12 minute read

V. DE HEILIGE NAAM ALS MYSTERIE VAN VERLOSSING

O God, red door Uwen naam mijn leven [Ps. 54,1].

27. De naam Jezus brengt ons meer dan alleen Zijn tegenwoordigheid. Jezus is aanwezig in Zijn naam als Zaligmaker; het woord 'Jezus' betekent immers 'helper' of 'zaligmaker'. En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden [Hand. 4,12]. Jezus begon Zijn aardse zending door te genezen en vergiffenis van zonden te schenken, dat wil zeggen: mensen te verlossen. De proefondervindelijke kennis van onze Heer als onze persoonlijke Zaligmaker en Redder wijst er dan ook op, dat we begonnen zijn de weg van de heilige naam te bewandelen. Het aanroepen van de heilige naam verlost ons uit al onze noodwendigheden.

Advertisement

28. De naam Jezus helpt ons niet alleen al datgene te verkrijgen wat wij behoeven. Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn naam, zal Hij u geven. Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden [Joh. 16,2324]. De naam Jezus zelf is reeds vervulling en verwerkelijking van alles wat wij kunnen wensen. Wanneer wij de hulp van onze Heer nodig hebben, zouden wij Zijn naam met geloof en vertrouwen moeten uitspreken in de overtuiging dat wij reeds ontvangen waar wij om vragen. Jezus zelf is de verheven vervulling van al wat een mens maar kan verlangen en Hij is dat op het moment zelf waarop wij tot Hem bidden. Laten wij ons gebed met betrekking tot de verhoring ervan daarom niet zien als voorafgaand, maar als gelijktijdig aan de vervulling ervan in Jezus. Hij is meer dan alleen de schenker van wat wij en anderen nodig hebben. Hijzelf is de gave. Ja, Hij is beide tegelijkertijd: gever en gave, in zich bevattend alle goeds. Wanneer ik honger heb, is Hij mijn voedsel; heb ik kou, dan is Hij mijn warmte; als ik ziek ben is Hij mijn gezondheid; ben ik onkuis, dan wordt Hij mijn zuiverheid; wordt ik vervolgd, dan is Hij mijn redding. Hij is ons immers door God tot wijsheid, gerechtigheid, heiliging en verlossing geworden [1 Kor. 1,30]. Dat is iets geheel anders dan wanneer Hij ons dit alles enkel had gegeven. Nu kunnen wij in Zijn naam alles vinden wat Hij ís. Daarom is de heilige naam Jezus, voor zover hij ons met Jezus zelf verbindt, al een mysterie van verlossing.

29. De naam van Jezus brengt ons overwinning en vrede wanneer we worden bekoord. Een hart dat reeds vervuld is van de naam en tegenwoordigheid van onze Heer, zal geen zondig fantasiebeeld of gedachte binnenlaten. Maar we zijn zwak en maar al te vaak geven onze verdedigingslinies het op en stijgt de bekoring in ons als een stortvloed. Sla dan geen acht op de bekoring, redeneer niet met uw eigen verlangens, let niet op de storm, kijk niet naar jezelf. Kijk naar onze Heer, klamp u aan Hem vast, beroep u op Zijn naam. Toen Petrus over het water naar Jezus wandelend de hevigheid van de storm gewaar werd, werd hij bevreesd [Mt. 14,30] en begon te zinken. Als wij, in plaats van naar de golven te kijken en naar de wind te luisteren, rechtuit over het water naar Jezus gaan, dan zal Hij Zijn hand uitsteken en ons vastgrijpen. De heilige naam zal ons dan van groot nut zijn als een vast omschreven, concreet en machtig hulpmiddel dat in staat is de krachtige betovering van de verleiding te weerstaan. Wanneer u bekoord wordt, roep dan de heilige naam met volharding aan, maar rustig en eerbiedig, niet ruw, angstig of hartstochtelijk. Laat de heilige naam uw ziel langzaam doordrenken, tot alle gedachten en gevoelens daarin samenkomen en zich rondom deze naam vastzetten. Laat hem zo zijn macht tot samenbundelen uitoefenen. Het is de naam van de Vredevorst, dus hij moet ook in vrede worden aangeroepen zodat hij ons de vrede kan brengen. Of, beter nog, hij zal (als degene van Wie hij het symbool is) ons zelf tot vrede zijn.

30. De naam Jezus brengt ons vergiffenis en verzoening. Als wij zwaar hebben misdaan—en des te eerder wanneer wij licht gezondigd hebben—kunnen we in één ogenblik ons met berouw en liefde tot de heilige naam keren en deze uitspreken met heel ons hart. De heilige naam, zo gebeden (waardoor we de persoon van Christus immers al bereikten), zal ons de vergiffenis waarborgen. Laten we na de zonde niet willoos blijven talmen en uitstellen. Laten we niet aarzelen, ondanks onze onwaardigheid, de heilige naam opnieuw aan te roepen. Op een vroege morgen staat Jezus aan de oever van het meer. Toen Simon Petrus dan hoorde dat het de Heere was … wierp hij zich in de zee [Joh. 21,7]. Doe dus als Petrus, zeg: 'Jezus!' en begin een nieuw leven.

Wij zondaars zullen onze Heer hervinden bij het aanroepen van Zijn heilige naam. Hij komt tot ons op het eigen ogenblik, in welke toestand we ook verkeren. Hij begint weer met ons vanaf het punt waar Hij ons verliet. Of, beter gezegd, waar wij Hém verlieten. Toen

Hij na Zijn verrijzenis aan Zijn leerlingen verscheen, kwam Hij tot hen zoals zij toen waren: bang, eenzaam en ongerust. Maar zonder hen hun ontrouw te verwijten kwam Hij eenvoudig opnieuw in hun leven van alle dag. Hij zei tegen hen: Hebt u hier iets te eten? En zij gaven Hem een stuk van een gebakken vis en van een honingraat [Lk. 24,41]. Zo gaat het ook als wij na een zonde of na een tijd van lauwheid opnieuw 'Jezus' zeggen; Hij eist geen uitgebreide verontschuldigingen, Hij verlangt alleen maar weer bij ons te zijn zoals vroeger en elk moment en heel de sleur van ons leven—dat zijn onze gebraden vis en honingraat—in Zijn persoon en Zijn naam op te nemen en opnieuw te doen uitgaan vanuit de ware diepte van ons wezen.

31. Zo brengt de heilige naam ons na onze zonden weer verzoening. Zo geeft hij ons echter tevens een weidser en dieper besef van de goddelijke vergiffenis. Wij kunnen in het bidden van de naam Jezus heel de realiteit leggen van het Kruis, heel de mysterie van de verzoening. Wanneer we de heilige naam zien vanuit ons geloof in Jezus als zoenoffer voor de zonden der wereld, dan vinden wij in de heilige naam het symbool van de verlossing welke zich uitstrekt over alle tijden en over het ganse heelal. In deze naam zullen wij dan ontdekken het Lam Dat geslacht is [Openb. 13,8], het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt! [Joh. 1,29].

32. Dat alles wil echter in het geheel geen afbreuk doen aan, noch kleinerend bedoeld zijn ten opzichte van de door de Kerk aan alle gelovigen voorgehouden middelen tot boete en vergeving. Het gaat hier om realiteiten van puur innerlijke aard, een vorm van innerlijke absolutie welke verkregen wordt door het berouw dat uit de liefde voortspruit. Het is de vergeving die de tollenaar uit het evangelie verwierf op zijn gebed in de tempel: Deze man ging gerechtvaardigd terug naar zijn huis [Lk. 18,14].

VI. DE NAAM JEZUS EN DE MENSWORDING

En het woord is vlees geworden [Joh. 1,14]

33. We hebben de verlossende kracht van de heilige naam beschouwd, maar nu moeten we verder gaan. Naarmate de naam Jezus in ons groeit, groeit ook onze kennis van de goddelijke mysteriën. De heilige naam is niet alleen het mysterie van verlossing en een vervulling van al onze zonden. Het aanroepen van de heilige naam is ook middel om deel te krijgen aan het mysterie van de menswording. Het is een krachtdadig middel van vereniging met onze Heer, en verenigd zijn met Christus is veel genadevoller dan enkel bij Hem te zijn of door Hem te zijn verlost.

34. U moet de naam Jezus uitspreken opdat Christus door het geloof in uw harten woont [Ef. 3,17]. U moet, wanneer Zijn heilige naam over uw lippen komt, de waarachtigheid ervaren van Zijn komst in uw ziel: Zie,

Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij [Openb. 3,20]. U moet Zijn persoon en Zijn naam, als zinnebeeld van de persoon, in uzelf ten troon heffen: Zij zijn daarin gaan wonen en hebben daarvoor U een heiligdom gebouwd, voor Uw naam [2 Kron. 20,8]. Hij is het Ik in hen van het hogepriesterlijk gebed van onze Heer [Joh. 17,26]. Zo moeten wij onszelf verliezen in die naam en ervaren dat we de ledematen zijn van het lichaam van Christus en de ranken van de ware wijnstok. Blijft in Mij [Joh. 15,4]. Het spreekt voor zich dat niets het verschil kan opheffen tussen de Schepper en het schepsel. Maar door de menswording is een waarachtige vereniging van het mensdom en van onze eigen persoon met onze Heer mogelijk geworden, een vereniging die in het gebruik van de naam Jezus uitdrukking en versterking vindt.

35. Er bestaat enige overeenkomst tussen de menswording van het Woord en de inwoning van de heilige naam in ons. Het woord is vlees geworden. Jezus werd mens. Wanneer de diepe realiteit van de naam Jezus door onze ziel is gegaan, gaat zij als het ware over in ons lichaam. Bekleed u met de Heere Jezus Christus [Rom. 13,14]. De levende inhoud van deze heilige naam straalt van ons uit. Uw naam is een uitgegoten zalfolie [Hoogl. 1,3]. Wanneer ik de heilige naam met geloof en liefde herhaal, wordt zij een kracht in mij, in staat de wet van de zonde, die in mijn leden is [Rom. 7,23] te verlammen en te overwinnen. Zo kunnen wij onszelf de naam Jezus als een soort fysieke zegel indrukken, dat ons hart en ons lichaam zuiver en gewijd zal bewaren. Leg mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm [Hoogl. 8,6]. Maar deze zegel is geen stuk was of lood, het is het uitwendig teken, de naam van het levende Woord.

VII. DE NAAM JEZUS EN DE GEDAANTEVERANDERING

…die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult

[Joh. 1,14]

36. Het bidden van de heilige naam vernieuwt niet alleen het bewustzijn van onze eigen vereniging met Jezus in Zijn menswording, de naam is ook een instrument dat onze blik verruimt op de betekenis van onze Heer ten opzichte van alles wat God heeft gecreëerd. De naam Jezus helpt ons de wereld in Christus om te vormen (zonder tot pantheïsme te vervallen). Dit is weer een nieuw aspect van het Jezusgebed: het is een weg tot omvorming.

37. Dit is zo ten opzichte van de natuur. We moeten het heelal beschouwen als het werk van de Schepper: Die God, Die aard’ en hemel heeft gemaakt [Ps. 124,4]. Het kan worden gezien als het zichtbare teken van de onzichtbare goddelijke schoonheid. De hemelen ver- kondigen Gods glorie [Ps. 19,1]. Kijk naar de lelies in het veld [Mt. 6,28]. En toch is deze opvatting onvolledig. De schepping is niet iets statisch, ze is op elk moment in beweging, streeft en groeit naar Christus toe als naar haar vervulling en voleinding. Want wij weten dat heel de schepping gezamenlijk zucht en gezamenlijk in barensnood verkeert [Rom. 8,22] tot zij bevrijd worden van de slavernij van het verderf om te komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God [Rom. 8,21]. Heel de levenloze wereld is mee opgenomen in deze beweging naar Christus toe. Alle dingen komen tezamen in de menswording. De natuurelementen en de voortbrengselen der aarde, steen en hout, water en olie, koren en wijn, ze ontvingen een nieuwe betekenis en werden zinnebeelden en dragers van genade. Heel de schepping spreekt op mysterieuze wijze de naam Jezus: Ik zeg u dat de stenen zouden roepen, als dezen zouden zwijgen [Lk. 19,40]. Het is het uitleggen van deze naam, dat de christen moet beluisteren in de natuur. Door de naam Jezus uit te spreken over de dingen der natuur, over een steen of een boom, een vrucht of een bloem, de zee of een landschap of wat dan ook, brengt hij die gelooft het geheim van deze dingen aan het licht, voert ze tot hun vervolmaking, geeft antwoord op hun lang en ogenschijnlijk zwijgend wachten. Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God [Rom. 8,19]. Zo zullen we de naam Jezus zeggen, tezamen met de hele schepping: Opdat in de naam van

Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn [Fil. 2,10].

38. Ook de wereld van de levende wezens moet door ons worden omgevormd. Toen Jezus veertig dagen in de woestijn verbleef, was hij bij de wilde dieren [Mk. 1,13]. We weten niet wat er toen gebeurd is, maar we kunnen er zeker van zijn dat daar alle levende wezens onder Zijn invloed zijn gekomen. Zelf zegt Hij van de mussen dat niet een van die is bij God vergeten [Lk. 12,6]. We lijken dan op Adam, toen hij alle dieren een naam moest geven. De Heere God vormde uit de aardbodem alle dieren van het veld en alle vogels in de lucht, en bracht die bij Adam om te zien hoe hij ze noemen zou [Gen. 2,19]. De biologen gaven ze een wetenschappelijk verantwoorde naam. Wanneer wij echter over de dieren de naam van Jezus uitspreken, geven wij ze hun oorspronkelijke waardigheid terug, de waardigheid die we zo gemakkelijk vergeten, de waardigheid van levende wezens die door God in Jezus en voor Jezus geschapen zijn.

