Reineringen Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Du
✎ Voorwoord
ivenstraat
22
Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 3, nummer 3 (september 2012)
September is de maand van “terug naar school”. Vandaar dit vrolijke prentje met wapperende vaantjes en ballonnetjes. Onderwijs moet leuk zijn. De octopus leert ons echter de les: “Merci om trager te rijden”. Het verkeer is dusdanig geëvolueerd dat traag “fout” is geworden. Dat wij onze kinderen met de wagen naar school voeren omdat het te gevaarlijk is op straat… De slogan komt misschien sarcastisch over. De campagne heeft echter succes. Nu al voor het derde jaar. En dat is belangrijk. Alleen een taalpurist die struikelt over dat “merci” en liever “bedankt” had zien staan. Natuurlijk is het “verkavelingsvlaams”. En dan? Het is het resultaat dat telt. De kranten stonden onlangs vol met de discussie over tussentaal versus standaardtaal. Natuurlijk moeten we om allerlei redenen streven naar een algemeen Nederlands dat, zo niet vlekkeloos gesproken, dan toch probleemloos verstaan wordt van Leeuwarden tot Oostduinkerke en Zichen-Zussen-Bolder. Het verkavelingsvlaams heeft ondertussen wel het dialect verdrongen. Moeten we dat betreuren? Ach, dat is gewoon het eeuwenoude verhaal van taal. Wat hier werd gesproken was na elke honderd jaar telkens weer totaal anders. De tongval in Kontich werd lang beïnvloed door het Antwerps, in Waarloos door het Duffels en het Mechels. Nu hoor je bijna geen verschil meer. Grenzen vervagen. Dat is een spontane evolutie in deze moderne tijden. Moeten we dan het dialect dat hier vroeger werd gesproken niet vastleggen? Wij betwijfelen het. Een dialectwoordenboek van het Kontichs en het Waarloos zou voor het overgrote deel overeenkomen met dat van Antwerpen, Duffel, Mechelen of Rumst. Alleen op het gebied van uitspraak zou er nog enig verschil
kunnen zijn. Maar met een fonetische transcriptie van de woordenschat zou nog niet 1 procent van de lezers gebaat zijn. Hoe zou het Algemeen Nederlands 107 jaar geleden geklonken hebben op de lagere school in onze gemeente? Joseph Van Passen verplaatst ons weer naar die tijd van zijn jeugd. Hij heeft trouwens ook heel wat aantekeningen gemaakt over het “Kontichse dialect”. Als je wil begrijpen wat bebbel betekent, of obbel en sobbel, ‘e papelulleke, nen bietekwiet, lefke-spring of kapot neuken, dan laat je ’t maar weten. Maar we betwijfelen of een introductie tot het plaatselijke dialect veel aarde aan de dijk gaat brengen. Wij spraken hier vroeger van de facteur en nen tember plakken op een brief. Paul Wyckmans doet uit de doeken hoe de post hier de laatste eeuwen functioneerde. Wij kijken er met verwondering op terug vanuit ons e-mailtijdperk. En met bewondering volgen wij de bezigheden van onze Lapzussen. Helaas is er ook reden tot verdriet: Nancy, het immer vrolijke en dynamische lid, is ons ontvallen. En misschien mogen we elkaar nog eens ontmoeten? We worden deskundig rondgeleid door Bruegelland in het stedelijk museum van Lier. Ga mee! O ja, van de vele scholen in ons dorp hebben we deze keer de Sint-Montfortschool aan de Hoge Akker in de kijker gezet. Destijds begonnen door de Zusters van de Christelijke scholen: hun kloostergebouwtje zie je op de achtergrond. Eerst voor meisjes. Dan ook een gescheiden afdeling voor jongens. Nu samen. ’t Zou in de tijd van J. Van Passen niet waar geweest zijn! De nonnetjes zijn ondertussen al lang verdwenen. Zoals die van Sint-Jozef, Waarloos, Altena en de paters Augustijnen van Sint-Rita… Maar de parochie van de patrones van de hopeloze gevallen is na 75 jaar nog niet opgehouden te bloeien. Maar dat verhaal is voor een volgende keer. Geniet ondertussen van dit derde nummer van onze derde jaargang… Frank Hellemans
De Lapzussen voor het voetlicht Het patrimonium van onze heemkundige kring is ontzettend rijk. Wanneer we in de Nederlanden de steden buiten beschouwing laten, staan we gewoon aan de top. Er zijn verschillende redenen waarom dat zo is, maar het heeft in hoofdzaak te maken met twee redenen: enerzijds de aanwezigheid van onze stichter-voorzitter Jozef Van Herck en anderzijds de verre geschiedenis van Kontich en de rijke archeologische vondsten. Binnen dit patrimonium speelt textiel een grote rol. Het zal ondertussen wel genoegzaam bekend zijn dat Kontich een wereldberoemde collectie merklappen bezit die vaak internationaal wordt geroemd en bewonderd. De kring is echter niet enkel de statische beheerder van dit patrimonium Tezelfdertijd herbergt hij een deelvereniging die actief merklappen en aanverwante handwerken maakt. En daar ook vaak succes mee oogst. Hilde Schollen wist enkele jaren geleden een groep enthousiaste vrouwen rond zich te verzamelen om merklappen uit het verleden een nieuw leven in te blazen. De Lapzussen, nomen est omen, mochten dit jaar voor de jaarlap van het gerenommeerde Nederlandse tijdschrift Merkwaardig zorgen. Je leest hier het verslag van die uitzonderlijke activiteit. Spijtig genoeg moesten we dit jaar ook afscheid nemen van Nancy Verhaert, ze was tegelijkertijd het jongste maar ook een van de actiefste leden van de Lapzussen. Het is daarom gepast dat we voor haar dit in memoriam brengen. (Paul Catteeuw)
De Lapzussen maken de Jaarlap 2012 voor Merkwaardig Merkwaardig is de vereniging voor merklapliefhebbers in Nederland. Er zijn ongeveer duizend leden en er zijn jaarlijks drie grote bijeenkomsten in Nijkerk. Ledencontact en informatie-uitwisseling staan centraal. De vereniging heeft ook een mooi tijdschrift dat vier keer per jaar verschijnt. Ieder jaar is er een lid dat de jaarlap borduurt. De jaarlap heeft een vooraf bepaald thema en wordt dat jaar afgedrukt op de voorkant van het tijdschrift. Voor de Algemene Ledenvergadering van april krijgt elke deelnemer een foto van de jaarlap als toegangsbewijs. In april 2011 namen de Lapzussen de uitdaging aan om de jaarlap 2012 samen te borduren. En dit is dan het verhaal van het ontstaan van deze jaarlap. Of met andere woorden: hoe kom je met 14 borduursters tot één gemeenschappelijk resultaat? Vorig jaar, op de Algemene Ledenvergadering, nam Anne in naam van de Lapzussen - of toch van diegenen die ook lid zijn van Merkwaardig - de uitdaging aan om de jaarlap voor 2012 te maken. Het thema was ‘Feest’, een dankbaar onderwerp voor ons, want feesten, daar zijn wij Vlamingen erg goed in. Anne had een lange reis achter de rug toen ze die avond thuis arriveerde en ondertussen had ze al een concreet idee hoe de jaarlap er zou kunnen uitzien. We spraken een datum af om over de lap te vergaderen. We wilden de maandelijkse bijeenkomsten van de Lapzussen niet gebruiken om te overleggen over de lap. Toch bleek achteraf dat de andere zussen een handig klankbord waren om onze twijfels aan voor te leggen. In principe zou je denken: handig met veertien vrouwen werken aan één lap, hoef je niet zo veel te borduren. Maar toch was dit niet zo eenvoudig. Iedereen moest het eens zijn met het concept, de kleuren, de stof, enzovoort. Niet simpel want ieder van ons heeft toch zijn eigen stijl. Maar ook praktisch waren er drempels: hoe geraakte de lap bijvoorbeeld van de ene zus bij de andere? We wonen lang niet allemaal bij elkaar in de buurt. Op die eerste vergadering werden er spijkers met koppen geslagen. We zouden allemaal aan dezelfde lap werken en niet op aparte stukjes om achteraf samen te brengen. We vonden een mooie lap handwerkstof met 10 draadjes per centimeter. In het midden zouden we verschillende feestmomenten voorstellen, geborduurd over één draadje. Er zou een brede rand komen, over twee draadjes, met vlaggetjes, vlinders, ballonnen en onze namen. 2 • Reineringen 3.3
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
We konden aan de slag. Iedereen zocht een mooi patroon om haar feestmoment uit te beelden, een paar lapzussen werkten de rand zorgvuldig uit op patroonpapier en er werden kleuren voor gezocht. Agnes nam de organisatie op zich om de lap bij iedere zus ter plaatse te krijgen. Tussendoor werd er aan de rand gewerkt, soms met zijn drieën tegelijk aan dezelfde tafel. Op iedere maandelijkse bijeenkomst werd de lap gekeurd. De andere lapzussen zagen het geheel mee groeien en gaven hun, gelukkig meestal positieve, bemerkingen. Na de vakantieperiode toen we elkaar een hele tijd niet meer gezien hadden en het borduren al flink opgeschoten was, doken de eerste twijfels op. Paste de rand wel bij de rest van de lap? Waren de kleuren niet te flets? Werd het geheel niet te groot? En werd de doek niet te chaotisch door de verschillende elementen? Het was ontzettend moeilijk om daarover een beslissing te nemen. Een aantal lapzussen had al uren aan die rand gewerkt, eerst aan het patroon en daarna aan het borduren. We namen de lap zelfs mee op ons reisje naar Duitsland om er nog eens rustig over na te denken. Daar is het verdict dan gevallen: de brede rand moest eraf en alleen de namen en het jaartal zouden blijven. Dat betekende dus urenlang achteruit borduren, een hele klus die Suzy voor haar rekening nam. Maar toen de brede rand weg was, waren we het er allemaal over eens dat we de juiste beslissing hadden genomen. Het geheel zag er veel beter uit. Gelukkig voelde niemand zich tekortgedaan, ondanks al de inspanningen die al aan de rand geleverd waren. Ook en vooral Nancy niet, die toch een behoorlijk deel van de rand voor haar rekening had genomen. Naar het einde toe waren er nog moeilijke beslissingen te nemen. We gingen akkoord dat er tussen de motieven tekst moest komen. Maar wat? Feest in allerhande talen? Een alfabet, het was tenslotte een merklap? In welke kleur? Welk lettertype? Iedereen had er zijn eigen idee over en toch moesten we een consensus vinden. Uiteindelijk werden het twee mooie gedichtjes over feesten en de woorden ‘feest’ en ‘felicitaties’ in verschillende talen, in dezelfde kleur blauw als de rand met de namen. Germaine borduurde op die manier de laatste steekjes aan onze lap. We hadden een gelijkaardige discussie toen de lap helemaal geborduurd was: zouden we hem wel of niet wassen? Er zat een koffievlekje op, dus wassen. De appret zou eruit gaan, dus niet wassen. En hoe zouden we dat dan het best doen? Ik denk dat we er wel een halfuur over gepraat hebben. Er werd geen beslissing genomen maar we legden de verantwoordelijkheid bij Agnes en Andrea. Die zouden de klus dan klaren. Uiteindelijk is de doek toch gewassen met het verhoopte resultaat. Agnes heeft de doek vervolgens opgespannen. René, haar man en de vader van Nancy, heeft de lijst gemaakt. De jaarlap heeft ons vrijwel een volledig jaar beziggehouden. Het borduren was één ding, het overleggen en samenwerken veel belangrijker. Maar het was leuk en we moesten vaak lachen om die eindeloze discussies. Het bracht ons alleen maar dichter bij elkaar. De overige lapzussen gaven hun zegen over het eindresultaat en zijn ook blij dat we als vereniging nu even in de kijker staan. De hele familie Verhaert (Nancy, Agnes en René) hebben hun steentje meer dan bijgedragen bij het realiseren van deze Jaarlap. Deze lap is dan ook, naast de jaarlap van 2012 voor Merkwaardig, een hulde aan Nancy. Haar naam prijkt naast de andere namen, bovenaan rechts op de lap, als laatste omdat ze de jongste was. Op zaterdag 14 april 2012 werd de jaarlap voorgesteld op de Algemene Ledenvergadering in Nijkerk. Er waren ongeveer 270 aanwezigen. Onze jaarlap kreeg een prominente plaats op het podium, samen met een foto van Nancy. Bij de aanvang van de vergadering vertelde de voorzitster, Afke Wulling, over het heengaan van Nancy en het grote contrast tussen het thema van de jaarlap, ‘Feest’, en dit overlijden. Daarna kregen we de gelegenheid om onze vereniging, de Lapzussen en onze jaarlap voor te stellen. Het maken van de jaarlap heeft er zeker voor gezorgd dat we in Nederland bij de merklapliefhebbers meer naambekendheid gekregen hebben. Hopelijk vinden op die manier heel wat mensen ook de weg naar ons museum om onze textielcollectie te komen bewonderen. Erica Uten Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.3 • 3
Nancy Verhaert
De post in Kontich vóór 1900
Op 21 maart 2012 overleed Nancy Verhaert. Ze was samen met haar moeder Agnes lid van de Lapzussen van bij de oprichting in 2004. Nancy was de jongste van ons allemaal, geboren op 20 mei 1967, en een vaste waarde in de groep. In al de jaren dat we actief zijn, kan ik me niet herinneren dat ze ooit afwezig was op onze maandelijkse bijeenkomsten. Ook als Agnes er uitzonderlijk niet was, was Nancy toch van de partij. Bij elke uitstap die we organiseerden was ze erbij. Een reisje naar Nederland, Parijs of Duitsland, Nancy sloeg niets over.
Brieven versturen en bezorgen is altijd al een ingewikkelde en dure aangelegenheid geweest. Tot vandaag nog dient de centrale overheid hiervoor een hele organisatie op te zetten, al dan niet met private inbreng. Het verzamelen in ontvangkantoren, het sorteren door personeel, het transporteren te voet of per diligence, later ook per schip, per auto of per vliegtuig, het inrichten van verdeelcentra en het uitreiken van de poststukken door distributeurs of postbodes vergde een vlekkeloos functionerend raderwerk van mensen en middelen. Vergeten we ook het afstempelen niet, begonnen in de Franse periode.
Ze kon prachtig borduren, ze deed het rustig aan en nam de tijd om ook de achterkant mooi af te werken. Ze was daarin een voorbeeld voor ons allemaal. Nancy was altijd even enthousiast en goed gezind. Ze kende de interesses van elk lid en als ze ergens wat zag dat je interesseerde vertelde ze het je meteen. Ze was ook degene die voor ons allemaal zorgde, ze verdeelde de drank en hielp met de afwas, iedere keer opnieuw.
Aan dit alles dacht ik ooit bij het lezen van een eenvoudige mededeling aan het pas enkele maanden voordien geopende postpunt in het station van Kontich-Kazerne: “Postpunt definitief gesloten”. De hulpkantoren van Kontich-Kazerne en Waarloos zijn intussen al lang opgedoekt. We staan nu met zijn allen aan te schuiven in het centrale postkantoor, dat gelukkig onlangs een belangrijke ‘upgrade’ onderging zowel wat betreft inrichting als klantenreceptie. In dit artikel willen we het wel en wee van ons Kontichs distributie- en ontvangkantoor in de 18e en 19e eeuw overlopen en even meelopen met postbode Muller op zijn ronde in 1827. Post in Kontich tijdens de Tassische periode Een distributiekantoor hing vanaf de 18e eeuw af van een hoofd- of directiekantoor. Het zorgde voor de uitreiking van brieven en pakjes in de eigen gemeente en de omliggende dorpen. Het mocht ook brieven en pakjes ontvangen en naar zijn hoofdkantoor doorsturen voor verdere behandeling. Het reglement van koning Filips V van Spanje van 5 november 1701 vermeldt Kontich al als poststation waar de weduwe Van Biesen als postmeester was vrijgesteld van belasting. Het begrip distributeur of bezorger (de latere postbode) was al bekend in de Oostenrijkse Nederlanden van de 18e eeuw. De toenmalige keizerlijke postdienst werd door de familie Von Thurn und Taxis georganiseerd vanuit Brussel met koerierpaarden die in etappes grote gebieden bestreken, zelfs tot aan het keizerlijke hof in Wenen toe. Verder werd ook post meegegeven met diligences. In Brussel sprak men ‘op zijn Frans’ van Tour en Taxis, kortweg de Tassische post dus. Deze postdienst maakte in zijn personeelskader melding van één vast personeelslid te Kontich. Op zijn personeelslijst uit deze periode staan slechts drie kantoren vermeld in de provincie Antwerpen: de locaties ‘Contich’, ‘Hoogstraeten’ en ‘Baerle’. Een precieze oprichtingsdatum is onbekend, maar ongetwijfeld is het distributiekantoor in Kontich ontstaan uit een paardenposthouderij op de postroute Antwerpen-Mechelen-Brussel.
Nancy was altijd erg begaan met lapzussen die ziek waren of een andere tegenslag te verwerken kregen. Ze speelde met plezier postbode zodat we postzegels uitspaarden en onze kaartjes snel, dus ’s anderendaags ’s morgens, hun bestemming bereikten. Nancy en Agnes waren twee handen op één buik. Als de ene wat vertelde, vulde de andere aan. Moeder en dochter bij dezelfde vereniging, het was heel fijn. We gaan Nancy heel erg missen bij de Lapzussen. Maar we gaan de herinnering aan haar koesteren en zorgen dat ze nooit vergeten wordt. Erica Uten (in naam van alle Lapzussen)
In de eerste helft van de 18e eeuw was Jacobus Van Nuffelen posthouder in zijn afspanning ‘Den Groenen Schild’ op de Mechelsesteenweg, eigendom aan de Sleutelstraat of Kleine Mechelsesteenweg zoals zij toen nog heette. In 1762 werd hij opgevolgd door zijn zoon Jean-Baptiste Van Nuffelen die ook brieven voor Lint aannam en ze meegaf met de postbode, de ‘loper’ voor Lier.
Geschreven herkomst Conticq, 4 september 1754
Distributie- of secundaire kantoren hadden geen herkomstmerken of -stempels en op een zeldzaam gekend poststuk uit deze periode werd ‘CONTICQ’ met de hand bijgeschreven. Brieven uit 1773, 1774, 1782 en 1792 wijzen er eveneens op dat dit tot aan de Franse periode gebruikelijk bleef.
De Franse periode In 1795 had de toenmalige postmeester Egidius Van Nuffelen een brievenbus aan zijn huis, waarschijnlijk aan de overzijde van Den Groenen Schild, ergens bij de Drabstraat aan de herberg Sint-Merten. Een jaar later vraagt vrederechter Eliaers inlichtingen aan het gemeentebestuur over de politieke overtuiging, de moraal en het civisme van de twee burgers Van Nuffelen, de ene directeur, de andere distributeur te Kontich. De ‘municipalité’ antwoordt dat beiden de post stipt bedelen en dat er verder geen klachten bekend zijn. Over de weduwe van Egidius Van 4 • Reineringen 3.3
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.3 • 5
Nuffelen, hun moeder, geen woord, ondanks haar betrokkenheid in de organisatie van de dienst. Officieel horen we pas spreken over een Kontichs distributiekantoor wanneer het bij wet van 6 Nivose An IV (26 december 1796) wordt afgeschaft. Vreemd genoeg geeft de wet van 1 Priairial An VII (20 mei 1799) toelating om het na drie jaar opnieuw te openen: … Il sera établi un bureau de distribution de poste aux lettres dans la commune de CONTICHE, Département des Deux Nèthes… In het bijhorende rapport van de inspecteur van ons departement aan het ‘Directoire Exécutif’ lezen we dat de bevolking deze aanvraag sterk ondersteunt, hierbij verwijzend naar de intense handelsbetrekkingen met Mechelen, Lier en Antwerpen. Ook de administratie van de Posterijen is er sterk van overtuigd dat de hieraan verbonden uitgaven kunnen terugverdiend worden en de algemene dienstverlening hierdoor zal verbeteren. Als gevolg hiervan ontving het bureel een departementsstempel 92-CONTICH en de betaalde portstempel P39P-CONTICH. De centraal geleide Franse overheid had duidelijk geen zicht op al deze distributiekantoren, wat blijkt uit volgend (vertaald) uittreksel uit de ‘Algemene instructies voor de dienst der briefpost’ uit 1808: … De Centrale Overheid vraagt aan de directeuren van de hoofdkantoren om schriftelijke instructies op te stellen voor het organiseren van de dienst in de distributiekantoren waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen…
en op welke wijze brieven naar deze plaatsen worden ‘geëxpedieerd’. De Nederlandse postoverheid schaft ook het salaris af van de postbedelers (distributeurs) en oordeelt dat zij voortaan hun inkomen moeten halen uit de vergoeding per behandelde brief. Dit supplement verschilt op veel plaatsen naargelang het een uit te reiken dan wel een door te sturen brief betreft en het wordt in een aantal gemeenten op de brief zelf vermeld. Bestemmelingen kunnen zo zien wat ze moeten betalen en arme mensen weigeren niet zelden deze brieven te ontvangen. Geheime tekens op de buitenzijde van de brief geven soms informatie aan de bestemmeling zonder dat hij de brief hoeft te aanvaarden en te betalen. Merkwaardig is dat distributeurs brieven helemaal niet thuis moeten bestellen en geadresseerden voor deze ‘extra’ dienst weerom ‘extra’ dienen te betalen. Zeker in de beginperiode verloopt in Kontich niet alles vlekkeloos. Al in 1815 klaagt onze ‘maire’, burgemeester Ch. De Meulenaere bij Pallandt De Keppel, postmeester-generaal in Den Haag dat het op het postkantoor te Kontich een zootje is. Nochtans passeert er dagelijks post voor de Nederlandse overheid en voor alle steden uit het omliggende: Antwerpen, Mechelen en Lier. Men stelt fraude van postrechten vast, brieven worden te ver van de bestemmeling afgelegd (soms een kwartier te voet verwijderd) en tarieven veel te hoog berekend. Vanaf 23 april 1816 fungeert de weduwe Van Nuffelen als distributrice en in 1823 tenslotte was het de beurt aan Juffrouw P.J. Van Nuffelen. Het blijft dus nog altijd een familieonderneming: Van Nuffelen.
Tot bij het begin van de Hollandse periode kregen de distributeurs een wedde van het postbestuur. Een publicatie over ‘de Franse Post in de Verenigde Belgische Departementen’ vermeldt een vergoeding van 120 Franse franken voor onze Kontichse postverdeler, die van Roeselare bijvoorbeeld kreeg er slechts 60 en die van Eeklo zelfs 200. In de Franse en ook in de daarop volgende Hollandse periode sloeg de postmeester in het distributiekantoor Kontich deze departementsstempel op alle brieven en te verzenden stukken. Reeds in de Franse periode treffen we vier boden of ‘messagers de canton’ aan die in het arrondissement Antwerpen drie maal per tien dagen de ronde van een aantal gemeenten dienden te lopen. Zo verbeterden ze de postverbinding met de kantonhoofdplaats omdat ‘l’action administrative doit être prompte et rapide’ (onmiddellijk en snel).
Belgische afstempeling door het distributiekantoor Kontich
Tot aan de Belgische onafhankelijkheid blijven distributiekantoren van ondergeschikt belang en hun werking is tot op vandaag onvoldoende gekend. Hun aantal is beperkt hoewel er in Kontich al die tijd één gevestigd blijft. Brieven uit de Nederlandse en het begin van de Belgische periode bewijzen dat de departementale stempels uit de Franse periode er nog ongewijzigd verder worden gebruikt wat zeer uitzonderlijk is.
Ons interesseert alléén de eerste bode die de gemeenten beliep ten zuiden van Antwerpen langs de rechteroever van de Schelde en ten westen van de weg Antwerpen-Lier langs Luythagen en Boechout, dus de gemeenten: Wilrijk, Hoboken, Schelle, Hemiksem, Aartselaar, Boom, Niel, Reet, Rumst, Waarloos, Kontich, Edegem, Hove, Boechout, Mortsel en Berchem (Luythagen als gehucht van Mortsel). Hij vertrok vanuit Antwerpen op de derde, zesde en negende dag van elke decade (periode van 10 dagen) en bleef persoonlijk verantwoordelijk voor de hem toevertrouwde poststukken. Hij diende bij aankomst te bewijzen dat ze wel degelijk afgeleverd waren. Hij kreeg hiervoor 600 Franse frank per jaar, bedrag dat uitgesmeerd werd over de gemeenten volgens belangrijkheid en inwoneraantal. Het wordt er niet eenvoudiger op als men weet dat er daarnaast ook nog ‘messagers-piéton’ (bodes te voet) waren die de postzakken van de postkantoren naar de kantonhoofdplaatsen brachten (bv. Petrus Muller uit onze gemeente, waarover verder meer).
Wedervaren van postbode Petrus Muller (1827) Hij wandelt (?) tussen 8 en 10 uur ’s morgens naar Lier en bezorgt onderweg ook de post in Lint. ’s Middags is hij terug te Kontich. Hij mag daar een half uur rusten en vanaf 12.30u. opnieuw voor een tweede maal naar Lier vertrekken. De post uit Antwerpen is ondertussen (hopelijk) aangekomen en gesorteerd, anders moet hij hierop wachten. In 1828 verkrijgt hij de pacht voor deze postdienst van ’s Rijks brievenmalen’ bij een reorganisatie van de dienst en vindt hiervoor twee ‘borgen’ waaronder die van de postmeester van Lier.
‘Hollandse postorganisatie’ vanuit Den Haag (1815-1830) Tijdens het Hollands bewind werden de Nederlanden in vijf postdistricten verdeeld en onze regio behoorde in 1815 tot het vierde district met de directiekantoren Antwerpen, Lier, Mechelen samen met het distributiekantoor Kontich. Na 1820 vinden we de oprichting terug van de distributiekantoren Brasschaat, Boom en Wuustwezel
Muller dient een verzoek in om zich, in geval van ziekte, te laten vervangen door gewezen slager-herbergier Corluy uit Kontich. Hij krijgt geen gehoor in Brussel, zijn verzoek wordt niet ingewilligd.
De Nederlandse postoverheid vertoont in 1815 opnieuw eenzelfde gemis aan overzicht van de ligging van alle distributiekantoren in de zuidelijke Nederlanden. Zij vraagt dan ook in een omzendbrief dat de directies van de hoofd- en ontvangkantoren zo snel mogelijk aan de postmeester-generaal in Den Haag laten weten: a. welke distributiekantoren er afhankelijk zijn van het betreffende hoofdkantoor; b. de namen van de distributeurs die daar de zaken beheren; c. een ‘accurate’ alfabetische lijst van steden, gemeenten, dorpen en gehuchten in hun arrondissement, waarheen de brieven die op een hoofdkantoor worden afgeleverd naartoe kunnen gebracht worden en hoe 6 • Reineringen 3.3
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Op zijn ronde is hij herkenbaar aan een blauwe jas, rok of buis met rode kraag en blauwe lange broek. Rond zijn arm draagt hij een koperen plaat met een gekroonde W (koning Willem) en het omschrift ‘Koninklijke posterijen” (nog te zien in het heemkundig museum van Lint !).
In 1829 reageert de directie wel positief op zijn klacht en hierdoor krijgt hij meer begrip voor het overdreven gewicht van zijn mee te nemen poststukken. Hij beklaagt er zich over dat hij dikwijls met een ‘kordewagen’ moet lopen omdat hij al die poststukken, kranten, kadasterplans e.a. niet meer zelf kan dragen. Hij moet inderdaad alle post van Antwerpen, Mechelen en Kontich naar Lier te voet meesleuren. Vooral in de winter langs ondergelopen en slijkerige wegen is dat voorwaar geen sinecure. De posterijen vragen daarop aan het kadaster om al hun correspondentie tussen Kontich en Lier in de toekomst met de diligence mee te geven. Ook de Mechelse postmeester Lefebure doet in die periode een (vergeefse? PW) overnamepoging op de postdienst in Kontich en anticipeert op zijn mogelijke benoeming door in Kontich een dienst op te zetten met relais- of wisselpaarden voor reizigers en diligences tussen Mechelen en Antwerpen (nadien Brussel-Antwerpen tot in Breda). Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.3 • 7
Het onafhankelijke België organiseert zijn eigen postverkeer In de provincie Antwerpen blijven er in september 1830 vier distributiekantoren: Kontich, Boom, Brasschaat en Wuustwezel. Hieraan verandert dus niets. Er is waarschijnlijk geen postbedeler meer voor Kontich zelf, wel een ‘posterij’, zoals al vermeld op de Mechelsesteenweg aan St.-Marten. Vanaf 1831 schaft België de vertrekvergoeding voor brieven af en in 1836 ook deze voor de ontvangst van briefpost. De distributeurs krijgen weer een salaris. Over vlot postverkeer klaagt de gemeente Kontich nog in 1834 bij de provincie. Daarop verwijst de administrateur van de Posterijen, in die tijd ene Delfosse, laconiek naar de ‘Instructions Générales’ en het art. 390 uit 1808 dat blijkbaar nog altijd niet herschreven is. Een vraag van onze gemeente in 1834 naar een distributeur wordt niet ingewilligd. Wel weten we dat iemand dagelijks de post vanuit Kontich naar Boom ‘loopt’ en Reet stelt dan ook in 1835 voor om de Reetse post door diezelfde postbode te laten meebrengen mits een extra vergoeding. Een vergelijking tussen de tijdtabellen leert dat de post sneller vanuit Antwerpen in Mechelen en Brussel bedeeld wordt dan in Reet en Boom. Kranten komen regelmatig de volgende dag pas bij de abonnee. In de periode 1836-1840 wordt er duidelijk gesleuteld aan het functioneren van de postdienst. Wanneer KontichOost (later -Kazerne) zijn station krijgt wordt er een brievenbus aan de gevel opgehangen en de poststukken erin meegegeven met de posttrein tussen Antwerpen en Brussel. Pas vanaf september 1836 maken de Posterijen een begin van uitbreiding van de landelijke postdienst en daardoor groeit het aantal distributiekantoren sterk. Zij streven naar meer eenvormigheid door het gebruik van eenzelfde model stempel voor deze distributiekantoren die nog alleen brieven en poststukken met zwarte inkt mogen afstempelen. Zo ook te Kontich. De getallen uit de projectbeschrijving (geraamd door De Post in Brussel) voor reiswegbepaling van de landelijke postbezorgers leren ons voor het distributiekantoor Kontich en vandaar ‘te belopen’ gemeenten’: Gemeenten Contich Waerloos Rumpst Reeth Niel Schelle Hemixem Aertselaar Retour Totaal
Bevolkingsaantallen 3600 600 2170 1270 2500 1300 1000 1560 14000
afstanden in m 3700 3700 3500 6000 2500 3000 2600 4000 29.000
Waarschijnlijk als gevolg van de opening van de spoorlijn Mechelen-Antwerpen in 1836 en het daaropvolgend verdwijnen van verschillende diligencediensten doorheen het centrum van Kontich, wordt de paardenposthouderij er minder belangrijk en wordt ook het postkantoor in het centrum met omzendbrief 135 gesloten vanaf 15 juli 1837.
voorgoed uit het postgebeuren. We weten dat er toen 163 van dergelijke kantoren in België waren, waarvan 18 in de provincie Antwerpen. Kontich heeft van dan af dus voortaan een echt ontvangkantoor voor brieven en andere poststukken. Tussen 1860-1870 wil het gemeentebestuur van Kontich mordicus een staande brievenbus in het centrum van de gemeente, voorrecht dat enkel aan grotere steden wordt voorbehouden. Na lang aandringen en enkele herinneringen zal ze er dan toch uiteindelijk komen. Ook de vraag om het kantoor van Kontich-Oost onder te brengen in het centrum van de gemeente wordt gunstig geadviseerd, zij het pas in 1876. Een jaar na de opening van de spoorlijn 61 (Oude-God-Edegem-Kontich-ReetBoom) vinden we inderdaad een vermelding van een postkantoor in de Molenstraat, vermoedelijk in het station Kontich-West. De Posterijen willen daarop herhaalde malen de staande brievenbus aan het gemeentehuis verwijderen met als argument dat het nieuwe postkantoor slechts 225m verder in het station Kontich ingericht is. Het Gemeentebestuur blijft zich hardnekkig verzetten, uiteindelijk met blijvend succes.
De staande brievenbus aan het gemeentehuis, begin 20e eeuw.
In 1881 zorgen de postdiensten zelfs voor een derde brievenbus tegen de stallen van de ‘Hertog van Beieren’ (naast de huidige dorpsslager aan de Mechelsesteenweg).
Een laatste opmerkelijk feit in ons overzicht willen we u niet onthouden. Het dateert van 1887. De twee Kontichse briefdragers krijgen in dat jaar toelating om een revolver te dragen om zich te beschermen tegen struikrovers wanneer ze met geld en andere waardevolle documenten op stap gaan doorheen de uitgestrekte velden en bosschages die Kontich meer dan een eeuw geleden nog rijk was. De rest van het verhaal komt velen bekend over. We denken dan aan het regelmatig verhogen van de tarieven, het verkleinen van de standaardformaten, het toe- of afnemen van het aantal brievenbussen naargelang de financiële mogelijkheden van de overheid, het komen en gaan van hulpkantoren en postpunten in wijken en deelgemeenten en de verhuis van postkantoren binnen de gemeente. Zo toont een oude postkaart uit 1905 ons het postkantoor exact op dezelfde plaats als 100 jaar ervoor, alleen tapte de waard van ‘Den Groenen Schild’ er toen geen biertje meer terwijl men zijn beurt afwachtte. Ook het kantoor in de Molenstraat rond 1960 komt bij velen nog bekend voor op de plek waar kledingzaak Marlynick er nog niet zo lang geleden de brui aan gaf. En sinds 1983 is ‘de Post’ geïntegreerd in het rijksadministratieve gebouw aan de Mechelsesteenweg 83. Paul Wyckmans Dankbaar geput uit volgende bronnen: • ‘Geschiedenis van Kontich’ (1988) en archieven van wijlen prof. dr. Van Passen in het bezit van de Kon. Kring voor Heemkunde van Kontich • Barensweeën en geboorte van de landelijke postdienst in de provincie Antwerpen, van M. van der Mullen, artikel in VBP-studiekring, Special 200, nr. 200 oktober 1990 • ‘Distributiekantoren in de provincie Antwerpen’, van Hugo Broekmans, artikel in KVBP-studiekring nr. 317 april 2002
Tussen 1837 en 1850 moet Kontich het dan ook stellen met enkel een brievenbus met de postbusletter Z. De distributiestempel van Contich is dus slechts gedurende negen en een halve maand in gebruik geweest. Een nieuwe mijlpaal vormt zeker de invoering van postzegels op 1 juli 1849. Het tarief hiervoor varieerde volgens de afstand tussen ontvang- en distributiekantoor (0,10-0,20 frank). Pas op 1 januari 1851 (omzendbrief 668) gaan de deuren van het kantoor te Kontich weer open, ditmaal in het station Kontich-Oost met een heuse postontvanger. Zoals zo dikwijls vraagt de plaatselijke overheid nadien regelmatig om meer service waarop de centrale postdiensten slechts met mondjesmaat ingaan. Op 21 december 1869 vaardigen de Belgische posterijen een omzendbrief (nr.960) uit waarbij de distributiekantoren worden opgewaardeerd tot ontvangkantoren 6de klasse en het begrip distributiekantoor verdwijnt hierdoor 8 • Reineringen 3.3
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.3 • 9
Cadzandse versie van merklap Maria de Hullu
Mijn schooljaren te Kontich (deel 2)
Weduwe Suz. Kools-Luteijn is de mevrouw die ons op het spoor bracht van Maria de Hullu, die tussen 1778 en 1783 één van de mooiste merklappen uit onze collectie maakte. De broer van deze jong gestorven vrouw uit Zuidzande (nabij Sluis) is de voorvader van Suzanna Luteijn. Zij bezocht de tentoonstelling in Goes en kocht er het telpatroon van de tekendoek. Acht maanden heeft ze er aan gewerkt, maar het resultaat mag er zijn!
Dit is het vervolg van de notities van Joseph Van Passen (1892-1967) zoals hij ze rond 1960 had opgetekend (zie vorige Reineringen, we hebben ook hier zijn schrijfwijze zo veel mogelijk gerespecteerd). Hij vertelde al over zijn twee jaren in de bewaarschool van de “Nonnekensschool”, waar hij ook nog het eerste leerjaar mocht volgen (mits zijn ouders het nodige schoolgeld betaalden). Toen hij negen was, moest hij naar het tweede leerjaar in de jongensschool in de Molenstraat. Daar bleef hij nog drie jaar. In de hoogste klas zat hij bij de hoofdonderwijzer, A. J. Moers (° 1860 in Runkelen, een deelgemeente van Sint-Truiden): die kwam van de “liberale” school en had nu van het godsdienstonderricht zijn voornaamste vak gemaakt. Enerzijds omdat hij in een goed blaadje wilde staan bij de onderpastoor die de kinderen voorbereidde op hun Eerste Communie… (Frank Hellemans)
Eind augustus zijn we hem met een kleine delegatie gaan bewonderen: opperlapzus Erica, conservator Guido en zijn vrouw Rita en ikzelf. We bezochten deze lieve dame die 87 jaar jong is in Oostburg. Samen reden we naar de Reino-hoeve (een naam die zij zelf in 1951 had bedacht), de plek waar Maria de Hullu woonde toen ze de lap vervaardigde en waar nu nog de zoon van Suz woont. Daar maakten we een foto van haar en haar werkstuk. Ze was vergezeld van het echtpaar Hans en Els Vercouteren, vrienden van de Stichting tot behoud van de Cadzandse dracht. Zij waren dan ook alle drie in (rouw)klederdracht en ze leerden ons dat hun kanten muts in vorm wordt gehouden door een karkas en dat de omgekrulde zijflap rabat wordt genoemd. De ondermuts wordt versierd met een mutsebelle. Wat is dat toch mooi, dat West-Zeeuws-Vlaams!
De tweede reden, en wel de bijzonderste, was de prijskamp in Godsdienst die om de twee of vier jaar gehouden werd door het Aartsbisdom. Daar mochten tien candidaten van elke lagere school uit het Aartsbisdom Mechelen aan deelnemen. Die dag was een gebeurtenis. Leeraars van Colleges en Inspecteurs stonden in de zalen, waar ze dienst deden als surveillant, tijdens de prijskamp. Kontich zou zeker een paar gouden diploma’s mee naar huis brengen, daarvoor waren we te goed voorbereid. Maanden en maanden hadden we het Oud- en het Nieuwtestament van buiten geleerd. Ontelbare keren hadden we al de gebeden en heel de catechismus afgerammeld zonder haperen. Daarbij hadden we nog iedere week schriftelijke prijskampen waarbij punten toegekend werden om een schifting mogelijk te maken. De laatste twee kampers, die het minste punten behaalden, zouden telkens afvallen. Zodoende zou men na een paar maanden tot de tien candidaten komen die overbleven voor de grote prijskamp. Diegenen die afvielen waren ontslagen van verdere bloktijd, en konden zich intussen maar onledig houden met te lezen. De eerste afvallige was Goore Jacobs. Hij had in de Twaalf Artikelen geschreven: “Vandaag zal Hij komen oordelen de levenden en de doden”. Meester Moers stond naast de Goore, in alle ernst, de onvergeeflijke fouten uit zijn proefschrift voor te lezen. Deze in plaats van spijt te hebben over zijn mislukking, toonde duidelijk hoe blij hij was omdat hij er vanaf was, want hij wreef zich de handen en grijnslachte! Dit was zelfs voor een hoofdonderwijzer te veel, en zonder nadenken over de gevolgen bij een vervroegd oordeel, gaf hij de Goore een klinkende oorveeg, met de bemerking “En nu zul’de heel uw leven onthouden dat het niet voor vandaag is”.
Een leuke anekdote: Hans was zijn hele leven landbouwer op de Breydelhoeve in Retranchement (nu een vakantieboerderij). Inderdaad, genaamd naar de afstammelingen van Jan Breydel die eeuwen lang de hoeve in hun bezit hadden. Maar tijdens onze gezellige gesprekken bleek dat Rita’s overgrootvader er zowaar geboren was! Ons Marieke uit de 18e eeuw heeft ons al heel wat aangename verrassingen bezorgd. Wie weet wat volgt er nog? Frank Hellemans
Als nu eindelijk de grote dag gekomen was, gingen we zenuwachtig maar in ons zondagse kleederen, naar de prijskamp die de hele voormiddag zou duren. Op ieder bank zat slechts één candidaat en er heerste in de zaal een onbegrijpelijke stilte. Als we tegen de middag allemaal onze enveloppe hadden ingediend, kwamen we bijeen op de koer en we oordeelden dat het redelijk goed verlopen was. Er verliepen nog wel acht dagen, alvorens de officiële resultaten werden bekend gemaakt. Triomfantelijk werd dit zegebulletin in de klas afgelezen nog vóór het morgengebed. 1 2 3 4 5 6
Herentals Dolf Lem… van Kontich Frans Schr… van Kontich Lier Jozef V.P… van Kontich Edward W… van Kontich
Vier man van Kontich tussen de eerst zes, en onze laatste candidaat behaalde nog de dertigste plaats tussen de meer dan honderd mededingers! Meester Moers weende van vreugde en van fierheid… 10 • Reineringen 3.3
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
De vroegere jongensschool
Reineringen 3.3 • 11
Veel te vroeg was het avond geworden en moesten we terug naar huis. Om zeven uur waren we al boven in het station. De jongens stonden gereed vóór de spoorlijn Oude-God, Kontich, Boom, Dendermonde. De meisjes stonden in groep bijeen naast de trappen. Mr. Moers begaf zich naar de meisjesgroep en zei: “Ziezo, we zijn goed op tijd. Onze trein vertrekt eerst om half acht. Als er soms iemand nog eerst wil naar het pissijn gaan…”
Schooljaar 1905 had nog een ander wederwaardigheid van groot belang: België vierde de vijf-en-zeventigste verjaring van ’s Lands onafhankelijkheid! Onder de vele feestelijkheden vermeldde het program ook de uitvoering van een Cantate in de zaal van de harmonie te Antwerpen. Deze Cantate zou op een zondag voormiddag gezamenlijk uitgevoerd worden door leerlingen van al de lagere scholen uit de provincie. Kontich zou vertegenwoordigd zijn door tien meisjes uit de hoogste klas, en tien jongens uit de hoogste klas. In de meisjesschool was de beslissing rap getroffen: de tien beste stemmen gingen mee. In de jongensschool was het niet zo eenvoudig. De keus zou misschien op minder goede, ja op slechte zangers kunnen vallen, want men zou vooreerst tien candidaten moeten vinden, waarvan men met zekerheid wist dat ze een zondags kostummeke hadden. Lafontaine wees de weg: “leur ramage serait comme leur plumage…” (“Als ook uw stemorgaan zo mooi is als uw veren” in de fabel van de raaf en de vos, fh) Hoe dan ook, de Cantate werd aangeleerd door zuster Azarie. Ook de dagelijkse repetities in de meisjesschool stonden onder haar leiding. Mr. Moers was daar wel altijd aanwezig, maar overbodig. Door zuster Azarie gedrild (en Kontich weet wat dat betekent) waren we spoedig een homogeen koor geworden, dat in Antwerpen zou ophef maken. Met de trein reden we dus dien zondag morgen naar Antwerpen, in gezelschap van meester Moers om ons in het oog te houden, en zuster Azarie, om ons niet te laten ‘door de mand vallen’. In het midden van de zaal stond, rijkelijk met vlaggen getooid, een verhoog opgetimmerd, bestemd voor de algemene dirigent. Rondom, in halve cirkel, was een podium opgericht waar de heer Gouverneur, Generaals en andere overheidsbekleders hadden plaats genomen. Op de tweede rij zaten honderd burgemeesters in hun tricolore sjerp. Langs de muren waren trapsgewijs, hoge houten estrades getimmerd waarop de zangeressen en de zangers paraat stonden. Op de hoogste trede, bijna met het hoofd tegen het plafond, stond de groep van Kontich. Een trede lager stond zuster Azarie, met de rug naar de dirigent gekeerd, de maat te slaan voor onze groep. Verscholen achter de rij zangers die een trap lager stonden, hield ze ons in haar ban gedurende heel de uitvoering, zodat we niet naar de maatstok van de dirigent hoefden te kijken. Station Kontich-dorp
Na afloop van de feestviering vroeg Mr. Moers aan zuster Azarie hoe ze het gevonden had, en of ze tevreden was over de uitvoering. En de zuster antwoordde: “Het is heel goed geweest! De jongens hebben bijna zo goed gezongen als de meisjes.” Toen verlieten we de zaal, en onze groep ging in rij naar de Zoologie. Daar werden we, samen met al de andere uitvoerders uitgenodigd op ‘chocolatte-koffie met bezie-koeken’ gratis en zooveel het ons lustte.
Antwerpen een eeuw geleden: de Leysstraat met zicht op de Middenstatie
12 • Reineringen 3.3
Spijtig genoeg, aan het centraal-station zou zuster Azarie ons verlaten. Was het nu verboden door haar kloosterregel of had ze geen toelating gevraagd om ons te vergezellen, we wisten het niet, maar het scheen ons toch dat ze liever ware meegegaan. In elk geval, samen met een zusterke van Mortsel, vertrok ze met de trein naar huis. Van toen af kreeg Mr. Moers toezicht over onze jongens- en meisjesgroep. Na het eetmaal bleven we op bezoek in de dierentuin gedurende de namiddag. Dat was voor ons ene openbaring! Onze verbazing steeg ten top telkens we onze meester hoorden zeggen: ‘dit is nen olifant, en dit is ’n giraffe, en dit is ne struisvogel…’ en dat allemaal zonder de plaatjes te lezen. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Een luide schaterlach dreunde onder de koepel van het station. Verrast en beteuterd keerde Mr. Moers terug bij zijn jongens, al stamelend: “Die meisjes zijn toch zot, hé!” Mechelse catechismus
De terugreis geschiedde in twee compartimenten. In een zaten de giechelende meisjes, in een ander de meester en zijn jongens. Op het stationsplein Kontich-Dorp stonden al onze familieleden om ons aftehalen. Het weerziens was luidruchtig. Na zo’n grote reis, voor het eerst alleen ondernomen, was dit nog al begrijpelijk.
Op 1 september begon de grote vacantie en meteen het einde van mijn schooljaren te Kontich. Hierna gaat Joseph Van Passen handelsschool volgen in Antwerpen, op “Sint-Ignace”, maar dat is een ander verhaal. (fh)
Elke straat verdient een naam: van Abelenlaan tot Zwarthoutstraat Voor zover er ruimte is, zullen we in onze nummers van Reineringen aandacht besteden aan onze straatnamen. Waar komen ze vandaan, wat betekenen ze, ..., we gieten het in mensentaal en presenteren die straten met mondjesmaat. Antwerpsesteenweg De grote verbindingsweg tussen Antwerpen en Mechelen, een van de slagaders van het oude Hertogdom Brabant, heeft eeuwenlang de naam Heerstrate (1398), Heerbaan (1587) of ’s Herenstraete (15e eeuw) gedragen. Deze benamingen zinspeelden op het openbaar karakter van de straat: het was immers een straat voor het heer of leger maar tevens een aan de heer, aanvankelijk de hertog en later aan de stad Antwerpen toebehorende weg. De geschiedenis van zijn bestrating, onderhoud en tolheffing, is een waar epos. In de administratieve bescheiden van de 19e eeuw staat de oude weg als Grote Steenweg bekend (1847 tot 1888) en deze naam wordt ook thans nog wel in de volksmond gebruikt. Pas in 1888, dus veel later dan dit het geval is met het gedeelte van de Mechelsesteenweg, duidt men de weg van gemeentehuis naar Antwerpen ook met de gedifferentieerde naam Antwerpschen Steenweg aan. Op 23 november 1892 wordt deze nieuwe naam officieel erkend. Babbelkroonstraat De naam Babbelkroon is een volksetymologische vervorming, d.w.z. een door het volk verhaspelde jongere vorm van het oorspronkelijke babbincrode. De vorm duikt voor het eerst op in de 15e eeuw. Rode betekent zoveel als een plaat waar de bomen gerooid zijn. Bab(b)o verwijst naar een naam. In de middeleeuwen werden heel wat bossen gerooid en hier gaat het dus duidelijk om zo’n rooiplaats die toebehoorde aan of in de buurt lag van de woonplaats van Babbo. Een van de toegangswegen tot de omwaterde Babbincrodehoeve, droeg de naam Babbincrode- of Babbelkroonlei (1845). En op 9 september 1930 nam het College de naam als Babbelkroonstraat in de straatnamenlijst op, nadat hij decennialang als Babbecroi en Babbelkroon officieus in de opeenvolgende bevolkingsregisters was gebruikt. De straat gaat van Duffelsesteenweg (rotonde vandaag) – waar de Babbelkroonhoeve van weleer stond – naar de grens met Waarloos.
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.3 • 13
Waddisdaffeuriet? Weet je waarvoor dit ding werd gebruikt, stuur dan je antwoord (met als onderwerp “Wedstrijd Reineringen”) naar reineringen@gmail.com – een klassieke gele briefkaart naar ons adres (Reineringen, Duivenstraat 22, 2550 Kontich) telt ook. Laat ons ook weten met welke prijs we jou een plezier kunnen doen: het fotoboek “Archiefbeelden Kontich”, een merklappenverjaardagskalender of twee flessen cava. We verwachten je mail of briefkaart ten laatste op 31 oktober! In ons volgende nummer geven we uiteraard de oplossing. En een nieuwe opgave. En we gaan deze keer voor een meerkeuzevraag. Is het afgebeelde voorwerp: a. een ordinaal: werd gebruikt als een soort vergrootglas bij handwerk. Gevuld met water en voor een kaars heeft zo’n voorwerp een vergrotend effect; b. een urinaal: werd gebruikt als een alternatieve bedpan voor bedlegerige mannen. De blauwe kleur van de fles diende om de kleur van urine te verdoezelen; c. een waterkan: werd gewoon gebruikt als waterkan bij feestelijke gelegenheden. In de vorige Waddisdafeuriet gaven we de afbeelding van een glazen boterkarn. Het gaat hier duidelijk om een model dat met de hand moet worden bediend en bedoeld was voor huis-, tuin- en keukengebruik. Het bleek toch weer moeilijk te zijn, want we kregen slechts een handvol correcte inzendingen. Aleydis Platteau en Maria Verreydt-Lauwers mogen binnenkort de prijs van hun keuze verwachten.
Agenda en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids Het archeologisch gedeelte van ons museum is vernieuwd, nu werken we hard aan de verbeterde presentatie van onze overige collecties. Vooral de afdeling textiel (met onze merklappen, tekendoeken e.a.) krijgt een prominente plaats in het “voorzaaltje”, waar nu ook al enkele van de fraaiste spinnewielen te zien zijn van de meer dan vijftig die we vorig jaar hebben verworven. De inwijding van het vernieuwde museum is voorzien voor later dit jaar, onze trouwe lezers worden uiteraard als eersten op de hoogte gesteld van de juiste datum. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. De kapriolen van Bill Kartoum – het ongelofelijke verhaal van circuslegende Leo Verswijvel uit Kontich Op woensdag 26 september 2012 werd dit boek van de Gentenaar André De Poorter in het gemeentehuis van Kontich voorgesteld aan de pers. Op het gemeentehuis is er ook een kleine tentoonstelling te zien over Bill Kartoum. Iedereen weet dat Leo(n) een aparte verschijning is in ons dorp. Hij werd geboren in 1928 en stamt uit een oud circusgeslacht. Hij was leeuwen- en berentemmer, clown, koorddanser, illusionist en muzikant, maar werd vooral bekend als messenwerper en scherpschutter. Als hij zich al niet liet wegschieten als levende kanonkogel! Op 25-jarige leeftijd was hij al uitbater van een eigen circus. Later trok hij naar Turkije, maar verbleef ook in Iran, Irak, Soedan en Italië om er als Los Pistoleros op te treden in nightclubs of te acteren in spaghettiwesterns. In Rimini leerde hij zijn zesde en huidige vrouw kennen, Patricia Lotti. Terug in ons land startte hij Magic Circus op. 14 • Reineringen 3.3
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Deze uitgave in eigen beheer bevat meer dan 150 foto’s en illustraties, maar vooral leuke anekdotes over het plezante levensverhaal van dit buitenbeentje van de Belgische circuswereld. Je kan het bestellen door 20 euro (+ 4 euro verzendingskosten) op rekening BE41 9796 5302 3910 van André De Poorter, Apostelhuizen 95/002, 9000 Gent, met vermelding ‘Boek Bill’. Of informeer op de toeristische dienst van onze gemeente.`
Zondag 21 oktober om 8.30 uur in het Stedelijk Museum (Wuyts-Van Campen en baron Caroly) van Lier: Bruegelland. Deze tentoonstelling onderzoekt de invloed van Pieter Bruegel de oude op de schilderkunst in de Lage Landen. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen, tot 2017 gesloten voor een ingrijpende verbouwing, heeft hiervoor een honderdtal werken in bruikleen gegeven. Afspraak: 7.45 uur aan het Documentatiecentrum in de Duivenstraat voor wie samen wil rijden (kostendelend); 8.30 uur voor wie rechtstreeks naar het museum rijdt (F. Van Cauwenbergsstraat 14). Toegangsprijs (groep): 3 euro. Gelieve te verwittigen indien je wil meegaan (Guido Theys: 0475 52 24 90, of Frank Hellemans: 03 457 63 24). We worden rondgeleid door Luc Coenen, de conservator-archivaris van Lier. Indien er meer dan 20 inschrijvingen zijn, bestellen we nog een gids bij. Kosten worden ter plaatse geregeld. Aansluitend kunnen we de vermaarde Sint-Gummarusprocessie meemaken, die dezelfde dag uitgaat vanaf 11 uur. Niet te missen, zeker bij zonnig weer! Wie daar meer informatie over wil lezen, kan deze link volgen: http://www.feestelijkvlaanderen.be/detail.php?id=94 Vrijdag 14 december om 20.00 uur de zaal Sint-Jan (bibliotheek- en museumcomplex, Sint-Jansplein) spreekt Leen Beyers in onze reeks lezingen over het MAS en zijn collecties. Zij zal ons meenemen op de moeilijke tocht van selecteren en presenteren naar veranderen en durven tonen. Hoe ontstaat een museum als het MAS en waarom is het museum zo’n publiekstrekker? De spreekster is teamcoördinator en staat in voor de collectiewerving bij het onderzoeksteam. Ze maakt bovendien deel uit van de redactie van het tijdschrift Volkskunde. Algemene toegang: 3 euro, leden en vrienden van het museum: 2 euro.
Abonnement
Als je van dit nummer van Reineringen houdt, dan ligt ook de toekomst van dit blad je nauw aan het hart. Wens je het verder te ontvangen, hernieuw dan zo snel mogelijk je abonnement voor 2012 (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 15 euro. Te betalen op rekeningnummer 415-5044221-42 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen” Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.3 • 15
Reineringen Reineringen 3 (2012), 3 Driemaandelijks (juli-augustus-september 2012) Afgiftekantoor Kontich P912187
België Belgique P.B. 2550 Kontich BC 31956
INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 De Lapzussen voor het voetlicht Pagina 5 De post in Kontich voor 1900 Pagina 10 Cadzandse versie van merklap Maria de Hullu Pagina 11 Mijn schooljaren te Kontich (deel 2) Pagina 13 Elke straat verdient een naam: van Abelenlaan tot Zwarthoutstraat Pagina 14 Waddisdafeuriet Pagina 14 Activiteitenkalender en nieuws Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 3 (2012), 3 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Grafische vormgeving: Bruno Catteeuw Druk: Drukkerij Hendrickx, Schelle Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2012 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): 15 euro Te betalen op rekeningnummer 415-5044221-42 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen” Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com
Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be