6 minute read

X. DE NAAM JEZUS EN DE HEILIGE GEEST

Ik heb de Geest zien neerdalen uit de hemels als een duif, en Hij bleef op Hem [Joh. 1,32]

52. De naam Jezus heeft een zeer voorname plaats in de boodschap en de daden van de apostelen. Zij spraken in de naam van Jezus, genazen de zieken in Zijn naam, zij baden tot God: Nu dan, Heere, geef Uw dienstknechten tekenen en wonderen door de Naam van Uw heilig Kind Jezus [Hand. 4,29-30]. De Naam van de Heere Jezus werd groot gemaakt [Hand. 19,17]. Pas na Pinksteren verkondigden de apostelen de naam ‘met kracht’. Jezus had hun gezegd: U zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal [Hand. 1,8]. In dit ‘pinkster’-gebruik van de naam van Jezus zien wij duidelijk het verband van de Geest en de naam. Het blijft intussen niet beperkt tot de apostelen, maar van al ‘degenen die geloven’ geldt het woord dat Jezus sprak:

Advertisement

In Mijn Naam zullen zij demonen uitdrijven; in vreemde talen zullen zij spreken … op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen gezond worden [Mk. 16,17-18]. Alleen ons gebrek aan krachtig geloof en liefde weerhoudt ons ervan een beroep te doen op de heilige naam in de kracht van de Heilige Geest. Wanneer wij waarlijk de weg van de heilige naam bewandelen, moet er een dag aanbreken waarop wij (zonder trots of aanmatiging) in staat blijken de glorie van onze Heer te openbaren en anderen te helpen door ‘tekens’. Hij, wiens hart een heiligdom is geworden van Jezus’ naam, moet niet aarzelen om tot hen die geestelijke of lichamelijke hulp nodig hebben de woorden van Petrus te herhalen: Zilver en goud heb ik niet, maar wat ik heb, dat geef ik u: in de naam van Jezus Christus de Nazarener, sta op en ga lopen! [Hand. 3,6]. O, mocht de Geest van Pinksteren komen en de naam Jezus met vuur in ons hart schrijven!

53. Het ‘pinkster’-gebruik van de heilige naam is slechts één aspect van ons naderen tot de Heilige Geest door middel van de naam Jezus. De heilige naam zal ons nog tot andere en meer inwendige ervaringen van de Geest voeren. Wanneer wij de heilige naam uitspreken, mogen we een glimp opvangen van de betrekking tussen de Heilige Geest en Jezus. De Heilige Geest staat in een bepaalde verhouding tot Jezus, en Jezus in een bepaalde verhouding tot de Heilige Geest. Wanneer wij de naam Jezus herhalen, bevinden wij ons bij wijze van spreken op het kruispunt waar deze twee ‘strevingen’ elkaar ontmoeten.

54. Toen Jezus werd gedoopt, daalde de Heilige Geest op Hem neer in lichamelijke gedaante als een duif [Lk. 3,22]. Het neerdalen van de duif is de beste uitbeelding van de verhouding van de Heilige Geest tot onze Heer. Laten wij daarom nu trachten, wanneer wij de naam van Jezus zeggen, als het ware mee te gaan met de Jezusgerichte beweging van de Heilige Geest, met de Geest, door de Vader naar Jezus gezonden, kijkend naar Jezus en komend tot Jezus. Laten wij trachten onszelf te verenigen, voor zover een schepsel zich met een goddelijke handeling verenigen kan, met deze vlucht van de duif (Och, gaf mij iemand duivevleug’len [Ps. 55,4]) en met tedere gevoelens die zij tot uiting brengt: Het koeren van de tortelduif wordt in ons land gehoord [Hoogl. 2,12]. Alvorens voor ons te pleiten met onuitsprekelijke verzuchtingen [Rom. 8,26], verzuchtte de Heilige Geest naar Jezus en zal in eeuwigheid naar Jezus blijven verzuchten. Het Boek der Openbaring toont ons de Heilige Geest samen met de bruid (de Kerk) roepend om de Heer. Wanneer wij de naam Jezus uitspreken, kunnen wij dat opvatten als het zuchten en verzuchten van de Heilige Geest, als de uitdrukking van Zijn smachten en verlangen. Aldus zullen we, in overeenstemming met ons zwak menselijk vermogen, worden opgenomen in het mysterie van de liefdesbetrekking tussen de Heilige Geest en de Zoon.