39. Vooral de mensen kunnen we op deze manier omvormen. De verrezen Christus verscheen verschillende malen aan Zijn leerlingen in een gedaante die zij tot nu toe niet van Hem gewoon waren. En daarna is Hij in een andere gedaante geopenbaard [Mk. 16,12], de gedaante van een reiziger op weg naar Emmaüs, of van een tuinman bij het graf, of van een vreemdeling staande op de oever van het meer. Het was echter telkens in de gedaante van een gewoon mens, zoals wij die ook in ons dagelijks leven tegenkomen. Hiermede benadrukte Jezus een belangrijk aspect van Zijn tegenwoordigheid onder ons, Zijn tegenwoordigheid in ieder mens. Zo realiseert Hij wat Hij had geleerd: Want ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven … Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen … Voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan [Mt. 25,35-36,40]. Jezus verschijnt ons in onze dagen in de gelaatstrekken van mannen en vrouwen. Inderdaad deze menselijke vorm is nu de enige waarin iedereen naar believen elk moment en op iedere plaats het gelaat van onze Heer kan herkennen. De moderne mens is realistisch georiënteerd; hij kan niet leven van abstracties en schijn; wanneer de mystieken hun vertellen: Als ik in Zijn handen niet het litteken van de spijkers zie, en mijn vinger niet steek in het litteken van de spijkers, en mijn hand niet steek in Zijn zij, zal ik beslist niet geloven [Joh. 20,25]. En Jezus neemt de uitdaging aan. Hij laat zich vinden en aanraken en toespreken in de persoon van al Zijn menselijke broeders en zusters. Evenals tot Thomas zegt Hij tot ons: Kom hier met uw vinger en bekijk Mijn handen, en kom hier met uw hand en steek die in Mijn zij; en wees niet ongelovig, maar gelovig [Joh. 20,27]. Op de arme, de zieke, de zondaar en in het al- gemeen op alle mensen wijzend, zegt Jezus ons: Zie Mijn handen en Mijn voeten, want ik ben het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb [Lk. 24,39]. Mannen en vrouwen, zij zijn het vlees en de beenderen, de handen en de voeten, de doorstoken zijde van Christus, Zijn mystiek lichaam. In hen kunnen wij de realiteit ervaren van de verrijzenis, de werkelijke tegenwoordigheid (zonder deze nochtans te vereenzelvigen met Zijn wezenheid) van onze Heer Jezus. Wanneer we Hem niet gewaarworden, dan komt dat van ons ongeloof in onze verstoktheid van hart. Hun ogen werden gesloten gehouden, zodat zij Hem niet herkenden [Lk. 24,16]. De naam Jezus is een concreet en machtig middel om de mensen te zien in hun verborgen en meest innerlijke werkelijkheid. We moeten alle mensen benaderen met de naam Jezus op de lippen; op straat, in de winkel, op kantoor, in de fabriek, in de bus en vooral hen die ons hinderlijk en onsympathiek zijn. We moeten over hen allen de naam Jezus uitspreken, want dat is hun echte naam. Noem hen met deze naam, in Zijn naam, in een sfeer van aanbidding, toewijding en welwillendheid. Aanbid Christus in hen, dien Christus in hen. In veel van deze mannen en vrouwen—in boze en misdadige—is Jezus geboeid. Bevrijd Hem door Hem in hen te erkennen en te eren. Iedereen zal ons omgevormd en getransfigureerd voorkomen wanneer wij door het leven gaan met deze nieuwe blik, terwijl we ‘Jezus’ zeggen over ieder mens, terwijl we Jezus zien in ieder mens. Hoe meer we bereid zijn onszelf aan de mensen weg te schenken, des te helderder en klaarder zal deze nieuwe blik worden.

Maar onze overgave is de voorwaarde voor dit inzicht. Terecht zei Jacob tot Esau, toen zij verzoend waren: … als ik toch genade in uw ogen gevonden heb, neem het geschenk uit mijn hand dan aan, want ik heb uw aangezicht gezien alsof ik het aangezicht van God zag, en u bent mij goedgezind geweest [Gen. 33,10].

This article is from: