeft te veel informatie. Lees het, schuif het terzijde en begin te schrijven. Denk niet te lang na over de ‘eerste zin’, maar begin bij de eerste herinnering die opwelt. Stel familieleden geen algemene vragen, maar maak concrete vragen aan de hand van thema’s als armoede, ruzie, voedsel. Dus niet ‘Mama, hoe was het in de oorlog?’, wel ‘Wat at je uit de gaarkeuken?’ (Thema’s vindt u in Hoe schrijf ik een familiegeschiedenis van Marijke Hilhorst). Let op welke stem, opvattingen, eigenaardigheden u een personage geeft. En heeft u die eenmaal gekozen, houd u daar dan ook aan. (Continuïteit creëert u met hulp van Questionnaire van Marcel Proust).

Mooie Indische familiegeschiedenissen (of boeken waarin Nederlands-Indië een rol speelt) Adriaan van Dis, Indische duinen Geert Mak, De eeuw van mijn vader Josha Zwaan, Zeevonk Pauline Slot, Soerabaja Hans Goedkoop, De laatste man Annegriet Wietsma en Stef Scagliola, Liefde in tijden van oorlog; onze jongens en hun verzwegen kinderen in de Oost

Zoek het conflict. Een gelukkige jeugd is fijn voor u, maar dodelijk voor het verhaal. Een verhaal kan niet zonder wrijving. Alvorens gelukkig te leven moeten de personages door een diep dal. (Voor verhaalontwikkeling leest u Storytelling in twaalf stappen van Mieke Bouma).

pindah* _ 109


75‘75jaar 15 augustus! jaar vrijheid’ 75 jaar 15 augustus

Niet maar is de slogan van Stichting Herdenking augustus 1945. Voorzitter Erry Stoové legt uit waarom. door Simone Jacobs foto’s Gail Meijer

Op 5 mei wordt in Nederland de bevrijding van de nazi-overheersing in Nederland gevierd, terwijl de Indische, Molukse, Chinees-Indische, Toegoenese en Papoea gemeenschap in Nederlands-Indië pas op 15 augustus 1945 werd bevrijd van de Japanse onderdrukking. Voldoende aanleiding voor de Stichting Herdenking 15 augustus om niet de alom te zien en te horen kreet van de Nederlandse overheid en van de media: ‘75 jaar vrijheid’ over te nemen. Volgens voorzitter Erry Stoové omdat het moet passen bij de ervaringen van onze gemeenschap. Stoové zegt het niet maar hij bedoelt het wel: na de Japanse bezetting volgden de wrede Bersiap-tijd en de ‘politionele acties’ door Nederland. Zelfs na de officiële Indonesische onafhankelijkheid op 27 december 1949 werd het geweld tegen verschillende groepen in voormalig Nederlands-Indië niet gestaakt. Een moeilijke kwestie beaamt Erry Stoové, een beminnelijke man die doet denken aan een jongere broer van gentleman-schrijver Adriaan van Dis. Stoové werd in 1947 in Soerabaja geboren en kwam tien jaar later naar Nederland omdat zijn Indische familie in hun geboorteland werd bedreigd. Stoové heeft het altijd als zijn taak gezien, als verantwoordelijkheid jegens zijn ouders en grootouders, om zich in te zetten voor de Indische gemeenschap in Nederland en dus ook voor de zogenoemde Indië herdenking 15 augustus. Deze kreeg een aantal jaren geleden net zoals de Auschwitz herdenking het predikaat Nationale Herdenking. De herdenking in Den Haag kent enkele vaste rituelen. Er is altijd een Bekende Nederlander als spreker, er wordt altijd een krans gelegd namens de Nederlandse regering en er wordt altijd een krans gelegd door drie generaties van een familie die te lijden heeft 110 _ pindah*

gehad onder de Japanse bezetting. In de hoop dat de tradite van herdenken door de volgende generaties wordt voortgezet. Een kleine primeur voor PINDAH. Dit jaar zullen drie generaties van een Joodse familie uit voormalig Nederlands-Indië de krans van de overlevenden leggen. Waarom een Joodse familie? We – ik ben zelf een Joodse Pinda met een grootvader die onthoofd is door de Japanners - hebben al veel aandacht gekregen. Waarom niet een Molukse of een Peranakan familie? ‘We leggen elk jaar een extra accent. Zo hebben we in het verleden bijvoorbeeld zes oorlogswezen uit één gezin, waarvan hun broertje van negen jaar was overleden in het kamp, een krans laten leggen. Die familie hebben we belicht en het brede verhaal daarachter. Dit jaar valt de keus op een Joodse familie. Die hebben ook geleden in de oorlog in Indië.’ In de Indische gemeenschap gaan stemmen op dat elke gemeenschap haar eigen krans zou moeten kunnen leggen? Dus de Molukkers een krans, de Peranakan Chinezen een krans, de totoks, de Indo’s? ‘Na de officiële plechtigheid kunnen bezoekers bloemen, kransen, briefjes bij het Indië monument in Den Haag leggen. Maar in het officiële gedeelte kiezen we voor de harmonie, proberen we eenheid te creëren, een moment van verbondenheid. We zijn één gemeenschap, dat willen we laten zien. We geloven niet in polarisatie.’ Er is ook kritiek op de Indië herdenking 15 augustus. Het zou te wit zijn. Op de eerste tien rijen zitten alleen maar witte mensen. Geen Indo’s, geen Molukkers, geen Papoea’s.


75 JAAR VRIJHEID

In de Indische gemeenschap heerst onvrede over de 15 augustus Indië herdenking. Hierbij citeren we drie betrokkenen. Miss Sunny Jansen: ‘Wat herdenken we op 15 augustus? Het einde van de oorlog met Japan? Dat wil niet zeggen dat er meteen vrede was voor de Indische Nederlanders die werden opgejaagd en vermoord door de Indonesische revolutionairen. Verder hoor ik ook niks over de zwarte soldaten tijdens deze memorial. Mijn opa uit Çuracao, gevochten en doodgegaan voor de Nederlandse driekleur, heeft nooit een graf of enige erkenning gekregen. De Oorlogsgravenstichting schreef mij: ‘Daar zijn lichaam niet is gevonden, is er ook geen graf voor hem op de begraafplaatsen in Indonesie...’ Leroy Aznam: ‘De herdenking gaat totaal langs mij heen en bij vele anderen ook. Deze bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis krijgt sowieso te weinig aandacht en dat zal waarschijnlijk altijd zo blijven.’ Sylvia Pessireron: ‘De Indië herdenking hoort een afspiegeling te zijn van de diversiteit binnen de Nederlands-Indische gemeenschap. Dat is het nog veel te weinig, terwijl de gemeenschappelijke oorlogservaringen en -verhalen van de verschillende groepen juist voor een sterkere verbinding zorgen. Nu is het nog steeds white man first.’ ‘Op de eerste rijen zitten de hoogwaardigheidsbekleders en die zijn meestal wit, hoewel de huidige voorzitter van deTweede Kamer Khadija Arib een Marrokaanse achtergrond heeft. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei helpt ons bij de inrichting en uitvoering van de herdenking en zij hebben ons gezegd het protocol te volgen. Daarvoor was het minder gestructureerd.’

Leroy Aznam

Het kan ook anders. Ik herinner me de grote MH 17 herdenking waarbij de koninklijke familie en de regeringsvertegenwoordigers tussen het publiek zaten? ‘Daar hebben we nog niet voor gekozen.’ Vindt u dat de Nederlandse regering excuses moet maken aan de Indische gemeenschap, over hoe de overheid zich in en na de oorlog heeft gedragen en de 350.000 mensen die van Indië naar Nederland zijn gekomen in de kou heeft laten staan? ‘We moeten ervoor oppassen dat de Nationale Herdenking 15 augustus 1945 een politiek platform wordt. Ik denk dat er een verschil is. De Nederlandse overheid heeft zich in en na de oorlog heel slecht gedragen tegenover met name de Joodse gemeenschap. Ons kantelpunt is 15 augustus. Een zeer symbolische datum waarop iedereen ruimte krijgt om zijn of haar herdenking in te vullen. Dat verbroedert.’ Dat koning Willem Alexander op 9 maart 2020 tijdens het staatsbezoek aan Indonesië excuses heeft aangeboden voor het Nederlandse geweld in de koloniale oorlog van 1945-1949 vindt Erry Stoové meer passend. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is om commentaar gevraagd maar PINDAH heeft geen antwoord gekregen.

Miss Sunny Jansen

Sylvia Pessireron

pindah* _ 111


Het was een bijzondere familie. De inheemse prins Soejono en zijn kinderen Irawan en Mimi streden ver van huis in Nederland tegen de nazi-bezetting. Maar ze wilden eveneens een onafhankelijk IndonesiĂŤ. Het kostte vader Soejono, zijn zoon Irawan en schoonzoon Maroeto het leven.

Portret van Pangeran Trio Soejono, minister zonder portefeuille in het oorlogskabinet te Londen door Anton Abraham van Anrooy

112 _ pindah*

RIJKSMUSEUM AMSTERDAM

door Joss Wibisono


75 JAAR VRIJHEID

Familie Soejono

MET HART EN ZIEL TEGEN ONDERDRUKKING De laatste jaren krijgt de rol van Indonesiërs in het Nederlandse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog meer aandacht. Vooral over de activiteiten van de familie Soejono wordt steeds meer duidelijk. Zoon Irawan Soejono is de enige van de familie die nog enige bekendheid heeft, aangezien in het Amsterdamse Osdorp een straat naar hem is vernoemd. Zijn zus Mimi en zijn zwager Maroeto Daroesman waren echter ook actief in het verzet. Vader Soejono zat als enige inheemse in het kabinet van premier Gerbrandy, zij het zonder portefeuille. Dit feit trok al de aandacht van de Nederlandse schrijvers Harry Poeze en Herman Keppy, maar die behandelen Soejono los van zijn kinderen. Ondanks dat vader en kinderen tijdens hun verzetswerk ver van elkaar verwijderd waren, streden zij allen met hart en ziel voor hetzelfde doel.

adellijk geslacht Soejono werd in 1886 geboren in Toeloengagoeng, Oost-Java, uit een adellijk geslacht. Hij was een van de weinige inheemsen die het Groot-Ambtenaarsdiploma haalde. In 1915 trad hij in het huwelijk met Sasanti, dochter van de regent van Poerwodadi op MiddenJava en werd hij regent van Pasoeroean, Oost-Java, een functie die hij tot 1927 vervulde. Alle vier kinderen van het echtpaar Soejono waren in Pasoeroean geboren: na twee dochters Loes Soepianti (1916) en Mimie Soetiasmi (1918) kwamen er twee zonen, Irawan (1920) en Idajat (1921). In 1920 werd Soejono lid van de Volksraad, wier leden waren benoemd door de gouverneur-generaal. In deze functie kreeg hij in 1930 de opdracht om zich in Nederland te vestigen. Het hele gezin Soejono kwam zo in Den Haag terecht. Na al een keer terug gegaan te zijn, kwam hij in 1939 ‒ zo leek het ‒ definitief terug naar Batavia, waar hij lid werd van de Raad van Nederlands-Indië, het hoogste adviesorgaan van de regering. De kinderen bleven in Nederland vanwege hun studie.

zelfbeschikkingsrecht Soejono maakte dus carrière binnen de koloniale bureaucratie en werkte samen met de Nederlands-Indische autoriteiten. Hij behoorde daarmee tot de zogenaamde coöperatieven, die wilden bijdragen aan constructieve relaties met de Nederlanders. Vanaf de jaren twintig kwamen er ook steeds meer mensen in bewegingen die weigerden samen te werken met de Nederlanders, de noncoöperatieven. Ze waren overtuigd dat het streven naar zelfbeschikkingsrecht niet op steun van de Nederlanders kon rekenen. De Nederlandse regering en koningin Wilhelmina vluchtten in

mei 1940 naar Londen. Soejono was samen met gouverneur van Nederlands-Indië Huib van Mook, vlak na de inval van de Japanse troepen in december 1941, naar Australië gevlucht. In mei 1942 kwamen ze samen aan in Londen. Volgens historicus Loe de Jong stelde Van Mook bij zijn beëdiging als Minister van Koloniën voor de naam van zijn departement te wijzigen in Departement van Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao. Koningin Wilhelmina meende dat dit alleen in overleg met het parlement kon gebeuren. Aangezien dat niet in Londen zetelde ging de wijziging niet door.

inheemse minister Van Mook gaf zich niet snel gewonnen en stelde niet lang daarna voor Soejono in het kabinet op te nemen. Zo’n opvallende benoeming zou de Indonesiërs en vooral ook de Verenigde Staten duidelijk moeten maken dat geen onderscheid meer werd gemaakt tussen Nederlanders en Indonesiërs en dat een Indonesiër nu mede het regeringsbeleid bepaalde. Wederom uitte Wilhelmina haar bezwaar, met dezelfde argumentatie: ‘het kan niet buiten de volksvertegenwoordiging om’. Maar na een klemmend beroep van Van Mook trok de koningin haar bezwaren in en ondertekende zij het koninklijk besluit met de benoeming van Soejono. En kreeg Nederland voor het eerst een inheemse minister. De Jong merkte ook op dat in Amerika de opvatting overheerste dat koloniale regimes uit de tijd waren. Tegelijkertijd zouden het vooral Amerikaanse soldaten zijn die de Japanners uit NederlandsIndië zouden moeten verdrijven. Het grootste deel van Indië viel immers onder de South-West Pacific Area onder het gezag van de toenmalige Amerikaanse generaal MacArthur. Amerika zou zich wel eens van die taak kunnen distantiëren als de Nederlandse regering erop stond de koloniale verhoudingen na de oorlog te willen herstellen. Amerika had zelf tijdens de oorlog al de onafhankelijkheid beloofd aan de Filippijnen. Bij de Nederlandse regering bleef besluiteloosheid troef en Wilhelmina leek zich nergens aan te willen verbinden. In de woorden van De Jong: ‘Zei het kabinet ‘ja’, dan zou de koningin alsnog ‘neen’ kunnen zeggen.’

onzuivere motieven De motieven om Soejono in het kabinet te benoemen, waren daarom onzuiver te noemen. Het was eerder bedoeld om Amerikaanse steun voor de bevrijding van Indië veilig te stellen dan om de koloniale verhoudingen te herdefiniëren. Dit werd zonneklaar pindah* _ 113


75 JAAR VRIJHEID

toen Soejono met het voorstel kwam om de Indonesiërs na de oorlog zelfbeschikkingsrecht toe te kennen. Een volledig onverwachte wending voor de andere leden van het kabinet. Maar door de Japanse dreiging en bezetting groeide bij coöperatieven als Soejono de consensus dat Nederland het zelfbeschikkingsrecht van Indonesië moest erkennen. Soejono deed tot drie keer toe een hartstochtelijk beroep op zijn collega’s in het kabinet om in te stemmen met de zelfstandigheid van Indonesië na de oorlog. Er was echter niemand die hem daarin steunde. Dit greep hem dusdanig aan (sommige omstanders zeiden dat hij doodsbleek werd) dat hij op 5 januari 1943 overleed aan de gevolgen van een hartaanval, nog geen maand na de toespraak van Wilhelmina over de toekomst van Indonesië, Suriname en Curaçao. Het woord ‘onafhankelijkheid’ was daarbij niet te horen.

onderduikadressen Niet alleen vader Soejono streed tegen de Duitsers en voor de onafhankelijkheid van zijn geboorteland. Ook zoon Irawan had hetzelfde doel. Hij was student Sociografie in Leiden en lid van Perhimpoenan Indonesia (PI, Indonesische studentenvereniging). Voor de bezetting streefde PI naar een onafhankelijk Indonesië, maar tijdens de Duitse bezetting zag men in dat het fascisme een hindernis vormde voor een onafhankelijk Indonesië en besloot men mee te werken aan het Nederlandse verzet. Het streven naar een onafhankelijk Indonesië was niet vergeten maar werd tijdelijk naar de achtergrond gedrukt. Er zijn drie soorten verzetsactiviteiten van Irawan Soejono. Toen hij naar Amsterdam verhuisde na sluiting van de Leidse universiteit hielp hij Slamet Faiman in Amsterdam-Zuid met het zoeken van onderduikadressen voor Joodse kinderen. Terug in Leiden, begin 1944, werd Irawan belast met de technische verzorging van het blad De Bevrijding. Ook was hij lid van de Indonesische gevechtsgroep Soerapati van de Leidse Binnenlandse Strijdkrachten, die na zijn dood naar hem genoemd zou worden. Op die fatale zaterdagmiddag, 13 januari 1945, reed Irawan op de fiets in de Breestraat in Leiden met achterop een zojuist gerepareerde stencilmachine waarop De Bevrijding werd gedrukt. Daar was net een razzia gaande om mannen in de leeftijd van 18 tot 40 jaar op te pakken om naar Duitsland af te voeren. Beseffend dat een ontdekking van de stencilmachine hem fataal zou worden, fietste hij een zijstraat in maar hij werd door een soldaat van de Wehrmacht gezien die hem later op de Boommarkt genadeloos doodschoot. Irawan werd begraven in Leiden, maar bijna twee jaar 114 _ pindah*

Niet alleen vader Soejono streed tegen de Duitsers en voor de onafhankelijkheid van zijn geboorteland, ook zoon Irawan had hetzelfde doel

later alsnog gecremeerd. Zijn as werd naar Indonesië gebracht waar hij werd begraven in Jakarta, naast zijn moeder Sasanti.

Ziel van de bevrijding

Irawan heeft geen geschriften achtergelaten. Maar mensen die hem goed kenden, hadden veel waardering voor hem. Zo schreef Soeripno, redacteur van De Bevrijding, over hem: ’Weer of geen weer, gevaar of geen gevaar, bij nacht en ontij, Henk (zijn schuilnaam was Henk van de Bevrijding) was steeds in touw. Nauwgezet kweet hij zich van zijn taak, maakte zich tot een der meest verdienstelijke leden van de Perhimpoenan Indonesia en was de ziel van De Bevrijding.’ Zus Mimi was in Amsterdam ook lid van de PI en verspreidde illegale kranten. Daartoe behoorde waarschijnlijk ook de illegale krant Trouw. Dezelfde Trouw die een speciale editie aan Indonesië wijdde die openlijk de terugkeer van de koloniale verhoudingen na de oorlog bepleitte. Anders dan Irawan heeft Mimi wel geschriften achtergelaten. Zo pleitte zij in juni 1945 voor het zelfbeschikkingsrecht van Indonesië maar zij wist op dat moment niet dat de leiders van het Indonesische verzet tegen Nederland - Soekarno en Hatta - al bezig waren met het voorbereiden van de onafhankelijkheid.

Mimi en Maroeto Maroeto Daroesman was een student Indologie in Leiden die actief was in de strijd voor de bevrijding. In 1946 trouwden Mimi en Maroeto en keerden zij terug naar hun vaderland om de strijd voor de bevrijding van Indonesië voort te zetten. In 1948 deed Maroeto mee aan de communistische opstand in Madioen (Oost-Java) tegen de Republikeinen van Soekarno en hun vermeende Amerikaanse belangen. Hij werd gevangengenomen en geëxecuteerd door de Republikeinse troepen. Een opstand die het leven heeft gekost aan naar schatting 10.000 Indonesiërs. Mimi is achtergebleven met twee kinderen maar in 1950 hertrouwde zij met Jusuf Mudadalam die zij had leren kennen tijdens de oorlog in Leiden. Ze stierf plotseling op 19 januari 1976, waarschijnlijk aan een hartaanval net als haar vader 33 jaar eerder.


Let op: actie loopt tot 31-5-2020. Kijk op volkskrant.nl/lees voor de actievoorwaarden

“Eigenlijk zou iedereen de Volkskrant moeten lezen�

Nu tot wel

8 weken, maar 4,Stopt automatisch.

Ga snel naar volkskrant.nl/lees


HEEFT HERDENKEN ZIN? door Theodor Holman foto Harold Pereira

E

Theodor Holman (1953) is publicist, radiopresentator, (scenario)schrijver en columnist bij onder meer Het Parool.

116 _ pindah*

en paar jaar na de dood van mijn vader wilde mijn moeder opeens naar de ‘Indië-herdenking’, de herdenking van de oorlogsslachtoffers van de Japanse bezetting in Nederlands-Indië. ‘Waarom wil je dat, mam?’ ‘Ja… Als je niet kan, vraag ik je zuster wel’. ‘Ik kan, maar waarom wil je dat?’ ‘We kunnen ook met de trein gaan.’ ‘Nee, we kunnen met de auto. Maar waarom wil je nu opeens naar die herdenking?’ ‘We kunnen ook vragen of je zuster meegaat.’ Waarom bleef ik toch maar vragen? Het was niet dat ze me geen antwoord wilde geven, ze kon het niet; de oorlog had ook de gevoelswaarde van haar woorden aangetast. Taal vermengd met de beelden die ze in het kamp gedwongen was te zien, had haar een onvermogen bezorgd om op waaromvragen een direct antwoord te geven. Waarom? Vermoedelijk omdat er geen goed antwoord was. Al van kinds af aan bestond het grootste gedeelte van ons contact uit het interpreteren van haar bedoelingen. Ikzelf had geen zin om die Tweede Wereldoorlog te herdenken. Als kind van de jaren zestig vond ik het ‘twee minuten stil’ zijn op vier mei hypocriet, want waarom een oorlog herdenken - en wat deed je dan precies die al was afgelopen, terwijl er om ons heen nog overal werd gevochten. En die Indiëherdenking… Onzin. Ik werd al iedere dag gedwongen aan die oorlog te denken! Was het mijn betrokkenheid met de wereld die mijn naïviteit koesterde of was het mijn naïviteit die mij betrokken deed zijn? Ik bracht mijn moeder naar Den Haag. Het was 1990. Alles ergerde mij.

Allereerst het monument zelf, zoals gemaakt door Jaroeslawa Dankowa. Laat ik het zo zeggen: wat verbeeld was, kwam mij voor als een gruwelijke droom. Mannen en vrouwen, half dood, uitgemergeld… Er werd weinig gesuggereerd. ‘De geest overwint,’ stond er op. Welke geest? Wiens geest? Ja, we hadden de Japanners verslagen, maar wie niet dood was en uit de kampen had weten te komen, zoals mijn ouders, bezaten een geest die tot hun dood een schaduw over hun leven zou werpen. Mijn moeder vond het overigens prachtig. Tevens ergerde mij het onontkoombare ritueel van zo’n herdenking. Het Indische Onze Vader bijvoorbeeld. Zodra het ‘Bapa kami yang di sorga, dikuduskanlah nama-Mu’ had geklonken, zei mijn moeder: ‘Wat heerlijk om die taal weer te horen…’ Uiteraard werd ook nog het Wilhelmus gezongen en werd er met een vaandel gezwaaid. ‘Indrukwekkend’, klonk het naast me. Op de terugweg begon mijn moeder te praten, maar ik moest op de weg letten en ik vond haar eigenlijk iets te hysterisch, want ze sprak nooit zo over de oorlog. De volgende morgen belde ze me. ‘Ja, wat is er?’ Stilte. ‘Wat is er mam?’ ‘Je weet wel’, klonk het klein. En ik wist het ook. Niet geslapen, nachtmerrie op nachtmerrie gehad, het bed uit gegaan, een stuk of drie ‘slaapmutsen’ genomen, nog niet kunnen slapen en toen maar definitief opgestaan. Zo ging het wel eens vaker. Steeds vaker. ‘We gaan er niet meer heen’, zei ik. Ik ging ook niet. Zij wel. Al sloeg ze ook wel eens een jaar over, maar dan volgde


ESSAY

ze de herdenking op de televisie. Er waren vriendinnen die haar wel wilden halen en brengen en iedere keer weer eindigde het in nachtmerries. Het was alsof ze haar trauma - want dat had de psychiater zo vastgesteld - elk jaar wilde bevestigen. Alsof ze expres de pijn weer wilde voelen om hem te bestrijden. Op 19 januari 2000 stierf mijn moeder. Iets waar ik geen vat op kon krijgen, had bezit genomen van haar hersens, bleek uiteindelijk inoperabel en God weet in welke wereld ze verkeerde toen ze haar laatste adem uitblies. Juist in die tijd veranderde ik van gedachten. Op internet had ik ijdel mijn eigen naam eens ingetikt en ineens kwam ik daar mijn vader tegen. Althans: zijn Japanse interneringskaart. Hij was P (van prisoner) 14940. Waar hij gevangen is genomen, weet ik niet, want dat staat in het Japans. Daar staat ook dat mijn moeder op dat moment in de Bromostraat 49 woonde in Malang, op Java. Toen ik dat zag, hoorde ik uit een ver verleden de stem van mijn moeder: ‘Toen je vader gevangen zat, wist ik natuurlijk niet waar hij was.’ Mijn zuster was op dat moment zes weken oud. Dat ook mijn moeder in het kamp terecht zou komen wat haar leven totaal zou veranderen, kon ze toen nog niet beseffen. En ik wist ook iets niet. Eigenlijk wist ik niets van die oorlog in Indië. Waar had mijn moeder precies gezeten, in welke kampen had mijn vader precies gezeten? Hoe was de situatie daar precies?

Ik wilde de halve zinnen en de halve verhalen afmaken. Ik wilde wat ik niet begreep wegens te weinig kennis, begrijpen. Daarvoor moest ik een reis door de geschiedenis maken. Misschien moest ik eens wat brieven van mijn vader lezen. Misschien moest ik eens goed luisteren naar de herinneringen van mijn zuster. Misschien moest ik dat familiearchief eens op orde brengen. En misschien moest ik eens andere mensen vragen hoe het in die kampen was… Ik ben al die verdomde puzzelstukjes, al die rafelige snippers, nog aan elkaar aan het plakken. Maar ondertussen ben ik gaan herdenken. Waarom? Omdat de verhalen van die tijd - zo ontdekte ik - mij hebben gevormd; ze waren de eerste hoeksteen van mijn moraal; ze bepaalden de blik waarmee ik mens en wereld beschouw. De interneringskaart van mijn vader is een bewijs dat die periode niet echt een nachtmerrie is geweest, maar een bittere realiteit die misschien wel een nachtmerrie oversteeg. Ik zei het wel eens zo: ‘Die verhalen vormen en scherpen ons geweten. Wat goed en kwaad is, weten we onder meer door de geschiedenis, maar beseffen we nog beter door de persoonlijke verhalen die ons zijn verteld. Als we herdenken, dan herdenken we die verhalen. Herdenken is dan het oppoetsen van onze moraal.’ Wat een verhaal met je doet, weet je nooit. Een geschiedenis over de oorlog of de

Holocaust kan je bewegen tot vrede of je motiveren ten strijde te trekken. Door de oorlog wilde mijn vader dat ik in het leger zou dienen, terwijl ik juist door de verhalen die hij vertelde, ging dienstweigeren. Wanneer je ‘honderd malen’ die oorlogsverhalen hebt gehoord, ben je niet meer onkundig. Ze zorgen ervoor dat je minder onschuldig bent als je beslissingen neemt en dat je verantwoordelijker handelt dan wanneer je die verhalen niet zou kennen. Ook al kende je die verhalen maar half. De moraal is helaas geen vast gegeven. Hij moet voortdurend onderzocht worden. Maar ik weet zeker dat wie in zijn knapzak de verhalen van de Holocaust en de oorlog met zich meedraagt, beter begrijpt wat hij ten tijde van vrede moet doen. Wie herdenkt weet hoe goede zaken slecht kunnen aflopen. Daarom herdenk ik - ook. De geschiedenis laat ons soms in de schijn van een cirkel lopen. Wat ik vroeger afgrijselijk vond - dat ritueel met het Indische Onze Vader, het vreselijke beeld dat niets aan de verbeelding overlaat, de kransleggingen, de verplichte toespraken (ondertussen heb ik daar zelf mogen spreken), het vaandel, de militaire kapel, de vlag die halfstok hangt, ze ontroeren me nu. Het heeft betekenis. Het is zinvol, voor mij en vele anderen. Ik eer niet alleen mijn ouders, maar ook het fundament waarop ik sta waardoor ik kan zijn wat ik nu ben. Herdenken zorgt ervoor dat een onbegrijpelijk verhaal iets meer te verdragen wordt. pindah* _ 117


Xaviera Hollander Een gewoon Indisch meisje

Ze vergaarde roem als Xaviera Hollander met de internationale bestseller de Happy Hooker. Maar eigenlijk is Xaviera een Indisch meisje dat in Soerabaja werd geboren en in het Jappenkamp opgroeide. door Simone Jacobs foto C. Kamergorodski 118 _ pindah*


75 JAAR VRIJHEID

75 jaar vrijheid? Xaviera, een knappe, ronde vrouw, moet even nadenken. Ze zit in een comfortabele stoel, in de grote zitkamer van haar Amsterdam-Zuid villa met veel Indische symbolen zoals wajangpoppen. ‘Veel aandacht voor de bevrijding van Indië, 15 augustus 1945, is er in Nederland nooit geweest’, zegt ze. ‘De mensen uit Indië en hun leed zijn dikwijls niet serieus genomen. Er werd niet over gepraat. Dat zie je ook in die serie van Coen Verbraak over de jongens die direct na de oorlog naar Indië werden gestuurd en daar vreselijke dingen moesten doen en vreselijke dingen meemaakten. Ze hebben er nooit met iemand over gepraat. Ook niet met hun familie.’ Bij Xaviera thuis werd trouwens wel over de oorlog gepraat. Door haar moeder en ook door haar vader, over de verschrikkelijke mishandelingen die ze hebben moeten doorstaan. Xaviera schreef er een boek over, al in 2001, onder de titel Kind af. Deze autobiografie is dit jaar in herdruk genomen. Waarom, zo kun je je afvragen? Omdat het verhaal van Xaviera de gruwelen van oorlog laat zien: de wanhoop van gevangenen, de wreedheid van de onderdrukker, het willekeurig geselen en doden van onschuldigen en de honger, die eeuwige honger. Het zijn de ingrediënten voor het universele karakter van oorlog dat in het geval van Xaviera nogal ondergesneeuwd is geraakt door haar roem als internationaal prostituee en sexgoeroe.

vernedering Kind af krijgt een herkansing en na lezing besef je dat Xaviera, in 1943 geboren als Vera de Vries, nooit kind heeft mogen zijn. Ze was piepjong daar in het kamp Bangsa Yahudi, het kampgedeelte voor Joden waar zij door de afkomst van haar Indisch-Joodse vader Mick de Vries, psychiater, naartoe moest. Germaine, de FransDuitse moeder van Xaviera, volgde haar dochterje naar dit deel van het grote kamp Tjideng. Het Joodse deel werd ingericht nadat Duitse verbindingsofficieren naar Indië waren gekomen en de Japanners hadden geadviseerd om net zoals in Europa Joden van de niet-Joden te scheiden. Xaviera herinnert zich wel iets over haar eerste jaren. Ze herinnert zich dat de Europese vrouwen die langer waren dan de Japanse mannen diep ‘met gebogen knieën moesten buigen’ voor de Japanner. ‘Mama, hoe kan dat?’, vroeg ze met verbazing. Haar moeder legde uit dat het een onacceptabele vernedering voor de Japanse man was om tegen een vrouw op te kijken. ‘Opkijken tegen een blanke vrouw is nog erger’, schrijft Xaviera in haar autobiografie. Toen Xaviera zware dysenterie kreeg, probeerde haar moeder haar te redden door in de grond verborgen diamanten te ruilen voor een pak suiker, maar het ging mis. De moeder van Xaviera werd vervolgens in elkaar geslagen door de beruchte kampcommandant Sonei. Xaviera: ’Mijn moeder werd zo vreselijk getrapt en geschopt dat ze niet meer bewoog en voor dood lag. Ze hebben haar naar het lijkenhuis gebracht. Ik heb dit niet gezien maar later gehoord. Pas drie weken later kwam mijn moeder volledig veranderd terug in ons kamp in Tjideng.

Gered werd Xaviera door Ankie, haar Joodse achternichtje

Ik wist alleen niet waar mijn moeder was geweest maar ik kan me tot de dag van vandaag haar geschreeuw en gehuil nog herinneren. Ik was alleen.’ Xaviera’s vader zat in het mannenkamp waar hij als kamparts werkte.

kinderpsychiater Gered werd Xaviera door Ankie, haar Joodse achternichtje dat ook in het kamp zat en een stuk ouder was. Ankie hield de kleine Vera in leven met bananenschillen en afval: voedsel dat voor de honden en apen bestemd was. Xaviera schrijft: ‘Ankie behoedde me niet alleen tegen aanvallen van hongerige dieren, ze beschermde me ook tegen bruutheden van de bewakers door de aandacht af te leiden als we kattenkwaad uithaalden.’ De kamptijd tekende de ontwikkeling van Xaviera, die als kind onvoorspelbaar boos (mataglap) kon worden. Toen ze veertien jaar was, bezocht ze in Amsterdam een kinderpsychiater ‘die een speciale studie had gemaakt van kinderen die de verschrikkingen van het concentratiekamp hadden overleefd. Ik onderging een vorm van rebirth behandeling (…) Pas toen leerde ik te huilen zodat mijn verdriet en angsten naar buiten kwamen en niet verstopt bleven zitten in mijn gekwelde ziel.’ Na het einde van de oorlog bleef het gezin de Vries nog een jaar in Indië, terwijl vader Mick tijdens de Bersiap-periode* vreselijk gemarteld werd in de beruchte Werfstraat gevangenis. Met pijn in het hart nam Xaviera’s vader afscheid van het door hem geliefde Indië en is nooit meer teruggeweest. Xaviera is wel teruggegaan naar haar geboortestad Soerabaja, in de jaren zeventig. Xaviera: ‘Ik wilde mijn verleden terugvinden, ik wilde dat gevoel van vroeger voelen. Ik besef nu dat de geur van Soerabaja de geur van mijn jeugd is. Ik rook de haven, ik rook het water, ik herkende de gebeden van de muezzin*.’ Xaviera denkt geregeld aan Indië en aan haar vader die ze zo bewonderde. Ze vindt het fijn dat ze tegenwoordig niet meer als een Joodse diva wordt gezien maar als een gewoon Indisch meisje dat door de Indo gemeenschap met open armen wordt ontvangen. Xaviera: ‘Dat geeft me zo’n goed gevoel.’

*Bersiap: periode van geweld in NederlandsIndië (1945-1949 / definitie Wubo) gericht tegen niet-inheemsen en van collaboratie verdachte inheemsen *muezzin: moslim omroeper die de gelovigen oproept tot gebed Kind af door Xaviera Hollander, uitgeverij JUST PUBLISHERS, MEPPEL

pindah* _ 119


Priscilla Rosmolen en Evelien Riupassa zeggen in 2009 hun baan op en vertrekken naar Bali. Sindsdien runnen de vriendinnen – met Indische en Molukse roots – een Bali website met een online shop en hun Instagramkanaal @ welikebali met meer dan 127.000 volgers. door Evelien Riupassa en Priscilla Rosmolen foto’s @welikebali, @GetMyBoat

Flores

‘We raden deze bestemming vaak aan voor wie het ultieme island life wil ervaren: Flores. We komen hier elk jaar terug: eilandhoppen en slapen op een boot, aanmeren op mooie bounty eilandjes, snorkelen met reuzen-mantaroggen, de meest magische zonsondergangen beleven en vooral heel veel relaxen en lekker (local!) eten. Onze favoriet is Le Pirate Explorer. Onlangs verbleven we in het prachtige eco-resort The Seraya, met bungalows op het strand (Malediven, eat your heart out).’

We like Indonesia! Priscilla Rosmolen en Evelien Riupassa zijn gek op Bali. ‘In 2009 vertrokken we voor een jaar naar Bali’ vertellen ze, ‘maar we werden zo verliefd op het eilandleven dat we er niet meer weg zijn gegaan. Inmiddels hebben we waanzinnig veel prachtige eilanden in de Indonesische archipel verkend. Wij proberen zoveel mogelijk van Indonesië te zien! Naast de bekende Gili- en Nusa eilanden zijn er zo ontzettend veel mooie plekken die nog minder toeristisch zijn. Van de ongerepte natuur op Sumba tot de blue lagunes van Bawah, surfen op Sumbawa en het idyllische Roti. En we gaan ook graag naar Java en de Molukken waar onze roots liggen.’

Priscilla en Evelien delen in PINDAH* hun drie favorieten: 120 _ pindah*


REIZEN

Sumba Mentawai-eilanden

‘Midden in de Indische Oceaan aan de westkant van Sumatra vind je de Mentawai-eilanden. Een groep paradijselijke eilandjes met parelwitte stranden, wuivende palmbomen en waanzinnige surfspots. Onze favoriete bestemming voor een surftrip en om te ontsnappen aan het drukke Bali. Niet alleen voor gevorderde surfers geschikt, er zijn ook resorts met kleinere golven waar je kunt leren surfen en ook leuk als je met kinderen reist, zoals Aloita Resort op het eiland Simakakang. Je vliegt van Bali naar Padang en neemt dan de speedboot of ferry.’

‘Sumba ligt op minder dan 1 uur vliegen van Bali. Zo dichtbij! Ideaal zelfs alleen voor een lang weekend. Neem een stoel bij het raam en geniet tijdens de reis van een spectaculair uitzicht op de Indische Oceaan. Vanaf het vliegveld van de hoofdstad Tambolaka, West-Sumba, ga je door de mooie bergen naar het oostelijke deel van het eiland en passeer je kleine dorpjes aan schilderachtige wegen. Sumba steelt je hart. Alle kinderen op straat zwaaien naar je terwijl ze je tegemoet komen, enthousiast en met een grote lach op hun gezichten. De verborgen watervallen en prachtige rijstvelden schieten aan je voorbij. Na 1,5 uur rijden kom je aan op een plek met een adembenemend uitzicht over een exotisch dal dat zich kilometerslang uitstrekt, met alleen palmbomen, hagelwitte stranden en uitnodigende golven. Een paradijs.’

pindah* _ 121


COLUMN

IS BATIK TE FOLKLORE? door Michou Basu

Michou Basu (1968) is modejournalist van Het Financieele Dagblad. Ze pleit voor meer batik op straat. Als kledingstuk.

‘Meer batik op straat’, las ik in de allereerste PINDA*. Het artikel ging over de makers van modemerk Guave die voor de gewaxte stoffen pleitten. Goed idee. Want waarom is er eigenlijk zo weinig batik in de mode? Sowieso zie ik bar weinig Indonesië in de collecties van klinkende internationale modemerken. Van tijd tot tijd duikt ikat (tie dye) op in de denimwereld, maar van een echt grote trend is geen sprake. Vlisco, het bekende Helmondse bedrijf dat batikstoffen voor met name de Afrikaanse markt produceert, kwakkelt al jaren. Jammerrrr (met de klemtoon op de dubbele m) zou mijn Indische oma zeggen. Alhoewel noch mijn moeder noch mijn oma een gebatikte sarong droeg, was er volop batik in huis. Als kleed op tafel. Als kussen. Als gordijn voor een kastje. Niet als kledingstuk. Ik heb me nooit afgevraagd waarom niet. Pas toen ik dit stuk ging schrijven, viel het me op dat batik en Indonesië nauwelijks in het straatbeeld voorkomen. Ja, Indonesië is er wel in eetvorm, er zijn gelukkig een aantal goede restaurants en afhaalplekken, maar de klederdracht dus niet. Batik is te folklore. En daar zit het ’m in volgens een vriend. Onzin, wimpelde ik weg. Dan zouden Hawaiiaanse shirts ook in het verdomhoekje zitten, maar die worden juist omarmd door de surf- en skatecultuur, bikers en hipsters. Aloha-shirts zijn cool, batikshirts niet.

traditionele invloeden

Gek eigenlijk, want ik zie wel veel traditionele invloeden van allerlei andere culturen op straat en op de catwalk. Vooral India, Japan en ZuidKorea zijn populair. Zo showde John Galliano in 2007, creatief directeur van het Franse modehuis Dior, een extravagante collectie met kimono’s, 122 _ pindah*

obi’s, waaiers en geisha make-up. Prada toonde voor lente 2013 een ingetogener beeld met jurken van satin duchesse, obi’s van bont, geta (houten slippers) en goudkleurige tabi (sokken). Recenter, in 2019, presenteerde Jean Paul Gaultier tijdens zijn haute coutureshow in Parijs zijn versie van de Japanse kimono. Ook de eigenzinnige Japanse streetstyle inspireert menigeen. De Belg Dries Van Noten heeft veel collecties gemaakt die geïnspireerd zijn op India. Hij heeft er zelfs een borduuratelier, waar hij tijdens zijn overzichtsexpositie in Parijs een filmpje van liet zien. Je zag de ambachtslieden, voornamelijk mannen die met naald en draad in hoog tempo de stof voorzagen van kralen en pailletten. En nu moeten we vooral Chinese ontwerpers in de gaten houden. Lang waren Chinezen gek op alles wat westers was, maar geschoold en ervaren als ze nu zijn, blijken ze prima in staat zelf bijzondere creaties te maken. Er zijn zelfs geluiden dat Chinese ontwerpers de westerse mode zullen beïnvloeden.

label Toton

Waarom Indonesië niet tot de verbeelding spreekt, is raadselachtig. Wie naar de Jakarta Fashion Week gaat, ziet voldoende talent en creaties van namen die het bij ons goed zouden kunnen doen. Zoals de in Soerabaja geboren Natalia Kiontoro en Peggy Hartanto en het label Toton. Meer batik op straat? Goed plan, wie brengt het in de praktijk?


CULINAIR

ANNEMEI PIKAAR

DE BLAUWE HAP Het is een feit dat 75 jaar na de onafhankelijkheid van Indonesië, het gros van de Nederlanders nog steeds niet het verschil weet tussen Indonesisch en Indisch. Zelfs Wouter Rademakers niet, die decennia lang bij de Koninklijke Marine werkzaam was en het kookboek De Blauwe Hap schreef. Bij de KM wordt al sinds tientallen jaren op woensdag de befaamde Indische rijsttafel geserveerd, die dan ook niet voor niets de ‘blauwe hap’ wordt genoemd. Een verwijzing naar de militairen die na de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië naar Nederland kwamen. De tekst op de achterflap gaat over ‘de IndonesischNederlandse militairen die naar Nederland kwamen’, een blunder van jewelste want dit moet uiteraard ‘Indische militairen’ zijn. Een nog grotere blunder is de ‘gerepatrieerde Indonesische mensen die in de jaren vijftig in Nederland op zoek gingen naar vervangende ingrediënten.’ Ook dat waren Indo’s. Jammer van deze irritante fouten want het is een fijn kookboek dat een betere eindredacteur had verdiend. Hoe weet je of een Indisch kookboek goed is? Door het aan een Indo te vragen. Mijn tachtigjarige moeder, haar hele leven al bezig met eten, recepten verzamelen, recepten uitwisselen, is vol lof over het boek. ‘Adoeh, so lekkerr dese’, klinkt het geregeld. Mijn moe-

‘ADOEH SO LEKKER RRRR’

der vindt de recepten heel duidelijk beschreven, niet moeilijk te maken, en het belangrijkste: er worden de originele kruiden gebruikt zoals ze die kent uit Indië. ‘Zo maakte mijn moeder de gerechten ook’, zegt ze waarderend. Volgens haar zijn de recepten niet ‘verHollandst’. ‘Kijk, ikan pepesan zonder tomatenpuree, precies zoals het hoort’, klinkt het tevreden. Dus meneer Rademakers, wanneer u belooft bij de volgende druk een eindredacteur met historische kennis van zaken (of nog beter: een Indische redacteur) de tekst te laten nakijken, krijgt u van mijn moeder ‘een tien met een griffel’ voor uw boek. (Maureen Welscher) De Blauwe Hap, Wouter Rademaker, uitgeverij Edicola culinair, € 27,95

SMAAK VAN DE SAWA De Smaak van de Sawa is niet zomaar een kookboek. Zodra je het openslaat, waan je je heel even in de gezellige en warme sfeer van een Indisch gezin waar eten uiteraard niet kan en mag ontbreken. De persoonlijke verhalen van chef-kok Betty van Bokhoven en collega Allard Sieburgh geven de gerechten een extra dimensie, een diepte die alleen zij kunnen geven. Wat volgt, zijn gerechten die zij naar een ander niveau tillen. Betty vanuit haar traditionele manier en uit de ‘losse pols’ en Allard vanuit zijn culinaire achtergrond met precisie. Betty en Allard werken samen in Smaakstudio De Sawa in Delft. Zij laten zien hoe innovaties in de keuken traditionele gerechten een verrassend nieuw leven geven. Beide chefs werken ook als productontwikkelaar bij Vanka-Kawat. Daarnaast is Sieburgh sommelier en legt hij in het boek uit welke wijnen het beste passen bij de specifieke, sterke smaken van Indische gerechten. De foto’s maken het onmogelijk om door het boek te spitten zonder er enorme trek van te krijgen! (Julie Ng) De smaak van de Sawa, Allard Sieburg en Betty van Enst, uitgeverij Ef & Ef Media, € 30,-

DE BIJBEL VAN DE INDONESISCHE KEUKEN ‘Als Maureen Tan niet over eten praat, dan kookt ze of is ze aan het eten. Ieder ander mens zou inmiddels tonnetje rond zijn, maar zo niet Miss Tan. Deze dochter van een Chinese vader en een Indische moeder loopt namelijk over van de energie’, schreef journalist Patricia Jacobs in de Amsterdamse buurtkrant De Westkrant, januari 2020. Maureen is beroemd om haar kooklesssen die ze geeft via haar bedrijf Anak Bungsu. Ze is beroemd vanwege het serveren van rijsttafels en het bereiden van authentieke Indische gerechten die ze van haar moeder heeft geleerd. Al enige tijd was Maureen Tan bezig om haar kennis te verzamelen en uit te breiden. Nu heeft ze het gebundeld. Eind april 2020 zal De bijbel van de Indonesische keuken verschijnen. Van sateh kambing tot gado gado en van soto ayam tot rendang: in De bijbel van de Indonesische keuken neemt Maureen Tan je mee naar alle uithoeken van de Indonesische archipel. Een culinaire reis langs de bijzondere en verrassende eilandkeukens van Sumatra, Kalimantan, West-Java, Midden-Java, OostJava, Bali, de Kleine Soendaeilanden, Sulawesi en Papoea. (Simone Jacobs) Meer informatie: www.facebook.com/anakbungsuamsterdam De bijbel van de Indonesische keuken, Maureen Tan, uitgeverij Carrera, € 31,99 pindah*_ 123


Waarom? De smaak van thuis, zoals mijn moeder het maakt! Ultieme comfort food en zo veelzijdig. Bij het mengen van het gehakt voel ik mij helemaal zen! Frikadel pan eet je met witte rijst, verse komkommer en sambal. Of serveer het bij aardappelen met groenten. Snij het de volgende dag in plakjes als broodbeleg. Je kunt het ook verwerken in de nasi goreng! Ook geschikt als hors d’oevres: snij het gehaktbrood in kleine blokjes, leg er een augurkje op en zet ‘t vast met een prikker.

124 _ pindah*


CULINAIR

Indoditeit in Amerika Het gezegde ‘je bent wat je eet’ betekent voor topkok Jeff Keasberry méér dan alleen gezond eten. Indisch eten voedt zijn Indoditeit in Amerika. door Jeff Keasberry foto’s Jeff Keasberry

De Indo in mij ontwaakt wanneer ik Indisch eet. Het is als een innerlijke vlam die wordt aangewakkerd tot een warm en comfortabel vuur. Ik voel mij dan méér Indisch, het voedt mijn Indoditeit. Nadat ik in 2005 naar Los Angeles was verhuisd, miste ik mijn moeders en grootmoeders (Oma Keasberry) kookkunst. Tegelijk realiseerde ik mij dat er in Amerika weinig bekend is over de culturen waartoe ik behoor en het eten waarmee ik ben opgegroeid in het restaurant van mijn grootmoeder. Ook binnen de Nederlands-Amerikaanse (AmerIndo) gemeenschap bleken de jongere generaties met Indische roots steeds minder te weten over hun unieke cultuur. Na de repatriëring naar het vaderland Nederland, na de Tweede Wereldoorlog, is een grote groep Indische Nederlanders, zo’n 25.000, in de jaren vijftig en zestig naar de VS geëmigreerd. Om de Amerikaanse droom na te streven was de opdracht zo snel mogelijk te assimileren. Alleen thuis werd er nog Indisch gegeten en bij hoge uitzondering werd met de kinderen aan tafel nog Neder-

lands gesproken. Met het vertrek van opa en oma naar de eeuwige jachtvelden verdwenen ook tradities, gebruiken en geheime recepten. De kookboeken die zij nalieten waren in het Nederlands. Hiermee verdween een groot deel van hun Indische cultuur in Amerika.

smaak van thuis

Toen ik ouder werd, vroeg ik me af: wie zijn wij Indo’s en waar komen we vandaan? Er was bij mij een diep verlangen om verbinding te maken met het verleden dat een uniek onderdeel is van mijn Indische verhaal en identiteit. Zo werd mijn passie om ‘de smaak van thuis’ na te streven een missie om ons culinair erfgoed te behouden en te promoten. Mijn missie is om via eten het Indische verhaal in het Engels te vertellen en de keuken de internationale erkenning te geven die het zo verdient. In 2016 kwam mijn derde kookboek uit: Indo Dutch Kitchen Secrets, het eerste Engelstalige kookboek over onze culinaire erfenis en hybride gemeenschap.

Frikadel pan/Indische gehaktschotel Ingrediënten

Bereidingswijze

750 gr half-om-half gehakt 1 ui in kleine blokjes gesneden 4 teentjes knoflook, fijngesneden 1 theelepel nootmuskaat 1/2 theelepel kruidnagelpoeder 1 theelepel peper 1 ei 2 theelepels zout 1 sneetje witbrood (weken in melk tot de rand van de korst) 2 eetlepels boter 1/2 blokje kippenbouillon 3 eetlepels ketjap manis

Verwarm de oven voor op 175 C. Meng het gehakt met ui, knoflook, nootmuskaat, kruidnagelpoeder, ei, peper en zout in een kom. Kneed het geweekte brood en het gekruide gehakt tot alles goed vermengd is. Doe het mengsel daarna in een ingevette vuurvaste schaal. Verdeel daarop kleine klontjes boter over het gehele

oppervlak. Plaats de schaal 30 minuten in het midden van de voorverwarmde oven. Kijk af en toe of de korst van het gehakt donkerbruin is. Los een half blokje kippenbouillon op in 1/3 kopje warm water en giet dit samen met de ketjap over het gehakt vlak voordat je het uit de oven haalt.

Wie is Jeff? Jeff Keasberry is entrepreneur, chef-kok en auteur van kookboeken en kleinzoon van de bekende kookboeken-schrijver oma Keasberry. Hij woont in Los Angeles waar hij evenementen organiseert en actief bestuurslid is bij The Indo Project en The Netherlands-America Foundation. Website: cookingwithkeasberry.com

pindah* _ 125


CULINAIR Wie is Vanja van der Leeden?

REMKO KRAAIJEVELD

Food stylist, food writer en recept ontwikkelaar Vanja ambieerde een politieke loopbaan, werkte als chef-kok en is tegenwoordig druk met eetproducties. Ze won in 2019 het Gouden Kookboek. www.vanja.cc

Uit Indorock: Es rujak, kokosijs met stroperige pikante fruitsalade en zoetzure mangoschillen

Top 10

HEERLIJKE BOEKEN Ook foodie bloggers en -vloggers halen hun wijsheid ergens vandaan. Drie van hen bespreken hun top 10 favoriete Indische kookboeken. Hun tjobek* loopt over van liefde, passie en smaken. door Dido Michielsen

126 _ pindah*

1. INDOROCK, VANJA VAN DER LEEDEN Ik twijfelde of het chic was om af te trappen met m’n eigen werk, maar als ík er niet in geloof, hoe moeten anderen er dan in geloven? Dus vooruit, eigen boek eerst. In INDOROCK laat ik de tempo doeloe romantiek voor wat ie is, tijd voor amok* in de Nieuwe Indonesische keuken. Indorock, maar dan tussen de pannen. Overigens kon mijn Indische oma niet koken, ik boog dus niet op familierecepten. 2. HET GROOT INDONESISCH KOOKBOEK, BEB VUYK 3. BARU BELANDA, PASCAL JALHAY Chef Pascal Jalhay zet zich al jaren in voor het behoud én de vernieuwing van de Indische keuken. Hij geeft ook een welverdiend podium aan een schare Indische chefs in Nederland. 4. BOEKOE KITA, MIRJAM VAN DER RIJST, HAROLD PEREIRA, INGMAR NIEZEN Toen Boekoe Kita in 2010 uitkwam, baalde ik als een tijger. Ik wou dat ik dat boek had gemaakt. Met fotografie van Harold Pereira, heel anders dan we tot dan toe gewend waren. 5. HET BALI KOOKBOEK, LONNY GERUNGAN Lonny blijft dicht bij het origineel: zelf kokosmelk maken, of rijstwijn van gefermenteerde rijst. From scratch koken.

6. FLAVOURS OF INDONESIA WILLIAM WONGSO Als je meer wilt begrijpen van de culinaire cultuur van de Indonesische archipel, lees dan dit boek. William Wongso is een nationale beroemdheid in Indonesië. Hij begrijpt als geen ander dat je recepten moet delen om een keuken levend te houden. 7. DE REGIONALE INDONESISCHE KEUKEN, SRI OWEN Sri Owen komt oorspronkelijk van Sumatra. Haar boeken lezen als reisgidsen, zo ook dit boek dat helder de kenmerken van de verschillende eilanden duidelijk maakt. 8. OMA KEASBERRY’S INDISCHE KEUKENGEHEIMEN Oma Keasberry was een icoon en dit boekje is inmiddels een collector’s item. Met recepten uit Oma’s vroegere Amsterdamse restaurant, vaak zonder hoeveelheden en kooktijden, een beetje op gevoel. Grappig: kleinzoon Jeff Keasberry maakt ook kookboeken en promoot de Indische keuken nu vanuit Los Angeles. 9. MIXTIE, ALBERT KOKOSKY DEFORCHAUX ‘Traditioneel? Authentiek? Volgens grootmoeders recept? Geen idee, ik doe ook maar wat.’ Albert heeft de populaire toko Ap Halen in Rotterdam (Indisch woordgrapje en verbastering van ‘afhalen’) en in dit boek bundelt hij ontroerende verhalen met recepten. 10. DE SMAAK VAN DE SAWA, BETTY VAN ENST EN ALLARD SIEBURGH Het uitgangspunt is een cooking battle tussen de traditionele gerechten van chef Betty en de moderne versie van kok, sommelier en schoonzoon Allard. *amok – herrie, opschudding *tjobek – vijzel


CULINAIR Wie is Marc Tierolf?

Wie is Pisang SuSu – Pauline De Senerpont Domis?

Nadat zijn oma Miet overleed, begon Marc Tierolf met haar kookschriftje zelf rozenstroop en ketjap te maken. Hij pleit voor het behoud van de traditionele Indische keuken: www.omamiet.nl www.tjemaralaan14.nl, 1. DE KOOKSCHRIFTJES VAN MIJN OVERGROOTMOEDER OMA MIET EN MIJN OMA IRMA! Ik denk dat dit geen uitleg behoeft. Hierdoor ben ik voor mezelf begonnen: Oma Miet en Tjemaralaan 14. 2. HET KEIJNER KOOKBOEK Dit kookboek nam mijn overgrootmoeder als buitenkamper* mee van huis naar huis. Er staan echte Indische recepten in. De Hollandse en de Chinese keuken worden niet vergeten. Een top kookboek! 3. OMA KEASBERRY’S INDISCHE KEUKENGEHEIMEN 4. GROOT NIEUW VOLLEDIG OOST-INDISCH KOOKBOEK, MEVROUW J.M.J. CATENIUS VAN DER MEIJDEN Een uitgebreide verzameling van 1381 recepten. Ook een Indisch standaardwerk. Ik gebruik met opzet de oude derde druk, omdat hieraan niets is

Zoals Julie Powell alle recepten van legende Julia Child nakookte, zo doet Pauline de Senerpont Domis dat met de 578 recepten van Beb Vuyk. Ze is al halverwege! pisangsusu.com

gewijzigd, vergeleken met de nieuwere drukken. 5. HET GROOT INDONESISCH KOOKBOEK, BEB VUYK 6. MENU’S EN RECEPTEN VAN DE VERENIGING VAN HUISVROUWEN SOERABAJA (1948) Hieruit haalde oma gerechten die ze nog nooit gemaakt had. 7. TONG TONG TOVERT MET DE SOETIL Uit ca. 1965. Bekende Indische gerechten, mét aanpassingen in de ingrediënten omdat toen nog niet alles voorradig was. 8. OOSTERSE KEUKENGEHEIMEN, YU-FEI Ook uit de kast van oma, de authentieke Chinees/Indische keuken.

1. HET GROOT INDONESISCH KOOKBOEK, BEB VUYK Op mijn blog maak en fotografeer ik alles uit dit kookboek. Vooral het sambal- en saladehoofdstuk vind ik geweldig, zoals haar Sambal Boet. 2. OMA KEASBERRY’S INDISCHE KEUKENGEHEIMEN 3. MIXTIE, ALBERT KOKOSKY DEFORCHAUX 4. AAN TAFEL MET YVONNE KEULS, YVONNE KEULS Schrijfster Yvonne Keuls start bij het gekoesterde schriftje van haar moeder. Maar dan neemt ze je mee op fietsvakantie in Frankrijk, op een zeiltocht langs Turkije, naar culinaire hoogtepunten in Zuid-Afrika (zoals krokodil) en naar Indonesië. Want wij Indo’s zijn Euro-Aziaten met een hart voor eten. 5) ORANJE SOEP VAN WITTE WOLK, PAY-UUN HIU Pay-Uun Hiu, eindredacteur

van de ‘Volkskeuken’ uit de Volkskrant, neemt je mee naar Indonesië en China en vertelt haar Chinese familieverhaal via bijzondere recepten. 6. SEMARAK KUE -KUE TRADISIONAL, HIANG MARAHIMI Een kookboekje uit Maleisië van een meelmerk, maar ontzettend belangrijk voor mij. Mijn Indische tante uit NieuwZeeland stuurde dit aan mij op vlak voor haar dood. Het staat vol kleurrijke foto’s van Indische zoete snacks met een stap voor stap uitleg. 7. DE ECHTE CHINESE KEUKEN, DEH-TA HSIUNG Een basisboek vol recepten en kooktechnieken uit alle delen van China. De meest bijzondere gerechten uit Peking, Sichuan en Canton komen aan bod. 8. GROOT CHINEES KOOKBOEK, GLORIA BLEY MILLER Gloria Bley Miller leerde in San Francisco van Chinezen koken. Met maar liefst 558 recepten. 9. EENVOUDIGE EN BEREKENDE RECEPTEN MARTINE WITTOP KONING (1901) Deze voedingsdeskundige en lerares maakte recepten die zuinig, eenvoudig maar gezond waren. Dit boekje staat vol met typisch Hollandse puddingen en soepen.

*buitenkamper – niet-geïnterneerde

10. AMSTERDAMSE HUISHOUDSCHOOL KOOKBOEK, C.J. WANNÉE (1910) Het kookboek van mijn moeder toen ze op de huishoudschool zat. Met een interessant hoofdstuk over de Rijsttafel. De rijsttafelrecepten zijn niet de eerste de beste, zoals sambal ati waarin levertjes en maagjes van kippen worden gestoofd met veel pepers, santen* en limoenblad.

Indo-Europeaan

*santen – kokosmelk

9. LEKKER KOKEN VAN SABANG TOT MERAUKE, LIN SCHOLTE Een kookboek met eerlijke Indische recepten uit de hele archipel. 10. DE INDISCHE KEUKEN VAN CISKA CRESS Een geweldig kookboek. *rawon – (zwarte) vleessoep

pindah*_ 127


128 _ pindah*


CULINAIR

Agar agar Cake De beroemde Indonesische topkok Farah Quinn heeft een voorliefde voor traditioneel Indonesisch gebak. Speciaal voor de lezers van PINDAH deelt ze het recept van haar favoriete pastry Agar agar cake. door Farah Quinn foto MCM Global Team

Ik werd verliefd op koken toen ik als meisje bij mijn moeder in de keuken zat, terwijl zij aan het bakken was. Ze maakte toen een cake en traditioneel Indonesisch gebak. Bakken heb ik altijd met veel plezier gedaan. Ik heb in Amerika zelfs een studie in Pastry Arts afgerond. Agar agar cake is mijn favoriete gebak! Het is voor mij onlosmakelijk verbonden met mijn jeugd. Toen ik vijf jaar oud was, liet mijn moeder me al zien hoe je zo’n cake moet bereiden. In een authentieke agar agar cake hoort koffie maar later heb ik ook chocolademelk gebruikt. Deze cake (gemaakt van Maria biscuits, koffie, agar agar en melk) is in Indonesië een traktatie vanwege het warme klimaat. Omdat het licht en verfrissend is, is iedereen er dol op. Het is een voorrecht om dit traditioneel Indonesische gebak aan de hele wereld te introduceren en in dit geval aan de lieve lezers van PINDAH Magazine.

Hoe maak ik agar agar cake? Wat is agar agar? Agar agar is de plantaardige versie van gelatine, een geleermiddel. Het is gemaakt van algen. De bereidingswijze is anders dan die van gelatine. Je koopt het in poedervorm (toko’s en natuurvoedingswinkels) en lost het op in kokende vloeistof (water, melk of room). Voeg het daarna toe aan de rest van de cake of het gerecht.

Benodigdheden Bakvorm Ingrediënten

A. de biscuitlaag 250 gr Maria biscuits 500 ml water 7 gr agar agar (poeder) 40 gr suiker

B. de koffielaag 600 ml water 7 gr agar agar (poeder) 50 gr suiker 1 eetl oploskoffie

C. de melklaag 600 ml melk 7 gr agar agar (poeder) 50 gr suiker

Bereidingswijze - Leg de biscuits in de bakvorm, zet het apart. - Meng voor de biscuitlaag water, agar agar poeder en suiker in een kleine steelpan. - Breng het mengsel aan de kook op hoog vuur. Zodra het kookt, zet je het vuur uit. - Giet het over de koekjes in de bakvorm en laat het ongeveer 45 minuten intrekken. - Wacht tot het hard is geworden, voordat je de koffielaag maakt. - Meng alle ingrediënten voor de koffielaag in een kleine steelpan. - Breng de vloeistof vervolgens op hoog vuur aan de kook.

- Zodra het kookt, giet je het bovenop de harde koekjeslaag. Laat het ongeveer 45 minuten intrekken en afkoelen. - Wacht tot de koffielaag hard is en maak dan de melklaag. - Meng alle ingrediënten voor de melklaag in een kleine steelpan. - Breng dit mengsel vervolgens op hoog vuur aan de kook. - Giet het kokende mengsel bovenop de koffielaag. - Zet de cake in de koelkast tot het volledig is afgekoeld, ongeveer 2-3 uur.

pindah* _ 129


NEEM NU EEN ABONNEMENT VOOR

6x OPZIJ

en ontvang een tegoedbon van Bol.com t.w.v. €10,- CADEAU!

6x OPZIJ + tegoedbon voor

€ 41,50

Als u nu een abonnement voor 6 nummers (een jaar) neemt, ontvangt u een tegoedbon voor een aankoop bij Bol.com met een waarde van € 10,- cadeau. U kunt deze (digitale) tegoedbon op elk moment bij elke aankoop bij Bol.com gebruiken.

GA NAAR OPZIJ.NL Deze aanbieding is geldig zolang de voorraad strekt. De eenmalige bezorgkosten bedragen €4,95. Het abonnement is tot wederopzegging en wordt na de actieperiode (6 nummers) verlengd met een jaar. Er geldt een opzegtermijn van drie maanden. Betalingsvoorwaarden en overige informatie zijn opgenomen in het colofon.


COLUMN

LIEVER FRIKANDEL SPECIAAL TEGENOVER NEW SAN KONG door Han Go foto Mark Hogeboom

Han Go Het heeft even geduurd voordat Han Go van Go-Tan de Chinees-Indische keuken ging waarderen. Zijn broer Bing en hij waren vooral fan van fastfood.

Drang naar duidelijkheid zit van nature in ons mensen. Zo krijg ik regelmatig de vraag wat mijn afkomst is of wat ik het liefst eet. Ik denk dat mensen op die simpele vraag ook liefst een eenvoudig antwoord horen: ‘Ik ben van Indonesische afkomst’, ‘ik ben Chinees’ of ‘ik kook alleen Aziatisch’. Als ik dan een eerlijk bedoeld maar warrig verhaal afsteek, zijn mensen verbaasd of verliezen interesse - als ze mijn vreemde mix van taal, afkomst en culinaire achtergrond vernemen. In Azië herkent men de Chinees in mij, maar als ik geen Mandarijn spreek, word ik meewarig aangekeken. Indische mensen in Nederland roepen vrolijk Indonesische zinnetjes naar me, die ik niet versta. Nederlanders verwachten dat ik vooral Aziatisch eet en kijken wazig als ik over mijn liefde voor schelvislever, paling, griesmeelpap en een ‘broodje halfom’ begin.

kookboek van mijn tante

Om met dat laatste rijtje te starten: mijn familie komt uit het Nederlands-Indische Bandoeng, waar een duidelijke Nederlandse culinaire invloed was te zien. In het met de hand getypte Indische kookboek van mijn tante staan honderden oudHollandse recepten. Later, in naoorlogs Nederland, leerde mijn nieuwsgierige familie snel om te genieten van Hollandse lekkernijen. Aangezien mijn vader (1930-1984), grondlegger van ons familiebedrijf Go-Tan, trots op zijn vrachtwagen ‘Exclusieve Rijsttafel Specialiteiten’ zette, dachten mensen natuurlijk aan Indonesische roots. Wij dragen echter Chinese namen, inclusief generatienamen. Wij zijn dan ook vooral van Chinese afkomst, echte Peranakans. Toch heeft de familie Go geen sterke Chinese gelaatstrekken, waarschijnlijk door (voor ons onbekende) Indonesische inmengingen. Ikzelf, hier geboren en getogen, voel me vooral Nederlander en Europe-

aan. En ‘Pinda’ natuurlijk. Ondanks de bedrijvige culinaire activiteiten van mijn vader, hield hij het meest van ChineesKantonees eten. Ik vermoed dat de reizen met het gezin naar Londen en New York er vooral op gericht waren om de beste restaurants in Soho en Chinatown te vinden. Ik was toen zeven en mijn broer Bing ongeveer dertien. Wij vonden die culinaire zoektochten van onze vader helemaal niks. Mijn oudste broer Cliff (toen vijftien) kon er wel van genieten. Bing en ik ontsnapten uit die restaurants om de voor ons ‘exotische’ Burger King of Wendy’s op te zoeken.

kwal is lekker

Halverwege de jaren zeventig waren er nog geen fastfood burgerketens in Nederland. Zo herinner ik mij levendig dat mijn broer en ik weer waren verdwenen uit restaurant New San Kong (voorheen familie-lievelingsrestaurant) bij het Amsterdamse Stadionplein om aan de overkant bij de Febo een frikandel speciaal te halen. Toen de Antilliaanse Amsterdammer, die bij de automatiek stond, vernam waar we vandaan kwamen, kwam hij minutenlang niet meer bij. Wat kon die man heerlijk lachen, het echoot nog in mijn herinnering. Ik weet niet wanneer de omslag kwam, wanneer mijn broer en ik de Chinese keuken wel gingen waarderen. Nu kan men mij wakker maken voor Dim Sum, Cha Siu, Peking-eend, Hot & Sour soep, Steambuns, maar ook voor de oneindige rij groentegerechten die men in China serveert. Zelfs ‘kwal’ maakt men daar lekker. Uiteindelijk denk ik dat de herinneringen en associaties die men heeft, sterk bepalen wat men speciaal eten vindt. En dan denk ik aan mijn vader. Hij zette altijd zijn bril af als hij écht begon te genieten. En dan vooral van de Kantonese keuken. Ik zie hem nog zitten eten, de bril naast het bord gelegd. pindah* _ 131


Recept in dit boek!

“als we kwamen had ze steevast een grote bak gemaakt. Ze wist hoeveel ik ervan hield, ik kon er wel vijf op. Ik had geen idee hoeveel werk dat eigenlijk was”

Herinnering en recept lees je in het boek “De Geur van Witte Rijst”. Meer informatie en bestellen: www.degeurvanwitterijst.nl “De Geur van Witte Rijst” is samengesteld door Han Go van Go-Tan B.V.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.