55. Omgekeerd kan de naam Jezus ons ook helpen in te stemmen met de gevoelens van onze Heer ten opzichte van de Heilige Geest. Maria had Jezus ontvangen uit de Heilige Geest [Mt. 1,20]. Gedurende Zijn gehele aardse leven bleef Hij (en blijft Hij nog steeds) volmaakt openstaan voor de Gave die de Heilige Geest is. Hij laat zich door de Geest volkomen overmeesteren, door de Geest weggeleid [Mt. 4,1]. Hij keert uit de woestijn terug door de kracht van de Geest [Lk. 4,14]. Hij verklaarde: De Geest van de Heere is op Mij [Lk. 4,18]. In dit alles toont Jezus een nederige volgzaamheid aan de Heilige Geest. Wanneer wij de naam Jezus uitspreken, kunnen wij ons, voor zover dit aan mensen gegeven is, met Hem verenigen in die overgave. Maar we kunnen onszelf ook één met Hem maken, als met het uitgangspunt van waaruit de Geest tot de mensheid gezonden werd: Alles wat de Vader heeft, is het Mijne; daarom heb ik gezegd dat Hij het uit het Mijne zal nemen en het u zal verkondigen [Joh. 16,15]. We kunnen de naam Jezus zien als het brandpunt van waaruit de Geest Zijn levenwekkende stralen uitzendt naar de mensheid. We kunnen Jezus zien als de mond van waaruit de Geest ademt. Zo kunnen wij ons bij het uitspreken van de naam Jezus verenigen met deze twee momenten: Jezus’ vervuld worden van de Geest en Jezus’ uitstralen van de Geest. Voortgang maken in het aanroepen van de heilige naam is groeien in de kennis van de Geest van Zijn Zoon [Gal. 4,6].

XI. DE NAAM JEZUS EN DE VADER

Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien [Joh. 14,9]

56. Ons lezen van het evangelie zal oppervlakkig blijven zolang wij er alleen maar een boodschap gericht tot of een leven gekeerd naar de mens in zien. Het wezenlijke kernpunt van het evangelie is: de intieme verhouding van Jezus tot de Vader. Het geheim van het evangelie is: Jezus gekeerd tot de Vader. Dit is het fundamentele mysterie van het leven van onze Heer. Het aanroepen van de naam Jezus staat ons toe in werkelijkheid, zij het dan zwak en als in het voorbijgaan, aan dit mysterie deel te nemen.

57. In het begin was het Woord [Joh. 1,1]. De persoon van Jezus is het levende Woord, van alle eeuwigheid door de Vader gesproken. Omdat, door een bijzondere goddelijke beschikking, de naam ‘Jezus’ gekozen werd om het levende Woord, gesproken door de Vader, aan te duiden, mogen wij zeggen dat deze naam enigermate deel uitmaakt van die eeuwige zegging. Op een wat antropomorfische wijze (die gemakkelijk te verbeteren is) zouden we kunnen zeggen dat de naam Jezus het enige menselijke woord is dat de Vader eeuwig uitspreekt. De Vader brengt van alle eeuwigheid zijn Woord voort. Hij geeft zichzelf eeuwig in de voortbrenging van het Woord. Wanneer wij verlangen tot de Vader te naderen door het aanroepen van de naam Jezus, moeten wij, als wij de heilige naam uitspreken, op de eerste plaats Jezus zien als het voorwerp van de liefde en de gave van zichzelf van de Vader. Laat ons daarom proberen— op onze menselijke manier—het uitstromen van deze liefde en deze gave in de Zoon te ervaren. Wij hebben reeds de duif op Hem zien neerdalen, dus dan rest ons nog de stem van de Vader te vernemen die zegt: U bent Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen! [Lk. 3,22].

58. En nu moeten wij bescheiden trachten door te dringen in het zoonsbewustzijn van Jezus. Nadat wij in het woord ‘Jezus’ het uitzeggen van ‘mijn zoon’ door de Vader hebben ontdekt, moeten wij daarin van de andere kant Jezus’ uitzeggen van ‘mijn Vader’ trachten te beluisteren. Jezus kent geen ander verlangen dan de Vader te verkondigen en Zijn Woord te zijn. Niet alleen zijn alle handelingen van Jezus gedurende Zijn aardse leven daden van volmaakte gehoorzaamheid aan de Vader geweest: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft [Joh. 4,34], niet alleen heeft de offerdood van Jezus aan de hoogste eis van de goddelijke liefde (waarvan de Vader de bron is) voldaan: Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft [Joh. 15,13], maar Zijn hele wezen was een volmaakte weerspiegeling van de Vader. Jezus is de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn zelfstandigheid [Hebr. 1,3]. Het Woord was tot God [Joh. 1,1]; de vertaling bij God is niet juist. Deze eeuwige gerichtheid van de Zoon op de Vader, dit eeuwig gekeerd zijn naar Hem, moeten wij ervaren in de naam Jezus. Maar er is meer in de heilige naam dan enkel het gekeerd zijn naar de Vader.

Wanneer wij ‘Jezus’ zeggen, kunnen wij enigermate Vader en Zoon samenbrengen, wij kunnen hun één-zijn realiseren en ons eigen maken. Op hetzelfde ogenblik dat wij de heilige naam uitspreken, zegt Jezus zelf tot ons, evenals Hij zei tot Filippus: Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? [Joh. 14,10].

This article is from: