3 minute read
XII. DE HEILIGE NAAM
from Het Jezusgebed
En De Alomtegenwoordigheid
…opdat u vervuld zou worden tot heel de volheid van God [Joh. 14,9]
Advertisement
59. De voornaamste aspecten van het Jezusgebed hebben wij nu gezien. Wij hebben ze gerangschikt tot een soort climax en wij menen dat deze climax beantwoordt aan de normale voortgang van het leven der ziel. Niettemin, God, die de Geest geeft zonder maat [Joh. 3,34], overschrijdt al onze grenzen. Deze aspecten van de heilige naam lopen dooreen; het kan voorkomen dat een beginneling direct wordt gegrepen door het diepste inzicht in de inhoud van de heilige naam, terwijl een ander die reeds jaren het Jezusgebed beoefent niet verder is gekomen dan de meest voor de hand liggende begrippen (dit is natuurlijk niet het voornaamste; het enige waar het op aankomt is: doen wat God wil dat wij doen). Daarom is het patroon, dat wij in grote lijnen volgden, iets kunstmatigs en heeft het maar betrekkelijke waarde.
60. Dit wordt heel duidelijk voor iedereen die het Jezusgebed, van alle kanten die wij hier hebben beschreven, heeft ervaren. Op dit niveau aangekomen (wat niet wil zeggen dat dan ook een hogere graad van volmaaktheid werd bereikt, maar wel vaak een zeker intellectueel en geestelijk hoogtepunt en een bepaalde vlugheid van begrip en onderscheidingsvermogen met betrekking tot de goddelijke dingen), kan het moeilijk worden, of zelfs vervelend, onaangenaam en saai, ja zelfs onmogelijk om zich nog te concentreren op dit of dat bepaald aspect van de naam Jezus, hoe verheven het ook in zich moge zijn. Ons aanroepen en beschouwen van de heilige naam vervaagt tot het zeer algemene. Wij worden ons ineens bewust van wat in de heilige naam vervat is. Wij zeggen: ‘Jezus’, en rusten in de volheid en de totaliteit van de naam van onze Heer.
Wij zijn niet meer bij machte de diverse aspecten uit het geheel lost te maken en afzonderlijk te bekijken, maar toch voelen wij hen er allemaal in, als één samengevoegd geheel. De heilige naam is dan de drager van de hele Christus en voert ons binnen Zijn alomtegenwoordigheid.
61. Deze alomtegenwoordigheid is meer dan de aanwezigheid van nabij zijn en inwoning, waar wij reeds over gesproken hebben. Het is het actueel ‘gegeven-zijn’ van alle werkelijkheden waartoe de heilige naam voor ons een benaderingsmiddel is geweest: verlossing, vleeswording, gedaanteverandering, eucharistie, Kerk,
Geest en Vader. Daarin zullen wij ons een denkbeeld kunnen vormen van de breedte en lengte en diepte en hoogte [Ef. 3,18] en zullen wij begrijpen wat het betekent om alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is [Ef. 1,10].
62. Deze alomtegenwoordigheid omvat alles. De heilige naam betekent niets zonder de tegenwoordigheid. Wie in staat is bij voortduring te leven in het bewustzijn van de alomtegenwoordigheid van de Heer, heeft de heilige naam niet nodig. De naam is enkel maar een stimulans en steun om te komen tot het beleven van de tegenwoordigheid van God. Mocht het ogenblik zelfs hier op aarde al aanbreken, dat wij ook het roepen van de heilige naam kunnen nalaten om in sublieme vrijheid los van alle belemmeringen slechts het naamloos en onuitsprekelijk levende contact met de persoon van Jezus te genieten!
63. Beschouwen wij de verschillende aspecten van of afleidingen uit de heilige naam afzonderlijk, dan gelijkt ons aanroepen op de werking van een prisma waardoor een straal wit licht in de verschillende kleuren van het spectrum uiteenvalt. Ervaren wij evenwel het aanroepen van de naam in zijn geheel, dan werkt de aanroeping zogezegd als een lens die het witte licht in zijn geheel opneemt en concentreert. Door middel van een lens kan men met een zonnestraal iets brandbaars ontsteken. De heilige naam is deze lens. Jezus is het zonlicht, Zijn naam bundelt en richt als een lens dit licht op onze ziel tot er vuur ontvlamt. Ik ben gekomen om vuur te werpen op aarde [Lk. 12,49].
64. Op veel plaatsen belooft de Heilige Schrift bijzondere zegen aan hen die de naam van de Heer aanroepen. Wij mogen op de naam Jezus toepassen wat gezegd werd van de naam van God. Daarom herhalen wij: Keer U tot mij en wees mij genadig, naar Uw beschikking voor hem die Uw naam bemint [Ps. 119,132]. En van ieder van ons moge de Heer zeggen wat Hij zei van Saul: Deze is voor Mij een uitverkoren instrument om Mijn Naam te brengen [Hand. 9,15]. 2