UIT DE BRON
LEENDE MOZART VAN SPANDAU? EEN FRAPPANTE GELIJKENIS TUSSEN TWEE HOORNWERKEN
vinden van twee hoorntrio’s en een hoornkwartet. De noten van het kwartet intrigeren. Mozart! Het begin van diens Hoornkwintet (KV 407)! Mozart zou toch niet …? Het ‘Quattro da Spandau’ in E dat Breitkopf noemt, heeft de bezetting van obligate hoorn, twee violen en bas (cello). De weergegeven noten zijn ongetwijfeld die van de eerste viool, getuige de dubbelgrepen in de eerste maat (muz.vb. 1).
Willem Spandau (1741-1806), in dienst van het stadhouderlijk hof in Den Haag, stond bekend als een van de grootste hoornvirtuozen van zijn tijd. Volgens critici als Burney en Schubart was zijn toon zo fluwelig en aangenaam als een menselijke stem. We kennen drie hoornconcerten van Spandau, maar uiteraard heeft hij meer gecomponeerd. Zo zijn in een catalogus van de Leipziger uitgever Breitkopf uit 1784 de beginmaten te
De gelijkenis met de beginmaten van Mozarts Hoornkwintet in Es (muz.vb. 2) is frappant: twee keer een marsachtig ritme van kwartnoot, gepuncteerde figuur en kwartnoot, met daartussen een opwaartse sprong van een duodecime, gevolgd door een trapsgewijze afdaling. Volkomen identiek is het niet. Bij Spandau verloopt de afdaling primair in triolen, bij Mozart in achtsten. Spandau gaat dus sneller naar beneden en keert terug naar de toonhoogte van het begin, terwijl bij Mozart de tweede marsfiguur een kwart hoger ligt (met een uitgeschreven dubbele voorslag). Bij beide componisten speelt de eerste viool in eerste instantie dubbelgrepen, de
tweede keer niet. Berust de gelijkenis op toeval? Zou kunnen. Helemaal zonder clichématigheid is de opening niet. Tegelijk valt niet uit te sluiten dat de een het van de ander heeft afgekeken of afgeluisterd. Maar wie van wie? Mozart componeerde zijn kwintet zo goed als zeker in 1782 in Wenen; gepubliceerd werd het pas jaren na zijn dood. Dat Spandau het vrijwel direct leerde kennen en fluks een hoornkwartet componeerde dat binnen drie jaar bij Breitkopf in manus-
WOLFGANG AMADEUS MOZART Geportretteerd door Johann Nepomuk della Croce, 1780