tijdschrift over de cultuur van het dagelijks leven 121ste jaargang - 2020 | 4 (sept. - dec.) Immaterieel erfgoed als toeristische bestemming Intangible Heritage as a Tourist Destination Gastredactie: Kathleen M. Adams, Paul Catteeuw, Jorijn Neyrinck, Albert van der Zeijden, Bouke van Gorp & Frederike van Ouwerkerk
Uitgegeven met steun van de Vlaamse overheid, de Universitaire Stichting van België, het Vera Himlerfonds en Musea en Erfgoed Antwerpen vzw
Redactie: drs. Paul Catteeuw (redactiesecretaris; Kontich), lic. Sofie De Ruysser (Antwerpen), dr. Sophie Elpers (Arnhem), dra. Roselyne Francken (Antwerpen), prof. dr. Hans Geybels (Leuven), prof. dr. Marc Jacobs (Brugge), dra. Jorijn Neyrinck (Brugge), dr. Maarten Larmuseau (Kessel-Lo), dra. Hilde Schoefs (Bilzen), prof. dr. Annick Schramme (Berchem), em. prof. dr. Stefaan Top (eindredacteur; Rotselaar), dr. Albert van der Zeijden (Egmond aan Zee), dra. Els Veraverbeke (Gent), prof. dr. Johan Verberckmoes (Heverlee) Verantwoordelijke uitgever: dr. Jur. Paul Peeters (’s-Gravenwezel/Schilde), lic. Sigrid Peeters (Oelegem/Ranst)
Adressen
Redactie: J.B. Reykerslaan 28, 2550 Kontich, redactie@volkskunde.be Beheer-Uitgeverij: vzw Centrum voor Studie en Documentatie, Gillès de Pélichylei 97, 2970 ’s-Gravenwezel (Schilde), info@volkskunde.be
Jaarabonnement
Voor België: € 24,00 – buiten België € 30,00 Voor nummers buiten abonnement: info@volkskunde.be
Het tijdschrift Volkskunde werd opgericht in 1888 door August Gittée en Pol De Mont. Alfons De Cock werd redacteur in 1894. Hij overleed in 1921. Van 1914 tot 1920 hield Volkskunde op te verschijnen. Daarna berustte de leiding bij Victor de Meyere, vanaf 1936 bijgestaan door Jan de Vries. Na het overlijden van De Meyere (1938) hebben J. de Vries, M. De Meyer, P.J. Meertens en K.C. Peeters het tijdschrift voortgezet samen met de professoren J. Gessler (Leuven) en P. de Keyser (Gent). De nieuwe reeks begon met de 43e jaargang (1940-41). De redactie bestond in 1966 (67e jaargang) uit C.C. van de Graft, H. Jamar, P. Lindemans, P.J. Meertens, M. De Meyer, K.C. Peeters, W. Roukens en H. Stalpaert; vanaf de 73e jaargang (1972) aangevuld door J. Theuwissen en J.J. Voskuil. Na het overlijden van K.C. Peeters (1975) werd, vanaf de 77e jaargang (1976), de redactie geleid door J. Theuwissen en S. Top en dit tot 2008. Tot en met 2011 was S. Top eindredacteur en redactiesecretaris. Vanaf 2012 is alleen nog sprake van de redactie, die samengesteld is zoals hierboven vermeld.
ISSN 0042-8523
albert van der zeijden, jorijn neyrinck, kathleen m. adams, frederike van ouwerkerk, bouke van gorp & paul catteeuw
Immaterieel erfgoed als toeristische bestemming
Hoe duurzaam toerisme en de borging van levend erfgoed samengaan
In dit themanummer onderzoeken we het raakvlak tussen het borgen van het immaterieel cultureel erfgoed en duurzaam toerisme. Uitdagingen op het terrein van immaterieel erfgoed en toerisme worden druk bediscussieerd binnen zowel de sector van het immaterieel erfgoed als die van het toerisme.1 De discussies leggen zowel de beloften als de uitdagingen bloot die gepaard gaan met de pogingen om immaterieel cultureel erfgoed en toerisme te koppelen. De bijdragen en casestudy’s in dit themanummer bieden bijkomende nuances in deze discussies en werpen een licht op mogelijke wegen om niet alleen het immaterieel cultureel erfgoed te borgen, maar ook duurzaam toerisme en economische heropleving te bevorderen in contexten waar men door een gebrek aan economische inkomstenbronnen of door overtoerisme wordt uitgedaagd.
Ook in tijden van COVID-19, waarin het toerisme haast volledig tot stilstand is gekomen, blijven deze vragen relevant. Iets meer dan een jaar geleden hadden veel Europese, Amerikaanse en Aziatische toeristische bestemmingen te kampen met de uitdagingen van overtoerisme. Van Oud Havana en Bali tot Barcelona en Venetië, cultuurtoeristische bestemmingen hadden te kampen met een ongekende drukte, vervuiling, watertekorten, hypercommercialisering en zelfs antibewegingen als gevolg van de komst
1 Zie bijvoorbeeld: World Conference on Sustainable Tourism (2015). World Charter for Sustainable Tourism +20. 8. http://www.institutoturismoresponsable.com/events/sustainabletourismcharter2015/ wp-content/uploads/2016/04/ST-20CharterMR.pdf (bezocht op 18-01-2021); UNESCO and UNWTO (2015). Siem Reap declaration on Tourism and Culture - Building a New Partnership Model in UNWTO Declarations Journal, 3. https://doi.org/10.18111/unwtodeclarations.2015.24.01 (bezocht op 18-1-2021); UNESCO and UNWTO (2019). Kyoto Declaration on Tourism and Culture: Investing in Future Generations. UNWTO Declarations, 2-4. https://doi.org/10.18111/ unwtodeclarations.2019.28.04 (bezocht op 31-12-2020).
519volkskunde 2020 | 4 : 519-533
inleiding
van toeristen die de lokale draagkracht extreem overtroffen.2 Mensen voor wie toerisme hun broodwinning was, hebben door de pandemie moeite om de eindjes aan elkaar te knopen.3 Door de pauzeknop in te drukken bood zich een opportuniteit aan om te reflecteren over de mogelijke bevordering van duurzaam toerisme bij een hervatting van het toeristisch gebeuren. Het aanmoedigen van nieuwe, op immaterieel erfgoed gerichte activiteiten voor lokale toeristen en dagjesmensen (staycation en “buurttoerisme”) maakt het mogelijk dat mensen terug aan het werk kunnen, wanneer immaterieelerfgoedactiviteiten bijvoorbeeld in veiligere openluchtomstandigheden plaats kunnen vinden.4 Het risico bestaat dat juist het tegenovergestelde gebeurt, wanneer die toeristische bestemmingen er alles zullen aan doen om de opgelopen verliezen weer goed te maken.5
Dit inleidende artikel bespreekt in eerste instantie het concept “immaterieel cultureel erfgoed” en biedt vervolgens een overzicht van de wetenschappelijke discussies over het begrip “duurzaam toerisme”. Vervolgens bekijken we enkele van de beloftes en uitdagingen die samengaan met pogingen om het immaterieel cultureel erfgoed via het toerisme te borgen. Tot slot introduceren we de bijdragen in dit themanummer.
Conceptuele achtergrond
Het concept immaterieel erfgoed werd gemunt in de UNESCO-conventie van 2003 ter borging van het immaterieel cultureel erfgoed.6 In dit verdrag wordt
2 S. Cole, A political ecology of water equity and tourism: A case study from Bali, in: Annals of Tourism Research, 2012, 39/2, p. 1221-1241. S. Cole, Tourism and water: from stakeholders to rights holders, and what tourism businesses need to do, Journal of Sustainable Tourism, 2014, 22/1, p. 89-106; C. Milano, M. Novelli & J.M. Cheer, Overtourism and tourismphobia: A journey through four decades of tourism development, planning and local concerns. Tour. Plan. Dev. 2019. Also: C. Milano, J.M. Cheer & M. Novelli, (eds.), Overtourism: Excesses, Discontents and Measures in Travel and Tourism, CABI: Wallingford, CT, USA, 2019, p. 227-232; C. Colomb & J. Novy (eds.), Protest and Resistance in the Tourist City. Routledge, 2016; G. Avond, C., Bacari, I. Limea, H. Seraphin, V. Gowreesunkar & R. Mhanna, Overtourism: a result of the Janus-faced character of the tourism industry, in: Worldwide Hospitality and tourism Themes, 11/5, p. 552-565.
3 K.M. Adams, J. Choe, M. Mostafanezahad & G. Phi (in druk), “Livelihoods and Lives in Limbo: (Post-)Pandemic Tourism in Southeast Asia” Tourism Geographies. Also see: J. Choe, K. Adams, M. Mostafanezhad & G. Phi, “Southeast Asian Tourism, Covid-19, and Silverlinings”, Anthropology of Tourism Interest Group, 2019: http://atig.americananthro.org/southeast-asia-tourism-covid-19-andsilver-linings/ (bezocht op 18-1-2021).
4 F. Romagosa, The COVID-19 crisis: Opportunities for sustainable and proximity tourism, in: Tourism Geographies, 2020, p. 1-5.
5 P. Brouder, Reset redux: possible evolutionary pathways towards the transformation of tourism in a COVID-19 world, in: Tourism Geographies, 2020, p. 1-7; É. Crossley, Ecological grief generates desire for environmental healing in tourism after COVID-19, in: Tourism Geographies, 2020, p.1-10; Nepal 2020. Nepal, S. K., Travel and tourism after COVID-19–business as usual or opportunity to reset? Tourism Geographies, 2020, p. 1-5.
6 In deze publicatie wordt zowel de Vlaamse als de Nederlandse vertaling van de UNESCO 2003 Convention for the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage gehanteerd, respectievelijk de Conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed en het Verdrag inzake de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed.
immaterieel erfgoed als toeristische bestemming
520 |
immaterieel cultureel erfgoed begrepen als levende cultuuruitingen, die door de beoefenaars als erfgoed worden ervaren en hen een gevoel van identiteit en continuïteit geven. Het omvat onder meer orale tradities en uitingen, podiumkunsten, sociale gebruiken, rituelen en festiviteiten, kennis en kunde op het vlak van de natuur en het universum en traditioneel vakmanschap. Immaterieel erfgoed is meer dan een descriptief begrip, het is een programma. Het is een nieuw paradigma voor het borgen van culturele praktijken, die als immaterieel cultureel erfgoed worden gedefinieerd. In de UNESCO-benadering hangt immaterieel erfgoed samen met processen van zin- en betekenisgeving waarbij gemeenschappen, groepen en individuen een centrale rol spelen en hun eigen immaterieel erfgoed creëren en vormgeven. Deze individuen en groepen zijn in de eerste plaats ‘beoefenaars’ die dit immaterieel erfgoed beoefenen, en ‘hoeders’ die zich op de een of andere manier inzetten voor het beheer en de borging van dit erfgoed, wat meer en anders is dan ‘conservering’. Het UNESCO 2003-Verdrag is nu geratificeerd door meer dan 180 landen, die zich inzetten om bij te dragen aan een gunstig klimaat waarin immaterieel erfgoed kan gedijen. Op internationaal vlak bepaalt de Algemene Vergadering, die om de twee jaar bijeenkomt, hoe de conventie vorm geeft aan haar ideeën. Daarnaast beoordeelt het Intergouvernementeel Comité, dat jaarlijks bijeenkomt, de nominaties voor de internationale lijsten van immaterieel erfgoed en stelt de operationele richtlijnen vast voor de uitvoering van de conventie in het algemeen. In deze context is het belangrijk op te merken dat in deze operationele richtlijnen in 2016 meer aandacht is gekomen voor duurzame ontwikkeling, in overeenstemming met de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties die toen werden gelanceerd.7
Sinds de inwerkingtreding van dit UNESCO 2003-Verdrag is er een snel groeiende wetenschappelijke literatuur over dit nieuwe UNESCO-paradigma van borging van immaterieel erfgoed, met gespecialiseerde boeken en tijdschriften zoals de International Journal of Intangible Heritage. 8 Veel van dit onderzoek concentreert zich op de kritische studie van de zogenoemde Heritage Regimes in de verschillende landen die het UNESCO 2003-Verdrag hebben geratificeerd. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de UNESCOlijsten en naar de inventarissen op nationaal of lokaal niveau, die volgens veel wetenschappers deel uitmaken van een veel breder proces van erfgoedisering van culturele praktijken uit het dagelijkse leven.9 Een extra focus van dit onderzoek
7 Zie het nieuwe hoofdstuk 6 over dit onderwerp in de in 2018 gewijzigde versie van de Operational Directives, https://ich.unesco.org/doc/src/ICH-Operational_Directives-7.GA-PDF-EN.pdf (bezocht op 18-01-2021).
8 Zie: N. Akagawa & L. Smith (eds.), Safeguarding Intangible Heritage. Practices and Policies. London & New York, 2019; M.L. Stefano & P. Davis (eds.), The Routledge Companion to Intangible Cultural Heritage. London & New York, 2017; F. Lempereur (red.), Patrimoine culturel immaterial. Liège, Presses Universitaires de Liège, 2017.
9 Vergelijk: R. F. Bendix, A. Eggert & A. Peselmann (eds.), Heritage Regimes and the State. Göttingen, 2012 [Göttingen Studies in Cultural Property, Volume 6]. Over bureaucratiseringsprocessen in en vanuit deze conventie zie met name M. Tauschek, ‘The Bureaucratic Texture of National Patrimonial Policies’, Heritage Regimes and the State, p. 195-212. Vergelijk V. Tr. Hafstein, Making Intangible Heritage. El Condor Pasa and Other Stories from UNESCO. Bloomington, 2018.
521volkskunde 2020 | 4 : 519-533
heeft betrekking op de mogelijkheden van gemeenschapsparticipatie, een leidend principe in dit culturele verdrag, inclusief hoe dit in de praktijk te brengen, al dan niet met behulp van intermediaire erfgoedorganisaties zoals musea.10 Ook in de Nederlandstalige wereld zijn onderzoeksagenda’s opgesteld aan de universiteiten van Utrecht, Brussel en Antwerpen, waarover Volkskunde in eerdere nummers verslag heeft uitgebracht.11
Ook vanuit UNESCO gaat aandacht uit naar de relatie tussen de borging van immaterieel erfgoed en toerisme.12 Tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van het Intergouvernementeel Comité in 2019 werd in de debatten meer dan in voorgaande jaren aandacht besteed aan de rol en de impact van het toerisme op het immaterieel erfgoed. Sommige van de aangesloten landen hebben hun bezorgdheid geuit over de mogelijke risico’s van (over)commercialisering en decontextualisering. De lidstaten hebben vervolgens het UNESCOsecretariaat gevraagd richtlijnen te publiceren met aanbevelingen voor de borgingsacties en voorbeeldpraktijken met behulp van toerisme, en hoe dit op een verantwoorde manier te doen.13 Op een symposium in december 2020 over ‘Making ICH tourism more Sustainable and Regenerative in Post-Pandemic
10 Zie bijvoorbeeld: F. Sousa, The Participation in the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage, The role of Communities, Groups and Individuals (Memória Imaterial CRL, Alenquer. Portugal, 2018). Voor de rol van musea vergelijk de publicatie: T.N. Deric, J. Neyrinck, E. Seghers & E. Tsakiridis (red.), Museums and Intangible Cultural Heritage. Towards a third space in the Heritage Sector. A companion to disover transformative heritage practices for the 21st Century. Brugge, Werkplaats Immaterieel Erfgoed, 2020.
11 A. van der Zeijden, ‘Naar een onderzoeksagenda voor immaterieel erfgoed. Kennisontwikkeling ten behoeve van het borgen van tradities’, in: Volkskunde, 116/1, 2015, p. 53-67; A. van der Zeijden, ‘Immaterieel erfgoed aan de Universiteit Utrecht. Onderzoeksplan Fellowship Intangible Heritage Studies’, in: Volkskunde, 118/1, 2017, p. 37-42; M. Jacobs e.a., ‘Internationale netwerking, duurzame ontwikkeling en evoluerende kaders – Het programma van de UNESCO-leerstoel voor kritische erfgoedstudies en het borgen van immaterieel cultureel erfgoed aan de Vrije Universiteit Brussel’, in: Volkskunde, 2019/2, p. 179-192. Zie ook: A. van der Zeijden i.s.m. S. Elpers, M. Helsen & S. Verburg, Immaterieel erfgoed als proeftuin van een mondialiserende samenleving. Kennisagenda 2017-2020 Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland, Arnhem, 2018. Met abstract in het Engels: Intangible Heritage as a Testing Ground for a Globalizing Community. Research Agenda Dutch Centre for Intangible Cultural Heritage 2017-2020. Toerisme en immaterieel erfgoed is hier één van de onderzoekslijnen.
12 In 2008 was er een conferentie gewijd aan Safeguarding Intangible Heritage and Sustainable Cultural Tourism in de regio Asia-Pacific, gerelateerd aan de UNESCO 2003 Convention. UNESCO Office Bangkok and Regional Bureau for Education in Asia and the Pacific, Establishment Initiative for the Intangible Heritage Centre for Asia-Pacific (2008). UNESCO-EIIHCAP Regional Meeting: Safeguarding Intangible Heritage and Sustainable Cultural Tourism: Opportunities and Challenges, 4. Available at: https://unesdoc.unesco.org/ark:/48223/pf0000178732 (bezocht op 18-01-2021).
13 Zie onder meer https://ich.unesco.org/en/decisions/14.COM/10 (bezocht op 18-01-2021) en https://ich.unesco.org/en/15com (bezocht op 18-01-2021). Beslissingen van de veertiende sessie.
immaterieel erfgoed als toeristische bestemming
522 |
Situations’14 heeft het ICH-NGO Forum een online dossier en toolbox over ICH & Sustainable Tourism voorgesteld. Voor UNESCO is het belangrijk dat “communities, groups and individuals concerned are the primary beneficiaries of any tourism associated with their own intangible cultural heritage while promoting their lead role in managing such tourism”.15
Toerisme en immaterieel cultureel erfgoed zijn ook populaire onderwerpen in erfgoedstudies. In het eerste handboek over immaterieel erfgoed riep Regina Bendix op tot een kritisch onderzoek naar de rol van immaterieel erfgoed ‘tussen economie en politiek’.16 In een meer praktische “how to”-geest publiceerde de Wereldtoerismeorganisatie UNWTO een uitvoerige publicatie waarin duidelijk wordt gemaakt hoe duurzaam toerisme op een verantwoorde manier kan bijdragen aan de borging van immaterieel erfgoed.17 Geïnspireerd door de UNESCO-aanpak werd in Zwitserland een andere praktische gids geproduceerd: Lebendige Traditionen und Tourismus. Ein Leitfaden zur Angebotsgestaltung und -vermarktung, die de beoefenaars van immaterieel erfgoed een concrete routekaart biedt om immaterieel erfgoed op een duurzame manier in de markt te zetten.18 Ook geïnspireerd door UNESCO waren een internationaal symposium en een themanummer in de reeks ‘Les Cahiers du PCI’ gewijd aan het onderwerp van immaterieel erfgoed en economie, die
14 https://www.ichngoforum.org/ich-ngo-forum-symposium-ich-tourism-13-december-2020/ (bezocht op 14-1-2021). Het ICH-NGO-forum is het platform voor communicatie, netwerking, uitwisseling en samenwerking voor NGO’s die door de UNESCO zijn geaccrediteerd voor het verlenen van advies aan het Intergouvernementeel Comité in het kader van het UNESCO 2003-Verdrag voor de borging van het immaterieel cultureel erfgoed. Al in 2015 riep A. van der Zeijden op tot een praktische set van richtlijnen: A. van der Zeijden, ‘Cultural Tourism and Intangible Heritage: A Critical Appraisal and Policy Guidelines’, in: W. Munsters & M. Melkert (eds.), Anthropology as a Driver for Tourism Research Antwerpen/Apeldoorn, 2015, p. 191-202.
15 https://ich.unesco.org/doc/src/ICH-Operational_Directives-7.GA-PDF-EN.pdf (bezocht op 4-1-2021), artikel 187. Artikel 117: ‘Particular attention should be paid to avoiding commercial misappropriation, to managing tourism in a sustainable way, to finding a proper balance between the interests of the commercial party, the public administration and the cultural practitioners, and to ensuring that the commercial use does not distort the meaning and purpose of the intangible cultural heritage for the community concerned.’
16 R. Bendix, ‘Heritage between economy and politics: an assessment from the perspective of cultural anthropology’, in: L. Smith & N. Akagawa (red.), Intangible Heritage, edited by Routledge, London en New York, 2009, p. 253-269. Zie ook: R. Bendix, Culture and Value. Tourism, Heritage and Property. Bloomington, 2018.
17 UNWTO, Tourism and Intangible Heritage (2012), via internet raadpleegbaar: https://www.e-unwto.org/doi/book/10.18111/9789284414796 (bezocht op 18-01-2021).
18 B. Taufer e.a., Lebendige Traditionen und Tourismus. Ein Leitfaden zur Angebotsgestaltung und –vermarktung. Luzern, 2012. De Zwitserse docenten van de Hogeschool van Luzern gaven ook een bundel uit waarin dilemma’s van immaterieel-erfgoedtoerisme op een meer reflexieve wijze werden behandeld, met aandacht voor de achtergronden van de ‘Traditionstourist’, het toeristisch vermarkten van tradities en over ‘Authentisch sein’. M.A. Camp, S. Eggmann & B. Taufer (red.), Reiseziel: immaterielles Kulturerbe. Ein interdisziplinärer Dialog. Zürich, 2015.
523volkskunde 2020 | 4 : 519-533
zowel casestudies en ideeën met betrekking tot immaterieel-erfgoedtoerisme als vragen over duurzaamheid en ontwikkeling aan de orde stelden.19
Hoewel dit themanummer van Volkskunde niet het eerste is dat ingaat op de mogelijkheden van het immaterieel-erfgoedtoerisme, zijn de bijdragen toch baanbrekend omdat ze bijzondere thematische inzichten bieden in het Nederlandse taalgebied. Door het bestuderen van een reeks voornamelijk op Europese leest geschoeide casestudies is dit themanummer bovendien een pleidooi voor de waarde van een participatieve aanpak.20 In een dergelijke aanpak worden immaterieel-erfgoedbeoefenaren bevraagd over hun behoeften en uitdagingen, om ze vervolgens actief te betrekken bij de manier waarop het toerisme – indien gewenst – in de borging van hun immaterieel erfgoed vorm wordt gegeven.
Duurzaam toerisme
Daarnaast hebben recente wereldwijde ontwikkelingen in het duurzaamheidsbeleid, in de perceptie van het toerisme en de COVID-19-crisis van 2020 de groeiende belangstelling voor duurzaam toerisme aangewakkerd.
Het idee van ‘duurzaam toerisme’ ontstond in de jaren negentig als een uitvloeisel van de belangstelling voor duurzame economische ontwikkeling en milieubewustzijn van de jaren zeventig en tachtig. Zoals Colin Hunter al aangaf, duurzaam toerisme “encompass[es] a set of principles, policy prescriptions and management methods which chart a path for tourism development such that a destination area’s environmental resource base (including natural, built, and cultural features) is protected for future development”.21 Sinds die tijd hebben verschillende wetenschappers het concept van duurzaam toerisme kritisch bestudeerd. Ze pleiten voor de verbreding van de enge focus op economische voordelen en vragen om aanvullende vormen van duurzaamheid, waaronder ecologische en sociale duurzaamheid. Daarnaast hebben wetenschappers klassieke benaderingen om lokale gemeenschappen als monolieten te zien, geproblematiseerd. Zo onderstreepte Zhenhua Liu in een vaak geciteerd artikel dat voorstanders van duurzaam toerisme vaak geen rekening hielden met de realiteit ter plaatse, met als argument dat duurzaam toerisme gunstig zou moeten zijn voor “lokale” gemeenschappen, zonder dat men zich ten volle bewust was dat gemeenschappen bestaan uit zeer uiteenlopende stakeholders met ieder eigen perspectieven en belangen met betrekking tot de ontwikkeling
19 Zie F. Comminelli e.a., L’économie du patrimoine culturel immatériel, Cahier du CFPCI n°4. Vitré, 2017. Centre français du patrimoine culturel immatériel – Maison des Cultures du Monde. Online: http://www.cfpci.fr/medias/cahier_4_economie_revun_revum.pdf (bezocht op 18-01-2021).
20 Zie: P. Murphy, Tourism: A Community Approach London - New York, 1985; R. Scheyvens, Tourism for Development: Empowering Communities. London, 2003; S. Cole, Cultural Tourism, Community Participation and Empowerment, in: M. Smith & M. Robinson (red.), Cultural Tourism in a Changing World: Politics, Participation and (Re)presentation. Clevedon, Buffalo and Toronto, 2006, p. 89-103.
21 B. Lane, ‘Sustainable Tourism Development Strategies: A Tool for Development and Conservation’, Journal of Sustainable Development, 1994, p. 102-111; C. Hunter, Sustainable Tourism as an Adaptive Paradigm, in Annals of Tourism Research, 1997, 24/4, p. 850-867.
immaterieel erfgoed als toeristische bestemming
524 |
van het toerisme.22 Hoewel veel vroege voorstanders van duurzaam toerisme de neiging hadden om top-downperspectieven te omarmen en de lokale diversiteit over het hoofd te zien, is de laatste jaren steeds meer aandacht voor het betrekken van een divers scala aan belanghebbenden bij de ontwikkeling van duurzaam toerisme.23
Op het gebied van toerismestudies sluit duurzaam toerisme aan bij de beweging ‘Critical Tourism Studies’, die in 2005 in Dubrovnik van start is gegaan en wereldwijd tot bloei is gekomen. In tegenstelling tot positivistisch, marktgeoriënteerd onderzoek op het gebied van toerisme leggen kritische toerismestudies de nadruk op de manieren waarop dat toerisme is vastgeketend aan systemen van ongelijkheid (waarbij sommige stemmen worden bevoorrecht ten opzichte van andere), en vaak verstrengeld is met neoliberale belangen.24 Een belangrijk doel van de beweging Critical Tourism Studies is de bevordering van meer rechtvaardige vormen van toeristische ontwikkeling, waarin diverse gemeenschappen kunnen gedijen.
Het paradigma van de Critical Tourism Studies trok inmiddels ook de aandacht van de lokale toeristische ondernemers.25 Het biedt een genuanceerde benadering van de bredere duurzaamheidsdoelstellingen van de Verenigde Naties, samengevat in de sleutelwoorden “people, planet, prosperity, peace, and partnerships”. In deze duurzaamheidsdoelstellingen wordt er voor gepleit het toerisme meer af te stemmen op de behoeften of de welvaart van de (lokale) bevolking, terwijl tegelijkertijd het ecologische welzijn van de planeet als geheel wordt geborgd.26
Borging van immaterieel cultureel erfgoed door middel van duurzaam toerisme
Dit themanummer heeft de borging van immaterieel erfgoed als uitgangspunt in combinatie met het welzijn van lokale - diverse - gemeenschappen en omgevingen. Vanuit het oogpunt van het hierboven besproken UNESCO 2003-Verdrag is het immaterieel-erfgoedtoerisme nooit een doel op zich. Het is altijd van het grootste belang dat de immaterieel-erfgoedgemeenschappen zelf baat hebben bij de acties met betrekking tot hun immaterieel erfgoed, “ensuring that communities, groups and individuals concerned are the
22 L. Zhenhua, Sustainable tourism development: a critique. In Journal of Sustainable Tourism, 11/6, p. 459-475 (https://doi.org/10.1080/09669580308667216 (bezocht op 11-1-2021). Zie ook: D. Harrison, Sustainability and tourism: Reflections from a muddy pool. In L. Briguglio, B. Archer, J. Jafari & G. Wall (red.), Sustainable Tourism in Islands and Small States. Londen, 1996, p. 69–89.
23 E.T. Byrd, “Stakeholders in sustainable tourism development and their roles: applying stakeholder theory to sustainable tourism development”, Tourism Review, 2007, 62/2, p. 6-13, https://doi.org/10.1108/16605370780000309 (bezocht op 18-01-2021).
24 I. Ateljevic, A. Pritchard & N. Morgan (red.), The critical turn in tourism studies: Innovative research methodologies. Londen, 2007; R. Bianchi, The ‘critical turn’ in tourism studies: A radical critique. Tourism Geographies, 2009, 11/4, p. 404-504.
25 Vgl. C. Gibson, Critical tourism studies: new directions for volatile times, Tourism Geographies, 2019.
26 Over de ‘sustainable development goals’ van de Verenigde Naties zie: https://sdgs.un.org/goals (bezocht op 18-01-2021).
525volkskunde 2020 | 4 : 519-533
primary beneficiaries of any tourism associated with their own intangible cultural heritage while promoting their lead role in managing such tourism”.27
Het deelt deze agenda met de agenda van de beweging voor duurzaam toerisme, waarin ook wordt gepleit voor een grotere betrokkenheid van gemeenschappen. Vanuit het oogpunt van het immaterieel erfgoed moet bij de ontwikkeling van het toerisme worden gestreefd naar samenwerking met de betrokken erfgoedgemeenschap, in het bijzonder met de beoefenaars van dit immaterieel erfgoed. Zij zijn immers de belangrijkste partners in het ontvouwen van een immaterieel-erfgoedproject, dat aantrekkelijk kan zijn voor toeristen. Zoals gezegd zijn immaterieel-erfgoedgemeenschappen uiteraard geen monolieten.28 Elke “erfgoedgemeenschap” bestaat uit mensen van verschillende geslachten, leeftijden, etniciteiten en klassen: vaak kan er binnen zogenaamde gemeenschappen verdeeldheid ontstaan over hoe (en zelfs of) ze in toeristische ontwikkelingsprogramma’s worden vertegenwoordigd.29 Dit is slechts één van de uitdagingen voor degenen die een productief huwelijk tussen toerisme en de borging van immaterieel cultureel erfgoed voorstaan. Uit onderzoek30 is gebleken dat de immaterieel-erfgoedgemeenschappen die vertegenwoordigd zijn op de Nederlandse en Vlaamse inventarissen van immaterieel cultureel erfgoed geïnteresseerd waren in de verkenning van de kansen en mogelijkheden van toerisme voor de borging van hun immaterieel erfgoed. Maar er is ook zorg over de invloed van toerisme omdat ze, zoals de onderzoekers vertelden, vreesden voor ‘een verlies van authenticiteit’.31 Zoals Chiara Bortolotto heeft aangegeven, staat de angst voor ‘verlies van authenticiteit’ ook centraal in de Conventie over het immaterieel erfgoed. Ironisch genoeg is de term ‘authenticiteit’ in de UNESCO-conventie in twijfel
27 Article VI.2.3 of the Operational Directives, ‘Impact of tourism on the safeguarding of intangible cultural heritage and vice versa’.
28 M. Jacobs, Article 15: Participation of communities, groups and individuals - CGIs, not just ‘the community, in: The J. Blake & L. Lixinski (red.), 2003 UNESCO intangible heritage convention: a commentary. Oxford, 2020, p. 273-289.
29 M. Kahn, Not Really Pacific Voices: Politics of Representation in Collaborative Museum Exhibits, in: Museum Anthropology 2000, 24/1, p. 57-74; M. Stevens, Power Disparities and Community-Based Tourism in Vietnam, in: S. Gmelch (ed.), Tourists and Tourism. Waveland, 2010, p. 451-463.
30 Dit onderzoek werd uitgevoerd door het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland en de Werkplaats Immaterieel Erfgoed (Vlaanderen).
31 Zie https://www.immaterieelerfgoed.nl/nl/immaterieelerfgoedentoerisme (bezocht op 18-01-2021). Het thema duurzaam toerisme kwam ook aan bod tijdens een parallel aan deze publicatie georganiseerd webinar over Immaterieel erfgoed toerisme in en na corona, georganiseerd door Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland en Werkplaats immaterieel erfgoed in nauwe samenspraak met Erfgoed Gelderland en Hogeschool InHolland zie: https://www. immaterieelerfgoed.nl/nl/page/8372/webinar-immaterieel-erfgoed-toerisme-in-en-na-corona (bezocht op 4-1-2021) en https://immaterieelerfgoed.be/nl/nieuws/immaterieel-erfgoedtoerisme-inen-na-corona-verslag-webinar-19-juni (bezocht op 18-01-2021).
immaterieel erfgoed als toeristische bestemming
526 |
getrokken en als ‘ongepaste woordenschat’ beschouwd, naar aanleiding van onderzoekers die dit concept lang geleden hebben gedeconstrueerd.32
Veel van de geïnterviewde vertegenwoordigers van deze immaterieelerfgoedgemeenschappen waren vooral bezorgd dat het concept ‘authenticiteit’ in de toerismesector als marketinginstrument wordt gebruikt. Dit sluit aan bij de theorieën van marketinggoeroes als Pine & Gilmore in hun beschouwingen over wat zij de ‘beleveniseconomie’ hebben genoemd, een toeristische markt die draait om het verlangen naar ‘authentieke ervaringen’. Immaterieelerfgoedgemeenschappen zien het als een van de uitdagingen met betrekking tot het immaterieel erfgoed. Als ‘authenticiteit’ een marketinginstrument is om toeristen aan te trekken, zoals Pine en Gilmore suggereren, hoe kan je dan voorkomen dat het een schijnvertoning voor toeristen wordt? Dit spanningsveld valt deels - maar niet geheel - samen met een angst voor het risico van ‘overcommercialisering’, een term die in verschillende UNESCOdocumenten wordt gebruikt om er het risico van commercieel misbruik mee aan te duiden in de context van toerisme.33
Bij dit themanummer hebben we gekozen voor casestudies die het spanningsveld tussen “authenticiteit” en “commercialisering” onderzoeken, evenals onderzoek hoe immaterieel-erfgoedtoerisme zou kunnen bijdragen aan de borging van immaterieel erfgoed en aan de ontwikkeling van duurzame vormen van toerisme. We hopen dat deze publicatie nuttig kan zijn voor onderzoekers uit de domeinen van zowel het immaterieel erfgoed als van het toerisme, en het potentieel illustreert om wederzijdse relaties tussen immaterieel erfgoed en toerisme op te bouwen. Bovendien worden in deze speciale uitgave de mogelijkheden voor het betrekken van immaterieelerfgoedgemeenschappen en beoefenaren bij de ontwikkeling van het toerisme onder de aandacht gebracht en worden de kansen en mogelijkheden voor een duurzamer toerisme onderzocht. Om die redenen draagt deze bundel de ondertitel “Hoe duurzaam toerisme en de borging van levend erfgoed samengaan”.
32 C. Bortolotto, ‘Authenticity: A Non-Criterion for Inscription on the Lists of UNESCO’s Intangible Cultural Heritage’, 2013 IRCI Meeting on ICH. Evaluating the Inscription Criteria for the Two Lists of UNESCO’s Intangible Cultural Heritage Convention, Final report, https://www.academia. edu/4954394/Authenticity_A_non_criterion_for_inscription_on_the_Lists_of_UNESCO_s_ Intangible_Cultural_Heritage_Convention (bezocht op 18-01-2021). Er bestaat natuurlijk een uitgebreide wetenschappelijke literatuur over het begrip ‘authenticiteit’, waarin het begrip niet alleen gedeconstrueerd en in vraag wordt gesteld, maar ook opnieuw wordt uitgevonden. Voor meer recente genuanceerde benaderingen zie bijvoorbeeld E. Cohen, Authenticity and commoditization in tourism, in: Annals Of Tourism Research, 1988, 15, p. 371–386; N. Wang, Rethinking Authenticity in Tourism Experience, in: Annals of Tourism Research, 1999, 26/2, p. 349-370.
33 Zoals het in de Operational Directives in artikel 117 wordt geformuleerd, gaat het om ‘avoiding commercial misappropriation, to managing tourism in a sustainable way, to finding a proper balance between the interests of the commercial party, the public administration and the cultural practitioners, and to ensuring that the commercial use does not distort the meaning and purpose of the intangible cultural heritage for the community concerned.’
527volkskunde 2020 | 4 : 519-533
De bijdragen in dit themanummer: een breed scala aan casestudy’s
Volkskunde is een tijdschrift dat een platform biedt aan (blind peer reviewed) academische artikelen, essays en Sporenartikelen, die kunnen aanzetten tot reflectie en verder onderzoek.
In dit themanummer vind je drie wetenschappelijke artikelen, vijf reflectieve essays waarin begrippen als ‘authenticiteit’ en ‘nostalgie’ aan bod komen, en vier Sporen-casestudy’s, afkomstig uit de praktijk. Als geheel biedt deze variatie aan artikelen veel stof tot nadenken op het snijvlak van toerisme en immaterieel erfgoed, vooral in Vlaanderen en Nederland.
Ondanks het feit dat de ‘call for papers’ ruim internationaal werd verspreid en interesse wekte, met inzendingen uit Afrika en Azië, hebben uiteindelijk enkel Europese bijdragen het peerreviewproces overleefd. Dit is jammer, vooral omdat het immaterieel-erfgoedtoerisme een wereldwijde uitdaging is, zoals blijkt uit de eerder genoemde UNWTO-publicatie, en in de ogen van velen wordt gezien als een kans voor duurzame ontwikkeling, met name in economisch minder welvarende gebieden.
De wereld van immaterieel erfgoed in dit themanummer is rijk en gevarieerd, van ‘traditionele’ tot meer ‘moderne’ vormen van erfgoed, van het Friese houtsnijwerk en de hindoeïstische cultuur in het noorden van Nederland tot het stroopdistilleren en het halen van de Sint-Brigidaden in Eijsden, Limburg. Maar ook van de Kattenstoet in Ieper tot het etnisch toerisme in Den Haag en duurzaam toerisme rond ambachtelijke makers in Brugge, getuigend van een cultureel diverse wereld. De meeste bijdragen hanteren een kwalitatieve benadering, waarbij (vertegenwoordigers van) de erfgoedgemeenschappen worden geïnterviewd en betrokken bij de verkenning van hun noden en uitdagingen. Sommige bijdragen laten de rol zien die intermediairs of erfgoedbemiddelaars kunnen spelen bij de opbouw van duurzame en evenwichtige banden tussen immaterieel-erfgoedgemeenschappen en toerisme.
Daarnaast presenteert deze bundel een reeks cases, die potentiële of nieuwe (raakvlakken met) immaterieel-erfgoedtoerisme vanuit verschillende invalshoeken onderzoeken. Zo bespreekt Joeri Januarius in zijn essay het immaterieel-erfgoedtoerisme vanuit het perspectief van het industrieel en technisch erfgoed. Steven Valcke en Marjan Nauwelaert schrijven over het toeristisch potentieel van de Vlaamse klassieke wielerwedstrijden in het kader van het werk van Toerisme Vlaanderen. Een waardevolle dimensie van hun marktgericht onderzoek ligt in het feit dat het perspectief verschuift naar dat van verschillende soorten toeristen, met behulp van een kwantitatieve benadering. Door middel van ‘big data’-onderzoek in binnen- en buitenland wordt het ‘marktpotentieel’ in kaart gebracht, samen met het profiel van de internationale bezoeker die het Vlaamse wielererfgoed komt ervaren.
In haar essay reflecteert Manon Dekien over hoe het toerisme zelf verweven kan raken met de opkomst van nieuwe vormen van immaterieel erfgoed. Kusttradities zoals het maken van strandbloemen, het eten van ijs en het rijden met de “billenkar” zijn sinds de vorige eeuw gegroeid in een
immaterieel erfgoed als toeristische bestemming
528 |
context van vakantiebelevenissen. Inmiddels zijn ze zelf ook onderdeel van immaterieel erfgoed geworden. Zoals Dekien laat zien, zijn deze immaterieelerfgoedpraktijken ontstaan in het kielzog van het kusttoerisme. Cultureelerfgoedpraktijken die gepaard gaan met kusttoerisme worden niet bedreigd door toeristen; integendeel, dergelijke praktijken zouden ‘zonder’ toeristen niet bestaan, omdat het de toeristen zijn die de praktijken beleven en in stand houden.
Verschillende bijdragen tonen aan hoe immaterieel erfgoed kan bijdragen tot duurzame ontwikkeling. Ellen Vandenbulcke schrijft over Handmade in Brugge, een voorbeeld van hoe een erfgoedstad die wordt geplaagd door overtoerisme een zoektocht kan ondernemen naar een duurzamer toerisme en stedelijk beleid. De initiatiefnemers wilden proeftuinen ontwikkelen waarin de inspanningen van de UNESCO 2003-Conventie voor Immaterieel Cultureel Erfgoed zouden worden gekoppeld aan de ontwikkeling van lokaal beleid over de verschillende beleidsdomeinen heen: met onder andere erfgoed, toerisme, stadsontwikkeling en onderwijs.
In hun studie over Friesland zien de Hogeschool Stenden Leeuwarden en de Hanzehogeschool Groningen immaterieel erfgoed door middel van toerisme als een grote kans voor de economische ontwikkeling van de krimpende regio’s, niet alleen in het noorden maar ook in het zuiden van Nederland.
Op zoek naar authenticiteit
In verschillende bijdragen van dit themanummer wordt het begrip “authenticiteit” aan de orde gesteld. ‘Toerisme produceert cultuur en dat kan economische, commerciële en ook culturele oorzaken hebben’, zegt Helmut Groschwitz hierover in zijn essay. Hij ontrafelt de complexe en ambivalente relatie tussen cultureel erfgoed, toerisme en authenticiteit.
Olivier Rieter gaat ook in op de zoektocht naar ‘authenticiteit’ vanuit een breder analytisch kader. Toeristen zijn volgens Rieter op zoek naar ‘nostalgische landschappen’, zoals het beeld van de nostalgische bruine kroeg. Niet alleen kan de notie nostalgiascapes een ander licht werpen op de populariteit van immaterieel-erfgoedtoerisme, maar dit idee kan ook het idee van authenticiteit deconstrueren, zoals Rieter in zijn casestudy illustreert.
Het onderwerp komt ook aan bod in andere, meer praktijkgerichte artikelen in deze bundel. Want hoe ver kan men gaan in het ‘nostalgiseren’ van immaterieel erfgoed? Hier stuit men meteen op de grenzen van de toeristische vermarkting van immaterieel erfgoed. De bijdrage van Albert van der Zeijden et al. gaat net over de rol van etnische ondernemers in de borging van immaterieel erfgoed in Rotterdam en Den Haag.
Dit brengt ons bij een andere fundamentele kwestie in de context van immaterieel-erfgoedtoerisme, die meer in het algemeen raakt aan de ‘erfgoedisering’ van immaterieel-erfgoedpraktijken. Volgens sommige etnologen leidt erfgoedisering bijna automatisch tot een commodificering van immaterieel erfgoed, vaak pejoratief aangeduid als ‘Disneyficatie’. Dit is niet (enkel) te wijten aan het toerisme. Volgens de IJslandse etnoloog Valdimar
529volkskunde 2020 | 4 : 519-533
Hafstein leidt erfgoedisering tot folklorisering en ‘festivalisering’. 34 Festivalachtige vormen zoals de Kattenstoet in Ieper of de Strontrace in Friesland worden ontegensprekelijk naar voren geschoven als krachtige markers van een stad of regio, zowel voor omwonenden als voor buitenstaanders. Dergelijke festivals kunnen ook interessant zijn voor toeristen. Soms komt het toerisme zelfs naar voren als de enige manier om immaterieel erfgoed een (economische) toekomst te geven. Als men deze redenering verder doortrekt, zou er altijd een element van folklorisering zijn in het geschikt maken van immaterieel erfgoed voor toerisme.35 Anderzijds illustreert een initiatief als Handmade in Brugge hoe erfgoedbemiddelaars zijn gaan nadenken over deze processen van erfgoedisering en toerisme en bewust aandacht besteden aan actualisering en innovatie voor het borgen van immaterieel erfgoed. Deze case toont aan dat dit ook op een verantwoorde manier kan gebeuren, zonder manifeste folklorisering, met de steun van de immaterieel-erfgoedbeoefenaars en de lokale bevolking, die zelf ook baat hebben bij de borging van de immaterieel-erfgoedpraktijken, kennis en kunde.
De kracht van het immaterieel-erfgoedtoerisme
Met de casestudy’s in dit themanummer kunnen we ons afvragen in hoeverre het UNESCO-borgingsparadigma bijdraagt aan een hernieuwd bewustzijn van duurzaam erfgoedtoerisme. En of en hoe dit kan worden gecombineerd met nieuwe, participatieve methoden voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme. Wat is het leerresultaat van deze publicatie?
Immaterieel erfgoed biedt kansen om – vaak lokaal – engagement te organiseren. Dit sluit goed aan bij recente trends in toerismestudies, waarin meer aandacht is voor het belang van lokaal draagvlak bij de bevolking voor wat de ontwikkeling van toeristische producten betreft. Kanttekening hierbij: ‘lokale gemeenschappen’, het kan niet vaak genoeg gezegd worden, kun je niet eenvormig of eenduidig begrijpen, maar vanuit diversiteit in termen van leeftijd, geslacht, sociale klasse en etniciteit, als ook met verschillende vormen van betrokkenheid en bijbehorende belangen. Het gaat hierbij om het lokale recreatieve bedrijfsleven, de lokale erfgoedorganisaties en ook om lokale overheden die het toerisme benaderen vanuit het perspectief van citymarketing.36 Zoals gezegd heeft het UNESCO-paradigma een nieuwe dimensie toegevoegd, namelijk dat immaterieel erfgoed wordt gecreëerd en belichaamd door beoefenaars van immaterieel erfgoed en dat deze beoefenaars van immaterieel erfgoed onmisbaar zijn voor de ontwikkeling
34 V. Hafstein, Afterword: Festival as Heritage / Heritage as Festival, in: U. Kockel e.a. (red.), Heritage and Festivals in Europe. Performing Identities. Londen/New York, 2020, p. 205-210.
35 Zie ook: R. Bendix, Tourism and Cultural Displays: Inventing Traditions for Whom? In: The Journal of American Folklore, 1989, 102, 404, 131-146; M. Picard, Bali. Tourisme Culturel et culture touristique. L’Harmattan, Tourismes et Sociétés, Georges Cazes, 1992; K.M. Adams, Club Dead, Not Club Med: Staging Death in Contemporary Tana Toraja (Indonesia) in: Southeast Asian Journal of Social Science, 1993, 21/2, p. 59-69; K.M. Adams, Ethnic Tourism and the Renegotiation of Tradition in Tana Toraja (Sulawesi, Indonesia), in: Ethnology 1997, 36/4, p. 309-320.
36 Het is volgens heel wat academici ook nodig om aandacht te schenken aan de definitie van “lokaal”.
immaterieel erfgoed als toeristische bestemming
530 |
van een toeristisch immaterieel-erfgoedaanbod. Zonder de steun van lokale ambachtslui zou bijvoorbeeld Handmade in Brugge nooit een succes zijn geworden. In de toeristische marketing van immaterieel erfgoed zijn de steun en betrokkenheid van deze ‘makers’ onontbeerlijk. Dat is een eerste inzicht die deze publicatie aanreikt. Betrek bij de marketing van immaterieel erfgoed steeds de (lokale) immaterieel-erfgoedbeoefenaars, die de dragers zijn van dit erfgoed. Zij staan (in) voor de concrete inhoud van het toeristische product.
Dit nummer laat ook zien dat intermediaire organisaties of personen een belangrijke rol kunnen spelen. Deze rol komt vooral tot uiting in de Vlaamse praktijkvoorbeelden, waarin intermediaire organisaties zoals erfgoedcellen en musea een sleutelrol blijken te spelen in het bedenken en opzetten van duurzame projecten voor toeristisch immaterieel erfgoed. Deze bemiddelaars brengen de vele verschillende belanghebbenden samen, die allemaal een rol spelen in de relatie tussen toerisme en immaterieel erfgoed. Dergelijke ‘bemiddelaars’ of ‘immaterieel-erfgoedmakelaars’ kunnen ook bemiddelaars zijn die geen gesubsidieerde erfgoedorganisaties zijn.37 Zoals blijkt uit het artikel van Van der Zeijden et al. over de superdiverse wijken van Rotterdam en Den Haag, hebben de etnische ondernemers zich daar als bemiddelaars ontpopt.38 Het voorbeeld van Rotterdam en Den Haag laat tevens zien dat ook gemeenten een stimulerende rol kunnen spelen bij het focussen op toeristische nichemarkten voor immateriële erfgoedactiviteiten. De gemeenten Rotterdam en Den Haag gebruiken het immaterieel-erfgoedtoerisme voor de economische ontwikkeling van superdiverse buurten, die vaak nog als achterstandswijken worden aangezien niet alleen in economisch (hoge werkloosheid), maar ook in sociaal opzicht.
Een benadering via immaterieel erfgoed kan tenslotte ook nog bijdragen tot een groeiend bewustzijn van het belang van ecologische duurzaamheid. De toeristische sector is steeds meer gaan inzien dat de groei van het toerisme op een duurzame wijze vorm dient te krijgen. En dit moet verder gaan dan de vermindering van de CO2-uitstoot door de luchtvaartsector. Tijdens de coronapandemie was vakantie in het thuisland vaak de enige optie, wat uitgroeide tot een ware golf van toerisme in eigen land, vergezeld van de hashtag #Staycation. Toerisme Vlaanderen en NBTC Holland Marketing speelden hierop in door onbekende bestemmingen en verrassende belevingen in eigen land in de schijnwerpers te zetten.39 Maar al voor COVID-19 waren overheden en gemeenten bezig met citymarketing om binnenlandse vakanties te promoten, waarbij vaak ook aandacht werd besteed aan duurzaam toerisme. Het is een begrip dat ook terugkomt in diverse artikelen in deze collectie,
37 M. Jacobs, J. Neyrinck & A. van der Zeijden, ‘UNESCO, Brokers and Critical Success (F)Actors in Safeguarding Intangible Cultural Heritage’, in: Volkskunde. Tijdschrift over de cultuur van het dagelijks leven 2014, 115/3, p. 249-256.
38 Over de term superdiversiteit lees je bij: S. Vertovec, “Super-diversity and its implications”. Ethnic and Racial Studies, 2007, 30/6, p. 1024-1054; A. van der Zeijden, ‘“Super-diversity” and the Changing Face of Intangible Cultural Heritage’, in: International Journal of Intangible Heritage, 2017/12, p. 30-34; J. Neyrinck, ICH in Times of Superdiversity: Exploring Ways of Transformation, in: International Journal of Intangible Heritage, 2017/12, p. 157-174.
39 Vergelijk: https://www.vlaanderenvakantieland.be/ (bezocht op 18-01-2021).
531volkskunde 2020 | 4 : 519-533
zoals in de bijdragen van Munsters et al. enerzijds en Coster et al. anderzijds. Zoals deze bijdragen onderstrepen, kan immaterieel erfgoed bijdragen tot een ecologisch duurzame omgeving: hier ligt de kracht en het potentieel van immaterieel erfgoedtoerisme.
Gemeenschappen met een gedeelde passie40
In deze bundel wordt immaterieel erfgoed gepresenteerd als bij uitstek geschikt voor het ontwikkelen van ‘zinvolle reiservaringen en bestemmingen’.41 Immaterieel erfgoed heeft heel wat betekenissen, in de eerste plaats voor de immaterieel-erfgoedbeoefenaars zelf, die er een ‘gevoel van identiteit en continuïteit’ aan ontlenen, zoals de UNESCO 2003-conventie duidt. Men kan hier ook een link leggen met wat men gemeenschappen met een gedeelde passie zou kunnen noemen, een concept dat op dit moment in (onder meer) de toeristische sector opgang maakt.42 Dit concept verenigt reizigers met gemeenschappen rond een gedeelde passie. Zo kunnen we bijvoorbeeld ook denken aan erfgoedtoeristen die reizen om hun eigen roots te leren kennen, etnische toeristen die de superdiverse wijken van Antwerpen en Rotterdam bezoeken, de Aziatische bezoekers die de Kattenstoet in Ieper bezoeken, of de fietsende aficionado’s in Vlaanderen. Sommige landen die een lange migratiegeschiedenis kennen, richten zich zelfs specifiek op deze gemeenschappen met een gedeelde passie. Zo richt Ierland zich op ‘diasporatoerisme’, met name op Amerikanen, Canadezen en Australiërs met Ierse voorouders, zoals we kunnen lezen in de bijdrage van Jacqueline Van Leeuwen. De diasporatoerist reist naar Ierland, zijn land van herkomst, en ervaart er de betekenis en beleving van immaterieel erfgoed. Met de toenemende migratiebewegingen in de wereld wordt de ‘diasporatoerist’ een belangrijke doelgroep voor immaterieel-erfgoedtoerisme. Veel overheden organiseren dan ook terugkeerfeesten voor migranten om dergelijke op voorouderlijk erfgoed georiënteerde reizen aan te moedigen, vaak in het toeristische laagseizoen, waardoor normaal gesproken lege hotelkamers kunnen worden gevuld en extra inkomsten uit restaurants en entertainment kunnen worden gegenereerd.43 Dit concept van gemeenschappen met een gedeelde passie wordt in het toeristische veld volop verkend en toont verwantschappen met het concept benadering van ‘erfgoedgemeenschappen’ die het werk in het erfgoedveld al
40 In het Engels kent men de uitdrukking passionate communities of passion communities – cfr. infra 41 https://www.reizennaarmorgen.be (bezocht op 18-01-2021).
42 Zie bijvoorbeeld hiernavolgende presentatie van een studie van de European Travel Commission (ETC) gestoeld op de benadering van ‘Passion Communities’: https://etc-corporate.org/ uploads/2019/07/ETC_Infographic_Tourism-Passion-Communities.pdf (bezocht op 18-01-2021).
43 Zie. K.M. Adams “What Western Tourism Concepts Obscure: Intersections of Migration and Tourism in Indonesia”. Tourism Geographies, 2020, p. 1-26, https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/1461 6688.2020.1765010 (bezocht op 18-01-2021). Zie ook: C. Tie & T. Seaton, “Diasporic identity, heritage, and “homecoming”: How Sarawakian-Chinese tourists feel on tour in Beijing. Tourism Analysis, 2013, 18, p. 227-243; T. Coles & D. Timothy, Tourism, diasporas and space, Routledge, 2004.
immaterieel erfgoed als toeristische bestemming
532 |
menige jaren schragen44, en de ‘gemeenschappen, groepen en individuen’ die zo centraal staan in het UNESCO 2003-Verdrag.45
Dit themanummer biedt inzichten en inspiratie over hoe, in cocreatie met anderen, een emotioneel ‘authentieke’ ervaring kan worden gecreëerd zonder ‘folkloristisch’ te worden. Alleen door grondige betrokkenheid en positieve afspraken met immaterieel-erfgoedmakers of -beoefenaars kunnen dit soort emotioneel bevredigende toeristische engagementen worden gesmeed. Duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme gaat dus uiteindelijk altijd over duurzame relaties en balansen, over het genereren van duurzame (borgings) perspectieven voor levende erfgoedpraktijken en de erfgoedgemeenschap erachter, de mensen die het erfgoed inspireren en tot leven brengen.
44 The Framework Convention on the Value of Cultural Heritage for Society. Faro, 2005, https://www.coe.int/en/ web/culture-and-heritage/faro-convention (bezocht op 18-01-2021).
45 Council of Europe Framework Convention on the Value of Cultural Heritage for Society, Faro 27/10/2005. Article 2(b) defines a “heritage community” as consisting of “people who value specific aspects of cultural heritage which they wish, within the framework of public action, to sustain and transmit to future generations”. Erfgoedgemeenschappen zijn zo als het ware ook zelf ‘gemeenschappen met een gedeelde passie’, die zich verbonden voelen met een specifieke immaterieel-erfgoedpraktijk.
533volkskunde 2020 | 4 : 519-533
Intangible heritage as a tourist destination
Contributing to safeguarding intangible cultural heritage through sustainable tourism
This thematic issue explores the interface between safeguarding intangible cultural heritage and sustainable tourism. The relationship between intangible heritage and tourism has prompted lively discussions in the field of tourism studies as well as amongst international intangible heritage scholars and practitioners.1 Discussions in each of these fields, as well as interdisciplinary conversations, have revealed both the promises and challenges entailed in attempts to safeguard intangible cultural heritage via tourism. The contributions and case studies within this special issue offer additional nuances to these discussions and shed light on possible paths for not only safeguarding intangible cultural heritage, but also fostering sustainable tourism and economic revival in communities challenged by either a lack of economic revenue sources or by overtourism.
Writing in times of COVID-19 such issues remain relevant when tourism has come to an almost complete standstill. Just over a year ago, many European, American, and Asian tourist destinations were struggling with challenges posed by overtourism. From Old Havana and Bali to Barcelona and Venice, cultural tourism sites were grappling with unprecedented crowding, pollution, water shortages, hyper-commercialisation and even anti-tourism movements
1
See: World Conference on Sustainable Tourism (2015). World Charter for Sustainable Tourism +20. 8. http://www.institutoturismoresponsable.com/events/sustainabletourismcharter2015/wp-content/ uploads/2016/04/ST-20CharterMR.pdf (visited 18-1-2021); UNESCO and UNWTO (2015). Siem Reap declaration on Tourism and Culture - Building a New Partnership Model in UNWTO Declarations Journal, 3. https://doi.org/10.18111/unwtodeclarations.2015.24.01 (visited 18-1-2021); UNESCO and UNWTO (2019). Kyoto Declaration on Tourism and Culture: Investing in Future Generations. UNWTO Declarations, 2-4. https://doi.org/10.18111/unwtodeclarations.2019.28.04 (visited 18-1-2021).
535volkskunde 2020 | 4 : 535-548
albert van der zeijden, jorijn neyrinck, kathleen m. adams, frederike van ouwerkerk, bouke van gorp & paul catteeuw
introduction
due to tourist arrivals that dramatically exceeded local carrying capacities.2 Now, with the pandemic-induced tourism standstill, many residents who previously derived their livelihoods from tourism are struggling to make ends meet.3 Fostering new intangible cultural heritage-oriented activities for local tourists and day-trippers (stay-cations and “proximity tourism”) offers the promise of reviving COVID-19-stalled livelihoods, since intangible heritage activities often occur in safer open-air environments.4 Moreover, as many have observed, the tourism “pause” promoted by COVID-19 offers an opportunity to reflect on paths towards more sustainable forms of tourism once tourism resumes, although the risk remains that touristic destinations might do the opposite and try to attract more tourists for quick cash to cover the (financial) losses created by COVID-19.5
This introductory article begins by outlining the concept of “intangible cultural heritage” and offering a review of the scholarly understanding of “sustainable tourism.” Next, we turn to review some of the promises and challenges entailed in attempts to safeguard intangible cultural heritage via tourism. Finally, we introduce the articles of this special issue, highlighting their unique contributions.
Conceptual Background
The concept of intangible heritage is outlined in the 2003 UNESCO Convention for the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage.6 In this Convention, intangible cultural heritage is understood as living cultural expressions that
2 S. Cole, “A political ecology of water equity and tourism: A case study from Bali”, Annals of Tourism Research, 2012, 39/2, p. 1221-1241. S. Cole, Tourism and water: from stakeholders to rights holders, and what tourism businesses need to do, Journal of Sustainable Tourism, 2014, 22/1, p. 89-106; C. Milano, M. Novelli & J.M. Cheer, Overtourism and tourismphobia: A journey through four decades of tourism development, planning and local concerns. Tour. Plan. Dev. 2019. Also: C. Milano, J.M. Cheer & M. Novelli (eds.), Overtourism: Excesses, Discontents and Measures in Travel and Tourism, CABI: Wallingford, 2019, p. 227–232. C. Colomb & J. Novy, J. (eds.), Protest and Resistance in the Tourist City, Routledge, 2016; G. Avond, C. Bacari, I. Limea, H. Seraphin, V. Gowreesunkar& R. Mhanna, R., Overtourism: a result of the Janus-faced character of the tourism industry, in Worldwide Hospitality and tourism Themes, 2019, 11/5, p. 552-565.
3 K.M. Adams, J. Choe, M. Mostafanezahad & G. Phi (in press), Livelihoods and Lives in Limbo: (Post-) Pandemic Tourism in Southeast Asia, in Tourism Geographies. Also see J. Choe, K. Adams, M. Mostafanezhad & G. Phi, Southeast Asian Tourism, Covid-19, and Silverlinings, in Anthropology of Tourism Interest Group, 2019: http://atig.americananthro.org/southeast-asia-tourism-covid-19-andsilver-linings/ (visited 18-1-2021).
4 F. Romagosa, The COVID-19 crisis: Opportunities for sustainable and proximity tourism, in Tourism Geographies, 2020, p. 1-5.
5 P. Brouder, Reset redux: possible evolutionary pathways towards the transformation of tourism in a COVID-19 world, in Tourism Geographies, 2020, p. 1-7; É. Crossley, Ecological grief generates desire for environmental healing in tourism after COVID-19, in: Tourism Geographies, 2020, p. 1-10; Nepal 2020. Nepal, S. K., Travel and tourism after COVID-19–business as usual or opportunity to reset? in Tourism Geographies, 2020, p. 1-5.
6 In this publication the Flemish and the Dutch translations of the UNESCO 2003 Convention for the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage are applied: Conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed en Verdrag inzake de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed.
intangible heritage as a tourist destination
536 |
are experienced by intangible heritage practitioners as heritage that offer a sense of identity and continuity. It includes, amongst other things, oral traditions and expressions; performing arts; social practices, rituals and festive events; knowledge and practices concerning nature and the universe, and traditional craftsmanship. Intangible heritage is more than a descriptive concept, it is a programme. It is a new paradigm for safeguarding the cultural practices surrounding what is termed ‘intangible’ cultural heritage, focusing on meaning-making processes wherein communities, groups and individuals play central roles creating and shaping their own intangible heritage. These individuals and groups are primarily ‘practitioners’, who practice this intangible heritage, and ‘custodians’, who are somehow committed to its management and ‘safeguarding’, which extends beyond ‘conservation’. The UNESCO 2003 Convention has now been signed by more than 180 state parties that are committed to contributing to a favourable climate in which intangible heritage can thrive. Internationally, the General Assembly (which meets every two years) determines how the Convention gives shape to its ideas. In addition, the Intergovernmental Committee (which meets annually) assesses nominations for the international intangible heritage lists and adopts broader practical guidelines for the implementation of the Convention. The Convention is kept up to date by means of the “Operational Directives”, which can be updated and supplemented every two years. In this context, it is important to note that in 2016, these Operational Directives began to pay greater attention to sustainable development, in line with the United Nations Sustainable Development Goals, which were also launched at that time.7
Since the convention came into force, we have also seen a rapidly growing scientific literature concerning UNESCO’s new paradigm for safeguarding intangible heritage, with specialised book publications and journals such as the International Journal of Intangible Heritage.8 Much of this research concentrates on critically studying the so-called Heritage Regimes embodied in the convention at international and national level. A special focus of this has been on the UNESCO lists and national inventories, which many scientists believe are part of a much broader process of heritagisation of cultural practices from everyday life.9 An additional focus of this research has concerned community participation, which is a guiding principle in this convention, including operationalising this value, with or without the help of intermediary
7
See the new chapter 6 about this subject in the 2018 changed version of the Operational Directives, https://ich.unesco.org/doc/src/ICH-Operational_Directives-7.GA-PDF-EN.pdf (visited 18-01-2021).
8 See: N. Akagawa & L. Smith (eds.), Safeguarding Intangible Heritage. Practices and Policies, Routledge, London & New York, 2019; M.L. Stefano & P. Davis (eds.), The Routledge Companion to Intangible Cultural Heritage, Routledge, London & New York, 2017; F. Lempereur (ed.), Patrimoine culturel immatériel, Presses Universitaires de Liège, Liège, 2017.
9 Compare: R. F. Bendix, A. Eggert & A. Peselmann (eds.), Heritage Regimes and the State, Göttingen, 2012 [Göttingen Studies in Cultural Property, Volume 6]. On the process of bureaucratization: M. Tauschek, The Bureaucratic Texture of National Patrimonial Policies, in Heritage Regimes and the State, p. 195-212. Compare: V. Tr. Hafstein, Making Intangible Heritage. El Condor Pasa and Other Stories from UNESCO, Indiana University Press, Bloomington, Indiana, 2018.
537volkskunde 2020 | 4 : 535-548
heritage organisations such as museums.10 Research agendas have also been devised in the Dutch speaking world at the universities of Utrecht, Brussels and Antwerp, about which this journal has reported in previous editions.11
UNESCO is very keen on exploring the possibilities tourism offers for intangible heritage safeguarding.12 During the 2019 annual Intergovernmental Committee meeting, the debates focused more heavily than in previous years on tourism’s role and impacts on intangible heritage. Some expressed concerns about the possible risks of (over)commercialisation and decontextualisation. The member states thus requested that the UNESCO secretariat publish guidelines with recommendations for safeguarding actions and exemplary practices in connection with tourism, to facilitate implementation by member states and heritage communities.13 In a December 2020 symposium on ‘Making ICH tourism more Sustainable and Regenerative in Post-Pandemic Situations’14, the ICH-NGO Forum proposed an online dossier and toolbox on ICH & Sustainable Tourism. For UNESCO it is important that “communities, groups and individuals concerned are the primary beneficiaries of any tourism
10 See e.g.: F. Sousa, The Participation in the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage, The role of Communities, Groups and Individuals (Memória Imaterial CRL, Alenquer. Portugal, 2018). For the role of museums, compare: T.N. Deric, J. Neyrinck, E. Seghers & E. Tsakiridis (eds.), Museums and Intangible Cultural Heritage. Towards a third space in the Heritage Sector. A companion to disover transformative heritage practices for the 21st Century, Werkplaats Immaterieel Erfgoed, Brugge, 2020.
11 A. van der Zeijden, ‘Naar een onderzoeksagenda voor immaterieel erfgoed. Kennisontwikkeling ten behoeve van het borgen van tradities’, in Volkskunde 116 (2015) 1, p. 53-67; A. van der Zeijden, ‘Immaterieel erfgoed aan de Universiteit Utrecht. Onderzoeksplan Fellowship Intangible Heritage Studies’, in Volkskunde 118 (2017) 1, p. 37-42; M. Jacobs e.a., ‘Internationale netwerking, duurzame ontwikkeling en evoluerende kaders – Het programma van de UNESCO-leerstoel voor kritische erfgoedstudies en het borgen van immaterieel cultureel erfgoed aan de Vrije Universiteit Brussel’, in: Volkskunde 120 (2019) 2, p. 179-192; See also: A. van der Zeijden with S. Elpers, M. Helsen & S. Verburg, Immaterieel erfgoed als proeftuin van een mondialiserende samenleving. Kennisagenda 2017-2020 Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland, Arnhem, 2018. With a Summary in English: Intangible Heritage as a Testing Ground for a Globalizing Community. Research Agenda Dutch Centre for Intangible Cultural Heritage 2017-2020.
12 In 2008, a meeting was devoted to the subject of Safeguarding Intangible Heritage and Sustainable Cultural Tourism in Asia-Pacific region related to the UNESCO 2003 Convention. UNESCO Office Bangkok and Regional Bureau for Education in Asia and the Pacific, Establishment Initiative for the Intangible Heritage Centre for Asia-Pacific (2008). UNESCO-EIIHCAP Regional Meeting: Safeguarding Intangible Heritage and Sustainable Cultural Tourism: Opportunities and Challenges, 4. Available at: https://unesdoc.unesco.org/ark:/48223/pf0000178732.
13 See https://ich.unesco.org/en/decisions/14.COM/10 article 14 (visited 18-01-2021) and https://ich.unesco.org/en/15com: LHE/20/15.COM/5 – Summary records of the fourteenth session of the Committee (visited 18-01-2021).
14 https://www.ichngoforum.org/ich-ngo-forum-symposium-ich-tourism-13-december-2020/ (visited 18-01-2021). The ICH-NGO Forum is the platform for communication, networking, exchange and cooperation for NGOs accredited by UNESCO to provide advisory services to the Intergovernmental Committee in the framework of the 2003 UNESCO Convention for the safeguarding of Intangible Cultural Heritage. Also see call for a practical set of guidelines, Albert van der Zeijden, ‘Cultural Tourism and Intangible Heritage: A Critical Appraisal and Policy Guidelines’, in: Wil Munsters & Marjan Melkert (eds.), Anthropology as a Driver for Tourism Research, Antwerpen/ Apeldoorn, 2015, p. 191-202.
intangible heritage as a tourist destination
538 |
associated with their own intangible cultural heritage while promoting their lead role in managing such tourism’.15
Tourism and intangible cultural heritage are also popular topics in heritage studies. In the first handbook on Intangible Heritage, Regina Bendix called for critical scrutiny of the role of intangible heritage ‘between economy and politics’.16 In a more practical “how to” vein, the world tourism organisation UNWTO issued online guidelines offering examples of how intangible heritage could contribute to sustainable tourism development, while exploring major challenges, risks and opportunities related to ICH based tourism.17 Inspired by the UNESCO approach another practical guide was produced in Switzerland: Lebendige Traditionen und Tourismus. Ein Leitfaden zur Angebotsgestaltung und -vermarktung, offering intangible heritage practitioners a concrete roadmap for marketing intangible heritage in a sustainable way.18 Also inspired by UNESCO was an international symposium and a thematic issue in the series of ‘Les Cahiers du PCI’ dedicated to the subject of ICH economies, which both provided case studies and approaches involving ICH tourism and addressed questions of sustainability and development.19
While this thematic issue of Volkskunde is hardly the first to address the potential of intangible heritage tourism, the collection of articles following hereafter is pioneering in that it offers particular insights on this theme in the Dutch speaking region. Moreover, by examining a series of primarily European-based case studies, this special issue foregrounds the value of a participatory approach, as advocated by tourism and development scholars
15 https://ich.unesco.org/doc/src/ICH-Operational_Directives-7.GA-PDF-EN.pdf, article 187 (visited 18-01-2021). In article 117 it is stated that ‘Particular attention should be paid to avoiding commercial misappropriation, to managing tourism in a sustainable way, to finding a proper balance between the interests of the commercial party, the public administration and the cultural practitioners, and to ensuring that the commercial use does not distort the meaning and purpose of the intangible cultural heritage for the community concerned.’
16 R. Bendix, ‘Heritage between economy and politics: an assessment from the perspective of cultural anthropology’, in: L. Smith & N. Akagawa (eds.), Intangible Heritage, Routledge, London & New York, 2009, p. 253-269. See also: R. Bendix, Culture and Value. Tourism, Heritage and Property, Indiana University Press, Bloomington, Indiana, 2018.
17 UNWTO, Tourism and Intangible Heritage (2012), https://www.e-unwto.org/doi/book/10.18111/9789284414796 (visited 18-01-2021).
18 B. Taufer & al., Lebendige Traditionen und Tourismus. Ein Leitfaden zur Angebotsgestaltung und -vermarktung, Hochschule Luzern, Luzern, 2012. The Swiss lecturers of the Luzern University College also published a booklet that dealt with the dilemmas of intangible heritage tourism in a more reflexive way, focusing on the background of the ‚Traditionstourist‘, the tourist marketing of traditions and on ‘Authentisch sein’. M.A. Camp, S. Eggmann, B. Taufer (eds.), Reiseziel: immaterielles Kulturerbe. Ein interdisziplinärer Dialog, Zürich, 2015.
19 See: F. Comminelli & al., L’économie du patrimoine culturel immatériel, Cahier du CFPCI n°4, Vitré 2017. Centre français du patrimoine culturel immatériel – Maison des Cultures du Monde. Online: http://www.cfpci.fr/medias/cahier_4_economie_revun_revum.pdf (visited 18-01-2021).
539volkskunde 2020 | 4 : 535-548
for some time.20 Such an approach entails not only interviewing intangible heritage practitioners about their needs and challenges, but also ensuring that they are actively engaged in how tourism unfolds in their communities, should they desire it.
Sustainable tourism
The convergence of recent global developments in sustainability policy, in tourism perceptions, and the corona crisis has fuelled growing interest in sustainable tourism.
The idea of “sustainable tourism” emerged in the 1990s, as an outgrowth of the 1970s and 80s-era interest in sustainable economic development and environmentalism. As Colin Hunter outlined, sustainable tourism “encompass[es] a set of principles, policy prescriptions and management methods which chart a path for tourism development such that a destination area’s environmental resource base (including natural, built, and cultural features) is protected for future development’.21 Since that time various scholars have critiqued the concept of sustainable tourism, arguing for enlarging the narrow focus on economic benefits to encompass attention to additional forms of sustainability, including ecological and social sustainability. In addition, many scholars have problematized classic approaches that approach local communities as monoliths. For instance, in a widely-cited article Zhenhua Liu (2003) underscored how many proponents of sustainable tourism often failed to take on-the-ground realities into consideration, making arguments that sustainable tourism should be beneficial to “local” communities without fully appreciating the very diverse nature of communities and the conflicting perspectives within communities regarding tourism development.22 Although many early proponents of sustainable tourism tended to embrace top-down perspectives and to overlook local diversity, in recent years increasing attention has been devoted to involving a diverse array of stakeholders in sustainable tourism development.23
20
For example, see: P. Murphy, Tourism: A Community Approach, London and New York: Routledge., 1985; R. Scheyvens, Tourism for Development: Empowering Communities. London, Prentice Hall, 2003; S. Cole, Cultural Tourism, Community Participation and Empowerment, in: M. Smith & M. Robinson (eds.), Cultural Tourism in a Changing World: Politics, Participation and (Re)presentation, Channel View, Clevedon, Buffalo and Toronto, 2006, p. 89-103.
21 B. Lane, Sustainable Tourism Development Strategies: A Tool for Development and Conservation, in Journal of Sustainable Development, 1994, 2, p. 102-111; C. Hunter, Sustainable Tourism as an Adaptive Paradigm, in Annals of Tourism Research, 1997, 24(4), p. 850-867.
22 Zhenhua Liu, Sustainable tourism development: a critique, in Journal of Sustainable Tourism, 11/6, p. 459-475 (https://doi.org/10.1080/09669580308667216 (bezocht op 18-01-2021). See: D. Harrison, Sustainability and Tourism: Reflections from a Muddy Pool, in L. Briguglio, B. Archer, J. Jafari & G. Wall (eds.), Sustainable Tourism in Islands and Small States, London, Pinter, 1996, p. 69-89.
23 E.T. Byrd, Stakeholders in sustainable tourism development and their roles: applying stakeholder theory to sustainable tourism development, in Tourism Review, 2007, 62/2, p. 6-13, https://doi.org/10.1108/16605370780000309 (visited 18-01-2021).
heritage as a tourist destination
540 | intangible
In the field of tourism studies, sustainable tourism aligns with the ‘Critical Tourism Studies’ movement, which was launched in Dubrovnik in 2005 and has begun to flourish worldwide. One key aim of the Critical Tourism Studies movement is to foster more equitable forms of tourism development, in which environments and diverse communities in destinations can thrive.24 The critical tourism studies paradigm has been gradually drawing the attention of local level tourism entrepreneurs. 25 It also offers nuanced approaches to goals that are similar to the United Nations’ broader sustainability goals, summarized in the key words “people, planet, prosperity, peace, and partnerships”. These and other groups have pushed for tourism to become more attuned to the needs or prosperity of the (local) population, while at the same time safeguarding the ecological well-being of the planet as a whole.26
Safeguarding Intangible Cultural Heritage through sustainable tourism
In tandem with prioritizing the well-being of local – often diverse –communities and environments, this publication takes the need to safeguard intangible cultural heritage as its starting point. Intangible heritage tourism is never an end in itself, and it is always paramount that the intangible heritage communities themselves benefit from actions involving their intangible heritage.As the UNESCO Convention suggests, it is essential to ‘ensur[e] that communities, groups and individuals concerned are the primary beneficiaries of any tourism associated with their own intangible cultural heritage while promoting their lead role in managing such tourism’.27 This agenda is also a cornerstone of the current sustainable tourism movement, which advocates greater community involvement. From an intangible heritage perspective, when working on tourism development, cooperation with the heritage community is essential, particularly with the active intangible heritage practitioners as they are key players in the unfurling of an intangible heritage project that may draw tourists. Of course, intangible heritage communities are not monolithic.28 Any “heritage community” is comprised of people of different genders, ages, ethnicities, and classes: often there can be division within so-called communities regarding how (and even if) they wish to be represented in touristic development programmes and museum-oriented
24 I. Ateljevic, A. Pritchard & N. Morgan (eds.), The critical turn in tourism studies: Innovative research methodologies. London, Routledge, 2007; R. Bianchi, The ‘critical turn’ in tourism studies: A radical critique, in Tourism Geographies 2009, 11/4, p. 404-504.
25 Compare C. Gibson, Critical tourism studies: new directions for volatile times, in Tourism Geographies, 2019.
26 About the ‘sustainable development goals’ of the United Nations, see: https://sdgs.un.org/goals (visited 18-01-2021).
27 Article VI.2.3 of the Operational Directives, ‘Impact of tourism on the safeguarding of intangible cultural heritage and vice versa’.
28 M. Jacobs, Article 15: Participation of communities, groups and individuals - CGIs, not just ‘the community, in: J. Blake & L. Lixinski (eds.), The 2003 UNESCO intangible heritage convention: a commentary, Oxford, Oxford University Press, 2020, p. 273-289.
541volkskunde 2020 | 4 : 535-548
displays.29 This is but one of the challenges faced by those who wish to foster a productive marriage between tourism and the safeguarding of intangible cultural heritage.
Research30 reveals that members of intangible heritage communities included in the Dutch and Flemish Inventories of Intangible Cultural Heritage were interested in exploring the opportunities and possibilities of tourism for safeguarding intangible heritage, however they were generally concerned about engaging with tourism, because, as they told the researchers, they feared ‘a loss of authenticity’.31 As Chiara Bortolotto has indicated, the fear of ‘losing authenticity’ is also at the core of the Intangible Heritage Convention. Ironically, the term “authenticity” has been thrown into question and deemed ‘inappropriate vocabulary’ in the UNESCO Convention, following scholars that long ago deconstructed this concept.32
Many members of the intangible heritage communities interviewed were especially concerned that the concept of ‘authenticity’ is also used as a marketing tool. Certainly, for those in the tourism-marketing sphere, intangible heritage tourism appears to mesh with what Pine & Gilmore have called the ‘experience economy’, a tourism market that revolves around the desire for ‘authentic experiences’. ICH communities see it as one of the challenges in relation to intangible heritage. If ‘authenticity’ is a marketing tool to attract tourists as suggested by Pine and Gilmore, what impedes it from becoming a charade for tourists? This possible field of tension partly - but not entirely - coincides with a fear of ‘commercial misappropriation’ and ‘over-commercialisation’, terms
29 M. Kahn, ‘Not Really Pacific Voices: Politics of Representation in Collaborative Museum Exhibits.’ Museum Anthropology, 2000, 24/1, p. 57-74; M. Stevens, Power Disparities and Community-Based Tourism in Vietnam, in S. Gmelch (ed.), Tourists and Tourism, Long Grove, Il: Waveland, 2010, p. 451-463.
30 This research was conducted by the Dutch Centre for Intangible Cultural Heritage (Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland) and Workshop Intangible Heritage in Flanders (Werkplaats immaterieel erfgoed).
31 See https://www.immaterieelerfgoed.nl/nl/immaterieelerfgoedentoerisme (visited on 18-01-201). The theme of sustainable tourism was also discussed during a webinar on Intangible Heritage Tourism in and after COVID-19, organised parallel to this publication by Dutch Centre for Intangible Cultural Heritage and Workshop Intangible Heritage in Flanders, in close cooperation with Erfgoed Gelderland and Hogeschool InHolland, see: https://www.immaterieelerfgoed.nl/nl/page/8372/webinar-immaterieel-erfgoed-toerisme-in-en-nacorona en https://immaterieelerfgoed.be/nl/nieuws/immaterieel-erfgoedtoerisme-in-en-na-coronaverslag-webinar-19-juni (visited 18-01-2021).
32 C. Bortolotto, Authenticity: A Non-Criterion for Inscription on the Lists of UNESCO’s Intangible Cultural Heritage, 2013 IRCI Meeting on ICH. Evaluating the Inscription Criteria for the Two Lists of UNESCO’s Intangible Cultural Heritage Convention, Final report, accessible via internet: https://www.academia.edu/4954394/Authenticity_A_non_criterion_for_inscription_on_the_ Lists_of_UNESCO_s_Intangible_Cultural_Heritage_Convention (visited 18-01-2021). There is of course a vast scholarly literature on the concept of ‘authenticity’, in which the concept it not just deconstructed and questioned but also reinvented. For more recent nuanced approaches, see for instance: E. Cohen. Authenticity and commoditization in tourism, in Annals Of Tourism Research, 1988, 15, p. 371-386; N. Wang, Rethinking Authenticity in Tourism Experience, in Annals of Tourism Research, 1999, 26/2, p. 349-370.
intangible heritage as a tourist destination
542 |
employed in various UNESCO documents to indicate risks of commercial abuse in contexts of tourist exploitation.33
The tensions between “authenticity” and “commercialization” and the question of how intangible heritage tourism might contribute to the development of sustainable forms of tourism are central to the case studies presented in this issue. In selecting these studies for this special issue, we hope this publication can be useful for researchers from the fields of Intangible Heritage Studies and Tourism Studies, as it illustrates the potential for building reciprocal relationships between intangible heritage and tourism. Moreover, this special issue spotlights paths for involving intangible heritage communities in tourism development and explore opportunities and possibilities for more sustainable tourism. For these reasons this collection bears the subtitle “A contribution to safeguarding intangible heritage through sustainable tourism.”
The articles in this issue: A broad array of case studies
Volkskunde is a journal that offers a platform for (blind peer reviewed) academic articles, essays and Sporen articles, prompting reflection and further research.
Hence this special issue contains three scientific articles, five reflective essays examining concepts such as ‘authenticity’ and ‘nostalgia’, and four Sporen case study articles, drawn from practical experience. As an ensemble, these varied types of articles offer a great deal of food for thought, pertaining to the intersection between tourism and intangible heritage, particularly in Flanders and the Netherlands.
Despite the fact that the ‘call for papers’ was widely advertised internationally, and initial submissions included manuscripts from Africa and Asia, none of these non-European contributions survived the peer review process. This is unfortunate, especially since intangible heritage tourism is a global challenge, as is demonstrated in the aforementioned UNWTO publication, and in the eyes of some, it is seen as an opportunity for sustainable development, particularly in economically less prosperous areas.
The intangible heritage images sketched in this theme issue are rich and varied, from ‘traditional’ to more ‘modern’ forms of heritage, from the Frisian woodcarving and Hindu culture in the north of the Netherlands to the syrup distilling and fetching of the Saint Brigida Den (pine-tree) in Eijsden, Limburg. But also, from the Kattenstoet (Festival of the Cats Parade) in Ypres to ethnic tourism in The Hague and sustainable tourism in Bruges, all appealing to a culturally diverse world. Most of the contributions in this collection embrace a qualitative approach, which entails interviewing (representatives of) the heritage communities and involved them in exploring their needs and
33
As stated in The Operational Directives, article 117, it concerns ‘avoiding commercial misappropriation, to managing tourism in a sustainable way, to finding a proper balance between the interests of the commercial party, the public administration and the cultural practitioners, and to ensuring that the commercial use does not distort the meaning and purpose of the intangible cultural heritage for the community concerned.’
543volkskunde 2020 | 4 : 535-548
challenges. Some entries in this issue show the role that ‘intermediaries’ can play in helping to build sustainable and balanced links between intangible heritage communities and tourism.
In addition, this collection presents a series of cases that explore potential or new (interfaces with) intangible heritage tourism from different angles. For instance, in his essay Joeri Januarius examines intangible heritage tourism from the perspective of industrial and technical heritage. Steven Valcke writes about the tourism potential of the Flemish classic cycling races, in the context of the work of Tourism Flanders. A valuable dimension of this article, which features quantitative market-oriented research, is that it shifts the perspective shifts to that of different types of tourists. Through ‘big data’ research at home and abroad, the ‘market potential’ is mapped out along with the effective profile of the international visitor who comes to experience the Flemish cycling heritage.
In her essay, Manon Dekien reflects on how tourism itself can become intertwined with the emergence of new forms of intangible heritage. Coastal traditions such as making beach flowers, eating ice cream and driving the “butt cart” have grown in a context of holiday experiences since the last century. Meanwhile they have become forms of intangible heritage themselves. As her work suggests, many intangible heritage practices have arisen in the wake of coastal tourism. Cultural heritage practices entailed in coastal tourism are not threatened by tourists; on the contrary, such practices would be threatened ‘without’ tourists, because it is the tourists who maintain the practices and are part of the heritage community.
Various contributions show how intangible heritage can contribute to sustainable development. Ellen Vandenbulcke writes about Handmade in Bruges, an example of how a heritage city plagued by over-tourism can undertake a search for more sustainable forms of tourism and urban policy. The initiators aimed to develop testing grounds for linking the efforts of the UNESCO 2003 Convention on Intangible Cultural Heritage to newly developed local policies across policy domains: heritage, tourism, urban development, and education, among others.
In their study on Friesland, Hogeschool Stenden Leeuwarden and Hanze University Groningen envision intangible heritage tourism as a rich opportunity for the economic development of the Netherlands’ economically shrinking regions, not only in the north but also in the south of the country.
In search of authenticity
Several contributions to this special issue address the notion of authenticity. ‘Tourism produces culture, and that can have economic, commercial and also cultural resons, says Helmut Groschwitz in his essay on the subject in this issue. He unravels the complex and ambivalent relationship between cultural heritage, tourism and authenticity.
Oliver Rieter also addresses the search for ‘authenticity’, drawing from a broader analytical framework. Rieter discusses the fact that some tourists seek ‘nostalgiascapes’, such as the image of the nostalgic brown pub. Not
intangible heritage as a tourist destination
544 |
only can the notion of nostalgiascapes shed a unique light on the popularity of intangible heritage tourism, but this idea can also deconstruct the idea of authenticity, as Rieter illustrates via his case study.
The subject of authenticity is also addressed in other more practically oriented articles in this volume. For how far can one go in ‘nostalgising’ intangible heritage? Here one immediately comes up against the limits of the touristic marketing of intangible heritage. The contribution of Albert van der Zeijden et al. tackles this issue by exploring the case of an ethnic entrepreneur in Rotterdam’s Westkruiskade, who suggested that his fellow ethnic entrepreneurs don the iconic garb of their ancestral groups.
This brings us to another fundamental issue in the context of intangible heritage tourism, pertaining to the heritagisation of intangible heritage practices more generally. According to some sociologists and anthropologists, heritagisation almost automatically leads to a polishing up intangible heritage, often pejoratively referred to as Disneyfication. It is not (only) due to tourism. According to the Icelandic ethnologist Valdimar Hafstein, heritagisation produces folklorisation and festivalisation. ‘From craft to music and from food to language, intangible heritage brings festivals into being.’34 Undeniably, festival-like forms such as the Kattenstoet in Ypres or the Strontrace in Friesland are put forward as powerful markers of a city or region, both for local residents and outsiders. Such festivals can also be of interest to tourists. Sometimes tourism even emerges as the only way to give intangible heritage a (economic) future. If one extends this reasoning further, there would always be an element of folklorisation in making intangible heritage suitable for tourism.35
On the other hand, an initiative such as Handmade in Bruges illustrates where heritage mediators started reflecting on these processes of heritagisation and tourism and consciously devoting attention to updating and innovation to the safeguarding of intangible heritage. This case demonstrates that this can also be done responsibly, without manifest folklorisation, with support from the intangible heritage practitioners and the local population, who themselves also benefit from intangible heritage safeguarding.
The power of intangible heritage tourism
Collectively, the case studies presented in this special issue prompt us to engage with a broader question: to what extent does the UNESCO safeguarding paradigm contribute to a renewed awareness of sustainable heritage tourism’s potential (whether or not it is combined with participatory methods for
34 V. Hafstein, Afterword: Festival as Heritage / Heritage as Festival, in: U. Kockel e.a. (red.), Heritage and Festivals in Europe. Performing Identities, Londen/New York, 2020, p. 205-210.
35 For more on tourism, intangible heritage and folklorisation, see the following: R. Bendix, Tourism and Cultural Displays: Inventing Traditions for Whom? in The Journal of American Folklore, 1989, 102, 404, 131-146; M. Picard, Bali. Tourisme Culturel et culture touristique. L’Harmattan, Tourismes et Sociétés, Georges Cazes, 1992; K.M. Adams, Club Dead, Not Club Med: Staging Death in Contemporary Tana Toraja (Indonesia) in Southeast Asian Journal of Social Science, 1993, 21/2, p. 59-69; K.M. Adams, Ethnic Tourism and the Renegotiation of Tradition in Tana Toraja (Sulawesi, Indonesia), in Ethnology 1997, 36/4, p. 309-320.
545volkskunde 2020 | 4 : 535-548
developing sustainable tourism)? What is the learning outcome of this publication?
First, intangible heritage offers good opportunities for organising – often locally – engagement. As we have seen, this fits in well with recent trends in Tourism Studies, in which more attention has been paid to the importance of local support amongst the population in developing tourism products. As has been noted earlier, we also need to understand ‘local communities’ not uniformly or unambiguously, of course, but from the point of view of diversity in terms of age, gender, social class and ethnicity, as well as with different forms of involvement and associated interests. These include the local recreational business community, local heritage organisations and also local authorities that approach tourism from the perspective of city marketing.36 As noted earlier, intangible heritage is created and embodied by intangible heritage practitioners and these intangible heritage practitioners are indispensable to the development of tourist intangible heritage products. Without the support of local craftsmen, Handmade in Bruges, for example, would never have been a success. In the tourist marketing of intangible heritage, the support and involvement of these ‘creators’ is indispensable, as evidenced in the case studies presented in this publication. Thus, the first lesson to be drawn from this special issue is to always involve the (local) intangible heritage practitioners when marketing intangible heritage. They vouch for the content and substance in the tourist product to be developed.
This issue also shows that intermediary actors can play an important role. This role is demonstrated in particular in the Flemish cases in this collection, in which intermediary organisations such as heritage “cells” and museums prove to have a key role in devising and orchestrating sustainable tourist intangible heritage projects. These intermediaries bring together the many different stakeholders, all of whom play a role in the relationship between tourism and intangible heritage. Such ‘mediators’ or ‘ICH brokers’37 can also be unsubsidised heritage organisations or individuals, as in the case of Van der Zeijden et al.’s article on concerning the super diverse districts of Rotterdam and The Hague, where ethnic entrepreneurs served as mediators.38 As the article illustrates, local authorities can also play an indispensable, stimulating role in targeting tourist niche markets for intangible heritage activities: in this case, the municipalities of Rotterdam and The Hague use intangible heritage tourism for the economic development of super diverse neighbourhoods (often still termed disadvantaged neighbourhoods, not only economically (high unemployment) but also socially).
36 As some scholars have noted, we also need to pay closer attention to how “local” is defined.
37 M. Jacobs, J. Neyrinck & A. van der Zeijden, UNESCO, Brokers and Critical Success (F)Actors in Safeguarding Intangible Cultural Heritage, in: Volkskunde, 115/3, 2014, p. 249-256.
38 About super-diversity: S. Vertovec, “Super-diversity and its implications”. Ethnic and Racial Studies. 2007, 30/6, p. 1024-1054; A. van der Zeijden, ‘“Super-diversity” and the Changing Face of Intangible Cultural Heritage’, in: International Journal of Intangible Heritage, 2017/12, p. 30-34; J. Neyrinck, ICH
in Times of Superdiversity: Exploring Ways of Transformation, in: International Journal of Intangible Heritage, 2017/12, p. 157-174.
tourist
546 | intangible heritage as a
destination
Finally, intangible heritage can contribute to a growing awareness of the importance of ecological sustainability. Increasingly, the tourism sector has come to recognize that tourism growth must be sustainable, and this must extend beyond the reduction of CO2 emissions by the aviation sector. During the current COVID-19 pandemic, holidays at home have been often the only option. Tourism Flanders and NBTC Holland Marketing responded to this by highlighting unknown destinations in their own country.39 But even before COVID-19, governments and municipalities were engaged with city marketing to promote domestic holidays, often also paying attention to sustainable tourism. This theme also recurs in various articles in this collection, such as those by Munsters et al. and Coster et al. As these articles underscore, intangible heritage can contribute to an ecologically sustainable environment: this is where the strength and potential of intangible heritage tourism lies.
Passionate communities
In this special issue, intangible heritage is presented as pre-eminently suitable for developing meaningful travel experiences and destinations. Intangible heritage carries rich and varied meanings, first and foremost for the intangible heritage practitioners themselves, who often derive a ‘sense of identity and continuity’ from it.41 One can also make a link here with what has been termed ‘passionate communities’, a concept that is currently making headway in the tourism sector.42 This concept unites travellers with communities that share a passion. Consider, for example, ancestral heritage tourists who travel to learn about their own roots, ethnic tourists visiting the superdiverse neighbourhoods of Antwerp and Rotterdam, the Asian visitors attending the Kattenstoet in Ypres, or the cycling aficionados riding races in Flanders. Some countries that have a long history of out-migration even focus specifically on these ‘passionate communities’. For example, Ireland focuses on ‘diaspora tourism’, especially on Americans, Canadians and Australians with ancestors from Ireland, as documented in Jacqueline Van Leeuwen’s contribution in this publication. The diaspora tourist travels to Ireland, their ancestral country of origin and in these travels and experiencing intangible heritage is paramount. With the increasing migratory movements in the world, the ‘diaspora tourist’ is an increasingly important target group for intangible heritage tourism. Indeed, many governments host migrant return festivals to encourage such ancestral-heritage oriented travels, often in the tourism slow season enabling normally-empty hotel rooms to be filled and generating additional restaurant
39 Compare: https://www.vlaanderenvakantieland.be/ (visited 18-01-2021).
40 In English we talk about passionate communities or passion communities – cfr. infra.
41 https://www.reizennaarmorgen.be (visited 18-01-2021).
42 See the presentation of the European Travel Commission based on the approach of ‘Passion Communities’: https://etc-corporate.org/uploads/2019/07/ETC_Infographic_Tourism-PassionCommunities.pdf (bezocht op 18-01-2021).
547volkskunde 2020 | 4 : 535-548
40
and entertainment revenues.43 The concept of ‘passionate communities’ also triggers as a support base44 with the ‘heritage communities’ that are so central to the UNESCO Convention.45
This publication offers insights and inspiration concerning how, in cocreation with others, an emotionally ‘authentic’ experience can be crafted without becoming ‘folkloristic’. It is only thorough involvement and positive agreements with intangible heritage creators or practitioners that these kinds of emotionally satisfying tourism engagements can be forged. Sustainable intangible heritage tourism is thus ultimately always about sustainable relationships and balances, about generating sustainable perspectives that safeguard living heritage practices and the heritage community embodying them, the people who bring heritage to life and inspire others.
43 For examples, see K. M. Adams, What Western Tourism Concepts Obscure: Intersections of Migration and Tourism in Indonesia, in Tourism Geographies, 2020, p. 1-26, https://www.tandfonline. com/doi/full/10.1080/14616688.2020.1765010. Also see: C. Tie & T. Seaton, Diasporic identity, heritage, and “homecoming: How Sarawakian-Chinese tourists feel on tour in Beijing, in Tourism Analysis, 2013, 18, p. 227-243; T. Coles and D. Timothy, Tourism, diasporas and space. Routledge, 2004.
44 The Framework Convention on the Value of Cultural Heritage for Society. Faro, 2005, https://www.coe.int/en/web/culture-and-heritage/faro-convention (bezocht op 18-01-2021).
45 Council of Europe Framework Convention on the Value of Cultural Heritage for Society, Faro 27/10/2005. Article 2(b) defines a “heritage community” as consisting of “people who value specific aspects of cultural heritage which they wish, within the framework of public action, to sustain and transmit to future generations.” Heritage communities are themselves passionate communities that feel emotionally connected to a specific intangible heritage expression.
as a tourist
548 | intangible heritage
destination
anne-baukje coster
& sander vroom
maaike de
A Sustainable Future for Frisian Folklore
Opportunities and Challenges for the Sustainable Safeguarding of Intangible Cultural Heritage and Tourism in Friesland
Introduction
‘Iepen Mienskip’ (Open Community) was the proud slogan of the Dutch Cultural Capital of Europe of 2018, Leeuwarden-Friesland (LF2018). The rallying cry, expressed in the traditional Frisian language, translates into a sense of openness and community. This concept originates in the ancient fight against rising waters, which is characteristic of Friesland. Most of the countryside is below sea level and has battled floods for centuries through collaboration and caring for one another.3 Nowadays, the open community mainly manifests itself in a sense of connection and taking care of each other as a neighbourhood or village. As such, it has been registered by the Dutch Centre for Intangible Cultural Heritage (DICH). This initiative, among others, collects and preserves intangible cultural heritage, or intangible heritage, such as cultural events, traditions, and customs strongly linked to local communities. The main goal of the DICH is to ”promote intangible cultural heritage and to make it accessible … and encourage people to participate in it.”4
In recent decades, tourism has become an impactful tool to support the dynamic of intangible heritage and ensure its economic survival. Tourism, however, increasingly apparent in Friesland since LF2018, also poses a possible threat to the survival of intangible heritage communities.5 On a global scale, tourism has already proven to be possibly harmful to a place or community’s
1 Main author Anne-Baukje Coster.
2 Corresponding author Maaike de Jong.
3 M. Visser, Burgerpanels Fries Sociaal Planbureau en gemeente Leeuwarden over ‘iepen mienskip’. Leeuwarden, 2016. https://www.fsp.nl/wp-content/uploads/2019/01/fsp_fbp_over_iepen_mienskip-def_0.pdf (28-09-2020).
4 Dutch Centre for Intangible Cultural Heritage, https://www.immaterieelerfgoed.nl/en/kenniscentrum, par. 1 (28-09-2020).
5 L. Lazzeretti, ‘The Resurge of the ‘Societal Function of Cultural Heritage’. An Introduction’, City, Culture and Society 3:4, 2012, p. 229-233; F. Lenzerini, ‘Intangible Cultural Heritage: The Living Culture of Peoples’, European Journal of International Law 22:1, 2011, p. 101-120.
549volkskunde 2020 | 4 : 549-577
1 ,
jong 2 , alexander grit
wetenschappelijk artikel
ecological and authentic well-being.6 Consequently, sustainable safeguarding has become a highly relevant topic for intangible heritage communities susceptible to tourism to ensure their physical and cultural well-being.7 Another important aspect of heritage is its relation to human rights and democracy.8 According to the Faro Convention heritage ”promotes a wider understanding of heritage and its relationship to communities and society […] objects and places are not, in themselves, what is important about cultural heritage. They are important because of the meanings and uses that people attach to them and the values they represent.”9
Despite the smaller scale and less pressing state of tourism in Friesland, the discussion about how to achieve the sustainable safeguarding of intangible heritage communities is extremely present. Another factor in this may be its ranking third in ‘Europe’s Best’ by renowned travel guide Lonely Planet, which, together with LF2018, stimulated the debate around the sustainable safeguarding of intangible heritage communities in the Northern Netherlands.
This article aims to further develop the debate around the sustainable safeguarding of intangible cultural heritage communities in Friesland and contribute to larger debates surrounding sustainable tourism and intangible heritage preservation worldwide. These aims will be achieved by exploring the current state of affairs, attitudes, and concerns around the topic of sustainable tourism in intangible heritage communities in Friesland. Theories such as Butler’s Tourist Area Life Cycle10 and Pine and Gilmore’s so-called ‘Experience Economy’11 will be utilised. Additionally, this article will explore opportunities to add additional, sustainable value to intangible heritage communities and create entrepreneurial opportunity. This article will explore the following research question:
What are the opportunities and challenges facing intangible cultural heritage communities in Friesland concerning managing sustainable safeguarding and cultural tourism simultaneously?
By using qualitative research, interviewing Frisian intangible heritage communities, and applying relevant theories, this article will contribute to
6 R. Butler (ed.), The Tourism Area Life Cycle. Vol. 1: Applications and Modifications. Blue Ridge Summit, 2006 [Aspects of Tourism 28]; C. Little et al., ‘Innovative Methods for Heritage Tourism Experiences: Creating Windows Into the Past’, Journal of Heritage Tourism 15:1, 2020, p. 1-13; P. Schofield, ‘City Resident Attitudes to Proposed Tourism Development and its Impacts on the Community’, International Journal of Tourism Research 13:3, 2011, p. 218-233; B. Todorovic, ‘The Importance of Life Cycle on the Future Development of Tourist Destination’, CES Working Papers 11:2, 2019, p. 143-156.
7 L. Arizpe, ‘Intangible Cultural Heritage, Diversity, and Coherence’, Museum International 56:1-2, 2004, p. 130-136; F. Cominelli & X. Greffe, ‘Intangible Cultural Heritage: Safeguarding for Creativity’, City, Culture and Society 3:4, 2012, p. 245-250; Lazzeretti, Resurge; Lenzerini, Intangible
8 Convention on the Value of Cultural Heritage for Society (Faro Convention, 2005), https://www.coe.int/en/ web/culture-and-heritage/faro-convention (29-09-2020).
9 Ibidem, par. 1.
10 Butler, Tourism.
11 J. Pine & J. Gilmore, The Experience Economy. Boston, 2019.
550 | a sustainable future for frisian folklore
the answer of this question, and practical recommendations for intangible heritage communities will be presented. The relevance of this article lies mainly in exploring strategies to combine tourism and heritage preservation sustainably. Since the tourism industry has grown exponentially in recent decades, defining ways to manage this event in sustainable ways that safeguard both the environment and the essential value of heritage communities are crucial.12 These communities, in turn, form a vital component of cultural and societal well-being. As such, it is also included in the eleventh Sustainable Development Goal, Target 11.4, that aims to ”strengthen efforts to protect and safeguard the world’s cultural and natural heritage.”13 Additionally, the article addresses a variety of other disciplines such as sociology and folklore, making the overall research interdisciplinary and open for further interpretation and discussion. This article draws on developing research in the field of intangible cultural heritage protection and tourism by UNESCO, defined as ”sustainable safeguarding.”14 In the Netherlands, this topic has been put on the cultural agenda by the DICH. This article is part of their investment in local research into sustainable safeguarding for intangible cultural heritage. The Frisian case discussed in this article supports both the European and national goals to explore safeguarding opportunities.
The outline of this article is as follows: first, the theoretical background and concepts mentioned in this introduction will be laid out and interrelated. Subsequently, in the methods section, the research structure, circumstances, and ethics of the research will be presented, followed by the results. In the discussion, the conclusions of the most outstanding findings will be presented, illustrating the most striking challenges and opportunities for intangible cultural heritage communities in Friesland. Recommendations, limitations, and finally, directions for further research will conclude this article.
Theoretical Background
Intangible Cultural Heritage
Intangible cultural heritage is a summary of the ”practices, representations, expressions, knowledge, and skills inherent to a community.”15 This heritage lives on and changes over time, making it dynamic and relevant, as ”culture cannot be abridged to its tangible products; it is continuously living and evolving.”16 Additionally, Lenzerini defines the following elements of intangible cultural heritage:
12 World Tourism Organization, Tourism and Intangible Cultural Heritage. Madrid, 2012.
13 United Nations, The Sustainable Development Goals Report 2019. New York, 2019, p. 44-45.
https://unstats.un.org/sdgs/report/2019/The-Sustainable-Development-Goals-Report-2019.pdf (28-09-2020).
14 United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization, Safeguarding Intangible Heritage and Sustainable Cultural Tourism: Opportunities and Challenges. UNESCO-EIIHCAP Regional Meeting, Hué, 2008. https://unesdoc.unesco.org/ark:/48223/pf0000178732 (28-09-2020).
15 Cominelli & Greffe, Intangible.
16 Lenzerini, Intangible, p. 101.
551volkskunde 2020 | 4 : 549-577
”
All immaterial elements that are considered by a given community as essential components of its intrinsic identity as well as its uniqueness and distinctiveness in comparison with all other human groups.”17
This definition taps into the idea of cultural diversity, which is a manifestation of the needs of people and communities to distinguish themselves; this, in turn, is expressed through intangible cultural heritage.18 This concept is especially relevant in recent decades, which see accelerating development in technology and data science, intensive economic growth, and a growing sense of discontinuity and estrangement among people worldwide that might impede the practice and expression of different cultures across the globe.19 Academics from a variety of disciplines recognize the risks of declining cultural diversity and thus, the prominent role of intangible cultural heritage safeguarding to ensure this diversity persists.20 The definition by Lenzerini also mentions ”intrinsic identity”21, pointing out the embeddedness of intangible cultural heritage in a person’s or community’s sense of self and belonging.22
Since this research draws on existing and developing research in the area of Intangible cultural heritage by UNESCO, their definition of intangible cultural heritage will be further adopted and referred to in this research:
”The practices, representations, expressions, knowledge, skills – as well as the instruments, objects, artefacts and cultural spaces associated therewith – that communities, groups and, in some cases, individuals recognize as part of their cultural heritage.”23
Because of the dynamic nature of intangible cultural heritage, UNESCO steers away from the term ‘preservation’ when it comes to intangible cultural heritage. Instead, they focus on ‘safeguarding’ as a notion that is more futureoriented and fluent.24 ‘Preservation’, as used in this article, will, therefore, point towards sustainable preservation, where ‘sustainable’ indicates this dynamic and future-oriented notion. UNESCO also steers away from concepts such as ‘unique’ and ‘authentic’, considering them inappropriate as they fail to recognize the dynamics inherent to intangible cultural heritage. In line with research supporting UNESCO, such terms will be used cautiously in this article when referring to intangible cultural heritage.
Ibidem, p. 102.
Arizpe, Intangible
D. Bhawuk, ‘Globalization and Indigenous Cultures: Homogenization or Differentiation?’,
Journal of Intercultural Relations
2008, p. 305-317.
Ibidem; Arizpe, Intangible; Cominelli & Greffe, Intangible; Lenzerini, Intangible
Lenzerini, Intangible
Arizpe, Intangible.
United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization, Convention for the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage. Paris, 2003, p. 2. https://unesdoc.unesco.org/ark:/48223/pf0000132540 (28-09-2020).
United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization, Safeguarding
552 | a sustainable future for frisian folklore
17
18
19
International
32:4,
20
21
22
23
24
Cultural Tourism
Tourism, though seemingly paradoxical, plays a critical role in several aspects of intangible cultural heritage safeguarding. Financially, tourism can, for example, play a crucial role in generating capital to fund creative and sustainable innovation to keep intangible cultural heritage lively and relevant.25 Recent years, characterised by rapid globalisation, have also revealed a less beneficial impact tourism can have on a destination or community. The current tourism industry is characterised by rapid, almost unlimited growth.26 The pace of this growth transcends the development of sustainable strategies to counter-effect the impact on the environment. Higgins points out that the tourism industry nowadays is no longer ”directed to education, social well-being, inclusion and other non-econometric goals”;27 instead, the focus is mainly on general growth and improved infrastructure and transport. Consequently, growing tensions between local institutions and the tourism industry can be observed worldwide.28 As such, tourism plays a relevant role in opportunity exploration and challenges for local intangible cultural heritage.
Cultural tourism is a promising audience for intangible heritage communities because cultural tourists tend to stay longer and spend more money in a certain place than other kinds of tourists.29 Cultural tourists distinguish themselves from general tourists because they focus on a specific cultural location or experience. Hausmann outlines several reoccurring concepts that are common in most definitions of cultural tourism:
”
Visits by people from outside the host community, motivated either entirely or to a certain degree by the cultural offerings and values (aesthetic, historical, etc.) of a particular destination.”30
Cultural tourism is characterised by a combination of cultural heritage sites, their traditional use to locals, and their use to tourists. As a result, often, compromises must be made to make traditional practices and tourism compatible, especially in intangible cultural heritage communities.31 TALC a common model used for tourism and tourist areas can be applied to Frisian intangible cultural heritage to make sense of what impact tourism can have on intangible heritage communities in Friesland.
25 A. Hausmann, ‘Cultural Tourism: Marketing Challenges and Opportunities for German Cultural Heritage’, International Journal of Heritage Studies 13:2, 2007, p. 170-184.
A. Budeanu et al., ‘Sustainable Tourism, Progress, Challenges, and Opportunities: An Introduction’, Journal of Cleaner Production 111, 2016, p. 285-294; F. Higgins-Desbiolles, ‘Sustainable Tourism: Sustaining Tourism or Something More?’, Tourism Management Perspectives 25, 2018, p. 157-160.
Higgins-Desbiolles, Sustainable, p. 157.
Ibidem; Hausmann, Cultural; Schofield, City
E. Folasayo, ‘Intangible Cultural Heritage as Tourism Product: The Malaysia Experience’, African Journal of Hospitality, Tourism and Leisure 8:3, 2019, https://www.ajhtl.com/uploads/7/1/6/3/7163688/ article_43_vol_8_3__2019.pdf (28-09-2020).
Hausmann, Cultural, p. 174.
Ibidem.
553volkskunde 2020 | 4 : 549-577
26
27
28
29
30
31
The Tourist Area Life Cycle
Butler introduced the Tourist Area Life Cycle (TALC)32 to make sense of the various hypothetical stages a tourist destination goes through and what this means for a local community and its quality of life. The TALC takes the principle of an asymptotic curve, which means a slow increase of visitors that grows steeper as popularity increases. Eventually, this reaches a ceiling as capacity is overdrawn, social, environmental, or physical factors impede further growth and attractiveness, and visitor numbers decline.33 Butler sketches the seven stages a tourist destination goes through. As tourism in Friesland is still rather modest, the first three stages are most relevant to the aim of this research. These stages are exploration, involvement, and development. In the exploration stage, small numbers of tourists explore the area and its customs; such tourists are often attracted by the authentic state in which they perceive a place or community confines.34 A community is not yet dependent on regular visitors.35 Second, the involvement stage occurs as a place or community grows in publicity and starts to attract more visitors; this stage is very much characterised by locals, who decide to invest in tourist facilities, such as hospitality.36 In both stages, there is often a large degree of direct communication between locals and tourists, something that is often experienced as pleasant and charming by tourists.37 Next, in the development stage, high rates of tourists are attracted, and advertisement investments increase; in this state, local control tends to decline rapidly.38 For intangible cultural heritage sites, this is the stage where the essential value of the heritage is particularly at stake. Because of increasing tourist numbers, intrinsic cultural practices can be exploited at the cost of their original purposes.39
The TALC should be considered within certain limits, being heavily embedded in marketing theory; therefore, it is not a set concept.40 Instead, it consists of hypothetical patterns, followed by various tourist destinations around the world. Nevertheless, the TALC is useful for making sense of how tourism ‘behaves’ in certain areas at certain stages in time. In the concluding remarks of his initial paper on the TALC, Butler stresses the importance of recognizing tourist destinations and heritage communities not as infinite and timeless, such as the model would suggest, but as ”finite and possibly nonrenewable”.41 This revelation by Butler indicates that the TALC model could benefit from slight modifications to better fit intangible cultural heritage destinations. They are not mere tourist destinations but also fulfil very
Butler, Tourism
p. 11.
554 | a sustainable future for frisian folklore
32
33 Ibidem. 34 Ibidem. 35 Ibidem. 36 Ibidem. 37 Ibidem. 38 Ibidem. 39 Ibidem. 40 Ibidem. 41 Ibidem,
distinct functions within a local community that are not easily reproducible or renewable. Consequently, the TALC model does not incorporate these different functions of an intangible heritage community and could be remodelled to the extent that it becomes more inclusive and aware of the diversity of purposes of intangible cultural heritage. Butler’s note on finiteness and non-renewability also relates to the sustainable component of both tourism and the intangible cultural heritage evident in contemporary studies of tourism and heritage safeguarding.42 Additionally, this also stresses the importance of exploring strategies and challenges for intangible cultural heritage regarding tourism.
Sustainable Challenges and Strategies
First in 2003, UNESCO’s States Parties have gathered to compose and continually review and improve the Convention for the safeguarding of Intangible Cultural Heritage.43 This convention is directed at overcoming challenges faced by intangible heritage communities and therefore relevant in formulating sustainable strategies for the purpose of this research. In the operational directives, special attention is being paid to the possible role of tourism for specific intangible heritage communities in the sixth chapter. Key is the expected role of States Parties in facilitating and promoting initiative and opportunities for heritage communities, here it is also mentioned in relation to tourism States Parties ought to ”anticipate potential impact before activities are initiated”.44 This line stresses the importance of research and anticipation of possible strategies and outcomes to facilitate tourism in intangible heritage communities in the best and most sustainable possible way.
Following the hypothetical asymptotic curve of the TALC, increasing tourism numbers can induce the commercialisation of local communities to gain maximum economic benefit from their visitors.45 This commercialisation can result in the loss of intrinsic value of local intangible cultural heritage communities but does not necessarily have to be the case if carefully constructed, sustainable strategies are adopted.46 Modern technologies and developments have led to a lively debate on opportunity creation for intangible cultural heritage communities. Intangible heritage communities do not merely need strategies to manage cultural tourism; they also need creative ways to promote their heritage in the first place since the passing of time and generations influences the way people perceive intangible heritage.
An important factor in strategically attracting tourism is understanding how people manage their time. Popularity can decline as younger generations
Ibidem.
United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization, Operational Directives for the Implementation of the Convention for the Safeguarding of the Intangible Heritage. Paris, 2018, p. 170-197. https://ich.unesco.org/doc/src/ICH-Operational_Directives-7.GA-PDF-EN.pdf (28-09-2020).
Ibidem, p. 37.
Butler, Tourism; Folasayo, Intangible
Folasayo, Intangible
555volkskunde 2020 | 4 : 549-577
42
43
44
45
. 46
find other uses for their time.47 This goes not only for visitors but also for younger generations who are expected to inherit intangible heritage communities in the future. Linder recognized a rising trend of people packing their free time with activities to increase their productivity, calling them ‘the Harried Leisure Class’ that experiences, rather contradictorily, more stress as they gain more leisure.48 Nowadays, the harried leisure class, defined by its voracious and rather unsustainable leisure spending, has been joined by the ‘Equanimeous Leisure Class’, defined by its little leisure activity and more passive spending of time, such as in watching television.49 Both these classes form a different kind of challenge for both attracting and enthusing people of all ages.
Educative tools are a crucial part of setting sustainable safeguarding in motion, and they attract and enthuse people.50 Research has shown how visitors of historic sites prioritize learning something over the overall atmosphere, though together, they belong to the top priorities of visitors.51 An important medium gaining increasing attention in the educational field is technology (and so-called smart tools), indicating technological developments such as ”sensors, big data, open data, and new ways of connectivity.”52 The establishment of online platforms through smart tools and social media can support educative learning experiences for young and older people alike to keep intangible cultural heritage lively and attractive.53 This also stresses the importance of marketing for intangible heritage, dealing with exploring the demands and wishes of targeted visitors and appealing to them through various modern technologies and tools such as social media.
Creating an appealing marketing strategy for tourism requires intangible heritage communities to increase their strengths. A recurring strength or appeal of intangible cultural heritage is its close relation and connection to the past.54 This relates to a trend observable on a more global scale: the desire to escape modern rapid globalisation and rediscover ‘authentic’ experiences.55 This trend is promising for developing sustainable strategies for cultural tourism and intangible heritage communities, as it stresses how tourists tend to be more aware of the communities they visit and value their essence and intrinsic value. Crucial in this is ‘experience’, which is key in transmitting
47 M. Ott, F. Dagnino & F. Pozzi, ‘Intangible Cultural Heritage: Towards Collaborative Planning of Educational Interventions’, Computers in Human Behavior 51, 2015, p. 1314-1319.
S. Linder, The Harried Leisure Class. New York, 1970.
I. Glorieux et al., ‘In Search of the Harried Leisure Class in Contemporary Society: Time-use Surveys and Patterns of Leisure Time Consumption’, Journal of Consumer Policy 33:2, 2010, p. 163-181.
Ott, Dagnino & Pozzi, Intangible.
Butler, Tourism
U. Gretzel et al., ‘Smart Tourism: Foundations and Developments’, Electronic Markets: The International Journal on Networked Business 25:3, 2015, p. 179-188 (p. 179).
Ott, Dagnino & Pozzi, Intangible
Butler, Tourism; Cominelli & Greffe, Intangible; Little et al., Innovative
I. Yeoman & U. McMahon-Beattie, ‘The Experience Economy: Micro Trends’, Journal of Tourism Futures 5:2, 2019, p. 114-119.
556 | a sustainable future for frisian folklore
48
49
50
51
52
53
54
55
the essence and value of intangible cultural heritage from a community to its visitors.
Experience Communities
Pine and Gilmore have established a theory around the ‘experience economy’, stressing experiences as the core element of entertainment and education.56 Intangible heritage consists inherently of experiences that tie together to form identity and culture. Experiences are defined as any combination of goods and services that cumulate to engage an individual or group and create lasting memories or feelings. Thus, experiences are meant to be memorable and unique.57 The experience economy is originally placed in a marketing perspective, making it an asset in promoting and selling products, services, places, or practices,58 which also makes it well-equipped for promoting intangible heritage communities and tourism.59 The term ‘experiential marketing’ is especially relevant; this deals with anticipating an individual’s emotional values and needs to increase involvement with either a product or service, leading to an experience.60 There are four so-called realms of experience: entertainment, education, aesthetic, and escapist.61 Depending on the shape, size, and form of intangible cultural heritage communities, they can focus on one or more realms to facilitate experiences for their visitors. Education could be a promising realm to pursue relating to awareness creation. According to Oh, Fiore, and Jeoung, the active interaction of the mind facilitates new knowledge to create an understanding of certain practices and their worth.62 Additionally, self-education and personal enlightenment have been deemed important to satisfy the cultural tourist’s intrinsic motivations for visiting certain places or communities.63 Intangible cultural heritage communities are the designated parties to facilitate experiences. They are often grouped in official or unofficial organisations of practitioners, locals, or enthusiasts. Tourism, for such organisations, is often not only a vital part of finance and funding, but it is also an opportunity for heritage communities to engage others in creating awareness and enthusiasm for their specific cultural heritage. This is not only beneficial for short-term financial reasons but also facilitates the longterm sustainable endurance of the intangible cultural heritage. Therefore, by creating experiences for visitors, intangible cultural heritage communities
Pine & Gilmore, Experience.
Ibidem.
S. Chang, ‘Experience Economy in the Hospitality and Tourism Context’, Tourism Management Perspectives 27, 2018, p. 83-90.
M. Alexiou, ‘Experience Economy and Co-creation in a Cultural Heritage Festival: Consumers’ Views’, Journal of Heritage Tourism 15:2, 2019, p. 200-216.
Pine & Gilmore, Experience.
Ibidem.
H. Oh, A. Fiore & M. Jeoung, ‘Measuring Experience
Concepts: Tourism Applications’, Journal of Travel Research 46:2, 2007, p. 119-132.
Ibidem.
557volkskunde 2020 | 4 : 549-577
56
57
58
59
60
61
62
Economy
63
do not only engage visitors at the time of visiting but also aid future survival and thus, safeguard the heritage. Creating experiences does depend heavily on balancing out the desires and needs of, on the one side, intangible heritage communities, and, on the other side, tourists, and visitors. Consequently, intangible cultural heritage communities must carefully define their goals and values to prevent becoming ‘tourist relics’.64 To balance out these different needs, education through experiences can prove valuable for transferring the message of sustainable safeguarding and the value of intangible cultural heritage to tourists.65 This is, however, dependent on the specific challenges and opportunities perceived by Frisian intangible heritage communities.
Methods
To explore the opportunities and challenges faced by intangible cultural heritage communities in Friesland, a qualitative approach has been adopted, utilising semi-structured interviews with representatives of Frisian intangible cultural heritage. Since opportunities and challenges lie, by definition, in the eye of the beholder and are, therefore, very prone to interpretation, a qualitative research method most effectively explores the perception of tourism and sustainable safeguarding of intangible cultural heritage.66 Additionally, the constructionist element of qualitative research aids insight into the social and societal contexts of the interviewees that also affect the intangible cultural heritage they represent.67
Friesland
Friesland is a province in the North of the Netherlands, that stands out especially because of its own distinctive language similar to old English, that has been recognized by the Dutch government as the second official language of the country (Fryslan.frl). Additionally, the Frisian countryside is characterized by large areas of agricultural land as well as water and waterways that cumulate in the UNESCO recognized heritage site of the Waddenzee (Fryslan.frl). Friesland houses a considerable array of traditions and customs not seen elsewhere in the country and can therefore be considered a distinct cultural domain of the Netherlands.
Procedures
A sample of four Frisian intangible cultural heritages was selected based on characterising features such as distinctiveness and rootedness in Frisian history and culture but also in light of the timeframe and length of the current
Tourism, p.
Oh, Fiore & Jeoung, Measuring
Bell, A. Bryman
B. Harley,
558 | a sustainable future for frisian folklore
64 Butler,
11. 65 Ibidem;
66 E.
&
Business Research Methods (Third edition). New York, 2011. 67 Ibidem.
article.68 All four intangible heritage communities differ from each other in slight manners, such as scope, frequency of execution, and the number of executioners. All heritage communities and representatives are shortly introduced below.
Frisian woodcarving in the Knipe is an ancient craft mainly practised in a village in the south of the Frisian province. Individual woodcarvers decorate wooden objects and furniture with typical, often geometric shapes that have been influenced by the ancient merchant and fishing culture in the region. In the Knipe, you can see it still being practised by some locals (DICH). Erno Korpershoek, a practitioner of the craft, lives in the Knipe and has his work on display in his workshop.
The Hindelooper Culture is inherent to one of the eleven Frisian cities, Hindeloopen. Its culture is characterised by an established trading history and the harbour, located on a small peninsula of the Ijsselmeer, which used to be part of the sea. Its most distinguishing features are decorative painting, traditional dressing, and a distinctive language resembling Old-Frisian in both sound and vocabulary (DICH). Additionally, the city houses two museums
559volkskunde 2020 | 4 : 549-577
68 Ibidem.
F. 1: Frisian woodcarving in De Knipe – Picture: Dutch Centre for Intangible Cultural Heritage.
connected to its culture and ice-skating history. Pieter Bult is the project manager for the foundation for the safeguarding of the Hindelooper Culture. He helped to found the organisation and functions as the project manager.
Gondola riding on wheels in Drogeham is an annual procession where so-called gondolas on wheels, decorated with dahlias and built by neighbourhood community groups, ride through the town. It is categorized as a flower parade and was first organised in 1967 when inhabitants of Drogeham got inspired by a neighbouring gondola procession and decided to do something similar on carriages since the town has no waterway (DICH). Jellie Hamstra, an inhabitant of Drogeham, is the chairwoman of the foundation that organises the annual event.
The Strontweek is an annual event derived from the ancient transport over water between Friesland and the Northern region of Holland. Frisian fishermen traditionally transported dung to tulip fields in North-Holland as fertiliser, hence the name ‘Shit Week’. In 1973, the first ‘Strontrace’ was organised to revitalise the old sailing route and make a competition and training out of it. Now, the event covers an entire week in which teams must travel the old route using only a compass and the wind. Additionally, a sailor-song festival and maritime market have been added to the festivity to commemorate the old fishermen’s way of life (DICH). Eelke Boersma is the secretary of the sailing foundation that annually organises the event.
All interviewees were approached through email, first by Albert van der Zeijden, DICH representative, and after their consent, directly by me. All interviews were planned per national health regulations at the time of research, amidst the global Corona crisis. As a result, three out of four interviews have been conducted by phone call and one by physical encounter. All interviewees
560 | a sustainable future for frisian folklore
F. 2: The culture of Hindeloopen – Picture: Dutch Centre for Intangible Cultural Heritage.
have been asked to read and sign a consent agreement beforehand regarding the ethics, recording, and display of personal details (see Appendix A for the agreement form). All recordings have been stored according to privacy regulations approved by the University of Groningen.
561volkskunde 2020 | 4 : 549-577
F. 3: Gondola ride on wheels in Drogeham – Picture: Dutch Centre for Intangible Cultural Heritage.
F. 4: Avontuur bomend It Soal binnen – Picture: Dutch Centre for Intangible Cultural Heritage.
Data Collection
All interviews adopted a semi-structured fashion, facilitating interpretation and the free speech of interviewees.69 The interview guide has been constructed through frequent feedback loops facilitated by DICH representative Albert van der Zeijden, supervisor and knowledge partner Maaike de Jong (University of Groningen, Campus Fryslân and NHL Stenden University of Applied Sciences), Alexander Grit (Hanze University of Apllied Sciences / Alfa-college), and fellow researcher Sander Vroom (Hanze University of Applied Sciences) see Appendix B for the interview guide. Interviewees were asked to recall personal and organisational wishes and bottlenecks concerning tourism and the safeguarding of the heritage. Due to the extraordinary circumstances during the time of research, during the Corona crisis, some related questions about the impact of this crisis have also been included. To ensure validity, a distinction has been made in the questions between challenges and opportunities in preCorona circumstances and challenges perceived during the crisis. Overall, objectivity has been emulated through the careful construction of questions, including continuous feedback loops and facilitating free speech as much as possible.70 All interviews have been conducted in Dutch, the native language of all interviewees. Consequently, interviewees could speak more freely and comfortably than would have been the case in English. The unprecedented circumstances at the time of research, amidst the Corona crisis, may affect the reliability of this specific research, as the results have possibly been influenced by the ruling circumstances and sentiments of the interviewed parties at the time of interviewing.
Data Analysis
The data acquired from the interviews has first been transcribed, leaving disruptive sounds and unnecessary repetition out.71 The transcripts have been translated using thematic analysis, defining a variety of recurring themes relating to perceived opportunities and challenges for intangible heritage communities. By distinguishing different themes within the answers of the various representatives, possible directions for promising, cooperative opportunity exploration can be discovered. The themes will be discussed in the results section.
RESULTS
In this section, the results of the four semi-structured interviews will be outlined using thematic concepts from the discussed literature and transcribed interviews.
562 | a sustainable future for frisian folklore
69 Ibidem. 70 Ibidem. 71 Ibidem.
Tourism
As mentioned in the theory section, Frisian intangible cultural heritage communities can be roughly categorized into the first three stages of tourism, according to the TALC model.72 In Table 1, the state of tourism in the four intangible cultural heritage communities is displayed.
The relatively small number of visitors, small interest groups, and individual practitioners place the woodcarving craft in the exploration stage of tourism. Korpershoek describes his craft and the number of visitors as ‘very modest’. The other three heritage communities are further advanced in facilitating visitors and tourism. The main reason for categorizing gondola riding on wheels in the involvement stage as opposed to development lies in the visitor range. In the interview, Hamstra specifically mentioned that many visitors of the gondola procession are from the area or neighbouring provinces. This span fits more in the involvement stage, where investments are still mainly made in accessibility and facilities for tourism. The Strontweek and Hindelooper culture facilitate a larger, more widespread visitor range, placing them in the development phase.
Local Community
The role of local communities in both the execution and support of the intangible cultural heritage is another prominent theme. In Table 2, the perceived status of local communities in each heritage community is presented.
563volkskunde 2020 | 4 : 549-577
72 Butler, Tourism
Table 1: Tourism in Frisian Intangible Heritage Communities.
An important distinction made in the interviews is the difference between the local community and the organisations and practitioners that organise and execute the intangible cultural heritage. These two entities are often tightly interwoven, which requires some caution when speaking about the role of local communities within the intangible heritage. In the case of the woodcarving craft, Korpershoek indicated little involvement of the local community because it concerns an individual craft. In the case of gondola-riding in Drogeham, the involvement of the community is deemed high because of the several community groups that build gondolas for the procession. Similarly, in the case of the Hindeloopen, involvement is regarded as high because it concerns a culture that is interwoven into the fabric of daily life in the city. Bult also mentioned that the culture is included in town and school regulations, as children are taught the Hindelooper language in primary school. The Strontweek, according to Boersma, suffers from insufficient involvement of the local community. The main reasons he gives for this are the location of the event, the harbour, which is quite secluded from the city centre, and local entrepreneurs. Additionally, the founder was not very connected with the inhabitants of Workum, a dynamic that has remained over the years. Another interesting finding is that whereas the involved community in Hindeloopen is extremely positive towards tourism, friction exists between inhabitants that have moved to Hindeloopen for peace and quiet and entrepreneurs that want to profit from increasing tourism.
None of the representatives expressed a direct fear of loss of the intangible cultural heritage. However, all indicated their biggest concern was to keep the heritage lively and topical for future generations. The Hindelooper culture and gondola riding in Drogeham indicated enough involvement to pass on the culture and traditions, provided there is necessary support and stimulation. The Strontweek also mentioned no immediate fear for the loss of the heritage as their contestants come from across the Netherlands. In the case of woodcarving, only a few woodcarvers remain, and attracting youngsters is currently minimally effective, according to Korpershoek.
564 | a sustainable future for frisian folklore
Table 2: Local Communities.
Table 3: Mediums for Marketing and Modernisation.
Renewal and Modernisation
All representatives indicated they, together with their organisations, actively try keeping up with modern trends to raise awareness for their heritage. In Table 3, the most common sources of marketing and modernization mentioned by the interviewees have been laid out.
From this table, it appears that the Hindelooper culture utilises the most mediums to draw visitors, and woodcarving displays the least number of mediums. In the interview, Korpershoek did indicate a willingness to learn more about the use of social media channels. Both the organisation for gondola riding on wheels and the organisation for the preservation of the Hindelooper culture also indicated an interest in workshops or learning from effective marketing examples of other intangible heritage communities. The organisation for the Strontweek mentioned that they have a considerable ability to deal with marketing and PR business on their own.
Noteworthy is the overall lack of collaboration with stakeholders and other entrepreneurs. Despite occasional collaboration with museums and big events, such as LF2018, most communities, except for the Hindelooper culture, indicate little to no collaboration with external stakeholders. An interesting finding regarding international relations is that both Hindeloopen and Drogeham, and the national organisation for flower parades, are in the application process for UNESCO intangible heritage recognition. Both parties indicate this as a ‘big injection’ for their heritage, drawing international attention.
Sustainability was overall regarded as highly relevant, both environmentally and societally. Some remarks were also made on financial sustainability, as the current Corona crisis impacts many of the intangible heritage communities. Events such as the Strontweek and gondola riding suffer especially as they are very dependent on carrying out their event. Additionally, the Corona crisis impacts the involvement and societal aspect of most intangible heritage. Close communities, such as Hindeloopen and community groups in Drogeham, can no longer gather and communicate as usual. All heritage communities indicated they are unsure, to some degree, about the future impact of the Corona crisis on their heritage.
All four interviewees mentioned several systems that provide or could provide support, as displayed in Table 4. Striking is that Boersma mentioned
565volkskunde 2020 | 4 : 549-577
Table 4: External Support Systems.
how his organisation suffers from increasing legislation, impeding traditional ways of sailing during the Strontrace. Safety regulations force them to sail with the use of technology and motors, which contradict tradition. Permits are another barrier for traditional fishing, which takes place during the Strontweek. According to most of the communities, generally, some pro-activity in supporting heritage safeguarding and tourism from the side of municipalities is missing. From a national angle, only the Hindelooper culture seems to benefit from stimulation by the national government. The DICH, overall, is perceived as supportive, but some pro-activity in stimulating collaboration and networking would be appreciated. For external support, especially gondola riding on wheels in Drogeham benefits from their membership of the foundation for Dutch flower parades, which they perceive as very supporting. Korpershoek indicated he would like to see more active interest in Frisian crafts from cultural institutions such as museums.
Additionally, all four intangible cultural heritage communities pointed out several global trends impacting their heritage. Korpershoek mentioned a small revaluation of old crafts and practices, something he, as a craftsman, takes advantage of; this fits in with a larger trend also recognized by Boersma: ‘A longing for nostalgia’. All four representatives mentioned how people become busier as they gain more hobbies and ambitions, and amid this, a trend of longing for ‘authenticity’ and tradition is being recognized by the intangible cultural heritage communities. In return, these communities are happy to facilitate by exploring various ways to put their heritage in the spotlight.
Discussion Conclusions
The results from the four interviews with intangible heritage communities have presented several striking topics worth discussing concerning the challenges and opportunities these communities face in 21st-century society.
566 | a sustainable future for frisian folklore
Before doing so, however, it is critical to point out the difference between equality and equity in the case of the four heritage communities in question and possible recommendations. As was already briefly pointed out in the methodology, the four interviewed communities showcase differences in scope, frequency of execution, and the number of executioners. Learning the results, this difference has become prominent in defining different challenges and opportunities regarding tourism and safeguarding for each and demanding personal strategies based on equity rather than one formula based on equality. The latter would be counterproductive and unfair to the distinctiveness of all parties involved. Therefore, a rough distinction can be made defining woodcarving as a craft, gondola riding on wheels, and the Strontweek as events, and the Hindelooper culture as lifestyle intangible cultural heritage.
Another relevant distinction worth mentioning when it comes to defining strategies for sustainable tourism and cultural tourism is the different dimensions of sustainability that were perceived by the interviewees. These can be categorized as environmental, societal, and financial sustainability. Cumulated, these three dimensions fit perfectly in the triple bottom line theory, defining sustainability as a combination of 3 P’s: people, planet, and profit.73 These three dimensions provide an effective framework to define different forms of challenges and opportunities that the different intangible cultural heritage communities in Friesland encounter.
Challenges
The societal dimension of the triple bottom line provides the most challenges perceived by Frisian intangible heritage communities. All interviewees, when asked about the most pressing challenge for their heritage, mentioned, first and foremost, fear of passing on the heritage to future generations and ensuring its survival. The biggest challenge, thus, appears to be finding ways to enthuse young community members and ensure enough public support to keep the heritage lively and engaging. Trends in contemporary society feed this development of younger generations finding less time to invest in either visiting or preserving intangible cultural heritage. This appears especially relevant for the crafts and events, as these are less prominent and interwoven into daily life the same way the Hindelooper culture is. Both Korpershoek and Hamstra mention aspects of the ‘harried leisure class’, as they observe people getting more hobbies and becoming busier in general.74 Additionally, aspects of the ‘Equanimeous leisure class’ are also recognized, as mediums such as social media become increasingly prominent in the lives of younger generations.75 Persuading especially these people to physically engage with intangible cultural heritage proves challenging. This challenge also demonstrates itself
Patzelt & D. Shepherd, ‘Recognizing Opportunities
Sustainable Development’, Entrepreneurship Theory and Practice 35(4), 2011, p. 631-652.
Linder, Harried.
Glorieux et al., In Search
567volkskunde 2020 | 4 : 549-577
73 H.
for
74
75
in the ageing problem that is observable in Western societies across the planet. This is especially evident in woodcarving and parts of the Hindelooper culture; practitioners are spread thinly throughout the province, and most of them are above the age of 50. The gap between these people and younger generations is considerable, not in the least because of evident differences in means of communication and leisure spending.
Another challenge for intangible cultural heritage communities poses itself in the economic spectrum of sustainable safeguarding and tourism. There appears to be an overall search for a proper and effective means of reaching people and adopting effective marketing. Table 1 shows how in three out of four heritage communities, visitor numbers have remained stable over the years, indicating a lack of knowledge or financials to attract larger or different audiences. The motives behind these tourist dynamics vary from community to community, in part explainable by the TALC. Small crafts, such as woodcarving, which are still in the exploratory phase of tourism, search for new ways to promote their heritage but are obstructed by the individuality of the craft and struggling to gather new knowledge on their own. The organisation for gondola riding on wheels has reached regional visitors but finds it difficult to explore other options to reach a more widespread audience. For the Strontweek, a slightly different motive applies, as they are reaching saturation and have already adopted most options to attract more visitors. Their struggle mainly lies in finding enough capital to extend marketing options. An overall financial challenge is finding both enough capital and people to explore new marketing strategies.
The Corona crisis taps into both the financial and societal side of sustainability issues. As an unprecedented event with extreme measurements, all interviewees indicated challenges resulting from this crisis. For the events especially, financial issues are relevant, as their events are either cancelled or on the brink of cancellation. Additionally, on the social side, the impediment of physical communication impacts the communal sense on which some communities rely. For example, in the case of the gondola building, which brings members of the community of Drogeham together months before the actual event, due to cancellation, these communities now need other ways to meet each other.
Opportunities
The high relevance of environmental sustainability in intangible cultural heritage communities in Friesland is the first striking area for opportunity. Most intangible cultural heritage has a longstanding history based on traditional practices with low environmental impact, stemming from pre-industrialised societies. Woodcarving in the Knipe is a manual craft utilising local wood. The Strontweek is based on manual labour as well, without the use of mechanics or technology to drive the ships or catch the fish. The core elements of the Hindelooper culture are also founded on manual and local craftsmanship. Gondola riding on wheels, though relatively new, also works to actively search for more environmentally-friendly ways to sustain their tradition, such as using
568 | a sustainable future for frisian folklore
less harmful glue for their gondolas. Overall, intangible heritage communities are in a fruitful position to not only sustain and pass on their tradition but also create awareness and appeal for environmentally-friendly practices. This ties in with a more widespread trend observed by Bhawuk and acknowledged by most interviewees: a general longing for locality, authenticity, and revaluation of old crafts.76
The latter revaluation of tradition and, in a sense, simplicity, fits in with societal sustainability and is a considerable area for opportunity exploration for intangible cultural heritage communities. Relating back to Pine and Gilmore’s experience community theory and the concept of experiential marketing, all communities already facilitate an array of experiences for their visitors. These range from city tours to workshops that, despite appearing as mere services, inherently facilitate experiences based on tradition and perceived authenticity. Such experiences are deeply rooted in perception, an area in which intangible cultural heritage communities could invest more, creating perceptions or ‘windows into the past’.77 These could not only serve as a fulfilling of visitor’s needs but also include educational value regarding societal and environmental sustainability. Another area of societal opportunity is collaboration. Out of the four communities, only Hindeloopen indicated systematic collaboration with local stakeholders. Systematically incorporating local entrepreneurs offers the opportunity to create more public support and a tighter network or community that is essential to ensure sustainable safeguarding.
On the financial side of sustainability and tourism, intangible cultural heritage in Friesland has shown ample opportunity for profitable marketing and modern means of communication and advertisement. These are not all equally utilized, however, in an era where influencers dominate, and online collaboration and sponsoring has become a norm for effective marketing. Additionally, a considerable opportunity lies in the creation of online applications, or apps, to facilitate interactive experiences for different ages and create opportunities for digital visits, which is highly relevant due to the Corona crisis and its possible aftermath. International sources of funds could also be more actively attracted, which is especially relevant for the Hindelooper culture and gondola riding on wheels. Both are currently awaiting recognition by UNESCO, which could induce international relations and collaboration to create larger support and marketing bases.
Recommendations
In line with large differences existing between the intangible cultural heritage communities interviewed, different strategies can be defined for each. This section is meant to provoke further research and opportunity exploration for the relevant communities and stimulate further research into sustainable strategies for intangible cultural heritage communities in general.
569volkskunde 2020 | 4 : 549-577
76 Bhawuk, Globalization. 77 Little et al., Innovative
For Woodcarving in the Knipe, as a relatively small craft, the most promising area for opportunity exploration lies in collaboration on many different levels. Through collaboration with fellow carvers and craftsmen, a larger and more stable support base can be created. Furthermore, a network with people from similar crafts, both national and international, could benefit the general recognition and revaluation of craftsmanship. More intensive and regular collaboration with museums would also benefit woodcarving, as these cultural institutions reach much larger publics. Additionally, social media channels could be utilised more extensively for promotion. Finally, collaborations with furniture makers or fellow artists can further spread the awareness of the craft and increase usability and practicality. Accessories could be sculpted from wood, addressing larger publics and anticipating trends of authenticity, sustainability, and locality. Woodcarving would also benefit from increased support from overarching institutions, such as the municipality. Gondola riding on wheels in Drogeham, the organisation for gondola riding on wheels in Drogeham, is already rather well-developed when it comes to marketing and modern trends, such as social media. An expressed concern is their lack of knowledge of additional opportunities and channels to reach a more widespread audience. Extensive collaboration with the overarching organisation for Dutch flower parades could facilitate this, for example, by exchanging good practices, creating combined experiences by offering combined tickets, or setting up public schedules of all flower parades. Additionally, collaboration with fellow villages and local entrepreneurs can root the event in a larger area and ensure economic survival by, for example, including community groups from other villages. Here, it is important to keep a balance between original core values and characteristics and renewal and expansion. Recognition by UNESCO would be another important injection for increasing visitor rates and possibly funding to expand marketing.
For Strontweek, an event that stretches over several provinces of the Netherlands with Friesland as the centre, the organisation could invest in an intensive collaboration with organisations in the Southern provinces to increase publicity for the event. Currently, the organisation has little to no stakeholders; this could be improved by attracting local entrepreneurs in, for example, the hospitality field. Consequently, tourists could be attracted for longer periods of time, incorporating dinner and overnight stays into the heritage. On the safeguarding side, the organisation is already working on enabling more people to participate in the Strontrace. Additionally, workshops and masterclasses in fishing and sailing can be offered to increase interaction to accompany passive activities such as watching. To attract more youngsters, perhaps a smaller children edition could be organised with guided sailing competitions in the harbour of Workum. Legislative-wise, extended communication and collaboration between the government, DICH, and organisation could be facilitated to reach agreements on the traditional execution of sailing and fishing during the Strontweek.
Hindelooper Culture, the organisation for the preservation of the Hindelooper culture, is already well-advanced and enjoys the most national and international attention of all four intangible heritage communities. A
570 | a sustainable future for frisian folklore
major concern expressed by the organisation is ensuring a balance if visitor numbers increase further; this is critical to prevent further friction between locals, entrepreneurs, and tourists ‘such as in Giethoorn’, according to Bult. Giethoorn here is an example of ‘over-tourism’ in the Netherlands, something Hindeloopen needs to watch out for if international recognition grows. Therefore, it is imperative to keep an eye on the size of the town and the number of tourists visiting in peak seasons. This could be done by regulating tourist numbers and keeping closely in touch with the local community to ensure all parties are contented. Collaboration with local entrepreneurs already takes place; this could facilitate in creating further experiences, such as introductions to the language, painting workshops, sewing classes, or dressups for tourists. As such, the local community can closely monitor tourism, reducing the risk of losing control over the heritage and its values.
Overall, with an eye on global trends of globalisation, people getting busier, and intangible heritage being tested by the accelerating pace of a changing world, all four intangible cultural heritage communities could benefit from collaboration and increased relations amongst each other. Combining heritage communities could increase public support and spread especially small heritage communities, such as woodcarving, over a larger amount of people. Combining here does not indicate giving up core values and characteristics to form a new, cumulated heritage. Instead, by merely supporting and advertising each other, a network can be created that can gain wider attention. Municipalities, as local bodies of authority and cultural funds, could more actively engage in facilitating collaboration and creating a network. Together with museums, they can create a campaign around ‘Frisian experiences’, drawing larger audiences than single municipality campaigns probably would. This collaboration ties in with the proposal of the 2006 Expert Meeting on Community Involvement in Safeguarding Intangible Cultural Heritage (ICH) that suggests an establishment of ”advisory bodies, comprising cultural practitioners, researchers, NGOs, civil society, local representatives and relevant others, for the purpose of consultation on inventorying and safeguarding ICH.”78 Moreover, the Expert Meeting suggests to ”establish local support teams including community representatives, cultural practitioners and others with specific skills and knowledge in training and capacity building to assist in inventorying and safeguarding specific cases of ICH.”79 Some hypothetical examples of collaborations are: combining Hindelooper painting and furniture decoration with woodcarving to incite renewal and enthuse young artists and builders, featuring woodcarving and Hindelooper painting during the Strontweek and gondola procession, or advertising the Strontweek in Hindeloopen as a nearby event and vice versa. Such small collaborations create interaction between intangible heritage communities to create more
78 United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation & Asia/Pacific Cultural Centre for UNESCO, Expert Meeting on Community Involvement in Safeguarding Intangible Cultural Heritage: Towards the Implementation of the 2003 Convention. Tokyo, 2006, p. 13. https://ich.unesco.org/doc/src/00034-EN.pdf (28-09-2020).
Ibidem.
571volkskunde 2020 | 4 : 549-577
79
widespread attention and recognition. Together, these communities can ‘enlarge’ their heritage, making use of their dynamic nature. Instead of several small to medium-sized communities, together, they can form a network of Frisian intangible cultural heritage. Through collaboration, they can create larger support systems and spread tourism over the countryside to ensure both environmental and societal sustainability are safeguarded. Friesland offers good infrastructure and is not massive in scale, allowing tourists to cross the province in minimum amounts of time to visit several heritage communities and get full experiences, creating Friesland as a ‘round’ tourism destination with an eye on tradition as well as sustainability. Additionally, external institutions, such as universities and colleges, could pose as think-tanks to both entice youngsters to think about intangible cultural heritage in their region and give contemporary input to traditional communities and practices. These recommendations also fit in the operational directives of the convention for the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage, that are all directed at collaboration between States Parties and intangible heritage communities, to anticipate and encourage, where possible, sustainable tourism and safeguarding.80
Limitations
Some limitations apply to this research because it deals with the opinions and perceptions of representatives of the chosen intangible cultural heritage communities. This article deals with opportunity exploration and possible strategies for the environmental, societal, and financial sustainability challenges of intangible cultural heritage communities concerning tourism and safeguarding. As the interviews have been with representatives of intangible cultural heritage, the results and discussion should be considered with an eye on the perceptive nature of these results. Also, the fact that this research utilises models and theories that have not been customised for intangible heritage communities, the fit of these models into the research should be considered when defining tangible strategies and policies relating to tourism promotion and intangible heritage. Tailored models and theory would benefit future research into tourism and the discussed communities. Furthermore, another limitation is the scope of the research. Initially, the research was to use a larger interview pool, including local municipalities and Museumfederatie Fryslân in the interviews to attain insights into the challenge and opportunity perception from other sides than only intangible heritage communities. Due to the limited timeframe and size of the research, municipalities were discarded. Additionally, Museumfederatie Fryslân did not respond timely enough, possibly due to the unusual circumstances at the time of research. Therefore, the current research could have been richer had these partners been included; this introduces the first opportunity for further research.
572 | a sustainable future for frisian folklore
80 United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization, Operational
Additionally, due to the highly unusual circumstances at the time of research, resulting from the Corona crisis, the research structure and results should be considered in light of these unprecedented circumstances. One consequence here is that not all interviews have been conducted through the same medium; this has resulted in a noteworthy difference in the length of the physical interviews as opposed to the interviews conducted over the phone. This could be explained by the rather impersonal and unusual approach used through calling, which, combined with insecure and perhaps distracting circumstances, may have resulted in biased results with an eye on the original research aim and question.81
Further Research
Further research around challenges and opportunities for intangible cultural heritage communities to combine sustainable safeguarding and cultural tourism could focus on other parties involved with the intangible cultural heritage in question. Such parties can include municipalities, local entrepreneurs, museum federations, or tourist offices. Combining the stances and opinions of external parties can help to articulate clear strategies for tourism and heritage policy within and between municipalities, organisations, and intangible cultural heritage communities. As for the specific intangible cultural heritage communities discussed in this article, further in-depth research could be done into the specifics of their organisation, and its challenges and opportunities, through interviews with more community members. Consequently, tailored advice and strategies can be drawn up and implemented. In conclusion, this article has pointed out the status and livelihood of some of the most prominent intangible heritage communities in the province of Friesland. The vast variety in scale, form, and community between these four communities has brought to light an array of challenges and opportunities that roughly follow the lines of some global trends. Their challenges and opportunities spread over the three spectrums of sustainability, creating a need for these communities to be environmentally, societally, and financially sustainable to safeguard their intangible cultural heritage for years to come. LF2018 has been the first injection for the revaluation of culture in the region. Now, further collaboration appears key to create a Frisian ‘stronghold’ of intangible cultural heritage capable of attracting future generations from both within and without to experience the value of Frisian locality and folklore.
573volkskunde 2020 | 4 : 549-577
81 Bell, Bryman & Harley, Business
574 | a sustainable future for frisian folklore APPENDICES Appendix A. Agreement Form 1 2
Appendix B. Interview Guide
1. Wat houdt het immaterieel erfgoed in?
Welke authentieke kenmerken maken het speciaal?
Wat zijn uw werkzaamheden binnen de gemeenschap?
Wat is volgens u het belang van immaterieel erfgoed in het algemeen?
575volkskunde 2020 | 4 : 549-577
2. In hoeverre is de lokale gemeenschap betrokken bij het erfgoed?
Voelen zij zich verbonden met het erfgoed?
Spelen zij een actieve rol in de uitoefening van het erfgoed?
3. Wat wordt er gedaan om het erfgoed te behouden?
- Heeft het erfgoed veel veranderingen doorgemaakt door de jaren?
- Komt hier vernieuwing/modernisering aan te pas?
4. Is duurzaamheid, dat wil zeggen met oog voor het behoud van de omgeving en zijn mensen en tradities, een relevant onderwerp binnen het erfgoed?
- Op wat voor wijze wel of juist niet?
Zijn er verwachtingen van buitenaf wat betreft duurzaamheid? (denk bijvoorbeeld aan regelgeving en gemeentes)
5. Hoeveel bezoekers trekt het (evenement) erfgoed jaarlijks?
Zijn jullie tevreden over deze cijfers?
Wat zijn de nationaliteiten van de bezoekers?
6. Hoe gaat het erfgoed om met toerisme/bezoekers, wordt hier op ingespeeld?
Wat doet het erfgoed aan promotie ofwel marketing?
Is er een specifieke doelgroep?
- (Wat kan een reden zijn dat het erfgoed nog niet door toeristen is ontdekt?)
- Waarin denkt u dat voor de toeristen de aantrekkingskracht ligt van uw immaterieel erfgoed?
7. Werkt u samen met stakeholders om toerisme te bevorderen?
Welke stakeholders?
Heeft het erfgoed wel eens een speciaal product ontwikkelt voor toerisme?
(bijv. een app of wandelroute) Vormen toeristen/bezoekers een aanzienlijk deel van inkomsten voor de organisatie van het erfgoed?
8. Wat is de invloed van toerisme/bezoekers op het erfgoed?
Heeft toerisme de inhoud/uitoefening van het erfgoed verandert?
Wat vindt de lokale gemeenschap van het toerisme/de bezoekers?
9. Zijn er ook risico’s verbonden aan toerisme/bezoekers, volgens u?
Waar liggen de grenzen m.b.t. toeristen en het verlies van de authenticiteit van het erfgoed?
Speelt duurzaamheid een rol in de afweging van toerisme en authenticiteit?
Wat lijkt u het ideaalbeeld van toerisme en uw erfgoed?
10. Wat zijn, volgens u, de grootste uitdagingen voor het erfgoed? (los van wellicht de huidige corona crisis)
Wordt er actief beleid gevoerd om deze uitdagingen te overkomen?
Heeft uw gemeente speciaal beleid ontwikkeld met betrekking tot toerisme en/of duurzaamheid?
Probeert u hierbij aan te sluiten met uw immaterieel erfgoed?
11. Op wat voor gebieden ziet u kansen voor uw erfgoed?
- Heeft u behoefte aan meer kennis: bijvoorbeeld goede voorbeelden van anderen, kennis over digitale manieren zoals apps of een stappenplan hoe je je immaterieel erfgoed op een verantwoorde duurzame manier kan ontwikkelen?
576 | a sustainable future for frisian folklore
- Zou de gemeente een actievere rol kunnen spelen voor uw erfgoed?
12. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat het erfgoed aantrekkelijk blijft voor toekomstige generaties?
13. Wat voor impact heeft de Corona crisis momenteel op uw erfgoed?
Denkt u dat de Corona crisis op de lange termijn gevolgen zal hebben voor uw erfgoed?
14. Zijn er nog overige ontwikkelingen binnen de gemeenschap die invloed hebben op uw erfgoed die u wilt benoemen?
577volkskunde 2020 | 4 : 549-577
Duurzaam immaterieelerfgoedtoerisme in Eijsden-Margraten
De route van Ist naar Soll
Van alle Nederlands-Limburgse gemeentes herbergt Eijsden-Margraten de meeste lokale tradities en ambachten die zijn opgenomen in de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland: het Sint-Brigida-Den halen (Noorbeek), het stoken van Limburgse stroop (Eckelrade) en het adopteren van oorlogsgraven op de Amerikaanse begraafplaats (Margraten). De reidans cramignon is aangemeld in het Netwerk Immaterieel Erfgoed en een aanvraag voor opname van deze Euregionale traditie in de inventaris is in voorbereiding.1
Het borgen van tradities en ambachten sluit aan bij de Cittaslow-filosofie van de gemeente, volgens welke het eigenaarschap van het immaterieel erfgoed dient te berusten bij de lokale bevolking. Dezelfde filosofie dient als grondslag voor een duurzame toeristische ontwikkeling.
In opdracht van de gemeente Eijsden-Margraten heeft een studentenprojectgroep van de Hotel Management School Maastricht, een opleiding van Zuyd Hogeschool, in de periode september 2019 - januari 2020 onderzoek gedaan naar de bevordering van duurzaam immaterieelerfgoedtoerisme.2 Hiertoe zijn de behoeften en belangen in kaart gebracht van alle partijen die betrokken zijn bij het behoud en de ontwikkeling van het lokale immaterieel erfgoed: beheerders, beoefenaren, bewoners, bedrijven en bezoekers.
Op basis van de onderzoeksuitkomsten zijn adviezen geformuleerd voor de producten die ondernemers in samenwerking met erfgoedbeheerders en -beoefenaars kunnen ontwikkelen ten behoeve van het aantrekken van immaterieel-erfgoedtoerisme. De conceptproducten zijn getoetst aan de behoeften en de belangen van de partijen met behulp van de cultuurtoeristische duurzaamheidsmix, die in evenwicht moet zijn om een duurzame ontwikkeling
1 Https://www.immaterieelerfgoed.nl/nl/netwerkinventarisregister (7-11-2020).
2 E. Snoek e.a., Het duurzaam bevorderen van immaterieel erfgoedtoerisme in de gemeente Eijsden-Margraten, Onderzoeksrapport (Managementproject Hotel Management School Maastricht, Zuyd Hogeschool, 2020).
579volkskunde 2020 | 4 : 579-606
eva snoek, emma verloop, borah vincent, danielle willekes & wil munsters wetenschappelijk artikel
te waarborgen. De advisering moet uiteindelijk leiden tot een jaarrond aanbod van immaterieel-erfgoedtoerisme in Eijsden-Margraten met verdere verduurzaming van het kleinschalige toerisme als hoofddoel.
Aanleiding
Grootschalig toerisme kan leiden tot overcommercialisering en verlies van authenticiteit. Dit geldt ook voor immaterieel erfgoed wanneer het wordt gereduceerd tot louter toeristisch vermaak en wordt geëxploiteerd met geldelijke winst als oogmerk. Er is dan sprake van staged authenticity en commodification van het erfgoed.3 Voorbeelden van vercommercialiseerd immaterieel erfgoed zijn er te over. De kaasmarkt van Alkmaar, de rituelen van de Papoea’s en de Maori’s, de optredens van mariachis-orkesten in Mexico-City en het Carnaval van Venetië zijn veranderd van authentieke tradities, gebruiken en feesten van een autochtone gemeenschap in commerciële opvoeringen en evenementen aangepast aan de wensen en behoeftes van toeristische buitenstaanders.
Vanuit deze wetenschap voert de gemeente Eijsden-Margraten een beleid om kleinschalig toerisme aan te trekken. Daarbij wordt de Cittaslowfilosofie als leidraad gehanteerd. Cittaslow is een internationaal keurmerk waarvoor kleinere gemeenten in aanmerking komen, die de kwaliteit van het lokale leven willen verbeteren door middel van duurzame aandacht voor leefomgeving, landschap, streekproducten, gastvrijheid, milieu, infrastructuur, cultuurhistorie en behoud van identiteit en authenticiteit.4 Nederland telt tien gecertificeerde Cittaslow-leden, waaronder Eijsden-Margraten. Vertaald naar de praktijk van toeristisch beleid betekent deze aanpak dat de gemeente toerisme stimuleert met instandhouding van cultuur en natuur.
Om een draagvlak te creëren voor duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme moeten niet enkel de erfgoedbeheerders en -beoefenaren maar ook de lokale bevolking in het algemeen bij de toeristische ontwikkeling worden betrokken en er voordeel bij hebben. Een speciale categorie van bewoners bestaat uit de ondernemers die de samenwerking met de beheerders en beoefenaren moeten aangaan om het immaterieel-erfgoedtoerisme te bevorderen. Tegelijk is het belangrijk dat toeristen respect tonen voor zowel de leefomgeving als de culturele identiteit van de gastgemeenschap en aldus bijdragen tot het behoud van het immaterieel erfgoed.
Momenteel zijn de lokale tradities onvoldoende zichtbaar voor toeristen, die daarom ernaar moeten zoeken. Het is dan ook belangrijk om erachter te komen in hoeverre de huidige toeristen weet hebben van het immaterieel erfgoed en naar welke elementen hun belangstelling het meeste uitgaat. De gemeente heeft ook weinig zicht op het draagvlak bij de beheerders/
3 D. MacCannell, ‘Staged Authenticity: Arrangements of Social space in Tourist Settings’, American Journal of Sociology, 79:3, 1973, p. 589-603; E. Cohen, ‘Authenticity and commoditization in tourism’, Annals of Tourism Research, 15:3, 1988, p. 371-386; A. van der Zeijden, ‘Cultural Tourism and Intangible Heritage: A Critical Appraisal and Policy Guidelines’, in: W. Munsters & M. Melkert (red.), Anthropology as a Driver for Tourism Research. Antwerpen-Apeldoorn, 2015, p. 191-202. 4 http://www.cittaslow-nederland.nl. (7-11-2020).
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
580 |
beoefenaren en ondernemers voor het verder uitdragen van het immaterieel erfgoed. Alle voorgaande probleemaspecten zijn vervat in de overkoepelende onderzoeksvraag die luidt: hoe kan immaterieel-erfgoedtoerisme in de gemeente Eijsden-Margraten op een duurzame wijze worden bevorderd?
Theoretisch kader: de cultuurtoeristische duurzaamheidsmix
Immaterieel erfgoed is te kwetsbaar voor massatoerisme. Bij de ontwikkeling van immaterieel-erfgoedtoerisme dient daarom niet kwantiteit maar kwaliteit voorop te staan. Om het gewenste kwaliteitsniveau te bereiken moet immaterieel-erfgoedtoerisme zich in de richting van duurzaam cultuurtoerisme ontwikkelen. Daartoe is een verbreding van de onderliggende duurzaamheidsfilosofie noodzakelijk: ”Het begrip duurzaamheid wordt doorgaans verengd tot de p van planet, zo ook in de toeristische wereld waar duurzaamheid meestal wordt vertaald naar natuur- en milieuvriendelijke vormen van toerisme. (…) Echter, naast de zorg voor natuur en milieu (het ecologische aspect) heeft duurzaam toerisme ook als doelstelling de belangen van de lokale bevolking en de toeristen (people: het sociaal-culturele aspect) alsmede die van het bedrijfsleven (profit: het economische aspect) te dienen. Bovendien kan de p van planet breder getrokken worden naar die van preservation (behoud) van niet alleen natuur maar ook van cultuur”.5 Langs deze weg kunnen de uitgangspunten van duurzaam toerisme mutatis mutandis worden toegepast op het immaterieel erfgoedtoerisme.
Door de vier genoemde pijlers van duurzaam immaterieel erfgoedtoerisme vervolgens te koppelen aan de betrokken partijen, ontstaat het beeld van een krachtenveld, waarbinnen vier categorieën van stakeholders opereren, aan te duiden als de 4 b’s:
• beheerders en beoefenaren: de musea, verenigingen en organisaties voor immaterieel erfgoed;6
• bedrijven: de primaire toeristische bedrijven die zich met hun kernactiviteit in eerste instantie richten op toeristen (accommodatieverschaffers, restaurants) en de secundaire toeristische bedrijven die zich met hun kernactiviteit in eerste instantie richten op de lokale bevolking (winkels);
• bezoekers: de immaterieel-erfgoedtoeristen;
• bewoners: de lokale bevolking.
Duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme dient te zijn gericht op de wederzijdse afstemming van de uiteenlopende belangen van de stakeholders en het zoeken naar een afgewogen balans hiertussen. Samengebundeld in onderlinge harmonie
5 W. Munsters, ‘Van mass & fast naar small & slow: de cultuurtoeristische duurzaamheidsmix toegepast op streekgastronomisch toerisme’, Terroir 34:1, 2019, p. 12-13.
6 De indeling in beheerders en beoefenaren is gebaseerd op het onderscheid dat de UNESCO maakt tussen custodians en practitioners (Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland, Immaterieel erfgoed als proeftuin van een mondialiserende samenleving. Kennisagenda 2017-2020.Arnhem, 2018, p. 8 en p. 85).
581volkskunde 2020 | 4 : 579-606
Figuur 1: De cultuurtoeristische duurzaamheidsmix toegepast op immaterieel erfgoed.
en synergie vormen deze belangen de cultuurtoeristische duurzaamheidsmix.
In figuur 1 zijn de partijen en hun doelstellingen, motivaties, behoeften en belangen in relatie tot cultuur, alsmede de wisselwerking tussen elk van de stakeholders (door middel van pijlen in twee richtingen) weergegeven.7
Voor de vier categorieën van actoren luiden de onderscheiden doelstellingen, motivaties, behoeften en belangen als volgt:
• beheerders en beoefenaren: optimalisatie van het cultuurbehoud. Duurzaam immaterieelerfgoedtoerisme is cultuurvriendelijk doordat de instandhouding, de ontwikkeling en de overlevering van het erfgoed is gewaarborgd;
• bedrijven: maximalisatie van het langetermijnrendement en continuïteit. Bij het streven naar een rendabele exploitatie dienen bedrijven zich verantwoordelijk te weten voor behoud van het immaterieel erfgoed als toeristische attractiefactor en dit besef te communiceren naar de bezoeker;
• bezoekers: optimalisatie van de belevingswaarde dankzij een bevredigende en verrijkende vakantie-ervaring. Hierbij dient de toerist zich ontvankelijk te tonen voor de betekenis van het immaterieel erfgoed
7 Munsters, ‘Van mass & fast naar small & slow’, p. 13-14.
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
582 |
en het belang van instandhouding als bijdrage aan de belevingswaarde van de bezochte bestemming; • bewoners: maximalisatie van de sociaalculturele en economische voordelen voor de gastgemeenschap. Duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme impliceert respect voor de culturele identiteit van de gastgemeenschap, betrokkenheid van de lokale bevolking bij de toeristische ontwikkeling en profijt van het toerisme voor de bewoners, bijvoorbeeld in de vorm van werk en inkomen of van medegebruik van voorzieningen voor toeristen. Draagvlak voor toerisme versterkt bovendien bij de gastbevolking het besef van de waarde van de eigen cultuur, waardoor zij ambassadeurs van hun immaterieel erfgoed kunnen worden.8
De duurzame ontwikkeling van immaterieel-erfgoedtoerisme kan worden bevorderd door de inbreng van de overheid. Aan de genoemde 4 b’s kan een vijfde cluster worden toegevoegd, bestaande uit de b’s van de gemeentelijke beleidsbepalers/bestuurders en beleidsmedewerkers/ambtenaren, een cluster dat, naast de eerder genoemde p’s, staat voor de p van policy. De rol van de overheid is echter niet van dezelfde orde als die van de andere partijen: ”De overheid is geen key stakeholder en dient daarom te fungeren als regisseur achter de schermen om bottom up-initiatieven waar nodig en gewenst te bevorderen, te structureren en (bij) te sturen en dat op basis van een langetermijnvisie die continuïteit en verduurzaming van de resultaten garandeert. Met andere woorden, zij vervult een stimulerende en ondersteunende rol als (mede-) inspirator van plannen, facilitator van processen en mediator tussen partijen met niet altijd overeenkomende belangen”.9
De scheidslijnen tussen de hoofdstakeholders zijn verre van waterdicht. In het geval van immaterieel erfgoed kunnen bewoners samenvallen met beheerders, beoefenaren en ondernemers als leden van dezelfde erfgoedgemeenschap. Zo kunnen bij een lokaal traditioneel evenement het organisatiecomité als beheerders en de deelnemers als beoefenaren worden gezien en beiden als coproducenten van immaterieel erfgoed. Aangezien de middelen voor instandhouding van het erfgoed doorgaans beperkt zijn, doen beheerders ook vaak een beroep op bewoners als vrijwilligers. Hun vaak onontbeerlijke inzet vormt een belangrijke steunpilaar onder cultuurbehoud. Op hun beurt kunnen bezoekers transformeren in beoefenaren wanneer zij worden uitgenodigd om deel te nemen aan, bijvoorbeeld, een traditionele reidans. Rolwisselingen en dubbelrollen maken dus onlosmakelijk deel uit van de dynamiek, die eigen is aan het spel der actoren.
De cultuurtoeristische duurzaamheidsmix heeft gediend als theoretische leidraad in het onderzoek naar de rol van de stakeholders van immaterieelerfgoedtoerisme in de gemeente Eijsden-Margraten. Eerst zijn per categorie
8 W. Munsters, Cultuurtoerisme. Antwerpen-Apeldoorn, 2007, p. 170-171. Voor een overzicht van de stand van het onderzoek naar de complexe relaties tussen regio en identiteit zie: M. Flooren, Verbindend verleden. Erfgoed, vrije tijd en regionale identiteit. Enschede, 2015, p. 32-50.
9 Munsters, ‘Van mass & fast naar small & slow’, p. 23.
583volkskunde 2020 | 4 : 579-606
van belanghebbenden de doelstellingen, motivaties, behoeften en belangen vanuit een algemene cultuurtoeristische optiek vertaald naar en getoetst aan de huidige situatie van het immaterieel-erfgoedtoerisme in EijsdenMargraten. Vervolgens zijn aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek adviezen geformuleerd, die dienen als grondslag voor de realisatie van de gewenste cultuurtoeristische duurzaamheidsmix toegepast op het immaterieel-erfgoedtoerisme in de lokale context van Eijsden-Margraten. De onderzoeksopzet volgt aldus de route leidend van de analyse van de (huidige) Ist-situatie naar de (gewenste) Soll-situatie, die door middel van de finale beleidsaanbevelingen kan worden gerealiseerd.10
Het immaterieel erfgoed van Eijsden-Margraten
Zonder immaterieel erfgoed geen erfgoedtoerisme, daarom zal eerst een korte karakterisering van de tradities, ambachten en streekproducten in EijsdenMargraten worden gegeven, die voor het onderzoek zijn geselecteerd met als criterium de potentiële aantrekkelijkheid voor bezoekers.
Tradities11
De bronk omvat de meerdaagse festiviteiten bij gelegenheid van het uittrekken van de processie door de dorpskom en de buitengebieden. Er gebeurt het nodige om de religiestoet eer te bewijzen: de harmonie speelt langzame processiemuziek, de straten worden versierd met vlaggetjes, gestrooide bloemen en zandtapijten met religieuze voorstellingen. Aan de bronk zijn tradities gelieerd zoals het uitvoeren van de cramignon, de kermis en het kamerschieten door de plaatselijke jonkheid.
De cramignon is een reidans die in enkele plaatsen binnen de gemeente bij speciale gelegenheden, met name de bronk, wordt opgevoerd. Bij deze volksdans wordt een lange sliert van dansers gevormd, die elkaar bij de hand nemen en al springend en zwaaiend door de straten trekken op melodieën gespeeld door de harmonie.
De kermis speelt zich af ter gelegenheid van de viering van de feestdag van de patroonheilige van de parochie en in het kader van de bronk. Tegenwoordig stelt de kermis minder voor omdat de mogelijkheden van vertier voor de jeugd vergeleken met vroeger zijn verveelvoudigd.
Het kamerschieten is een vorm van knallend eerbetoon door de jonkheid. In een kroes van gietijzer met onderin een gat wordt kruit gestopt en met een prop afgedekt. Het kruit wordt met een lont tot ontsteking gebracht, waarna een luide knal is te horen. Vaak worden meerdere kamers op een rij na elkaar afgeschoten, waarbij het de kunst is om dit te doen met dezelfde tussenpozen en op het juiste moment, bijvoorbeeld als de priester tijdens de processie bij een rustaltaar de zegen geeft.
10 https://managementmodellensite.nl/gap-analyse-vanuit-ist-naar-soll (7-11-2020).
11 N. Pouw en M. Pinckers, Beleidsnota Cultureel Erfgoed 2018-2021, Gemeente Eijsden-Margraten, 2017.
Het adopteren van Amerikaanse oorlogsgraven is buiten beschouwing gelaten, omdat deze traditie niet kan en mag worden gezien als een toeristische attractie.
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
584 |
Het den halen en planten is een bijzonder gebruik dat is verbonden aan de kern Noorbeek. De Jonkheid Sancta Brigida vervult daarbij een hoofdrol. Onder leiding van de kapitein wordt eerst in het bos een geschikte metershoge den uitgezocht, gekapt en van de zijtakken ontdaan, met uitzondering van de top. Vervolgens hijst men de boom op een dennenwagen, die getrokken door paarden naar het dorp wordt gebracht. De aankomst van de nieuwe den wordt door de dorpsbewoners met gejuich begroet. Het hoogtepunt is het overeind hijsen en planten van de den.
Hulen is een gebruik dat incidenteel plaatsvindt wanneer een weduwe of weduwnaar opnieuw gaat trouwen. De jonkheid vat post bij het huis van de betreffende inwoner en maakt herrie door op potten en pannen te slaan en met ratels te slingeren. Zij gaat hier zolang mee door tot de weduwnaar of weduwe overstag gaat en de jonkheid een afkoopsom – veelal in de vorm van een ton bier – schenkt.
Sieren is een eerbetoon van de gemeenschap ter gelegenheid van huwelijksjubilea. Het huis van het jubilerende huwelijkspaar wordt versierd met slingers van dennengroen en roosjes van crêpepapier, veelal door de jonkheid.
Voonk-voonk-fakkele is een vastenavondritueel, dat nog altijd wordt uitgevoerd in de dorpen Mheer, Noorbeek en Sint-Geertruid. De schooljeugd trekt zingend langs de deuren op de eerste zondag van de vasten om gaven in ontvangst te nemen, vroeger in de vorm van etenswaren, tegenwoordig vooral van geld. Het voonk-voonk-fakkele refereert specifiek aan de verdwenen traditie van het vastenvuur, een brandstapel die de jeugd op de genoemde zondag (fakkelezóndig) in brand stak. Dit ritueel had vroeger als religieuze functie om demonen te verjagen.
585volkskunde 2020 | 4 : 579-606
Afbeelding 1: De cramignon in Eijsden (met dank aan Visit Zuid-Limburg).
Ambachten en streekproducten
De gemeente Eijsden-Margraten beschikt over diverse ambachten die deels zijn verbonden met het maken en bereiden van streekproducten.12
De Limburgse vlaai is een nationaal bekend streekproduct dat sterk is verweven met Eijsden-Margraten als gemeente die rijk is aan producenten van kersen, pruimen, appels en aardbeien, even zoveel ingrediënten voor fruitvlaaien. Het ambacht van vlaai bakken wordt door de lokale bakkers dagelijks in de praktijk gebracht.
Limburgse stroop wordt gestookt in koperen ketels op een open hout- of gasvuur.13 Net zoals bij de Limburgse vlaai komen de ingrediënten appels en peren uit de lokale boomgaarden. In 2010, toen het thema van de landelijke Week van de Smaak fruit was, is stroopstoker Mart Vandewall uit de kern Eckelrade uitgeroepen tot landelijke Held van de Smaak. Voor zijn stroop gebruikt hij bij voorkeur fruit van traditionele oude rassen uit zijn eigen hoogstamboomgaard.
Houtoven gebakken speltbrood is gemaakt van een oud tarweras en wordt in een met hout gestookte oven op ambachtelijke wijze gebakken.14
Hoogstamboomgaarden snoeien is een oude ambachtelijke techniek die met de opkomst van de minder bewerkelijke laagstamplantages verloren dreigde te gaan. Dankzij een reddingcampagne van Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL) zijn nieuwe hoogstambomen geplant en oude boomgaarden opgeknapt. In het kader hiervan verzorgt IKL
12 I. Konings en L. van den Boorn, Beleef Eijsden-Margraten, knooppunt van Maas tot Mergelland!
Toeristisch-Recreatieve Gebiedsvisisie 2015-2019. Eijsden-Margraten, 2015.
13 Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. Het stoken van Limburgse stroop.
https://www.immaterieelerfgoed.nl/nl/limburgsestroopstoken. (16-11-2020).
14 https://www.lasaisonculinaire.nl/nl/event/bakster-5-daagse-cursus-desembrood-bakken. (16-11-2020).
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
586 |
Afbeelding 2: Stroop stoken in Eckelrade (met dank aan Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland).
ook in Eijsden-Margraten snoeicursussen voor het duurzame beheer van hoogstamfruitbomen.15
Heggenvlechten is een ambacht dat dient om heggen voor vee en wild ondoordringbaar te maken. Voor het vlechten wordt gebruik gemaakt van bijlen, hakmessen en takkenzagen. Het verschil in vlechtstijlen wordt mede bepaald door de soort struik.16
De toeristische bezoekers van het immaterieel erfgoed
Om erachter te komen hoeveel procent van de huidige toeristen bekend is met het immaterieel erfgoed van Eijsden-Margraten en welke elementen hiervan bijdragen aan hun beleving is kwantitatief onderzoek uitgevoerd met behulp van enquêtes. Voor dit type onderzoek is gekozen omdat het gaat om het beschrijven van kenmerken van een omvangrijke populatie, in dit geval de toeristische bezoekers en hun bekendheid met en interesse voor de lokale tradities, ambachten en streekproducten. Ook is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die kwantitatief onderzoek biedt om statistisch onderbouwde vergelijkingen tussen de uitkomsten te maken.17 Teneinde de erfgoedtoerist als potentiële doelgroep van Eijsden-Margraten te kunnen beschrijven zijn de enquêtes afgenomen onder toeristische bezoekers in de gemeente EijsdenMargraten. De vragenlijst is opgesteld aan de hand van het segmentatiemodel voor de toeristische consumentenmarkt met als doel de vraagzijde van de toeristische markt te kunnen indelen in segmenten van consumenten die dezelfde kenmerken bezitten.18 De segmentatie heeft plaatsgevonden aan de hand van de volgende criteria die zijn geselecteerd op basis van relevantie voor het onderzoek.
Segmentatiecriterium Variabelen
Geografisch (herkomst) - land - regio - plaats
Demografisch - leeftijd - geslacht - burgerlijke staat - gezinssamenstelling
Socio-economisch - opleiding - beroep - inkomen - sociale klasse
15 http://www.ikl-limburg.nl /buitenkennis/kennisbank/landschapselementen/hoogstamfruitbomen. (16-11-2020).
16 Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. Heggenvlechten. https://www.immaterieelerfgoed. nl/nl/heggenvlechten. (16-11-2020).
17 B. Baarda, Dit is onderzoek! Groningen, 2014.
18 W. Munsters, Segmentatiecriteria voor de toeristische consumentenmarkt. Lectoraat Toerisme en Cultuur, Zuyd Hogeschool, 2017.
587volkskunde 2020 | 4 : 579-606
Segmentatiecriterium Variabelen
Psychografisch - persoonlijkheid - waarden - houding - leefstijl - interesses - motivaties (bezoekmotieven)
Consumentengedrag (qua informatie, vervoer, verblijf, vermaak, voeding)
- koopmotieven (gezochte voordelen) - koopgedrag (bestedingen) - activiteiten - mate van gebruik - gezelschap
Tabel 1: Segmentatiecriteria toegepast op de erfgoedtoeristen van Eijsden-Margraten.
Aangezien het aantal huidige toeristen onbekend is, had het onderzoek een oneindige populatie. Om een representatieve steekproef te bepalen is er gebruik gemaakt van een formule op Calculator.net. Deze formule gebruikt een betrouwbaarheidsinterval van 95% en een foutmarge van 5%. Uit de formule is gebleken dat de steekproef minimaal 385 respondenten moest bevatten om representatief te zijn. Er is gekozen voor een selecte steekproef, omdat de onderzoekspopulatie niet bekend is en niet te bereiken is via e-mail of een platform. De instrumentele validiteit is gewaarborgd doordat de enquêtevragen eenduidig zijn geformuleerd en gericht antwoord geven op de onderzoeksvraag naar bekendheid met en interesse voor het immaterieel erfgoed. De verzamelde data zijn ingevuld in de online enquête tool Enalyzer en vervolgens verwerkt in het statistische programma SPSS om de resultaten overzichtelijk te maken. Uit de ingevulde enquêtes zijn als belangrijkste uitkomsten voortgekomen:
Leeftijd en bezoekmotieven Twee derde van de huidige toeristen behoort tot de leeftijdscategorie 51 tot 70 jaar en ouder.
ijd
immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
588 | duurzaam
29,93% 31,58% 14,14% 4,61% 6,91% 3,29%1,32% 8,22% Lee
■ Onder de 16 (1,32%) ■ 16 - 20 (3,29%) ■ 21 - 30 (6,91%) ■ 31 - 40 (4,61%) ■ 41 - 50 (14,14%) ■ 51 - 60 (31,58%) ■ 61 - 70 (29,93%) ■ 71+ (8,22%) Figuur 2: Leeftijdscategorie toeristen.
Belangrijke aspecten voor vakantie in eigen land
■ Kwalitatief goede accomodaties (57,10%)
■ Wandelen (77,30%)
■ Fietsen (56,20%)
■ Het bezoek van musea (23,10%)
■ Lekker eten en drinken (69,80%)
■ Aantrekkelijkheid landschap en natuur (85,70%)
■ Het bezoek van grote steden (30,20%)
■ Streekproducten (27,30%)
■ Regionale tradities (15,30%)
■ Evenementen (8,10%)
■ Anders (4,20%)
Figuur 3: Belangrijke aspecten voor vakantie in eigen land.
Het merendeel van de ondervraagde toeristen vindt de volgende aspecten de belangrijkste bij een vakantie in eigen land: aantrekkelijk landschap en natuur, de mogelijkheid om te wandelen en te fietsen, lekker eten en drinken en goede accommodaties. Eijsden-Margraten beschikt over dit aanbod, wat verklaart waarom de respondenten de gemeente bezoeken.
Bekendheid met het immaterieel erfgoed
• Het overgrote deel (85,4%) van de huidige toeristen in de gemeente EijsdenMargraten is met geen van de lokale tradities bekend.
• De bronk en het den halen genieten de meeste bekendheid (16,6%).
• Het merendeel (81,7%) van de huidige toeristen in de gemeente EijsdenMargraten is bekend met een van de ambachten en/of streekproducten.
• Limburgse vlaai is het bekendste streekproduct (78,3%).
Interesse in het immaterieel erfgoed
• Bijna driekwart (71,2%) van de huidige toeristen in Eijsden-Margraten is niet geïnteresseerd in de lokale tradities.
• De tradities die best kunnen bijdragen aan de beleving van de toeristen, zijn tevens de meest bekende: de bronk en den halen, evenementen waarover 49%, respectievelijk 54,8% van de respondenten iets wil leren, lezen en/of die zij willen bezoeken.
• Samenhangend met de bekendheid is de interesse voor ambachten en streekproducten met 49,9 % hoger dan die voor de lokale tradities. Limburgse vlaai (67,6%) – tevens het meest bekende streekproduct –, stroop stoken (57,7%) en houtoven gebakken speltbrood (55,2%) kunnen het best bijdragen aan de beleving van toeristen aangezien zij hierover willen leren, lezen en/of willen deelnemen aan het beoefenen van het ambacht.
589volkskunde 2020 | 4 : 579-606
85,70% 69,80% 56,20% 77,30% 57,10% 23,10% 4,20%15,30% 27,30% 30,20% 8,10%
Kruisverbanden tussen leeftijd, opleiding en interesse
Toeristen in de leeftijdscategorie tot en met 30 jaar zijn meer geïnteresseerd in de tradities kermis en kamerschieten en de ambachten Limburgse vlaai en houtoven gebakken speltbrood. Daarnaast zijn de middelbaar opgeleide toeristen meer geïnteresseerd in de kermis, en de middelbaar en hoogopgeleide toeristen in stroop stoken en hoogstamboomgaarden snoeien.
Bij het voorgaande moet worden aangetekend dat dit deelonderzoek een aantal beperkingen kende die van invloed zijn op de resultaten. Zo is om een aantal redenen aan de eisen van representativiteit niet geheel voldaan. De verzamelingsperiode van de data was de herfstvakantie 2019 van de regio Noord- en Midden-Nederland. De meeste ondervraagde toeristen kwamen dan ook uit deze regio. De uitkomsten zijn daarom niet volledig generaliseerbaar naar heel Nederland. Bovendien bestaat er in de herfstvakantie een grotere kans om gezinnen tegen te komen, wat een vertekend beeld kan opleveren. Qua locatie is vooral geënquêteerd in Noorbeek, omdat in deze kern de meeste accommodaties zijn gelegen en daardoor meer toeristen konden worden bereikt. Deze keuze heeft geleid tot selectiviteit, zoals blijkt uit het grote percentage respondenten dat Noorbeek als verblijfplaats heeft aangegeven. Hierdoor kunnen de resultaten niet zonder meer voor de hele gemeente worden gegeneraliseerd. In totaal hebben 312 toeristen de enquête ingevuld, waardoor de gewenste steekproefgrootte van 385 toeristen niet is behaald. Aangezien de steekproef hierdoor minder representatief is, zijn de resultaten ook niet zomaar voor de totale populatie generaliseerbaar. De betrouwbaarheid heeft enigszins geleden onder de nervositeit die sommige toeristen toonden als gevolg van de vermeende tijdsdruk, die zij ervoeren omdat de projectgroep tijdens het invullen van de enquête aanwezig was.
De lokale erfgoedgemeenschap: beheerders en beoefenaren, bedrijven en bewoners
Onder de populatie beheerders, beoefenaren en ondernemers is kwalitatief onderzoek uitgevoerd met behulp van semigestructureerde diepte-interviews. De keuze voor dit type onderzoek is gemaakt omdat het de beste manier is om persoonlijke meningen, visies en ingevingen gedetailleerd in kaart te brengen. Ook kon er worden doorgevraagd op antwoorden, waardoor er meer informatie vrijkwam. Er is gekozen voor een semigestructureerd diepte-interview en niet voor een ongestructureerd diepte-interview opdat de respondenten ongeveer dezelfde vragen over de impact en de duurzaamheid van toerisme kregen, waardoor het gemakkelijker was om de antwoorden met elkaar te vergelijken. De interviews zijn getranscribeerd met het softwareprogramma oTranscribe en vervolgens gecodeerd in Excel.
Beheerders en beoefenaren
• Positieve impact toerisme
De beheerders en beoefenaren zijn over het algemeen positief over toerisme. Zij zien graag meer aandacht komen voor het immaterieel erfgoed, ook van de kant van toeristen, en willen graag hieraan hun bijdrage leveren.
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
590 |
• Negatieve impact toerisme
De beheerders en beoefenaren geven aan dat er rekening gehouden moet worden met de veiligheid rondom immaterieel-erfgoedactiviteiten. Verkeersveiligheid is namelijk een probleem binnen de gemeente Eijsden-Margraten.
• Immaterieel-erfgoedtoerisme en duurzaamheid
De relatie tussen immaterieel-erfgoedtoerisme en duurzaamheid is gespannen. De duurzaamheid komt in gedrang wanneer veel toeristen het immaterieel erfgoed bezoeken. Daarnaast zijn de tradities met name voor de bewoners bedoeld en buitenstaanders zullen zich snel buitengesloten voelen wanneer zij hieraan willen meedoen.
Opgemerkt dient te worden dat er weinig respons is verkregen van de beheerders en beoefenaren, waardoor de uitkomsten van de diepte-interviews eerder een indicatief dan een representatief karakter hebben.
Bedrijven
• Positieve impact toerisme
Over het algemeen geven ondernemers aan dat toerisme een positieve impact heeft op hun onderneming, dit omdat het voor hen een belangrijke inkomstenbron is. De toeristen die naar Eijsden-Margraten komen, hebben zich vooraf geïnformeerd en kiezen bewust voor deze bestemming. Toeristen zijn over het algemeen rustig en gedragen zich respectvol tegenover de omgeving en de natuur.
• Negatieve impact toerisme
De negatieve impact van toerisme heeft vooral te maken met het verkeer. Overlast wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door motoren die zich niet aan de snelheidsregels houden en door fietsers die allerlei manoeuvres uithalen wanneer zij ergens niet langs kunnen. De toeristische Mergellandroute is een zeer gevaarlijke route en om ongelukken te voorkomen zouden er meer fietspaden moeten worden aangelegd. Ook tijdens evenementen rond tradities wordt deze verkeersoverlast ervaren. Desalniettemin plaatsen enkele ondernemers als kanttekening dat de overlast zich slechts op een paar momenten in het jaar voordoet, tijdens grote evenementen zoals wielertochten. Over het algemeen worden toeristen niet als vervelend ervaren.
• Immaterieel-erfgoedtoerisme en duurzaamheid
De meningen van de ondernemers over toeristen die de tradities willen bezoeken, zijn verdeeld. Het merendeel van hen vindt dat de tradities vooral van de bewoners zelf zijn. De bewoners die betrokken zijn bij bijvoorbeeld de bronk, zitten niet te wachten op toeristen, en toeristen zullen zich altijd een buitenstaander voelen. Wel geven enkele respondenten aan dat zij af en toe iets vertellen over de tradities aan de toeristen, omdat het leuk is als bezoekers hierover meer te weten komen. Een ondernemer zou het mooi vinden als toeristen zien dat den halen een interessante traditie is en hij hier rondom een arrangement kan maken. Overigens weten sommige ondernemers zelf niet goed wat Eijsden-Margraten aan immaterieel erfgoed te bieden heeft.
591volkskunde 2020 | 4 : 579-606
Uit de interviews met de beheerders, beoefenaren en ondernemers is gebleken dat ondernemers veelal niet geïnteresseerd zijn om samen te werken met andere stakeholders ten behoeve van de ontwikkeling van immaterieelerfgoedtoerisme. Een vaak genoemde reden is tijdgebrek. Ook blijkt dat veel ondernemers al samenwerken met andere lokale ondernemers en daarom niet betrokken willen worden bij nieuwe samenwerkingsverbanden. Daarnaast geven meerdere ondernemers aan dat in het verleden is gebleken dat samenwerking niet de gewenste resultaten heeft opgeleverd. Toch zijn er ook enthousiaste stakeholders zowel bij de ondernemers als onder de beheerders en beoefenaren, die wel graag willen meewerken aan nieuwe plannen voor immaterieel-erfgoedtoerisme.
Bewoners
Om te onderzoeken hoe de bewoners van de gemeente Eijsden-Margaten tegenover het immaterieel-erfgoedtoerisme staan is deskresearch gedaan in de vorm van een inhoudelijke analyse van het bewonersonderzoek toerisme, dat is uitgevoerd in Zuid-Limburg in opdracht van de Provincie.19 Aan de hand van de doelstellingen, motivaties, behoeften en belangen van de bewoners als stakeholders is een relevantieboom opgezet om bruikbare informatie uit het rapport te filteren. Het bewonersonderzoek is geanalyseerd op de onderstaande tien aspecten teneinde een zo volledig mogelijk beeld te kunnen schetsen van de attitude van de bewoners tegenover toerisme:
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
592 |
19 V. Nijs, Bewonersonderzoek Toerisme. Zuid-Limburg. Toerisme Vlaanderen, Brussel, 2018.
Afbeelding 3: Den halen in Noorbeek (met dank aan Visit Zuid-Limburg).
• steunen van toerisme;
positieve impact van toerisme;
negatieve impact van toerisme;
impact van toerisme op leefbaarheid en overlast;
hinder van recreatie-activiteiten;
trots van bewoners;
social empowerment;
gevoel van betrokkenheid;
persoonlijk economisch voordeel;
toekomst.
Uit het bewonersonderzoek komt naar voren dat de helft van de inwoners van de gemeente Eijsden-Margraten het toerisme steunt en driekwart vindt dat de groei van het toerisme de lokale economie versterkt. Daarnaast is twee derde van de lokale bevolking van mening dat het toerisme de gemeente helpt om de culturele identiteit te bewaren en historische gebouwen te restaureren en/of te herbouwen. Een derde van de bewoners denkt dat de groei van het toerisme zal leiden tot wrijving tussen bewoners en toeristen, maar tegelijk is een derde het hiermee oneens. De helft van de gastbevolking voelt zich niet beperkt in zijn comfort door toeristen en twee derde heeft niet het gevoel dat de gemeente niet meer van hen is door de opkomst van toerisme en vindt evenmin dat de toeristen in de gemeente overlast bezorgen. De inwoners ondervinden de meeste hinder van de georganiseerde fietstochten en van motorrijders.
Twee derde van de bewoners zijn door het toerisme trots om een inwoner van de gemeente te zijn en de helft wil toeristen vertellen wat EijsdenMargraten te bieden heeft. De helft wordt door de toeristen herinnerd aan de unieke cultuur van Eijsden-Margraten, wil deze delen met de bezoekers en zich vanwege het toerisme inzetten om de gemeente Eijsden-Margraten speciaal te houden. Wat social empowerment betreft, vindt bijna de helft van de bevolking dat het toerisme in Eijsden-Margraten zorgt voor een beter en bloeiend sociaalcultureel leven.
Bijna driekwart van de bewoners heeft niet het gevoel betrokken te zijn bij de toeristische ontwikkelingen, omdat zij geen toegang hebben tot het beslissingsproces en de helft mist een klankbord waar zij hun bezorgdheden over de toeristische ontwikkelingen kunnen delen. Bijna driekwart van de inwoners geeft aan er persoonlijk niet economisch op vooruit te zullen gaan als het toerisme in de gemeente nog zou groeien. Voor de toekomst ontvangt de helft van de gastbevolking het liefst verblijfstoeristen en individuele toeristen in de gemeente.
Analyse van Nederlandse best practices in immaterieel-erfgoedtoerisme
Om te leren van elders opgedane ervaringen met immaterieel-erfgoedtoerisme is een vergelijkend onderzoek uitgevoerd naar de best practices van andere erfgoedgemeenschappen in Nederland. Op advies van dr. Albert van der Zeijden, teamleider kennisontwikkeling bij het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed
593volkskunde 2020 | 4 : 579-606
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Nederland, van wie een expertinterview is afgenomen, is voor dit onderzoek de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland als hoofdbron gehanteerd.20 De selectie van de best practices is verricht aan de hand van de cultuurtoeristische duurzaamheidsmix, waarbij elke practice is getoetst aan de mate waarin de belangen en behoeften van de vier stakeholders worden vervuld. Om erachter te komen welke practices het best bij de gemeente Eijsden-Margraten passen, is er gekozen voor kwalitatief onderzoek. Met behulp van een relevantieboom is de bestaande informatie over de best practices gefilterd, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen tradities, ambachten en streekproducten. Vervolgens zijn de borgingsacties geselecteerd die zich lenen voor toepassing op de tradities, ambachten en streekproducten van Eijsden-Margraten.
Tradities
In tabel 2 zijn de geselecteerde best practices op het gebied van tradities van andere erfgoedgemeenschappen geanalyseerd. Als er een kruisje staat in een bepaalde kolom, dan betekent dit dat de genoemde practice voldoet aan de belangen en behoeften van de betreffende categorie van stakeholders binnen de cultuurtoeristische duurzaamheidsmix.
1. Draaksteken is een openluchtspel met muziek, zang, drama en humor dat om de zeven jaar in Beesel wordt opgevoerd en dat gebaseerd is op de legende van Sint-Joris en de draak.
De gemeente onderzoekt de mogelijkheden voor het opzetten van een museum om van daaruit activiteiten te ontwikkelen die gericht zijn op het levend houden van de traditie.
Samen met lokale ondernemers wil de gemeente een kleine historische markt organiseren, die voor elke voorstelling kan worden bezocht. Men zet sociale media in om het Draaksteken te promoten.
In 2018 hebben de gemeente Beesel en de Stichting Beesel en haar toekomst een presentatie gegeven aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De presentatie richtte zich vooral op de effecten van het Draaksteken als immaterieel erfgoed voor een moderne gemeenschap.
Tradities Bezoekers Beheerders en beoefenaren Bedrijven Bewoners
Draaksteken
Boerenbruiloft
Sjaasbergergank
Brabantse dag
Carbidschieten
Boxmeerse
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
594 |
20 https://www.immaterieelerfgoed.nl/nl/netwerkinventarisregister. (16-11-2020).
1.
x x x x 2.
x x x 3.
x x x x 4.
x x x x 5.
x x x x 6.
Vaart x x Tabel 2: Best practices in tradities.
2. De Boerenbruiloft van Joure is een feest waarbij veel bewoners zijn betrokken. Iedereen is welkom op de bruiloft waar het bruidspaar en gasten zijn gekleed volgens de mode van 1850.
Een stichting draagt zorg voor een historisch verantwoord schouwspel, gericht op het behoud van de regionale cultuur.
Het feest trekt veel publiek.21
3. De Sjaasbergergank is een bedevaart naar de Kluis van Valkenburg op de Schaelsberg op de laatste zondag van juni. De pelgrims worden de berg op begeleid door zangkoren en muziekkorpsen. Na afloop van de openluchtmis wordt de Leonarduskermis door de schutters met kamerschoten geopend.
Er is een vaste plek in het programma van een lokale radio-omroep verworven.
Het bestuur wil ervoor zorgen dat de traditie door toeristen het hele jaar rond kan worden ervaren.
Men wil bekendheidscampagnes in een bredere regio verder uitzetten.
4. De Brabantse dag is een jaarlijks evenement dat op de laatste zondag van augustus in Heeze plaatsvindt. Er is een cultuurhistorische optocht met wagens gebouwd door bewoners. De thema’s van de wagens hebben altijd een connectie met de geschiedenis van Brabant.
Er worden arrangementen aangeboden, die aansluiten bij de wensen van de sponsoren.
De stichting Brabantse dag geeft een krant uit als promotiemiddel, wat advertentie-inkomsten oplevert en bezoekers trekt.
5. Carbidschieten in Drenthe wordt tijdens oudjaar uitgevoerd. Er wordt carbid in een melkbus gedaan, dat vervolgens wordt afgestoken. Er ontstaat een explosie waarbij de bal wegschiet en een grote knal te horen is.
Door middel van filmpjes, foto’s en artikelen op sociale media worden mensen geïnformeerd over en geënthousiasmeerd voor de traditie.
Voor de opening van de cultuurhistorische markt wordt samen met de wethouder van cultuur een schot gelost om de aandacht te vestigen op de traditie.
Een voornemen van de stichting is om op oudejaarsdag een jongerencompetitie te houden. Voor de minder ervaren carbidschieters worden vooraf workshops georganiseerd.
6. De Boxmeerse Vaart is een processie, die veertien dagen na Pinksteren door de straten van Boxmeer trekt. Het middelpunt van de Vaart is de groep rondom de reliek van het Heilig Bloed.
In het welkomstpakket van de gemeente Boxmeer zit de Vaartfolder, zodat nieuwe bewoners kennis kunnen maken met de processie.
Men wil de (inter)nationale samenwerking aanhalen met de HeiligBloedprocessies in Boxtel en Hoogstraten (België).
595volkskunde 2020 | 4 : 579-606
21 Munsters, Cultuurtoerisme, p. 101.
Ambachten en streekproducten
1. Smeden
2. Maasheggenvlechten
3. Weven
4. Fries houtsnijwerk
5. Brabants
5. worstenbroodje
Beheerders en beoefenaren Bedrijven Bewoners
Tabel 3: Best practices in ambachten en streekproducten.
Ambachten en streekproducten
Tabel 3 biedt een analyse van de geselecteerde best practices op het gebied van ambachten en streekproducten in Nederland.
1. Smeden, het bewerken en vervormen van zuivere metalen, wordt als ambacht beoefend in Andelst. Bij het smeden wordt metaal verwarmd in vuur door middel van handsmeedhamers. Vervolgens wordt het metaal op het aambeeld bewerkt.
Er worden cursussen en gastlessen gegeven om cursisten bewust te maken van de historische component van het ambacht.
Het beeldmateriaal wordt gedigitaliseerd.
Men werkt aan de waardering van het ambacht door te laten zien hoe arbeidsintensief het is.
- De eigen bibliotheek is volledig gedocumenteerd, gearchiveerd en uitgebreid.
2. Maasheggenvlechten is van oudsher in het Land van Cuijk een manier om heggen vee dicht te maken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van levend materiaal zoals meidoorn, waardoor de heg met de jaren steeds sterker en dichter wordt.
Er worden artikelen geschreven voor tijdschriften en op het internet geplaatst om het ambacht onder de aandacht te brengen. Hierdoor is vraag naar cursussen ontstaan bij nieuwe vrijwilligersgroepen in het Westen van het land.
Met B&B’s en restaurants in de regio is een arrangement ontwikkeld, waarvan een workshop heggenvlechten deel uitmaakt.
3. Weven is een techniek waarbij patronen worden gecreëerd door horizontale en verticale draden met elkaar rechthoekig te kruisen en te vervlechten.
Het Weefnetwerk dat zich inzet voor de bevordering en vernieuwing van het ambacht weven, gaat het tijdschrift WEVEN vernieuwen.
Het Weefnetwerk neemt actief deel aan STIDOC (Stichting Textiel Informatie en Documentatie Centrum) dat de contacten tussen textielverenigingen en weefateliers onderhoudt en wil intensiveren.
4. Fries houtsnijwerk is het versieren van houten gebruiksvoorwerpen aan de hand van kerfsneetechniek en wordt in De Knipe beoefend. De gesneden geometrische figuren zijn rozetten, vlechtfiguren en sterren.
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
596 |
Bezoekers
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
- Men wil het ambacht onder de aandacht blijven brengen via tijdschriften, de website en andere media.
Fries houtsnijwerk wordt geëxposeerd in musea, zoals het Fries Museum, en men doet mee aan gezamenlijke projecten zoals met het Fries Scheepvaartmuseum.
Er worden eigentijdse producten gemaakt.
5. Het Brabantse worstenbroodje wordt bij speciale gelegenheden gegeten, traditioneel in het bijzijn van vrienden en familie. De ambities zijn: - Men wil een receptenbank oprichten; Er wordt een wedstrijd georganiseerd voor Het Lekkerste Brabantse Worstenbroodje;
Men wil het worstenbroodje profileren als streekproduct en het worstenbroodje introduceren op festivals.
Analyse van immaterieel-erfgoedtoerisme practices in de gemeente Eijsden-Margraten
In tabel 4 zijn de immaterieel-erfgoed practices in de gemeente EijsdenMargraten geanalyseerd aan de hand van de cultuurtoeristische duurzaamheidsmix. Het betreft de tradities, ambachten en streekproducten die in de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland voorkomen (het Sint BrigidaDen halen en het stoken van Limburgse stroop), dan wel zijn aangemeld in het Netwerk Immaterieel Erfgoed en waarvan een aanvraag voor de Inventaris wordt voorbereid (de cramignon). Ook hiervoor zijn weer de meest relevante borgingsacties vermeld.
1. Den halen
De leden geven hun kennis van het kappen door aan de jongeren.
De kapitein gaat samen met de pastoor langs de basisschool om de kinderen van groep 7 en 8 uit te leggen wat de traditie inhoudt.
Elk jaar is er een feestavond voor alle leden om de betrokkenheid te stimuleren en het groepsgevoel te versterken.
2. Limburgse stroop stoken
Men streeft naar de positionering van Limburgse stroop als een seizoensgebonden topproduct.
Ondernemers hebben stroop stoken opgenomen in hun toeristisch aanbod.
Men wil stroop stoken onder de aandacht blijven brengen via de media.
Erfgoed practices Bezoekers Beheerders en beoefenaren Bedrijven Bewoners
1. Den halen
Limburgse stroop
stoken
De cramignon
Tabel 4: Erfgoed practices in Eijsden-Margraten.
597volkskunde 2020 | 4 : 579-606
x x x x 2.
2.
x x x x 3.
x x x x
3. De cramignon
Bij de cramignon zijn de lokale jonkheden en andere culturele verenigingen, zoals de harmonie, de fanfare en de schutterij, betrokken. De cramignon is geschikt voor jong en oud.
Toeristische productontwikkeling rond immaterieel erfgoed
Tot slot is onderzocht welk duurzaam toeristisch aanbod, gerelateerd aan immaterieel erfgoed, door beheerders/beoefenaren en ondernemers in Eijsden-Margraten samen kan worden ontwikkeld. Ter beantwoording van deze onderzoeksvraag zijn de uitkomsten van de toeristenenquêtes en de interviews met de beheerders/beoefenaren, ondernemers en experts, alsmede de analyse van de best practices elders in Nederland als input gebruikt voor een brainstormsessie over toeristische productontwikkeling. De hieruit voortkomende ideeën zijn naar een mindmap vertaald. Aangezien duurzaamheid geldt als centraal uitgangspunt bij de ontwikkeling van het immaterieel-erfgoedtoerisme in Eijsden-Margraten, zijn vervolgens ter beantwoording van de centrale onderzoeksvraag die ideeën geselecteerd, waarbij het evenwicht tussen de belangen en de behoeften van de stakeholders binnen de cultuurtoeristische duurzaamheidsmix is gewaarborgd. Aan dit criterium voldeden de volgende ideeën: een museum oprichten, workshops ontwikkelen, een streekproductendag organiseren en een schouwspel opzetten. Deze ideeën zijn uitgewerkt in de vorm van concepten als onderdeel van een pakket aan toeristische beleidsaanbevelingen voor de Gemeente EijsdenMargraten.22
Toeristische beleidsaanbevelingen voor de gemeente EijsdenMargraten
Samenwerking
De Gemeente Eijsden-Margraten moet lokale beheerders, beoefenaren en ondernemers stimuleren samenwerkingsverbanden aan te gaan om het immaterieel erfgoed uit te dragen naar de toeristen. Uit de interviews met verschillende ondernemers is gebleken dat velen van hen niet weten wat Eijsden-Margraten heeft te bieden qua immaterieel erfgoed. Er zal eerst bij de ondernemers een draagvlak moeten worden gecreëerd om hen bewust te maken van de meerwaarde van nieuwe samenwerkingsverbanden. Daarom wordt de gemeente aangeraden om een stakeholdersbijeenkomst te faciliteren in het gemeentehuis, waarop zowel beheerders en beoefenaren als ondernemers en bewoners samenkomen. Hier moeten de tradities, ambachten en streekproducten uitgelegd worden door de desbetreffende beheerders en beoefenaren, zodat het publiek de kennis hiervan kan vergroten. In het kader van de bijeenkomst dient ook een interactieve inspiratiesessie te worden georganiseerd om beheerders/beoefenaren, ondernemers en bewoners ideeën
Snoek e.a., Het duurzaam bevorderen van immaterieel erfgoedtoerisme in de gemeente Eijsden- Margraten. Adviesrapport (Managementproject Hotel Management School Maastricht, Zuyd Hogeschool,
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
598 |
22
2020).
te laten uitwisselen ten einde zo tot nieuwe inzichten te komen. Op deze manier kunnen samenwerkingsverbanden tussen de stakeholders worden gecreëerd ter promotie van het immaterieel erfgoed.
Informatie en educatie
• Cittaslow
Voor de borging van het immaterieel erfgoed moet de Cittaslow-filosofie als leidraad dienen. Toepassing van deze filosofie impliceert dat tradities in hun waarde worden gelaten door behoud van de kleinschaligheid en dat bewoners, ondernemers en bezoekers bewust worden gemaakt van de betekenis van het lokale erfgoed. Veel bewoners en ondernemers zijn echter niet op de hoogte van de inhoud van de Cittaslow-filosofie. De bestaande promotievideo over EijsdenMargraten als Cittaslow-gemeente kan worden gebruikt als informatiemiddel, bijvoorbeeld door deze met veel regelmaat af te spelen in publieke ruimtes binnen de gemeente.
• Jongeren
Om de tradities, ambachten en streekproducten te borgen is het belangrijk jongeren uit de gemeente hiervoor enthousiast te maken en te houden. Een manier om dit te doen is door lessen en workshops over het lokale immaterieel erfgoed te geven op de basisscholen. Zo kunnen jongeren worden gemotiveerd om later actief te zijn binnen een vereniging zoals Jonkheid Sancta Brigida in Noorbeek.
• Documentaires
De gemeente Eijsden-Margraten kan samen met beheerders en beoefenaren documentaires over het immaterieel erfgoed maken om toeristen een duidelijker beeld van de verschillende tradities, ambachten en streekproducten te geven. Het aanbod van de documentaires kan onder de aandacht worden gebracht op verschillende websites, zoals die van de gemeente en Visit ZuidLimburg, en via sociale mediakanalen zoals Instagram, Facebook en YouTube.
• Receptenboek
Een ander middel om het immaterieel erfgoed van de gemeente EijsdenMargraten verder uit te dragen is het introduceren van een receptenboek, waarin typische Zuid-Limburgse gerechten en producten te vinden zijn.
Dit boek dient zowel online als in de winkel verkrijgbaar te zijn. Om dit receptenboek te realiseren wordt samenwerking aanbevolen tussen beheerders/ beoefenaren, horecaondernemers en ook bewoners die hun zelfgemaakte lokale gerechten kunnen inbrengen. In het receptenboek wordt uitleg gegeven over ambachten, streekproducten en gerechten en ook over bedrijven, hun ontstaansgeschiedenis en de passie voor het ambacht of streekproduct.
Promotie
Om het immaterieel erfgoed van de gemeente Eijsden-Margraten meer naamsbekendheid te geven is een goede promotiestrategie essentieel. Ook is het belangrijk dat toeristen worden aangezet tot het kopen van gerelateerde
599volkskunde 2020 | 4 : 579-606
producten of diensten. Het valt aan te raden om dit te doen aan de hand van een promotiemix bestaande uit reclame, persoonlijke verkoop, sales promotie, public relations en digitale marketing.23 Hieronder staat per onderdeel aangegeven hoe de gemeente het immaterieel erfgoed het beste kan uitdragen. Reclame is betaalde en onbetaalde communicatie, die wordt gebruikt om informatie naar toeristen over te brengen. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan via tijdschriften waarvan de inhoud beantwoordt aan de interesses van toeristen. Uit de enquêtes, afgenomen in de gemeente Eijsden-Margraten, is naar voren gekomen dat de huidige bezoekers tijdens een vakantie in eigen land vooral geïnteresseerd zijn in een aantrekkelijk landschap en natuur, wandelen en lekker eten en drinken. Daarnaast is ook gebleken dat het grootste deel van de respondenten 50-plussers zijn. De tijdschriften in tabel 5 spelen in op de interesses en de leeftijdscategorie van de toeristen in EijsdenMargraten. In deze tijdschriften kunnen advertorials worden geplaatst. Ook kan er een persbericht worden opgesteld, waarop journalisten kunnen reageren om vervolgens een reportage te schrijven in de vorm van een artikel. Deze free publicity kan eveneens worden bewerkstelligd door een journalist uit te nodigden.
Tijdschrift Inhoud
Buitenleven Buitenleven gaat over koken, natuur, cultuur en de mooiste plekjes in Nederland.
Fietsactief Een fietsblad met fietsroutes, knooppuntroutes, reisverhalen en een streekgids met lokale tips.
Plus Magazine Plus Magazine biedt de vijftigplusser info over geld, lifestyle, cultuur, gezondheid en reizen.
Roots Roots brengt de lezer midden in de natuur en bevat wandelkaarten, natuurreportages, natuurfotografie en biedt een mix van ontspanning en actief er op uit gaan.
Seasons Seasons is het blad voor iedereen die van groen, rust en ruimte houdt. Dit tijdschrift gaat over landelijk leven, kwaliteit, authenticiteit en richt zich op seizoensgebonden producten, pure recepten, bijzondere reizen en adressen, ongerepte natuur en inspirerende buitenhuizen.
Toeractief
Toeractief is een blad dat vol staat met fiets- en wandelroutes.
Zin Zin bevat artikelen over cultuur, reizen, relaties, gezondheid, geld en gemak. De slogan luidt: ‘Voor wie lachend 100 wil worden’.
Tabel 5: Potentiële tijdschriften voor de promotie van het immaterieel-erfgoedtoerisme.
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
600 |
23 A. Palmer, Principles of services marketing. Berkshire, 2011.
Persoonlijke verkoop is een krachtige tweerichtingsvorm van communicatie waarmee een interactieve relatie tussen de toerist, beheerders/beoefenaren en ondernemers kan worden ontwikkeld. Tegenwoordig hechten toeristen veel waarde aan het verhaal achter een product of dienst. Het is daarom belangrijk voor de beheerders/beoefenaren en ondernemers om hier door middel van storytelling tijdens de contactmomenten goed op in te spelen. Wanneer een toerist bijvoorbeeld stroop koopt, is dit een gelegenheid om een boeiend verhaal over het streekproduct te vertellen. In het geval van een restaurant kan de ondernemer zijn verhaal bij het gerecht vertellen.
Sales promotie is het creëren van korte termijnprikkels om de aankoop van een product of een dienst te stimuleren. Voorbeelden van sales promotie zijn het verspreiden van gratis folders over het immaterieel erfgoed bij toeristische bedrijven zoals verblijfsaccommodaties en restaurants, en het aanbieden van kortingscoupons voor bijvoorbeeld musea of workshops.
Public relations is een promotie-instrument waarvan het doel is om een positief beeld van de gemeente Eijsden-Margraten en haar immaterieel erfgoed bij de ondernemers, beheerders/beoefenaren en bewoners tot stand te brengen. Het organiseren van de bovengenoemde stakeholdersbijeenkomst is hiervan een voorbeeld. Indien de stakeholders weten wat Eijsden-Margraten te bieden heeft aan immaterieel erfgoed, kunnen zij dit beter uitdragen naar de toeristen.
Digitale marketing draait om marketing die via internet en de sociale media plaatsvindt. Sociale media vormen een bruikbaar kanaal, omdat er een grote doelgroep kan worden bereikt en het goedkoop, snel en eigentijds is. Het is daarom aanbevelenswaardig om sociale media meer in te zetten ter promotie van de tradities, ambachten en streekproducten. Op Instagram en Facebook kunnen foto’s en video’s, zoals de Cittaslow-promotievideo, gedeeld worden om zo de potentiële toerist een attractief beeld te geven van EijsdenMargraten.
Conceptontwikkeling
Er zijn vier concepten uitgewerkt, die bijdragen tot het aantrekken van duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme naar de gemeente Eijsden-Margraten. Uitgangspunten die centraal hebben gestaan bij de ontwikkeling van de concepten zijn toetsing aan de belangen en behoeften van de stakeholders van de cultuurtoeristische duurzaamheidsmix, bewaken van de lokale identiteit en het bevorderen van kleinschalig toerisme conform de Cittaslow-filosofie, zorgen voor een jaarrond aanbod en vergroten van de bekendheid van het immaterieel erfgoed van Eijsden-Margraten.
• Erfgoed-beleefmuseum
In het erfgoed-beleefmuseum worden de verschillende lokale tradities, ambachten en streekproducten gepresenteerd om de bekendheid te vergroten, naar voorbeeld van de borgingsactie van de gemeente Beesel om het Draaksteken als traditie levend te houden. De heemkundevereniging heeft aangegeven haar huidig museum te willen uitbreiden naar het naastgelegen veilinghuis in Margraten, dat momenteel leeg staat. Een aantrekkelijke presentatie is nodig om
601volkskunde 2020 | 4 : 579-606
te beantwoorden aan de eisen die de huidige toerist aan informatie en beleving stelt. Het gebruik van digitale technieken is tegenwoordig vanzelfsprekend, anderzijds heeft de orale verteltraditie altijd standgehouden.24 Het is daarom belangrijk dat zowel technologie als traditionele verhaaltechnieken worden ingezet. Aan de hand van augmented reality kunnen beheerders en beoefenaren verhalen vertellen over het immaterieel erfgoed, waardoor de toeristen tegelijk de lokale erfgoedgemeenschap leren kennen. Door het opzetten van een virtual reality-bril krijgen de toeristen het gevoel dat zij midden in deze tradities staan. Op deze manier lijkt het alsof de toerist deelneemt aan bijvoorbeeld de processie tijdens de bronk.
Ook het afspelen van bovengenoemde documentaires over het immaterieel erfgoed draagt bij aan de bekendheid en de beleving ervan. De documentaires kunnen boeiender worden gemaakt met behulp van effecten, zoals bewegende stoelen en weersimulaties die synchroon lopen met de beelden. Bovendien worden door middel van deze digitalisering van beeldmateriaal de tradities en ambachten jaarrond gemaakt, zodat de toerist ze op elk moment van het jaar kan beleven. Op deze wijze wordt het museumbezoek voor toeristen een leerzame beleving, wat weer leidt tot mond-tot-mondreclame en meer bekendheid voor het immaterieel erfgoed.25
24 W. Munsters, ‘Streekgastronomisch toerisme als cultuurtoeristische groeimarkt: een analyse van de vraagzijde’, Terroir, 32:3-4, 2016-2017, p. 8-22.
25 https://noscura.nl/2019/01/virtual-reality-andere-werkelijkheden-in-musea. (16-11-2020).
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
602 |
Afbeelding 4: Bronkprocessie in Mesch (met dank aan Visit Zuid-Limburg).
Met dit aanbod is het erfgoed-beleefmuseum in potentie aantrekkelijk voor zowel de doelgroep van de in culturele verdieping geïnteresseerde senioren als die van gezinnen met jonge kinderen, die op zoek zijn naar een mix van actief vermaak, spelend leren en living history. Echter, wil het museum uitgroeien tot een volwaardig cultuurtoeristische attractie en zich een plaats verwerven op de cultuurtoeristische markt, dan dient het op een professionele manier in die markt te worden gezet. Ter ondersteuning kan hiertoe een beroep worden gedaan op de expertise op het gebied van promotie en communicatie, die aanwezig is bij Visit Zuid-Limburg, de regionale toeristische marketingorganisatie.
Het museumbezoek kan de opstap zijn voor een verdere kennismaking met het lokale immaterieel erfgoed. Via het plaatsen van informatieborden over het immaterieel erfgoed langs de fiets- en wandelroutes in de gemeente EijsdenMargraten worden deze nog interessanter gemaakt. Door de QR-code op de informatieborden te scannen met een smartphone wordt de extra informatie beschikbaar gesteld. Storytelling kan een extra toegevoegde waarde bieden voor de beleving van de route. Naast beheerders en beoefenaren kunnen professionele persoonlijke verhalenvertellers met de toeristen meegaan in hun ontdekkingstocht naar tradities, ambachten en streekproducten.
Ook de ondernemers zullen wel varen bij de komst van een erfgoedbeleefmuseum want dit zal meer toeristen naar de gemeente trekken. Om de toeristen kennis te laten maken met de streekproducten van Eijsden-Margraten dient er in het museum een koffie- en foodcorner te worden opgezet met streekproducten van lokale ondernemers, zoals vlaai en fruit. Restaurateurs en accommodatieverschaffers zullen zo in hun onderneming meer gasten ontvangen.
• Workshops
Het idee om diverse workshops te organiseren is ontstaan omdat uit de enquêtes bleek dat er onder de toeristen interesse is om hieraan deel te nemen. Op deze manier wordt creatief toerisme ontwikkeld, gericht op toeristen die op een meer interactieve en betrokken wijze willen kennismaken met cultuur, natuur en landschap van de vakantielocatie en ambachtelijke technieken en artistieke vaardigheden willen leren als middel tot verdere zelfontplooiing.26 Het geven van workshops sluit aan bij de pijlers goede kwaliteit van voedsel, duurzaamheid en gastvrijheid van de Cittaslow-filosofie.27 De Gemeente Eijsden-Margraten dient daarom aan de hand van bijeenkomsten beheerders/ beoefenaren en ondernemers te stimuleren om samen workshops te organiseren. Deze bijeenkomsten zullen een informerend, inspirerend en ondersteunend karakter hebben.
Om toeristen en ook bewoners kennis te laten maken met de fruitteelt in Eijsden-Margraten zullen er workshops worden gegeven op locatie bij lokale fruitboeren. Eerst vindt een rondleiding plaats en wordt het verhaal over het fruit en de agrarische onderneming verteld. Om het ambacht te ervaren krijgen
G. Richards en J. Wilson, ‘Developing creativity in tourist experiences: A solution to the serial reproduction of culture?’, Tourism Management, vol. 27:6, 2006, p. 1209-1223.
http://www.cittaslow-nederland.nl. (20-11-2020).
603volkskunde 2020 | 4 : 579-606
26
27
de bezoekers de mogelijkheid om zelf de boomgaarden in te gaan en een mand met vruchten te plukken. Hierna kunnen zij het fruit zelf persen om er een gezond en natuurlijk sapje van te maken, dat zij mee naar huis nemen als tastbaar aandenken aan de workshop ter versterking van de nabeleving. Deze workshop kan worden gecombineerd met een workshop vlaaibakken waarvoor lokale fruittelers vers fruit leveren. Door middel van het organiseren van stroopstookworkshops kunnen toeristen kennis maken met het ambacht stroop stoken. Aansluitend op het stoken zal er een stroopproeverij plaatsvinden, waarna de favoriete stroop in de boerderijwinkel kan worden gekocht.
Het streekgastronomische aanbod kenmerkt zich door een hoge narratieve waarde. Door middel van storytelling kunnen de beoefenaren met de nodige deskundigheid en passie hun verhaal overbrengen aan de toeristen.28 Het voordeel hiervan is dat er interactieve communicatie plaatsvindt omdat de bezoeker zo direct in gesprek kan gaan met de producent. Het verhaal kan nog sterker worden overgebracht indien de beoefenaren samenwerken met beheerders zoals de Heemkundevereniging en de Stichting Eijsdens verleden.
Aangezien de workshops meer toeristen zullen trekken naar EijsdenMargraten, zullen ondernemers daar hun voordeel uit halen. Producenten kunnen elkaars streekproducten verkopen in het geval dat zij over een winkel beschikken, een win-win aanpak die zal resulteren in hogere omzetten. Om overnachtingen te stimuleren dienen ondernemers arrangementen rond workshops te organiseren in samenwerking met beheerders en beoefenaren.
• Streekproductendag
Om de ambachten en streekproducten te borgen, te versterken en verder uit te dragen wordt geadviseerd om een streekproductendag te organiseren, waarbij smaak, een belangrijk koopargument voor de consument, als verbindend element zal dienen. De dag zal in het teken staan van het maatschappelijk doel van de Cittaslow-filosofie: het creëren van een duurzame omgeving die verbonden is met een kwalitatief hoogwaardig landschap, en waar een krachtige sociale gemeenschap aanwezig is, die door de gemeente ondersteund wordt.29 Momenteel vindt er al iedere eerste en derde zondag van de maand een streekmarkt plaats op het landgoed Heerdeberg in Cadier en Keer. Er is ook nog de Limburgse Landmarkt in Mesch. De toegevoegde waarde van de streekproductendag is gelegen in de storytelling door de beoefenaren en ondernemers over hun ambacht, streekproduct of gerecht. Dit geeft een persoonlijke draai aan de dag en er wordt meer bekendheid, bewustwording en waardering gecreëerd voor deze elementen van het lokale immaterieel erfgoed.
De streekproductendag kan best aan het begin van de zomer plaatsvinden. Centraal staat een uitgebreide lunch op een unieke locatie, bijvoorbeeld in een boomgaard of in een afgebakend stuk in het weiland, omringd door koeien. Tijdens deze lunch zal er voornamelijk gebruik worden gemaakt van streekproducten uit Eijsden-Margraten. De lunch zal bestaan uit verschillende gangen. Elke gang wordt bereid door een andere horecaondernemer die
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
604 |
28 M. Steege, Storytelling, de narratieve benadering, https://transitiemanagement.wordpress.com, 2011. 29 http://www.cittaslow-nederland.nl. (20-11-2020).
de gang, de gebruikte streekproducten en de bereiding aan de hand van storytelling zal toelichten. De receptuur is te vinden in het eerdergenoemde receptenboek dat te koop zal worden aangeboden op deze dag, zodat de toeristen en bewoners de gerechten zelf thuis kunnen koken. Voor en na de lunch zal er een streekproductenmarkt zijn, waar beheerders en beoefenaren de kans krijgen om een kraam te maken. De verkoop aan toeristen en bewoners kan gepaard gaan met het verstrekken van informatie over de streekproducten. De streekproductendag creëert zo meer bekendheid voor de producten en leidt tegelijk tot meer omzet ten behoeve van de ondernemers.
• Schouwspel
Het laatste concept behelst de opvoering van een schouwspel om het lokale immaterieel erfgoed te visualiseren met behulp van drama, humor, muziek en zang. Een aantal geënquêteerde toeristen betreurden het dat Eijsden-Margraten geen theater heeft. Het attractief maken van tradities voor toeristen kan gebeuren aan de hand van een schouwspel, dat is gericht op de instandhouding van de regionale cultuur, zoals bij de Boerenbruiloft in Joure. Het schouwspel speelt in op de Cittaslow-filosofie door de tradities in een modern jasje te steken, maar tegelijk hun identiteit te laten behouden.30 De beheerders en beoefenaren kunnen zorgen voor de inhoudelijke input (kostuums, attributen, teksten) en de kwaliteit hiervan borgen. Op deze wijze wordt de valkuil van commodification van het immaterieel erfgoed vermeden. Eén keer om de zes maanden wordt het schouwspel opgevoerd voor bewoners en toeristen om hen meer te informeren over het immaterieel erfgoed van Eijsden-Margraten. Bewoners kunnen ook actief worden betrokken door het schouwspel uit te laten voeren door de leden van de toneelvereniging Toneelgroep de Bron uit Noorbeek.
De cultuurtoeristische duurzaamheidsmix toegepast op EijsdenMargraten: het ideaalbeeld
Indien de vier concepten worden uitgevoerd, ontstaat een ideaalbeeld van de duurzame ontwikkeling van immaterieel-erfgoedtoerisme in EijsdenMargraten, waarbij de doelstellingen, motivaties, behoeften en belangen van de verschillende actoren in evenwicht zijn en op harmonieuze wijze met elkaar worden verbonden.31 Dit ideaalbeeld valt te beschouwen als een synthetische weergave van de gewenste of Soll-situatie. De onderstaande figuur kan worden gezien als een balans die niet doorslaat naar de ene of de andere kant, omdat ervoor is gezorgd dat de beheerders/beoefenaren, de bedrijven, de bezoekers en de bewoners stuk voor stuk een vergelijkbaar gewicht in de schaal leggen. De stabiliteit van deze uitgewogen balans wordt mede geborgd door de ondersteuning in mensen en middelen, die de
Snoek e.a., Het duurzaam bevorderen van immaterieel erfgoedtoerisme in de gemeente Eijsden- Margraten. Adviesrapport, p. 16.
605volkskunde 2020 | 4 : 579-606
30 Ibidem. 31
Figuur 4: De ideale cultuurtoeristische duurzaamheidsmix voor immaterieel-erfgoedtoerisme in EijsdenMargraten.
gemeentelijke overheid biedt als robuust en onpartijdig voetstuk voor een toekomstbestendige ontwikkeling van duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in Eijsden-Margraten.
duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in eijsden-margraten
606 |
albert van der zeijden, rozilda varela
wendy
Etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling van immaterieel erfgoed in superdiverse wijken
Een onderzoek naar de West-Kruiskade in Rotterdam en de Paul Krugerlaan in Den Haag1
‘Hoe kan toerisme bijdragen aan een betere zichtbaarheid van het superdiverse immaterieel erfgoed in en rondom de West-Kruiskade in Rotterdam?’ Dit is in het kort de vraag die de Werkgroep Immaterieel Erfgoed West-Kruiskade in 2019 voorlegde aan Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. De Werkgroep immaterieel erfgoed West-Kruiskade wil door middel van het zichtbaar maken van het ‘levend’ erfgoed in de West-Kruiskade het gehele jaar door toeristen naar de West-Kruiskade trekken. Immaterieel erfgoed zou, met andere woorden, de aantrekkingskracht van de winkelstraat verhogen. De Werkgroep immaterieel erfgoed is een samenwerkingsverband van enkele etnische ondernemers in de West-Kruiskade, die in 2015 het superdiverse immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade, zoals tot uiting komt in cultureel diverse feesten als Chinees Nieuwjaar, Keti Koti en diverse eetgewoonten uit alle werelddelen, hebben voorgedragen voor de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland.2
Vanuit het perspectief van het UNESCO-verdrag inzake de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed gaat het hier om een belangrijke vraag. Over immaterieel-erfgoedborging in superdiverse wijken – en de rol die verschillende stakeholders daarbij zouden kunnen spelen – is nog maar weinig geschreven. Over de mogelijke rol van toerisme daarbij nog veel minder. Dat tegenwoordig meer dan de helft van de wereldbevolking in stedelijke conglomeraten met miljoenen inwoners leeft, wordt in UNESCO-verband
1 Dit artikel is opgedragen aan de Rotterdamse cultuurondernemer Fred Fitz-James, die uitgebreid geinterviewd is voor dit onderzoek. Geveld door corona overleed hij op 16 november bij het ter perse gaan van dit themanummer.
607volkskunde 2020 | 4 : 607-634
2 https://www.immaterieelerfgoed.nl/nl/page/2327/immaterieel-erfgoed-van-de-west-kruiskade (29-10-2020).
&
raaphorst wetenschappelijk artikel
wereldwijd steeds meer gezien als een grote uitdaging.3 Door processen van migratie zijn deze steden uiterst divers van samenstelling. De wijk rondom de West-Kruiskade in Rotterdam omvat bijvoorbeeld inmiddels meer dan 160 etniciteiten, met evenveel culturele achtergronden en immaterieelerfgoeduitingen. In een dergelijke diverse omgeving is voor het doorgeven van immaterieel erfgoed het aspect kennisoverdracht, en hoe en wie dat organiseert, van groot belang. Interessant daarbij is dat in de West-Kruiskade de etnische ondernemers zich opwerpen als ‘hoeders’ (UNESCO gebruikt het woord ‘custodians’) van het immaterieel erfgoed.
Opvallend is dat de etnische ondernemers van de Werkgroep immaterieel erfgoed daarvoor ook toerisme als instrument willen gebruiken. Binnen UNESCO is sprake van een groeiende aandacht voor de potentie van toerisme voor borging van immaterieel-erfgoed. UNESCO noemt het ‘duurzaam’ toerisme, waarvan niet alleen de toeristische industrie profiteert, maar eerst en vooral ook de erfgoedgemeenschappen. Dit artikel is pionierend, omdat hier voor het eerst de vraag wordt behandeld hoe juist toerisme een rol kan spelen in superdiverse contexten. Daarbij heeft UNESCO het in zijn algemeenheid vaak over het mogelijke risico van ‘overcommercialisering’.4 Voor dit onderzoek is het een interessant spanningsveld, omdat in de West-Kruiskade de ondernemers een centrale rol spelen in de borging van het immaterieel-erfgoed.
Voor Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland sloot de vraag van de Werkgroep immaterieel erfgoed West-Kruiskade aan bij twee van de vijf onderzoekslijnen die het Kenniscentrum in 2017 in haar Kennisagenda presenteerde, namelijk de onderzoekslijn Immaterieel erfgoed & Superdiversiteit en de onderzoekslijn Immaterieel erfgoed & Toerisme.5 In de onderzoekslijn Immaterieel erfgoed & Toerisme wordt nauw samengewerkt met de toerismeopleidingen van de Nederlandse hogescholen. Besloten werd om een student van InHolland, Rozilda Varela, onderzoek te laten doen dat gericht is op praktische aanbevelingen, waarmee de Werkgroep immaterieel erfgoed West-Kruiskade uit de voeten kan. Voor de te ontwikkelen aanbevelingen zochten wij aansluiting bij een recent door Greg Richards ontwikkeld cocreatiemodel voor creatief toerisme, gericht op het ontwikkelen
3 Recent nog werd deze uitdaging geadresseerd in een symposium van het ICH-NGO Forum eind 2019 in Bogota. De lezingen van dit symposium werden uitgegeven in de soft publication Intangible Cultural Heritage in Urban Contexts. The presentations of the ICH-NGO Forum meeting in Bogota 8 december 2019. Arnhem/Singapore, 2020. De National Heritage Board Singapore organiseerde op 30 oktober 2019 een vergelijkbaar symposium ‘Intangible Cultural Heritage Symposium. ICH in Cities: Multiculturalism, Social Cohesion and Sustainability’, met lezingen over uiteenlopende ervaringen uit Europa, Azië en Afrika. Zie: https://www.oursgheritage.sg/event/ich-symposium-2019/ (29-10-2020).
4 Zie bijvoorbeeld A. van der Zeijden, ‘Cultural Tourism and Intangible Heritage: A Critical Appraisal and Policy Guidelines’, in: W. Munsters & M. Melkert (eds.), Anthropology as a Driver for Tourism Research. Antwerpen/Apeldoorn, 2015, p. 191-202.
5 A. van der Zeijden, S. Elpers, M. Helsen & S. Verburg, Immaterieel erfgoed als proeftuin van een mondialiserende samenleving. Kennisagenda 2017-2020 Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. Arnhem, 2017.
etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling
608 |
van betekenisvolle plekken en daardoor lijkt dat model speciaal bruikbaar voor immaterieel-erfgoedtoerisme. Richards redeneert daarbij vanuit de drie principes van ‘Community Based Design: Stories, Senses, Sophistication’, van waaruit in dit artikel enkele concrete aanbevelingen worden geformuleerd die bruikbaar zijn voor immaterieel erfgoed in superdiverse wijken.6 Besloten werd om voor deze publicatie, dit artikel voor het themanummer van Volkskunde over Immaterieel erfgoed & Toerisme, de onderzoeksvraag te verbreden en speciaal aandacht te besteden aan de rol van etnische ondernemers om zo meer inzicht te krijgen in hun rol als ‘hoeders’ van immaterieel erfgoed in superdiverse wijken. Omdat tijdens het onderzoek al snel duidelijk werd dat plaatselijke overheden soms beleid hebben met betrekking tot het toeristisch vermarkten van de etnisch diverse wijken, werd besloten om ook dit aspect mee te nemen – als relevante context voor de toeristische vermarkting van
6 Uitgebreider zie: G. Richards, J.J. Wisansing, E. Paschinger, Creating Creative Tourism Toolkit (2018), geraadpleegd via: https://www.researchgate.net/profile/Greg_Richards3/publication/330425066_ Creating_Creative_Tourism_Toolkit/links/5c4046e0458515a4c72beeba/Creating-Creative-Tourism-
geraadpleegd
werden Boswijk & Peelen
het creëren van experiences. A. Boswijk e.a.,
door het ontwikkelen van ontwerpprincipes
van experiences. Amsterdam,
609volkskunde 2020 | 4 : 607-634
Toolkit.pdf. (29-10-2020). Over creatief toerisme zie verder: N. Duxbury & G. Richards, Towards a research agenda for creative tourism: developments, diversity, and dynamics. Cheltenham, 2019),
via: https://research.tilburguniversity.edu/en/publications/a-research-agenda-for-creative-tourism (29-10-2020). Eerder
bekend
voor
Economie
2012.
Afb.
1: In 2015
droeg een groepje etnische ondernemers het superdiverse immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade voor de Inventaris immaterieel erfgoed Nederland – Foto: Albert van der Zeijden.
superdiverse wijken die onze kennis kan helpen verdiepen. De gemeente Den Haag heeft bijvoorbeeld beleid ontwikkeld rondom een met de West-Kruiskade vergelijkbare straat in Den Haag: de Paul Krugerlaan. Besloten werd om ook deze straat in dit onderzoek te betrekken, omdat dit voor de West-Kruiskade interessant vergelijkingsmateriaal kan bieden.
Dit onderzoek ligt op het snijvlak van twee disciplines, namelijk immaterieelerfgoed- en toerismestudies. Aansluitend bij de aandachtsgebieden van UNESCO is er bij immaterieel-erfgoedstudies niet alleen sprake van een toegenomen aandacht voor immaterieel erfgoed in superdiverse omgevingen.7 Er is ook sprake van een toegenomen aandacht voor hoe toerisme kan bijdragen aan immaterieel-erfgoedborging.8 Deze beide perspectieven komen samen in dit onderzoek over hoe toerisme kan bijdragen aan immaterieelerfgoedborging in superdiverse omgevingen.
Ook binnen toerismestudies is er een toegenomen aandacht voor de potentie van wat daar ‘etnisch toerisme’ wordt genoemd. In diverse steden in Europa worden winkelstraten in superdiverse wijken zoals de West-Kruiskade in Rotterdam en de Paul Krugerlaan in Den Haag ontdekt als plekken voor ontspanning en consumptie, kortom als toeristische attractie.9 Het is een bijzondere vorm van toerisme waarbij ‘de wens om andere culturen te leren kennen’ de voornaamste drijfveer is van de toerist.10 In de bundel Ethnic and Minority Cultures as Tourist Attractions onderscheiden toerismeonderzoeksters
A. Diekmann en M. K. Smith verschillende vormen van etnisch toerisme. Ons onderzoek richt zich op wat zij noemen ‘Ethnic communities in ‘ethnic quarters’ of cities’ – met als typerende attracties etnische restaurants, cafés, winkels, markten en culturele festivals.11 Deze ‘etnische attracties’ sluiten aan bij de etnische culturele identiteit van immaterieel-erfgoedgemeenschappen in deze wijken. In de literatuur over etnisch toerisme worden zowel negatieve als positieve effecten onderzocht. Enerzijds richt deze literatuur zich op complexe processen van ‘othering’ en van ‘showcasing’ van door de toerist als ‘exotisch’ ervaren andere culturen – en alle kanttekeningen die hierbij zijn te maken in termen van macht en politiek. Maar anderzijds wordt ook verkend hoe etnisch toerisme kan bijdragen aan een vorm van zelfrespect en aan economische ontwikkeling, in UNESCO-termen vertaald: een vorm van duurzaam toerisme
7 Zie A. van der Zeijden, ‘”Super-diversity” and the Changing Face of Intangible Cultural Heritage’, in: International Journal of Intangible Heritage 12, 2017, p. 30-34.
8 Zie hiervoor het in noot 4 vermelde artikel van Albert van der Zeijden, ‘Cultural Tourism and Intangible Heritage’. Meer in het algemeen zie de bundel van de wereldtoerisme organisatie UNWTO uit 2012, Tourism and Intangible Cultural Heritage, online raadpleegbaar via https://www.immaterieelerfgoed.nl/media/inline/2017/9/14/tourism_and_intangible_cultural_ heritage_unwto.pdf. (29-10-2020).
9 Zie bijvoorbeeld A. Diekmann & M. K. Smith (ed.), Ethnic and Minority Cultures as Tourist Attractions (Bristol, 2015) en de bundel Selling Ethnic Neighborhoods. The Rise of Neighborhoods as Places of Leisure and Consumption (New York/Londen, 2012), uitgegeven onder redactie van Volkan Aytar & Jan Rath.
10 Vergelijk L. Yang en G. Wall, ‘Ethnic tourism: a framework and an application’, in: Tourism Management 30, 2009, p. 559-570.
11 Zie het schema van Diekmann en Smith in de ‘Introduction’ van Ethnic and Minority Cultures as Tourist Attractions, p. 8-9.
etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling
610 |
waarin immaterieel-erfgoedgemeenschappen zich kunnen herkennen en mee identificeren.
Tenslotte wordt ook aandacht besteed aan de praktische beleidscontext, waarbij gemeenten als Den Haag en Rotterdam toerisme zijn gaan ontdekken als instrument voor sociaaleconomische ontwikkeling van etnisch diverse wijken, die voorheen nog bekend stonden als ‘probleemwijken’. Nog pas vorig jaar legde de gemeente Den Haag deze beleidsvisie neer in de nota Toerisme, werk(t) voor de stad waarin aandacht wordt gevraagd voor de toeristische potentie van multiculturele wijken zoals de Schilderswijk en Transvaal.12 Er ontstaat zo een breed palet aan verschillende invalshoeken op toeristische ontwikkeling van etnisch diverse wijken en wat dit kan betekenen voor immaterieel-erfgoedborging in deze wijken.
Dit kwalitatief onderzoek is op desktop research gebaseerd en op interviews met ondernemers en gemeenteambtenaren. Het werd verricht met de Hogeschool InHolland en is, wat het Rotterdamse deel betreft, gebaseerd op het door Wendy Raaphorst begeleide onderzoek van student Rozilda Varela. Het onderzoek in Den Haag werd verricht door Albert van der Zeijden.
Introductie cases Den Haag: Paul Krugerlaan & Rotterdam: West-Kruiskade
De Paul Krugerlaan is een winkelstraat in het hart van het Transvaalkwartier, vlakbij de Haagse Markt. De wijk kreeg zijn speciale, multi-etnische uitstraling door de migratie van Surinaamse Hindostanen naar Den Haag vanaf de jaren zeventig (Suriname werd in 1975 onafhankelijk). Deze migratie gaf de Paul Krugerlaan een Hindostaanse uitstraling. Suriname is een multietnische samenleving, met een belangrijk deel Afro-Surinamers dat door de Nederlanders in de 18de eeuw uit Afrika werd overgebracht om in Suriname als slaven op de plantages te werken en een grote groep Hindostaanse Surinamers, die eind 19de eeuw vanuit India werd overgebracht om in Suriname als contractarbeider dienst te doen. Opvallend is dat een belangrijk deel van de groep Afro-Surinamers zich na de Surinaamse onafhankelijkheid in Amsterdam vestigde, terwijl de Hindostaanse Surinamers over het algemeen in Den Haag terechtkwamen en zich met het oorspronkelijke herkomstland India gingen identificeren. De term ‘Hindostaans’ wordt gebruikt als aanduiding voor de etnische herkomst van deze groep, als onderscheid met de term ‘Hindoestaans’ als religieuze aanduiding. Niet alle Surinaams-Nederlandse Hindostanen zijn dus in religieus opzicht ‘Hindoestaan’.
(29-10-2020).
611volkskunde 2020 | 4 : 607-634
12 Gemeente Den Haag, Toerisme, werk (t) voor de stad. Strategie toerisme 2020-2025, https://denhaag. raadsinformatie.nl/document/7811075/1/RIS302975_Bijlage_Strategie_Toerisme_2020-2025_-_ Toerisme_werk%28t%29_voor_de_stad
De Paul Krugerlaan is rijk aan winkels uit de hele wereld. Er is een Libanees restaurant, een bakkerij gespecialiseerd in Turks brood (Bakkerii Bereket, in de buurt is Bakkerij El Medina) en een winkel gespecialiseerd in Afro Cosmetics, genaamd Black Beauty. Maar de specialiteit van de Krugerlaan is duidelijk Indiaas, onder meer gedemonstreerd in een flink aantal winkels voor traditionele Hindi bruiloftskostuums, winkels zoals Bombay Elite en City Silks. Meer dan 35 van de ruim honderd winkels in de Krugerlaan worden
612 | etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling
Afb. 2: De Paul Krugerlaan kent een zeer divers winkelaanbod. Black Beauty specialiseert zich in Afro Cosmetics – Foto: Albert van der Zeijden.
gerund door mensen met een Hindostaanse achtergrond. Deze winkels en feesten zorgen voor een uitstraling van de wijk als een Little India, zoals er in de wereld vele Little-Indiawijken zijn, zoals bijvoorbeeld ‘Banglatown’ in Londen en Little India in Singapore.
In Den Haag is etnisch toerisme sinds 2019 onderdeel van gemeentelijk beleid. Op 11 juli 2019 bracht de gemeente Den Haag de nota Toerisme, werk(t) voor de stad uit, waarin naast all time klassiekers als het Vredespaleis en het Scheveningse strand ook aandacht wordt gevraagd voor de toeristische potentie van multiculturele wijken zoals de Schilderswijk en Transvaal.13 In de toekomstvisie wordt gesteld dat de Schilderswijk met de Haagse Markt voor de toerist ‘een unieke belevenis’ biedt, aansluitend bij een veranderende wereld met een toegenomen behoefte voor ‘belevenissen’. ‘Steeds meer mensen willen verblijven als een local, willen eten waar locals eten en slapen. Zij zien zich als reizigers die op zoek zijn naar authentieke plekken en ervaringen’. (Toerisme, werk(t) voor de stad, p. 6). ‘Daarbij [zo vervolgt de nota] is het wel van belang dat het gebied zich op een eigen, unieke manier ontwikkelt’. (p. 17 van de nota). Een en ander zal in een gebiedsvisie Den Haag Zuidwest en Haags Veen worden uitgewerkt.
De belangstelling voor de economische potentie van de meestal als ‘achterstandswijken’ getypeerde wijken, gaat al terug tot tenminste 2010, toen de gemeente Den Haag een Citymarketingsvisie 2011-2015 uitbracht. Toen al liet de gemeenteraad onderzoek doen ‘naar de mogelijkheid om de Hindostaanse cultuur beter in te zetten om bedrijven en investeringen uit met name India aan te trekken en daarnaast bewustwording (op internationaal niveau) te genereren’.14 Met haar toerismebeleid hoopt de gemeente bij te dragen aan de sociale ontwikkeling van de wijk. De mogelijkheden voor migranten in de Nederlandse samenleving zijn niet altijd groot. Zelfstandig ondernemerschap biedt dan een aantrekkelijk alternatief voor werkeloosheid of drugscriminaliteit.15 Hierin past ook de steun voor lokale feesten als Holi en Divali. De gemeente Den Haag stelt een klein budget beschikbaar voor het subsidiëren hiervan om zo bij te dragen aan sociale cohesie.16 Om enkele voorbeelden te noemen: in Transvaal kreeg de Stichting Holi Samen subsidie om het Holi Festival 2019 te organiseren; een andere subsidie ging naar Iedul Fitr om iftar 2019 te organiseren. In beide subsidieverleningen was het doel ‘Door middel van ontmoeting interculturele verbindingen tussen Hagenaars
13 Gemeente Den Haag, Toerisme, werk (t) voor de stad. Strategie toerisme 2020-2025, https://denhaag. raadsinformatie.nl/document/7811075/1/RIS302975_Bijlage_Strategie_Toerisme_2020-2025_-_ Toerisme_werk%28t%29_voor_de_stad (29-10-2020).
14 G. Schakel en A. Jenniskens, Inzet Hindostaanse gemeenschap voor de Haagse economie (Gemeente Den Haag, dienst Stedelijke Ontwikkeling, Eindrapport 2012).
15 Gesprek met Ramon Jaikaran, gemeente Den Haag.
16 In Den Haag is dit beleid vastgelegd in de beleidsbrief ‘Hoofdlijnenbrief Integratie’, uitgebracht in 2015. https://denhaag.raadsinformatie.nl/document/3342306/1/RIS280888%20Hoofdlijnenbrief%20 integratie. (29-10-2020): ‘Met het integratiebeleid willen wij ons richten op het scheppen van voorwaarden om te komen tot een samenleving waarin iedereen trots kan zijn op de stad Den Haag, een klimaat waarin iedereen meedoet. De Haagse cultuur moeten we koesteren en nieuwe culturen moeten we omarmen om te komen tot een eigentijdse Haagse cultuur.’
613volkskunde 2020 | 4 : 607-634
stimuleren’.17 Immaterieel erfgoed wordt dus ingezet om ‘interculturele verbindingen te stimuleren’. Voor dit artikel relevant is het feit dat, omgekeerd, het subsidiëren van dit soort etnisch religieuze feesten onbewust ook bijdraagt aan de borging van immaterieel erfgoed.
Net zoals in de Paul Krugerlaan stond nog niet zo lang geleden ook de Rotterdamse West-Kruiskade bekend als een probleemwijk met veel drugs gerelateerde criminaliteit en een hoge werkeloosheid. Inmiddels geldt deze straat, in de buurt van het Rotterdamse Centraal Station, als een toeristische attractie die een vermelding kreeg in de Lonely Planet gids van 2013.
‘West Kruiskade is a multicultural street with thousands of tastes, flavours and colours, where nationalities come together. Besides delicious food, there are bars, galleries, jewellery store, Asian supermarkets, a park and many other stores. The street is pretty cheap: meals will only set you back a couple of euros. Rotterdam is still working on the development of the West-Kruiskade. Already there are lovely, cosy streetlights in the evening and the facades have been thoroughly renovated. It is a great place to walk.’
De West-Kruiskade in Rotterdam is een drukbezochte winkelstraat met een rijke diversiteit aan culturen en immateriële erfgoeduitingen. De winkelstraat begint op het Kruisplein en gaat richting het westen over op de 1e Middellandstraat. De ondernemers in de straat met verschillende etnische achtergronden zetten zich in voor de organisatie van feesten zoals Keti Koti en Chinees Nieuwjaar, die zijn uitgegroeid tot toeristische attracties. Door middel van immaterieel erfgoed wil de erfgoedgemeenschap West-Kruiskade in samenspraak met de gemeente Rotterdam de West-Kruiskade op de kaart zetten als een toeristische bestemming.
In 2009 had de West-Kruiskade nog een negatieve naam vanwege de drugshandel, prostitutie en hangjongeren in de straat. De Alliantie WestKruiskade werd opgericht met als doel de straat te verbeteren qua leefbaarheid en economisch opzicht.18 Dit is inmiddels gelukt volgens betrokkene Alice Fortes:
‘We hebben veel voor elkaar gekregen. In 2015 zijn bijna alle bedrijfspanden van Woonstad Rotterdam opgeknapt. Het Tiendplein en het Kruisplein hebben een heel andere uitstraling gekregen en nieuwe publieksvriendelijke horeca. Ook het gebied bij het nieuwe Centraal Station is na jarenlange bouwwerkzaamheden aantrekkelijk geworden’.19
17 Een overzicht van deze en andere subsidies kan gevonden worden in het subsidieregister van Den Haag, in de sectie ‘Stadsdelen, Integratie en Dienstverlening’: https://subsidieregister.denhaag.nl/ lijst?year=2019&program=14%20-%20Stadsdelen%2C%20Integratie%20en%20Dienstverlening&prod uct=Integratie%20en%20Burgerschap. (29-10-2020)
18 M. Beijering, Het immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade. Arnhem, 2019; rapport geschreven in opdracht van Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland, geraadpleegd via: https://www. immaterieelerfgoed.nl/image/2019/8/29/2019_08_26_onderzoeksrapport_immaterieel_erfgoed_in_ een_superdiverse_omgeving.pdf. (29-10-2020)
19 E. van Akker, opgehaald van https://museumrotterdam.nl/ontdek/de-west-kruiskade
etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling
614 |
In vergelijking met 2009 is er een positieve groei te zien in het imago van de West-Kruiskade de afgelopen jaren. De Alliantie West-Kruiskade is langzaam afgebouwd nadat de West-Kruiskade was opgebloeid. In 2017 werd er een convenant gesloten met de ondernemers en pandeigenaren van de BIZ (bedrijveninvesteringszone). De verantwoordelijkheden voor de activiteiten ten aanzien van borging en de ontwikkeling van de West-Kruiskade werden bij de BIZ gelegd.20
20 Beijering, Het immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade.
615volkskunde 2020 | 4 : 607-634
Afb. 3: De West-Kruiskade is een drukbezochte winkelstraat in Rotterdam – Foto: Vindárine Leito.
Mede naar aanleiding van het economisch succes van de West-Kruiskade in de afgelopen tien jaar kwam er meer oog voor het immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade. Er werd een werkgroep gestart door onder andere Alice Fortes (Alliantie West-Kruiskade), Fred Fitz-James (Kulturu Shop), Jinai Looi (Kookstudio Het Zesde Geluk) en Guno Zwakke (Keti Koti): de werkgroep immaterieel erfgoed West-Kruiskade. Het was deze werkgroep die het initiatief nam om de diversiteit van immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade voor te dragen voor de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland. Vanuit Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland werd een aantal onderzoeken gedaan met betrekking tot de superdiversiteit in de WestKruiskade en de wijk het Oude Westen, waarvan de resultaten internationaal werden gedeeld.21 Daarnaast is er een krachtenveld- en belevingsanalyse gemaakt, waaruit naar voren kwam dat de West-Kruiskade grote potentie heeft om als winkelstraat in het winkellandschap te overleven.22 In oktober 2017 heeft in de West-Kruiskade het experiment Happy Streets plaatsgevonden. Over dit experiment is een evaluatierapport uitgebracht: Happy Streets WestKruiskade en Cool Zuid: de toekomst van Rotterdam ligt op straat. Het rapport gaat dieper in op mobiliteit, het openbare leven en cocreatie in de West-Kruiskade.23 In het kader van de onderzoekslijn ‘Immaterieel erfgoed & Superdiversiteit’ van Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland heeft Geschiedenislab in 2019 onderzoek gedaan naar het proces van immaterieel-erfgoedvorming in de West-Kruiskade. Het doel van dit onderzoek was om de beleidsmatige kanten te verkennen die te maken hebben met borging van immaterieel erfgoed in een superdiverse stad als Rotterdam. Aanleiding was het wegvallen van de Alliantie West-Kruiskade. Vanwege het economische succes van de wijk viel voor de gemeente de noodzaak weg om deze Alliantie nog langer te financieren. Maar wie zou de rol van Alliantie kunnen overnemen? In dit rapport werd onder meer aandacht gevraagd voor de mogelijke rol van erfgoedinstellingen zoals Museum Rotterdam en gepleit voor een gemeenschappelijke ontmoetingsruimte voor bijeenkomsten en presentaties.24
‘Brokering’ immaterieel erfgoed: de rol van etnische ondernemers
Immaterieel erfgoed wordt dus ingezet als middel voor uiteenlopende doeleinden: voor economische ontwikkeling maar ook voor het bevorderen van sociale cohesie. Opvallend is dat in beide steden, Rotterdam en Den Haag, een centrale rol is weggelegd voor de ondernemers die in het toerismebeleid een belangrijke rol spelen. Zoals hieronder zal blijken, hebben ze ook een
21 A. van der Zeijden, ‘Intangible heritage as dialogue and as contestation. West-Kruiskade, Rotterdam and the changing face of memory’, in: Jahrbuch für Europäische Ethnologie: Die Niederlande Dritte Folge 12, 2017, p. 111-125 en A. van der Zeijden, ‘”Super-diversity” and the Changing Face of Intangible Cultural Heritage’, in: International Journal of Intangible Heritage 12, 2017, p. 30-34.
22 M. Poppegaai e.a., Analyse West-Kruiskade, Rotterdam. Den Haag, 2015.
23 S. Rach & M. Lodder, Happy streets West-Kruiskade en Cool Zuid: de toekomst van Rotterdam ligt op straat: evaluatierapport. Rotterdam, 2018, opgehaald via https://www.rotterdam.nl/wonen-leven/places-forpeople/Evaluatierapport-Happy-Streets-01032018.pdf.
24 Beijering, Het immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade.
etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling
616 |
belangrijke rol bij het borgen van immaterieel erfgoed. Op die rol van ondernemers gaan wij nu nader in.
Over de situatie in Den Haag interviewden wij in de periode augustusseptember 2019 enkele ondernemers en gemeenteambtenaren. Spelen hier, net als in Rotterdam, vergelijkbare kansen en uitdagingen? En namen ook in Den Haag, net als in de West-Kruiskade, de etnische ondernemers van de straat het voortouw? Toevallig was Den Haag begin dat jaar net weer in het nieuws geweest, toen ondernemers in De Telegraaf pleitten voor een metamorfose van de Paul Krugerlaan. Trekker was Débora Bellagamba van de gelijknamige lunchroom en gelateria, die stelde: ‘Dat is hier hard nodig. De Paul Krugerlaan moet net als de Haagse Markt op de kaart worden gezet’. Raadslid Ralf Sluijs haakte er direct op in: ‘De hele wereld komt voorbij in deze straat, laten we er ook echt een wereldstraat van maken! De kansen liggen voor het oprapen’, aldus het raadslid op de website van zijn partij.25
Laten we enkele van deze winkels eens nader bekijken om zo in te kunnen gaan op de rol van etnische ondernemers bij immaterieel erfgoed. Om te beginnen is er de Indiase superstore Bharat Kings aan de Paul Krugerlaan 194, waar verkoper Rohan Bishehar werd geïnterviewd. Hij is geboren in Suriname in 1969 en begin jaren zeventig met zijn ouders naar Nederland geëmigreerd. Bharat Kings is een megastore, die in religieuze tradities is gespecialiseerd.
25 https://www.hartvoordenhaag.nl/hart-voor-den-haag-groep-de-mos-paul-krugerlaan-verdient-eenoppepper/ (29-10-2020).
617volkskunde 2020 | 4 : 607-634
Afb. 4: West-Kruiskade is een ontmoetingsplaats waar veel culturen samenkomen – Foto: Vindárine Leito.
Er worden producten in verband met godsdienstige rituelen verkocht. Niet alleen hindoes, maar ook moslims en christenen kunnen terecht bij Bharat Kings. Zo heeft de megastore een breed assortiment beeldjes van de wereldwijd vermaarde Latijns-Amerikaanse Onze-Lieve-Vrouw-van-Guadeloupe. Zoals verkoper Rohan Bishehar uitlegt, moet iemand in een megastore als deze, in een superdivers stadsdeel als Transvaal, zich thuis voelen in veel verschillende culturen. Bharat Kings specialiseert zich in, zoals Rohan het noemt, ‘overzeese tradities’ – vooral passend bij een superdivers stadsdeel zoals Transvaal. Zijn klanten zijn afkomstig uit alle landen van de wereld, van Azië tot LatijnsAmerika, van Hindostaanse afstammelingen uit Suriname tot christenen uit Latijns-Amerika. Het maakt – letterlijk – dat Rohan vele talen moet kunnen spreken. Zelf spreekt hij naar eigen zeggen Spaans, Hindi, Frans, Srnan Tongo en natuurlijk Nederlands.
Toen wij in zijn winkel met Rohan spraken, merkten we dat zijn klanten een grote verscheidenheid van verschillende religieuze achtergronden vertegenwoordigen en dat zijn belangrijkste functie het uitleggen van tradities en rituelen is. Het is een belangrijke bemiddelende rol van de superstore: achtergrondinformatie geven over rituelen en hoe ze uit te voeren. Op de website van de superstore zijn informatievideo’s over onderwerpen als het Shiva Pujaritueel en over Rudraksha Mala te vinden, met vragen als ‘Kan een niet-vegetariër Rudraksha Mala dragen?’ Het hoort bij een superdiverse omgeving, waarin mensen weliswaar zijn opgevoed in een bepaalde religieuze traditie, maar lang niet altijd meer de precieze ins and outs weten en misschien ook leentjebuur willen spelen bij andere tradities. Juist in een etnisch diverse
618 | etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling
Afb. 5: Rohan Bishehar in zijn winkel aan de Paul Krugerlaan – Foto: Albert van der Zeijden.
omgeving is de behoefte aan informatie en bemiddeling groot. Het is op deze behoefte aan informatie dat de etnisch ondernemers inspelen.
Een tweede voorbeeld is Joshi Dinesh’s superstore City Silks, een van de grootste bruidswinkels voor Indiase mode in Nederland, gelegen aan de Krugerlaan 163. Waar Bharat Kings gespecialiseerd is in godsdienstige rituelen, richt City Silks zich op één van de belangrijkste rituele evenementen tijdens iemands leven: de huwelijksceremonie. De klanten van Joshi komen uit heel Europa en soms zelfs zo ver als Marokko. Deze klanten willen in een traditioneel hindoeïstisch of moslimkostuum trouwen. City Silks heeft een grote showroom met handgemaakte kostuums. Toen wij Joshi Dinesh en zijn vrouw interviewden, lieten zij ons een enorme collectie traditionele bruidskleding zien. Interessant is dat een deel van de winkel is toegespitst op ‘fusion’. Joshi en zijn vrouw nemen altijd de tijd om met hun klanten over diverse dingen te praten, de verschillende tradities uit te leggen, maar ook over verschillende opties om te dragen. En ‘fusion’ is zeker een optie voor bruidsparen, die zich willen identificeren met hun roots, maar zich ook willen verhouden tot de nieuwe context waarin ze in Europa leven. Het voorbeeld biedt een interessant perspectief op immaterieel erfgoed in een superdiverse context, waarbij processen van traditionalisering en hybridisering hand in hand gaan. In deze superdiverse omgeving treden winkeliers op als ‘experts van tradities’. Opvallend is ook de rol die deze ondernemers spelen bij het organiseren van religieuze festivals zoals Holi of Divali. In andere delen van Den Haag zijn lokale ondernemers betrokken bij het organiseren van iftarmaaltijden, het avondmaal van moslims tijdens de vastenperiode van ramadan, bijvoorbeeld in de Schilderswijk, die meer door Turkse migranten wordt gedomineerd. Ook in dit opzicht spelen de etnische ondernemers een sleutelrol, een rol namelijk in het organiseren van wat je vanuit UNESCOperspectief immaterieel-erfgoeduitingen zou noemen.
Ook in de Rotterdamse West-Kruiskade werden, in het voorjaar van 2020, enkele ondernemers geïnterviewd. De winkel Lekker Suriname verkoopt gerechten uit de Surinaamse cultuur. De winkel verzorgt ook catering voor feesten. De klanten die de winkel ontvangt zijn voornamelijk van Surinaamse afkomst. Deze klanten komen niet alleen uit Rotterdam maar ook uit andere regio’s in Nederland. En de winkel trekt zelfs internationale klanten zoals uit België (interview met Duncan Fong van Lekker Suriname, voorjaar 2020). De winkel Bharat Lachmansingh zit al 37 jaar in de West-Kruiskade. De producten die worden verkocht, komen voornamelijk uit India. Voorbeelden hiervan zijn kleding, sieraden, schoenen en wierook. Daarnaast worden ook producten uit Noord- en Zuid-Amerika verkocht. Klanten gebruiken deze producten voor bijvoorbeeld gebeden, rituelen en het beoefenen van tradities uit de Surinaamse/Indiase cultuur. De klanten komen volgens de eigenaar uit Nederland en verschillende landen zoals België, Duitsland, Frankrijk en Engeland. Deze klanten zijn bekend met de Surinaamse en Indiase cultuur en komen speciaal voor de producten die de winkel verkoopt (interview met medewerker van Bharat Lachmansingh, 2020).
De supermarkt Wah Nam Hong is een familiebedrijf dat bestaat sinds 1974 en meerdere vestigingen heeft in Rotterdam, Den Haag en Leidschendam.
619volkskunde 2020 | 4 : 607-634
In de winkel is er een breed assortiment aan Aziatische levensmiddelen. Deze levensmiddelen worden geïmporteerd vanuit landen zoals Thailand, Singapore, Maleisië, Hongkong en China. De winkel ontvangt vooral lokale klanten uit de eigen etnische Aziatische cultuur (interview met winkelier Arjan Chan, tevens organisator van Chinees Nieuwjaar, 2020).
Slagerij Schell is al honderd jaar een familiebedrijf in Rotterdam dat van vader op zoon werd doorgegeven. De winkel heeft een uitgebreid assortiment aan vleesproducten waarbij op verschillende culturele tradities wordt ingespeeld. Hierdoor is de slager niet een typische Nederlandse slager, maar een slager die functioneert in een superdiverse omgeving. De slagerij ontvangt voornamelijk lokale klanten met verschillende etnische achtergronden (interview met eigenaar Freek Schell, voorjaar 2020).
Fred KulturuShop, aan de West-Kruiskade 47B, is een winkel waar verschillende producten worden verkocht die gerelateerd zijn aan onder meer de Surinaamse en Afro-Surinaamse cultuur. Voorbeelden hiervan zijn spirituele kruiden, traditionele kleding en artikelen voor Wintirituelen. De eigenaar van de KulturuShop is Fred Fitz-James, één van de contactpersonen van de werkgroep immaterieel erfgoed West-Kruiskade en tevens initiatiefnemer om de West-Kruiskade voor te dragen voor de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland. Hij vertelt dat de doelgroep die hij in zijn KulturuShop ontvangt mensen betreft tussen de 18 en 50 jaar van voornamelijk Surinaamse afkomst. Dit is volgens de respondent een belangrijke doelgroep, omdat deze groep op zoek is naar de eigen roots en identiteit. Doordat volgens Fitz-James jongeren veel op sociale media zitten, ziet de ondernemer dat steeds vaker ook jongeren uit andere culturele tradities de winkel bezoeken.
Belangrijke etnische ontmoetingsmomenten in de wijk zijn elk jaar de feesten Keti Koti en Chinees Nieuwjaar. Keti Koti is een nationale feestdag in Suriname, die bestaat uit twee onderdelen: de herdenking van het slavernijverleden op 30 juni en de viering van de afschaffing hiervan op 1 juli. Hierbij gaat het vooral om het ontmoeten, gezelligheid, muziek en lekker eten. De Keti Koti viering vindt plaats in het wijkpark in de West-Kruiskade (interview met Guno Zwakke, voorjaar 2020). Chinees Nieuwjaar wordt gevierd door middel van een parade en verschillende activiteiten in het wijkpark (interview met Arjan Chan, organisator van Chinees Nieuwjaar, voorjaar 2020). Beide feesten zijn uitingsvormen van immaterieel erfgoed.
Wat uit deze voorbeelden in Rotterdam en Den Haag duidelijk wordt, is dat ondernemers een cruciale rol spelen in het organiseren, doorgeven en informatie geven over immaterieel erfgoed. Arjan Chan heeft zelfs een dubbelrol als organisator van Chinees Nieuwjaar en tevens als ondernemer van de winkel Wah Nam Hong.
De rol van ondernemers is onder drie noemers samen te vatten:
het medeorganiseren van feesten zoals Holi, Divali, Keti Koti en Chinees Nieuwjaar;
het ter beschikking stellen / verkopen van producten die nodig zijn voor de beoefening van dit immaterieel erfgoed, zoals speciale poeders voor de Divali viering;
etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling
620 |
- het ontsluiten van kennis over immaterieel erfgoed, bijvoorbeeld wat een ritueel als Shiva Puja nu precies inhoudt.
In deze laatste rol fungeren deze lokale ondernemers als culturele middelaars tussen veel verschillende culturen. Dat is uiterst relevant in een superdiverse context waarin kennis over verschillende tradities niet langer vanzelfsprekend is en het proces van doorgeven ook veel diffuser en minder eenduidig is geworden, juist door het veelvoud van vele kleinere etnische groepen en door de culturele dynamiek verbonden met processen van hybridisering – de sectie ‘fusion’ in de winkel van Joshi Dinesh.26 In een dergelijke superdiverse context is er een grote behoefte jezelf te verbinden met de eigen culturele wortels en daarmee aan achtergrondinformatie over de verschillende tradities. In UNESCO-termen zou je deze etnische ondernemers daarom ‘custodians’ oftewel hoeders kunnen noemen, die in een bredere erfgoedgemeenschap, zonder dat ze er zichzelf mogelijk rekenschap van geven en zonder ook het woord immaterieel erfgoed te gebruiken, een actieve rol op zich nemen bij het borgen van immaterieel erfgoed.
Hun rol als hoeder vloeit logisch voort uit een welbegrepen eigenbelang. Op het eerste gezicht lijkt het ondernemersbelang vooral gericht op het meer zichtbaar maken van immaterieel erfgoed en minder op het aspect kennisoverdracht. Maar om producten te verkopen is het juist in een superdiverse omgeving van groot belang om de klanten goed voor te lichten over de context waarin deze producten worden gebruikt. Iets dergelijks geldt ook voor hun rol als medeorganisator van evenementen als Holi, Divali en Chinees Nieuw Jaar. Uit de interviews blijkt dat de winkeliers zich, vanwege de eigen roots, verbonden voelen met de producten die ze verkopen. Ze kennen de markt en kunnen zo op trends inspelen. Omdat deze ondernemers zelf een etnische achtergrond hebben, zijn ze in staat om de link te leggen met de verschillende bevolkingsgroepen in de wijk.
Ook het belang dat de etnische ondernemers hechten aan toerisme vloeit voort uit welbegrepen eigenbelang. Een aantrekkelijker straat die meer toeristen trekt, is gunstig voor de verkoop. In het gemeentelijk beleid, van bijvoorbeeld Den Haag, spelen deze ondernemers een sleutelrol. Voor hoe de gemeente Den Haag de toerismenota Toerisme, werk(t) voor de stad wil uitwerken, werd gemeenteambtenaar Ramon Jaikaran geïnterviewd (hij is vanuit de gemeente de contactpersoon voor de ondernemers in Transvaal). Voor dit verhaal is het
26 In UNESCO-verband wordt de term ‘cultural broker’ gebruikt. Voor het concept ‘cultural brokerage’ in relatie tot het UNESCO-Verdrag inzake de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed, zie: M. Jacobs e.a. (redactie), Brokers, Facilitators and Mediation. Critical Succes (F)Actors for the Safeguarding of Intangible Cultural Heritage, themanummer Volkskunde 115:3, 2014, p. 349-360.
621volkskunde 2020 | 4 : 607-634
Toeristische ontwikkeling (of vermarkting?) Paul Krugerlaan & West-Kruiskade
belangrijk dat Ramon is geboren in Friesland, echter uit ouders met Surinaamse roots. Hoe kan je immaterieel erfgoed beter zichtbaar maken in de straat en hoe kan dit immaterieel erfgoed bijdragen aan een meer toegespitste toeristische profilering van de straat? Dit waren de vragen die wij hem voorlegden.
Voor Ramon Jaikaran hangt het succes af van een nadere profilering van de wijk om zo nog meer toeristen te kunnen trekken. Ramon vertelde ons dat de gemeente Den Haag ambitieuze plannen heeft om Transvaal te ontwikkelen als een exotische en aantrekkelijke plek voor toeristen, voortbouwend op de rijke culturele diversiteit van ondernemers en bewoners. De plannen spitsen zich toe om de verschillende wijken te verbinden met de immens succesvolle Haagse Markt. De gemeente ziet kansen om de Indiase smaak van de Paul Krugerlaan via de Haagse Markt te verbinden met de Turkse sfeer van de nabijgelegen Hoefkade. Het is een concrete uitwerking van hoe de gemeente de etnische samenstelling met bijbehorende culturele uitstraling van verschillende wijken commercieel wil uitbuiten door ze te verbinden met de Haagse Markt.
De Haagse Markt, vier dagen per week geopend, profileert zich als de grootste niet overdekte warenmarkt van Europa, die met zijn drie looppaden van meer dan 450 meter lang in de weekends soms meer van 40.000 bezoekers trekt. De koopwaar en ook de achtergrond van het overgrote deel van de bezoekers die de markt trekt, weerspiegelt de superdiverse samenstelling van de stad, een markt die met zijn mediterrane uitstraling tegelijk ook toeristisch aantrekkelijk is. Het is de intentie om Hoefkade en Krugerlaan te laten meezuigen in dit succes en een minstens zo aantrekkelijke uitstraling te krijgen als de Haagse Markt. Zoals het in de Haagse Ondernemersagenda wordt geformuleerd, moeten De Hoefkade en de Krugerlaan functioneren als ‘rode loper naar de Haagse Markt’
voor duurzame ontwikkeling
622 | etnisch toerisme als kans
Afb. 6: De Haagse Markt heeft een superdiverse uitstraling - Foto: Albert van der Zeijden.
– met de Haagse Markt als ‘een volwaardig onderdeel van citymarketing’.27 Den Haag zet bedrijfscontactfunctionarissen in, zoals Ramon Jaikaran, om nauw contact te hebben met de lokale ondernemers, die zichzelf moeten leren zien als ‘eigenaren’ van de uitdagingen waarmee Transvaal wordt geconfronteerd. Volgens Ramon is een bottom-upbenadering nodig om de steun van de lokale ondernemers veilig te stellen. Natuurlijk ziet Ramon ook uitdagingen. Volgens hem kampt Transvaal nog steeds met criminaliteit en drugsproblematiek. Er is ook de uitdaging dat politieke spanningen in andere delen van de wereld de Paul Krugerlaan kunnen beïnvloeden. Ramon noemde het voorbeeld van de politieke spanningen in Kasjmir, die ook in Den Haag gevoeld worden vanwege de daar aanwezige etnische diversiteit.
Een tweede uitdaging is dat Ramon merkt dat het lastig is om vast te blijven houden aan het concept van Little India. Op het eerste gezicht lijkt het goed te werken. Het voortbouwen op de etnische samenstelling van de afzonderlijke wijken lijkt uitstekende kansen te bieden voor een nadere toeristische profilering van deze wijken, met de Hoefkade met zijn meer Turkse en Marokkaanse uitstraling en de Paul Krugerlaan als Little India. Den Haag kan verder nog bogen op een wijk met een meer Chinese uitstraling, het eigen Haagse Chinatown van de Wagenstraat nabij het centrum. Deze straat wordt gemarkeerd door twee prachtig gedecoreerde Chinese poorten als blikvanger. De straat wordt ’s avonds verlicht met Chinese lampionnen en de straatnamen zijn ook in het Chinees te lezen. De Wagenstraat is verder bekend door zijn kleurrijke Chinese festivals zoals de viering van Chinees Nieuwjaar.28
Visuele markeringspunten zijn belangrijk omdat ze kunnen meehelpen de straat een duidelijke uitstraling en identiteit te geven – herkenbaar voor toeristen. Hoe belangrijk dit is, blijkt uit voorbeelden uit andere landen, zoals bijvoorbeeld de wijk Little India in Singapore. In Singapore wordt de Hindoestaanse wijk ‘Little India’ met name tijdens de viering van Holi en Divali gemarkeerd door een feestelijke toegangspoort. De boodschap voor toeristen is: hier moet je zijn.29 Samen met de vergelijkbare Chinese wijk, even verderop in Singapore, is Little India een toeristische attractie van de eerste orde, die figureert in alle toeristische gidsen over Singapore.30 Zou het ook een optie kunnen zijn voor de Paul Krugerlaan?
27 Zie ‘De Haagse Ondernemersagenda’, p. 25-26. https://denhaag.raadsinformatie.nl/ document/7488993/1/RIS302187_Haagse_Ondernemersagenda. (29-10-2020).
28 Het Haagse Chinatown wordt onder meer gepromoot met een eigen website: https://chinatowndenhaag.com/. (29-10-2020).
29 A.van der Zeijden, ‘Ethnic Diversity in the Netherlands: Municipal Policies and the Role of Entrepreneurs in Safeguarding Intangible Cultural Heritage’, waarin een vergelijking werd getrokken tussen Little India in Den Haag en Little India in Singapore. Lezing gehouden tijdens het door de National Heritage Board in Singapore georganiseerde Intangible Cultural Heritage Symposium ‘ICH in Cities: Multiculturalism, Social Cohesion and Sustainability’, 30 oktober 2019.
30 Zie bijvoorbeeld de webpagina ‘Top 10 Things to Do in Little India, Singapore’, https://theculturetrip. com/asia/singapore/articles/the-top-10-things-to-do-and-see-in-little-india-singapore/ (29-10-2020).
623volkskunde 2020 | 4 : 607-634
624 | etnisch toerisme
als kans voor duurzame
ontwikkeling
Afb. 7: De Haagse Wagenstraat wordt gemarkeerd door een rijk gedecoreerde toegangspoort – Foto: Albert van der Zeijden.
Afb. 8: Little India in Singapore tijdens het Divalifeest - Foto: Albert van der Zeijden.
Probleem is dat de Paul Krugerlaan niet een vergelijkbare monoculturele uitstraling heeft als bijvoorbeeld de Wagenstraat, al was het alleen maar omdat er ook Turkse, Marokkaanse en zelfs ondernemers van Afrikaanse achtergrond gevestigd zijn. Beleidsmatig is het moeilijk om te sturen op etniciteit. Al zijn de Hindostaanse ondernemers nog steeds dominant aanwezig, het is ook moeilijk te sturen op etniciteit als bijvoorbeeld de meer succesvolle ondernemers naar een andere wijk vertrekken. In het verlengde hiervan roept het etiket Little India weerstand op bij ondernemers met een andere etnische achtergrond.
Volgens Ramon heeft het idee van Little India zich niet goed kunnen verankeren door de mobiliteit van de ondernemers. Dat is de reden waarom de gemeente ervoor gekozen heeft om in de marketing liever in te zetten op sfeergebieden die minder weerstand oproepen. En in plaats van Little India liever in te zetten op wat Ramon noemt ‘de mediterrane mode en lifestyle’. Volgens hem zijn dit meer neutrale labels, waarmee een breder scala aan ondernemers zich kan identificeren.
Het is de vraag wat dit betekent voor immaterieel-erfgoedborging. Wordt hier niet een toeristisch beeld geschetst van culturele diversiteit, zich slechts uitend in sfeerbeelden en niet veel anders? Omgekeerd staat ook het immaterieel erfgoed niet stil. We hebben al gezien hoe een megastore als Bharat Kings letterlijk thuis moet zijn in alle tradities om klanten van alle herkomsten te blijven trekken. Joshi Dinesh van City Silks, zelf van Indiase herkomst, richt zich allang niet meer slechts op traditioneel Hindoestaanse bruidskostuums maar verkoopt net zo makkelijk ook traditionele moslimkostuums. Een groeiend deel van zijn winkel is, zoals wij hebben gezien, toegespitst op ‘fusion’. Daarbij is het belangrijk om vanuit immaterieel-erfgoedperspectief hybridisering niet zozeer te zien als een bedreiging maar als horend bij een dynamische, superdiverse samenleving, waarbij immaterieel erfgoed werkelijk ‘levend’ erfgoed is.
Ook in de Rotterdamse West-Kruiskade spelen de ondernemers een sleutelrol bij de toeristische vermarkting van hun etnische diverse wijk. Sinds de vermelding van de West-Kruiskade in de Lonely Planet in 2013 merkt Fred Fitz-James van de KulturuShop en lid van de werkgroep immaterieel erfgoed dat er meer toeristen naar de West-Kruiskade komen. Toeristen boeken via airbnb een kamer of huis in de wijk Oude Westen of omgeving en bezoeken de West-Kruiskade. Er is een organisatie genaamd City Safari, die rondleidingen organiseert (interview met Fred Fitz-James, voorjaar 2020). Zij zorgen ervoor dat de toeristen de bijzondere plekken en geheimen van Rotterdam ontdekken. Dit kunnen toeristen op eigen initiatief doen door middel van een mapje met programma en routebeschrijving of met een gids. De diversiteit in de straat, de manier van samenwerken tussen de eigenaren en winkeliers en de betrokkenheid tussen de straat en omgeving is wat volgens de organisatoren van de rondleidingen de West-Kruiskade authentiek en uniek maakt. Via City Safari ontvangt Fred Fitz-James af en toe groepen toeristen in de winkel en vertelt hij hen over zijn winkel en producten. Uit het interview met Fred Fitz-James blijkt dat toeristen wel op de West-Kruiskade komen, maar dat het immaterieel erfgoed in de straat niet genoeg zichtbaar is. De West-Kruiskade is een straat met cultuur, geschiedenis en verhalen en dat is op het blote oog niet zichtbaar
625volkskunde 2020 | 4 : 607-634
genoeg, volgens Fitz-James. Het is zichtbaar via de feesten Keti Koti en Chinees Nieuwjaar. Maar deze feesten worden maar één keer per jaar georganiseerd en zijn dus een momentopname. Fred Fitz-James geeft aan behoefte te hebben aan een ruimte waar de ondernemers elkaar kunnen ontmoeten om ideeën uit te wisselen. Deze ruimte zou ook kunnen worden gebruikt als een expositieruimte om het levend erfgoed van de West-Kruiskade zichtbaarder te maken. Dat het immaterieel erfgoed in de straat nog niet zichtbaar genoeg is, geeft ook Nicole van Dijk van Museum Rotterdam aan in eerder onderzoek: ‘De culturen van de Westkruiskade zouden meer zichtbaar mogen zijn in de straat zelf. Met daarbij een duidelijke duiding van waar het vandaan komt en waarom het belangrijk is’.31 Om het verhaal van de West-Kruiskade over te brengen in het kader van de collectie ‘Echt Rotterdams Erfgoed’ organiseert Museum Rotterdam verhalencafés in de West-Kruiskade. Nicole van Dijk geeft aan dat het met een tentoonstelling lastiger is om de beleving over te brengen en dat het met verhalen beter gaat. Daarnaast geeft Museum Rotterdam aan dat het al een tijdje bezig is om te kijken hoe men in het museum immaterieel erfgoed in beeld kan brengen, welke gemeenschappen er zijn en wat er in de stad gebeurt om mensen te stimuleren om naar die plek te gaan.
Werkgroep immaterieel erfgoed West-Kruiskade wil door middel van het zichtbaar maken van het ‘levend’ erfgoed in de West-Kruiskade het gehele jaar door toeristen naar de West-Kruiskade trekken. Dit kunnen binnenlandse en buitenlandse bezoekers zijn. Het gaat hierbij om kennis op te doen over het ‘levend’ erfgoed, maar ook een stukje beleving creëren bij de toeristen die de straat bezoeken (interview met Fred Fitz-James, voorjaar 2020). Door de coronacrisis was het helaas niet mogelijk om toeristen in de West-Kruiskade te enquêteren. Hierdoor is er geen nauwkeurig inzicht verkregen in wat de motivatie- en beweegredenen zijn van toeristen om de West-Kruiskade te bezoeken, wat hun belevingsgevoel is en in hoeverre zij het immaterieel erfgoed belangrijk en voldoende zichtbaar vinden. Maar enig inzicht is wel te krijgen uit de interviews die wij deden met de ondernemers. In het onderzoek naar etnisch toerisme worden vaak verschillende typen bezoekers onderscheiden van belang, omdat er tussen deze types bezoekers verschillen in beleving zijn. De ‘internationale toerist’ heeft geen connectie met de etnische wijk en wordt gemotiveerd door nieuwe etnische ervaringen. Deze internationale toerist voelt zich aangetrokken door exotisme en beleving in de wijk. De ‘diasporische toerist’ kent de cultuur, maar niet de context. De diasporische toerist is verbonden met de plaatselijke erfgoedgemeenschap door middel van vrienden en familie. De meer algemeen georiënteerde ‘binnenlandse toerist’ is niet altijd vertrouwd met de cultuur van verschillende etnische groepen en is op zoek naar een ervaring die ergens anders in het land niet kan worden gevonden. De ‘lokale bezoekers’, tenslotte, komen vaak uit een ander deel van de stad en komen om te ‘consumeren’.32
De diverse etnische ondernemers in de West-Kruiskade staan positief tegenover het toerisme en willen daarbij vooral de kracht van de straat
etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling
626 |
31 Beijering, Het immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade, p. 13. 32 Diekmann & Smith, ‘Introduction’, in: Ethnic and minority cultures as tourist attractions.
overbrengen aan de bezoekers van de straat en daarbij de bezoekers kennis laten maken met de culturele diversiteit die de straat te bieden heeft. Uit de interviews met betrokkenen en andere belanghebbenden blijkt dat de kansen en mogelijkheden voor toeristisch veemarkten van de West-Kruiskade voornamelijk liggen in de zichtbaarheid van het immaterieel erfgoed en de beleving verhogen. In de interviews die wij met hen hadden, geven de etnische ondernemers aan dat de uitdagingen op het gebied van financiering, gebrek aan ondersteuning en tijdgebrek liggen. Een aanvullende uitdaging is dat de ondernemers over het algemeen ‘eenpitters’ zijn, voor wie het belang van de eigen zaak vanzelfsprekend vooropstaat. Voor samenwerking en overkoepelende activiteiten hebben zij vaak minder tijd. Daarbij komt nog dat het vaak steunt op enkele idealistische ondernemers, mensen zoals Débora Bellagamba in Den Haag en Fred Fitz-James in Rotterdam. Als zo’n ondernemer wegvalt, zoals bijvoorbeeld ondernemer Jinai Looi, die met haar Kookstudio Het Zesde Geluk naar een andere wijk vertrok, dan loopt de continuïteit soms gevaar. Zoals Diekmann & Smith aangeven: ‘The quarters in which ethnic communities tend to live are usually highly multicultural with a broad variety of stakeholder groups. This makes the organization and promotion of tourism and other leisure and cultural activities somewhat complex’.33
Folklorisering?
De West-Kruiskade heeft de afgelopen tien jaar een ontwikkeling doorgemaakt waarbij is gekeken naar de uitstraling van de straat, aanpassingen van de puien, verlichting van de panden en graffitikunstwerken om de straat aantrekkelijker te maken. Op vergelijkbare wijze investeerde ook de gemeente Den Haag in de Paul Krugerlaan (interview met Ramon Jaikaran, augustus 2019). Daarnaast is er in samenwerking met de politie geïnvesteerd in de veiligheid van de straat. De BIZ heeft naast deze structurele veranderingen de behoefte om te kijken naar nieuwe mogelijkheden met betrekking tot de infrastructuur en faciliteiten die aansluiten bij bezoekers van de straat. Zoals het beter benutten van de ligging van de West-Kruiskade. De straat zit in de buurt van Rotterdam Centraal Station en volgens de BIZ kan de verbinding met de straat en het station worden verbeterd. Daarnaast wil net zoals Fred Fitz-James ook de BIZ dat het belevingsgevoel in de straat stijgt. Volgens BIZ-voorzitter Richard de Boer biedt toerisme een kans, ‘Alleen denk ik dat we nu een zesje zijn, maar we kunnen naar een 8 of 9’ (interview met ondernemer en BIZ-bestuurslid Richard de Boer, voorjaar 2020). De etnische ondernemers willen dat de bezoekers van de straat leren, het gevoel van een gemeenschap ervaren en voelen wat er allemaal in die straat te beleven valt. Zoals Richard de Boer in een eerder onderzoek aangaf: ‘Je moet laten zien dat dit een straat is van 1001 smaken’.34 Als het aan hem ligt, steken de ondernemers zich in traditionele, bijvoorbeeld Indiase of Marokkaanse klederdracht om de beleving te vergroten. Hij spreekt zelfs van ‘het Volendameffect’ (interview met ondernemer Richard
627volkskunde 2020 | 4 : 607-634
33 Diekmann & Smith, ‘Introduction’, in: Ethnic and minority cultures as tourist attractions, p. 3. 34 Beijering, Het immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade, p. 12.
628 | etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling Afb. 9: Is exotisering een onvermijdelijk bijgevolg van toeristische vermarkting? - Foto: Vindárine Leito.
de Boer van de BIZ, 14 mei
Daarnaast heeft de BIZ het hele jaar door behoefte aan evenementen in de straat waarbij verschillende culturen worden gerepresenteerd, waarbij mensen samenkomen en kunnen genieten van elkaar, muziek, dans en eten.
Hier raken we aan het heikele punt van wat door UNESCO wordt aangeduid als het mogelijke risico van overcommercialisering. Spreken over ‘het Volendameffect’ roept bij sommigen mogelijk het schrikbeeld op van wat gemeenzaam wel wordt aangeduid met de term ‘dysneyficatie’ van cultuur. Is ‘het Volendameffect’ niet een vorm van ‘staged authenticity’ in de terminologie van MacCannell?35 Een proces van exotisering van immaterieel erfgoed, stevig aangezet door de ondernemers die alles uit de kast willen halen om hun producten te verkopen?
De scheidslijn tussen wat ‘authentiek’ is en wat meer neigt naar ‘folklorisering’ is dun, blijkt uit bovenstaand voorbeeld. Er is duidelijk een spanningsveld tussen de authenticiteitsbeleving van de toerist en die van de immaterieel-erfgoedbeoefenaren. De winkelier van Lekker Suriname geeft aan dat de originaliteit van zijn gerechten de winkel uniek maakt. Naar zijn zeggen levert hij puur wat er in Suriname was en naar hier is overgebracht. Die authenticiteit wil deze winkelier bewaken. De organisatoren van Keti Koti en het Chinees Nieuwjaar noemen hun feesten ‘authentiek en uniek’ vanwege het verhaal en de programmering. Tegelijk geeft Guno Zwakke, van de organisatie Keti Koti, aan dat Keti Koti wil verbreden tot meer dan een feest dat alleen relevant is voor de Surinaamse bevolkingsgroep. ‘Het thema van het feest is vrijheid en dat is een actueel onderwerp waar meer mensen mee te maken hebben’ (interview met Guno Zwakke, voorjaar 2020).
Het verhaal achter Chinees Nieuwjaar is heel rijk en die symboliek is te voelen in de viering door middel van de leeuwen- en drakendans tijdens de parade. Alhoewel het hier om het belevingsdomein entertainment gaat36, gaat het hier volgens organisator Arjan Chan om een authentieke viering van het Chinese Nieuwjaar (interview met Arjan Chan, voorjaar 2020). Hij geeft aan dat bij de toeristische ontwikkeling van de West-Kruiskade iedereen gebaat is bij meer bekendheid van het Chinees Nieuwjaar buiten Rotterdam. Organisator Arjan Chan wil zich profileren als de Nederlandse publieksviering van het Chinees Nieuwjaar, toegankelijk voor iedereen en niet alleen voor mensen met een Chinese achtergrond. Ook organisator Guno Zwakke (Keti Koti) geeft aan dat bij de toeristische ontwikkeling hij het een goede zaak vindt dat het feest bij een breder publiek onder de aandacht wordt gebracht. Uit het interview blijkt ook dat de organisator van Chinees Nieuwjaar commercialisering niet als een bedreiging ziet, maar juist als een kans. Chan geeft aan dat hij niet voor de
35 Dean MacCannell, ‘Staged Authenticity: Arrangement of Social Space in Tourist Settings’, in: American Journal of Sociology 79:3, 1973, p. 589-603.
36 J. Pine & J.H. Gilmore, ‘Welcome to the experience economy’, in: Harvard Business Review (juli augustus 1998), geraadpleegd via: https://www.academia.edu/7079929/Pine_and_gilmore_welcome_to_ experience_economy. (29-10-2020) Zie ook: A.Boswijk e.a., Economie van experiences. Amsterdam, 2015.
629volkskunde 2020 | 4 : 607-634
2020).
commercie elementen uit andere culturen aan het feest zal toevoegen, maar hij staat er wel voor open om andere culturen bij het feest te betrekken. Het verhaal achter het feest Keti Koti is volgens de Guno Zwakke authentiek, maar het is ook van belang dat het duurzaam wordt gemaakt en met de tijd mee ontwikkelt om de doelgroep jongeren te bereiken. Hierbij is het belevingsdomein educatie een belangrijk onderdeel. Het is dan wel van belang dat het feest niet zijn kernwaarden verliest.
Inmiddels heeft ook Rotterdam een toerismenota uitgebracht, in maart 2020: Te gast in Rotterdam. Een nieuwe kijk op toerisme. 37 In deze nota zet Rotterdam in op het koesteren en stimuleren van authentieke plekken door ze in de etalage te plaatsen. Rotterdam wil daarbij in de Rotterdamse wijken buiten het centrum investeren, door deze wijken vanuit hun eigen identiteit te ontwikkelen ‘tot een vitale kwaliteitsplek voor ontmoeting, verblijf en vermaak’. (Te gast in Rotterdam, p. 14.) Volgens de nota worden toeristen aangetrokken door een authentieke lokale identiteit. Rotterdam is zich daarbij van bewust dat een balans tussen het belang van de economie, leefbaarheid, duurzaamheid en identiteit van de stad cruciaal is.
Beleving superdiverse wijk vergroten
Hoe zouden de etnische ondernemers hierop het best kunnen inspelen? We hebben gezien dat de gemeente Den Haag de Paul Krugerlaan wil profileren door lifestyle met de mediterrane cultuur te verbinden. Op een vergelijkbare wijze wil de gemeente Rotterdam de West-Kruiskade promoten als een district waar het goed toeven is bijvoorbeeld als het Cultural, Food, Shopping & Art District. Hierdoor krijgt de bezoeker een beeld dat de straat meer te bieden heeft dan alleen horeca of kledingwinkels, maar dat het een mix is van al deze elementen.
De trend is duidelijk. Immaterieel erfgoed is een belangrijke identity marker voor de immaterieel-erfgoedgemeenschappen dat tegelijk ook de attractiewaarde van cultureel diverse wijken verhoogt. Maar dan dient wel het hele jaar rond ingezet te worden op vergroting van zichtbaarheid van dat immaterieel erfgoed. Zoals Museum Rotterdam en de etnische ondernemers aangeven gaat het om het verhaal en het beleven van het immateriële erfgoed, om het creëren van ‘an engaged and authentic experience, with participative learning in the arts, heritage, or special character of a place, and [that] provides a connection with those who reside in this place and create this living culture’, zoals het door het UNESCO Creative City Network wordt gedefinieerd.38 Zoals toerismeonderzoeker Greg Richards het formuleert, gaat het er om via gemeenschapsgestuurde ontwikkelingsverhalen zintuigen en cognitieve verdieping met elkaar te verbinden, pregnant door hem samengevat als
37 De nota is raadpleegbaar via: https://www.rotterdam.nl/nieuws/nieuwe-toerismevisie/Visie-To erisme_DEF_toegankelijk.pdf. (29-10-2020).
38 G. Richards, ‘Creativity and Tourism: The State of the Art’, in: Annals of Tourism Research 38:4; 2011.
etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling
630 |
‘Community Based Design: Stories, Senses, Sophistication’.39 Met als grote uitdaging: hoe kan je, in cocreatie met anderen, een ‘authentieke’ ervaring creëren zonder ‘folkloristisch’ te worden?
Wat betreft het meer zichtbaar maken van het immaterieel erfgoed het hele jaar rond, bieden volgens toerismeonderzoekers verschillende digitale strategieën zoals ‘augmented reality’ en het inzetten van QR-codes een goede mogelijkheid om het visueel aspect en belevingsgevoel te vergroten. Met augmented reality wordt de werkelijkheid aangevuld met beelden en verhalen die de bezoeker met behulp van zijn telefoon kan oproepen door bijvoorbeeld een QR-code te scannen. Het verdient aanbeveling om daarbij de samenwerking te zoeken met gespecialiseerde organisaties. In Rotterdam is er bijvoorbeeld TWNKLS, een augmented reality bureau. De werkgroep immaterieel erfgoed West-Kruiskade kan een samenwerking met dit bureau aangaan om graffitidesigns of posters te ontwikkelen om in de straat op te hangen, waarin augmented reality is verwerkt. Hierdoor komt het immaterieel erfgoed in de straat tot ‘leven’ en kan het gehele jaar zichtbaar zijn voor de bezoeker van de straat.
Daarnaast biedt streetart een belangrijk aanknopingspunt. In de WestKruiskade is veel streetart te vinden. In samenwerking met de streetartartiesten kan de West-Kruiskade kijken naar graffitidesigns die te maken hebben met het immaterieel erfgoed en culturele diversiteit waarin augmented reality is verwerkt. Creëer een app waarin deze designs door de bezoekers van de straat kunnen worden gescand en maak er een tour van. Dit is niet alleen makkelijk voor de bezoeker om te gebruiken, maar ook altijd toegankelijk.
Daarnaast kunnen pop-upstores in andere delen van Rotterdam de zichtbaarheid van de West-Kruiskade vergroten en verkeer naar de WestKruiskade stimuleren. De verbinding met het Rotterdam Centraal Station zou moeten worden verbeterd. Het station ontvangt dagelijks reizigers uit verschillende regio’s of landen en het is dus een mooie kans om daar een pop-upstore te plaatsen waardoor de reizigers kennis kunnen maken met het cultureel aanbod en het immaterieel erfgoed van de West-Kruiskade. Daarnaast kunnen er ook pop-upstores in andere steden worden opgezet om de binnenlandse toerist kennis te laten maken met het aanbod van de West-Kruiskade en te stimuleren om bij een bezoek aan Rotterdam de WestKruiskade niet over te slaan.
Vanwege het grote belang dat gehecht wordt aan een permanente expositieruimte verdient het aanbeveling om samen te werken met plaatselijke erfgoedorganisaties zoals Museum Rotterdam. Dit museum organiseert bijvoorbeeld verhalencafés in de West-Kruiskade. Ditzelfde museum zorgde overigens ook voor een alternatief voor de Keti Kotiviering toen de publieksviering in de straat in 2020 vanwege corona niet kon plaatsvinden.
Tenslotte kan een ‘cultuurtoegangspoort’ een aandachtstrekker zijn om bezoekers naar de straat te trekken. In dit artikel noemden wij de voorbeelden Little India in Singapore en de Haagse Chinatown. De Haagse Chinatown heeft twee Chinese poorten als blikvanger en dit kan voor de West-Kruiskade
631volkskunde 2020 | 4 : 607-634
39 G. Richards e.a., Creating Creative Tourism Toolkit, passim.
ook een kans zijn om een toegangspoort te creëren waarin de diversiteit aan culturele tradities in de West-Kruiskade wordt getoond. Het stimuleert het visuele aspect (zintuigen) waardoor het belevingsgevoel wordt verhoogd en het nodigt bezoekers uit om de straat in te lopen.
Spanningsvelden en perspectieven: enkele afsluitende opmerkingen
Maar blijft het allemaal niet te veel aan de oppervlakte? Ligt in de toeristische ambities van de etnische ondernemers niet te veel het accent op het meer zichtbaar maken van immaterieel erfgoed, slechts op het visueel aantrekkelijker maken van de straat? Dit zijn allemaal terechte vragen, die je mogelijk tegen dit ‘ondernemersmodel’ van borgen van immaterieel erfgoed zou kunnen inbrengen. Tegelijk proeven we bij zowel de internationale als de diasporische toerist een behoefte aan verdieping, waarop de ondernemers gezien hun eigen etnische betrokkenheid maar al te graag willen inspelen. In die zin zijn het wel degelijk betrokken ‘hoeders van immaterieel erfgoed’ die zich sterk maken voor wat ook hun immaterieel erfgoed is. Als experts van tradities geven de ondernemers informatie, verkopen ze producten die onmisbaar zijn voor de beoefening van immaterieel erfgoed en zijn ze vaak betrokken bij de organisatie van immaterieel-erfgoedevenementen. ‘Augmented reality’ geeft ze een instrument om niet alleen te werken aan meer zichtbaarheid maar ook om verdiepende kennis aan te bieden. Etnische wijken kunnen zich op deze wijze profileren als betekenisvolle plekken voor de bevolking zelf maar ook voor toeristen.
Natuurlijk zijn er diverse spanningsvelden. Tussen commercie en cultuur, tussen toerisme en erfgoed, tussen borging en economische ontwikkeling en last but not least tussen verschillende betrokkenen en belanghebbenden, bijvoorbeeld de bewoners van een wijk, etnische ondernemers, toeristische branche, gebiedsontwikkelaars en beleidsmakers van een gemeente.
Zo een spanningsveld dat wij benoemd hebben is dat van de profilering. De meeste toerismeonderzoekers zijn het erover eens dat deze etnische wijken baat kunnen hebben bij een nadere profilering, bijvoorbeeld als een Chinatown of als een Little India, zoals er vele in alle grote steden van de wereld te vinden zijn, van Londen tot Singapore, van Parijs tot New York. Het voorbeeld van de Paul Krugerlaan leert dat het niet eenvoudig is om vast te houden aan het oorspronkelijke Hindostaanse (‘Little India’) karakter van de wijk, al was het alleen maar omdat succesvolle Hindostaanse ondernemers naar elders vertrekken en heel andere ondernemers, van bijvoorbeeld Turkse en Marokkaanse herkomst, inmiddels hun domicilie hebben gevonden in de wijk. Bij de verschillende geïnterviewden proefden we de wens tot verbreding, ja zelfs tot een verdere commercialisering van een immaterieel erfgoed evenement zoals Chinees Nieuwjaar. Eenzelfde behoefte aan verbreding constateerden wij bij de gemeente Den Haag, die af wil van het label Little India voor de Paul Krugerlaan en meer wil gaan inzetten op lifestyle, op een meer algemene mediterrane cultuur waar het goed toeven is. Iets dergelijks speelt ook in de West-Kruiskade in Rotterdam, ooit begonnen als een Chinatown met
etnisch toerisme als kans voor duurzame ontwikkeling
632 |
nog steeds als belangrijk evenement de viering van Chinees Nieuwjaar maar inmiddels een veel diversere wijk is geworden.
Dat hierbij ook sprake is van processen van hybridisering kwam sprekend naar voren in de bespreking van City Silks in Den Haag, dat beschikt over een ruim assortiment ‘fusion’, waarmee Joshi Dinesh inspeelt op de behoeften van zijn klanten. In ander verband heeft de Nederlands-Amerikaanse antropoloog Jan Nederveen Pieterse dit ‘the trend to blend’ genoemd, de trend dat ‘globalization in cultural terms tends towards a global mélange’.40 Volgens de Engels-Indiase denker Homi K. Bhabha is hier niets negatiefs aan. Hij karakteriseert het als een doorlopend proces van nieuwe betekenissen, waarbij hij hybriditeit ziet als een teken van ‘evolving dynamics of creativity in plural societies’.41 Hybriditeit houdt niet zozeer een verlies aan diversiteit in. Het is eerder een teken van dynamiek die immaterieel erfgoed levend houdt. Van Little India naar mediterrane leefstijl tendeert naar een mengvorm, die passend is niet alleen voor toeristische vermarkting maar mogelijk ook aansluit bij hybridiseringsprocessen in een superdiverse samenleving. Maar ook hier is een spanningsveld, of op zijn minst een uitdaging voor zowel de immaterieel-erfgoedgemeenschappen die zich mogelijk nog onvoldoende kunnen herkennen in het toeristisch product, maar ook voor de toeristische sector. Zoals door Diekmann & Smith wordt geconstateerd: ‘Hybridisation may be seen as an exciting process for many (e.g. locals), but also as a destroyer of traditions and perceived authenticity for tourists’.42
Een meer prangend probleem is het mogelijk risico van overcommercialisering. Wanneer gaat toeristische vermarkting over in als ongewenst ervaren disneyficatie van immaterieel erfgoed? Volgens sommige etnologen, zoals bijvoorbeeld Valdimar Hafstein, leidt erfgoedisering vrijwel automatisch tot folklorisering: ‘From craft to music and from food to language, intangible heritage brings festivals into being’.43 Het is onmiskenbaar dat juist festivalachtige vormen zoals Chinees Nieuwjaar en Keti Koti als machtige markers van een wijk naar voren worden geschoven, festivals die ook voor toeristen interessant kunnen zijn. Het is één ding om in een Indiase trouwwinkel je zelf ook als verkoper een Indiaas kostuum aan te meten, maar als je dan in één adem in dit verband van het ‘Volendameffect’ spreekt, zoals het Rotterdamse BIZ-bestuurslid Richard de Boer doet in dit artikel, dan geeft het ook wel de grenzen aan van ‘authentiek’ vermarkten van immaterieel erfgoed. Het is allemaal een kwestie van balanceren en maatwerk, rekening houdend met de perspectieven en belangen van de verschillende stakeholders. Om meer inzicht te krijgen in dit soort processen en mogelijkheden is het belangrijk om
40 Vergelijk A. van der Zeijden, ‘Diversiteit, hybriditeit en de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed in Nederland’, in: Volkskunde 116, 2015, p. 331-342.
41 Het citaat stamt uit de bundel Echoing Voices. Cultural Diversity: A Path to Sustainable Development. Parijs, 2011, p. 34, die verscheen ter gelegenheid van de tiende verjaardag van het UNESCO-Verdrag over culturele diversiteit. Online raadpleegbaar via: http://www.unesco.org/culture/aic/echoingvoices/ downloads/echoing-voices.pdf. (29-10-2020).
42 Diekmann & Smith, ’Introduction’, in: Ethnic and minority cultures as tourist attractions, 10.
43 V. Hafstein, ‘Afterword: Festival as Heritage / Heritage as Festival’, in: U. Kockel e.a. (redactie), Heritage and Festivals in Europe. Performing Identities. Londen / New York, 2020, p. 205-210.
633volkskunde 2020 | 4 : 607-634
nader onderzoek te doen, met speciale aandacht voor de rol van ‘brokers’ in het spanningsveld tussen ‘authenticiteit’, dynamiek en folklorisering. Met dit artikel hebben wij willen laten zien dat het daarbij interessant is om ervaringen in verschillende steden uit te wisselen, zodat etnische wijken in verschillende steden van elkaars ervaringen kunnen leren.
kans voor duurzame ontwikkeling
634 | etnisch toerisme als
Tourismus als Ko-Produzent eines „authentischen” immateriellen Kulturerbes Essay über ein ambivalentes Verhältnis
Eine Prager Erzählung, oder: ein selbstkritischer Einstieg
Um die Jahrtausendwende reiste ich das erste Mal nach Prag. Eines der dortigen Angebote, die ich unbedingt sehen wollte, war das berühmte „Schwarze Theater”, das ich aus jüngeren Jahren aus dem Fernsehen kannte. Bei dieser speziellen Form des Theaters werden die größtenteils schwarz eingehüllten Schauspieler*innen vor schwarzem Hintergrund fast unsichtbar; nur durch andere Farben und entsprechende Beleuchtung sichtbar gemachte Körperteile oder Gegenstände, etwa weiße Handschuhe, scheinen schwerelos zu schweben und führen „unmögliche” Bewegungen aus – eine Sinnestäuschung, die ganz eigene dramaturgische Möglichkeiten bietet. In Prag angekommen, wurde mir schnell der überbordende Tourismus in der Stadt deutlich. Und auch die Angebote verschiedener Theater wirkten auf mich „touristisch”, was sowohl an der Ästhetik von Plakaten und Flyern, als auch an deren Art der Platzierung und Präsentation lag. In meiner Unsicherheit kontaktierte ich eine Kollegin, die länger in Prag geforscht hatte, in der Hoffnung, dass sie einen Tipp habe, wo ich denn das „richtige” Schwarze Theater sehen könne – leider konnte sie mir dazu nichts sagen. Und so ging ich letztlich mit einem recht ambivalenten Gefühl aus einer der dann doch besuchten Vorführungen, die nur zum Teil meine Erwartungen erfüllt hatte.
Nach einer gewissen Reflexion und der nachträglichen Anwendung volkskundlicher Denkwege muss ich inzwischen über mich lachen: vor allem über die konzeptionellen Fallen, in die ich als Tourist – und in dieser Rolle hatte ich damals agiert – getreten war. Nicht nur war ich stillschweigend von einer Unterscheidung zwischen einer „richtigen” oder „authentischen” kulturellen Praxis ausgegangen, der minderwertige touristische Angebote gegenüberstünden. Ebenso hatte ich mich mit einer verzerrenden „Brille” auf die Suche begeben, denn meine Vorstellung vom Schwarzen Theater war durch einige wenige, sehr minimalistisch und zudem für das Fernsehen (und nicht für die Bühne) produzierte Vorführungen geprägt gewesen, die ich viele Jahre vorher gesehen hatte. Was ich damals in Prag eigentlich gesucht hatte, das war
635volkskunde 2020 | 4 : 635-655
helmut groschwitz essay
eine bestimmte Ästhetik – die Enttäuschung war von daher unausweichlich. Und die Vorstellung über eine „richtige” Theaterpraxis, die sich abseits und unabhängig von einer touristischen Vermarktung irgendwo zutragen sollte, versperrte zunächst den Zugang zu dem, was das Schwarze Theater nun einmal ist: eine Theaterform, die in permanenter Veränderung und in Aushandlungen mit Kunstvorstellungen, Publikum, Politik und Ökonomie steht. Eine ursprüngliche, eigentliche oder authentische Form existiert dabei nicht.
Die touristische Suche nach Authentizität
Die Suche nach dem Authentischen hat im touristischen Bereich eine enorme Bedeutung. Seien es Fado-Kneipen in Lissabon oder FlamencoAbende in Granada, Salsa-Kurse mit einheimischen Partner*innen auf Kuba oder kulinarische Allroundangebote in der Toskana, seien es MassaiTanzvorführungen in den Lodges der Massai Mara in Kenia oder der obligatorische Besuch in einem Wiener Kaffeehaus – das als lokaltypisch und einmalig, als erwartbar und damit unveränderlich gedachte Erlebnis vor Ort gehört für Viele zum touristischen Erleben und konsumierbaren Erlebnis dazu und spiegelt sich in entsprechenden Narrativen und Angeboten wider. Jenseits solcher stereotypen Erfahrungswelten eines teils als Mainstreamtourismus gelesenen Reisens haben auch die Teilnahme an lokalen Festen und Brauchveranstaltungen (die gerade auch bei Volkskundler*innen sehr beliebt sind) einen hohen Erlebniswert. Der Themenkomplex des Authentizitätstourismus, die touristische Suche nach Authentizität1 umfasst weiterhin die Suche von Backpackern nach dem authentischen Leben der Bevölkerung am Reiseort und der Suche nach der eigenen Authentizität abseits ausgetretener Pfade (mit allen Ambivalenzen und Selbsttäuschungen) bis hin zu nachhaltigen Tourismusprojekten unter Einbeziehung lokaler Gemeinschaften.2 Darauf bauen wiederum kommerzialisierte Angebote auf, etwa durch die Plattform Airbnb mit dem Nimbus des „Wohnens bei Einheimischen”, oder thematische Stadtführungen unter Mottos wie „find the hidden, the real [hier eine beliebige Stadt einsetzen]”. Begleitet ist diese Suche nach dem Authentischen von entsprechenden Reflexionen und Konstruktionen in der Popkultur, in Filmen und Dokumentationen, bis hin zu Reiseliteratur und Reiseblogs. Authentizität gilt als wertvolles Gut – analytisch und epistemisch ist sie aber schwer zu greifen.
Dabei gilt das Verhältnis von Authentizität und Tourismus als ein sehr ambivalentes, wird doch das übermäßige Auftauchen von Reisenden und die damit verbundenen Infrastrukturmaßnahmen, Erlebnisangebote und eigens produzierten Warenwelten häufig als Gefährdung kultureller Systeme, Praktiken und Lebenswelten vor Ort gesehen. Nicht nur bei den extremen Formen eines Overtourism, wie er etwa beim Karneval von Venedig oder dem
1 Vgl. R. Schäfer, Tourismus und Authentizität. Zur gesellschaftlichen Organisation von Außeralltäglichkeit Bielefeld, 2015.
2 Zum Beispiel: M.-A. Camp, S. Eggmann, B. Taufer (Red.), Reiseziel: Immaterielles Kulturerbe. Zürich, 2015.
ko-produzent
636 | tourismus als
eines „authentischen” immateriellen kulturerbes
Oktoberfest in München begegnet, stellt sich die Frage, worin hier denn nun (noch?) das Authentische bestehe – und die außenstehenden Betrachter*innen triften angesichts der Begleitumstände leicht ins Polemische, wenn Menschenmassen ein ästhetisches Erleben ebenso verhindern wie Alkoholleichen eine festliche Stimmung, wenn „kitschige” Souvenirs und standardisierte, überteuerte „Spezialitäten” vorwiegend finanziellen Interessen dienen, wobei die angeblich „traditionellen” Waren in Fernost produziert und teils global verhandelt werden.
Auch und gerade bei kleineren Veranstaltungen und abgelegeneren Regionen ist das Verhältnis von lokalen Akteur*innen zu Tourist*innen meist ein komplexes, prekäres und häufig ambivalentes. Wie verändern Personen von außerhalb, die nur temporär anwesend und ohne Anbindung an die lokalen sozialen Netzwerke sind ein Geschehen, an dem sie teilhaben? Was bedeutet es für eine lokale Gemeinschaft, wenn Infrastrukturen einseitig auf Tourist*innen hin ausgerichtet werden? Wie lassen sich sensible kulturelle Bereiche mit konkurrierenden Praktiken und Interessenslagen in Einklang bringen, etwa in Kathedralen und Pilgerorten, wenn Kunstinteressierte und Pauschaltourist*innen auf Gläubige stoßen und dabei Frömmigkeitspraktiken zum Erlebnispotential einer konsumierbaren Authentizität des Ortes werden?
Ökonomien des immateriellen Kulturerbes
Tourismus ist in hohem Maße mit finanziellen Ressourcen bzw. Wertschöpfungen verbunden, für Verständnis, Legitimation und Förderung von Tourismus dürfen die ökonomischen Aspekte daher nicht aus den Augen gelassen werden. Dies geht bis hin zu der Tatsache, dass die durch die Bereisung gefährdeten kulturellen Praktiken ohne Tourismus evtl. gar nicht mehr oder nicht in solchem Maße ausgeübt würden3 – oder die lokale Bevölkerung ohne diese Einnahmen schon lange weggezogen wäre. Sehr anschaulich zeigt sich dieses ambivalente Verhältnis aktuell (Sommer 2020) in dem massiven Einbruch der Besuchszahlen vielerorts durch die SARSCoV-2-Pandemiemaßnahmen, den damit verbundenen Einnahmeausfällen sowie den Neuverteilungen von bevorzugten Reisezielen je nach aktuellem Stand von Risikogebieten und Reisewarnungen. Leerstehende Hotelanlagen, ausbleibende Tourist*innen oder der faktische Ausfall von Kreuzfahrten verändern die Wahrnehmung von Destinationen zum Teil erheblich und befördern ein Überdenken des Tourismusmanagements.4 Die langfristigen Auswirkungen auf Angebote, Infrastrukturen und Besucherströme werden als Teil der postcoronial studies aber vermutlich erst mit einigen Jahren Abstand adäquat zu beurteilen sein.
3 Vgl. zum Beispiel: M. Picard, ’”Cultural Tourism” in Bali. Cultural Performance as Tourist Attraction’, Indonesia 49, 1990, p. 37-74.
4 Stellvertretend für zahlreiche Berichte: https://edition.cnn.com/travel/article/venice-futurecovid-19/index.html; https://www.nytimes.com/2020/07/02/travel/venice-coronavirus-tourism. html (21-10-2020).
637volkskunde 2020 | 4 : 635-655
Eine diskursive Sackgasse ist die Annahme einer einseitigen Dichotomie von Gemeinschaften mit ihren kulturellen Praktiken und ihrem immateriellen Kulturerbe auf der einen und Tourist*innen auf der anderen Seite, die als „Kulturkonsumierende” das scheinbar autochtone System beeinflussen und Finanzströme einseitig verändern. Vielmehr sind viele kulturelle Ausdrucksformen und zahlreiche Performanzen auf die eine oder andere Weise in ökonomische Zusammenhänge eingebunden, wobei neben dem wirtschaftlichen Kapital (in Anlehnung an Bourdieu) auch Formen des sozialen, kulturellen oder symbolischen Kapitals, sowie die Möglichkeiten, diese ineinander zu verwandeln, mitgedacht werden müssen. Zahlreiche Feste und Brauchveranstaltungen (von Volksfesten über den Karneval bis hin zu Heischebräuchen), die heute als immaterielles Kulturerbe gelten, waren stets von ökonomischen Notwendigkeiten und Überlegungen begleitet und unterscheiden sich darin vor allem in ihrer Skalierung; dies umfasst auch die Unterscheidung, wer „vor Ort” lebt und wer hinzutritt. Die Einrichtung von Wallfahrten zur Füllung des Kirchensäckels und/oder zur Belebung der regionalen Wirtschaft, die Förderung von traditionellen Handwerkstechniken als Strukturmaßnahmen in wirtschaftlich schwachen Gebieten oder das Erschließen von als ästhetisch wahrgenommenen Landschaften für den Tourismus als ökonomische Strategie gegen Abwanderung, um nur wenige Beispiele zu nennen, zeigen vielschichtige Verflechtungen zwischen Kulturerbe, Ökonomie und Tourismus, die jeweils eigener Zugänge und Analysen bedürfen.
Aktuelle Projekte zur Identifizierung und Valorisierung von immateriellem Kulturerbe5 beruhen ebenso auf einer engen Verbindung von Kulturerbe und Ökonomie. Wie lassen sich lokale kulturelle Ausdrucksformen und Eigenarten, von kulinarischem Erbe über Fest- und Brauchkulturen bis hin zu kulturlandschaftlichen Besonderheiten identifizieren und in zusätzliche ökonomische Zusammenhänge bringen – und im besseren Fall für einen nachhaltigen Tourismus bzw. eine kultursensible Bewirtschaftung aufbereiten? Welche Wertschöpfungsketten können eingerichtet werden, die sowohl die Bedürfnisse der lokalen Bevölkerung als auch jene von Tourist*innen berücksichtigen? Wie lässt sich der kritische Einwand einer neoliberalen Kommodifizierung, also der Verwandlung von alltäglichen Praktiken und Wissensbeständen in eine Warenform diskutieren und die damit verbundenen unerwünschten Entwicklungen vermeiden?
Bei vielen dieser Projekte gewinnt der Aspekt des Authentischen an Bedeutung. Das als regionaltypisch Gelesene, die belegbaren historischen und geographischen Besonderheiten werden zu einem, wenn nicht zu dem Kapital, das eine Identifizierung und Abgrenzung ermöglicht und damit essentiell für eine kulturelle Markenstrategie, eine Unique Selling Proposition wird. Diese
638 | tourismus als ko-produzent eines „authentischen” immateriellen kulturerbes
5 Vgl. Camp et al., Reiseziel Immaterielles Kulturerbe
Aspekte werden im Rahmen der Critical Heritage Studies schon länger hinterfragt und diskutiert.6
Neben aller Sympathie für entsprechende Projekte mit nachhaltiger und partizipativer Ausrichtung soll im Folgenden darüber hinaus auch das komplexe und ambivalente Verhältnis von Kulturerbe, Tourismus und Authentizität exemplarisch hinterfragt werden. Und das beginnt schon damit, dass die Begriffe alles andere als klar definiert sind.
Die Produktion von Kulturerbe durch Tourismus
Tourismus lässt sich als eine spezielle Form der Mobilität von Menschen beschreiben.7 Neben Vorläufer- und Parallelerscheinungen wie Pilger- und Handlungsreisen sind es die aristokratische Grand Tour, Forschungs- bzw. Bildungsreisen und kameralistische Erhebungsfahrten, die bereits Interesse an lokalen Formen immateriellen Kulturerbes sichtbar werden lassen. Aber auch Kriege8 und koloniale Praktiken forderten zu einer Auseinandersetzung mit dem kulturell Fremden heraus und bedurften einer Revision der eigenen Konstruktionen von Welt. Zu den modernen Formen des Tourismus in Europa führten u.a. die neue kulturelle Praktik des Wanderns im 18. Jahrhundert, das mit einer teils misstrauisch beäugten Form der zweckfreien Bewegung im Raum verbunden war9, der Alpinismus oder die Erfindung der Pauschalreise durch Thomas Cook (1808-1892) im 19. Jahrhundert. War das Reisen zur Erholung und Erbauung lange Zeit noch ein aristokratisches und bürgerliches Privileg, so lässt sich mit dem 20. Jahrhundert eine zunehmende Demokratisierung des Reisens feststellen, oft verbunden mit Formen der Selbstermächtigung, etwa durch Arbeitervereine. Dabei stand die zunehmende Reisebegeisterung stets auch im Zusammenhang mit anderen gesellschaftlichen Entwicklungen, darunter Urbanisierung und Industrialisierung. Ebenso war sie eingebunden in kulturelle Bewegungen, seien es die sogenannte Heimatschutzbewegung10 oder die „Erfindung der Volkskultur”11, für die jeweils auch ästhetische und identitätspolitische Aspekte eine zentrale Rolle spielten.
6 Zum Beispel: D. Hemme, M. Tauschek, R. Bendix (Red.), Prädikat „Heritage”. Wertschöpfungen aus kulturellen Ressourcen. Berlin, 2007; G. J. Ashworth, B. Graham, J. E. Tunbridge (Red.), Pluralising Pasts. Heritage, Identity and Place in Multicultural Societies. London, 2007; K. C. Berger, M. Schindler, I. Schneider (Red.), Erb.gut? Kulturelles Erbe in Wissenschaft und Gesellschaft. Wien, 2009; V. T. Hafstein, Making Intangible Heritage. El Condor Pasa and Other Stories from UNESCO. Bloomington IN, 2018.
7 B. Lauterbach, Tourismus. Eine Einführung aus Sicht der volkskundlichen Kulturwissenschaft. Würzburg, 2006.
8 K. Köstlin, ’Erzählen vom Krieg – Krieg als Reise II’, BIOS. Zeitschrift für Biographieforschung und Oral History, 1989/2, S. 173-182.
9 F. Schmoll, ’Im aufrechten Gang. Ein kleiner Spaziergang durch die Geschichte des Wanderns’, Schwäbische Heimat 3, 2016, S. 335-343.
10 Vgl. E. Wimmer, ’Heimat. Ein Begriff und eine ‚Sache‘ im Wandel’, in: D. Harmening, E. Wimmer (Red.), Volkskultur und Heimat. Würzburg, 1986, S. 13-24; G. Zull, ’Das Institut für Volkskunde der Kommission für bayerische Landesgeschichte’, in: W. Volkert, W. Ziegler (Red.), Im Dienst der bayerischen Geschichte. 70 Jahre Kommission für bayerische Landesgeschichte. 50 Jahre Institut für Bayerische Geschichte. München, 1998, S. 127-143.
11 S. Göttsch, ’Volkskultur’, in: H.-O. Hügel (Red.), Handbuch Populärer Kultur. Stuttgart, 2003, S. 83-89.
639volkskunde 2020 | 4 : 635-655
Sowohl auf Seite der Reisenden als auch der Bereisten mussten im Laufe der Jahrhunderte kulturelle Praktiken und Deutungsmuster für das Phänomen Tourismus entwickelt werden, ein Prozess, uneindeutig und teils konflikthaft verlief, der dabei beide Seiten veränderte – der Kontakt mit dem Anderen bedeutet stets auch eine Erweiterung der Weltkenntnis und ein Hinterfragen des Selbstverständlichen, er verändert soziale Strukturen und Selbstverständlichkeiten. Mittlerweile hat sich der Tourismus in eine Vielzahl von Unterformen und Spezialisierungen aufgefächert. Dabei muss auch der Begriff selbst hinterfragt werden: Ab wann und wo ist man Tourist in einer von Mobilität geprägten Welt? Allgemeine Mobilität, Arbeitsmigrationen und translokale Lebensweisen, um nur einige Formen zu nennen, lassen die Unterscheidbarkeit der Rollen unscharf werden, auch wenn es nach wie vor Lokalisierungen und organisierten Tourismus als klar erkennbare Ausprägungen gibt.
Das Spektrum möglicher Beeinflussungen kultureller Ausdrucksformen durch Tourist*innen ist breit. Es reicht von erhöhter Beachtung und ökonomischer Unterstützung über eine Disziplinierung der Akteure (etwa zur Schadens- oder Konfliktvermeidung) sowie eine Ästhetisierung kultureller Praktiken bis hin zu einem möglichen Verlust des Gemeinschaftsgefühls, zu Veränderungen (z.B. durch eine verlängerte Festdauer) und zu touristenspezifischen Warenproduktionen, oft mit verringerter Qualität. Tourismus hat damit vielfältige stabilisierende bzw. formierende Auswirkungen, zunächst wertungsfrei gesprochen tritt er als weiterer Aktant zu den lokalen Praktiken hinzu. Berücksichtigt man, dass überraschend viele Formen immateriellen Kulturerbes im 19. und 20. Jahrhundert erfunden bzw. formiert wurden und erst allmählich ihre heutige Ausprägung bekamen, ist es naheliegend zu fragen, welche Rolle der sich entwickelnde moderne Tourismus dabei jeweils gespielt hat.
Kulturerbe als Netzwerk
So verbreitet der Gebrauch des Begriffes immaterielles Kulturerbe mittlerweile auch ist, so uneindeutig bleibt er. Dass weder das UNESCO-Übereinkommen zur Erhaltung des immateriellen Kulturerbes12 von 2003, das für die vertiefte Auseinandersetzung mit kulturellen Ausdrucksformen einen Schub gab, noch die zugehörigen Umsetzungsrichtlinien den Begriff des immateriellen Kulturerbes definieren und nur umschreiben, mag für die globale Anwendbarkeit und die Möglichkeiten einer Erweiterung hilfreich sein – die damit verbundene Ambiguität bedingt im Diskurs um das Übereinkommen aber höchst verschiedene Betrachtungsweisen: Immaterielles Kulturerbe lässt sich definieren als Synonym für Tradition, als ein Bestand an kulturellen Performanzen einschließlich der Weitergabe von Wissen und Können in und zwischen Gemeinschaften, als ein rechtlicher Rahmen in Verbindung mit einem Bewertungs- und Auszeichnungsverfahren, als ein kultur- und
Erhaltung des immateriellen Kulturerbes. Bonn, 2013.
640 | tourismus als ko-produzent eines „authentischen” immateriellen kulturerbes
12 Deutsche UNESCO-Kommission e.V., Übereinkommen zur
identitätspolitisches Instrument oder eine spezifische Art und Weise auf kulturelle Ausdrucksformen zu blicken und diese zu bewerten. Erweist sich der Begriff damit als „offenes Zeichen” (im Sinne Ecos), so verschiebt sich der epistemische Blick von der Frage, was genau denn damit gemeint ist, hin zu der Betrachtung, wie, von wem und in welchen Zusammenhängen über immaterielles Kulturerbe gesprochen wird. Insgesamt lassen sich aber einige zentrale Zugänge festmachen, ohne dass diese Auflistung den Anspruch auf Vollständigkeit erhebt.
Ausgehend von dem vagen und teils tautologischen Definitionsversuch im UNESCO-Übereinkommen zur Erhaltung des immateriellen Kulturerbes von 2003 lässt sich immaterielles Kulturerbe überspitzt formuliert als das benennen, was im Zuge eines kultur- und identitätspolitischen Bewerbungsund Auszeichnungsverfahrens vor dem Hintergrund der Kriterien und Verfahrensregeln in einem der Verzeichnisse des immateriellen Kulturerbes gelistet wird. Damit definiert sich immaterielles Kulturerbe als das Ergebnis eines kultur- und identitätspolitischen Verfahrens mit seinen nationalen Varianten.
Von immateriellem Kulturerbe kann aber selbstverständlich auch über das UNESCO-Übereinkommen hinausgehend gesprochen werden. Speziell das Wissen um die historischen und sozialen Bedingtheiten kultureller Praktiken sowie um deren fluiden und performativen Charakter muss dabei mit den Vorgaben und konzeptionellen Prämissen des Übereinkommens verhandelt werden. Hier begründen sich auch einige der zentralen Hinterfragungen in den Critical Heritage Studies, denn die impliziten ethnischen, teils essentialistischen und identitätspolitischen Grundlegungen des Übereinkommens wurden schon länger und vor dem Übereinkommen dekonstruiert. Dies mag einer der Gründe sein, dass etwa die akademische Position gegenüber dem Übereinkommen u.a. im deutschsprachigen Raum anfangs sehr kritisch bis ablehnend ausfiel.13 Ein zentraler Aspekt hierbei war die Feststellung, dass Kulturerbe genau das sei, was als Kulturerbe identifiziert, formiert und benannt werde, „Kulturerbe ist nicht, es wird gemacht”.14 Aus dieser konstruktivistischen Betrachtungsweise heraus erscheint immaterielles Kulturerbe als die Art und Weise auf die Dinge zu blicken, beruht auf einer reflexiven Wissensproduktion und auf metakulturellem Handeln.15
Diese konstruktivistische Position steht wiederum in deutlichem Gegensatz zu den Wertvorstellungen und Performanzen der Akteur*innen, die als die sogenannten Trägergruppen jene kulturellen Ausdrucksformen ausüben, die als immaterielles Kulturerbe bezeichnet werden. Aus deren Perspektiven (sofern sich diese ethnographisch erschließen lassen) wird „ihr Kulturerbe” als selbstverständlich und als gegeben angesehen und müsse nur als solches erkannt und ausgezeichnet werden; teilweise läuft diese deklarative Position Gefahr, die eigenen Traditionen in einer essentialistischen Weise
Anm. 6.
56:1-2, 2004, p. 52-65.
international
641volkskunde 2020 | 4 : 635-655
13 Vgl.
14 R. Bendix, D. Hemme, M. Tauschek, ’Vorwort’, in: Hemme et al., Prädikat „Heritage”, S. 8. 15 B. Kirshenblatt-Gimblett, ’Intangible Heritage as Metacultural Production’, museum
vol.
und als scheinbar zeitlos wahrzunehmen. In einer notwendigerweise hiervon abgegrenzten performativen Perspektive rücken dagegen die Verhandlungen und die Weitergabe von Wissen und Können in den Mittelpunkt. Bei der Frage, was denn nun das Erbe im Kulturerbe sei, lässt sich dieses durch die zugehörigen Wissensbestände und -praktiken, die sozialen Strukturen und Gemeinschaften sowie Wertvorstellungen beschreiben. Diese Position ist für Inventarisierungsprojekte, speziell solche mit dem Ziel einer nachhaltigen Wertschöpfung, oder für die vermehrte Integration immaterieller Aspekte in Museen16 eine sinnvolle Basis.
Eine vermittelnde Position könnte es schließlich sein, Kulturerbe als ein übergreifendes Netzwerk (im Sinne Latours) zu sehen. In diesem gelten nicht allein die Performanzen einer Trägergruppe als Kulturerbe, das neutral von außen beobachtet und bewertet, gefördert oder bedroht werden kann. Vielmehr lässt sich Kulturerbe als das gesamte Netzwerk begreifen, das alle beteiligten Akteure, Gegenstände und Performanzen, die Aneignungen, Übersetzungen und Verflechtungen umfasst. Immaterielles Kulturerbe erscheint aus dieser Sicht als eine umfassende Koproduktion und als soziale Übereinkunft, die durch das Netzwerk definiert bzw. verhandelt wird.17
Immaterielles Kulturerbe und Authentizität
Fragen nach immateriellem Kulturerbe, häufig unter dem Label der „Tradition”, sind meist verbunden mit dem Bedürfnis nach einer belegbaren Geschichte und dem Streben nach Authentizität, nach einer unverstellten und nicht hinterfragbaren Ursprünglichkeit. Das berührt auch Konzepte von Identität bzw. Identifizierbarkeit und damit einer Nicht-Beliebigkeit, bietet Orientierung, um ein kulturelles Skript sichtbar zu machen, zu vermitteln oder zu verhandeln. Zudem erlaubt die Auszeichnung als immaterielles Kulturerbe die Positionierung auf dem kulturellen Markt. Die Identifizierung und Aufwertung von Kulturerbe als essentieller Teil der Moderne betrifft zudem eine kulturelle Selbstvergewisserung vor dem Hintergrund von Verlusterfahrungen, Verunsicherungen und Entfremdungsdiskursen. Auch im medialen und politischen Diskurs werden die Attribute Authentizität, authentischer Brauch oder authentisches Handwerk gerne aufgegriffen, um einen besonderen Wert oder eine Schutznotwendigkeit auszudrücken. Gleichzeitig wird damit die Existenz oder Möglichkeit einer Nichtauthentizität impliziert, die aber selten benannt wird – als Abgrenzungsbegriff bleibt jene aber stets virulent. Nun ist Authentizität ein vielschichtiger und problematischer Begriff, in Anlehnung
16 Bundesamt für Kultur; Verband der Museen der Schweiz; Museum für Kommunikation (Red.), Lebendige Traditionen ausstellen. Exposer les traditions vivantes. Baden, 2015; T. N. Ðerić, J. Neyrinck, E. Seghers e.a. (Red.), Museums and Intangible Cultural Heritage. Towards a Third Space in the Heritage Sector. A Companion to Discover Transformative Heritage Practices for the 21st Century Bruges, 2020.
17 H. Groschwitz, ’Immaterielles Kulturerbe als Netzwerk und die Koproduktion von Authentizität’, in: A. Saupe et al. (Red.), Weitergabe und Wiedergabe. Authentizität und immaterielles Kulturerbe (forthcoming, 2021).
642 | tourismus als ko-produzent eines „authentischen” immateriellen kulturerbes
an die Forschungen des Leibnizverbundes „Historische Authentizität”18 seien hier drei zentrale Prozesse genannt, durch die die Anmutung von Authentizität hergestellt wird, wobei sich diese in der Praxis überschneiden können:
1. Authentifizierung, im Sinne der wissenschaftlichen Herstellung einer (historischen) Belegbarkeit. Als authentisch kann damit etwas gelten, das in seiner Existenz belegt bzw. dessen Autorschaft nachgewiesen ist.
2. Authentisierung als der soziale Prozess, über den die Übereinkunft von Authentizität hergestellt wird; dies betrifft auch Fragen von Autorität und Autorisierung. Authentisierung kann dabei unabhängig von einer Belegbarkeit erfolgen, was speziell bei einer „staged authenticity”19 relevant wird.
3. Die Wahrnehmung bzw. Inszenierung einer „authentischen Persönlichkeit” bzw. einer „authentischen Eigenart”, die als eigentlich, unmittelbar und ungekünstelt interpretiert wird. Dies betrifft weniger bestimmbare Merkmale oder eine Belegbarkeit, vielmehr die „Anmutung von Authentizität”.
Wenn im Zusammenhang von Kulturerbe und Tourismus von Authentizität gesprochen wird, gilt es also zu unterscheiden, welcher Aspekt von Authentizität gemeint ist, welche Werte und Vorstellungen damit verbunden sind und wie die Wahrnehmung von Authentizität erfolgt bzw. inszeniert wird. Dabei scheint das Kriterium der Belegbarkeit am einfachsten zu sein. Authentisch wäre demnach ein Geschehen, das in seinem Gewesen- und Gewordensein historisch belegt ist. Angesichts des fluiden Charakters immaterieller kultureller Ausdrucksformen, also der prinzipiellen Wandelbarkeit, ohne die eine Anpassung an je neue Performanzen gar nicht denkbar ist, bliebe aber zu fragen, welche der zahlreichen belegten Erscheinungen denn dann die „ursprüngliche” oder „richtige” sei. Nachweisbar wären vor allem der Wandel und die Wandelbarkeit kultureller Ausdrucksformen und eben nicht eine bestimmte Form, die als verbindliches Skript oder modellhafte Form eine Orientierung für aktuelle oder zukünftige Umsetzungen des Kulturerbes oder eine sichere Identifizierbarkeit ermöglichen. Dagegen kann jede aktuelle Ausübung immateriellen Kulturerbes im Moment des Geschehens nur als das belegt sein, was gerade geschieht – Präsenz und Belegbarkeit bilden ein uneindeutiges Spannungsverhältnis.
18 Saupe, Achim (2015): Authentizität, Version 3.0. Online:
authentizitaet_v3_de_2015 (21-10-2020); M. Sabrow, A. Saupe (Red.), Historische Authentizität Göttingen, 2016.
19 D. MacCannell, ’Staged Authenticity. Arrangements of Social Space in Tourist Settings’, American Journal of Sociology, 79:3,1973, p. 589-603.
643volkskunde 2020 | 4 : 635-655
http://docupedia.de/zg/Saupe_
Die konzeptionelle Verbindung zwischen Vergangenheit, Gegenwart und Zukunft, die für die Konstruktion von kulturellen Praktiken als Kulturerbe konstitutiv ist, geschieht durch eine gegenwartsorientierte Syntheseleistung. Im Rückblick kann eine Belegbarkeit verhandelt werden, ein Prozess, der aber alles andere als eindeutig ist, wie die historischen Wissenschaften verdeutlichen. Aus Quellen lassen sich Erzählungen von Geschichte erstellen, die stets in politische, soziale und diskursive Zusammenhänge eingebunden sind und auf jene verweisen. Und speziell bei immateriellem Kulturerbe ist zu fragen, welche Elemente eines komplexen kulturellen Handelns ein- und welche ausgeschlossen werden. Auch in einer durch Quellen belegbaren – und damit authentifizierten – Geschichte müssen daher stets die authentisierenden Akteure und Prozesse mitgedacht und in der Analyse berücksichtigt werden. Dies bedeutet wiederum, dass bei immateriellem Kulturerbe ontologische Konzepte, etwa die Vorstellung, dass eine kulturelle Praxis an sich und als solche gegeben sei, zugunsten der praxeologischen Konstruktionsprozesse hinterfragt werden müssen.
Das UNESCO-Übereinkommen benennt in Artikel 2 Absatz 1 Veränderungen und kreative Weiterentwicklungen der kulturellem Ausdrucksformen als konstitutiv.20 Das berührt die zentrale Frage nach Identität und Bestimmbarkeit: Wie kommt man bei etwas, das sich immer wieder verändert, dazu, zu sagen, dass es sich um die gleiche kulturelle Praktik handelt? Welche Formen von Identitätskonstruktionen, Erinnerungspraktiken und Syntheseleistungen erlauben es, eine Fülle an disparaten Erscheinungen und Performanzen als ein miteinander verbundenes Geschehen, eine übergreifende kulturelle Ausdrucksform zu betrachten? Von Seiten der UNESCO wird Authentizität in Bezug auf immaterielles Kulturerbe als nicht relevant gesehen, der Begriff taucht im Übereinkommen nicht auf und wurde in der Yamato-Declaration 200421 explizit abgelehnt. Jedoch ist der in der Declaration angesprochene Authentizitätsbegriff vorwiegend über die Substanz und vom materiellen Kulturerbe her definiert und kann in dieser Form tatsächlich nicht auf das immaterielle Kulturerbe angewandt werden. Trotzdem wird Authentizität in zahlreichen Bewerbungsdossiers als Argument verwendet22, ist aus Sicht der Akteure und Bewerber also durchaus beachtenswert. Wie also lässt sich immaterielles Kulturerbe authentisieren?
Ein Zugang ist die Frage danach, wie die Wahrnehmung von Authentizität23 entsteht. Wer viele Jahre an einem Brauchgeschehen beteiligt war, wer sich eine Handwerkstechnik angeeignet hat oder umfassendes Wissen zu
Deutsche UNESCO-Kommission,
the Lists of UNESCO’s Intangible Cultural Heritage Convention’, in: International Research Centre for Intangible Cultural Heritage in the Asia-Pacific Region (IRCI) (red.), 2013
Bortolotto, ’Authenticity: A Non-Criterion for Inscription
Meeting on ICH — Evaluating the Inscription Criteria for the Two Lists of UNESCO’s Intangible
Heritage Convention, Final Report. 2013, p. 73-79.
B. Kovacs, ’Authenticity is in the Eye of the Beholder. The Exploration of Audiences’ Lay Associations to Authenticity Across Five Domains’, Review of General Psychology 23:I, 2019, p. 32-59.
644 | tourismus als ko-produzent eines „authentischen” immateriellen kulturerbes
20
Übereinkommen. 21 https://unesdoc.unesco.org/ark:/48223/pf0000137634 (21-10-2020). 22 C.
on
IRCI
Cultural
23
kulturellen Ausdrucksformen besitzt, sieht sich vermutlich mehr oder weniger in der Lage zu sagen, dass ein Geschehen, ein Handeln, ein Schaffen passend und angemessen sei, dass es mit anderen Performanzen übereinstimme, die belegt sind. Die Beurteilung von Authentizität (im Sinne eines Wahrnehmungsmodus) hängt stets damit zusammen, dass es eine Vorstellung davon gibt, was authentisch sei – mit dieser muss das Wahrgenommene korrelieren. Doch welche Erfahrungen, welche Bilderwelten und vielleicht Stereotypen als Ordnungskategorien werden wie angeeignet, bevor ein Geschehen als authentisch gelesen werden kann? Dies beinhaltet eine deutlich ästhetische Komponente der Authentizität. Und vermutlich ist es auch gerade deswegen so auffällig, dass zahlreiche kulturelle Ausdrucksformen ästhetisch formiert bzw. ästhetisiert werden. Diese Formierungen bieten ihrerseits Orientierungsfunktionen an: authentisch ist, was authentisch aussieht und was den aktuellen Vorstellungen von Authentizität entspricht, es ist eine „Ästhetik des Authentischen”. Wobei sich natürlich auch diese Prozesse einer Formierung und von Ästhetisierung in die Genese von immateriellem Kulturerbe einschreiben und damit belegbar werden. Nun sucht gerade die Tourismuswerbung über die Schaffung von Kulturmarken nach verlässlichen Bildern, eine Erwartbarkeit von Angeboten und Erlebnissen sowie eine Identifizierbarkeit und Einmaligkeit. Das mag ein Grund dafür sein, dass in historischer wie gegenwärtiger Sicht Tourismusverbände und Reiseveranstalter über stereotype Bilderwelten, strukturierte Veranstaltungen und Qualitätssiegel eben eine solche Verlässlichkeit zu erschaffen suchen, die den fluiden Dynamiken von immateriellem Kulturerbe im Grunde entgegenwirkt. Weiterhin mag dies erklären, warum in der Tourismuswerbung Metaaussagen (z.B. als „lebendiger Stadtteil”) und Floskeln der Unbestimmbarkeit (z.B. ein „vielfältiges Geschehen”) bemüht werden, um zur eigenen Absicherung einer kontraproduktiven Erwartungshaltung entgegenzuwirken. Und auch bei Inwertsetzungsprojekten und -narrativen von immateriellem Kulturerbe wird oft sehr stark die Modernisierung betont: zwar wird das kulturelle Erbe herausgehoben, aber erst durch die Formierung und Verfeinerung in der Gegenwart bekommt es seinen besonderen Wert, seine Anschlussfähigkeit. Das ist durchaus beruhigend, denn angesichts historisch belegter hygienischer oder sicherheitsrelevanter Bedingungen sucht vermutlich kaum jemand beim Reisen nach einem authentischen, da belegten Zustand, Tourismus lebt von einer „gezähmten Authentizität”. Das Kulturerbe ist damit sowohl authentisch in seiner historischen Belegbarkeit, als auch authentisch in seinem Anderssein, in seiner Anpassung an die aktuellen Bedürfnisse.
Wenn etwas sowohl ist als auch anders ist, dann bleibt zu fragen, wie sich hier eine durchgehende Identität herstellen lässt, ohne das Kulturerbe nur als romantisierendes Narrativ zu betrachten (auch wenn dies manchmal wohl angemessen ist): Was verbindet historische Formen kultureller Ausdrucksformen mit anderen historischen oder mit gegenwärtigen Formen? Dies betrifft deutlich den dritten genannten Aspekt von Authentizität, wie er sich in der Suche nach oder Annahme von einer „authentischen”, in Abgrenzung zu einer inszenierten oder vorgestellten Persönlichkeit findet.
645volkskunde 2020 | 4 : 635-655
Diese Suche nach dem Eigentlichen lässt sich kulturhistorisch mindestens bis Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), Johann Gottfried von Herder (1744-1803) oder die Romantiker des frühen 19. Jahrhunderts zurückverfolgen, berührt die Konzepte von „Volksgeist”24 oder „Nationalcharakter” und spielt eine entscheidende Rolle bei der „Erfindung der Volkskultur”.25
Nun spielen (essentialistische) Konzepte von Volkskultur und ethnischer Identität eine heikle Rolle in der Entstehungsgeschichte des UNESCOÜbereinkommens von 2003.26 Und die Vorstellung einer inneren Wesenheit, die sich in verschiedenen Personen und Praktiken widerspiegele, bildet scheinbar ein geeignetes Narrativ, um die Problematik der Identität zu lösen: Die Annahme eines essentiellen und damit „authentischen” Wesenskerns von Gemeinschaften, Praktiken und Performanzen entfernt das Kulturerbe von den Akteur*innen, die dieses nur ausüben, das aber sozusagen unabhängig von ihnen existiert. Gleichzeitig spricht ihnen dies ihre Agency ab und fördert Aktivitäten zur Herstellung oder Wiederherstellung eines angenommenen essentialistischen Wesenskerns, wie sie sich in Formen der Orthodoxie, in Bereinigungsaktivitäten, der Erneuerung oder des Revivals27 zeigen – häufig unter politischen Vorzeichen und mit dem Vokabular von Eigentlichkeit und Ursprünglichkeit. Den immanenten Dynamiken und Wandlungsprozessen kultureller Ausdrucksformen werden dabei wieder Leitbilder entgegengesetzt, die zur Beurteilung der Authentizität einer Form dienen sollen – diese müssen gerade beim immateriellen Kulturerbe immer wieder hinterfragt und diskutiert werden.
Mit den folgenden Beispielen sollen die bisher angesprochenen Zugänge exemplarisch illustriert werden, wobei die wechselseitigen Aspekte von immateriellem Kulturerbe, Tourismus und Authentizität im Mittelpunkt stehen.
Beispiel Flößerei
Die Flößerei ist eine historische Handwerkstechnik, die in Europa über Jahrhunderte hinweg für den Transport von Holz eine essentielle Bedeutung hatte. Teilweise wurden Stämme über weite Entfernungen getriftet, etwa vom Schwarzwald bis in die niederländischen Hafenstädte, hinzu kamen auch regelmäßige Personentransporte auf den Flößen. Relikte der Infrastrukturmaßnahmen vom Gebirge bis zu den Flüssen bilden heute ein eigenständiges Kulturerbe. Durch Eisenbahnen und LKWs als moderne
24 A. Großmann, ’Volksgeist – Grund einer praktischen Welt oder metaphysische Spukgestalt?
Anmerkungen zur Problemgeschichte eines nicht nur Hegelschen Theorems’, in: A. Großmann, C. Jamme (Red.), Metaphysik der praktischen Welt. Perspektiven im Anschluß an Hegel und Heidegger Amsterdam, 2000, S. 60-77.
25 Göttsch, Volkskultur.
26 A. Testa, ’From folklore to intangible cultural heritage. Observations about a problematic filiation’, Österreichische Zeitschrift für Volkskunde LXX/119, Heft 3-4, 2016, S. 221-243.
27 J. T. Titon, ’Authenticity and Authentication: Mike Seeger, the New Lost City Ramblers, and the Old Time Music Revival’, Journal of Folklore Research 49:2, 2012, p. 227-245.
646 | tourismus als ko-produzent eines „authentischen” immateriellen kulturerbes
Transportmittel, durch grundlegende Veränderungen beim Schiffs- und Hausbau sowie durch tief eingreifende Flussverbauungen ist die frühere Bedeutung der Flößerei zumindest für Mitteleuropa im Laufe des 20. Jahrhunderts allmählich verschwunden.
Trotz dieses Bedeutungsverlustes wird die Flößerei schon seit 2014 auf dem deutschen Bundesweiten Verzeichnis des Immateriellen Kulturerbes gelistet und eine spezielle Form, die Passagierfloßfahrten auf Isar und Loisach vom Oberland nach München ist 2020 in das Bayerische Landesverzeichnis des Immateriellen Kulturerbes aufgenommen worden. Aktuell wird eine transnationale Bewerbung der Flößerei für die Repräsentative Liste des Immateriellen Kulturerbes der Menschheit bei der UNESCO vorbereitet.
Die Flößerei ist ein gutes Beispiel, wie eine ehemals verbreitete kulturelle Praktik obsolet geworden ist, bei der aber durch die Verwandlung in Kulturerbe das zugehörige Wissen und Können in Bezug auf das Handwerk sowie die hydrologischen Kenntnisse, etwa das Wissen um die Dynamiken der Flussläufe, in einer neuen Form aktiv bleiben und weiterhin angewendet werden. Das Ganze findet nicht ohne kuriose Erscheinungen statt: So werden bei der Personenflößerei im bayerischen Oberland die Flöße in Wolfratshausen mit historisch belegten Techniken zusammengebunden und für touristische Floßfahren verwendet. Am Ende der Touren werden die Baumstämme dann aber nicht vor Ort verkauft, sondern das Floß wird zerlegt und die Stämme per Sattelschlepper wieder an den Ausgangspunkt zurückgefahren – um dann erneut zu einem Floß zusammengebunden zu werden. Die Floßfahrt ist damit nicht mehr Mittel zum Holztransport sondern touristischer Selbstzweck. Während bei vielen Flößervereinen in Deutschland, die ähnliche Fahrten veranstalten, handwerklich Interessierte sich das Wissen und Können um die Flößerei oft sekundär angeeignet haben, finden sich bei der Personenflößerei in Bayern tatsächlich drei Flößerbetriebe, die auf eine Tradierung von mehreren Generationen zurückblicken können. Und da bei dem Bau von Wasserkraftwerken im 20. Jahrhundert auf der Isar historische Flößer-Rechte nicht vollständig abgelöst werden konnten, mussten bei den Stauwehren eigens Floßrutschen, und damit eine moderne Infrastruktur, eingebaut werden.
Die Flößerei als immaterielles Kulturerbe ist also mehrfach mit dem Tourismus verbunden. Zum einen dienten Floßfahren schon seit dem 18. Jahrhundert als Reisemittel auch über weitere Strecken (etwa von München bis nach Wien), zum anderen sind es gegenwärtig (in jedem Fall in Deutschland) rein die touristischen Angebote, die einer tradierten Handwerkstechnik und dem damit verbundenen Wissen und Können eine ökonomische Basis erlauben. Die Neukontextualisierung einer historischen Alltagspraxis erlaubt dabei eine Weitergabe von immateriellem Kulturerbe, die weit über eine reine Musealisierung hinausgeht. Das bedeutet für die Frage nach der Authentizität, dass sich zwar die ökonomische und technische Einbindung deutlich verändert hat, die für die Touristenflößerei notwendigen handwerklichen Fähigkeiten und die Wissensbestände – von geeigneten Baumarten über Bindetechniken bis zur Kenntnis der naturräumlichen Bedingungen – bleiben jedoch in aktiver Ausübung.
647volkskunde 2020 | 4 : 635-655
Die Konstruktion „regionaltypischer” Nahrungsmittel
Im Mittelpunkt heutiger Inventarisierungsprojekte für immaterielles Kulturerbe stehen zentral oder zumindest begleitend das kulinarische Erbe einer Region oder Gemeinschaft.28 Teils als „original” oder als „authentisch” prädikatisierte Nahrungskultur wird vor Ort gerne inszeniert, der Verzehr gehört fast zum notwendigen Bestandteil einer Reise. Die ökonomische Bedeutung solcher Verortungen von Lebensmitteln zeigt sich auch an dem großen Interesse an den Schutzprogrammen der EU, etwa der „geschützten Ursprungsbezeichnung”, der „geschützten geographischen Angabe” bzw. der „garantiert traditionellen Spezialität”. Dass die Formierung bis hin zur Prädikatisierung von regionaltypischen Nahrungsmitteln alles andere als eine einfache Auszeichnung vorhandener Praktiken darstellt und es auch problematische Nebeneffekte gibt, hat z.B. Gisela Welz sehr anschaulich im Zusammenhang mit dem zypriotischen Halloumi-Käse gezeigt. Letztlich bewirkten die verschiedenen Schritte der Formierung und Festschreibung eines „traditionellen” Nahrungsmittels, das bis in die 1960er Jahre überwiegend als Form ländlicher Subsistenzwirtschaft hergestellt wurde, eine Förderung industrialisierter Produktion bei gleichzeitiger Verdrängung der historisch belegten Hausproduktion sowie eine Veränderung der Inhaltsstoffe.29
Auch bei der Konstruktion regionaltypischer Nahrungsmittel in Verbindung mit Spezialitätenlandschaften spielen Reisende und Tourismusmarketing eine wichtige Rolle. Für das an Belgien und die Niederlande angrenzende Westfalen lassen sich solche Prozesse beispielhaft anhand von Reiseberichten und Tourismuswerbung nachvollziehen.30 Die Bewertung ländlicher Nahrungsmittel, hier speziell eines sehr dunklen Brotes, geräucherten Schinkens und von selbstgebranntem Schnaps, entwickelt sich von einer anfänglich deutlichen Abwertung unter aufklärerischem (und konfessionspolemischen) Blick, hin zur Beschreibung des Regionaltypischen in Westfalen. Aus einer alltäglichen, eher von Armut geprägten Kulturpraxis ergab sich daraus ein heute identitätsstiftendes Moment. Solche Um- und Aufwertungen können auch für zahlreiche weitere Regionen beobachtet werden.
Reisende und Tourist*innen lassen sich hierbei als konstitutive Akteure identifizieren – zum einen als Beschreibende (etwa über Reiseberichte), die bei aller oft zu beobachtenden Abschätzigkeit die Möglichkeit bieten, dass sich später die Nahrungsmittel identifizieren, historisch belegen und somit authentisieren lassen. Hinzu kommt das touristische Interesse an regionalen Besonderheiten, sei es als (Binnen-) Exotismus, sei es als Eskapismus oder schlicht als Markierung des Ortes und des Erlebniswertes. Dass einheimische Gemeinschaften solche touristischen Konstruktionen wiederum als Material für die eigenen Identitätskonstruktionen übernehmen und weiterentwickeln,
28 Vgl. das Projekt AlpFoodway, https://www.alpfoodway.eu/home/english (17-06-2020).
29 G. Welz, European Products. Making and Unmaking Heritage in Cyprus Oxford, 2015.
30 S. Böder, ’Westfälische Kulinarik in Reiseberichten und touristischer Vermarktung’, in: J. Moser, D. Seidl (Red.), Dinge auf Reisen. Materielle Kultur und Tourismus. Münster, 2009, S. 153-165.
648 | tourismus als ko-produzent eines „authentischen” immateriellen kulturerbes
zeigt auf, dass es sich hier auch um ein System und kein dichotomes Verhältnis handelt. Dabei spielt die historische Belegbarkeit oft nur eine untergeordnete Rolle, wie sich das etwa bei der „typisch bayerischen Küche” zeigt: Speisepläne aus dem 19. Jahrhundert vermitteln ein ganz anderes Bild der alltäglichen Nahrungskultur als es Fremdenverkehrsprospekte heute suggerieren; in der Gegenwart wird aber die Vorstellung einer kulinarischen Frühzeit von heutigen Ressourcen und Essgewohnheiten aus rückprojiziert.
Der Perchtenlauf in Kirchseeon
Mit ihrem wilden und archaischen Aussehen scheinen die „Perchten” ein hervorragendes Beispiel für ein „altes” und „authentisches” Kulturerbe zu sein, ob ihrer archaischen Anmutung weckten sie in der Volkskunde seit dem 19. Jahrhundert ein enormes Interesse. Bei den Perchten handelt es sich um die deutsch-österreichischen Ausprägungen einer großen Gruppe mittwinterlicher Umzugsgestalten innerhalb eines weiten Verbreitungsgebiets von Spanien bis in den Balkan. Die ehemaligen Deutungen der Perchten als Relikte vorchristlicher Glaubenspraktiken sind schon länger dekonstruiert und die Herkunft aus den dämonischen Aspekten der christlichen Ikonographie fundiert nachgewiesen.31 Trotzdem sind durch die historischen Deutungen und gestalterischen Einflussnahmen (speziell im Rahmen der sogenannten Mythologischen Schule) je eigene Entwicklungen entstanden. Und auch wenn im akademischen Kontext mythologistische Deutungen verschwunden sind, so finden sich in der Selbstdarstellung der Trägergruppen, der Perchtengruppen und Vereine, weiterhin Vorstellungen von „uralt”, „echt” und „authentisch” – die wiederum gerne von Journalist*innen, in touristischem Kontext bzw. der Selbstdarstellung aufgegriffen und medial vermittelt werden.32 Die Zahl entsprechender Vereine hat in Deutschland und Österreich in den letzten Jahrzehnten deutlich zugenommen.
Ein auch für die wissenschaftliche Auseinandersetzung prägendes Beispiel ist der Perchtenlauf in Kirchseeon bei München. Ins Leben gerufen wurde dieser Umzug 1953 vom örtlichen Heimatpfleger gezielt zur Tourismusförderung, in der Durchführung orientierte man sich dabei an Brauchgestalten und Performanzen aus der Umgebung sowie medialen Vorlagen. Für den Münchner Volkskundler Hans Moser (1903-1990) war dieser Perchtenlauf einer der Ausgangspunkte für den von ihm geprägten Begriff des „Folklorismus”.33 Damit bezeichnete er eine „Volkskultur aus zweiter Hand”, bei der Versatzstücke kultureller Praktiken neu kombiniert werden und als etwas Neues – aber mit der Anmutung des Alten – geschaffen wird. Moser, der in seinen Arbeiten stets ein zentrales Augenmerk auf die historische Belegbarkeit legte, stellte für Kirchseeon fest, dass es keinerlei archivalische Belege vor 1953 gebe, dass sich aber einzelne Elemente andernorts und in populären
31 M. Rumpf, Perchten. Populäre Glaubensgestalten zwischen Mythos und Katechese. Würzburg, 1991.
32 G. Wolf, ’Perchten und Krampusse im Internet. Mediale Präsenz und Präsentation bayerischer Perchten- und Krampusgruppen’, Bayerisches Jahrbuch für Volkskunde 2007, S. 235-244.
33 U.a.: H. Moser, ’Vom Folklorismus in unserer Zeit’, Zeitschrift für Volkskunde 58, 1962, S. 177-209.
649volkskunde 2020 | 4 : 635-655
Medien nachweisen lassen. Solche medialen Zirkulationen verdeutlichen sehr anschaulich die oben genannte ästhetische Komponente als nötige Voraussetzung der Wahrnehmung von Authentizität. Und es gibt zahlreiche weitere Beispiele, wo Brauchgestalten und Performanzen vor wechselnden Diskurshintergründen so formiert wurden, dass sie authentischer wirken.34
Solche Formen einer Invention of Tradition35, wie sie 1983 Eric Hobsbawm (1917-2012) und Terence Ranger (1929-2015) beschrieben, lassen sich zahlreich finden. Versuchte Hans Moser noch, zwischen einer „echten”, im Sinne von archivalisch belegbaren, und einer „unechten”, also erfundenen Volkskultur zu unterscheiden, so entspann sich in der deutschen Volkskunde eine über viele Jahre geführte akademische Debatte, die als „Folklorismusstreit”36 in die Fachgeschichte einging. Dabei wurde die essentialistische Annahme einer „echten” Volkskultur zurückgewiesen und vielmehr das Augenmerk darauf gelegt, welche sozialen Funktion auch „erfundene” Bräuche und Performanzen haben. Es wurde hinterfragt, nach wie vielen Jahren erfundene Bräuche zu einer alltäglichen kulturellen Praxis werden und darauf hingewiesen, dass sich auch scheinbar alte oder „ursprüngliche” Praktiken bei genauerer Betrachtung häufig als jünger als angenommen erweisen. Speziell in Deutschland ist es auffällig, wie viele Stadtfeste und Brauchveranstaltungen vor dem Hintergrund von Historismus (und damit oft Nationalismus) im 19. und 20. Jahrhundert formiert oder erfunden wurden – kulturelle Ausdrucksformen, die sich nun teils auf den nationalen Inventaren des immateriellen Kulturerbes finden. Der Perchtenlauf von Kirchseeon gehört mittlerweile ganz selbstverständlich zum Repertoire der lokalen Bevölkerung und wird nach wie vor in der Außendarstellung des Ortes eingesetzt – dass er einst erfunden wurde ist höchstens noch von akademischem Interesse, ob und wann er einmal für eine Bewerbung zum immateriellen Kulturerbe dient, ist vielleicht nur eine Frage der Zeit.
Neben der Erfindung für den Fremdenverkehr enthält der Kirchseeoner Perchtenlauf aber noch weitere Bezüge zum Tourismus. Nachdem in der ersten Saison 1953/54 eine geschnitzte Sonnenmaske mitgeführt wurde, konnte Hans Moser als eines der gestalterischen Vorbilder für diesen Film „Der verlorene Sohn” von Luis Trenker (1892-1990) identifizieren.37 Der Film beschreibt das als ursprünglich inszenierte Leben in einem Bergdorf in den Alpen. Als Touristen aus New York das Dorf bereisen, kommt es im Zuge des Aufenthaltes zu einem tragischen Unfall. Der Hauptprotagonist reist daraufhin zu einem Gegenbesuch nach New York, weil ihm auf einmal seine Welt zu eng erscheint. In einem märchenartigen Narrativ findet er sich dort
34 Z.B.: U. Kammerhofer-Aggermann (Red.), Matthias tanzt. Salzburger Tresterer on Stage. (Ausstellungskatalog Österreichisches Museum für Volkskunde). Salzburg, Wien, 2017; B. Kleindorfer-Marx, ’„… man hätt eichentlich den ganzen Zug für Nazionalmuseum behalten sollen”. Idee, mediale Vermittlung und Rezeption des Volkstrachten-Festzugs 1895 in München’, Bayerisches Jahrbuch für Volkskunde 2017, S. 117-139.
35 E. Hobsbawm, T. Ranger (red.), The Invention of Tradition. Cambridge, 1983.
36 Z.B.: K. Köstlin, ’Folklore, Folklorismus und Modernisierung’, Schweizerisches Archiv für Volkskunde 87, 1991, S. 46-66.
37 Regie: Luis Trenker, Produktion: Paul Kohner, Erscheinungsjahr: Deutschland 1934.
ko-produzent eines „authentischen” immateriellen
650 | tourismus als
kulturerbes
sowohl in bitterer Armut als auch als Teil der High Society wieder. Die Kopie einer Sonnenmaske aus seinem Dorf, die bei dem anfänglichen Besuch für die Touristen angefertigt worden war, weckt in ihm die Sehnsucht nach seinem heimatlichen Dorf und lässt ihn zurückreisen. Er trifft dort rechtzeitig für ein zentrales Brauchgesehen ein, wobei im Film in mythomanischer Opulenz nicht nur verschiedenste Brauchgestalten zusammengeworfen und neue erfunden, sondern auch mythologisierende Deutungsmuster bildmächtig umgesetzt werden. Unter anderem verhandelt der Film einen starken Gegensatz zwischen der als ursprünglich inszenierten ländlichen und einer als entfremdet und sozial problematischen modernen, städtischen Welt. Der Film kam 1934 in die Kinos und fügte sich gut in zeitgenössische völkische Deutungsmuster (ohne selbst nationalsozialistisch zu sein).
Für die Konstruktion der Vorstellungen von Volkskultur sollte die Rolle solcher Filme und medialen Zirkulationen38 nicht unterschätzt werden. Denn betrachtet man die dortige Inszenierung von Brauchkulturen und sozialen Strukturen sowie die damit verbundenen Wertvorstellungen für ein überwiegend städtisches Publikum, so lassen sich die medialen Vorstellungswelten als vermutlich wirkmächtiger für die Konstruktionen von Volkskultur beschreiben, als dies volkskundliche Publikationen je konnten.
Die Erfindung des „Dirndl”
Trachten – oft mit der Attribuierung als „Volkstrachten” – und andere als „traditionell” markierte Formen der Bekleidung finden sich zuhauf in touristischen Angeboten. Bei einem Besuch in Bayern werden fast selbstverständlich Dirndl (leichtes Sommerkleid) und Lederhose bzw. Lodenjanker (Weste aus gefilztem Stoff) in der Gastronomie erwartet oder Tourist*innen erwerben für sich das vorgeblich authentische Gewand. Das als „größtes Volksfest der Welt” bezeichnete Münchner Oktoberfest scheint mittlerweile kaum mehr besuchbar, ohne sich traditionalistisch einzukleiden, andere Volksfeste schmücken sich seit längerem mit hinzugefügten Trachtenumzügen. Auch auf der politischen Bühne gilt für Bayern häufig die Verwendung von Kleidung mit Tracht-Elementen als vestimentäre Botschaft der Zugehörigkeit und Heimatverbundenheit. Tracht ist also nicht nur Botschaft an Tourist*innen, sondern kann auch vor Ort problemlos getragen werden. Zudem gehen sehr viele Trachtträger*innen davon aus, dass es sich hier um eine echte und traditionelle Form der Bekleidung handelt. Doch wie historisch sind die bayerischen Trachten bzw. das Dirndl tatsächlich?
Bei der allmählichen Entstehung der bayerischen Trachten im 19. Jahrhundert und der Gestaltung des Dirndls spielt u.a. der Tourismus eine wichtige Rolle. Denn die Erfindung des Dirndls lässt sich fundiert auf die „Sommerfrische” im Bayerischen Oberland (Nordalpen) zurückführen. Ein
38 D. Drascek, G. Wolf (Red.), Bräuche: Medien: Transformationen. Zum Verhältnis von performativen Praktiken und medialen (Re-)Präsentationen. München, 2016.
651volkskunde 2020 | 4 : 635-655
meist städtisches Publikum suchte für die Erholungszeit Anregungen für ein leichtes Sommerkleid, das sich an die alltägliche Arbeitskleidung der lokalen Bevölkerung anlehnte und gleichzeitig bürgerliche Vorstellungen von der unbeschwerten und naturverbundenen Landbevölkerung bediente. Anfangs häufig vor Ort von lokalen Schneiderinnen angefertigt und von den Trägerinnen nur im Urlaub verwendet, entwickelt sich im Zusammenspiel von städtischen und ländlichen Akteur *innen eine eigene Trachtenindustrie, die ihren Mittelpunkt in München fand. Das im Grunde moderne Kleidungsstück
652 | tourismus als ko-produzent eines „authentischen” immateriellen kulturerbes
Abb. 1: Junge Frau im Dirndl beim Einzug der Festwirte, Oktoberfest 2017 – Foto: Theresa Klotzbücher.
Dirndl ermöglicht es, Vorstellungen von Historizität, Ursprünglichkeit und Authentizität umzusetzen.39
Ähnliche Entwicklungen lassen sich auch für andere Trachtenregionen, etwa Tirol, festmachen.40 Der Wandel von einer sich in Bewegung befindlichen Kleidungskultur hin zu einem als ursprünglich gelesenen Trachtenwesen mit deutlichen Erstarrungstendenzen, steht dabei auch im Zusammenhang mit der romantischen Suche nach einem „Nationalkleid” und der Konstruktion von „Volkstypen”.41 Neben dem Tourismus sind es nationalistische und identitätspolitische Aspekte, die zu einer zunehmenden Ausdifferenzierung und Organisation in Trachtenvereinen und Trachtenberatungsstellen führten. Für den süddeutschen Sprachraum wurde dabei im Nationalsozialismus die „Mittelstelle Deutsche Tracht” unter der Leitung von Gertrud Pesendorfer (1895-1982) prägend. Unter dem Label der „Trachtenerneuerung”, also dem Anspruch der Wiederherstellung von Authentizität, wurden Trachten überarbeitet, regional verortet und teils neugestaltet. Diese Vorbilder blieben aber auch nach dem zweiten Weltkrieg in Tirol prägend, schien die Tracht doch „unschuldig” zu sein. Erst ein Skandal vor wenigen Jahren führte in Innsbruck zu einer tiefgreifenden wissenschaftlichen Aufarbeitung, wobei die teils schon länger bekannten Dekonstruktionen bei der lokalen Bevölkerung und den Trachtenvereinen kaum Anklang finden.42
Ähnliche Konstruktionsprozesse zwischen Tourismus bzw. touristischer Wahrnehmung und ideologischer Vereinnahmung (gerade unter nationalistischen und/oder identitätspolitischen Vorzeichen) finden sich bei zahlreichen anderen Formen von „traditional clothes” oder „traditional costumes” und es erstaunt, wie unreflektiert häufig weiterhin die Vorstellung einer authentischen Form transportiert wird. Dabei mögen gerade die Momente der ästhetischen Formierung und der Klischees einer historischen Lebenswelt eine Rolle spielen.43 Denn die reine Dekonstruktion führt hier kaum weiter; so wie beim Folklorismus und der Invention of Tradition bereits angesprochen, findet sich auch hier eine mittlerweile über Generationen tradierte kulturelle Praktik. Ist diese authentisch? Als vorgeblich altes Gewand muss dies für die Tracht verneint werden, in ihrem Gewordensein bejaht, ebenso in den gegenwärtigen Praktiken und als Trägermedium für aktuelle Vorstellungen von Authentizität. Trotzdem oder gerade deswegen bedarf es einer weitergehenden Dekonstruktion, denn auch ein modernes Kleidungsstück, das sich traditionell gibt, transportiert wiederum Wertvorstellungen (z.B. Genderklischees), die es vor dem Hintergrund heutiger Entwicklungen zu hinterfragen gilt. Auch das implizite immaterielle Kulturerbe, das hidden heritage, etwa die Formgebung
39 S. Egger, Phänomen Wiesentracht. Identitätspraxen einer urbanen Gesellschaft. Dirndl und Lederhosen, München und das Oktoberfest. München, 2008.
T. Heimerdinger, ’Machen Trachten Menschenschläge? Vestimäre Praktiken alpiner Selbstessentialisierung’, in: S. Hirschauer (Red.), Un/doing Differences. Praktiken der Humandifferenzierung. Weilerswist, 2017, S. 172-201.
Ebd.
P. Assmann, R. Bodner, K. C. Berger (Red.), Tracht. Eine Neuerkundung. Innsbruck, 2020.
K. Kuhn, ’Dimensionen der Tracht. Nachbetrachtungen in vier Thesen’, in: P. Assmann, R. Bodner, K. C. Berger (Red.), Tracht. Eine Neuerkundung. Innsbruck, 2020, S. 215-219.
653volkskunde 2020 | 4 : 635-655
40
41
42
43
vor ideologischem Hintergrund, sollte offengelegt und hinterfragt werden –das schöne Gewand kann die Problematik verschleiern.
Fazit: Was bleibt nach der Authentizität? Wissen und Werte
Mit den angesprochenen Beispielen, die die behandelten Themen im Grunde nur anreißen können, sollen vor allem die komplexen Verflechtungen und Bezüge gezeigt werden, die sich aus der Betrachtung des Verhältnisses von Kulturerbe und Tourismus ergeben – und wie hier Authentizität als Argument und/oder Befund eine vielschichtige Rolle spielt. Die Beispiele sollen zudem ein Plädoyer dafür sein, das Verhältnis von kulturellen Ausdrucksformen und Akteuren in der ganzen Komplexität und Vieldeutigkeit zu analysieren
– auch in Hinsicht auf ein „Intangible Cultural Heritage Management” oder die eingangs erwähnten Projekte zur Wertschöpfung aus immateriellem Kulturerbe.
Dabei möchte ich keineswegs eine Valorisierung als unangemessen oder falsch einordnen. Wie hoffentlich sichtbar wurde, sind verschiedene kulturelle Ausdrucksformen bereits vor dem Hintergrund von Ökonomien entstanden, heutige Fragestellungen zu oder gar Vorwürfe gegenüber einer Kommerzialisierung stellen also oft nur eine weitere Episode in den Biographien von kulturellen Ausdrucksformen dar.
Argumentieren möchte ich aber gegen essentialistische Vorstellungen einer angeblich für sich existierenden Volkskultur bzw. ethnischen Kultur oder eines authentischen immateriellen Kulturerbes – denn hier erscheint Authentizität als eine Legitimationsstrategie, durch die Akteursgruppen, Machtstrukturen und Wertvorstellungen verschleiert werden. Stattdessen sollten vor dem Hintergrund demokratischer Wertmaßstäbe die komplexen Hintergründe, die Motive und Einflussnahmen sichtbar gemacht und damit in den gesellschaftlichen Diskurs eingebracht werden. Immaterielles Kulturerbe besteht nicht in etwas, das von distinkten Trägergruppen ausgeübt wird und quasi von außen betrachtet, bewertet oder übernommen werden kann. Vielmehr ist Kulturerbe eine komplexe Koproduktion ganz unterschiedlicher Akteursgruppen, es ist geprägt von kultur- und identitätspolitischen Prozessen und Verhandlungen, von Regulierungen und Wissenszirkulationen. Diese Akteure und deren Motivationen zu benennen ist entscheidend, um rechtspopulistischen, nationalistischen oder ethnopolitischen Entwicklungen entgegenzuwirken, die sich gerne auf ein quasinatürliches Kulturerbe berufen. Auch im Tourismus droht ein populistisches Motiv wiederzukehren: Es ist dies das Narrativ von den bösen Fremden, die die so wertvolle einheimische Kultur zu zerstören drohen, sowie von den korrupten Eliten, die um des schnöden Mammons willen die eigene „naturgegebene” Identität verraten; hier können auch die impliziten ethnischen Paradigmen des Übereinkommens instrumentalisiert werden.
In diesem Feld einen vermittelnden Weg zu finden, ist heikel, damit ein sinnvolles Tourismusmanagement nicht von autoritären Akteuren gekapert wird. Letztlich bedarf es der Suche nach einem Ausgleich von Wertschöpfung
tourismus als ko-produzent eines „authentischen” immateriellen kulturerbes
654 |
und des Vermeidens von Overtourism, von Identifizierung und behutsamer Modernisierung, wofür es einen offenen Diskursraum benötigt. Authentizität ist in den meisten verwendeten Fällen nur ein diskursiver, aber kein geeigneter epistemischer Begriff – und sollte als solcher daher stets hinterfragt werden –auch wenn er gar so verlockend ist.
Wenn die Suche nach der Authentizität keine Orientierung bietet, wenn sich das immaterielle Kulturerbe als das Ergebnis historischer wie gegenwartsbezogener Verhandlungen erweist, dann werden zwei Aspekte zentral für ein Intangible Cultural Heritage Management: Wissen und Werte; Wissen über die Geschichte und Vielschichtigkeit, die Fluidität und Uneindeutigkeit kultureller Praktiken, sowie die Verständigung über leitende Werte, etwa von kultureller Vielfalt, kultureller Teilhabe, gesellschaftlichem Zusammenhalt und Nachhaltigkeit.
655volkskunde 2020 | 4 : 635-655
Slaat de vonk over?
Over de toekomst van toerisme en de rol van het immaterieel erfgoed van industrie en techniek
1900. Techniek en industrie zijn in de grote industriesteden alomtegenwoordig: indrukwekkende fabriekspanden, ronkende machines en rokende arbeiders maken deel uit van het dagelijkse leven. Onderzoek wijst evenwel uit dat de reisgidsen uit die periode helemaal geen melding maken van die industrie, zelfs niet op toeristisch aantrekkelijke plekken waar de omgeving en het landschap er grondig door bepaald zijn.1
De afgelopen eeuw veroveren industrie en techniek gaandeweg een plek als niche in het toeristische aanbod. De fascinatie voor een bedrijf, het productieproces en het eindproduct, en de arbeiders zelf nemen toe.2 De
Afb. 1: Zicht op één van de indrukwekkende installaties in een voormalig staalbedrijf in Vitkovice, Tsjechië. Deze plek trekt jaarlijks meer dan 1,5 miljoen toeristen – bron: pixabay.
1 Zie bijvoorbeeld N. Kenny, ‘La répresentation de l’industrie dans les guides bruxellois et montréalais au tournant du 20e siècle’, Les Cahiers de la Fonderie 34, 2006, p. 16-20.
2 D. Mysliwietz-Fleiß, Die Fabrik als touristische Attraktion. Entdeckung eines neuen Erlebnisraums im Übergang zur Moderne Böhlau, 2020, p. 11-20, p. 285-313.
657volkskunde 2020 | 4 : 657-666
joeri januarius essay
focus ligt daarbij op (hedendaags) bedrijfstoerisme en -bezoeken enerzijds en toerisme gelinkt aan industrieel-erfgoedsites anderzijds.3 Dit essay gaat dieper in op de verhouding tussen deze vorm van (erfgoed)toerisme en het immaterieel erfgoed van industrie en techniek. Door het concept immaterieel erfgoed van techniek en industrie volledig te omarmen zal dit essay argumenteren dat niet alleen de sector van het industrieel erfgoed verder zal groeien, maar dat in andere beleidsdomeinen zoals toerisme frisse impulsen kunnen worden gegeven. Die maken op hun beurt de ontwikkeling van nieuwe producten mogelijk die aansluiten bij de verwachtingen van toeristen.4
Deze bijdrage, die is uitgewerkt aan de hand van een literatuurstudie, bestaat uit drie delen. Eerst wordt de ontwikkeling van de industriële archeologie geschetst. Deze discipline drukt tot op de dag van vandaag haar stempel op de sterke materiële invulling van het industrieel-erfgoedbegrip. Die context is van belang om de relatie tot toerisme en immaterieel erfgoed goed te begrijpen. Vervolgens wordt ingezoomd op de ontwikkeling van industrieel-erfgoedtoerisme. Vooral het belang van het bestaande netwerk van de European Routes of Industrial Heritage (ERIH) in de ontwikkeling van het huidige industrieel-erfgoedtoerisme wordt uitgediept. Tot slot worden kritieke succesfactoren opgesomd die vanuit een erfgoedwerking van belang zijn voor toekomstige initiatieven rond toerisme en immaterieel erfgoed van industrie en techniek.5
Over machines, schoorstenen… en erfgoedgemeenschappen?
Industriële archeologie ontstond als wetenschappelijke discipline in GrootBrittannië in de jaren 1950 en 1960.6 De link met de (erfgoed)praktijk was van bij de start zeer groot. De publieke waardering voor de sporen van het industriële verleden was toen eerder beperkt. In de literatuur wordt de sloop van het Londense treinstation Euston (1962) beschreven als belangrijke katalysator die ervoor zorgde dat de publieke opinie het belang van dit type erfgoed meer erkende.7 De eerste generatie industrieel-archeologen ging pragmatisch te werk: er werd uitgebreid onderzoek gedaan naar de monumenten uit de periode van de Industriële Revolutie (18de eeuw). Inventarisaties en registraties vonden plaats en men probeerde te redden wat er te redden viel. De invulling van het interesseveld was evenwel in de eerste decennia voer voor discussie.8 Zowel de periodisering als de inhoud, de onderzoeksmethodes en theoretische kaders
3 P.F. Xie, Industrial heritage tourism. Bristol, 2015.
4 Reizen naar morgen. Toerisme Vlaanderen, 2020.
5 De scope van dit essay is Vlaanderen en Europa. Het doel is om reflecties op te roepen rond industrieel erfgoed, toerisme en de rol van het immaterieel erfgoed hierin, en voldoende context te geven zodat het verleden van deze deelsector mee de toekomst zelf verder kan bepalen.
6 M. Rix, ‘Industrial Archeaology’, The Amateur Historian 4, 1995, p. 225-229.
7 P. Scholliers, ‘De krampachtige relatie tussen industriële archeologie en economische geschiedenis. Een renovatie-essay’, NEHA Bulletin voor economische geschiedenis 17:3, 2003, p. 5-6.
8 Het aantal publicaties (internationaal en nationaal) over definities en afbakeningen is hier een goede graadmeter. Zie bijvoorbeeld: F. van den Eerenbeemt, ‘Industriële archeologie in ruimer perspectief’, Erfgoed van Techniek en Industrie 1, 2004, p. 3-12.
januarius
slaat de vonk over?
658 joeri
|
vormden de inzet van het debat. Moest de industriële archeologie zich beperken tot de studie van de materiële cultuur van de eerste Industriële Revolutie of was de tijdsafbakening minder belangrijk? Lag de focus best op de materiële cultuur? En wat was het vooropgestelde eindresultaat van de inventarisaties en registraties van die relicten? Lag de nadruk op een representatief verzamelen beschermingsbeleid of was de inzet hoger en werd er verbinding gezocht met bijvoorbeeld valorisatie, educatie, toerisme en theoretische kaders uit de geschiedschrijving?9 In verschillende syntheses over het onderwerp toonde Peter Scholliers aan dat ook deze discussies in België de ontwikkeling van de industriële archeologie bepaalden.10
Er wordt in de literatuur terecht veel aandacht geschonken aan het belang van het derde congres van The International Committee for the Conservation of Industrial Heritage (TICCIH) in 1978 in Zweden. Het begrip industrieel erfgoed doet daar zijn intrede. Het congres betekent wereldwijd de start van een meer integrale benadering van het concept industrieel erfgoed, het studiegebied, de methodes en aanpak.11 In het meest recente TICCIH-charter voor industrieel erfgoed (2003) is de discussie grotendeels uitgekristalliseerd. Hoewel de klemtoon nog ligt op de materiële sporen van het industriële verleden, worden educatie, valorisatie, erfgoedwaardering, onderzoek en behoud en beheer van industrieel erfgoed op één duidelijke, gelijkwaardige lijn geplaatst. En met de materiële sporen komen zowel het onroerend als het roerend erfgoed in het vizier.12
Het is trouwens belangrijk om vast te stellen dat ook het niet-tastbare erfgoed al vrij snel op de radar stond van de industrieel-archeologen en experten in industrieel erfgoed. De kennis die nodig is om bijvoorbeeld machines te bedienen en te onderhouden en de manieren om die kennis te documenteren in functie van toekomstig gebruik, kregen een belangrijke plaats op de agenda.13 Het begrip immaterieel erfgoed, zoals afgebakend in de UNESCO Conventie voor het borgen van het immaterieel erfgoed (2003), krijgt vooralsnog veel minder aandacht. Immaterieel erfgoed gaat veel meer uit van een dynamisch erfgoedbegrip. Individuen en organisaties maken deel uit
9 P. Scholliers, ‘De krampachtige relatie, p. 7-9.
10 Idem, p. 8-9.
11 A. Linters, ‘Industriële archeologie in Vlaanderen: status questionis en krachtlijnen’, in: A. Linters (red.), Ons industrieel erfgoed. Jaarboek van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie. Gent, 1982, p. 27-32.
12 https://ticcih.org/about/charter/ (15/07/2020).
13 Linters laat over het niet-tastbare erfgoed, of de technische knowhow, in 1982 het volgende optekenen: ‘De industriële aktiviteit behoort essentieel tot elk industrieel proces, en dus tot het werkveld der industriële archeologie. Wanneer bepaalde technische of ambachtelijke kennis niet meer koerant gebruikt wordt, gaat de noodzakelijke en aanwezige gespecialiseerde know-how snel verloren; zij sterft uit samen met de laatste ambachtsman of operator uit de desbetreffende branche. De voor de industriële archeologie interessante sites betreffen meestal marginale bedrijven […], welk ekonomisch niet meer of zeer weinig renderen in de huidige konjunctuur. Aldus dient voor deze een vorm van ‘bescherming’ gevonden, waarin tenminste de belangrijkste facetten van de aktiviteit behouden blijven. Zonder aktiviteit blijft elk gered voorwerp, blijft elke site een ‘dood’ iets, dat de bezoeker niet aanspreekt, en daarom zijn inhouden en zijn wezen niet kan overdragen.’ Uit: A. Linters, ‘Industriële archeologie in Vlaanderen, p. 64.
659volkskunde 2020 | 4 : 657-666
van een gemeenschap voor wie dat cultureel erfgoed een bepaalde betekenis heeft en geeft. Het erfgoed evolueert in de tijd en wordt overgedragen van generatie op generatie. De scheidingslijn tussen het niet-tastbare (de kennis) en het immaterieel erfgoed (de erfgoedgemeenschap) is in de sector van het industrieel erfgoed niet altijd even scherp. De kennis over stoomtechnieken is niet noodzakelijk gelijk aan individuen en organisaties die zich inzetten om het stoomgerelateerde erfgoed te borgen en over te dragen naar de volgende generaties. Bovendien hangt veel af van de techniek zelf en de context van de industrie of nijverheid. De steenkoolindustrie in ons land is verdwenen. Het immaterieel erfgoed zoals de Sint-Barbaraviering blijft weliswaar bestaan, maar de kennisoverdracht rond de techniek zelf is onbestaande aangezien er geen mijnen meer zijn. Het tegenovergestelde geldt dan weer voor bijvoorbeeld de textielindustrie. Hoewel deze sector een grote transformatie onderging, zijn organisaties en individuen verspreid in Vlaanderen vandaag aan de slag om te experimenteren met handmatige en industriële technieken.14
Vooral de kennisontwikkeling rond borgingsprogramma’s en de wijze waarop erfgoedgemeenschappen aan de slag gaan met hun immaterieel erfgoed moet de komende jaren in de industrieel-erfgoedsector in Vlaanderen (maar ook internationaal) nog verder vorm krijgen. Ook een beter begrip van het concept ‘immaterieel erfgoed’ is nodig.15 Een duidelijke registratie van dit immaterieel
14 S. Van Bellingen, Veldtekening textielerfgoed in Vlaanderen. ETWIE, 2020, onuitgegeven rapport.
15 J. Januarius, ‘Het immaterieel erfgoed van techniek en industrie: een inleiding’, Erfgoed van Techniek en Industrie 2, 2020, p. 2-8.
slaat de vonk over?
660 joeri januarius |
Afb. 2: Demonstraties aan textielmachines spreken altijd tot de verbeelding van bezoekers – © Corlazzzoli
industrieel erfgoed is een vertrekpunt.16 Rond welk industrieel erfgoed zijn erfgoedgemeenschappen actief om technieken binnen een industriële context te borgen? De afgelopen jaren zijn er in Vlaanderen op het vlak van ambachten interessante initiatieven ontwikkeld. Niet alleen de relevantie van oude handmatige technieken in de hedendaagse samenleving is in de verf gezet. Ook acties om ambachten te (h)erkennen, actualiseren en over te dragen kunnen inspirerend zijn voor individuen en organisaties die zich inlaten met industriële techniek. De erfgoedprojecten van de Brusselse smeedorganisatie IJzer en Vuur! vzw bijvoorbeeld hebben de afgelopen jaren gezorgd voor onder meer een sterker smeednetwerk met gerichte, voortgezette opleidingen in het ambacht. Die gaven jonge smeden het noodzakelijke duwtje in de rug om zich verder te bekwamen en zelf ook het ambacht over te dragen via bijvoorbeeld demonstraties en workshops.17
Toerisme en industrieel erfgoed onder stoom
De dominante focus op het materiële erfgoed is van groot belang om de ontwikkeling van het industrieel-erfgoedtoerisme in Europa goed te begrijpen. De industrieel-archeologen en experten in industrieel erfgoed ontwikkelden vanaf de jaren 1980 voor het eerst een visie op de kansen die toerisme kon
16 Voor Vlaanderen zijn verschillende kanalen beschikbaar: het platform www.immaterieelerfgoed. be, met register van goede borgingspraktijken en de Inventaris Vlaanderen voor het Immaterieel Cultureel Erfgoed, en de kennisbank van de Expertisecel voor Technisch, Wetenschappelijk en Industrieel Erfgoed ETWIE (www.etwie.be). Datum laatste raadpleging 15 juli 2020. 17 Meer informatie over deze projecten, zie www.etwie.be (15-07-2020).
661volkskunde 2020 | 4 : 657-666
Afb. 3: Via specifieke acties hebben smeden de afgelopen jaren gewerkt aan een sterk netwerk – bron: pixabay
bieden voor het industrieel erfgoed.18 Op een studiedag over marketing en industrieel erfgoed liet expert Barrie Trinder reeds in 1981 noteren: ”De mensen reizen om te ervaren wat de mode is, en het is belangrijk zich bewust te zijn van de wispelturigheid van de mode. Het is pas later in de 18de eeuw dat het mode werd om te baden aan de kust of er genoegen in te vinden naar de bergen te kijken. In de tweede helft van de 20ste eeuw is het geleidelijk aan mode geworden met gerestaureerde stoomtreinen te rijden en naar hoogovens te kijken […]”.19 Toeristische ontsluiting betekende voor de sector van het industrieel erfgoed een manier om dit erfgoed, dat doorgaans eerder specialistisch en kennisintensief is, toegankelijker te maken voor het grote publiek. Die ontsluiting bracht de nodige uitdagingen met zich mee, zeker voor die sites die in afgelegen regio’s en weinig toegankelijke zones lagen.20
Vrij snel zijn ook ideeën gelanceerd om lokaal en grensoverschrijdend themaroutes te ontwikkelen die het industrieel erfgoed verbinden. Richtinggevend is de werking van de European Routes of Industrial Heritage (ERIH). Dit netwerk is als enig industrieel-erfgoednetwerk door de Europese Raad erkend als Culturele Route. ERIH zet zich namelijk in om via het industrieel erfgoed de Europese waarden en identiteit te versterken en het inzicht in onze gedeelde Europese geschiedenis te verdiepen. Onder impuls van verschillende industrieel-archeologische sites in België, Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië is ERIH in 1999 als idee ontstaan. Het doel was om onder die merknaam een netwerk te ontwikkelen. Dat netwerk wilde de transitie begeleiden van actieve industrieën naar erfgoedsites met potentieel en de krachten bundelen om zo het industrieel-erfgoedtoerisme in Europa op de kaart te zetten. Innovatieve ideeën, toeristische ontsluiting en valorisatie vormden de kernbegrippen van de verklaring van Duisburg, die aan de basis lag van het INTERREG-project (een Europees subsidiekanaal), dat in 2001 is ingediend en goedgekeurd. Na meer dan twintig jaar activiteit is ERIH uitgegroeid tot het grootste en meest performante industrieel-erfgoednetwerk in Europa. Tot dat netwerk behoren meer dan 300 sites en musea in 26 Europese landen die als lid zijn aangesloten. Bovendien bundelt ERIH meer dan 1950 relevante industrieel-erfgoedsites in Europa en ondersteunt het 14 uitgewerkte themaroutes.21
Een analyse van die themaroutes maakt duidelijk dat de insteek industrieen nijverheidsgericht is en dat er een verbinding wordt gezocht tussen erfgoedsites en nog actieve bedrijven. De meeste aandacht gaat uit naar het materiële erfgoed en de beleving die aan toeristen en bezoekers geboden
18 Voorbeeld: op 13 mei 1983 organiseerde de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie samen met de werkgroep Toerisme van het Algemeen Nederlands Congres in Gent een studieforum ‘Industrieel Erfgoed. Industrieel Toerisme. Zin? Onzin?’
19 B. Trinder, Het Industrieel erfgoed en de toerist (lezing gehouden op de studiedag Marketing the Industrial Heritage for Tourism, Ironbridge Gorge Museum, 1981, p. 2).
20 A. Linters, Inleiding: studieforum industrieel erfgoed, industrieel toerisme. Zin? Onzin? (Lezing gehouden op het gelijknamige congres), Gent, 1987, p. 9-10.
21 W. Ebert, ‘Industrial Heritage Tourism’, in: J. Douet (red.), Industrial heritage re-tooled, 2012, p. 201-206; B. Trinder, European industrial heritage: the international story. ERIH, 2016, p. 4-8.
joeri januarius
slaat de vonk over?
662
|
worden.22 Die beleving sluit grotendeels aan bij bepaalde troeven van het industrieel erfgoed: imposante sites met al even imposante installaties zoals hoogovens, mijngebouwen en -terrils. Het immaterieel erfgoed lijkt helemaal afwezig te zijn: de troeven van de erfgoedgemeenschappen in functie van toeristische producten moeten nog verder ontdekt worden. De rol en de voorbeeldfunctie die ERIH hierin te vervullen heeft, valt niet te onderschatten. Indien ERIH het concept immaterieel erfgoed omarmt, dan kan dit een hefboom betekenen voor individuele erfgoedsites om hier ook mee aan de slag te gaan. Het is bovendien een manier om de Europese verbinding die ERIH vooropstelt te realiseren tussen de erfgoedgemeenschappen zelf. De jaarlijkse ERIH-congressen zijn belangrijk voor de agendasetting. Een stand van zaken rond een actueel erfgoed-toeristisch thema wordt afgewisseld met inspirerende best practices rond industrieel-erfgoedtoerisme. In 2019 stonden in het congres in Berlijn alternatieve toeristische producten op de agenda, die overtourism in en rond populaire (werelderfgoed)sites moesten aanpakken.23
Begin oktober 2020 onderzocht het congres het potentieel van immaterieel erfgoed, niet enkel in functie van kennisdeling binnen een erfgoedsite maar ook als toeristisch product. De werking van het netwerk van (industriële) drukkerijmusea in Europa is als een goede praktijk voorgesteld. Door de deuren van industrieel-erfgoedsites open te zetten voor vrijwilligers die veelal actief zijn geweest in de grafische sector, wordt het erfgoed ter plekke draaiende gehouden, ontstaat er een netwerk aan experts die elkaar kunnen treffen, en
663volkskunde 2020 | 4 : 657-666 kan
22 https://www.erih.net/about-erih/route-system/european-theme-routes/ (15-07-2020). 23 https://www.erih.net/what-is-new/erih-annual-conferences/ (15-07-2020). Afb. 4: Vrijwilligers aan de slag in de vernieuwde drukkerijafdeling van het Industriemuseum in Gent –© Corlazzzoli
wordt er ingezet op kennisdeling op de werkvloer en met de bezoeker, die in een originele context kennismaakt met dat erfgoed. Het afsprakenkader dat binnen deze sites wordt ontwikkeld, is evenwel niet een-op-een te vertalen naar andere industrieel-erfgoedsites. Het is namelijk sterk afhankelijk van de aard van de industrie. Dergelijke werking opzetten voor zware industrie bijvoorbeeld is omwille van logistieke en veiligheidsredenen niet haalbaar.24
Kritieke succesfactoren
Op een aantal uitzonderingen na blijft industrieel-erfgoedtoerisme veeleer een niche binnen de bredere toeristische sector. Uit het trendonderzoek van Toerisme Vlaanderen blijkt wel duidelijk dat thema’s uit de voedingsindustrie (met name brouwerijen en de chocolade-industrie) wel goed scoren bij toeristen en de reputatie van een regio mee bepalen.25 Als het immaterieelerfgoedtoerisme rond industrie en techniek zich verder wil ontwikkelen, dan is een eerste succesfactor dat er zoveel mogelijk aansluiting moet worden gevonden bij bestaande industrieel-erfgoednetwerken en initiatieven zoals ERIH op Europees niveau of andere eerder lokale netwerken zoals de vereniging van de Industriemusea in de Euregio.26 Nieuwe netwerken of nieuwe niches kunnen natuurlijk ook worden ontwikkeld, maar de meerwaarde om de krachten te bundelen zorgt voor extra slagkracht en visibiliteit. Enerzijds kunnen erfgoedsites die sterk inzetten op het materiële erfgoed de link met erfgoedgemeenschappen sterker uitwerken dan nu het geval is. Op die manier kan er een (nieuwe) dimensie aan de bestaande erfgoedwerking worden toegevoegd.27 Anderzijds kunnen de erfgoedgemeenschappen zich verder ontwikkelen in de context van een (originele) erfgoedsite. Dit kan bijdragen tot een grotere zichtbaarheid van het immaterieel erfgoed. Het potentieel van industrieel erfgoed is aanzienlijk. Diverse erfgoedverbindingen (onroerend, roerend en immaterieel) zijn mogelijk: de fabriek met zijn productie, de machines en de mensen die er hebben gewerkt, de lokale gemeenschap en erfgoedgemeenschappen die een veeleer technische klik hebben met het thema. Een integrale benadering dus van het erfgoed dat – zoals het proefschrift van Britta Rudolf op een schitterende wijze betoogt – ook het erfgoed zelf en alle betrokkenen ten goede komt.28
24 Gebaseerd op de lezingen gehouden op het ERIH-congres ‘Let’s keep the wheels turning’, Oberhausen, 8 oktober 2020. Zie ook: H. Langeraert en M. Kympers, ‘Drukkerij-erfgoed in objecten, hoofden en handen: de drukkerijafdeling van het Industriemuseum vernieuwt’, Tijd-Schrift 1, 9, 2019, p. 98-113.
25 Toerisme Vlaanderen, Trendrapport Toerisme 2014. Brussel, 2014, p. 45-85.
26 Zie bijvoorbeeld: https://industriemuseen-emr.de/nl_NL/home (15-07-2020).
27 In dit verband zijn de resultaten van het Intangible Cultural Heritage & Museums Project interessant en richtinggevend om de toekomstige connecties tussen musea en erfgoedgemeenschappen scherper te stellen. Zie: T. Nikolić Derić e.a., Museums and intangible cultural heritage: towards a third space in the heritage sector A companion to discover transformative heritage practices for the 21th first century. Brugge, 2020.
28
B. Rudolf, Intangible and tangible heritage, onuitgegeven doctoraat Universiteit Mainz, 2006.
joeri januarius
slaat de vonk over?
664
|
Een tweede belangrijke factor slaat op competentie- en kennisontwikkeling rond industrieel erfgoed in de toeristische sector zelf. In het kader van het Europese programma Erasmus+ ontwikkelen stakeholders sinds 2019 het programma HECTOR. Deze samenwerking tussen negen Europese landen heeft tot doel toerismeprofessionals meer vertrouwd te maken met het concept industrieel erfgoed. De kansen die er zijn in functie van een duurzame ontwikkeling van bepaalde regio’s worden onderzocht, en de uitdagingen voor ontsluiting en valorisatie worden aangepakt. Het eindpunt van het project is een voortgezette opleiding/training, die specifieke toeristische profielen (gericht op erfgoedinterpretatie en risicomanagement) en de ontwikkeling van een toolbox rond industrieel-erfgoedervaringen en toerisme moet opleveren.29
Het ontwikkelen en in praktijk brengen van een performant raamwerk rond toerisme en (immaterieel) erfgoed van techniek en industrie zijn een laatste belangrijke succesfactor. De laatste jaren is vanuit diverse insteken uitgebreid onderzoek naar dit onderwerp verricht. Richtinggevend zijn de onderzoeken van de World Tourism Organisation UNWTO30, het EU-beleidsonderzoek naar industrieel-erfgoedtoerisme31 en het meer lokaalgerichte praktijkonderzoek van Alexander Otgaar.32 Deze kaders maken zeer duidelijk welke stakeholders in bad getrokken moeten worden indien beslist wordt om vernieuwende toeristische producten uit te werken rond industrieel erfgoed in zijn totaliteit. De verwachtingen van de betrokken partijen zijn uiteenlopend. Om tot een succesvol eindproduct te komen moeten die verwachtingen goed op elkaar worden afgestemd. De kansen (de lokale maakindustrie is populair en kan extra inkomsten opleveren die voor erfgoedzorg kunnen worden ingezet) en valkuilen (risico op authenticiteitsverlies, druk van commercialisering, te weinig kennis en expertise bij erfgoedgemeenschappen om een toeristisch aanbod te ontwikkelen) voor toerisme en ambachten beschreven door de UNWTO zijn eveneens van toepassing voor het immaterieel erfgoed van industrie en techniek.33 Een essentiële aanvulling wordt ook goed beschreven in het onderzoek van Julie Masset. Ze benadrukt in de inleiding van haar onderzoek naar de kansen van toerisme voor immaterieel erfgoed de cruciale rol die de erfgoedgemeenschappen te vervullen hebben: ”Sans l’accord et le consentement de celles-ci, le tourisme culturel perd l’essentiel de sa signification: celle d’une manifestation de l’identité locale. Le défi est donc de développer l’intérêt touristique envers le patrimoine culturel immatériel (PCI) sans en déposséder les populations et communautés locales.”34 Zonder erfgoedgemeenschap dus geen toeristisch product.
De resultaten van het project zijn op te volgen via de website van EFAITH: http://www.industrialheritage.eu/European/Hector (17-07-020).
UNWTO, Tourism and Intangible Cultural Heritage. Madrid, 2012.
Industrial Heritage and Agri/Rural Tourism in Europe. EU, 2013.
A. Otgaar, Industrial Tourism. Where the public meets the private. Erasmusunivesiteit Rotterdam, 2010 (doctoraat).
UNWTO, Tourism and Intangible Cultural Heritage, p. 53-54.
J. Masset, ‘Tourisme et patrimoine culturel immatériel’, in: F. Lempereur (red.), Patrimoine culturel immatériel. Luik, 2017, p. 195.
665volkskunde 2020 | 4 : 657-666
29
30
31
32
33
34
Een uitstapje naar…
2050. Techniek en industrie bepaalden sterk het uitzicht van voormalige industriesteden. Herbestemde fabrieken met operationele maar bizar aandoende machines zijn de ankerpunten geworden van een zich snel ontwikkelend toeristisch erfgoednetwerk in Vlaanderen en de ons omringende landen. Actieve erfgoedgemeenschappen, die zich inzetten voor dat immaterieel erfgoed, zijn het gezicht geworden van die nieuwe beweging en van dat industrieel erfgoed. Indien we dit inhoudelijk sterk toekomstscenario willen realiseren, dan moet de (industrieel-) erfgoedsector volop gaan voor een integrale benadering van het erfgoed zelf. Op korte termijn kan via gerichte pilootprojecten en rekening houdend met de beschreven kritieke succesfactoren, het potentieel van dit type erfgoedtoerisme grondig worden onderzocht via het erfgoed dat reeds is erkend en opgenomen op de Inventaris Vlaanderen voor het Immaterieel Cultureel Erfgoed.35
666 joeri januarius | slaat de vonk over?
35 Zie: http://www.immaterieelerfgoed.be (15-07-2020).
Nostalgiascapes en Nederlandbeelden
Over toerisme, immaterieel erfgoed en nostalgie
Een nostalgiascape is een enigszins afgegrensde plek of streek waar een coherent en positief verhaal over het verleden dat wordt ‘verteld’ of verbeeld dominant is. Dit verhaal is grotendeels een constructie om een bepaald nostalgisch effect te bereiken. Het begrip wordt gebruikt door toerismedeskundige Szylvia Gyimóthy in een artikel over de Deense variant van de kroeg of herberg.1 De nostalgiascape is een vorm van een ‘experience scape’, dat is een plek waar een bepaalde ervaring wordt opgeroepen. In dit specifieke geval van de nostalgiascape wordt met ‘triggers’ een emotionele band met een voorbij tijdvak of met een plaats of personen ‘van vroeger’ opgewekt. De nostalgische consumenten die tot uitgaven worden aangezet hebben een gedeelde kennis van of bekendheid met de uitgedragen cultuur.2
Waar mensen die op zoek zijn naar een ‘experience’ vaak naar uitbreiding van de eigen ervaringswereld streven, naar de ervaring van iets nieuws, is de nostalgische ‘experience’ juist gericht op het verleden: men kan iets ervaren dat zowel ‘nieuw’ als ‘oud’ is.3 Juist dat maakt de nostalgiascape aantrekkelijk voor consumenten: het gaat om een soort huwelijk tussen het vertrouwde en het exotische.4 Men begrenst de ervaring bewust, zodat men even in de illusie verkeert dat men contact heeft met het voor altijd onbereikbare ‘vroeger’, zonder de als ontwrichtend beschouwde veranderingen. Deze behoefte komt voort uit een angst voor het onbegrensde5 en uit de wens om erfgoed als een te consumeren ‘experience’ te zien.6 Tegelijkertijd overschrijdt men in een nostalgiascape ook een grens, namelijk die tussen vroeger en nu. Het zijn dergelijke ambivalente kenmerken die nostalgie zo boeiend maken.
Het effect dat wordt geschapen op zulke plaatsen is semiotisch: een groot deel van de prikkels waarmee de bezoeker of toerist te maken krijgt,
1 S. Gyimóthy, ‘Nostalgiascapes. The Renaissance of Danish Countryside inns’, in: T. O’Dell en P. Billing (red.), Experiencescapes: tourism, culture and economy. Copenhagen, 2005.
Gyimóthy, Nostalgiascapes, p. 113.
O’Dell, ‘Experienescapes: blurring borders and testing connections’, in: T. O’Dell en P. Billing (red.), Experiencescapes: tourism, culture and economy, Copenhagen, 2005, p. 12.
Een bekend boek van David Lowenthal over erfgoed draagt de titel The past is a foreign country.
S. Valkenberg, ‘Begrenzing: een oerbehoefte’. Interview met Ad Verbrugge in: Trouw (2-5-2016).
S. Broomhall & J. Spinks, ‘Interpreting place and past in narratives of Dutch heritage tourism’ in: Rethinking history 14, 2010, p. 2.
667volkskunde 2020 | 4 : 667-678
2
3
4
5
6
olivier rieter essay
Afb. 1: Nostalgische effecten in Heusden. Let op de uithangborden, de ouderwetse brievenbus, de ouderwetse letters, de lantaarn, de kasseien, het torentje en de zonneschermen van ‘vroeger’: markiezen. Foto Maria Rieter-Dekeling.
hebben eenzelfde bewust gekozen connotatie. Dergelijke locaties kunnen dan ook ‘semioscapes’ worden genoemd.7 De nostalgiascape is zowel een ‘experiencescape’ als een semioscape. Met retorische middelen wordt een ervaring opgeroepen die met een positief gekleurd verleden wordt geassocieerd.
Toeristen zijn vaak op zoek naar dergelijke ervaringen en willen zich plaatsen op een plek die als meer authentiek wordt gezien dan het heden met zijn veelvormigheid en tegelijkertijd standaardisering.8 Deze ervaringen worden opgewekt of geconstrueerd op basis van een versie van het verleden. Vaak kan het gaan om mengvormen van verschillende verledens: zeventiendeeeuwse trapgevels in historische stadjes gecombineerd met ambachtelijke uithangborden, trekbellen en lantaarnpalen die verwijzen naar begin 1900 en ook met historische brievenbussen ‘buiten gebruik’. In feite zijn nostalgiascapes ook meervormig, maar zo ervaren veel toeristen het niet: als ze door een historisch stadje, zoals het Brabantse Heusden, wandelen, connoteert alles ‘vroeger’. ‘Vroeger’ is dan de periode toen het leven nog coherent en overzichtelijk zou zijn geweest. Het gaat om een ervaren gevoel van ‘verledenheid’ (pastness), een creatieve omgang met het verleden vanuit
7 Zie O. Rieter, Het patina van de tijd. Vormen en functies van hedendaagse nostalgie en nostalgisering in NoordBrabant. Tilburg, 2018.
8 G. Ritzer. The McDonaldization of society. 2000.
nostalgiascapes en nederlandbeelden
668 olivier rieter |
hedendaagse behoeften.9 We hebben volgens de archeoloog Cornelius Holtorf te maken met een levend medium, dat aan het publiek datgene laat zien wat er niet is: het verleden.10 Het gaat hierbij vaak om het omzetten van ‘imagined images of the intangbible past into a tangible present’.11
Hieronder komt de kwestie aan de orde wat het immateriële aspect van de toeristische nostalgiascapes is. Van welke cultureel overgedragen kennis en voorstellingen gaat men op dergelijke plaatsen uit? Is er sprake van stereotiepe kennis? Deze vragen behandel ik door in te gaan op twee Nederlandse locaties: museumpark Ellert en Brammert in Drenthe en de bruine kroeg als locus van de Nederlandse gezelligheidscultus. Ook ga ik in op enkele Nederlandachtige locaties in het buitenland: gaat het om steen geworden mentaliteit aangaande een gedateerd Nederland?
Wandelen door de kindertijd van Nederland
In Nederland kan men nog enkele locaties bezoeken waar men klederdracht draagt. De dragers leven in een gekostumeerd verleden dat toeristen interessant vinden. Van een andere orde zijn openluchtmusea waar (ook) kunstmatig het verleden wordt opgeroepen, zoals het Arnhemse Openluchtmuseum, het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen en het museumdorp Orvelte in Drenthe.
Een met Orvelte vergelijkbaar verhaal over het Drentse en Nederlandse verleden wordt verteld in Schoonoord, waar het museumpark Ellert en Brammert is gevestigd. Op de website van het museum lezen we: ‘Het museum is ontstaan tijdens de viering van het 100-jarig bestaan van Schoonoord in 1954. Als onderdeel van de festiviteiten werden een paar plaggenhutten gebouwd. Hiermede wilde men het wonen in vroegere tijden laten zien. De belangstelling was zo groot dat men besloot de hutten een blijvende plaats te geven. In de loop van de jaren hebben diverse uitbreidingen plaatsgevonden en is het museum geworden zoals het nu is. Het museum dankt zijn naam aan de beide reuzen uit de legende (sic) over deze rovers. De legende over Ellert en Brammert heeft zich volgens de overlevering afgespeeld op het Ellertsveld. In dit gebied ligt ook het museumterrein. Zij fungeren als blikvangers bij de ingang van het museum.’12
Op het terrein zijn plaggenhutten, een namaak hunebed dat Drentsheid connoteert en tal van verwijzingen naar de beide reuzen, die ‘in vroegere tijden’ de streek onveilig zouden hebben gemaakt. Reuzen worden in de beeldvorming vaker met Drenthe in verband gebracht. Zo zouden het volgens oude theorieën
9 Zie O. Rieter, ‘Vormen van verledenheid. Over bildlore, fantasy, steampunk en mediëvisme, Volkskunde, 2019/2, p. 205-219.
10 C. Holtorf, ‘The presence of pastness: themed environments and beyond’, in: Schlehe e.a (red.), Staging the past. Themed environments in transcultural perspectives. Bielefeld, 2010, p. 38.
11 G.L. Jones, ‘’Little families”: the social fabric of Civil War Reenacting’, in: Schlehe e.a (red.), Staging the past, p. 219.
12 https://www.ellertenbrammert.nl/historie-van-het-openluchtmuseum/ (18-9-2020).
Op de site van het museum heeft men het over een legende terwijl er een sage wordt bedoeld.
669volkskunde 2020 | 4 : 667-678
Afb. 2: Ellert en Brammert bewaken de ingang van het museum, foto Maria Rieter-Dekeling.
reuzen zijn geweest die de hunebedden zouden hebben opgericht.13 De sage van Ellert en Brammert sluit aan bij de vermeende ongetemde en ongerepte woestheid van de provincie, die echter ook wel eens van het nostalgische etiket ‘arcadisch’ wordt voorzien.14 Het verhaal van het ruwe, ongepolijste leven in de plaggenhutten en van beide reuzen is niet per se nostalgisch, maar het park als geheel roept met tal van decorelementen (zoals ouderwetse straatlantaarns) vele effecten van verledenheid op: men kan er een tijdreis naar ‘vroeger’ maken.
De bezoeker wandelt er door een in de realiteit vormgegeven visie op Drentsheid. Het is ook het verhaal van wat de jeugd van Nederland kan worden genoemd: men vindt er landelijkheid in plaats van cynische, stadse wereldwijsheid. De nostalgische bezoeker treft er het exotische van het voorbije aan. Hij of zij weet dat Nederland nooit kan terugkeren naar deze variant van het verleden en meestal weet men ook wel dat het sowieso om fictie gaat. Werkelijk aan den lijve voelen hoe het vroeger was, doet men op een dergelijke locatie natuurlijk niet en dat wil men ook helemaal niet. De hedendaagse mens heeft een complexe verhouding tot het begrip authenticiteit: iedereen wil ‘echt’ zijn, maar het moet wel leuk blijven.
Enkele deskundigen op het gebied van immaterieel erfgoed schreven ooit: ‘Het verlangen naar authenticiteit maakt mensen tot creatieve performers, rusteloze toeristen, ijverige consumenten en fanatieke verzamelaars, juist in tijden van verandering. Cultuurverschijnselen worden vaak gelegitimeerd, uitverkoren of gebruikt door deze als authentiek te bestempelen.’15
13 T. Spek, Het Drentse esdorpenlandschap. Een historisch-geografische studie. Utrecht, 2004, p. 50.
14 Spek, Het Drentse esdorpenlandschap, p. 56. Spek ziet in het literaire werk van Titia Brongersma uit de zeventiende eeuw een vroeg voorbeeld van het beschrijven van Drenthe als een soort Arcadië. Later droegen schilders uit de Haagse School bij aan dit beeld.
15 H. Dibbits e.a., Immaterieel erfgoed en volkscultuur. Almanak bij een actueel debat. Amsterdam, 2011, p. 54.
nostalgiascapes
nederlandbeelden
670 olivier rieter |
en
Er is op erfgoedlocaties vaak sprake van legitimatie op basis van fictie. Elke nationale en regionale identiteit is ten eerste gebaseerd op door dirigenten van de herinnering, een term van Ad de Jong, opgelegde canoniek, en ten tweede door minder algemeen voorgeschreven maar wel (al dan niet onbewust) onderschreven krachtige stereotypen. Bij Drenthe denkt men aan hunebedden of aan de serie Bartje, die in de jaren zeventig populair was op de Nederlandse televisie en waar ook zoiets als de jeugd of kindertijd van het land Nederland aan bod kwam, met een jonge Drent in de hoofdrol.16
De inrichters van dit openluchtmuseum vertellen een verhaal zowel over Drentsheid als over verledenheid. Het gaat om een representatie van de provincie en van ‘het’ verleden. Het is robuuste nostalgie en steen, plaggen of gips geworden mentaliteit over ‘een eerlijke onbezorgde kindertijd van wat nu een chaotische, gevaarlijke, globaliserende industriële samenleving is geworden.’17
Juist de reusachtigheid van de naamgevers van het museum nodigt uit tot kleinerende vertedering. Mensen die geloofden in reuzen waren kinderlijk en hoeven niet serieus te worden genomen. Wie een land van reuzen bezoekt, bezoekt een sprookje en sprookjes associeert men zowel (overigens ten onrechte) met de wereld van het kind als met het verleden, de historisch vage tijd van ‘er was eens’.
Het vastleggen van stereotypen in representerende elementen (zoals de plaggenhutten, het namaakhunebed en de vele beeltenissen van de reuzen)
16 In de jaren zeventig waren er nog andere vergelijkbare nostalgiserende series op de Nederlandse televisie, bijvoorbeeld Merijntje Gijzen over Noord-Brabant. Zie Rieter, ‘Merijntje Gijzen: nostalgie of anti-nostalgie? Beeldvorming over het Brabantse verleden’, InBrabant, 2020/1.
17 Dibbits e.a, Immaterieel erfgoed, p. 71.
671volkskunde 2020 | 4 : 667-678
Afb. 3: Een namaakhunebed. Foto: Maria Rieter-Dekeling.
is een koppeling van het materiële aan het immateriële. Aan bestaand gedachtegoed is een concrete fysieke invulling gegeven die bijdraagt aan het verankeren van dit gedachtegoed. Zo is er sprake van een wisselwerking, waarvan sommigen zullen vinden dat de materialiteit van de mentaliteit alles te veel vastlegt en zo het overbrengen van het meer ongrijpbare immateriële schaadt.
De bruine kroeg en de Nederlandse gezelligheidscultus
Op een andere manier wordt er ook mentaliteit gematerialiseerd in de zogenoemde ‘bruine kroegen’. Deze horen bij de Nederlandse cultuur van gezelligheid. Het zijn plaatsen waar men in een vertrouwde omgeving verkeert waar alles in de aankleding deze gezelligheid en alcoholconsumptie moet oproepen. Voor veel toeristen hoort een bezoek aan de kroegen van een stad tot het standaardrepertoire. De toerist in zo’n ‘alcoholscape’ zoekt vertrouwdheid op locaties waar men niet eerder geweest is. De kleur bruin van de houten aankleding van het café roept nostalgie op: net als de plakkaten, foto’s en soms kitscherige kunst aan de muur en de logo’s van biermerken, merken die bijna zonder uitzondering putten uit het nostalgische repertoire. Het goudgeel van bier en van de knusse belichting past wonderwel bij het bruin van het ‘authentieke’ hout.
Het woord gezelligheid viel al. Het woord zou onvertaalbaar zijn. De term heeft voor sommigen een kneuterige connotatie, maar voor de meeste Nederlanders is ‘gezellig’ een bij uitstek positief begrip. Een avond is pas geslaagd als die ‘gezellig’ was.
672
olivier rieter | nostalgiascapes en nederlandbeelden
Afb. 4: Café de Heks in Deventer. De bruine kroeg als huiskamer van de maatschappij? Foto: Sylvia Crawford.
De journalist Jaap Bartelds komt met de volgende typering van de kroeggezelligheid: ‘Het liefst zitten we rond tafels met Perzische kleedjes en een waxinelichtje erop, of aan een hoefijzervormige bar waarachter een serveerster staat die echter veel vaker nergens te bekennen is. Overdag onderbreekt het cappuccino-apparaat iedere conversatie, ’s avonds is er bier of een lekker slobberwijntje van de tap’.18 Het zijn woorden waaruit vertedering over de Nederlandse vermeende eigenheid spreekt. Het is een vorm van zelffelicitatie (eigen aan nationalisme), die door de ironische ondertoon wordt gered. Deze toon zorgt voor het kneuterig maken van de mentaliteit, die past bij Bartelds’ benadering van gezelligheid. Zijn boek over de Nederlandse gezelligheid is geen studie van het onderwerp, maar toont hapsnap wat impressies over alles wat typisch Nederlands zou zijn.
Een gestructureerd onderzoek naar de Nederlandse gezelligheidscultus zou kunnen beginnen in het Rijksmuseum of andere musea: denk aan de winterse schilderijen van Avercamp of de huiselijkheidscultus van kunstenaars als Jan Steen, Pieter de Hoogh en Johannes Vermeer. Ook de meer recente Nederlandse wooncultuur zou aan bod kunnen komen, met de open gordijnen, waardoor de ruiten van woonhuizen wel beschutting bieden voor de elementen, maar niet voor de blik van anderen.19 Men kan hiernaast aandacht besteden aan het scheppen van gezelligheid in tijdschriften of aan de nationale biercultuur (met zijn nostalgiserende slogans en etiketten) of de feestcultuur (van festivals tot de vieringen van supporters rond sportwedstrijden).
De bruine kroeg associëren we met de Kronkels van Simon Carmiggelt of met het liedje ‘Het kleine café aan de haven’. Het sociale aspect van de kroeggezelligheid is zeer belangrijk. Hierin zou de Nederlandse gezelligheid enigszins verschillen van het Deense zusterconcept hygge, dat niet in de huiskamer van de maatschappij plaatsvindt (de kroeg), maar in de huiskamer van het gezin of van vrienden.20 Verder verschilt hygge niet zo veel van gezelligheid, zo lijkt het.
De Nederlandse bruine kroeg kan worden vergeleken met Deense cafés. De Deense ‘kro’ wijkt af van de Nederlandse bruine kroeg doordat de eerstgenoemde iets is van het platteland, de tweede eerder van de stad. Ghimóthy geeft de volgende omschrijving: ‘The kro as an accomodation product still focusses on images of bygone hospitality and old world charm. The reportedly ‘unique athmospheré’ and ’ancient inn virtues’ are conveyed by idyllic pastoral interiors and traditional rural meals’. Het gaat dus om charmante gastvrijheid die deels wordt opgewekt door de omgeving.
Dit geldt ook voor een fenomeen als de Ierse themapub. Deze laatste is een belangrijk Iers exportproduct en meer een ‘alchoholscape’ dan de kro. De meeste grote en middelgrote steden in Nederland en ook elders in Europa kennen hun eigen Ierse pub, waar men zich even in de gezelligheid van een andere cultuur
18 J. Bartelds, Het ABC van de Nederlandse gezelligheid, p. 22.
19 I. Cieraad, ‘Dutch windows. Female virtue and female vice’ in: idem (red.), At home. An anthropology of domestic space, New York, 1999, p. 31-52.
20 M. Wiking, The little book of hygge. The Danish way to live well 3, 2016, p. 3.
673volkskunde 2020 | 4 : 667-678
kan begeven. Deze gezelligheid wordt opgewekt door de inrichting, de muziek en het gegeven dat het barpersoneel in het Engels kan worden aangesproken.
Bij gezelligheid zou het, net als bij hygge, gaan om ‘an atmosphere and an experience, rather than about things’.21 De gezelligheid wordt geestelijk overgebracht van ouder op kind (verticale beïnvloeding) of van vriend op vriend (horizontale beïnvloeding). Deze geestelijke overdracht wordt vergemakkelijkt door locaties die het gedachtegoed spiegelen en concretiseren. Zo’n locatie vormen de kroegen (en de kro’s en pubs). Wie er een bezoekt, heeft ze allemaal bezocht. Voor veel toeristen is het aandoen van een café, zoals gezegd, een vast onderdeel van een bezoek aan een vreemde stad: men komt er thuis op een vertrouwde locatie, doordat de plek zo is ingericht zoals men verwacht. Het gaat om een rustpunt in een andere wereld.
Interessant zou het zijn om te onderzoeken hoe migranten tegenover de Nederlandse bruine kroeg staan. Steekproefonderzoek (participerende observatie) lijkt erop te wijzen dat deze vooral wordt bezocht door autochtonen. Als die indruk juist is, is de keuze voor nostalgiserende inrichting niet alleen commercieel maar ook ideologisch getint.
Wat op de lange termijn de impact van de coronacrisis op de Nederlandse kroegcultuur zal zijn, is moeilijk in te schatten, maar duidelijk is dat er cafés op de fles gaan.
Nederlandbeelden in het buitenland: op zoek naar vertedering?
Het lijkt niet zo te zijn dat de Nederlandse (kroeg)gezelligheid net als de Deense en Ierse varianten naar het buitenland wordt geëxporteerd. Niet nu en ook niet vroeger, toen Nederland meer macht uitoefende elders op de wereld.
De impact van het Nederlandse kolonialisme op de materialiteit en mentaliteit van de uitgebuite gebieden is minder groot geweest dan die van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, wat bijvoorbeeld blijkt uit het gegeven dat de Nederlandse taal niet over de wereld is verspreid. Hier en daar zijn er nog wel fysieke restanten te vinden van Nederlandse mentaliteit en cultuur, denk aan de Kaap-Hollandse bouwstijl in Zuid-Afrika.
Wat er tegenwoordig aan fysiek geworden ‘Nederlandsheid’ in het buitenland voorkomt, heeft te maken met migratie (zoals Nederlandse enclaves in Nieuw-Zeeland) en met commercie. Zo afficheert het NoordDuitse stadje Friedrichstadt zich als ‘Holländerstädtchen’ met als slogan ‘wo die Gracht glücklich macht’.22 Het stadje werd ooit in de zeventiende eeuw gesticht door gevluchte remonstrantse Nederlanders. Friedrichstadt maakt gebruik van de commerciële aantrekkingskracht van Nederlandsheid, een Nederlandsheid die Duitsers vertedert: Nederland als het kleine broertje van Duitsland. Friedrichstadt afficheert zich ook als plaats van tolerantie, daarmee aansluitend bij een Nederlands imago/zelfbeeld als exportproduct (dat door de wildgroei van extreemrechts in Nederland overigens onder druk staat).
olivier rieter | nostalgiascapes en nederlandbeelden
674
21 M. Wiking, The little book of hygge. Copenhage 2016, p. 6. 22 https://www.friedrichstadt.de/ (18-10-2020).
Toeristische vertedering zien we ook in Holland, Michigan, een Amerikaans plaatsje dat in de negentiende eeuw werd gesticht door Nederlandse calvinisten. In de museumwinkel van een bij het stadje horend themapark (een nostalgiascape) worden onder meer klompen, Nederlands voedsel en Delftsblauw aardewerk aan de man gebracht. Jaarlijks wordt in Michigan (en elders in Nederlands Amerika) ook een tulip festival georganiseerd, met onder meer klederdrachtoptochten en klompendans.
Het tulpenfestival hoort bij de meer succesvolle festivals in de Verenigde Staten. 23 Het is een late echo van de Hollandgekte in de Verenigde Staten uit de periode 1880-1920, in kaart gebracht door de kunsthistorica Annette Stott. Ze omschrijft deze hedendaagse festivals, vieringen van het stereotiepe, als volgt: ‘De jaarlijkse toeristenfestivals baseren zich voor het merendeel op het molens-en-klompenimago. Deelnemers paraderen bij de opening gewoonlijk op klompen in traditionele kleding, vaak voorafgegaan door ceremonieel straatschrobben. De oliebollen- en poffertjeskraam ontbreekt niet naast de markt van Nederlandse import als etenswaar, tulpen, klompen en keramische souvenirs. Op sommige festivals krijgen kunst en ambacht een plaats, andere bieden Nederlandse dansen, gezang en vertellingen’.24 Zaken als het drugsbeleid (coffeeshops) of het sekstoerisme (de Wallen) blijven in dergelijke representaties buiten beeld. Het bieden van een ambivalent beeld van een andere cultuur is niet bij iedereen populair.
23 https://en.wikipedia.org/wiki/Holland,_Michigan (18-10-2020).
24 A. Stottt, Hollandgekte. De onbekende Nederlandse periode in de Amerikaanse kunst en cultuur,1998. Vertaling
B. Westerveld, p. 260.
675volkskunde 2020 | 4 : 667-678
Foto 5: Friedrichstadt: een Nederlandse nostalgiascape in Duitsland. Wikimedia. Roger Veringmeier
Foto 6: In the Dutch mountains? Nederland met op de achtergrond bergen. Huis ten Bosch in Japan. Wikimedia. JkT-c.
Minder succesvol dan in de Verenigde Staten was de export van Nederlandsheid naar Shenyang in China. Een themapark aldaar met het thema Nederland ging over de kop en een Nederlandse themawijk in Shanghai zou weinig bewoners trekken en eerder een spooklocatie zijn.25 Wat toont dat Nederland niet overal populair is.26
Bekender is het themapark Huis ten Bosch nabij het Japanse Nagasaki, waar men onder meer replica’s van de Domtoren en station Boxmeer kan bezoeken. Men kan er door een Nederlandachtige omgeving wandelen met op de achtergrond bergen, zodat er een visuele tegenstelling, een beeldoxymoron ontstaat. Huis ten Bosch wordt gepresenteerd als een organisch gegroeid stadje.27 Het is wel getypeerd als ‘a Dutch inspired fantasy city composed of iconic and chronologically diverse Dutch monuments’.28 Japan heeft, in tegenstelling tot China, een historische band met Nederland en de studie buitenlandkunde is er vernoemd naar Nederland. Toch lijkt die band niet echt dat te zijn wat Japanse toeristen naar de locatie brengt. Het zou er hen vooral om gaan dat de bezochte plek oogt alsof ze uit het verleden
25 Voor een impressie op Youtube zie: https://www.youtube.com/watch?v=KRZOXMo6Q_E (18-10-2020).
26 Iets vergelijkbaars, maar dan bestemd voor tijdelijk verblijf, werd verwezenlijkt in een resort in Turkije: https://www.orangecounty.com.tr/kemer. Zie ook: https://dutchreview.com/news/weird/8carbon-copies-of-the-netherlands-across-the-world/
J. Schlehe en M Uike-Bormann, ‘Staging the past in cultural theme parks: representations of self and other in Asia and Europe’, in Schlehe e.a. (red). Staging the past. Themed environments in transcultural perspectives (Bielefeld 2010), p. 57-91, aldaar 65.
28 S. Broomhall en J. Spinks, ‘Interpreting place and past in narratives of Dutch heritage tourism’, in: Rethinking history 14: 2, 2010.
nostalgiascapes en nederlandbeelden
676 olivier rieter |
27
stamt en zo dus een afwijkende ervaring biedt van het moderne stadsleven, dat overal in de rijke delen van de wereld hetzelfde oogt.29
Conclusie
Het museum Ellert en Brammert toont Drentsheid en het landelijke verleden van Nederland, een in de werkelijkheid vormgegeven mentaliteit. Ook bij de bruine kroeg als nostalgiascape gaat het om een uitwerking van denkbeelden en wel om de commerciële uitwerking van gezelligheid, misschien de meest typerende vorm van immaterieel erfgoed in Nederland. Gezelligheid is geen exportproduct (zoals hygge). Een andere variant van paternalistische vertedering lijkt Nederland op te roepen in sommige buitenlanden, zoals Duitsland en de Verenigde Staten. Het zou interessant kunnen zijn om deze mentaliteit ook in cijfers te tonen, maar een fenomeen als ‘vertedering’ laat zich niet gemakkelijk in grafieken en tabellen vatten. Toch hoop ik dat iemand zich geroepen voelt een poging te ondernemen.
Ik bezocht ooit (in 2002) in het kader van mijn werk het folklorefestival de Europeade dat toen in Antwerpen werd gehouden. Er was destijds ook een optreden van een Nederlandse klompendansgroep. Dit tot grote hilariteit van de Vlamingen op de tribune. Hier was vertedering overgegaan in belachelijk maken. De grens tussen ridiculiseren en neerbuigende vertedering is diffuus: bij beide neemt men het bekeken erfgoed niet (of niet helemaal) serieus.
Ik heb drie vormen van nostalgische vertedering beschreven: de vertedering van de Randstad-Nederlander voor het simpele leven op het platteland (‘de provincie’) vroeger (Drenthe), de Nederlandse zelfvertedering over hoe gezellig men het vanouds met elkaar heeft onder het genot van drank (de bruine kroeg) en ten derde de vertedering van de buitenlandse waarnemer, die het gestereotypeerde Nederland mogelijk ziet als een locatie van schattige achtergeblevenheid
Stereotiepe zelfbeelden en export van het eigen nationale imago in het buitenland zijn niet altijd volledig op elkaar afgestemd. Misschien kan de Nederlander iets leren over zichzelf door van over de grens naar zichzelf en zijn nostalgiascapes te kijken met de bril van de buitenlander. Misschien is het ook wel niet zo erg om vertedering op te roepen.
Literatuur
J. Bartelds, Het ABC van de Nederlandse gezelligheid. Van onze Appie tot de zesjescultuur. Amsterdam, 2015.
R. Bartoletti, ‘Memory tourism’ and commodification of nostalgia’ in: P. Burns, C. Palmer en J. Lester (red.) Tourism and visual culture 1: theories and concepts. Brighton 2010.
S. Broomhall en J. Spinks, ‘Interpreting place and past in narratives of Dutch heritage tourism’, in: Rethinking history 14, 2014, p. 2.
A. Bryman, The Disneyization of society. Los Angeles 2004.
677volkskunde 2020 | 4 : 667-678
29 Schlehe en Uike-Bormann, ‘Staging the past’, p. 67.
I. Cieraad, ‘Dutch windows. Female virtue and female vice’ in: idem (red.)
At home. An anthropology of domestic space. New York, 1999, p. 31-52.
T. O’ Dell en P. Biling (red.), Experiencescapes: tourism, culture and economy. Kopenhagen2005.
T. O’Dell, ‘Experiencescapes: blurring borders and testing connections’, in: T. O’Dell & P. Billing (red.), Experiencescapes: tourism, culture and economy, Kopenhagen 2005, p. 11-34.
H. Dibbits, S. Elpers, P.J. Margry en A. van der Zeijden, Immaterieel erfgoed en volkscultuur. Almanak bij een actueel debat. Amsterdam, 2011.
S. Ghyimothy, ‘Nostalgiascapes. The Renaissance of Danish countryside inns’, in: T. O’ Dell & P. Biling, Experiencescapes: tourism, culture and economy. Kopenhagen 2005, p. 111-127.
C. Holtorf, ‘The presence of pastnesss: themed environments and beyond’, in: J. Schlehe e.a. (red.) , Staging the past. Themed environments in transcultural perspectives. Bielefeld, 2010, p. 23-40.
A. de Jong, Dirgenten van de herinnering musealisering en nationalisering van de volkscultuur in Nederland 1815-1940. Nijmegen, 2001.
S. O’Leary, ‘8 carbon-copies of the Netherlands across the word’, https:// dutchreview.com/news/weird/8-carbon-copies-of-the-netherlands-acrossthe-world/
A. Potter, The authenticity hoax. Why the real things we seek don’t make us happy. New York 2010.
S. Reijnders, Plaatsen van verbeelding. Media, toerisme & fancultuur. Alphen aan de Maas, 2010.
O. Rieter, ‘Vormen van verledenheid. Over bildlore, fantasy, steampunk en mediëvisme’, Volkskunde, 2019:2, p. 205-219.
O. Rieter, Het patina van de tijd. Vormen en functies van nostalgie en nostalgisering in Noord-Brabant. Dissertatie, Tilburg, 2018.
O. Rieter, ‘Merijntje Gijzen: nostalgie of anti-nostalgie: beeldvorming over het Brabantse verleden’, Inbrabant. Populair-wetenschappelijk tijdschrift over Brabantse geschiedenis en erfgoed nummer 1, maart 2020.
G. Ritzer, The McDonaldization of society. Los Angeles 2000.
J. Schlehe e.a., (red.), Staging the past. Themed environments in transcultural perspectives. Bielefeld, 2010.
J. Schlehe en M. Uike-Bormann, ‘Staging the past in cultural theme parks: representations of self and other in Asia and Europe’, in: J. Schlehe e.a., (red.), Staging the past. Themed environments in transcultural perspectives. Bielefeld, 2010, p. 57-91.
T. Spek, Het Drentse esdorpenlandschap. Een historisch-geografische studie. Utrecht, 2005.
A. Stott, Hollandgekte. De onbekende Nederlandse periode in de Amerikaanse kunst en cultuur. Amsterdam, 1998. Vertaling B. Westerveld.
S. Valkenberg, ‘Begrenzing: een oerbehoefte.’ Interview met Ad Verbrugge, Trouw, maandag 2 mei 2016.
M. Wiking, The little book of hygge. The Danish way to live well. Berkley 2016.
D. Younger, Theme Park design & the art of themed entertainment. Inklingwood 2016.
olivier rieter | nostalgiascapes en nederlandbeelden
678
Wie komt naar Vlaanderen om koers te beleven?
Een benadering met big data
Koers en Vlaanderen – Koers in Vlaanderen als erfgoed?
Koers zit in het DNA van Vlaanderen. Je fietst er dwars door de geschiedenis van het wielrennen. Daar zorgen de beschermde kasseistroken en landschappelijke elementen zoals de Koppenberg of de Muur van Geraardsbergen voor.1 Toch gaat de cultuur van het wielrennen verder dan onroerend erfgoed. Het is niet verbazend dat op de lijst van Vlaams Immaterieel Erfgoed ”Bier en Koers, een vanzelfsprekende combinatie”2 voorkomt. Na het ontstaan van de fiets zagen cafébazen in Vlaanderen al gauw heil in het organiseren van een eigen wedstrijd wielrennen van ton tot ton.3 De kermiskoersen, gesponsord door plaatselijke brouwerijen, chocolatiers en fietsenmakers, waren laagdrempelig. Het enige wat nodig was om deel te nemen was een fiets, wat relatief goedkoop was. Bovendien was er wat te verdienen, wat voor de gewone mens van toen mooi meegenomen was. De koersen konden steevast rekenen op een vast en talrijk publiek. Winnaars werden als echte helden onthaald. Wie een klassement won, werd vaak ingehuldigd in zijn geboortestad, wat gepaard ging met de nodige feestelijkheden. Het ging om volksmensen die helden werden en mensen deden dromen van een beter bestaan.
Nog groter werd de koers met het ontstaan van marathonwedstrijden waarbij over lange afstand werd gereden. Na Luik-Bastenaken-Luik en ParijsRoubaix aan het einde van de 19de eeuw werden ook in Vlaanderen de eerste wedstrijden gereden, zoals de Ronde van Vlaanderen in 1913 en Gent-Wevelgem in 1934. De eerste Ronde van Vlaanderen was de langste ooit, 324 kilometer, en slechts tien van de 37 renners haalde de finish; een tot de verbeelding sprekende wedstrijd.4 Het ontstaan van de Ronde van Vlaanderen toont heel duidelijk de
1 Een ronde vol erfgoed, https://www.onroerenderfgoed.be/blog/een-ronde-vol-erfgoed (18 -03-2018).
2 Bier en koers, een vanzelfsprekende combinatie. https://immaterieelerfgoed.be/nl/erfgoederen/bier-enkoers-een-vanzelfsprekende-combinatie (n.d.).
3 M. de Bruijn, Het laatste rondje om de kerk. De wereld van de kermiskoers. Gent, 2013.
4 R. Vanwalleghem, 100 x De Ronde. Balegem, 2013.
679volkskunde 2020 | 4 : 679-701
steven valcke & marjan nauwelaert essay
Foto 1: affiche Inhaling van René Vandenberghe, winnaar Ronde van België 1911 -Bron: Jelle Vermeersch/KOERS. Museum van de Wielersport.
naar vlaanderen om koers te beleven?
680 s. valcke & m. nauwelaert | wie komt
verwevenheid met de Vlaamse kermiskoersen. De Ronde van Vlaanderen werd georganiseerd door de krant Sportwereld, het eerste Vlaamse sportmagazine. Het magazine zelf werd in 1912 gelanceerd, dus een jaar voor de eerste Ronde. Die lancering gebeurde door Karel Van Wijnendaele en werd gekoppeld aan de Koers van Koolskamp, later omgedoopt tot ”Het Kampioenschap van Vlaanderen”, met een trui voor de winnaar. Dit was één van de belangrijkste kermiskoersen en wordt nog tot op de dag van vandaag gereden met een trui met Vlaamse Leeuw voor de winnaar.
Samen met deze uitdagende koersen werd ook het begrip Flandrien geboren, een benaming voor de onverwurmbare fietsstijl van de West- en OostVlaamse coureurs, die zich op de uitdagende wegen begaven.5
De Vlaamse voorjaarsklassiekers vormen nog steeds het hoogtepunt van het wielerseizoen in Vlaanderen. De hobbelige kasseien, de heuvels en het spel met de wind samen met de passie van de Vlamingen voor de sport en haar wedstrijden zorgen voor dat unieke karakter. De Ronde van Vlaanderen is een absoluut monument in de wielersport. Elk jaar staan er tijdens de wedstrijd duizenden mensen langs het parcours en kijken miljoenen mensen thuis naar de koers.
681volkskunde 2020 | 4 : 679-701
5 P. Cornillie, D. De Zaeytijd & T. Ameye. 100 Koolskamp Koers, Kampioenschap van Vlaanderen. Meulebeke, 2015.
Foto 2: Koers in de Lovie in 1935 – Bron: SAI, Collectie Dehaeck, 2230.
In 2020 werden door de coronacrisis de Ronde van Vlaanderen, GentWevelgem en andere Vlaamse koersen uitgesteld maar uiteindelijk toch gereden, zij het in het najaar en met veel minder publiek langs de weg. Bovendien werd in het voorjaar de traditie levend gehouden door onder meer een virtuele versie van de Ronde van Vlaanderen waar bekende wielrenners aan deelnamen en een podcast met een gefantaseerde versie van de Ronde van Vlaanderen ”De officieel Onwaarschijnlijke Ronde van Vlaanderen”. De podcast werd gemaakt met de steun van Toerisme Vlaanderen, verspreid door sporza.be en uitgezonden door Radio 1.
Naast de Ronde van Vlaanderen zijn er nog talrijke internationaal bekende wedstrijden in Vlaanderen zoals Gent-Wevelgem en de Brabantse Pijl. In 2021 komt zelfs het WK- wielrennen naar Vlaanderen. Het gaat om een speciale editie van het wereldkampioenschap, de honderdste editie. De UCI heeft heel bewust voor Vlaanderen gekozen om deze verjaardag te vieren, omdat Vlaanderen echt wielerminnend is en aan de bakermat van het wielrennen ligt.6
Het is duidelijk dat van de start van de wielersport tot op de dag van vandaag de koers in Vlaanderen een gebeuren is dat heel veel mensen passioneert en beroert. De wedstrijden zorgen voor vele verhalen en de wielrenners zijn voor veel liefhebbers echte sterren, die heldendaden verrichten. Het wielrennen in Vlaanderen kan echt als een stukje erfgoed worden beschouwd.
naar vlaanderen om koers te beleven?
682 s. valcke & m. nauwelaert | wie komt
6 100 Years of UCI Road World Championships. https://www.flanders2021.com/en/100-years-of-roadworld-championships (n.d.).
Foto 3: De Ronde van Vlaanderen 2011 – Bron: Patrick Verhoest/VisitFlanders.
Koers in Vlaanderen en toerisme
Zowel Belgische als buitenlandse amateurwielrenners rijden graag in Vlaanderen om de echte fietservaring te beleven en zich te meten met de echte Flandriens. Het is dan ook een unieke gebeurtenis, die voor veel wielergepassioneerden op de bucketlist staat: op zijn minst éénmaal het parcours van de Ronde van Vlaanderen rijden en zo je passie en die van de Vlaming beleven. Meestal kiest men voor de cyclo, de georganiseerde versie voor amateurwielrenners. Elk jaar nemen er bijna 20.000 mensen aan deel waarmee het een van de grootste cyclo’s ter wereld is. Bovendien zijn er meer buitenlandse dan Belgische deelnemers en wordt het aantal deelnemers beperkt.7 De uitstraling van de wedstrijden samen met het typische parcours zorgt ervoor dat dit een troef is die toeristisch kan worden uitgespeeld.
Toerisme heeft een verbindende kracht. Het laat mensen hun passie beleven en delen. Toerisme Vlaanderen zet al jaren voluit in op de verhalen uit het wielrennen om zo amateurwielrenners uit het buitenland naar hier te halen om een voor hen unieke beleving te ervaren. Het biedt ook de mogelijkheid om bezoekers te spreiden over Vlaanderen en zo toch bezoekers te kunnen aantrekken zonder de drukst bezochte plaatsen in Vlaanderen verder te belasten. Toerisme Vlaanderen probeert er een ”year round” beleving van te maken en de wieleramateurs ook buiten de piekmomenten gebonden aan de evenementen aan te trekken.
Tot nu toe werden twee Vlaamse regio’s voor de koersbeleving in de markt gezet: de Vlaamse Ardennen met de Ronde en de Westhoek met Gent-Wevelgem. De Westhoek werd bovendien gekoppeld aan de Eerste-Wereldoorlogbeleving. Zowel wielrennen als Eerste-Wereldoorlogerfgoed werken goed op de Britse markt en vormen dan ook een ideale combinatie voor deze markt. 2021 wordt een speciaal jaar met het WK wielrennen in en rond Leuven. Het WK werd aangetrokken door Event Flanders, een samenwerking van Toerisme Vlaanderen met andere Vlaamse departementen. De wielerbeleving zal dan extra aandacht krijgen. Dit biedt een unieke opportuniteit om een bijkomende regio, die van het WK, in de markt te zetten: het Dijleland. In de periode na corona zal het belangrijk zijn om het herstel van het toerisme te ondersteunen en die toeristische ontwikkeling op een duurzame manier te laten gebeuren. Het spreiden van de bezoekers in de ruimte speelt in dat opzicht een belangrijke rol.
In wat volgt zullen onder meer resultaten van tellingen van wieleramateurs met focus op deze drie regio’s worden onderzocht. Starten gebeurt met een onderzoek naar de potentiële markten en het profiel van de wielerliefhebber. In dit eerste deel wordt ook gekeken of de wielersport nu echt zo sterk leeft in Vlaanderen in vergelijking met het buitenland.
7 16.000 wielertoeristen hebben ”hun” Ronde van Vlaanderen er al opzitten. https://sporza.be/nl/2019/04/06/ rvv-wielertoeristen/ (6-04-2019).
683volkskunde 2020 | 4 : 679-701
Marktpotentieel en profilering
De data
In dit deel is het de bedoeling om op een objectieve manier na te gaan wie die wielerliefhebber is en in welke markten de interesse in wielrennen het grootst is. Een klassieke benadering voor deze problematiek is het houden van een survey in de markten, die potentieel interessant kunnen zijn. Toerisme Vlaanderen doet op frequente basis een survey in de belangrijkste markten waar het actief is. Daarin wordt onder andere gepeild naar de interesse in wielrennen. Uit het meest recente onderzoek blijkt dat de aandelen van deze groep gepassioneerde mensen in elke markt eerder klein is met weinig significante verschillen, doorgaans 2 à 3%. Een probleem stelt zich bij kleine aandelen, waar de foutenmarge een grote rol speelt. Een antwoord bieden op het profiel van deze doelgroep is dan ook heel moeilijk, omdat in de meeste markten de steekproef aan wielerliefhebbers te klein wordt om betrouwbaar te analyseren. Bijvoorbeeld: bij een percentage van 2% wielerliefhebbers op 1000 respondenten zou de profielanalyse van de wielerliefhebber op ongeveer 20 respondenten gebaseerd zijn. Dit is te klein voor een betrouwbare analyse. De steekproef voldoende vergroten is – onder meer om financiële redenen – moeilijk haalbaar. Een alternatieve surveymethode is rekruteren via een specifiek medium, in dit geval zou een wielermedium kunnen. Dit kan werken om een profiel op te stellen, maar de kans op afwijkingen is groot omdat de steekproef afhankelijk is van het medium en de gebruikers van dat medium misschien niet representatief zijn. Het is onmogelijk om dat te achterhalen. Bovendien is het onmogelijk om op deze basis een inschatting van markten te maken, omdat dergelijke media nu eenmaal meestal marktspecifiek zijn. Een bijkomend probleem met surveyen is dat op voorhand moet worden bepaald in welke landen dit zal gebeuren, terwijl het zoeken van de landen net een van de onderwerpen van onderzoek is.
Dit bracht Toerisme Vlaanderen er toe om alternatieve methodes, gebaseerd op big data, te exploreren. Voor de profilering van de wielerliefhebber en voor het bepalen van de interessantste markten voor deze doelgroep wordt geëxperimenteerd met gegevens van Facebook. Naast zijn eigen sociaalnetwerksite zelf beheert Facebook ook Instagram, Whatsapp en Messenger en wordt een Facebookaccount vaak gebruikt als login op andere sites. Via algoritmes worden interesses van mensen bepaald op basis van hun activiteit op de kanalen van Facebook en op basis van hun activiteit met hun account (bijvoorbeeld door in te loggen op een website met een Facebookaccount). Hierdoor kan onder meer gericht worden geadverteerd naar groepen van mensen met bepaalde interesses. Via de tool Profiler van het bedrijf Synthesio8 kunnen deze data worden gebruikt om groepen mensen te profileren op basis van interesses. Dit gebeurt als volgt. In een eerste stap worden twee groepen gedefinieerd via een query: een doelgroep en een
s. valcke & m. nauwelaert | wie komt naar vlaanderen om koers te beleven?
684
8 https://www.synthesio.com/glossary/audience-analysis/
referentiegroep. Dit gebeurt op basis van de interesses die met sleutelwoorden vrij te definiëren zijn. Belangrijk is dat de doelgroep deel moet uitmaken van de referentiegroep. Vervolgens genereert de tool een rapport, waarbij het de doelgroep vergelijkt met de referentiegroep op meer dan 10.000 parameters. Zo kan op twee uur tijd een rapport, en dus eigenlijk een onderzoek, klaar zijn. Het feit dat wordt gewerkt met relatieve cijfers, neutraliseert de afwijkingen ten gevolge van het medium. De parameters zijn de verschillende interesses. Per parameter worden drie variabelen gegeven: het aantal profielen in de doelgroep, het aantal profielen in de referentiegroep en een affiniteitsscore.9 De score geeft meteen een goed zicht op het feit of de doelgroep meer of minder geïnteresseerd is in de desbetreffende parameter dan de referentiegroep, en houdt ook rekening met het volume. De score is een positief of negatief getal. Hoe positiever, hoe hoger de affiniteit van de doelgroep in vergelijking met de referentiegroep; het omgekeerde geldt voor hoe negatiever. Een score tussen -3 en +3 wordt beschouwd als niet significant afwijkend en dus overeenstemmend met de referentiegroep. Bij scores boven de 10 is er al een sterke affiniteit. Een ander belangrijk methodologisch aspect is het feit dat de data gebaseerd zijn op min of meer de recentste 90 dagen. De exacte periode kan niet worden gegeven, omdat Facebook hierin niet zuiver transparant is. De data die onderzocht worden zijn getrokken in december 2019. De gebruikte woorden die het profiel van de wielerliefhebber bepalen zijn: ”cyclo-cross, road cycling, track cycling, indoor cycling or cycling team”. Het gaat om mensen die geïnteresseerd zijn in wielersport en al dan niet de sport zelf beoefenen. Daarom gaat het hier om de wielerliefhebber. De assumptie wordt gemaakt dat wieleramateurs ook wielerliefhebbers zijn en vaak ook omgekeerd.
Uit ervaring met de verschillende onderzoeken met deze gegevens en ook met andere big data bronnen, blijkt dat voorzichtigheid is geboden. Vooreerst is het niet altijd evident om gegevens te trekken die over meerdere landen gaan, zoals hier wordt gedaan omdat sommige resultaten eerder terug te brengen zijn tot interesses die eigenlijk specifiek zijn voor een land dat sterk vertegenwoordigd is in de doelgroep, maar dat daarom niet typisch is voor doelgroep. Een andere zaak is dat bepaalde parameters altijd een onverklaarbaar extreem scoren. Zo is bijvoorbeeld elke interesse die tot nu toe onderzocht is, sterk aanwezig in Maleisië zonder duidelijke verklaring. Bij het bepalen van de query, maar ook bij de analyse wordt hiermee rekening gehouden.
Om een inschatting te maken van het potentieel van de wielerliefhebbers in een geografische markt, moet naast de mate van interesse ook een idee worden gevormd van het potentieel reisvolume van die doelgroep in elke markt. Daarvoor worden twee bronnen gecombineerd. Een eerste is de reeds beschreven Profiler tool. Hier wordt gebruik gemaakt van het aandeel van de doelgroep in de referentiegroep. De tool genereert voor de doel- en referentiegroep het aantal profielen per land waardoor het aandeel kan worden berekend. Per land kennen we via de bron Global Data10 ook het totale bestede bedrag aan reizen in of naar Europa, uitgedrukt in miljoen Amerikaanse dollar.
685volkskunde 2020 | 4 : 679-701
9 Synthesio, Profiler User Guide 2018 (Handleiding bij de tool Profiler). 10 Global Data is een bedrijf dat data over toerisme levert.
De reden waarom er gekozen is om met het bedrag te werken, is dat hierdoor de focus ligt op commercieel toerisme en de invloed van bijvoorbeeld reizen naar familie, waar bestedingen veel lager liggen, wordt geminimaliseerd. Wanneer dan per land het aandeel van de doelgroep wordt vermenigvuldigd met het bedrag, wordt een bedrag verkregen dat een ruwe inschatting is van het door de doelgroep bestede bedrag aan reizen. Het gaat hiermee om een grootte-orde die dienst doet als volume-indicator. Aangezien dit als een volume-indicator wordt gebruikt, wordt de eenheid weggelaten en puur als een indicatief getal gebruikt.
Alle landen met een volume-indicator kleiner dan 20 worden als te kleine markt en daardoor als niet relevant beschouwd en vallen buiten scope. Hierdoor valt een land als Colombia, dat wel een hoge affiniteitsscore heeft, en dus veel interesse, buiten scope. Vervolgens wordt het gemiddelde genomen van de markten die naar volume voldoende groot zijn. Het gemiddelde van de volume-indicator ligt op 742. Boven het gemiddelde wordt beschouwd als groot, er onder als klein.
De affiniteitsscore, de passie-indicator, wordt vervolgens gecombineerd met de volume-indicator. Zo ontstaan er vier kwadranten (Figuur 1) waarvan er drie interessante markten bevatten: landen met hoge interesse en groot volume, landen met hoge interesse maar laag volume en landen met lage interesse maar hoog volume.
naar vlaanderen om koers te beleven?
686 s. valcke & m. nauwelaert | wie komt
Figuur 1: Indeling naar potentieel volume en mate van interesse.
Marktpotentieel
Vanuit ervaring en ander onderzoek wordt verwacht dat er een groot potentieel zit in Nederland, Frankrijk, Italië, Spanje, de Angelsaksische en de Scandinavische landen, voornamelijk dan Denemarken.
In Tabel 1 vind je de landen die in een van de bovenstaande categorieën vallen met de volumescore en affiniteitsscore en daarnaast de affiniteitsscore voor België. Deze is zonder volumescore, omdat ze niet relevant is voor binnenlands toerisme. Het gaat hier eerder om het meten en het staven van de passie van de Belg.
Eerst wordt gekeken naar België, dat de hoogste affiniteitsscore van alle landen heeft . Dit duidt op een hoge passie voor de wielersport in België. Binnen België zijn er wel grote verschillen naargelang van het gewest. Zo haalt Vlaanderen een affiniteitsscore van 33, Wallonië en Brussel respectievelijk 4 en 3. Geen enkele regio in de wereld haalt zo’n hoge affiniteitsscore. Het is dus duidelijk dat de passie voor de wielersport nergens zo groot is als in Vlaanderen en dat de keuze om Vlaanderen als een door wielrennen gepassioneerde regio te positioneren correct is.
Vijf landen vallen in de categorie hoge interesse, klein volume. Australië en Denemarken zijn twee landen die vanuit ervaring werden verwacht. Denemarken leunt dan nog eens dicht aan bij de categorie hoge interesse, groot volume. De andere drie zijn meer verrassend. Waarschijnlijk speelt in het geval van Slowakije en Slovenië het succes van de huidige renners een rol, waardoor de interesse in die landen nu relatief hoog ligt, maar waarschijnlijk een tijdelijk gegeven is. De afgelopen jaren was de Slowaak Peter Sagan heel succesrijk en populair. In 2019 waren verschillende Sloveense renners als Pogačar en Roglič, succesvol.
In de categorie lage interesse, hoog volume vallen enkel de Verenigde Staten. Ook in andere studies waar deze methode op wordt toegepast valt dit land heel vaak in deze categorie. Het gaat over een land met veel inwoners en veel diversiteit en vaak grote verschillen tussen de staten. Sommige groepen hebben een sterke interesse maar zijn daarom relatief niet sterk vertegenwoordigd. Dit verklaart waarschijnlijk deze categorie voor de Verenigde Staten. Gezien de grootte van het land gaat dit nog steeds om een grote groep in vergelijking met andere landen waar de affiniteit hoger kan zijn. Overigens vallen er wel wat regionale verschillen te merken. Zo haalt de staat New York bijvoorbeeld wel een affiniteitsscore van 4, waardoor deze staat dus wel in de categorie hoge interesse zou vallen. Een andere grote staat, Texas, haalt dan weer een score van -3.
In de categorie hoge interesse, groot volume zijn de meeste landen die verwacht werden Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Italië. Eerder onverwacht zijn Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland. Duitsland zit weliswaar op de rand, maar de andere twee landen zitten overduidelijk in deze categorie. Wanneer meer gedetailleerd, regionaal wordt gekeken, dan valt op dat in de verschillende van deze landen alle regio’s hoog scoren. In de twee Zuid-Europese landen is dit niet het geval. In Italië valt op dat vooral in noordelijke, meer verstedelijkte regio’s zoals Lombardije of Veneto,
687volkskunde 2020 | 4 : 679-701
de affiniteitsscores hoog zijn. De interesse in het wielrennen concentreert zich dus in Italië in het noorden. Ook in Spanje zijn er duidelijke regionale verschillen. Wielrennen scoort er vooral in Catalonië en de regio Valencia.
Opvallend is dat de Scandinavische landen minder goed scoren dan verwacht. Enkel Denemarken valt in de landen met potentieel. Bij Zweden, Noorwegen en Finland ligt dit niet zozeer aan het volume, maar vooral aan een te lage affiniteitsscore.
Affiniteitsscore Volumescore
België 28
Hoge interesse, klein volume
Portugal 5 49
Slovenië 4 83
Slovakije 4 87
Australië 4 283
Denemarken 5 689
Lage interesse, groot volume
Verenigde Staten 0 2.115
Hoge interesse, hoog volume
Oostenrijk 5 862
Zwitserland 7 1.102
Italië 15 1.469 Spanje 16 1.688
Frankrijk 12 2.069
Nederland 27 3.157
Verenigd Koninkrijk 14 4.135 Duitsland 4 4.595
Tabel 1: Affiniteits- en volumescores per land - Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Synthesio en Global Data.
Profiel
Voor het profiel wordt gewerkt met de affiniteitsscores uit de reeds besproken gegevens. Het profiel wordt binnen dit artikel beperkt tot een aantal profielelementen. De ruimte is hier niet om elke gemeten parameter te behandelen, bovendien is niet elke parameter relevant.
Uit Tabel 2 blijkt dat het overgrote deel van de wielerliefhebbers mannen zijn. Het verschil in affiniteitsscore tussen mannen en vrouwen is groot. Naar leeftijd valt op dat de doelgroep eerder jong is. De drie oudere leeftijdscategorieën scoren negatief. De wielerliefhebbers zijn sterk vertegenwoordigd bij mensen tussen 25 en 44 jaar.
s. valcke & m. nauwelaert | wie komt naar vlaanderen om koers te beleven?
688
Socio-demografische gegevens
Affiniteitsscore
Geslacht Man 20 Vrouw -20 Leeftijd 18-24 1 25-34 5 35-44 6 45-54 -1 55-64 -10 65+ -11
Tabel 2: Socio-demografische kenmerken - Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Synthesio.
Wanneer gekeken wordt naar reisbestemmingen (Tabel 3), dan blijkt dat de meeste reisbestemmingen negatief scoren. België vormt hierop een uitzondering. Ook Frankrijk, Spanje en Italië scoren positief. Dit wijst er op dat deze doelgroep niet zo veel met reizen bezig is, maar bestemmingen die hen interesseren zijn landen die bekend zijn omwille van de wielersport, hun passie. Dit maakt dat de concurrentie binnen deze doelgroep niet zo groot is en dat België een sterke positie heeft.
Bestemmingen
Affiniteitsscore België 8 Frankrijk 6 Spanje 5 Italië 2 Duitsland -2 Zweden -3 Verenigde Staten -8 Verenigd Koninkrijk -9 Ierland -9 Nederland -13
Tabel 3: Aantrekkelijkheid van bestemmingen - Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Synthesio.
Op vlak van wielerwedstrijden valt op dat de Tour de France, niet onverwacht, een extreem hoge score haalt (Tabel 4). Deze wedstrijd is dan ook wereldwijd de bekendste en leeft duidelijk heel sterk onder het publiek van wielerliefhebbers. Hoewel de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix veel lager scoren, zijn hun scores toch nog steeds hoog. Dit wijst op een hoge mate van interesse in deze
689volkskunde 2020 | 4 : 679-701
wedstrijden. Als daarentegen gekeken wordt naar de Ronde van Lombardije, valt op dat deze minder hoog scoort. Dit is des te opvallender omdat deze wedstrijd werd gereden in de periode waarover de data gaan.
Bij de wielrenners en oud-wielrenners valt meteen op dat de interesse in actieve wielrenners of relatief recent gestopte wielrenners groter is dan in oud-wielrenners. De enige uitzondering is Eddy Merckx. Geen enkele scoort zo hoog als hij. Het toont aan dat hij een bijzondere figuur is die nog steeds bij iedere wielerliefhebber tot de verbeelding spreekt.
Wedstrijden en persoonlijkheden
Wedstrijden
Affiniteitsscore
Ronde van Frankrijk 217
Ronde van Vlaanderen 29
Parijs–Roubaix 32
Ronde van Lombardije 7
Persoonlijkheden
Philippe Gilbert 14
Tom Boonen 19
Greg Van Avermaet 12
Vincenzo Nibali 22
Johan Museeuw 4
Eddy Merckx 29
Bernard Hinault 2
Fausto Coppi 7
Tabel 4: Wedstrijden en persoonlijkheden – Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Synthesio.
De wielersport wordt ook vaak gelinkt aan gezelligheid op een terras na de fietstocht. Uit de resultaten voor de verschillende dranken komt dit ook naar voor (Tabel 5). Zowel bier, wijn alsook gin scoort sterk. Softdrinks en milkshakes zijn duidelijk niet te linken aan deze doelgroep. Dit is ook zoals verwacht. Waar echter de affiniteit het grootst is, zijn de energy drinks. Ook dit is niet onlogisch. Het toont aan dat het hier gaat om mensen die een sport beoefenen. Dit type dranken is onder meer op deze groep gericht. Wat de assumptie ondersteunt dat wieleramateurs ook wielerliefhebbers zijn en vaak ook omgekeerd.
s. valcke & m. nauwelaert | wie komt naar vlaanderen om koers te beleven?
690
Dranken
Energy drinks
Wijn
Bier
Gin
Koffie
Whisky
Milkshakes
Softdrinks
Affiniteitsscore
Tabel 5: Dranken en wielerliefhebbers – Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Synthesio
Kritische beschouwing op de bron Profiler
Vanuit een marketingoogpunt voldoet de bron aan vereisten om ingezet te worden in het kader van kennisgedreven werken:
• rapporten zijn snel gegenereerd;
• de data zijn heel recent;
• er worden duidelijke indicaties gegeven.
Dit laatste geeft al aan dat er toch ook wel de nodige bedenkingen bij de bron te maken zijn en er enige voorzichtigheid geboden is bij de interpretatie en het gebruik van deze bron. De bron zelf is de databank van Facebook. Hier zijn een aantal nadelen aan verbonden. Een eerste is dat de ruwe data niet worden vrijgegeven. Dit is om begrijpelijke privacyredenen, maar vanuit een onderzoeksoogpunt maakt dit het moeilijk om controles te doen op de output. Een tweede nadeel verbonden aan deze bron is dat de steekproef door de bron zou kunnen worden vertekend. Dit valt te relativeren om twee redenen. Een groot deel van de bevolking wereldwijd gebruikt een of ander product van Facebook. Cijfers over het gebruik tonen dit aan. Om de afwijking door de bron te minimaliseren werkt de tool met relatieve profielen. Een ander nadeel van deze data is de korte termijn waarover de data gaan. Facebook is hier niet helemaal duidelijk, maar het gaat om ongeveer 90 dagen. Vanuit een promotioneel oogpunt is dit sterk, omdat er wordt gekeken naar wie er nu mee bezig is. Vanuit een onderzoeksoogpunt kunnen er afwijkingen optreden door tijdelijke effecten, met meer historische data zou dit worden uitgevlakt. Het verdient een aanbeveling om deze studie, om ze echt ten gronde onderzoeksmatig te kunnen gebruiken, meerdere malen op dezelfde manier uit te voeren. Ook bij de interpretatie is soms enige voorzichtigheid en ervaring nodig. Dit is vooral het geval voor multilandenstudies zoals hier uitgevoerd. Zoals reeds aangegeven kunnen er resultaten naar voor komen die niet altijd aan de doelgroep gebonden zijn maar bijvoorbeeld in de doelgroep een bepaald land gaat doorwegen waar bepaalde producten of gebruiken heel populair zijn. Het is belangrijk om bij de interpretatie het geheel voor ogen
691volkskunde 2020 | 4 : 679-701
26
16
15
12
10
4
-3
-9
te houden en te focussen op die punten die relevant zijn voor de doelgroep. Meer inzicht zou er kunnen komen door dergelijke studies binnen één land te kunnen maken. Dit zou voor de belangrijke landen zeker een meerwaarde zijn. Voor het gebruik kan worden gesteld dat deze studies bruikbaar zijn om marketingkeuzes te ondersteunen, maar voor een echte volwaardige studie zou het meerdere malen moeten worden herhaald om de evolutie en seizoengevoeligheid te bekijken, en dit gecombineerd met een aantal landenspecifieke studies.
Buitenlandse wieleramateurs en hun trips in Vlaanderen
De data
Om een idee te krijgen van het aantal wielerliefhebbers dat de Vlaamse kasseien trotseert, kunnen verschillende telsystemen worden ingezet. Toerisme Vlaanderen richt zich echter tot buitenlandse wieleramateurs. De herkomst van deze groep kan bij tellingen met een klassiek systeem niet worden afgeleid. Om toch inzicht te krijgen in het volume van deze fietsers in Vlaanderen werd een alternatieve methode getest. De populaire app Strava meet sportieve prestaties via GPS. Via synchronisatie met o.a. telefoon en smartwatch kunnen sporters een dertigtal soorten sportactiviteiten registreren. Strava brengt gegevens zoals afstand, starttijd, snelheid, tijdsduur en hoogteverschil voor elke specifieke sport in kaart en maakt het voor gebruikers mogelijk hun prestaties te delen met anderen. In het geval van fietsers gaat het om voornamelijk wieleramateurs. De app is oorspronkelijk ontwikkeld voor fietsers waardoor nog steeds het overgrote deel van de gebruikers fietsers zijn.
De grote hoeveelheid informatie die de app hiermee verzamelt, kan in de vorm van geaggregeerde en geanonimiseerde rapporten worden aangekocht. In 2019 kocht Toerisme Vlaanderen een eerste rapport aan met daarin gegevens over buitenlandse fietsers over het jaar 2018 voor het niveau Vlaanderen, provincie Limburg en de toeristische regio Vlaamse Ardennen. Dit rapport was in eerste instantie een test voor de bruikbaarheid van de data. Een tweede rapport, voor het jaar 2019, werd later aangekocht. Daarin is rekening gehouden met wat geleerd is op basis van het eerste rapport.
Het eerste rapport dat werd aangekocht bevatte gegevens over 126.077 gebruikers (niveau Vlaanderen) van de app en hun sociodemografische kenmerken (leeftijd, geslacht en herkomst), het aantal trips per week in een regio en de diverse startlocaties. De trips per week werden eveneens vergeleken met de klimatologische waarnemingen van dat jaar, verkregen bij het Koninklijk Meteorologisch Intituut (KMI). De data gaven een eerste idee van de mogelijkheden van Strava, maar vertoonden ook een aantal tekortkomingen. Zo bleek het aandeel Nederlandse fietsers in Limburg erg hoog te zijn. Uit verdere analyse bleek een groot aantal onder hen een trip te starten net over de grens in Nederland waardoor het hier vermoedelijk eerder om buurtbewoners ging dan om toeristen. Bovendien gaven de data van 2018 nog onvoldoende inzicht in het gedrag van de buitenlandse wielrenners in de populairste fietsregio’s en in de eigenschappen van hun activiteiten. Daarom werd een set van data uit
s. valcke & m. nauwelaert | wie komt naar vlaanderen om koers te beleven?
692
2019 aangekocht met informatie over 43.499 gebruikers. Daarin worden, naast Vlaanderen, ook de regio’s Vlaamse Ardennen, Dijleland en Westhoek onder de loep genomen. De afbakening van Vlaanderen is ook aangepast. Bepaalde gemeenten in Vlaanderen, voornamelijk grensgemeenten, telden heel veel ritten per gebruiker, wat meestal wijst op mensen die net even de grens oversteken. Deze hebben weinig met toerisme te maken. Dus zij die enkel in die gemeenten werden geregistreerd, zijn hier niet opgenomen. Dit heeft bijgevolg een sterke invloed gehad op het aantal Nederlanders en Fransen. Dit is één van de lessen die uit het eerste onderzoek werd getrokken.
Bijkomend werd een set met gegevens over segmenten uit een aantal wielerklassiekers aangekocht. Segmenten uit Parijs-Roubaix en LuikBastenaken-Luik als benchmark werden aangewend, maar bleken onvoldoende betrouwbaar wegens het lage aantal appgebruikers dat daar werd geregistreerd. Dit moet verder worden onderzocht.
Trips in Vlaanderen
De 43.499 buitenlandse users die in Vlaanderen werden geregistreerd, maakten in 2019 samen 189.252 trips, goed voor gemiddeld 4,4 activiteiten per fietser. Een trip was gemiddeld 56 km lang en duurde ongeveer drie uur. De gebruikers vatten hun tocht meestal aan rond het middaguur.
Het gaat hier om een overwegend mannelijk publiek. Slechts 14 % van de Stravagebruikers is vrouw. 51% van de users is tussen 35 en 54 jaar oud.
In het overzicht van het aantal trips per week (Figuur 2) is duidelijk een piek te zien in de week van 1 april, goed voor 8 % van alle activiteiten in 2019 . Op het einde van die week werd de Ronde van Vlaanderen gereden. Traditiegetrouw krijgen de dag voor de wedstrijd wielertoeristen de kans om het parcours zelf te testen. Deze cyclo is eveneens populair bij de buitenlandse wielerfanaten.
Figuur 2: Aantal trips per week in Vlaanderen (2019). – Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Strava
693volkskunde 2020 | 4 : 679-701
Figuur 3: Herkomst van buitenlandse users in Vlaanderen (2019) – Bron Toerisme Vlaanderen op basis van Strava.
Het fietsseizoen is duidelijk terug te vinden in onderstaande grafiek en loopt van begin maart tot eind september. Een aantal dips in het seizoen zijn vermoedelijk te verklaren door weersomstandigheden. In de week van 3 juni 2019 werd bijvoorbeeld tot 29,4mm neerslag opgetekend. Dat vertaalt zich in een lager aantal trips op dat moment.
In figuur 3 is te zien dat 43% van de buitenlandse gebruikers in Vlaanderen uit Nederland komt (17.656 fietsers), gevolgd door 21% uit het Verenigd Koninkrijk (8.626 fietsers) en 11% uit Frankrijk (4.524 fietsers). In de regionale resultaten wordt hun verspreiding verder toegelicht. De gebruikers uit Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Italië komen voornamelijk uit de gebieden die zich het dichtst bij de Belgische grens bevinden.
Trips in de drie regio’s
Na de analyse op Vlaams niveau werd verder ingezoomd op drie belangrijke regio’s voor wielertoeristen: de Vlaamse Ardennen, Dijleland en de Westhoek. In elk van deze regio’s wordt ten minste één voorjaarsklassieker gereden met rond dezelfde datum een cyclo voor wielerliefhebbers.
In de drie regio’s samen werden 19.944 gebruikers geteld, goed voor 46% van het aantal in heel Vlaanderen. 63% van alle gebruikers in de drie regio’s bevond zich in de Vlaamse Ardennen, 21% in de Westhoek en 16% in het Dijleland. In de Westhoek werd het minste aantal trips per user geregistreerd. Het Dijleland kan rekenen op 3,6 trips per wielerliefhebber (Figuur 5).
Trips door de Vlaamse Ardennen blijken in afstand en tijdsduur langer te zijn dan in de andere regio’s (Figuur 6 en Figuur 7).
s. valcke & m. nauwelaert | wie komt naar vlaanderen om koers te beleven?
694
695volkskunde 2020 | 4 : 679-701
Figuur 4: Situering van de regio’s Westhoek, Vlaamse Ardennen en Dijleland in Vlaanderen. –Bron: Toerisme Vlaanderen
Figuur 5: Het aantal activiteiten per buitenlandse user (2019) – Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Strava.
Figuur 6: Gemiddelde tijdsduur van een rit - Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Strava.
valcke
m. nauwelaert
wie komt naar vlaanderen om koers te beleven?
696 s.
&
|
Figuur 7: Gemiddelde afstand (km) van een rit – Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Strava.
Het Dijleland kan een jonger publiek (<25 tot 34 jaar) bekoren dan de Vlaamse Ardennen. In deze laatste regio zijn vooral wielertoeristen tussen 35 en 54 jaar aanwezig. De leeftijd van wielrenners in de Westhoek is meer gespreid over alle categorieën. Enkel de categorie 65+ is minder aanwezig.
De grotere steden in de regio’s doen het vaakst dienst als startlocatie voor een rit. In het Dijleland vertrekt 27% vanuit Leuven. Oudenaarde is voor 52% van de users het startpunt in de Vlaamse Ardennen. 39% vertrekt uit Ieper voor een trip door de Westhoek.
Zoals besproken in de resultaten op Vlaams niveau is de week van de Ronde van Vlaanderen duidelijk zichtbaar in de grafiek van het aantal trips per week (Figuur 8). 24% van de trips in de Vlaamse Ardennen werd geregistreerd in deze periode. Geen enkele andere week van 2019 komt in de buurt van deze piek.
In de Westhoek is een week eerder een piekmoment te vinden (Figuur 9), goed voor 9 % van alle fietsactiviteiten in deze regio. Op dat moment werd de wedstrijd Gent-Wevelgem georganiseerd met de dag ervoor de cyclo voor wielertoeristen. Opvallend is dat ook het Dijleland een gelijkaardige piek ervaart in diezelfde week, terwijl de wedstrijd Brabantse Pijl en de cylco pas plaatsvinden in de tweede helft van april. 10% van alle fietstrips in het Dijleland heeft plaats in de week van 25 maart. Slechts 3% van alle activiteiten in deze regio werd geregistreerd in de week van de Brabantse Pijl en de bijhorende cyclo.
697volkskunde 2020 | 4 : 679-701
Figuur 8: Aantal trips per week in de Vlaamse Ardennen (2019) – Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Strava.
Figuur 9: Verdeling trips per week per regio (2019) – Bron: Toerisme Vlaanderen op basis van Strava.
Op Vlaams niveau was duidelijk te zien dat de buitenlandse wielrenners vooral uit Nederland kwamen. Op regionaal vlak wordt duidelijk dat zij niet overal even dominant aanwezig zijn. Figuur 10 legt uit dat de Nederlandse fietsers vooral te vinden zijn in het Dijleland en de Vlaamse Ardennen, maar minder in de Westhoek dat een ander publiek kent. Gebruikers uit het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zijn sterker vertegenwoordigd in de Westhoek. Frankrijk is
valcke
m. nauwelaert | wie komt naar vlaanderen om koers te beleven?
698 s.
&
Figuur 10: Vergelijking van herkomst in de regio’s (NL, VK, F en D) (2019). – Bron: Strava.
er vlakbij en voor de Britten is de Westhoek een belangrijke bestemming omwille van het Eerste-Wereldoorlogerfgoed. Wellicht combineren de Britse wieleramateurs het wielrennen met een bezoek aan dat erfgoed.
De fietsers uit de buurlanden komen meestal uit regio’s die het dichtst bij de Belgische grens gelegen zijn. Zo komt 47% van de Duitse fietsers uit NordrheinWestfalen. 93% van de Britse bezoekers komt uit Engeland. Hauts-de-France levert 45% van de Franse wielerliefhebbers aan. 27% van de Nederlandse fietsers is afkomstig uit Noord-Brabant. Het grootste aantal wieleramateurs uit Italië komt uit Lombardije (37%).
Trips met segmenten van voorjaarsklassiekers
In dit deel van de studie werden een aantal segmenten van voorjaarsklassiekers en hun bijhorende cyclo onderzocht. Volgende stukken met een afstand van 500 m tot 2,5 km lang werden geselecteerd: - Ronde van Vlaanderen: Paddestraat, Koppenberg en Kapelmuur Brabantse Pijl: Moskesstraat en IJskelderlaan Gent-Wevelgem: Kemmelberg
In totaal werden 22.147 gebruikers geregistreerd op de segmenten, samen goed voor 24.746 activiteiten. Het meest opvallende verschil met de regionale en Vlaamse gegevens is te vinden in de afstand van een activiteit, en daarmee samenhangend het aantal trips. Trips waar bovenstaande segmenten deel van uitmaken zijn gemiddeld 128 km lang. In de regio’s lag deze afstand tussen 43,7 km en 66,8 km. In Vlaanderen wordt gemiddeld 56,6 km ver gefietst.
699volkskunde 2020 | 4 : 679-701
Logischerwijze starten deze ritten vroeger op de dag en duren ze, met een gemiddelde van 5.30 u., langer dan in de regio’s en Vlaanderen. Het aantal activiteiten per gebruiker ligt met 0,8 dan weer veel lager dan op regionaal en Vlaams niveau. Een segment wordt dus gemiddeld slechts eenmaal gereden. Dit duidt er op dat deze stroken worden gereden door hen die de echte flandrienbeleving zoeken.
Kritische beschouwing op de bron Strava
Strava is een app die specifiek voor deze sportieve doelgroep is ontwikkeld. De data geven een duidelijk beeld over de buitenlandse wielerverblijfstoerist in Vlaanderen. Dat was het opzet van deze studie. Bovendien ligt dit in lijn van de verwachtingen vanuit de ervaring van Toerisme Vlaanderen en cijfers over deelname aan cyclo’s. Toch zijn er ook wel bedenkingen te maken. Een eerste bedenking is dat Strava een app is die misschien niet in elk land even wijd verspreid is, waardoor de effectieve verhoudingen niet helemaal correct zijn. Dit verdient nog enig verder onderzoek. Vergelijking van de cijfers op de dag van de Ronde van Vlaanderen cyclo met effectieve deelnamecijfers zou hier enig inzicht kunnen brengen. Op dit vlak kan zeker verder onderzoek worden gedaan. De data tonen aan dat deze cyclo zorgt voor een ruime dataset voor die dag, waardoor de vergelijking gemaakt zou kunnen worden waarna gewichten per land kunnen worden ingevoerd. Een tweede bedenking is de afwijking door het ”grenseffect”. Nederlanders en Fransen die frequent net over de grens komen fietsen, behoren hier niet tot de doelgroep en daarvoor moest de dataset worden aangepast. Helemaal uitgefilterd zullen die niet zijn, hiermee moet men in ieder geval rekening houden.
Conclusie
Wielrennen is duidelijk een sport die specifiek in Vlaanderen een sterke traditie heeft. Maar ook buiten Vlaanderen bereikt deze sport heel wat gepassioneerden. Het is dan ook een meerwaarde voor hen om de koers in Vlaanderen te beleven.
Met het oog op de promotie van Vlaanderen als wielerbestemming werden big data over de potentiële en actuele markt van deze doelgroep geanalyseerd. Met traditioneel onderzoek konden vragen naar profiel en markten moeilijk worden opgelost. Met het WK van 2021 in Vlaanderen groeide de nood aan bijkomende inzichten nog meer.
Er zijn duidelijke paralellen maar ook verschillen tussen de studie over de potentiële en huidige markt.
De vijf belangrijkste landen in de potentieelinschatting zijn dezelfde als die in de actuele markt in Vlaanderen. De volgorde is weliswaar anders, maar uiteraard spelen nog andere factoren een rol dan puur de interesse. De Nederlandse markt is in het algemeen toeristisch al de grootste buitenlandse markt in Vlaanderen. Het is dan ook niet verrassend dat deze ook voor deze doelgroep in Vlaanderen de grootste is.
De leeftijdscategorieën tussen beide studies verschillen. De wielerliefhebbers, de potentiële markt, zijn voornamelijk tussen de 25 en 44
s. valcke & m. nauwelaert | wie komt naar vlaanderen om koers te beleven?
700
jaar, waar de actuele markt in Vlaanderen tussen 35 en 54 jaar is. Wellicht duurt het enkele jaren voor men effectief zelf op de fiets springt. Zij die daarna de stap zetten om in het buitenland trips te ondernemen blijven ook wielerliefhebber. Dit verklaart waarschijnlijk waarom de actuele markt ouder is. Ook wat het geslacht betreft, duiden beide studies op een overgroot deel mannen.
Dat de Ronde van Vlaanderen globaal bekend is, wordt aangetoond in de studie over de potentiële markt. De cyclo van Ronde van Vlaanderen is duidelijk het evenement dat de buitenlandse wielerliefhebbers naar Vlaanderen brengt. In de Westhoek oefent de cyclo van Gent-Wevelgem eveneens aantrekkingskracht uit. Dat ook in het Dijleland opvallend meer fietsers worden geregistreerd in de week voor de Ronde van Vlaanderen doet vermoeden dat buitenlanders het parcours van de Brabantse Pijl combineren met de twee evenementen in de Vlaamse Ardennen en de Westhoek. Buitenlandse gebruikers komen dus niet speciaal voor de cyclo van de Brabantse Pijl die pas half april plaatsvindt, maar rijden het parcours er voor. Het is in ieder geval een uitdaging om deze toeristen in de tijd meer te spreiden.
De data uit Profiler laten toe om gedetailleerde profielschetsen te maken. Het is wel de uitdaging en ervaring om de relevante zaken uit de veelheid van gemeten parameters te halen. De studie zou bovendien ook best nog een aantal malen worden herhaald, gecombineerd met een aantal landenspecifieke onderzoeken.
De data van Strava laten toe meer inzicht te krijgen in de markt van buitenlandse wielerliefhebbers en kunnen in de toekomst dienen als basis voor verder onderzoek over kenmerken van trips op niveau van leeftijd en nationaliteit.
701volkskunde 2020 | 4 : 679-701
Van emotionele beleving naar duurzaam engagement
Wie Dublin bezoekt, kan er niet naast kijken: diasporatoerisme is er big business. Het meest zichtbare element daarvan is het EPIC. Dit gloednieuwe museum over de Ierse emigratie werd bekostigd door de voormalige CEO van Coca-Cola, zelf een uitgeweken Ier die graag iets terug wilde doen voor zijn vaderland. De tentoonstelling is een beklijvende experience vol adembenemende digitale snufjes en pakkende verhalen over de invloed van de Ierse cultuur op de wereld. Na afloop belandt de bezoeker automatisch in het Family History Centre, waar historici hem of haar – tegen betaling – helpen om de eigen stamboom uit te pluizen. Een gelijkaardige dienstverlening biedt de Ierse Nationale Bibliotheek trouwens ook, en helemaal gratis. Beide initiatieven brengen de bezoeker in contact met het dorp of de regio waar diens voorouders vandaan kwamen en moedigen hen aan om daar naartoe te trekken. Want niets is zo echt als de plek waar het allemaal begon!
Ik bezocht Ierland in het najaar van 2019 en het enthousiasme voor de diasporatoerist werkte aanstekelijk. Maar tegelijk had ik ook moeite met deze commercialisering van de genealogie en het zo openlijk verkondigen van Ierse trots. Ik vroeg me af: is dit een commerciële stunt die gewiekst inspeelt op de emotie van de bezoeker? Is dit een voorbeeld van instrumentalisering van erfgoed en erfgoedgemeenschappen? Of zit er meer achter?
Omdat ik die week als stagiair meedraaide op het Ierse ministerie van cultuur en erfgoed1, zat ik in een goede positie om vanuit het veld zelf meningen en inzichten hierover te verzamelen. En dat werd dus de scope van mijn praktijkgericht onderzoek: hoe staat de Ierse overheid tegenover dit diasporatoerisme? Op welke manier koppelen zij de buitenlandse belangstelling aan het immateriële erfgoed? En welk effect heeft dat op lokale erfgoedgemeenschappen?
Diasporapolitiek in Ierland
Laat ik mijn verhaal beginnen in 2013. In dat jaar vond in Ierland The Gathering plaats, het grootste toeristische evenement dat het land ooit organiseerde. Naar het voorbeeld van Schotland, waar in 2009 een Gathering plaatsvond, moest
Met dank aan Erasmusplus,
dit bezoek aan Ierland financieel mogelijk maakte.
703volkskunde 2020 | 4 : 703-718
1
die
Hoe de Ierse overheid immaterieel erfgoed met diasporatoerisme
verbindt jacqueline van leeuwen essay
dit event de wereldwijde diasporagemeenschap overtuigen om voor één keer naar Ierland te komen. Het werd gepromoot als een unieke gebeurtenis, die aan de hand van immaterieel erfgoed als muziek, dans en sport de grootsheid van de Ierse cultuur zou vieren. In de reclameboodschappen stond het woord ”thuiskomen” centraal. Met bijna vijfduizend activiteiten was The Gathering als het ware het grootste Ierse familiefeest ooit.
In plaats van te kiezen voor mega-evenementen in de hoofdstad, trok de Ierse overheid bij dit evenement meteen de kaart van de lokale gemeenschappen. Zij konden subsidie krijgen om hun eigen evenement te organiseren. Bovendien kregen zij steun om de nazaten van hun vroegere dorpsgenoten op te sporen en hen persoonlijk uit te nodigen. Bij heel wat Amerikanen, Canadezen en Australiërs viel zo’n persoonlijke uitnodiging in de bus, waarbij een dorpsgenoot uit het verre Ierland hen hartelijk uitnodigde om voor één keertje terug te keren. Die aanpak werkte en The Gathering werd een groot succes. Ierland trok in 2013 maar liefst 275.000 meer bezoekers dan gebruikelijk en dat leverde ruim 170 miljoen euro op.2
The Gathering toonde aan dat er heel wat mogelijkheden waren om de diasporagemeenschap meer met Ierland te verbinden. Vanaf 2014 heeft Ierland daarom een aparte minister van diaspora en sinds 2015 een diasporastrategie. Deze stelt dat de diasporagemeenschap kan helpen om de positie van Ierland in de wereld te versterken en het eigen land economisch te ondersteunen. Maar bovenal moet de politiek invulling geven aan het tweede artikel van de Ierse grondwet dat stelt dat het land een speciale band koestert met Ieren in
naar duurzaam
704 jacqueline van leeuwen | van emotionele beleving
engagement
2 The Gathering, Final Report 2013: https://www.failteireland.ie/FailteIreland/media/WebsiteStructure/ Documents/eZine/TheGathering_FinalReport_JimMiley_December2013.pdf (28-06-2020). Afb. 1: The Gathering 2013, Saint Patrick’s Parade Dublin (© Greg Clarke via Flickr CC BY-ND 2.0.).
het buitenland ”who share its cultural identity and heritage”.3 In hetzelfde jaar 2015 ratificeerde Ierland ook de Unesco Conventie voor Immaterieel erfgoed en dat was wellicht geen toeval.4
Ierland is niet het enige land met een diasporastrategie. Ook andere landen zoals Polen, India, Schotland en Israël mikken op de emotionele band met hun diaspora in de hoop om zo nieuwe investeringen te genereren.5 Onderzoekers Boyle en Kitchin stellen dat het in vergelijking met die andere landen opvallend is dat in de Ierse diasporapolitiek de cultuur op de eerste plaats komt (en op de tweede, en op de derde). Naast genealogie is immaterieel erfgoed daarbij een speerpunt. Ierland organiseert bijvoorbeeld over heel de wereld taallessen Iers en optredens van Ierse muziek en dans. De jaarlijkse viering van Saint Patrick buiten Ierland is eveneens een belangrijk onderdeel van deze politiek. Net als het verder aanmoedigen van erfgoedtoerisme.6
Naar het voorbeeld van The Gathering koos de Ierse overheid er in 2016 opnieuw voor om het diasporatoerisme gedecentraliseerd aan te pakken. In plaats van alles top-down te laten uitrollen door een overheidsdienst, lanceerde men aanzienlijke subsidielijnen, die lokale gemeenschappen moesten ondersteunen bij het organiseren van evenementen voor erfgoedtoeristen. Een toolkit met een stappenplan moest hen daarbij ondersteunen. Deze toolkit bevat praktische tips en voorbeelden om de diasporagemeenschap te identificeren, een strategie om hun betrokkenheid uit te bouwen, communicatiemiddelen in te zetten en de banden verder te onderhouden. Ook geeft de toolkit een overzicht van de financieringskanalen. Toerisme wordt in deze toolkit expliciet gekoppeld aan regionale ontwikkeling. De komst van buitenlandse bezoekers kan jobs creëren en ook infrastructuurwerken verantwoorden. Een win-winsituatie dus, voor alle partijen.7
De diasporapolitiek van 2014-2018 was opnieuw een groot succes. Het afsluitende rapport is tevreden over de vele banden die werden gesmeed. Het geeft ook aan dat na deze tweede fase van experimenten ertoe leidde dat het diasporatoerisme een prioriteit werd in het National Tourism Action Plan. Dit plan erkent ook de sleutelrol van lokale gemeenschappen in dit toerisme.8 Ook het
3 Global Irish, Irelands diaspora policy (2015): https://www.dfa.ie/news-and-media/publications/ publicationarchive/2015/february/global-irish/ (28-06-2020).
4 Zie: https://www.chg.gov.ie/arts/culture/projects-and-programmes/intangible-cultural-heritage/ (28-06-2020).
5 Zie bijvoorbeeld: S. Kelner, Tours that Bind: Diaspora, Pilgrimage, and Israeli Birthright Tourism. New York, 2010; E. Lehrer, Jewish Poland Revisited: Heritage Tourism in Unquiet Places. Indiana, 2013; C. M. Hall & A.M. Williams (eds.), Tourism and Migration: New Relationships between Production and Consumption. Springer, 2002; T. Coles & D. Timothy, Tourism, diasporas and space. Abingdon, 2004.; S. Marschall, Tourism and memories of home: migrants, displaced people, exiles and diasporic communities. Bristol, 2017.
6 M. Boyle & R. Kitchin, ‘Diaspora for development: In search of a new generation of diaspora strategies’, in: Y. Kuznetsov (red.), How Can Talent Abroad Induce Development at Home? Towards a Pragmatic Diaspora Agenda. Migration Policy Institute, Washington DC, 2013, p. 315-345.
7 Review of implementation of Global Irish, Irelands diaspora policy (2018): https://www.dfa.ie/media/dfa2017/globalirish/20180606---Diaspora-Policy-Review-Final.pdf (28-06-2020).
8 Tourism action plan 2019-2021 (2018): https://www.gov.ie/en/publication/7c8926-tourism-actionplan-2019-2021/ (28-06-2020); People, place and policy, growing tourism to 2025 (2019). https://www.gov. ie/en/publication/7e58d7-people-place-and-policy-growing-tourism-to-2025/ (28-06-2020).
705volkskunde 2020 | 4 : 703-718
grootste nieuwe project Ireland’s Global Footprint to 2025 maakt veel ruimte voor immaterieel erfgoed en het delen van cultuur en erfgoed met zoveel mogelijk gemeenschappen over de hele wereld.9
Het discours van het gevoel
De voorbije zeven jaar is diasporatoerisme dus uitgegroeid tot één van de voornaamste hefbomen om Ierland op de (mentale) kaart te zetten van diasporagemeenschappen over de hele wereld. Lokale gemeenschappen worden daarbij nauw betrokken. De internationale reputatie en de economische ontwikkeling van het land zijn daarbij belangrijke motieven. Maar het discours van de diasporapolitiek speelt, net als in andere landen gebeurt, ook op een heel ander register, namelijk dat van het gevoel.
De strategie uit 2015 stelt al in de inleiding dat alle initiatieven moeten dienen om een sense of belonging te geven aan alle Ieren in het buitenland. Zij moeten de kans krijgen om hun Ierse identiteit verder te kunnen ontwikkelen en hun affiniteit met het land te behouden. Het inzetten van een sense of place wordt daarbij als cruciaal gezien: want de plek waar men vandaan komt, is volgens de tekst belangrijk om de eigen identiteit te kunnen vatten. Daarheen afreizen en daar ter plekke mensen ontmoeten zal volgens de strategie het gevoel versterken dat men deel uitmaakt van een gemeenschap of zelfs ”van een grote familie”.10
9 Global Ireland; Ireland’s Global
2025
globaldiaspora/Global-Ireland-in-English.pdf
10 Global Irish, Ireland’s
naar
706 jacqueline van leeuwen | van emotionele beleving
duurzaam engagement
Footprint to
(2018): https://www.ireland.ie/media/ireland/stories/
(28-06-2020).
Diaspora Policy (2015), o.a., p. 19 & 32.
Afb. 2: Toerisme in Ierland tijdens Saint Patrick’s Day (© Ehrenberg Kommunikation, Tourism Ireland via Wikimedia CC BY 2.0).
De toolkit die werd ontwikkeld om lokale gemeenschappen te inspireren gaat zelfs nog een stapje verder. Door mee te werken aan het diasporaprogramma speelt men in op het ”intense gevoel van verbondenheid”, dat de expats hebben met hun voorvaderlijke grond. Zij worden, volgens de tekst, ”gedreven door persoonlijke motieven, emotionele connecties en een trots op het Ierse leven, in het verleden, het heden en de toekomst”. Activiteiten die in aanmerkingen willen komen voor subsidies moeten dus optimaal inspelen op dat gevoel. Cultuur en (immaterieel) erfgoed zijn daar volgens de toolkit in het bijzonder voor geschikt, want zij zorgen voor een ”therapeutische connectie” die a sense of rooted identity creëert bij de bezoeker. Het beleven van (immaterieel) erfgoed als dans, muziek en clanbijeenkomsten is dus niet alleen heel plezierig, het is zelfs helend.11
Dit discours sluit nauw aan bij de definitie van Clifford van de diasporagemeenschap: ”displaced peoples who feel (maintain, revive, invent) a connection with a prior home”. Ook hij spreekt over een ”sense of connection”.12 Typerend voor het diasporatoerisme in het algemeen is inderdaad die nadruk op emoties en het vervagen van het traditionele onderscheid tussen ”gast” en ”host”. In dit soort strategieën is de toerist als verloren zoon of dochter uiteindelijk ook een beetje de gastheer/-vrouw ter plaatse. En dat betekent ook dat het toeristische product op een andere manier in de markt moet worden gezet. Op veel plaatsen ter wereld betekent dit dat men gaat inspelen op een individuele zoektocht naar identiteit, waarbij gepersonaliseerde belevenissen centraal staan.13
Dat laatste lijkt ook in Ierland het geval te zijn. Lokale gemeenschappen krijgen in de toolkit het advies om vooral op zoek te gaan naar verhalen die de emotionele verbondenheid met de plek vergroten. Bovendien krijgen ze de raad om, net als bij The Gathering gebeurde, de persoonlijke kaart te trekken. De handleiding bevat aanwijzingen hoe men aan omgekeerde genealogie kan doen, zodat men daarna de nazaten persoonlijk kan opbellen of kan schrijven. De tekst stelt immers dat een vriendelijk en herkenbaar gezicht van een lokale bewoner uiteindelijk cruciaal is om emotionele én materiële investeringen uit te lokken. En om herhaalbezoek te stimuleren, want het zou jammer zijn als het bij een éénmalige ontmoeting zou blijven.
Kortom, het diasporatoerisme is, zoals de toolkit het verwoordt, ”enjoyable and beneficial”. Een fijne activiteit en een weldaad, en dat laatste zowel voor de lokale gemeenschap als voor de bezoeker, in heel wat betekenissen van het woord.
707volkskunde 2020 | 4 : 703-718
11 L. Kennedy & M. Lys, Local Diaspora toolkit. Dublin, 2015. 12 J. Clifford, ‘Diasporas’, Cultural Anthropology 9, 1994, p. 302–338. 13 D. Light, ‘Heritage and Tourism’, in: E. Waterton & S. Watson (red.), The Palgrave Handbook of Contemporary Heritage Research. Londen, 2015, p. 144-158.
Emoties als diasporastrategie?
Onderzoekers Boyle en Kitchin bestudeerden hoe overheden inzetten op de diasporagemeenschap. Zij stellen dat de eerste generatie diasporastrategieën vaak de economische opleving te zeer centraal stelden. Omdat dit niet altijd even goed werd ontvangen, zet de tweede generatie strategieën meer in op gevoelens van patriottisme en trots. Het vinden van een goede balans tussen het financiële en het emotionele is daarbij vaak een uitdaging. Uit het bovenstaande blijkt dat ook Ierland aan een economisch discours een gevoelsverhaal toevoegde. Het resultaat is een sterke nadruk op de beleving van de toerist.14
Boswijk en Peelen, de grondleggers van het begrip ”belevingstoerisme”, stellen dat er tien ontwerpprincipes zijn om te komen tot een betekenisvolle experience. Als ik hun lijstje naast het Ierse diasporatoerisme leg, dan zijn er toch verschillende overeenkomsten. Ook het Ierse voorbeeld zet in op het onderbewuste en de emoties van de bezoeker, er is aandacht voor de authenticiteit van de lokale bewoner, en storytelling speelt een heel belangrijke rol. De lokale contactpersonen zijn cruciaal om de beleving helemaal uit te spelen, net als het inzetten op thema’s en zoveel mogelijk zintuigen.15
708 jacqueline van leeuwen | van emotionele beleving naar duurzaam engagement
14 Boyle, ‘Diaspora’, p. 324. 15 A. Boswijk & E. Peelen, Een nieuwe kijk op de experience economy: betekenisvolle belevenissen. Amsterdam, 2008.
Afb. 3: EPIC The Irish Emigration Museum (© William Murphy, via Flikr CC BY 2.0).
Afb. 4: EPIC: Het spectaculaire interieur van de zaal over ontdekken en uitvinden (© Ron Cogswell via Flickr CC BY 2.0).
De rol van beleving en emotie in de context van culturele erfgoed is de laatste vijf jaar een centraal thema in het wetenschappelijk onderzoek.16 Inzetten op emotie zit ook op andere maatschappelijke domeinen in de lift. Onderzoek naar het breinleren toont bijvoorbeeld aan dat emoties een belangrijke rol spelen in leerprocessen, en dat een stofje als dopamine ervoor zorgt dat we sneller en meer beklijvend leren. Zorgen dat leren een aangename ervaring is, loont dus ook vanuit didactisch opzicht.17
De vraag is alleen of het inzetten van emoties in de Ierse diasporastrategie meer is dan handige productplacement? Wordt het diasporatoerisme vooral gezien als een middel om meer centen te verwerven? In de inleiding bij de strategie uit 2015 stellen de ministers van werkgelegenheid en regionale ontwikkeling eensgezind: inzetten op de Ierse gemeenschap wereldwijd levert werk en inkomsten op. Het lijkt erop dat lokale erfgoedgemeenschappen, en het immateriële erfgoed, in zo’n economische logica worden meegenomen. Hoog tijd om eens na te gaan wat Ierse collega’s hiervan denken.
16 Bijvoorbeeld: L. Smith e.a. (red.), Emotion, affective practices, and the past in the present. London, 2018; L. Smith, Emotional Heritage. Visitor Engagement at Museums and Heritage Sites. Londen, 2020; O. Van Oost e.a., Museum van het gevoel: Musea op de huid van de samenleving. Brussel, 2016.
17 B. Spee, ‘Breinleren - Antonio R. Damasio en David A. Sousa’, in: M. Ruijters & R.J. Simons (red.), Canon van het leren, 50 concepten en hun grondleggers. Deventer, 2012, p. 101-113.
709volkskunde 2020 | 4 : 703-718
De Ierse citizen-led cultuur
Ik trok op onderzoek uit en sprak verschillende ambtenaren en erfgoedwerkers aan over het diasporatoerisme. Het viel me meteen op hoe positief zij waren over een toch echt wel commercieel initiatief als EPIC, wat ze een echte verrijking vinden. Dat een bureau geld verdient met het raadplegen van openbaar toegankelijk bronnenmateriaal zien ze vooral als bewonderingswaardig ondernemerschap. Het is een vorm van neoliberalisme, die volgens mijn gesprekspartners een ideale balans vindt tussen Europese subsidiestromen en Amerikaanse liefdadigheid. Iemand noemde het zelfs: ”de ultieme vorm van participatie bij erfgoed”, omdat de gemeenschap het beheer volledig overneemt. Ze wezen me er ook op dat het activeren van gemeenschappen een dominante praktijk is in de erfgoedzorg van Ierland. Ook andere overheidsprogramma’s kennen een grote rol aan plaatselijke gemeenschappen toe als het op het onderhouden en borgen van erfgoed aankomt. Zo bezocht ik de Irish Heritage Council dat gedurende enkele jaren het succesvolle project Adopt a Monument organiseert. Dit project – dat beter Adopt Your Heritage had geheten, want het gaat ook over immaterieel erfgoed – is zo opgezet dat erfgoedprofessionals zich als adviseurs opstellen. De gemeenschap beslist uiteindelijk wat er precies gebeurt.18 Tijdens mijn bezoek aan Ierland ontdekte ik steeds meer projecten die de expertgerichte aanpak radicaal verlaten en ervoor kiezen om lokaal engagement te ondersteunen. Die participatieve aanpak lijkt zelfs typerend voor de Ierse manier van beleid maken in het algemeen. Want toen ik op het ministerie stageliep, was er juist een uitgebreide consultatie achter de rug, waarbij alle Ieren, tot in de kleinste dorpen, actief werden aangespoord zich uit te spreken over de toekomst van erfgoed.19 Kortom: Ierland maakt werk van de conventie van Faro en kiest voor een Bottom up benadering van erfgoed, en dus ook van het diaspora-toerisme.
De Ierse community-driven aanpak van erfgoed heeft heel wat raakvlakken met de community-archeologie in het Verenigd Koninklijk. Sommige auteurs waarschuwen voor deze aanpak en noemen het een ontsnappingsroute waardoor de overheid zich aan haar subsidiëringsplicht onttrekt.20 Mijn Ierse collega’s zijn echter pragmatischer. Als de staat geen geld heeft om een volledige professionele ondersteuning op te bouwen, dan is het toch juist goed dat geëngageerde erfgoedgemeenschappen de ruimte krijgen?
Ook mijn vraagtekens bij het emotionele discours deelden mijn Ierse collega’s niet. Zij waren stuk voor stuk erg lovend over de lokale diaspora-initiatieven. Wat me vooral opviel, was dat ze het persoonlijke element, het inzetten op emoties en gemeenschappen zo belangrijk vonden. Het diasporatoerisme draait volgens hen niet zozeer om geldgewin, maar wel om het uitbouwen van relaties. Deze initiatieven stimuleren banden binnen een lokale gemeenschap
18 Adopt a Monument. Guidance for Community Archaeology Projects (2017), https://www.heritagecouncil.ie/ projects/adopt-a-monument (28-06-2020).
19 Zie voor dit traject: https://www.chg.gov.ie/heritage/heritageireland2030/ (28-06-2020).
20 Bijvoorbeeld: C. Neal, ‘Heritage and Participation’, in: E. Waterton & S. Watson (red.), The Palgrave
Handbook of Contemporary Heritage Research. Londen, 2015, p. 346-365.
jacqueline van leeuwen | van emotionele beleving naar duurzaam engagement
710
en over de wereld heen. Ze halen mensen uit hun isolement, wat vooral in kleinere nagenoeg verlaten dorpen broodnodig is. De Ierse overheid zet sterk in op het ondersteunen van projecten die de inwoners uit dergelijke afgelegen plekken met elkaar verbinden.21 Verschillende erfgoedwerkers beklemtoonden tot slot dat Ieren altijd veel investeren in persoonlijke banden, en dat die gemeenschapszin en dat familiegevoel eigenlijk ook deel uitmaken van hun immateriële erfgoed, en dus van de ervaring om Ier te zijn.
De reacties van mijn Ierse gesprekspartners sluiten aan bij de analyse van Boyle en Kitchin. Zij stellen immers dat het Ierse model van diasporastrategie uniek is, omdat het in vergelijking met andere landen steunt op een zeer enthousiaste bevolking, die erg betrokken is en zich bijzonder goed organiseert als een wereldwijde community. Deze citizen-led aanpak laat de overheid toe slechts heel weinig echt te sturen, maar vooral in te spelen op bestaande netwerken. Bovendien betrekt de strategie de diasporagemeenschap sterk bij het opzetten van cocreatieve lange termijnrelaties. En dat maakt de Ierse diaspora-aanpak volgens deze onderzoekers uniek.22
Terug naar de toolkit
Als ik de strategie uit 2015 en de toolkit uit 2016 opnieuw doorneem met die invalshoek in het achterhoofd, dan merk ik dat het onderscheid tussen ”gast” en ”gastvrouw” in deze tekst inderdaad is vervaagd. De strategie moedigt Ieren wel aan om hun ”warm culture of hospitality” in te zetten, maar dan toch vooral omdat de bezoekers uiteindelijk familie zijn, en dus ”een deel van ons”. Duurzame community building staat centraal; het bouwen aan vertrouwen en wederkerigheid wordt meermaals benadrukt. Relaties op de lange termijn opzetten blijkt uiteindelijk het uitgangspunt. Bezoeker en de lokale inwoners delen hetzelfde erfgoed en worden dus eigenlijk gezien als één erfgoedgemeenschap die zorgt en borgt.
De toolkit stelt ook dat het diasporaproject vooral als doel heeft om de relatie van lokale actoren met hun eigen erfgoed te versterken, zodat het ook hun leven verrijkt. Als we dit idee doortrekken, en ik vermoed dat mijn gesprekspartners dat inderdaad doen, dan zijn de diasporaevenementen in wezen puur erfgoedwerk. Zij hebben tot doel om erfgoedgemeenschappen te ondersteunen en er tegelijk ook voor te zorgen dat die gemeenschappen zich verbreden en verdiepen. In dat geval zouden de toeristische evenementen vooral een middel kunnen zijn om de lokale participatie een stevige impuls te geven en die te verbreden met globale perspectieven. En dat gebeurt het beste in samenwerking met de wereldwijde gemeenschap.
Een cruciale stap uit de toolkit is dat lokale gemeenschappen moeten luisteren naar wat de diasporagemeenschappen echt willen: ”Don’t assume that you know what they want from a connection – you need to find out. Any
21
J. van Leeuwen, ‘Hoe Ierland verlaten stadjes nieuw leven inblaast. Van spookstad tot bruisende erfgoedgemeenschap’, in Faro: tijdschrift over cultureel erfgoed 13:1, 2020, p. 16-19.
22 Boyle, ‘Diaspora’, p. 331.
711volkskunde 2020 | 4 : 703-718
groundwork you do at this stage will lead to a richer connection later”.23 Het komt erop aan om in dit soort verkennend vooronderzoek talenten te ontdekken en deze mensen heel nauw te betrekken bij het opzetten van gezamenlijke trajecten. ”The key is to keep in constant contact and make your diaspora talent feel part of the local decision-making processes”. De diasporagemeenschap moet volgens de toolkit dus niet de rol van bezoeker vervullen, maar als het even kan een breder engagement opnemen. Zij kunnen dus mee beslissen en mee sturen, en maken zo dus deel uit van de erfgoedgemeenschap.
Als we vanuit de theorie van de participatieladder24 kijken naar initiatieven als The Gathering en de Ierse diasporastrategie, dan valt op dat hier inderdaad een hoog niveau van participatie wordt bereikt. Het initiatief ligt namelijk volledig bij de gemeenschap, die bepaalt wat er gebeurt. De overheid ondersteunt en financiert de lokale inzet, en de diasporagemeenschap wordt in een participatief proces duurzaam betrokken bij het uitwerken ervan. Want dat is uiteindelijk waar de toolkit op aanstuurt: het opnemen van een duurzaam engagement.
Engagement als de overtreffende trap van participatie?
De nadruk op het bouwen aan hechte communities en duurzame relaties deed me denken aan een recent onderzoek van de Reinwardt Academie in Amsterdam. Het project Straatwaarden bestudeerde de vermaatschappelijking van erfgoed en de relatie tussen erfgoed en lokale ruimte. Dit onderzoek resulteerde onder meer in een achttal kernbegrippen die belangrijk zijn voor participatief erfgoedwerk. Het eerste daarvan is engagement, dat de auteurs definiëren als: ”een inclusieve verbondenheid, gebaseerd op het aangaan van betrokkenheidsrelaties (…) een blijvend actieve houding”.25 Ze stellen bovendien dat dit begrip breder is dan participatieve projecten, want het gaat niet om het inzetten van interactieve korte termijn initiatieven, maar om een actieve houding die is gebaseerd op gelijkwaardigheid en wederkeringheid. Het gaat dus verder dan het inschakelen van doelgroepen of consumenten: ”de betrokken gemeenschap is geen publiek of bezoeker maar een echte community”.26
Volgens mij stuurt ook de Ierse diasporapolitiek aan op een dergelijk engagement. Zoals ik al eerder aangaf, ziet men de diasporatoerist eigenlijk niet als een bezoeker. De relatie staat centraal. Zowel The Gathering als de initiatieven die daarop volgden zetten in op duurzame ontmoetingen. Deze verschuiving naar engagement betekent meteen ook dat de rol van de erfgoedwerker verandert. Deze is in een dergelijke strategie meer dienend dan
23 L. Kennedy & M. Lys, Local Diaspora toolkit.
24 Participatieladder FARO: https://faro.be/publicaties/erfgoedparticipatieladder (29-06-2020).
25 R. Knoop & M. Schwarz (red.), Meer Straatwaarden: een pleidooi voor erfgoedmaken als engagement Amsterdam, 2019, p. 31-33 & 44-45.
26 Zie ook: R. Knoop & M. Schwarz (red.), Straatwaarden: in het nieuwe speelveld van maatschappelijke erfgoedpraktijken. Schetsen uit het onderzoek Straatwaarden 2015-2016. Amsterdam, 2017.
jacqueline van leeuwen | van emotionele beleving naar duurzaam engagement
712
bepalend, zo stelt Straatwaarden, net zoals in Ierse projecten als het Adopt a Monument programma het geval is.
Engagement, motivatie en leren
Kortom, ik herken meerdere elementen van het straatwaardenmodel in het Ierse voorbeeld. Ook hier worden immers duurzame gemeenschappen gesmeed, en wellicht is het ook de bedoeling dat ze nadien de zorg zelf kunnen voortzetten zonder steun van de overheid. Maar, vraag ik me af, wat zorgt er nu voor dat mensen dat erfgoedengagement opnemen? Wat is het verschil met motivatie? En welke soorten engagement zijn er? Om een antwoord te vinden op deze vragen maak ik even een uitstapje naar wetenschappelijke inzichten over (sociaal) leren.
Engagement bij leren kunnen we beschouwen als de zichtbare buitenkant van motivatie. Motivatie bestaat dan uit interne processen, die mensen aansporen om tot actie over te gaan. En dat kan dan instrinsieke motivatie zijn, zoals het interessant vinden of begrijpen waarom iets nodig is, of extrinsieke motivatie, die vooral inzet op een beloning of een straf. Hoe meer intrinsiek de motivatie, hoe duurzamer. En hoe sterker motivatie aan de binnenkant, hoe meer engagement er aan de buitenkant te zien is.27
Het meeste onderzoek naar engagement is verricht bij studenten. Reeve bijvoorbeeld spreekt over vier types van engagement die samenhangen en elkaar versterken.28
In de eerste plaats is er het inzetengagement: de inspanning die wordt geleverd. Voor studenten bestaat dat uit de tijd die zij besteden aan het leren. In het geval van erfgoedgemeenschappen kunnen we dit vertalen als het aantal uren dat men besteedt aan het erfgoed en het aantal concrete acties die daaruit voortkomen. Rondleidingen bijvoorbeeld, lokale festivals en correspondentie met de verwanten overzee. Hoe meer men zich inspant, hoe groter het engagement, of toch dit aspect ervan.
Een tweede type is het cognitieve engagement. En dat heeft te maken met de diepgang die men bereikt. Beperkt de student zich tot de opppervlakte of graaft hij diep? Op erfgoedvlak kunnen we dat ook waarnemen. Gaat een diasporatoerist de lokale archieven uitpluizen of neemt deze zelf vioolles, dan is deze vorm van engagement heel diep. Woont hij of zij enkel met veel plezier een festival bij, zonder zich verder in deze vorm van erfgoed te verdiepen, dan is deze vorm van engagement minder sterk. De toolkit voor diasporatoerisme stuurt expliciet aan op ervaringen die dieper graven.
Een derde type van engagement kwamen we al tegen in dit essay: het emotionele engagement. Bij het leren op de universiteit is het vooral belangrijk dat de student positieve emoties ervaart en zo weinig mogelijk negatieve gevoelens. Studenten die enthousiast, belangstellend en gepassioneerd
27 W. Eikelenboom, ‘Self determination theory, Deci en Ryan’, in: M. Ruijters & R.J. Simons (red.), Canon van het leren, 50 concepten en hun grondleggers. Deventer, 2012, p. 503-516.
28 J. Reeve, ‘A Self-determination Theory Perspective on Student Engagement’, in: S. L. Christenson, A. L. Reschly & C. Wylie (red.), Handbook of Research on Student Engagement. New York, 2012, p. 149-172.
713volkskunde 2020 | 4 : 703-718
zijn, hebben een sterk emotioneel engagement. Voor dit soort engagement moeten negatieve emoties worden vermeden of toch geminimaliseerd. Ik kan me voorstellen dat dit bij diasporatoerisme toch een beetje anders ligt. Iers rootstoerisme is namelijk wat Boyle en Kitchin een victim diaspora noemen: de Ieren trokken weg omdat er hongersnood was. Het is een verhaal van slachtofferschap, waar diepe eerder negatieve emoties mee verbonden zijn. Hoe meer men zich rekenschap kan geven van die emoties, zich kan inleven in
naar duurzaam engagement
714 jacqueline van leeuwen | van emotionele beleving
Afb. 5: Het standbeeld Famine van Rowan Gillespie dat de Ierse diaspora herdenkt en vlak bij EPIC te vinden is (© Graham Jowatt via Flikr CC BY-NC 2.0).
de ellende die de voorouders hebben moeten doormaken, hoe meer men dus emotioneel geëngageerd is. Ik vermoed dat de diaporastrategie dit engagement als een hefboom hanteert voor de andere types van engagement.
De bovenstaande drie types engagement: inzet, cognitief en emotioneel engagement, zijn al relatief vaak bestudeerd. Interessant is dat Reeve er een vierde soort engagement aan toevoegt, namelijk het ”agentic engagement”. Studenten die dat in grote mate bezitten, voegen nog iets toe aan de leerstof. Zij verrijken hun leerervaring en gaan op zoek naar extra voorbeelden, ze vernieuwen een theoretisch model. Kortom, ze innoveren, en ik zou het dus innovatief engagement willen noemen. Vertaald naar een erfgoedcontext wil dat zeggen dat de diasporatoerist zelf waarde en betekenis toevoegt aan het erfgoed. Dat kan door zelf onderzoek te doen, door een nieuwe tentoonstelling uit te werken of door samen met de inwoners een evenement op poten te zetten. Wang, tenslotte, wijst nog op een vijfde soort van engagement: het sociale engagement, dat de aard en de kwaliteit van de sociale relaties omvat. In de context van dit essay gaat het dan om de kwaliteit van de ontmoetingen tussen de inwoners en de diasporatoeristen. Hoe meer men investeert in die sociale uitwisseling, hoe sterker het engagement is.29
Voorbeeld: Donegal Connect 2019
Het diasporatoerisme stuurt aan op een dieper engagement. De toolkit voor diasporamanagement geeft verschillende voorbeelden van best practices die laten zien hoe dat engagement vorm kan krijgen. Vaak gaat het daarbij om goed doordachte festivals, die verschillende doelen (en verschillende soorten engagementen) aan elkaar knopen. Zoals het jaarlijkse Quaker Festival in Mountmellick bijvoorbeeld of de O’Malley clan meetings.
De aanpak van het graafschap Donegal is volgens de toolkit een uitgelezen voorbeeld van een gecoördineerde en duurzame diasporastrategie. Sinds 2012 werken publieke en private sectoren er nauw met elkaar samen om de diaspora te overtuigen tijdelijk of permanent terug te keren. Het begon met een onderzoeksproject dat inzicht gaf in de noden van de doelgroepen. Op basis daarvan werd samen met de diaspora een waaier aan innovatieve acties opgezet, zowel in Donegal zelf als in Amerika. Erfgoed wordt daarin volgens de toolkit als een echte hefboom ingezet om duurzame banden met de diaspora op te bouwen.
Hoe dat concreet gebeurt, kan ik afleiden uit het programma van Donegal Connect, een tiendaags festival dat via het programma Global Ireland Festival Series steun kreeg vanuit Toerisme Ierland.30 Dit festival was er, volgens de website, vooral op gericht om de economische mogelijkheden van de regio in de kijker te zetten. Er waren dan ook heel wat netwerk- en businessmeetings, net als persoonlijke begeleidingsessies voor expats die wilden terugkeren. Deze ontmoetingsmomenten maakten een sterk sociaal engagement mogelijk.
29 M.-T. Wang, e.a., ‘The math and science engagement scales: scale development, validation, and psychometric properties’, in: Learning and Instruction 43, 2016, p. 16-26. 30 https://www.donegalconnect.com/ (29-06-2020).
715volkskunde 2020 | 4 : 703-718
Door een nauwe samenwerking met private partners en vooral ook lokale erfgoedgemeenschappen werd het aanbod voor de bezoeker met vele erfgoedinitiatieven verbreed. Naast bezoeken aan monumenten en landschappen valt daarbij de aandacht voor het immateriële erfgoed sterk op. Deelnemers aan het festival konden bijvoorbeeld kennis opdoen over typische ambachtelijke technieken, gastronomische specialiteiten of muzikale tradities. Wie zich actiever wilde engageren of dieper wilde graven kon het Ulster Scots Family History Festival bijwonen, waar er workshops genealogie, dans en muziek werden georganiseerd. Ook bestaande immaterieel-erfgoedevenementen werden met dit grote festival verbonden. Zo ging de bay and blue stacks festival carnival parade in de festivalperiode uit en vond ook de Donegal Fiddlers Gathering, vol masterclasses en concerten dit jaar in deze tiendaagse plaats. Op die manier werd het immateriële erfgoed verbonden met een bredere groep bezoekers, die wellicht om heel andere redenen naar Ierland waren afgereisd.
Donegal Connect speelde in op de verschillende types engagement uit ons kader. Deelnemers konden kiezen hoeveel tijd ze wilden investeren, hoe diep ze wilden gaan in het verwerven van kennis over Ierland, hoe ver ze zich sociaal wilden engageren en in welke mate ze zich emotioneel betrokken konden voelen. Ook voor innovatief engagement was ruimte, van improviseren op de viool tot het smeden van nieuwe businessplannen.
Donegal Connect was een groot succes en won in februari 2020 de Best Tourism Initiative Award. Het juryrapport loofde deze campagne, omdat ze organisch groeide in cocreatie met veel partners en gemeenschappen. Het ”harnessed ordinary people’s genuine love for Donegal and their desire to share it”.31 Opnieuw, een kwestie van gevoel en relaties dus. Het graafschap Donegal kondigde ondertussen aan dat het dit initiatief zeker wil verderzetten.
Wordt vervolgd…
De eerste diasporastrategie van Ierland werd afgerond in 2018. Men maakte toen de positieve balans op van de voorbije initiatieven en schetste de grote lijnen van een nieuwe strategie die Global Ireland zou gaan heten. Concrete aanleiding daarvoor was de Brexit, die Ierland in Europa en de wereld zou kunnen isoleren. Om zichtbaar te blijven op het internationale politieke vlak moest er dus bijkomende actie worden ondernomen. Het inzetten van de diaspora-gemeenschap werd daarbij meteen als een enorme opportuniteit gezien. En ja, opnieuw wordt daarbij op emotie ingezet, al lijkt het deze keer vooral om trots te zijn: trots op het Ierse democratische model.
Opvallend is dat het document uit 2018 een andere insteek heeft dan The Gathering en de diasporastrategie uit 2015. Hier gaat het er vooral om de cultuur van Ierland uit te dragen aan de wereld. Meer optredens, taalklassen en culturele activiteiten in het buitenland, om daar de Ierse gemeenschap te versterken. Het lijkt dus om een omgekeerde beweging te gaan. Ierland wacht niet af tot men de roots opzoekt, maar zal ook in het buitenland nog actiever aan gemeenschapsbuilding doen. Deze externe gemeenschappen kunnen
jacqueline van leeuwen | van emotionele beleving naar duurzaam engagement
716
31 https://lamaawards.org/2020/01/2020-winners-announced/ (29-06-2020).
dan via digitale kanalen met erfgoedgemeenschappen in Ierland worden verbonden. Op die manier lijkt men een volgende verbredingsslag te slaan: de erfgoedgemeenschappen worden verder uitgebreid, ook met hen die niet naar Ierland (kunnen) afreizen. Vanop het thuisfront kunnen zij eveneens de verschillende vormen van engagement opnemen en zich zo inzetten voor het zorgen voor en borgen van dit erfgoed.
Mijn verhaal is niet af, want in de loop van 2020 komt een nieuwe diasporastrategie tot stand. Dat gebeurt op de Ierse manier, en dus op participatieve basis. Bij het schrijven van dit essay was juist een uitgebreide consultatieronde in binnen- en buitenland achter de rug. Peilen naar de meningen, de verwachtingen en de talenten van de diasporagemeenschap neemt de Ierse overheid bijzonder serieus. De COVID-19-epidemie heeft ondertussen ernstige gevolgen gehad voor het Ierse toerisme. Maar in de Irish Times droomt men nu al van een herhaling van The Gathering als alles voorbij is. Zo’n hernieuwde tourism jamboree zou volgens deze krant wel eens hét wondermiddel kunnen zijn om na de epidemie het toerisme in Ierland een nieuwe boost te geven.32
Conclusie: erfgoedgemeenschappen verdiepen en verbreden
Dit essay begon met mijn bezoek aan het EPIC waar ik werd overvallen door een zeer emotionele storytelling. Ik vroeg me af of het inzetten op diasporatoerisme in Ierland een voorbeeld was van instrumentalisering van onder andere immaterieel erfgoed. Of was er meer aan de hand? Na een
32 https://www.irishtimes.com/business/transport-and-tourism/rerun-of-the-gathering-might-justbe-the-tonic-for-irish-tourism-post-covid-1.4218319 (12-09-2020).
717volkskunde 2020 | 4 : 703-718
Afb. 6: Muziekleerkracht die kinderen laat kennismaken met de Ierse viool (© Bob Glannan via Flickr CC BYNC-ND 2.0).
grondige lectuur van diasporastudies, beleidsdocumenten en handleidingen, aangevuld met gesprekken die ik met Ierse collega’s kon voeren, kom ik tot de conclusie dat de Ierse aanpak bijzonder boeiend en innoverend is. Net als in andere landen zet Ierland in op emoties, maar het verschil is dat de overheid er sterk citizen led werkt. Lokale erfgoedgemeenschappen krijgen alle kansen om projecten uit te werken die aansluiten bij hun verwachtingen. Het erfgoed wint bij deze decentrale aanpak. In de eerste plaats omdat inwoners de betekenis en de waarde van het erfgoed in de eigen regio (her)ontdekken. Door deze lokale groepen bovendien te verbinden met een internationale diaspora, wordt de erfgoedgemeenschap aanzienlijk verbreed. Het verschil tussen gast en gastvrouw valt weg, lokale inwoners en diaspora worden partners die samen voor het erfgoed zorgen en het borgen voor de toekomst. Inzetten op een duurzaam engagement en op lange termijn relaties zorgt ervoor dat de omgang met het erfgoed innoveert, het haalt verlaten dorpen uit een isolement en draagt uiteindelijk bij aan het vergroten van de levenskwaliteit in Ierland zelf. Bovendien biedt het een garantie dat de zorg voor het erfgoed blijft doorgaan, ook als de steun van de overheid wegvalt.
Ook voor de komende jaren valt te verwachten dat in Ierland immaterieel erfgoed en diasporatoerisme bondgenoten zijn om een duurzaam erfgoedengagement te ondersteunen en het toerisme in Ierland na COVID-19 nieuw leven in te blazen. Een betrokkenheid die steunt op emotie en beleving, maar die echt veel verder gaat dan dat. Want uiteindelijk zijn het sterke, internationale erfgoedgemeenschappen die samen voor het erfgoed zorgen en het borgen. Of, om het tot slot te formuleren in de woorden van de Ierse minister van Diaspora: ”Diaspora is not a resource, it’s a community!”33
community-1.3562906 (26-6-2020).
jacqueline van leeuwen | van emotionele beleving naar duurzaam engagement
718
33 https://www.irishtimes.com/life-and-style/abroad/the-irish-diaspora-is-not-a-resource-it-s-a-
Toerisme en cultureel erfgoed aan de kust
Inleiding
Wanneer je erfgoed en toerisme in één zin hoort, denk je al snel aan de cultuurtoerist die naar een specifieke plek in de wereld trekt om er in een museum of via een gidsbeurt kennis te maken met het (onroerend) erfgoed van die stad of streek. Misschien duikt die erfgoedminnende toerist zelfs in het immaterieel erfgoed door toeschouwer te zijn van een processie of door zich te verdiepen in de streekgebonden gastronomie. Dan gaat het al snel over het spanningsveld tussen (de belangen van) toerisme en erfgoed en wordt nagedacht over hoe duurzaam cultureel-erfgoedtoerisme kan ontstaan. Auteurs zoals Dallen Timothy, Stephen Boyd, Marc Jacobs, Jeroen Walterus, Noel Salazar en Yujie Zhu schreven over dit thema al heel interessante bijdragen en ook in deze editie van het tijdschrift Volkskunde gaat het vaak over dat spanningsveld.1
Wanneer wij als medewerkers van erfgoedcel Kusterfgoed ‘erfgoed’ en ‘toerisme’ in één zin horen, dan denken wij in eerste instantie aan andere dingen. Ook aan de kust zijn de belangen van toerisme en erfgoed niet altijd dezelfde. Zo staat het onroerend erfgoed aan de kust vaak onder druk en moeten prachtige historische gebouwen soms wijken voor volledig nieuwe bouwprojecten. Maar als erfgoedcel spannen wij ons in voor het cultureel erfgoed in onze regio, namelijk het immaterieel erfgoed en het roerend erfgoed van de kust2, en dat cultureel erfgoed staat minder onder druk door het toerisme, integendeel.
1 D. Timothy & S. Boyd, ‘Heritage Tourism in the 21st Century: valued traditions and new perspectives’, Journal of Heritage Tourism 1:1, 2006, p. 1-16; M. Jacobs & J. Walterus, ‘Cultureel erfgoed: ook toeristisch door bestemming?’, Faro tijdschrift over cultureel erfgoed 7, 2014, p. 64-72; N. Salazar & Yujie Zhu, ‘Heritage and Tourism’, in: L. Meskell (red.), Global Heritage: A Reader. Chichester, 2015, p. 240-258.
2 Een erfgoedcel zet zich in voor het cultureel erfgoed in een regio of stad. Via publieksprojecten maken zij lokaal erfgoed bekend bij het publiek. Daarnaast ondernemen ze allerlei initiatieven voor de bewaring en inventarisering van dat erfgoed. Een erfgoedcel doet niet alles zelf, maar ondersteunt en inspireert mensen en organisaties die met erfgoed aan de slag (willen) gaan. In Vlaanderen en Brussel vind je 22 erfgoedcellen. Ze zijn lokaal ingebed, maar werken in een Vlaams beleidskader. Dankzij het Cultureelerfgoeddecreet krijgen ze werkingssubsidies van de Vlaamse overheid. Meer informatie vind je op www.erfgoedcellen.be
719volkskunde 2020 | 4 : 719-733
A match made in heaven manon dekien sporen
Cultureel erfgoed en toerisme horen voor ons samen, en dat heeft te maken met de ontwikkeling van het kusttoerisme. Sinds de invoering van de congé payé in de jaren dertig is de Belgische kust voor heel wat Belgen dé vakantiebestemming vlak bij huis. Meer vrije tijd, meer loon en een toegenomen mobiliteit brengen sinds de naoorlogse periode jaarlijks duizenden Belgen naar de kust. Hierdoor zijn heel wat immaterieel-erfgoedpraktijken in het zog van dat kusttoerisme ontstaan. Erfgoed en toerisme zijn aan de Belgische kust met andere woorden al decennialang met elkaar verweven. Het toerisme is er erfgoed, en omgekeerd.
Het Kusttoerisme
De Belgische kust onderging tijdens de tweede helft van de 19de eeuw een ware metamorfose. In het zog van Leopold I en II trokken vooraanstaande burgers uit binnen- en buitenland naar la côte belge. Daar konden ze genieten van een luxueuze vakantie en een ‘gezonde’ duik in zee. Het toerisme van de elite maakte van de kust een voor hen langgerekt ontspanningsoord. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog telde de Belgische kust maar liefst zeventien florerende of opkomende badplaatsen.
Een verblijf aan zee was echter voor de meeste mensen op dat moment nog een verre droom. In de jaren dertig kwam daar verandering in. De wet op de congé payé uit 1936 gaf de definitieve aanzet tot het massatoerisme dat na de Tweede Wereldoorlog uit de startblokken schoot. De kustplaatsen, lokale hoteliers en de nationale overheid probeerden de modale Belg ervan te overtuigen zijn of haar vrije tijd aan zee te spenderen. En de rijke badgasten uit de belle époque? Een groot deel van hen trok naar Het Zoute of naar buitenlandse badplaatsen, waar ze verder in stijl van zon, zee en strand konden genieten.
De invoering van de vijfdaagse werkweek in 1960 gaf de Belgen nog meer vrije tijd. En dankzij de bloeiende economie groeide ook het beschikbare vakantiebudget. Het ‘tripje naar zee’ werd stilaan een begrip. Zelfs een paar uur fileleed op weg naar de kust kon de pret niet bederven. Die nam (en neemt) de Vlaming er gewoon bij. Terwijl toeristen een halve eeuw geleden nog voor meerdere weken naar de kust kwamen, zijn het vandaag vooral de dagjestoeristen die de hoofdmoot uitmaken. Samen met een grote groep tweedeverblijvers en mensen die na hun pensioen aan zee zijn komen wonen – vaak in de badplaats waar ze als kind op vakantie kwamen – vormen zij de motor van het kusttoerisme vandaag.
De belangrijkste aantrekkingskracht van dat 67 kilometer lange stuk land is voor de toerist vandaag nog altijd dezelfde als die van de 19de-eeuwse rijke bezoekers: de zee. Naar de Belgische kust komt de gemiddelde toerist meestal niet (alleen) voor bepaalde monumenten, historische gebouwen of ander erfgoed. Men komt voor het strand, een duik in het frisse Noordzeewater en het flaneren op de dijk, al dan niet met een smeltend ijsje in de hand…
De Belgische kust is een ideale plek om met kinderen naar toe te trekken. De zee en het strand bieden eindeloos speelplezier. Voor de ontwikkeling van
manon dekien | toerisme en cultureel erfgoed aan de kust
720
het kusttoerisme speelden kinderen dan ook een belangrijke rol.3 Zo werden sinds het begin van de belle époque, naar Engels voorbeeld, strandspelen georganiseerd. Die waren bestemd voor kinderen van toeristen, en waren in handen van comités van vooraanstaande toeristen. Ook ondernemingen als Le Soir, Chocolat Jacques, The Daily Mail, Victoria en Spirou/Robbedoes boden spelen aan, als publicitaire stunt. Loop- en springwedstrijden, zaklopen, strandtuintjes of -etalages maken of het maken van beelden uit zand zijn, maar een paar voorbeelden van die spannende toernooien. Vooral de fortenbouwwedstrijden van Le Soir staan in het collectieve geheugen van menige kusttoerist gegrift. Minstens even creatief was het maken en verkopen van papieren strandbloemen. De strandbloemenwinkeltjes bestaan sinds het interbellum, en nog steeds halen kinderen, ouders en grootouders ‘s zomers het crêpepapier boven om in allerlei vormen en kleuren bloemen te knutselen. Kinderen etaleren dan vol trots de zelfgemaakte strandbloemen in hun winkeltje gemaakt uit zand en ruilen hun koopwaar voor handjes vol schelpen.
Een buitenbeentje
Als erfgoedcel die vijf kustgemeenten in haar werkingsgebied heeft, benaderen wij de tradities om aan zee strandbloemen te maken, een ijsje te eten en een ritje met de billenkar te maken als immaterieel-erfgoedpraktijken. Het is geen evident immaterieel erfgoed om mee aan de slag te gaan, omdat er geen duidelijke of sterk georganiseerde erfgoedgemeenschappen aan verbonden zijn. Het zijn wel gewoontes en tradities die door lokale kustbewoners en toeristen worden ‘gedragen’ en beoefend, en die beide groepen zelfs over de provincieen landsgrenzen heen met elkaar verbinden. Het toont aan dat erfgoed over grenzen heen gaat en niet altijd aan een specifieke ‘grond’ gebonden is, maar door mensen wordt belichaamd en dynamisch met hen mee evolueert.
Veel cultureel-erfgoedpraktijken ontstaan binnen een vrijetijdscontext. Denk maar aan sporterfgoed en het erfgoed van jeugdverenigingen. Aan de kust is het daarom vanzelfsprekend om ook het toerisme met een erfgoedbril te bekijken, ook al is daar geen georganiseerde gemeenschap rond actief. Bovendien lijken heel wat van die gewoontes en tradities zowat uniek te zijn voor de Belgische kust, of zelfs voor een specifieke badplaats. De papieren strandbloemenwinkeltjes bijvoorbeeld lijken een typische Belgische traditie te zijn. Het gebruik van bloemen uit crêpepapier vind je wel overal ter wereld terug. Denk maar aan de bloemencorso’s waarbij papieren bloemen worden gebruikt om wagens te versieren of de papieren bloemen die tijdens de Mexicaanse Dia de los muertos de graven van de doden versieren. Maar enkel aan de Belgische kust worden papieren bloemen op het strand uitgestald en worden ze tegen schelpen geruild. In elke badplaats gebeurt dit trouwens op een andere manier en doorheen de tijd evolueerde het schelpengeld.
721volkskunde 2020 | 4 : 719-733
3 M. Constandt, Kinderen maken de kust: geschiedenis van de jeugdige toerist aan de Vlaamse kust. Middelkerke, 1997.
Schelpengeld
Strandbloemen worden doorgaans betaald met een handvol schelpen of met een exact aantal schelpen van een specifieke soort. De dubbele handjes met een mengeling van verschillende schelpen werden vroeger poignéé (Frans voor ‘een handvol’) of verbasterd, een panier (Frans voor ‘mandje’) genoemd. Tegenwoordig is ‘handje’ de geijkte term voor deze manier van betalen. In sommige badplaatsen, zoals in Blankenberge, worden al sinds het interbellum alle soorten schelpen als munt geaccepteerd. Op andere plaatsen zijn kinderen strenger. Zo zijn in Oostende en Wenduine mosselen, oesters of zwaardschedes ten strengste verboden. Dit is niet altijd zo geweest: in de jaren dertig werden alle schelpen nog door elkaar gebruikt. Vanaf de jaren tachtig kwamen de Amerikaanse ‘messen’ of zwaardscheden ook in onze wateren voor en overheerste deze invasieve familie de inheemse soorten. Deze schelpen werden vanaf dan niet meer aanvaard, omdat ze zo overvloedig aanwezig waren.
Elders betaal je de fleurige strandbloemen met gepaste munt. In Knokke, het uiterste puntje van de Belgische Oostkust, wordt al decennialang enkel en alleen met zaagjes, in de volksmond couteautjes betaald. De schelpen moeten er in perfecte staat zijn. Een beetje verderop, in Heist, waren couteautjes in de jaren vijftig en zestig eveneens de gangbare munt. Het vissersdorp onderscheidde zich van het mondaine Knokke. Hier werden de schelpen niet geteld, maar moest je met paniers vol couteautjes betalen. Aan de Middenkust worden vooral handjes geteld, behalve in Middelkerke, Westende en Bredene. Zo wordt in Bredene nog steeds betaald met het zeldzame wenteltrapje, hoewel deze soort tegenwoordig in de bodemfauna van de Belgische kust zo goed als niet meer voorkomt. Op het strand van Westende en Middelkerke kon je tot in de jaren zeventig strandbloemen kopen met grote strandschelpen en wenteltrapjes. Alleen schelpen in perfecte staat werden aanvaard.
Zomerproject
De erfgoedcel sensibiliseert via haar jaarlijkse zomerprojecten de kustbewoners en toeristen over de waarde en betekenis van immaterieel-erfgoedpraktijken die verbonden zijn met het kusttoerisme. Elk jaar staat een andere traditie in de kijker. In 2016 werkte de erfgoedcel met Strand in bloei een project uit over de traditie van de papieren strandbloemen; in 2017 werd de eetcultuur op het strand onder de loep genomen onder de noemer Zoet, zout en zand en in 2019 stond met het project Camping Kust het kampeertoerisme aan zee centraal. In 2020 en – omwille van de coronacrisis – ook in 2021 gaat de aandacht naar gocarts of ‘billenkarren’.4
4 Een overzicht van de projecten die Kusterfgoed in het verleden ondernam, vind je op www.kusterfgoed.be/projecten
manon dekien | toerisme en cultureel erfgoed aan de kust
722
Elk zomerproject is anders, maar we proberen steeds dezelfde doelstellingen te bereiken. Enerzijds vinden we het belangrijk dat de traditie wordt gedocumenteerd. We roepen zowel toeristen als lokale bewoners op om hun verhalen en herinneringen met ons te delen. We nemen interviews af van sleutelfiguren zoals lokale ondernemers die een stiel al generaties van vader op zoon of van moeder op dochter doorgeven. De gesprokkelde verhalen en beelden worden gebundeld in een laagdrempelig boekje, dat het thema vanuit een erfgoedbril presenteert. Zo hopen we mensen bewust te maken van de schoonheid van bepaalde gewoontes en tradities, en de rijke geschiedenis (en toekomst) die die tradities hebben. Bovendien geven we de lezers enkele tips mee waarmee we op een ludieke manier hopen de traditie een duwtje in de rug te geven. In het Strand in bloei-krantje bijvoorbeeld zit een stappenplan om een aantrekkelijk strandbloemenwinkeltje te maken5 en in het boekje Zoet, zout en zand krijgen boules de Berlin-verkopers-in-spe tips om een sterverkoper te worden.6
5 Het Strand in bloei-krantje kun je digitaal nalezen op www.kusterfgoed.be/projects/strandinbloei.
6 Het Zoet, zout en zand-boekje kun je digitaal nalezen op www.kusterfgoed.be/projects/zoetzoutzand
723volkskunde 2020 | 4 : 719-733
Afb. 1: Een handje vol schelpen. Een beeld dat werd ingestuurd naar aanleiding van het project Strand in bloei (© Nicolas Vermoortele).
Afb. 2: Tips voor boules de Berlin-verkopers-in-spe. Fragment uit de publicatie Zoet, zout en zand uit 2017.
cultureel
724 manon dekien | toerisme en
erfgoed aan de kust
Afb. 3: Een herinnering verzameld tijdens het project Zoet, zout en zand, over eetcultuur op het strand (2017).
Dat is niet de enige manier waarop we hopen dat die immaterieelerfgoedpraktijken worden geborgd. Afhankelijk van het thema zet de erfgoedcel ook gerichte acties op poten voor verschillende groepen met als doel te sensibiliseren en mensen te inspireren om met die mooie tradities aan de slag te gaan en ze door te geven aan hun kinderen en kleinkinderen. Tijdens het project Strand in bloei bijvoorbeeld organiseerden we workshops strandbloemen maken op de dijk of het strand van onze gemeenten. De bloemen die er werden gemaakt, fleurden de weken nadien de balie van de plaatselijke bibliotheken op in een groot bloementapijt. Tegelijk riepen we mensen op om foto’s van hun strandbloemenwinkeltje of strandbloemen te delen met de hashtag #strandinbloei. Meer dan 200 mensen deelden hun foto op die manier via sociale media.
De zichtbaarheid die we aan die immaterieel-erfgoedpraktijken geven en het platform dat we bieden aan de mensen om hun verhalen, foto’s en belevenissen te delen, maakt hen er hopelijk bewust van dat ze deel uitmaken van een erfgoedgemeenschap, ook al is die niet formeel of georganiseerd.
De billenkar
In 2020 en 2021 plaatst Kusterfgoed het thema van de kustrijwielen, beter bekend als ‘de billenkarren’, centraal. De erfgoedcel werkt hier voor het eerst samen met Westtoer, de organisatie die toerisme in West-Vlaanderen en aan de Belgische kust ontwikkelt en promoot. In samenspraak met de verschillende kustgemeenten en billenkarrenverhuurders wordt in elke badplaats een billenkarrenlus gelanceerd: een route voor billenkarren die de traditie om aan
725volkskunde 2020 | 4 : 719-733
zee met een billenkar te rijden moet versterken. Daarnaast ging een reporter op pad om verschillende (oud-)billenkarrenverhuurders te interviewen over hun metier. Die nostalgische verhalen komen in het voorjaar van 2021 op de website dekust.be, met daaraan gekoppeld zeventien nostalgische trips die de toerist op weg helpt om de kust op een nostalgische manier opnieuw te beleven, net als toen hij/zij kind was.
De billenkarcampagne van Westtoer kadert binnen een grotere ‘Terug naar zee’-campagne, die volop inzet op nostalgie en herinnering. Een gelijkaardige (marketing)strategie zien we de afgelopen jaren al enkele keren terugkomen. Denk bijvoorbeeld aan de jaarlijkse editie ‘Nest Kust’, waarin de identiteit van de kust wordt gevat in sterke verhalen die bol staan van de immaterieelerfgoedpraktijken waarrond Kusterfgoed werkt: ”Proeven van nostalgie”, ”Het wel en wee van samen trappen” en ”Rituelen om nooit te vergeten” zijn enkele titels van artikels die in ‘Nest Kust’ terugkomen. Misschien is het kusttoerisme in die zin dan toch een vorm van ‘heritage tourism’. Binnen ‘heritage tourism’ leggen auteurs Dallen Timothy en Stephen Boyd7 een belangrijke plek weg voor persoonlijk erfgoed: ”The experience at places associated with one’s own heritage versus that of a general global heritage is usually quite different from that of people simply visiting historic places on a routine day trip or as part of a tour itinerary. This notion of personal attachment to place and time is a significant issue in today’s world and needs a great deal of additional research intention”.8 Ook de toeristische sector begint dit in te zien. Inspelen op de nostalgische herinneringen aan zee, is inzetten op dat persoonlijk erfgoed.
Kusterfgoed doet met haar zomercampagnes iets gelijkaardigs als Westtoer, maar vanuit een andere motivatie: wij willen dat mensen die naar de kust komen de mooie tradities zoals strandbloemen maken, een ijsje eten en een gocartritje maken op de dijk blijven beoefenen, zodat die immaterieel-erfgoedpraktijken verder floreren. We willen er met andere woorden voor zorgen dat die tradities worden overgedragen op volgende generaties.
Het authenticiteitsdebat dat binnen de literatuur heerst rond erfgoed en toerisme, vormt binnen onze werking geen probleem. ”Emotions and sensations are always true and authentic”, schrijft Melotti.9 Wij proberen de mensen te bereiken op het moment dat ze op de ‘billenkar’ zitten, terwijl ze een ijsje eten of wanneer ze druk met crêpepapier in de weer zijn. Dat inzetten op beleving is iets wat we van de toeristische sector hebben geleerd. Maar vanzelfsprekend willen wij nog een stuk verder gaan. We willen die tradities kaderen en inhoudelijk uitdiepen, zodat we ze goed kunnen documenteren. Daarin gaan wij dus een stuk actiever met die tradities om dan de nostalgische bril die toeristisch georiënteerde organisaties als Westtoer en magazines als Nest opzetten.
In samenwerking met de jeugddiensten van de partnergemeenten zullen in de zomer van 2021 ook heel wat kinderen uit de speelpleinwerkingen kennismaken met het thema. Op de ‘billenkar’ leren ze de gemeente van een
manon dekien
toerisme en cultureel erfgoed aan de kust
726
|
7 Timothy & Boyd, Heritage Tourism, p. 1-16. 8 Idem, p 11. 9 M. Melotti, ”The power of the senses. New trends in heritage tourism”, Critical Matters, 2014, p. 50.
andere kant kennen en ontdekken ze spelenderwijs het rijke verleden van de ‘billenkar’. Ook gezinnen die een ritje met de gocart plannen, krijgen de kans om dit met een erfgoedbril op te doen. We werkten hiervoor samen met de cultuureducatieve organisatie Oetang een gratis spel uit in de ErfgoedApp.
Ook op het vlak van documenteren, ondernemen we verschillende acties: we registreren herinneringen en foto’s van billenkarrenrijders, -verhuurders en -bouwers en brengen die via een publicatie en online tot bij het grote publiek. We zetten in samenwerking met enkele verhuurders en verzamelaars een registratieactie op van Belgische ‘billenkarren’ om zo de materiële kant van het billenkarrenverhaal te documenteren. Bovendien willen we van de billenkarrenverhuurders uit onze regio echte (erfgoed)ambassadeurs maken. Ze krijgen de kans om in hun winkel een mooi paneel te plaatsen met daarop de billenkarrencampagne en hun persoonlijk billenkarrenverhaal.
Iedereen erfgoeddrager
De kracht van de onderwerpen die we aansnijden, ligt volgens ons in het feit dat ze een heel diverse groep raken: zowel verschillende generaties toeristen als lokale bewoners zoals lokale handelaars, jongeren die ’s zomers als jobstudent werken of bewoners die tijdens de drukke periodes met het toerisme worden geconfronteerd.
Tradities als strandbloemen maken en met een ‘billenkar’ rijden zijn geen evidente tradities in die zin dat er geen actieve en georganiseerde gemeenschap achter zit, die het immaterieel erfgoed levend houdt en doorgeeft. Maar is dat een voorwaarde om van immaterieel erfgoed te kunnen spreken en er een werking rond te kunnen opzetten? Of is het minstens even waardevol, en wie weet zelfs krachtiger indien het gaat om een praktijk die door een
727volkskunde 2020 | 4 : 719-733
Afb. 4: ‘Billenkar’ Collectie Erwin Mahieu.
brede groep mensen wordt gedragen, zonder dat zij er expliciet of bewust als georganiseerde erfgoedgemeenschap mee bezig zijn? En, welke rol neem je in dergelijke context op als erfgoedwerker?
Wij geloven dat die immaterieel-erfgoedpraktijken bijzonder waardevol zijn en dat we als erfgoedcel ons in een unieke positie bevinden om een rol op te nemen in het borgen ervan. We geloven dat de manier waarop we te werk gaan, namelijk een bepaalde immaterieel-erfgoedpraktijk in de kijker zetten en enkele aanbodgestuurde initiatieven ondernemen, het effect heeft dat er ook heel wat bottom-up initiatieven ontstaan, zowel bij spelers in het erfgoedveld als daarbuiten. Veel heemkringen in ons werkingsgebied bijvoorbeeld zijn niet enkel bereid om mee te werken aan het project, maar verdiepen zich zelf ook in het thema en gaan binnen hun eigen werking heel lokaal met dat immaterieel erfgoed aan de slag. Dat is een groeiproces, maar we merken dat het loont om onze erfgoedspelers zo vroeg mogelijk te betrekken. Ook buiten de erfgoedwereld ontstaat van alles rond de thema’s die we in de kijker plaatsten. Zo krijgen we bijvoorbeeld regelmatig vragen voor het organiseren van workshops of het geven van achtergrondinformatie over de strandbloementraditie, terwijl dat project toch al van 2016 dateert. Wij verbinden de aanvragers dan met de juiste personen en hebben een soort makelaarsrol aangezien er geen duidelijke erfgoedgemeenschap is. Wij vervullen de rol als aanspreekpunt dan deels, maar in principe zijn wij er meer ter ondersteuning en zijn we niet zelf traditiedragers. Dit is een spanningsveld dat herkenbaar is voor dat soort ‘verweesde praktijken’ waar wij elke dag mee bezig zijn.
Bovendien nemen we een rol op in het bredere bovenlokale erfgoedveld door de tradities op de kaart te zetten via platformen als immaterieelerfgoed. be en door de mogelijkheden te bekijken voor een plek op de inventaris. We zetten als erfgoedcel dus belangrijke stappen om de tradities waar we rond werken te borgen, maar dat proces is niet afgerond na een zomerproject. We willen die borgingsacties verduurzamen door blijvend die verbindende rol op te nemen, door op de kar te springen wanneer bottom-up initiatieven rond die thema’s onstaan en door mensen op een frisse en toegankelijke manier te sensibiliseren. Het zou bijzonder zijn, mocht er in de toekomst rond al die immaterieel-erfgoedpraktijken een georganiseerde erfgoedgemeenschap of een belangenbehartiger opstaan. Maar we hopen vooral dat al die toeristen en lokale kustbewoners traditiedragers blijven.
Conclusie
De erfgoedcel heeft door de jaren heen expertise opgebouwd rond het breed toegankelijk en zichtbaar maken van erfgoedpraktijken waar geen specifieke erfgoedgemeenschap achter staat. In een toeristische regio waar tijdens de zomer duizenden activiteiten plaatsvinden, zet Kusterfgoed het immaterieel erfgoed op de kaart door er net immaterieel-erfgoedpraktijken uit te pikken die uit dat kusttoerisme zijn ontstaan.
Een belangrijke succesfactor daarin is om mensen te bereiken op het moment dat ze die immaterieel-erfgoedpraktijken beleven. Daarin is het een
manon dekien
toerisme en cultureel erfgoed aan de kust
728
|
Afb. 5: In de zomer van 2019 organiseerden we in samenwerking met de speelpleinwerkingen van onze gemeenten een erfgoedweek. Daarin lieten we 150 kinderen op een spelende manier kennismaken met strandspelen, die al meer dan honderd jaar oud zijn, zoals vliegeren, standbloemen maken, zandkastelen bouwen, boule-à-barak
729volkskunde 2020 | 4 : 719-733
730 manon dekien | toerisme en cultureel erfgoed aan de kust
meerwaarde om als erfgoedorganisatie samen te werken met de toeristische sector, die heel wat knowhow heeft rond beleving en die weet hoe ze een grote groep mensen kan bereiken. Het is dan aan ons, als erfgoedorganisatie, om die kansen aan te grijpen en te zorgen voor verdieping en verbreding.
We proberen hierbij een rol op te nemen als erfgoedbemiddelaars, die in die brede, floue erfgoedgemeenschap actief werken aan een groeiend erfgoedbewustzijn en erfgoedzorg. De activiteiten die we opzetten richten zich daarom tot verschillende (deel)groepen uit die brede erfgoedgemeenschap. We willen zowel gezinnen die een dag naar zee komen bereiken, als kustkinderen die in de zomer naar de speelpleinwerking gaan en lokale handelaars die tijdens het seizoen de motor zijn van het kusttoerisme.
Als relatief kleine speler verwachten wij niet om meteen grote veranderingen teweeg te brengen. Maar toch merken we dat de projecten die we opzetten, de zichtbaarheid van bepaalde immaterieel-erfgoedpraktijken doet toenemen. Daarnaast vergroot het bewustzijn dat toerisme ook erfgoed is. Het succes van onze projecten is te danken aan de herkenbaarheid van de thema’s die we aanraken en de toegankelijke, frisse manier waarop we de erfgoedboodschap brengen. We moeten daarbij opletten dat we onszelf niet als traditiedrager opwerpen, maar blijven inzetten op die verbindende rol die we als erfgoedbemiddelaars willen spelen.
Het spanningsveld tussen ‘cultureel erfgoed’ en ‘toerisme’ speelt bij ons minder. Cultureel erfgoedpraktijken als strandbloemen maken, een ‘boule de Berlin’ eten op het strand en een ritje maken met de ‘billenkar’ is geen cultureel erfgoed dat onder druk kan komen te staan door de toerist, integendeel, het zou onder druk komen te staan ‘zonder’ de toerist, want die houdt die mooie praktijken mee in stand. In de projecten die Kusterfgoed onderneemt, vragen we niet enkel dat de toerist het cultureel erfgoed en de lokale erfgoeddrager respecteert10, we wakkeren net het bewustzijn aan dat die toerist ook zelf traditiedrager is.11
10 Cfr. de Mondiale Ethische Code voor Toerisme (UNWTO Global Code of Ethics for Tourism, UNWTO General assembly Resolution A/RES/607(XIX), oktober 2011).
11 Wil je meer weten over de zomerprojecten van Kusterfgoed of lees je graag een van de publicaties van de erfgoedcel digitaal na? Neem een kijkje op www.kusterfgoed.be/projecten.
731volkskunde 2020 | 4 : 719-733
732 manon dekien | toerisme en cultureel erfgoed aan de kust
733volkskunde 2020 | 4 : 719-733
De Kattenstoet in Ieper
De Kattenstoet is een historische en folkloristische stoet die om de drie jaar plaatsvindt in Ieper, de grootste stad in de Belgische Westhoek.1 Hoewel de stoet op een lange geschiedenis kan bogen, gaat de huidige vorm terug op de jaren vijftig. Het gaat dus deels om een invented tradition. 2 Maar dan wel een die springlevend is. Het Yper Museum organiseert in 2021 de tentoonstelling ‘POES. Hoe de kat de mens vangt’, waarin ook de Kattenstoet aan bod komt. In de voorbereiding van deze tentoonstelling kwam een interessante tegenstelling in de perceptie over de stoet aan het licht.
In dit artikel tonen we aan hoe de Kattenstoet zowel kan rekenen op een grote betrokkenheid van de lokale bewoners als een aantrekkingskracht heeft op binnen- en buitenlandse toeristen. Hierdoor is het een mooi voorbeeld van hoe immaterieel erfgoed betekenis kan hebben voor beide doelgroepen: toerist en Ieperling. Maar hierin schuilt ook het gevaar dat de Kattenstoet momenteel niet door iedereen als erfgoed wordt ervaren. Het feit dat het Yper Museum immateriële erfgoedwaarde aan de stoet toekent, zorgde even voor bezorgdheden bij de organisatoren van de stoet. Welke bezorgdheden dit zijn, van waar ze komen en hoe we deze trachten op te lossen, bespreken we verder in dit artikel. Maar eerst introduceren we kort de Kattenstoet.
De Kattenstoet
Een lange geschiedenis Ieper staat bekend als de ‘Kattenstad’. Deze bijnaam dankt ze aan het vreemde gebruik om katten van de belforttoren te gooien. De eerste historische sporen van het kattenwerpen gaan terug tot begin 15de eeuw.3 De oorsprong van dit gebruik is – zoals zo vaak bij middeleeuwse volkscultuur – onbekend. Er doen verschillende theorieën de ronde, maar waarschijnlijk betreft het een rituele
1 De auteurs willen uitdrukkelijk Bart Cafmeijer en Sandrin Coorevits bedanken voor hun inbreng en tips bij de totstandkoming van dit artikel.
2 A. Moesen, De Kattenfeesten te Ieper. Een analyse van de Kattenstoet en het Kattenwerpen aan de hand van de theorie van Hobsbawm (Masterproef Universiteit Maastricht, 2005). Geraadpleegd op: http://www.ethesis.net/ieper_kattenfeesten/ieper_kattenfeesten_inhoud.htm (17-10-2020).
3 De stadsrekeningen van 1410-1420 bevatten een verwijzing naar het aankopen van katten, mogelijk om van de toren te werpen.
735volkskunde 2020 | 4 : 735-746
hannelore franck & peter slosse sporen
736 hannelore franck &
peter
slosse
| de kattenstoet
in
ieper
Afb. 1: De nar gooit katjes van de belforttoren (Yper Museum).
afwending van het kwaad.4 Overal in Europa duiken soortgelijke verhalen op van katten die in brand worden gestoken of in een zak terecht komen waarop dan wordt geknuppeld.5 Maar na verloop van tijd groeit de associatie tussen kattenwerpen en de Ieperse belforttoren en die is nooit meer verdwenen.
Uit dit ritueel ontstaan de Kattenfeesten. Hierbij worden er jaarlijks katten, samen met een heks, in een schijnproces veroordeeld en vervolgens van de toren gegooid.6 Ondanks enkele onderbrekingen, zoals met de Calvinistische Republiek eind zestiende eeuw of de Hollandse aanwezigheid begin achttiende eeuw, lijkt het gebruik zich door te zetten tot in de 19de eeuw. De eerste stadsarchivaris van Ieper meldt dat in 1817 voor de laatste keer levende katten van de belforttoren zijn gegooid.7 Daarna is het stil tot 1938, wanneer er op 13 maart zwartfluwelen katjes van de toren worden gegooid, voorafgegaan door een kleine stoet en de Kattenkoers.8 Dit is de eerste vermelding van de eigenlijke Kattenstoet.
De Tweede Wereldoorlog legt de jaarlijkse traditie stil, maar op 17 maart 1946 hervat de Kattenstoet. Vanaf dan rijpen de ideeën om de kleine stoet uit te breiden en te moderniseren. In 1955 gaat op de tweede zondag van de vasten voor de eerste maal de moderne Ieperse Kattenstoet uit. De initiatiefnemers
4 O. Mus & P. Trio (red.), De geschiedenis van de middeleeuwse grootstad Ieper. Van Karolingische villa tot de destructie in 1914. Ieper, 2010, p. 52.
5 Voor meer informatie hierover: R. Darnton, The great cat massacre and other episodes in French cultural history. New York, 1984.
6 J. Breyne e.a., Kattenhistories: van kattenfeest tot Kattenstoet. Ieper, 2000, p. 5.
7 Moesen, De Kattenfeesten te Ieper.
8 Het Ypersche, 19 maart 1938. Geraadpleegd op: www.historischekranten.be/ (17-10-2020).
737volkskunde 2020 | 4 : 735-746
Afb. 2: De Kattenstoet trekt over de Grote Markt, Antoon Vermast, 1957 (Stadsarchief Ieper, SAI).
willen de wat stilgevallen traditie nieuw leven inblazen en organiseren een grootse stoet met wagens, reuzen en 1500 figuranten. Daarnaast is het voor de bevolking een manier om het oorlogstrauma te vergeten. Burgemeester Dehem wil met de stoet zijn stad terug op de kaart zetten en bezoekers naar Ieper lokken. Van bij het begin was de doelstelling dus tweeledig: een evenement om de lokale bevolking te verenigen, maar ook Ieper als toeristische bestemming op de kaart zetten.
De stoet van 2018 De Kattenstoet is een driejaarlijks evenement dat bestaat uit vaste elementen, maar waarbij ook telkens vernieuwingen worden doorgevoerd. In 2018 lopen 1800 figuranten mee, gegroepeerd in een 100-tal groepen. 68 taferelen worden uitgebeeld door Ieperse verenigingen en 21 taferelen door niet-Ieperlingen. Er rijden 30 praalwagens in de stoet en er trekken zes reuzen door de straten van Ieper. De stoet kan rekenen op 50.000-55.000 bezoekers.9 De stoet bestaat altijd uit verschillende onderdelen. Het eerste deel verwelkomt het publiek in Ieper. Daarna volgt de geschiedenis van de katten: van de verering in Egypte tot de verbranding in de middeleeuwen. Vervolgens komt de Ieperse geschiedenis aan bod, waarbij Ieper als vredesstad wordt uitgebeeld. Een vierde deel vertelt verschillende kattenverhalen, zoals de Gelaarsde Kat, gevolgd door deel vijf met de voorstelling van katten van over de hele wereld. De Ieperse katten krijgen een afzonderlijk luik en de stoet wordt afgesloten door de Ieperse narren. Alles eindigt op de Grote Markt waar, na een proces, de stadsnar fluwelen katjes van de toren gooit en de heks op de brandstapel terechtkomt.10
hannelore franck & peter slosse | de kattenstoet in ieper
738
9 Cijfers verstrekt door toeristische dienst stad Ieper. 10 Stad Ieper, Iedereen Ieper: extra editie n.a.v. 45ste Kattenstoet, nr 84, mei 2018, p. 20-32. Afb. 3: De wagen van Freya in de stoet van 2018 (Stad Ieper, dienst Toerisme).
De stoet bestaat uit enkele vaste personages en wagens, aangevuld met (drie) jaarlijkse wijzigingen en toevoegingen. Een belangrijke figuur is de stadsnar, die als apotheose de pluchen katten van het belfort gooit. Daarnaast zijn er de reuzen. Er is de Reus Cieper, de Ieperse Reuzenkat en zijn echtgenote Minneke Poes. De oudste reus van Ieper is echter Goliath. Hij gaat zeker terug tot 1683, maar is mogelijk ouder.11 Hij is met zijn 7,5 meter ook de grootste reus van het gezelschap. Daarnaast zijn er ook nog Robrecht de Fries, Godfried de Tempelier en Nikolaas de Kanonnier. Ten slotte is er Pietje Pek, een duivel. Zijn taak is om het kattenvuur in de stad brandend te houden. De meeste reuzen zijn gelieerd aan een specifieke stadswijk. Zo is Robrecht de Fries de reus en beschermer van de Sint-Pieterswijk.
Twee visies op de stoet: Immaterieel erfgoed of toeristisch evenement
De Kattenstoet als Immaterieel Cultureel Erfgoed Volgens de Unescodefinitie is immaterieel cultureel erfgoed ‘levend erfgoed’ dat wordt overgedragen van generatie op generatie en belangrijk is voor de gemeenschappelijke identiteit. Het omvat sociale gewoonten, voorstellingen, rituelen, tradities, bijzondere kennis of vaardigheden.12 Vanuit deze definitie vertrekkend, behoort de Kattenstoet zonder twijfel tot het immaterieel cultureel erfgoed van de Ieperse gemeenschap. Het is de veruitwendiging van de reputatie van Ieper als Kattenstad. Daarnaast kan de stoet bogen op een lange geschiedenis en wordt het evenement gedragen door een belangrijk deel van de Ieperse bevolking.
De 1.800 figuranten die meelopen in de stoet zijn grotendeels uit Ieper zelf afkomstig. Maar achter de schermen zijn er nog veel andere personen actief. Allereerst zijn verschillende stadsdiensten betrokken: de technische dienst onderhoudt de wagens, de communicatiedienst staat in voor de persaandacht en de dienst toerisme coördineert het geheel. Maar daarnaast zijn er de talrijke vrijwilligers, die de stoet mee vormgeven: lokale fanfares, dansgroepen, scholen, bewoners en allerhande verenigingen. Zij treden op als figurant, helpen bij de voorbereidingen, bedenken choreografieën voor de dansjes, (her) maken mee de kostuums en zo verder. Zonder al deze hulp zou er geen stoet zijn.
Daarnaast is er de inspraak en deelname van de Ieperlingen zelf. Zij worden betrokken bij belangrijke beslissingen omtrent de stoet. Dit gebeurt zowel occasioneel als structureel. Occasioneel wordt de inspraak van iedereen gevraagd, zoals bij de naam van de nieuwe katjes in 2018. Structureel gebeurt participatie via de commissarissen en coördinatoren van de groepen die deelnemen aan de stoet. Dit heeft tot gevolg dat de stoet geen rigide, statisch gegeven is, maar een levend organisme. De deelnemers en Ieperlingen geven vorm mee aan de stoet en creëren zo mee hun eigen traditie. Dit zorgt voor een hoge mate van betrokkenheid.
739volkskunde 2020 | 4 : 735-746
11 R. Buckinx, Goliath, reus van Ieper. Ieper, 1955, p. 4. 12 Immaterieel Erfgoed, https://www.unesco.nl/nl/dossier/immaterieel-erfgoed (20-09-2020).
Een goed voorbeeld hiervan is de nieuwe outfit van Minneke Poes. In 2003 was haar kleed dringend aan restauratie toe. Het comité besliste echter om haar een volledige make-over te geven met een nieuw, moderner ensemble. Hiervoor schreef het comité na de editie van 2000 een open wedstrijd uit. Uiteindelijk waren er elf inzendingen, vooral van Ieperlingen. Een jury, bestaande uit de regisseur, hoofd technische dienst en directeur van de Academie, aangevuld met individuen die professioneel bezig zijn met kostuumontwerp, kiezen uiteindelijk het winnend ontwerp.
Sindsdien draagt Minneke Poes een ensemble dat refereert aan Ieper: een jasje gemaakt uit Poppies, het stadslogo als halsketting, een kroon gemaakt uit katten en een zijden jurk met daarop de Ieperse Lakenhallen.13 Het kostuum is wit en rood, de kleuren van de stad Ieper. De nieuwe outfit wordt pas onthuld tijdens de stoet van 2003. Een editie later krijgt ook Cieper een nieuw pak, na weerom een open wedstrijd.
De stoet als levend evenement vandaag De makers en organisatoren van de stoet zelf kijken momenteel niet met een erfgoedbril naar de stoet. Zij zien de stoet als een mooie Ieperse traditie, maar eigenlijk toch vooral als een groot evenement bedoeld om voor veel blije
hannelore franck & peter slosse | de kattenstoet in ieper
740
13 Minneke Poes, Ieper, https://www.lecavzw.be/tradities/reuzen/minneke-poes-ieper (10-04-2020).
Afb. 4 en 5: Links de eerste outfit van Minneke Poes (SAI) en rechts haar nieuw ensemble, 2018 (Stad Ieper, dienst Toerisme).
gezichten te zorgen in het straatbeeld. Als we toerisme definiëren als een tijdelijke verplaatsing voor recreatieve doeleinden, is de stoet voor de vele binnen- en buitenlandse bezoekers inderdaad een toeristisch evenement.14 De organisatie wordt dan ook gecoördineerd vanuit de dienst Toerisme van Stad Ieper.
De Kattenstoet is nationaal en internationaal bekend. Er komen veel toeristen speciaal voor dit evenement naar Ieper. In 2006 organiseerde de stad een bevraging bij de bezoekers van de stoet. 20% van de bezoekers was afkomstig uit Ieper, 40% uit de rest van België en nog eens 40% van de bezoekers waren buitenlanders, met Japan als voornaamste herkomstland (12,3%).15 80% van de bezoekers zijn dus niet-Ieperlingen, waarvan een grote groep uit het buitenland. Meer dan een kwart van de bezoekers had van de stoet gehoord via mond-aan-mond reclame. Dit blijkt veruit de belangrijkste informatiebron te zijn, gevolgd door affiches, folders en artikels in kranten. De tv-spot, website en radio blijken andere, maar minder belangrijke informatiekanalen te zijn.16
Vooral de aanwezigheid van Aziatische – met name Japanse – bezoekers valt op. Zeker omdat zij, in tegenstelling tot de Britten, minder vaak de weg naar Ieper als toeristische bestemming vinden. Zij komen met andere woorden speciaal voor de Kattenstoet naar Ieper. Hun aantal neemt al enkele edities gestaag toe. Dit is niet verwonderlijk: in Japan is de kat enorm populair.17 Bij de editie van 2018 waren er zo 5.000 Japanse bezoekers aanwezig. Het hele gebeuren wordt ook gefilmd door twee Japanse tv-ploegen en een ploeg uit Taiwan.18
Bezorgdheden bij de stoet als erfgoed
POES. Hoe de kat de mens vangt Het Yper Museum pakt in 2021 uit met de tentoonstelling: ‘POES. Hoe de kat de mens vangt’. Zoals de titel vermeldt, staat de relatie tussen kat en mens centraal. Er wordt gefocust op verschillende aspecten. Enkele hiervan zijn het biologische verhaal, de kat in de kunst en hoe katten aanbeden, maar evenzeer verguisd werden en worden. Uiteraard krijgt ook de Kattenstoet in de tentoonstelling een prominente plaats. De ontstaansgeschiedenis van de stoet komt aan bod, net als andere kattenlinken die in Ieper te vinden zijn.
Maar het Yper Museum wou meer doen met het levende (im)materieel erfgoed van de Kattenstoet. Aangezien het erfgoed betreft dat nog wordt gebruikt, is het borgen van dit erfgoed niet vanzelfsprekend. Oude wagens en kostuums worden aangepast voor de volgende editie of weggegooid wanneer ze niet meer bruikbaar zijn. De enkele kostuums en maskers die nog van de
14 Deze definitie is losjes gebaseerd op deze van de World Tourism Organization van de VN. United Nation World Tourism Organization, https://www.unwto.org/ (20-09-2020).
15 Cijfers verstrekt door de Toeristische Dienst stad Ieper.
16 Idem.
17 Het gaat hier om een heel recent fenomeen: Feline Fatale: A look at Japan’s Growing Cat Mania https://www.nippon.com/en/currents/d00344/feline-fatale-a-look-at-japan%E2%80%99s-growingcat-mania.html (15-06-2020).
18 Informatie Peter Slosse.
741volkskunde 2020 | 4 : 735-746
eerste editie dateren, zijn niet meer bruikbaar wegens te zwaar (maskers) of te klein (kostuums). Bovendien zit de ziel van de stoet niet zozeer in de materiële objecten zelf, maar in hoe deze worden gemaakt en gebruikt. Daarom wil het museum een project op poten zetten dat zal focussen op de makers van de Kattenstoet. Het gaat om de regisseur en de wagenbouwers, maar evengoed om kostuumontwerpers, choreografen en de mensen die alle deelnemers moeten coördineren en blijven enthousiasmeren.
Bij aanvang van het project blijken er enkele misverstanden te bestaan. Hoewel de organistoren zeker niet afkering staan tegenover het initiatief van het museum, en zelfs blij zijn met de aandacht, uiten ze eveneens enkele bezorgdheden over de Kattenstoet als erfgoed. Concreet heerst er het idee dat door de stoet als erfgoed te beschouwen, twee wezenlijke kenmerken van de stoet zouden verdwijnen, namelijk de veranderlijkheid van de stoet en het toeristische aspect.
Een steeds veranderende inhoud De stoet in zijn huidige vorm gaat terug op 1955, maar heeft sindsdien verschillende wijzigingen ondergaan. Het steeds veranderende karakter van de stoet kan zelfs gezien worden als een belangrijk onderdeel van de wijziging, nl. de stoet op de tweede zondag van mei in plaats van de tweede zondag van de vasten. De organistoren wilden overlap met de wereldtentoonstelling in Brussel vermijden. Bovendien zijn de temperaturen in mei een pak aangenamer. De tweede zondag van mei zal vanaf dan de vaste datum van de stoet blijven. Tot 1991 trekt de stoet jaarlijks door de straten van Ieper, vanaf 1991 om drie jaar.19 Midden jaren ’90 is het bestaande concept uitgewerkt en dooft het enthousiasme wat uit. De stad trekt een nieuwe regisseur aan: Bart Cafmeyer. Hij is tot op vandaag hoofdregisseur van de stoet. Zijn voornaamste uitgangspunt is: ”de stoet moet leven”. Voor iedere editie verandert er dus iets aan de stoet. Dit zorgt ervoor dat de stoet steeds actueel blijft en mee-evolueert met de tijd.
Om deze wijziging te illustreren nemen we opnieuw het verhaal van Minneke Poes erbij. Cieper, de reuzenkat, voelt zich aanvankelijk alleen en is op zoek naar een kattin. Minneke Poes is ereburgeres van Zwevegem en stapt op 8 mei 1960 mee in de Kattenstoet. Een paar maanden later verloven zij en Cieper zich. In 1971 schenkt Zwevegem Minneke Poes aan Ieper. Sindsdien is ze een vaste waarde in de stoet. Haar ‘transformatie’ naar het Ieperse is vervolledigd in 2003: haar nieuwe outfit refereert op meerdere manieren aan Ieper.
Enkele jaren later bevalt Minneke Poes van Piepertje. Hij gaat voor het eerst mee in de editie van 1974. Maar de nieuwste toevoeging slaat niet echt aan en hij verdwijnt weer uit de stoet. Het verhaal gaat dat hij, in de pubertijd gekomen, zijn ouders heeft verlaten en de wijde wereld is ingetrokken.20 In 2018 bevalt Minneke Poes van enkele kleine poesjes. Zij lopen in de stoet van 2018 voor de eerste keer mee. Het publiek krijgt dan de kans om de kleine katjes namen te geven door suggesties via mail te sturen. Deze zijn dan voorgelegd aan het directiecomité van de Kattenstoet. Zij kiezen voor: Mimi, Snoezie, Bas
hannelore franck & peter slosse | de kattenstoet in ieper
742
19 J. Breyne e.a., Kattenhistories, p. 6. 20 Idem, p. 18.
(naar de oud Egyptische god Bastet), Bert (naar de stichter van de Kattenstoet burgemeester Albert Dehem) en Neko (het Japanse woord voor kat).21 Het is wachten tot de volgende editie om te zien hoe de kleine katjes zijn gegroeid.
Een toeristische stoet De Kattenstoet weet al enkele edities toeristische aanwezigheid succesvol te combineren met een hoog lokaal engagement. Tot nu toe worden er door de organisatoren geen signalen van wrevel opgevangen. Beide doelgroepen lijken nog steeds hun gading te vinden in het evenement. Echt onderzoek ontbreekt helaas, maar we zien toch enkele factoren die hier ongetwijfeld toe bijdragen.
Allereerst is het zeker zo dat het bereiken van een groot publiek onderdeel is van de identiteit van de stoet. Een stoet heeft nu eenmaal een publiek nodig: zonder publiek geen stoet. Voor de Kattenstoet ligt dit zelfs mee aan de oorsprong: burgemeester Dehem zocht een manier om Ieper opnieuw naamsbekendheid te geven zodat mensen de stad zouden bezoeken.
Het publiek wordt in de stoet regelmatig aangemaand om mee te spelen met de acts. Zij maken dus integraal deel uit van de stoet. Bij de start is er een kattengroep die op een ludieke manier aantoont dat het publiek achter de witte strepen op de grond of achter de nadarafsluiting moet blijven. Deze groep laat de tribunes bijvoorbeeld ook ‘waves’ maken. In de stoet zie je vele figuranten met het publiek kattenkwaad uithalen. Heksen ambeteren de mensen en heel regelmatig wordt iemand uit het publiek geplukt om een leuke verrassing te ondergaan. Nooit is zo’n optreden spottend of kwetsend voor het slachtoffer. Waar de stoet jaren terug eerder op een ‘kijkprocessie’ leek, is het nu een heel actieve belevingsstoet geworden. Dit maakt dat de toeristische bezoekers die
21 Minneke Poes en Cieper krijgen vijf kittens, https://radio2.be/west-vlaanderen/minneke-poes-en-cieperkrijgen-vijf-kittens (10-04-2020).
743volkskunde 2020 | 4 : 735-746
Afb. 6: De kleine katjes maken in 2018 hun eerste opwachting in de Kattenstoet, geflankeerd door Cieper en Minneke Poes (Stad Ieper, dienst Toerisme).
een actief onderdeel zijn van het evenement, bijdragen aan het erfgoed en mee instaan voor het voortbestaan ervan.
Bovendien is de internationale dimensie de stoet zelf binnengedrongen. Huidig regisseur Bart Cafmeyer stelde vast dat steeds meer internationale bezoekers de weg naar Ieper vonden om de Kattenstoet bij te wonen. Daarom introduceerde hij het onderdeel ‘Kat in de wereld’. Hierin komen katten uit andere culturen aan bod. Een goed voorbeeld hiervan is de Amerikaanse kat Garfield. Op deze manier is het internationale aspect ondertussen deel geworden van de traditie.
Daarnaast ging de stoet in haar geschiedenis al verschillende verbroederingen aan met andere ‘kattensteden’ in de wereld. Doorgaans bestaat dit uit bezoeken in beide richtingen en een deelname van de andere stad aan de Ieperse Kattenstoet.22 De eerste verbroedering vond plaats in 1957 met de Italiaanse vissershaven Camogli. Zij stapten in de editie van 1957 mee en bakten nadien visjes in een braadpan met een diameter van zes meter. Ieper ging daarna ook op bezoek in Italië. Later volgden verbroederingen met Zell am Mosel in Duitsland, Metz in Frankrijk, ’s-Hertogenbosch in Nederland, Zwevegem in België, Luxemburg in Luxemburg en Store Magleby in Denemarken. De verbroedering met Zwevegem heeft misschien wel het meest blijvende resultaat geboekt: sindsdien maakt Minneke Poes deel uit van de Ieperse Kattenstoet.
Het meest recente voorbeeld van internationale verbroedering is Japan. In 2000 nam een ruime delegatie van de Ieperse Kattenstoet deel aan het World Performing Arts Festival in Sakai, nabij Osaka. De Kattenstoet werd uitgenodigd door de organisatie van dit grote cultureel festival en zakte af met een delegatie van vijftig personen. Zelfs de Kattenreus Cieper werd voor dit grote meerdaagse event naar Japan verscheept. In het totaal waren ongeveer zeventig landen en regio’s aanwezig. Een speciale postzegel werd uitgegeven naar aanleiding van dit evenement met de Ieperse katten daar prominent op aanwezig.23
In 2001 en 2002 vinden kleinere versies van hetzelfde event plaats met weerom een delegatie van de Kattenstoet. Zij beelden hier een mini-Kattenstoet uit. Door de recessie in Japan is er na 2002 geen budget meer om de Ieperlingen uit te nodigen. Maar de band met Japan blijft sterk. In 2018 kiest het publiek als een van de namen voor de nieuwe katjes: Neko. Dit is het Japanse woord voor kat en een duidelijke erkenning van de Japanse bezoekers.
Tenslotte is Ieper een plaats waar de lokale bevolking gewend is aan toeristische aanwezigheid en hier ook op gericht is: in een gewoon jaar komen er zo’n 350.000 - 400.000 bezoekers naar de stad.24 Doorgaans gaat het om de vele bezoekers aan de frontregio. Dit betekent dat de voorzieningen voor grote groepen toeristen aanwezig zijn: er zijn logies voorzien en er is voldoende horeca aanwezig. De aanwezigheid van toeristen tijdens de Kattenstoet is natuurlijk hoger dan op een ander moment in het jaar, maar verstoort de stad
door de
hannelore franck & peter slosse | de kattenstoet in ieper
744
22 Voor een overzicht zie J. Breyne e.a., Kattenhistories, p. 7-8. 23 World Performing Art Festival 2000 http://yushu.or.jp/english/e_sdate/00jpn/00pref/00jun28f1.html (15-06-2020). 24 Cijfers verstrekt
Toeristische Dienst.
minder dan bij bijvoorbeeld niet toeristische steden. Het toerisme schept eveneens werkgelegenheid. Waarschijnlijk halen 800 personen in Ieper hun inkomsten uit de toeristische sector.25 Dit vergroot zeker het draagvlak. Hoe het verder moet
Het opstarten van een samenwerkingsverband De organisatoren van de stoet zijn in de eerste plaats bezorgd dat het benoemen en erkennen van de Kattenstoet als erfgoed, het karakter van de stoet zou wijzigen. In hun visie bevries je iets in de tijd door het te erkennen als erfgoed waarna aanpassingen en veranderingen niet meer mogelijk zouden zijn. Uiteraard kan dit niet de bedoeling zijn. Daarnaast draait de kwestie ook rond zeggenschap over de stoet. Door de interesse van het museum lijkt er een verschuiving van de stoet als evenement naar erfgoed plaats te vinden, waardoor ook het zeggenschap over het evenement zich (deels) zou verplaatsen. De bezorgdheden van de organisatoren zijn begrijpelijk. Er moest dan ook een gepast antwoord op geformuleerd worden. Allereerst heeft het museum de betekenis en gevolgen van het erkennen van de stoet als erfgoed toegelicht. Veranderingen en wijzigingen in levend erfgoed maken expliciet deel uit van de definitie en vormen zeker geen probleem, maar versterken de erfgoedwaarde.
Daarnaast verduidelijkt het Yper Museum allerminst invloed te willen hebben op de stoet zelf. Het museum is enkel geïnteresseerd in de monitoring en borging van de praktijk, niet het beïnvloeden van het verloop van de stoet zelf. Daarom beslist het museum de eerstvolgende editie, normaal in 2021, enkel te observeren. Door te luisteren en te observeren vergaart het museum dieper inzicht in de werking van de stoet en is er tijd om een vertrouwensband op te bouwen.
Na de editie van 2021 willen beide partners, het museum en de organisatoren van de stoet, een intensief traject opstarten rond de erfgoedwaarde en indien er een nood of bedreiging wordt gedetecteerd, dit ook gepast te borgen. Indien gewenst, zouden beide partijen – museum en organisatoren – ook samen werken om de stoet officieel te laten erkennen als Immaterieel Cultureel Erfgoed.
Noodgedwongen uitstel door Covid-19 Eind september 2020 besliste het college van schepenen en burgemeester samen met het Kattenstoetcomité om de stoet van 2021 uit te stellen naar 2022. Er is in de huidige situatie geen garantie dat de stoet volgend jaar met publiek kan doorgaan. En het publiek maakt onontbeerlijk deel uit van de stoet. Bovendien kunnen in het najaar de repetities niet in normale omstandigheden plaatsvinden. In het tweede weekend van mei in 2021 zal er wel een alternatief, kleinschaliger programma plaatsvinden. Het is voorlopig nog onduidelijk in welke vorm. Het is bovendien af te wachten in welke mate
745volkskunde 2020 | 4 : 735-746
25 Idem.
dit alternatief programma als vervanger zal worden aanvaard: zowel door de Ieperse bevolking als door de toeristische bezoeker. Veel zal afhangen van de insteek en omstandigheden.
Voor het project van het Yper Museum heeft dit uitstel uiteraard ook grote gevolgen. De voorbereidingen voor de tentoonstelling ‘POES. Hoe de kat de mens vangt’ zijn reeds te ver gevorderd en van uitstellen is geen sprake. In 2021 zal de kat dus toch aanwezig zijn in Ieper. Maar het project dat het museum samen met de organisatoren van de Kattenstoet wil starten, zal noodgedwongen worden uitgesteld. De toekomst zal uitwijzen wat het uiteindelijke resultaat wordt. De eerste belangrijke stappen zijn in elk geval gezet en beide partners hebben al veel bijgeleerd over de relatie tussen erfgoed en toerisme.
hannelore franck & peter slosse | de kattenstoet in ieper
746
ellen vandenbulcke sporen
Handmade in Brugge
Een hefboom voor duurzamer erfgoed en toerisme
Handmade in Brugge is een programma dat Brugge associeert met baanbrekend vakmanschap. De initiatiefnemers wilden een proeftuin ontwikkelen waarbij de inzet van de ‘Unesco Conventie voor de borging van immaterieel cultureel erfgoed’ (2003)1 verbonden zou worden met lokale beleidsvoering op maat van de stad, in een programma over beleidsdomeinen heen: erfgoed, toerisme, stadsontwikkeling, educatie … Met Handmade in Brugge werd zo vanaf 2013 een alternatieve verhaallijn rond Brugge ontwikkeld, die naast het bekende museale en werelderfgoed van de stad, via tal van acties ook het levende erfgoed meer zichtbaar maakt en nieuwe impulsen geeft. Gaandeweg is Handmade in Brugge verankerd in een meerjarig beleid en zet het ondertussen steeds meer in op actuele thema’s als innovatie, creatief ondernemerschap, duurzaamheid en het zoeken naar antwoorden bij maatschappelijke uitdagingen. Samen met een breed makersnetwerk en tal van andere spelers in de stad bouwt Handmade in Brugge daarbij mee aan een toerisme dat aandacht heeft voor wat vandaag leeft in de stad en dagelijks door vele handen lokaal wordt gemaakt.
Brugge en toerisme
Brugge wordt dagelijks overspoeld door duizenden toeristen. Ze wanen zich in een openluchtmuseum en worden verleid door het schitterende historische decor en de vele romantische plekjes die de stad rijk is. De binnenstad van Brugge is sinds 2000 erkend als Unesco-werelderfgoed. Heel wat monumenten en erfgoedsites getuigen van de virtuositeit en het meesterschap van ambachtslui uit het verleden en de musea tellen schitterende kunstschatten die toeristen van over de hele wereld aantrekken. Maar ook het immaterieel erfgoed behoort tot de bezienswaardigheden. De door Unesco in 2009 erkende Heilig Bloedprocessie trekt jaarlijks trouwe bezoekers uit de ruime regio.
Wie Brugge vermeldt, denkt aan historisch erfgoed en meer bepaald de middeleeuwen, de periode waarin de stad als internationaal handelsknooppunt glorietijden beleefde.2 Na de middeleeuwse bloeiperiode bleef een grote heropleving van de stad echter uit en ook de industrialisatie van de 18de en 19de eeuw ging grotendeels aan Brugge voorbij. Een geluk bij een ongeluk, want zo
1 Unesco Conventie 2003, https://immaterieelerfgoed.be/files/attachments/.731/Unescoconventie2003_ NL.pdf (23-06-2020).
2 Reputatieonderzoek Vlaanderen 2017, https://www.toerismevlaanderen.be/sites/toerismevlaanderen.be/ files/assets/Toerisme%20Vlaanderen_Reputatieonderzoek_NL.pdf (02-10-2020).
747volkskunde 2020 | 4 : 747-760
werd de stadskern gespaard van grootschalige fabriekscomplexen. Het gebrek aan middelen zorgde ervoor dat de structuur van de historische binnenstad nagenoeg intact bleef en vele oude panden aan de sloophamer ontsnapten. Om uit de economische impasse te geraken, besloot Brugge eind 19de eeuw in te zetten op de uitbouw van de haven en het toerisme: twee projecten die de uitstraling en economische slagkracht van de stad moesten versterken. Met zijn vele kunstschatten en goed bewaard architecturaal patrimonium had de stad alle troeven in handen om dit toeristisch uit te buiten. Het middeleeuwse karakter van de stad werd daarbij nog eens extra in de verf gezet door de vele restauraties en neo-gotische make-overs die de stad eind 19de, begin 20ste eeuw onderging.3
De keuze voor toerisme bleek een aantrekkelijke formule, die tot op vandaag zijn vruchten afwerpt. Jaarlijks bezoeken meer dan acht miljoen bezoekers de stad. De laatste jaren was er zelfs een jaarlijkse toename van ongeveer één miljoen bezoekers. De impact op de historische stadskern, die zelf slechts 20.000 bewoners telt, is dan ook groot. In 2018 bedroeg de crowd-index (het aantal bezoekers per 100 inwoners per dag) 120/100 en op topdagen 210/100. Op absolute piekmomenten liep dit zelfs op tot drie keer meer bezoekers dan dat er inwoners zijn in de binnenstad.4
De draagkracht van een stad wordt zo natuurlijk aardig op de proef gesteld en de vraag rijst dan ook hoe een stad als Brugge zo’n toerismetoename kan blijven slikken.5 Uit het tevredenheidsonderzoek dat Toerisme Vlaanderen voor de Vlaamse kunststeden in 2019 afnam, blijkt dat de Bruggelingen het toerisme blijven omarmen, maar dat ze een duidelijke druk op de stad ervaren. Bijna de helft van alle Bruggelingen voelt het toenemend aantal toeristen aan als een bedreiging voor de leefbaarheid van de stad. Meer dan 60% vindt dat door het toerisme het stadscentrum overvol raakt, het leven in de stad duurder wordt en er meer verkeers- en parkeerproblemen zijn.6 Maar ook de bezoekers zelf zijn niet ongevoelig voor de grote drukte: 36% van de dagtoeristen ervaart bepaalde plaatsen in de stad als te druk.7
3 B-tours, over Brugge, toerisme en beeldvorming. Brugge, 2005, p. 11-12.
4 D. Dewulf (red.), Een klavertje vier voor het toerisme in Brugge. Strategische visienota toerisme 2019-2024 Brugge, 2019, p. 7-8.
5 In de jaren ’90 waren er reeds verschillende actiegroepen als ‘SOS voor een leefbaar Brugge’ of ‘Brugge wordt wakker’ die de overlast van consumptietoerisme en de druk van grootschalige hotelprojecten op de leefbaarheid van de stad aanklaagden. Als antwoord hierop voerde de stad Brugge voor de binnenstad een hotelstop (1996 en 2000) en vakantiewoningenstop (2002) in. Daarnaast probeerde men het (dagjes)toerisme te concentreren in de ‘gouden driehoek’, het gebied tussen ‘t Zand, de Markt/Burg en het Begijnhof waar zich de hoogste concentratie aan toeristische bezienswaardigheden, musea, souvenirwinkels en toeristische horecazaken bevindt. B-tours, over Brugge, toerisme en beeldvorming. Brugge, 2005, p.16 en Managementplan UNESCO-zone Brugge 2012, https://www.brugge.be/managementplan-deel-1 en https://www.brugge.be/managementplandeel-2, https://www.brugge.be/managementplan-deel-3 (02-10-2020).
6 Bewonersonderzoek Toerisme Vlaamse Kunststeden 2019, http://toerism-vlaanderen.s3-website-eu-west-1. amazonaws.com/nl en https://www.toerismevlaanderen.be/sites/toerismevlaanderen.be/files/ assets/documents_KENNIS/onderzoeken/2019_BewonersKunst_Rapport_NL.pdf (17-06-2020).
7 Dewulf, Klavertje vier, p. 7.
ellen vandenbulcke | handmade in brugge
748
Een kentering in de aanpak van het toerisme dringt zich dus op. Zowel bij bewoners, bezoekers als de toeristische sector groeit het besef dat het toerisme op het vlak van draagkracht meer en meer tegen zijn grenzen aan botst. Als antwoord startte Toerisme Vlaanderen in 2018 met het traject ‘Reizen naar morgen’. Verschillende partners binnen en buiten de toeristische sector dachten tijdens een cocreatief denkproces na over de transformerende kracht van toerisme voor de bezoeker, de bewoner én de bestemming. Een belangrijke vraag die doorheen het ‘Reizen naar morgen’-verhaal loopt: ”Hoe kan toerisme er mee voor zorgen dat onze lokale gemeenschappen op al die mooie plekken blijven bloeien zodat oprechte gastvrijheid een vanzelfsprekendheid blijft?”8 De Britse toerisme-experte Anna Pollock werd gevraagd om het traject van ‘Reizen naar morgen’ te inspireren en stelt dat het toerisme van morgen niet los staat van het leven, dat het zal floreren als de bestemming mee floreert.9 Ook Toerisme Brugge wil met zijn ‘Klavertje vier voor het toerisme in Brugge’ (de strategische visienota voor 2019-2024) toewerken naar een toerisme dat op duurzame wijze bijdraagt aan het welbevinden van zijn bezoekers, ondernemers en inwoners. Een toerisme dat werk maakt van een evenwichtige, verbindende, aantrekkelijke en ondernemende stad.10
Het betreft een duidelijke shift in het discours ten opzichte van de lijnen die vroeger werden uitgezet. De bewoners en lokale gemeenschappen komen plots sterker in beeld, evenals duurzaam, verantwoord en kwaliteitsvol toerisme. Een trend waar ook andere sectoren makkelijk kunnen op inhaken om samen dat toerisme mee vorm te geven. Er liggen heel wat sporen waar aansluiting bij kan worden gevonden en kansen om ook vanuit de erfgoedsector, en dan vooral immaterieel cultureel erfgoed, bij te dragen aan een toerisme van morgen, dat anders en kwalitatiever is. De coronacrisis in 2020 die – net als in andere toeristische topbestemmingen – stevig inhakte op het aantal reizigers naar Brugge, heeft het lokale bewustzijn rond het belang van evenwichtige en duurzame perspectieven voor de stad eens te meer aangescherpt en de bereidheid en draagvlak om daar naar te werken verder verbreed.
Hoe Handmade in Brugge een hefboom wil zijn voor een ander toerisme in Brugge
Door niet enkel te focussen op het rijke verleden van Brugge, maar ook ruimte te geven aan nieuwe dynamieken, wilde Handmade in Brugge bij de opstart in 2013 de stad opnieuw zuurstof geven. Het programma poogt de aandacht te verschuiven van oppervlakkig toerisme en cultuurconsumptie naar een rijkere stadsbeleving en duurzaam toerisme. Handmade in Brugge wil stadsbezoekers laten kennismaken met ambachtelijke makers en producten, en dit met aandacht voor zingeving, persoonlijk contact en bijzondere verhaallijnen.
Lammens e.a., Reizen naar Morgen. Brussel,
p. 11.
Klavertje vier, p. 10-11.
749volkskunde 2020 | 4 : 747-760
8 M.
2018, p. 3. 9 Ibidem,
10 Dewulf,
Handmade in Brugge profileert Brugge als stad en regio van baanbrekend vakmanschap, geworteld in een eeuwenoude traditie en tegelijk inzettend op creatie en innovatie. Die uitdaging en blik op morgen zijn cruciaal om los te komen van een clichématige beeldvorming en het louter opvoeren van ambachten uit het verleden tot vermaak van een toeristisch publiek. Toekomst maken voor Brugge betekent immers ruimte geven aan experiment en creatie, zonder het verleden te vergeten. Een rijke traditie als gedroomde voedingsbodem.
Handmade in Brugge wist van bij de start de hernieuwde belangstelling voor ambachten en vakmanschap snel te detecteren en daarop in te spelen. Maar het initiatief sloot ook aan bij andere tendensen, zoals de aandacht voor lokale, eerlijke producten en de zoektocht naar authenticiteit en kwaliteit. Als reactie tegen de toenemende globalisering, massaproductie en overconsumptie groeide er opnieuw vraag naar exclusieve handgemaakte producten met een duidelijke herkomst. Vanuit toeristisch oogpunt is het interessant om op deze trends voort te borduren en in te zetten op lokale sterktes en een meer belevingsgericht toerisme. Bezoekers worden kritischer en veeleisender. Beleving, originaliteit en impactvolle reiservaringen worden hoog aangeschreven, net als het proeven van het lokale en in contact treden met locals. Hierop inspelen kan duurzame perspectieven bieden voor de uitbouw van een identiteitsversterkend beleid en een alternatieve vorm van toerisme, en stadsbeleving aanreiken die gericht is op zingeving en uitwisseling tussen Bruggeling en stadsbezoeker.
Er zijn dus heel wat mogelijkheden om vanuit ambachten mee te bouwen aan een ander toerisme mits dit op een kwalitatieve manier gebeurt met aandacht voor de kwestbaarheid die kenmerkend is voor immaterieel cultureel erfgoed. Het is opletten geblazen voor een te sterke commerciële druk, maar ook voor
ellen vandenbulcke | handmade in brugge
750
Afb. 1: Atelier van de steenhouwer – © Alain Meessen.
het te clichématig framen van de ambachtelijke praktijk. Hierbij is het essentieel om niet alleen oog te hebben voor het ambachtelijke verleden, maar ook voor het parcours dat makers vandaag uitzetten en de wereld waarin ze vandaag opereren: de economische realiteit, maar ook de wijze waarop veel ambachtelijke makers proberen in te spelen op trends en aan productvernieuwing doen. Bij het ontwikkelen van toeristische producten is het nodig dat er rekening wordt gehouden met de draagkracht van de ambachtelijke makers en dat alles wordt ontwikkeld in nauwe dialoog met hen en op maat van wat ze aankunnen. Maatwerk is hierbij dus belangrijk, net als eigenaarschap.
Handmade in Brugge als erfgoedstrategie
Handmade in Brugge was geen toevalstreffer. Integendeel, het hele traject is de inzet geweest van een duurzame erfgoedstrategie en doorgedreven samenwerking. Het programma werd opgestart met als belangrijke tweevoudige drijfveer het levende erfgoed om vakmanschap in Brugge te cultiveren en zo gelijktijdig het toeristische aanbod in Brugge te verdiepen. Tapis plein vzw11 en het Brugs Erfgoednetwerk12 bundelden de krachten en publiceerden in het voorjaar van 2013 een blauwdruk om het stadsbestuur, de stakeholders, maar ook het brede publiek te overtuigen van de nood aan een alternatieve verhaallijn voor de stad. Ze schreven een toekomstvisie neer die het potentieel van baanbrekend vakmanschap aantoonde in het profileren van Brugge als stad. Door aandacht
11 Nu ‘Werkplaats Immaterieel Erfgoed’, www.immaterieelerfgoed.be (23-06-2020).
12 Het toenmalige cultureel-erfgoedforum van Brugge ondersteund door de Vlaamse Gemeenschap en onderdeel van de Erfgoedcel Brugge.
751volkskunde 2020 | 4 : 747-760
Afb. 2: Demonstratie restauratie glas-in-lood Birgit Verplancke – © Femke den Hollander.
Afb. 3: Handmade in Brugge makers duiken in de collectie van enkele Brugse erfgoedinstellingen en formuleren er een hedendaags antwoord op – © Femke den Hollander
te hebben voor zowel het ambachtelijke verleden als de ambachtelijke makers vandaag actief in de stad, zou een krachtig verhaal kunnen worden verteld waarmee Brugge het verschil maakt en waarbij de focus niet enkel op het bouwkundige en museale erfgoed, maar ook op het immaterieel erfgoed komt te liggen, waardoor vooral de meerwaardezoeker wordt aangetrokken.13
De keuze voor ‘ambachten’ volgde uit een reeds langer lopend voortraject14 en uit de vaststelling dat Brugge doorheen de eeuwen duidelijk een nauwe band met ambachten had opgebouwd.15 Nog steeds is de stad thuisbasis voor vele ambachtslui, ontwerpers en ambachtelijke ondernemingen.
13 In de introductie van de blauwdruk werd het als volgt gesteld: ”Brugge wordt geroemd om zijn verleden en zijn mooie historische kader. Maar er zijn steeds meer historische steden die hun monumentale erfgoed uitspelen en zich daarmee op de toeristische markt begeven. Het label ‘Brugge Werelderfgoedstad’ verliest daardoor aan exclusiviteit. Bovendien plaatst het slechts één aspect van de stad voor het voetlicht en laat het andere facetten onderbelicht. Door ruimte te geven aan nieuwe verhaallijnen wordt het bestaande beeld van Brugge bijgesteld en verrijkt”. G. Souvereyns & E. Vandenbulcke (red.), Handmade in Brugge. Stad van baanbrekend vakmanschap. Brugge, 2013, p. 7.
14 Quartier Bricolé en Design met Wortels, zie verder.
15 Sinds de middeleeuwen is Brugge een bloeiend ambachtelijk productiecentrum met hoogstaand vakmanschap als belangrijk exportproduct. ‘Made in Brugge’ was in de middeleeuwen een keurmerk. Brugge blonk uit in lakennijverheid en luxeproducten als lederwaren, verluchte manuscripten en incunabelen, wandtapijten, edelsmeedwerk, schilderijen… Maar ook na de hoogdagen als internationale handelsstad leefde de traditie van verfijnd vakmanschap voort met bijvoorbeeld het kantklossen als huisnijverheid en de neogotische restauratiebeweging in de 19de eeuw. Jan Dumolyn & Andrew Brown (red.), Brugge, een middeleeuwse metropool 850-1550. Gorredijk, 2019, p. 17. Souvereyns, Handmade in Brugge, p. 17-23.
ellen vandenbulcke | handmade in brugge
752
Brugge staat internationaal op de kaart met schitterende kalligrafen en letterbeeldhouwers. De stad telt verschillende sterrenchefs en staat bekend om zijn verfijnde gastronomie. Ook de kanttraditie wordt moedig verdergezet en als productiecentrum voor liturgische gewaden vindt de stad een internationale afzetmarkt. Brugge telt vele ambachtslui die actief zijn in de restauratie, en ook jonge makers vinden de weg naar een ambacht en starten een eigen zaak. Brugge is een stad van makers, mensen die met passie en gedrevenheid dagelijks de wereld om ons heen vormgeven, niet alleen vroeger, maar zeker ook vandaag. De verhaallijn die Handmade in Brugge voorstaat, sluit aan bij de kleinschaligheid en het intieme en historische karakter van de stad. Zo kwam het dat de doelstellingen van Handmade in Brugge heel snel mee omarmd werden door vele stakeholders, publiek en beleid. Niet alleen schaarden sinds 2013 tientallen ambassadeur-makers zich achter het project, het werd ook meteen duidelijk dat het publiek nieuwsgierig is naar hoe vandaag de dag ambachtelijke makers nog steeds met de hand zaken vormgeven en dat er een gepassioneerde erfgoedgemeenschap actief bij betrokken is. De toestroom alleen al van meer dan 300 geïnteresseerden op de voorstellingsavond van Handmade in Brugge in 2013 illustreerde de belangstelling en de steun voor het initiatief in het Brugse stadsweefsel. Het grote draagvlak overtuigde ook de stad om vanaf 2014 de doelstellingen van Handmade in Brugge in te bedden in haar stedelijk beleid. Het betekende de start van een meerjarig traject van coproductie tussen het Brugse stadsbestuur en het burgerinitiatief tapis plein vzw. Geïnspireerd door de groeiende dynamiek rond de Unesco 2003 Conventie verknoopte een Vlaamse erfgoedorganisatie zo de internationale aandacht voor het duurzaam borgen van levend erfgoed met het lokale beleidsniveau.
Quartier Bricolé en Design met Wortels als voortrajecten
Het project Handmade in Brugge was niet het eerste initiatief van tapis plein vzw en de stad Brugge dat focuste op ambachten. Als bedreven ‘immaterieelerfgoedmakelaar’16 probeerde de organisatie al enkele jaren bruggenbouwer te zijn tussen uiteenlopende vormen van erfgoed, spelers op het terrein, tussen beleidsdomeinen en beleidsniveaus. Reeds in 2009 startte zo onder de noemer Quartier Bricolé ook een proeftuin in één van de Brugse poortstraten. Het project koppelde ambachten aan creatieve economie en stadsontwikkeling in een cultuurtoeristische stad. Het verbond een zoektocht naar heropwaardering van de Langestraat in Brugge aan het bieden van startkansen aan ambachtelijke makers uit heel Vlaanderen in leegstaande panden.17
16 M. Jacobs, J. Neyrinck en A. Van der Zeijden, ‘UNESCO, Brokers and Critical Success (F)Actors in Safeguarding Intangible Cultural Heritage’, Volkskunde. Tijdschrift over de cultuur van het dagelijks leven 115: 3, 2014, p. 249-256.
17 Quartier Bricolé, http://www.tapisplein.be/nl/archief/expertisecentrum/laboprojecten/quartier-bricol (23-06-2020).
753volkskunde 2020 | 4 : 747-760
Als piloot in Vlaanderen zette tapis plein vzw zo met het project ambachten als immaterieel cultureel erfgoed opnieuw sterk(er) op de kaart en onderkende ze het potentieel om op het snijvlak van erfgoed, economie, stadsontwikkeling, toerisme, design en onderwijs projectmatig met ambachten aan de slag te gaan. Parallel werd in dezelfde periode een netwerk- en kennisdelingstraject ingezet rond ambachten onder de noemer Design met wortels, dat zeer waardevol bleek om het brede veld actief rond ambachten te bevragen rond de noden en knelpunten, maar ook om hen te inspireren met studiedagen rond innovatie binnen ambachten.18 Uit de ervaring van Design met Wortels en de projectervaring opgedaan binnen Quartier Bricolé, vloeide in 2013 de publicatie ‘Een toekomst voor ambachten’ voort19, een inspiratieboek dat onderzoekt hoe futureproof ambachten zijn, hoe ze als immaterieel cultureel erfgoed in stand gehouden kunnen worden, maar ook verder kunnen evolueren. Het boek vestigt de aandacht op hoe ambachten kunnen inhaken op allerlei actuele trends en uitdagingen (op het vlak van ondernemen, consumeren en samenleven) en dit met tal van praktijkvoorbeelden en concrete tools. De publicatie had als uitgangspunt om de opgebouwde expertise rond ambachten ruimer nationaal
18 Design met wortels, http://www.tapisplein.be/frontend/files/userfiles/files/Wat_doen_we/ DesignMetWortels.pdf (23-06-2020).
19 E. Vandenbulcke, Een toekomst voor ambachten. Brugge, 2013. Online publicatie: www. handmadeinbrugge.be/HIB/media/Publicaties-Handmade-in-Brugge/Toekomst_lr_www.pdf (23-06-2020).
ellen vandenbulcke
handmade in brugge
754
|
Afb. 4: Het project Quartier Bricolé in leegstaande winkelpanden in de Langestraat-Hoogstraat in Brugge, 2009-2013 – © Handmade in Brugge
en zelfs internationaal te delen.20 Voor het project Handmade in Brugge betekende het, samen met de voorgaande trajecten, een rijke voedingsbodem waarop kon worden voortgebouwd.
Actielijnen vanuit Handmade in Brugge
Vanuit de wens om Brugge op de kaart zetten als stad waar het ambachtelijke maken een toekomst krijgt, vouwt het programma Handmade in Brugge meerdere actielijnen uit. Naast de promotionele ondersteuning van de ambachtelijke makers is ook innovatie een rode draad in de werking. Met als intentie makers én publiek te inspireren en aan te zetten nieuwe materialen en technieken te ontdekken, werd geprobeerd in te spelen op maatschappelijke uitdagingen en tendensen zoals duurzaamheid en circulaire economie. Via cross-overs met economie, industrie, technologie, toerisme, onderwijs en erfgoed draagt Handmade in Brugge bij tot een gunstig klimaat voor ambachtelijke ondernemers. Een overzicht.
Promotionele ondersteuning en het label Handmade in Brugge
Om zichtbaarheid te geven aan het ambachtelijk vakmanschap uit Brugge en het netwerk van ambachtelijke ondernemers te versterken, werd het label Maker Handmade in Brugge in het leven geroepen. Ambachtslui die met de hand en in regio Brugge produceren, kunnen het label aanvragen. Jaarlijks melden heel wat makers zich aan, maar Handmade in Brugge gaat echt op zoek naar die makers die het verschil maken, dit door bijvoorbeeld hun technische kennis, vernieuwing en experiment, skills en ervaring, familiale traditie, transmissie, gebruik van lokale grondstoffen, duurzaamheid (people/planet/profit) of verrassend businessmodel. Een jury die de domeinen erfgoed, economie, toerisme en design vertegenwoordigt, oordeelt over de kandidaturen. Handmade in Brugge beschouwt ambachten redelijk ruim, zo komen eten en drinken ook in aanmerking of ook nieuwere ambachten zoals het bouwen van surfboards. Ondertussen telt Handmade in Brugge 75 labelhouders binnen tien vakgebieden. Het gaat om zelfstandige ambachtsmannen en -vrouwen, maar ook enkele grotere ambachtelijke ateliers en bedrijven. Alle ambachtelijke makers met het label Handmade in Brugge worden gebundeld in een jaarlijks geüpdatete stadsgids waarmee het publiek op stap kan gaan en de verschillende makers en ateliers kan ontdekken. De makers zijn ook terug te vinden op www. handmadeinbrugge.be. Daarnaast worden tal van acties en activiteiten met ambachtelijke makers op poten gezet om het publiek (bewoners en bezoekers) de ambachtslui en hun ambachtelijke producten te leren kennen. Zo zijn er de open atelierdagen, begeleide wandelingen en fietstochten, een appwandeling
20
Voor het internationale werkveld werd een Engelstalige online publicatie uitgebracht: ‘A Future for Crafts’, www.futureforcrafts.org (23-06-2020).
755volkskunde 2020 | 4 : 747-760
die je meeneemt naar het ambachtelijke verleden van de stad, de jaarlijkse deelnames aan Erfgoeddag of acties als ‘Tien redenen om handgemaakt en lokaal te kopen’ of de stimuleringsprijs Prijs Jonge Makers21 .
Innovatie, cocreatie en inspelen op maatschappelijke uitdagingen
Naast de ondersteuning en promotie van ambachtelijke makers uit Brugge maakte Handmade in Brugge van bij de start werk van vernieuwing binnen ambachten. Er wordt telkens gezocht naar actuele manieren om ambachten te benaderen en de hedendaagse relevantie van ambachten aan te tonen. Cross-overs met andere domeinen worden verkend en thema’s als materiaalvernieuwing, cocreatie, duurzaamheid en circulaire economie worden naar voren geschoven.22
Handmade in Brugge probeert meer nog dan vroeger in te zetten op maatschappelijke thema’s en noden. Aan de hand van verrassend ambachtelijk design wil het maatschappelijke uitdagingen breed bespreekbaar maken, maar ook samen met
21 Prijs Jonge Makers, www.prijsjongemakers.be (23-06-2020).
22 Zo ontwikkelde Handmade in Brugge in 2017-2018 het drieluik Future Crafts, Future Food en Future Materials. De expo Future Crafts bracht jonge makers uit Vlaanderen samen, die op een duurzame en circulaire wijze ontwerpen. Het project Future Food wou dan weer onderzoeken welke rol oude ambachtelijke technieken en nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen hebben in de voeding van de toekomst. Het project Future Materials ging op zoek naar nieuwe en meer duurzame grondstoffen zoals zalmleer, draf (restproduct bierbrouwen), mycelium (schimmeldraden), veganistisch leer, blauwdruk en algenverf.
ellen vandenbulcke | handmade in brugge
756
Afb. 5: Expo Handmade in Brugge tijdens het Erfgoeddagweekend 2019 – © Femke den Hollander
makers en publiek antwoorden formuleren en mee helpen zoeken naar oplossingen voor de toekomst.23
Handmade in Brugge onderdeel van een nieuwe stadsdynamiek
Na zes jaar is Handmade in Brugge uitgegroeid van pilootproject tot volwaardige actor en beleidslijn in Brugge. In 2017 maakte het project de overstap vanuit tapis plein vzw naar De Republiek24 en kan het vanuit die context mee bouwen aan een nieuwe creatieve ontmoetingsplaats in de stad. De Republiek is een open huis waar stadsbewoners en bezoekers elkaar ontmoeten op een belangrijk knooppunt in de stad waar samen met andere spelers de ‘Stadsrepubliek’ wordt gevormd, die een nieuwe stedelijke dynamiek wil aanzwengelen.25 Doordat ook andere organisaties in de werking focussen op ondernemerschap, vormt De Republiek een vruchtbare plaats om Handmade in Brugge uit te rollen. Zo zijn naast Handmade in Brugge ook TURBO en The Box er actief. TURBO is een
23 Zo wil Handmade in Brugge, geïnspireerd door het Rotterdamse voorbeeld, in 2021 samen met stadsbewoners en keramisten een servies ontwikkelen, geglazuurd met lokaal geoogst fijnstof. SerVies doet aan urban mining en visualiseert een problematiek met een grote impact op gezondheid en milieu. Het project wordt participatief opgezet samen met de inwoners van de stad en in partnerverband met zowel stedelijke partners, kennisinstellingen, vormingsinstellingen, milieuorganisaties en natuurlijk ambachtelijke makers. SerVies, www.ser-vies.be (23-06-2020) en SerVies Rotterdam, www.ser-vies.nl (23-06-2020).
24 De Republiek, www.republiekbrugge.be (23-06-2020).
25 De missie van De Republiek is een aanstelijke plek te willen zijn waar ruimte gemaakt wordt voor ideeën, ontmoetingen en creatief ondernemen, voor en met iedereen die beweegt in de stad, en dit vanuit een duurzaam en maatschappelijk perspectief.
757volkskunde 2020 | 4 : 747-760
Afb. 6: Het project Future Materials onderzocht nieuwe, duurzame materialen – © Jonas Leupe.
platform en ecosysteem dat ondernemingszin stimuleert bij Brugse jongeren en studenten.26 The Box Brugge maakt deel uit van The Box Vlaanderen en is een plug-and-play-handelspand waar startende en bestaande ondernemers hun ondernemersidee of -product voor een korte periode en met een minimum aan opstartkosten kunnen uittesten.27 Door deze drie projecten – Handmade in Brugge, TURBO en The Box – binnen één dynamisch team samen te brengen, kreeg de werking rond creatief, ambachtelijk en jong ondernemerschap in de stad, en dus ook Handmade in Brugge, een serieuze boost.
Hoe Handmade in Brugge het verschil probeert te maken
Wat de werking van Handmade in Brugge al die jaren heeft proberen uit te dragen is het feit dat ambachten als immaterieel cultureel erfgoed allesbehalve ten dode zijn opgeschreven, maar net heel veel kansen in zich dragen. Als het stoffige imago wordt afgeschud en ambachten inspelen op nieuwe tendensen en noden, is de overlevingskans van ambachten als immaterieel cultureel erfgoed stukken groter. De werkplaats van de maker is de gedroomde broedplaats voor experiment en innovatie. Bovendien kan de ambachtelijke praktijk ook mee werk maken van maatschappelijke, economische en ecologische uitdagingen. Samen met designers geven ambachtelijke makers onze leefomgeving (letterlijk) vorm en kunnen ze een bijdrage leveren aan de duurzame ontwikkeling van steden en maatschappij. Ze kunnen mee worden ingeschakeld in de zoektocht naar nieuwe processen, diensten, methodieken en samenlevingsmodellen. Door hun manier van werken, de lokale verbondenheid, de menselijke schaal en maatschappelijke betrokkenheid, het procesmatige ontwerpen, het gebruik van lokale materialen en technieken, ... zijn ze de ideale partner om lokale vraagstukken in dialoog met het publiek aan te pakken.
Zo kunnen ambachtelijke makers bijvoorbeeld ingeschakeld worden in sociale projecten, die buurtbewoners of kwetsbare jongeren willen activeren om hun eigen talenten te ontdekken of aan te scherpen. Of kunnen ambachtelijke makers in het kader van duurzaamheid bijvoorbeeld mee nadenken over hergebruik van materiaalreststromen, een bijdrage leveren aan de hersteleconomie, of spelen ze als lokale speler een belangrijke rol in de korte keten. Iets waarvan het belang tijdens de coronacrisis zeer duidelijk werd, toen er een tekort aan mondmaskers en beschermingsmateriaal dreigde en veel maakbedrijven hun productie noodgedwongen omschakelden. Zo ook Handmade in Brugge-maker Kunstateliers Slabbinck, normaal gespecialiseerd in de vervaardiging van liturgische gewaden, maar tijdens de lockdown in het kader van COVID-19 flexibel overgeschakeld op het stikken van mondmaskers voor de zorg.
Borgen is een continue oefening in evenwicht. Het is het bewandelen van de dunne lijn tussen: immaterieel cultureel erfgoed alle kansen geven door het te omkaderen met de nodige borgingsmaatregelen en te hard ons best doen waardoor het natuurlijke proces dreigt te stokken of net dreigt te ontwrichten
26 Turbo, www.turbo.be (23-06-2020).
27 The Box, www.theboxvlaanderen.be/brugge (23-06-2020).
ellen vandenbulcke | handmade in brugge
758
omdat we de grenzen te hard oprekken. Handmade in Brugge probeert als intermediair vooral te inspireren, kansen te detecteren en uit te dagen tot experiment om zo tot vernieuwing en creatief ondernemerschap te komen. Handmade in Brugge probeert zich hierbij steeds als verbinder op te stellen en partijen samen te brengen.
Ambachten worden vandaag geconfronteerd met heel wat uitdagingen en bedreigingen.28 Handmade in Brugge kan uiteraard niet op alle terreinen tegelijk actief zijn en moet noodgedwongen keuzes maken. We proberen vooral aanvullend op andere spelers in Vlaanderen te werken en in te spelen op de noden van de ambachtslui. Domeinen als het documenteren of de echte transmissie van ambachtelijke skills komen zo minder aan bod in de werking, ten voordele van de domeinen communicatie en sensibilisering, actualisering en innovatie en het economisch doen voortleven van de vele ambachtelijke eenmanszaken en ateliers. Sommigen zouden ons graag als een pure prmachine voor onze ambachtelijke makers zien, maar Handmade in Brugge probeert bewust een rijkere, meerlagige werking aan te bieden. Geen evidente oefening als de economische en toeristische druk hoog is.
Toerisme in Brugge morgen
De coronacrisis en de daarmee gepaard gaande lockdown begin 2020 hadden een enorme impact op het toerisme wereldwijd, en dus ook op Brugge. De massale toestroom van buitenlandse toeristen viel plots stil, straten en pleinen
28 Voor een analyse van de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen waarmee ambachten worden geconfronteerd, zie Vandenbulcke, Een toekomst, p. 50-57.
759volkskunde 2020 | 4 : 747-760
Afb. 7: Workshop shapen van een surfboard in hout – © Femke den Hollander
lagen er verlaten bij, zaken moesten noodgedwongen de deuren sluiten. Onwezenlijk voor een stad die leeft van het toerisme. Bruges-la-Morte was even een feit …
De crisis heropende het debat rond de impact van toerisme op Brugge en de leefbaarheid van de stad, maar het legde ook pijnlijk het dilemma bloot.29 Tijdens de lockdown hadden de Bruggelingen kunnen proeven van een stad, die voor even weer helemaal hen toebehoorde, maar tegelijk toonde de crisis ook overduidelijk aan dat Brugge het toerisme als belangrijke economische inkomstenbron niet kan missen. Volgens Ilja Leonard Pfeijffer, schrijver van Grand Hotel Europa30, laat de crisis genadeloos zien hoe kwetsbaar een toeristische monocultuur is.31 Het toont hoe gevaarlijk het is volledig afhankelijk te zijn van dat toerisme en maakt het belang van diversificatie binnen de stadseconomie om zo aan risicospreiding te doen nog maar eens duidelijk.
Het is belangrijk deze coronacrisis als momentum te grijpen en het debat rond overtoerisme ten volle te voeren.32 Niet alleen vanuit economisch standpunt, maar net zozeer vanuit de overdruk die massatoerisme geeft op het erfgoed (roerend, onroerend en immaterieel cultureel erfgoed), de lokale gemeenschappen en ruimer de planeet. In cocreatie met alle stakeholders kan er werk worden gemaakt van een toerisme dat veel meer rekening houdt met de draagkracht van een plek en zijn inwoners. Om zo tot een bewuster en duurzamer toerisme te komen dat uitgaat van de kracht van reizen, maar niet ten koste van de lokale context. Er liggen heel wat kansen om onze relatie met toerisme te herzien en het straks anders aan te pakken.33 Hopelijk worden die gegrepen en is het niet snel back-to-business. Ook Handmade in Brugge wil samen met de stad en haar makers zoeken naar hoe ambachtelijke makers weerbaarder kunnen worden gemaakt voor een toeristische terugval en hoe er tot een kwalitatiever toerisme kan worden gekomen waarbij ook ambachtelijke makers een rol te spelen en een verhaal te vertellen hebben.
29 P. Vantyghem, ‘Brugge zonder toeristen. Een vloek of een zegen?’, De Standaard, 23 & 24-05-2020, p. 24-25.
30 I. L. Pfeijffer, Grand Hotel Europa. Amsterdam, 2018 Een roman over exploitatie van het verleden door toerisme en de impact van het massatoerisme op het Europese continent.
31 S. De Foer, ‘Ons vastklampen aan decorum was onze vorm van verzet’, De Standaard Weekblad, 20-06-2020, p. 15.
32 Ch. de Bellaigue, ‘The end of tourism?’, The Guardian, 18-06-2020. https://www.theguardian.com/ travel/2020/jun/18/end-of-tourism-coronavirus-pandemic-travel-industry?CMP=share_btn_fb&fbcl id=IwAR2In9WcQ2KvZivFmO5RFL1LiDtWr4i5YB7pqqwEeTXNwlpu0b8d-F9ufc4 (26-06-2020).
33 In de meer uitgebreide publicatie Reizen naar morgen van Toerisme Vlaanderen, die verscheen in de tweede helft van 2020, wordt de coronacrisis gezien als een unieke kans om versneld werk te maken van een duurzaam toeristisch model. G. Geudens e.a., Reizen naar morgen. Brussel, 2020, p. 21.
ellen vandenbulcke | handmade in brugge
760
BESPREKINGEN
ontwikkeling is de opkomst van het zogenaamde creatief toerisme. Dit is een niche van toerisme die is voortgekomen uit het gedachtegoed van cultureel toerisme, maar zich tegelijkertijd afzet tegen het cultureel massatoerisme zoals we dat zien in plekken zoals Venetië, Barcelona en Amsterdam. Het idee van creatief toerisme is dat bezoekers meer actief bezig zijn met en participeren in culturele activiteiten, waarbij zij worden gestimuleerd hun eigen creativiteit te gebruiken. Daarmee lijkt het een geschikte vorm van toerisme voor immaterieel erfgoed, al is het maar omdat festiviteiten, rituelen, ambachten, uitvoerende kunsten en verhalen zich uitstekend lenen voor actieve participatie en verbinding met lokale gemeenschappen.
Nancy Duxbury & Greg Richards (red.), A Research Agenda for Creative Tourism. Cheltenham, Edward Elgar Publishing Limited, 2019, 224 blz., ill.; ISBN 9781788110716; eISBN: 978-17-8811-072-3; 76,50 euro & 20,76 euro.
Hoewel het toerisme momenteel in een diep dal zit, is het wel een goede tijd om na te denken over de (on)mogelijkheden voor het gebruiken van toerisme voor de promotie van immaterieel erfgoed, zodra mensen weer meer mogelijkheden krijgen om samen te komen. Om deze reden is het interessant om te kijken naar nieuwe ontwikkelingen op het gebied van cultureel toerisme. Een dergelijke
Afgelopen jaar hebben Nancy Duxbury en Greg Richards werk verzameld van internationale academici om te komen tot een toekomstagenda voor creatief toerisme. Dit heeft geresulteerd in een boek met de ‘creatieve’ titel A Research Agenda for Creative Tourism. Zoals gebruikelijk begint het boek met een introductie waarin de historie en basisprincipes van creatief toerisme worden behandeld. Met name interessant hier is een raamwerk dat de basisprincipes van creatief toerisme samenbrengt. Hierbij staat het leerproces centraal. In eerste instantie werd bij creatief toerisme vooral gedacht aan interactieve workshops om zo’n leerproces te faciliteren, maar tegenwoordig wordt breder gekeken.
761volkskunde 2020 | 4 : 761-771
Aan de ene kant is er een trend naar meer interactieve ervaringen, waarbij een creatieve bezoeker samen met de lokale gebruiker samen werkt aan een specifieke ervaring die nieuw en interessant is voor beiden. Aan de andere kant is er ook een andere trend waarbij bezoekers als passieve consument de creativiteit van anderen kunnen beleven, bijvoorbeeld door middel van een spectaculair schouwspel. Zodoende behelst creatief toerisme inmiddels een breed potentieel aan activiteiten en ervaringen en dat is ook in de rest van het boek te zien. Na deze introductie volgen dertien hoofdstukken, die opgedeeld kunnen worden in vier kernthema’s en die elk een bepaald onderdeel van creatief toerisme uitlichten.
Het eerste kernthema gaat over de creatieve toerist en creatieve toeristische ervaringen. De lezer wordt in eerste instantie meegenomen naar de World Heritage sites van George Town en Melaka in Maleisië. Dit hoofdstuk blijft redelijk theoretisch, maar komt uiteindelijk tot de conclusie dat het tot leven brengen van levend erfgoed creativiteit en reflectie vereist omdat lokale gebruikers niet altijd (meer) zien wat nu zo uniek en mooi is aan hun erfgoed. Het hoofdstuk over Bali gaat over authenticiteit, altijd een lastig onderwerp binnen toerisme. Waarom lastig? Omdat onder zowel bezoekers als aanbieders verschillende interpretaties bestaan over wat authenticiteit is en hoe belangrijk dit nu eigenlijk is voor cultureel toerisme. Dit geldt zeker voor ervaringen gericht op het ‘typische’ alledaagse leven in een Balinees dorp, zoals in dit hoofdstuk, maar ook voor immaterieel erfgoed. De auteurs benadrukken daarom het belang van
een dynamische aanpak, waarbij de historie wordt samengebracht met het heden. In het laatste hoofdstuk van dit kernthema wordt in Zagreb gekeken naar de relatie tussen cultuur en emotionele betrokkenheid in de context van het ‘Museum van Verbroken Relaties’. Hieruit blijkt dat het linken van persoonlijke emoties aan een bestaand verhaal (of ambacht of ritueel, enz.), bijvoorbeeld door het opschrijven van een persoonlijke ervaring, kan leiden tot betere identificatie en betrokkenheid. In sommige gevallen zou dit zelfs tot diepe transformatieve ervaringen bij bezoekers kunnen leiden. Hoewel dit wel extreem is, brengt dit hoofdstuk wel de kracht van verbondenheid en emotie naar voren.
Het tweede kernthema gaat over verschillende vormen van creatieve toeristische bestemmingen en omvat vier hoofdstukken. Patrick Brouder laat in zijn hoofdstuk zien hoe creatief toerisme kan bijdragen aan de toekomstbestendigheid en adaptiviteit van rurale gemeenschappen, waarbij met name gekeken wordt naar drie afgelegen rurale gebieden in British Columbia in Canada. Het hierop volgende hoofdstuk is eveneens gericht op een Noordelijke en koude streek, Lapland, om precies te zijn. Hier worden drie voorbeelden geïntroduceerd die als centrale thema hebben het gebruiken van een combinatie van kunst, wandelen, stilte en aanschouwen om tot diep persoonlijke ervaringen te komen. De nadruk wordt hierbij ook gelegd op manieren om actieve betrokkenheid te stimuleren. Op deze wijze wordt creatief toerisme gebruikt om samenwerking tussen toeristen en lokale gemeenschappen te stimuleren, maar ook om bewoners
762 | besprekingen
een ‘toeristische’ ervaring te bieden in hun eigen omgeving.
Een compleet andere ervaring staat centraal in de bijdrage over de stad Gangnueng in Zuid-Korea, waar het volgende hoofdstuk de lezer mee naar toe neemt. Deze bestemming heeft zichzelf een koffieidentiteit aangemeten, onder meer door het organiseren van een jaarlijks festival, het ontwikkelen van koffie gerelateerde toeristische ervaringen zoals baristabars en een uitgekiende mediastrategie. Een conclusie van deze studie is om meer aandacht te besteden aan media en marketing, aangezien deze relatief onderbelicht zijn in de discussie over creatief toerisme. De bijdrage van Marie-Andrée Delisle over Montreal laat tenslotte zien dat het niet altijd evident is voor lokale gemeenschappen om gebruik te maken van de mogelijkheden die creatief toerisme kan bieden en is er relatief weinig aandacht voor de kansen die toerisme biedt om de gemeenschapszin te versterken.
Het derde kernthema gaat over creatief toerisme in relatie tot lokale ontwikkeling en het meten van impacts binnen gemeenschappen. De bijdragen in deze sectie zijn meer beschouwend of geven technische inzichten over het meten van impacts in verschillende plekken en geven daarmee iets minder bredere inzichten over creatief toerisme. Allereerst worden ervaringen in Santa Fe, New Mexico in de Verenigde Staten beschreven, waar de nadruk gelegd wordt op het investeren in creatief toerisme activiteiten, alvorens de stad als creatief merk te promoten. In het volgende hoofdstuk wordt een monitoringsysteem in Thailand beschreven om creatief toerisme
ecologisch en sociaal-cultureel duurzamer te maken. Hierna wordt creatief toerisme in landelijke gebieden van Rusland bediscussieerd. De conclusie is dat het makkelijker is in rurale gebieden om betrokkenheid bij een gemeenschap te bereiken, maar dat er een gebrek is aan toeristische infrastructuur, en kennis over toerisme bij lokale entrepreneurs. De laatste bijdrage van dit kernthema vergelijkt creatief toerisme met ‘community-based toerisme’ in Ouro Preto in Brazilië en identificeert enkele uitgangspunten voor het ontwikkelen van beleid om creatief toerisme te stimuleren.
Het vierde en laatste kernthema gaat over netwerken en platforms voor creatief toerisme. Het bestaat uit slechts twee hoofdstukken, waarvan het laatste meer een algemene afsluiting van het boek is. Op zich is dat jammer, omdat juist op het gebied van netwerkvorming er nog veel te leren valt. Dit is althans de conclusie naar aanleiding van de eerste resultaten van een project wat keek naar creatief toerisme, met name in Zuidelijk Europa. Creatief toerisme blijkt in dit hoofdstuk nog met name gericht op visuele kunsten, gastronomie, ambachten en culturele bezoeken, wat ook traditioneel al bekende toeristische producten zijn. Andere elementen, waaronder enkele onderdelen van immaterieel erfgoed (historische recreatie, verhalen en beeldende kunst) zijn nog veel minder verbonden met toerisme. Dit suggereert dat creatief toerisme met name wordt gebruik als diversificatie van het toerismeaanbod, in plaats dat voor een specifiek cultureel product of erfgoed wordt gekeken of en hoe toerisme hieraan kan bijdragen.
763volkskunde 2020 | 4 : 761-771
In het laatste en afsluitende hoofdstuk worden negen thematische onderdelen onderscheiden waarover meer kennis nodig is, te weten de creatieve toerist, creatieve toeristische ervaringen, creatief aanbod, marketing creatief toerisme, het ontwikkelen van creatieve toeristische ervaringen en bestemmingen, het meten van creatief toeristische ontwikkelingen, de rol van lokale gemeenschappen, placemaking met behulp van creatief toerisme en creatieve netwerken en platforms. Deze onderdelen zijn natuurlijk niet uniek voor creatief toerisme en een cynicus zou kunnen zeggen dat alleen het woordje creatief even is toegevoegd. Toch doet dat te kort aan de bedoeling van de auteurs die juist voor al deze onderdelen hebben geprobeerd de specifieke kenmerken en relevantie voor creatief toerisme aan te geven. Zo komen er in dit hoofdstuk dus wel degelijk interessante vraagstukken naar voren voor een onderzoeksagenda voor Creatief Toerisme.
Al met al is het boek zeker interessant als inspiratiebron om na te denken over de toekomst van creatief toerisme. Voor een academische titel is het geheel vrij vlot geschreven, met korte hoofdstukken en duidelijke voorbeelden, hoewel dit natuurlijk per hoofdstuk verschilt. De opzet met veel casestudy’s van over de hele wereld zorgt voor een prettige dynamiek, zeker ook omdat een divers pallet aan onderwerpen wordt behandeld, onder andere cocreatie, het ontwerpen van ervaringen, authenticiteit en duurzaamheid. Zoals bij zoveel geredigeerde werken zorgt dit er wel voor dat je als lezer de algehele lijn wat uit het oog kan verliezen, ondanks de thematische
opzet. Verwacht daarom geen stapvoor-staphandleiding over hoe creatief toerisme kan werken, maar wel een boek dat je uitdaagt om te reflecteren op verschillende manieren waarop je als immaterieel erfgoed op een positieve en constructieve wijze met toerisme om kan gaan. Zeker in deze donkere dagen is ook dat een uitstekend tijdverdrijf.
Hamzah Muzaini & Claudio
Minca (red.), After Heritage. Critical Perspectives on Heritage from Below, Cheltenham, Edward Elgar Publishing Limited, 2018, 187 blzn., ill.; ISBN 97817881 0730, eISBN 9781788110747, 72 pond.
Opeens waren ze kop van Jut. Overal ten lande werden deze zomer standbeelden van koning Leopold
764 | besprekingen
Ko Koens
II beklad met rode verf, froisserende graffiti of andere smurrie. Onder impuls van de Black Lives Matter beweging werd de officiële lezing van ons verleden, versteend in standbeelden, basreliëfs, opschriften en andere monumenten, abrupt in vraag gesteld door diverse maatschappelijke actoren en groepen.
Het is een illustratie van de wijze waarop het Authorized Heritage Discourse (AHD) – een concept van de Australische archeologe en erfgoedwetenschapper Laurajane Smith – plotsklaps in vraag kan worden gesteld. Normaal stellen we ons weinig of geen vragen bij het officiële script van ons verleden, zoals het door historici, archeologen en andere experts wordt geproduceerd en vervolgens door nationale en lokale overheden wordt toegeëigend. Die lezing lijkt natuurlijk, gegeven, tijdloos, echt en onontkoombaar, zoals Stuart Hall terecht opmerkt, maar het is slechts een kwestie van tijd voor die versie in vraag wordt gesteld. Die dynamiek van onderuit, het zogenaamde heritage from below (HFB), staat centraal in de Hamaz Muzaini en Claudio Minca’s bundel. Hoewel er in de laatste jaren steeds meer lippendienst wordt bewezen aan de community-based of participatory approach, is er nog opvallend weinig onderzoek verricht naar dat erfgoed van onderop. Nochtans is dat onderwerp in tijden van Instagram, Facebook, Twitter en andere sociale media meer dan ooit brandend actueel, omdat grassroots-initiatieven een sterke impuls hebben gekregen door die technologische revolutie. Muzaini en Minca denken bij HFB echter niet alleen aan omstreden, controversieel of dissonant erfgoed, waarbij diverse groepen het authorized
script van het vaderlandse verleden in vraag stellen, maar focussen evenzeer op het banale, doordeweekse en allesbehalve spectaculaire erfgoed dat ver weg van de monumentale en formele heritagescapes wordt gecreëerd. Dat huis-tuin-en-keukenerfgoed wordt in deze bundel vakkundig uit de schaduw gehaald. Muzaini en Minca beloven in hun ondertitel bovendien een kritisch perspectief op erfgoed van onderuit, waarbij ze een al te romantische lezing willen doorprikken. Die grassroots initiatieven worden immers evenzeer door politieke motieven, denkbeelden en ideologieën gestuurd. Een laatste uitgangspunt van deze bundel, dat echter niet als zodanig wordt verwoord, is de focus op toerisme. Diverse hoofdstukken kijken immers naar erfgoed van onderop door de lens van toeristen en dagjesmensen, wat het boek uitermate geschikt maakt voor het voorliggend themanummer van Volkskunde.
Toerisme is bijvoorbeeld een belangrijk factor in James Tyners hoofdstuk over het omstreden erfgoed van de communistische Rode Khmer in Cambodja, waarbij de spanning tussen AHD en HFB centraal staat. Minutieus fileert Tyler het beleid van de overheid die via een strakke regie van een reeks lieux de mémoire een selectieve lezing opdringt aan buitenlandse bezoekers. Die toeristen beperken hun bezoek immers vaak tot het naargeestig S21-complex, waar de politieke tegenstanders van het regime en masse werden vastgehouden, gefolterd en geëxecuteerd. Daarnaast zijn er de massagraven of de beruchte Killing fields van Phnom Penh. Opvallend is het gebrek aan informatie. Toeristen moeten het traumatisch belang van
765volkskunde 2020 | 4 : 761-771
S21 vooral aflezen aan de roestige, springveren bedden, de marteltuigen, de tralies en de prikkeldraad, geïllustreerd met een reeks lugubere foto’s, terwijl elke verdere interpretatie ontbreekt. Eigenlijk lijkt de overheid er vooral op gebrand om een streep te trekken onder de vreselijk wandaden van Pol Pot en zijn trawanten, terwijl de onderliggende motieven en de voornaamste actoren in de schaduw blijven. Dat is natuurlijk niet toevallig, want de honderden ambtenaren en apparatsjiks die aan de genocide meewerkten, bleven na de machtsovername vaak zonder problemen op hun stoel zitten. Voor de lokale bevolking zijn S21 en de killing fields dan ook weinig meer dan een soort staged authenticity: een slap, uitgezeefd afkooksel van het verleden dat enkel voor toeristen wordt opgewarmd. Meer erfgoedwaarde hebben voor hen de vele stuwdammen, irrigatiekanalen, wegen en andere infrastructuurwerken die door de Rode Khmer werden aangelegd. Vaak was de menselijke prijs hoog. Bij de aanleg van de dam Trapeang Thma lieten bijvoorbeeld talloze dwangarbeiders het leven door uithongering, mishandeling en andere ontberingen. Meer dan de officiële memorieplekken in Phnom Penh is dergelijk banaal erfgoed een ankerplek voor de locals. Jammer genoeg stipt Tyner die dagelijkse erfgoedervaring eerder aan dan ze in de diepte te onderzoeken. Maar zijn oproep om beide vormen van erfgoed – het meer monumentale en het meer banale – een plaats te geven, valt alvast niet in dovenmansoren.
Een minutieuze analyse van dat alledaagse erfgoed is wel te vinden in het hoofdstuk van Jamie Gillen over motorfietsen in Vietnam als
aspirational heritage. Dat lijkt haaks te staan op de onbewuste associatie van erfgoed met het monumentale, het bijzondere en het unieke die in heel wat vakliteratuur centraal staat, terwijl experts het levend erfgoed uit het oog verliezen. In Vietnam leidt dat ertoe dat mobiel erfgoed wordt teruggebracht tot oudere vormen van transport – de riksja en de fiets – die symbool staan voor Vietnam. Tenminste, in toeristische brochures, posters en op webpagina’s pakt de overheid graag uit met het zeemzoeterige beeld van Vietnamese vrouwen die in traditionele klederdracht op de fiets door rijstvelden peddelen. Maar voor gewone Vietnamezen hebben die vervoermiddelen al lang hun status als erfgoed verloren: ze zijn een invented irrelevance die alleen van stal worden gehaald om begoede buitenlanders te paaien. Vietnamezen rijden immers met een motor, waarbij dat stuk aspirational heritage is uitgegroeid tot een nationaal icoon, een statussymbool en een genderkwestie, omdat de machine het verschil markeert tussen echte Vietnamezen en buitenlanders (of expats), tussen rijk en arm, en tussen man en vrouw. Bovendien is het erfgoed aspirational omdat het doet hunkeren naar een tomeloze economische, sociale en politieke progressie die met de doi moi (de renovatie) van de jaren tachtig begon. Interessant is Gillens oproep om de stoffige ivoren toren te verlaten en buiten, op straten en pleinen, op zoek te gaan naar living heritage; een credo dat hij zelf trouwens ook ter harte nam door talloze interviews met Vietnamezen van allerlei pluimage af te nemen en zelf aan motorbike tourism expeditions deel te nemen. Tenslotte zet ook het inzicht
766 | besprekingen
dat erfgoed veelal embodied is aan het denken. Voor veel Vietnamezen is de ronkende machine wellicht niet het belangrijkste erfgoed, maar wel de vele, alledaagse praktijken die er als een nauwsluitende hoes omheen hangen. Ogenschijnlijk banale rituelen – het doelloos rondrijden op de brommer, de kunst van het stapelen van allerlei levensmiddelen, meubeltjes, kippenrennen en tal van andere spullen op de porte-bagages of de stiekeme, romantische afspraakjes in het park waarbij er op het zadel heel wat wordt afgezoend, hebben in die zin meer erfgoedwaarde dan het roestig motorrijwiel zelf.
Richard Carter-White analyseert in zijn hoofdstuk over AuschwitzBirkenau de wijze waarop nieuwe sociale media onze omgang met erfgoed voorgoed hebben veranderd. Centraal in het onderzoek staan de duizenden instagramfoto’s van toeristen die het vernietigingskamp op hun reis door Polen hebben bezocht. Die digitale media bieden de mogelijkheid om – in theorie althans – van het Authorized script af te wijken en een eigen interpretatie aan de holocaust te geven. Dat sluit mooi aan bij het theoretisch kader van heritage from below. Toch denken we daarbij vooral aan negatieve voorbeelden: aan kiekjes van toeristen die breed lachend op de foto gaan, sensuele poses aannemen of in extreme gevallen zelfs de Hitlergroet brengen, waarmee bezoekers de museumregels met de voeten treden. Carter-White argumenteert echter dat de werkelijkheid een stuk minder zwart-wit is. Glimlachen is, ongeacht de context, immers een haast obligaat kenmerk van het genre selfies. Terwijl die toeristen dus wel een loopje nemen met museumreglement,
volgen ze tegelijkertijd gedwee de ongeschreven regels van Instagram. Dat blijk ook uit een andere, meer respectvolle, iconische pose die veelvuldig op het internet opduikt, waarbij bezoekers op het spoor zitten en in gedachten verzonken voor zich uit staren, terwijl op de achtergrond de contouren van het kamp opduiken. Veel voorkomend zijn ook de foto’s van de iconische toegangspoort met de slogan Arbeit macht frei. Toeristen plooien zich ook in dit geval gedwee naar de niet minder dwingende regels van Instagram en andere sociale media. Nochtans lijken die foto’s er, in tegenstelling tot de snapshots van breed glimlachende bezoekers, op te wijzen dat Auschwitz-Birkenau als memorieplek haar doel toch niet helemaal voorbijschiet, maar aanzet tot reflectie, discussie en bezinning over de holocaust. Dat blijkt ook uit de vele hashtags die worden meegeven aan de foto’s, zoals #humanity, #peace of #learnfromthepast. Digitale media zorgen er ook voor dat we voortdurend gebombardeerd worden met vakantiefoto’s van vrienden, familieleden en kennissen die het concentratiekamp hebben bezocht, wat regelmatig aanzet tot ernstige discussie en reflectie, maar evenzoveel keer aanleiding geeft tot een minder doordachte stroom van duimpjes, emoji’s en commentaren. Kortom, de antithese tussen AHD en HFB laat zich niet zomaar reduceren tot een zwart-witcliché van een scripted version versus en een vrije interpretatie van het verleden.
Fascinerend is tenslotte ook het hoofdstuk van Amy Potter en Matthew Cook dat inroeit tegen het Authorized Heritage Discourse dat tot voor kort dominant was op de plantages in het zuiden van de
767volkskunde 2020 | 4 : 761-771
Verenigde Staten. Terwijl toeristen traditioneel veel tekst en uitleg kregen over de monumentale architectuur, de elegante meubeltjes en de gecultiveerde bewoners van de landhuizen, werd het onkiese slavernijverleden en -erfgoed netjes onder de mat geveegd. Dat is een triest voorbeeld van symbolic annihilation. Potter en Cook laten echter zien dat er langzaam maar zeker een nieuwe wind waait en zwarte, vrouwelijke gidsen, als een soort vleesgeworden memorial entrepreneurs, ook de keerzijde van de medaille belichten. Daarbij wordt het dominante AHD op twee manieren doorprikt. Enerzijds verschuift de focus van de blanke plantagehouder upstairs naar de zwarte slaven downstairs, anderzijds wordt het traditionele mannelijke perspectief ingeruild voor een verhaal dat ook op de ervaringen van vrouwen en kinderen inzoomt. Die worden in het traditionele, hegemonische script helemaal over het hoofd gezien. Door hen ook in het beeld te betrekken, ontstaat er een meer evenwichtig beeld. Met die interessante uitsmijter wil ik graag afsluiten. Muzaini en Minca’s bundel is zeker geen ongenuanceerd pleidooi om finaal korte te metten te maken met het “boosaardige” AHD om het te vervangen door een meer “authentieke” HFB-lezing van het verleden. Door de nadruk te leggen op concrete voorbeelden – van Vietnamese motorfietsen tot Cambodjaanse motorfietsen, van het Bruce Leestandbeeld in Mostar tot de struikelstenen in Berlijn – en in tandem met een schare experts tonen ze dat de realiteit veel minder zwartwit is. Erfgoed – ook van onderop –is immers altijd een constructie van het verleden die bepaalde politieke,
economische, sociale of culturele belangen dient. Dat is meteen ook één van de belangrijkste lessen van After heritage
Naomi M. Leite, Quetzil E. Castañeda & Kathleen M. Adams, The Ethnography of Tourism. Edward Bruner and Beyond. Lanham, Lexington Books, 2019, XI + 303 blz., ill.; ISBN 9781498516334; eISBN: 9781498516341; $ 95,00 & $ 90,00.
In een themanummer over toerisme uitleggen wie Edward M. Bruner is en wat hij heeft gepresteerd, is wel degelijk een overbodige zaak. Zijn bijdrage aan de etnografische studie van het toerisme kan moeilijk worden overschat. Deze bundel kan daarom ook wel worden opgevat
768 | besprekingen
Gerrit Verhoeven
als een soort Festschrift, een liber amicorum voor één van de peetvaders van de studie van het toerisme. Bruner is maar enkele maanden na het verschijnen van deze publicatie op 96-jarige leeftijd gestorven, waarmee het meteen eigenlijk ook een postuum eerbetoon is geworden, zij het dan één waar hij zelf nog aan heeft mogen en kunnen meewerken. Maar in ieder geval geen werk om te vergeten, omdat het een soort analyse biedt van het belangrijke werk dat de man heeft gepresteerd. Het boek is ondertussen al onderscheiden met de Bruner Book Award 2020 die wordt uitgereikt door de Anthropology of Tourism Interest group of the American Anthropological Association (http://atig. americananthro.org/book-prize/ ). De prijs mag dan wel naar Bruner vernoemd zijn, het is geenszins een postume vriendendienst. In de verantwoording van de jury lezen we: Leite, Castañeda, and Adams’s volume is a beautiful retrospective of the enduring importance of Ed Bruner’s work and legacy in our field, and we have no doubt that it will be used as a central historical, theoretical, and teaching text by many .
Het boek zelf is ingedeeld in vijf apart hoofdstukken en elf bijdragen door dertien antropologen en plaatst het werk van Bruner in de context van zijn lange carrière als constructivistische researcher van kritische toerismestudies. Het biedt tegelijk een mooi overzicht over de evolutie van de etnografie van het toerisme vanaf de beginjaren tot op heden. De bijdragen zijn grotendeels gebaseerd op het veldwerk dat Bruner en de auteurs over de hele wereld hebben uitgevoerd en behandelen dan ook de meest uiteenlopende thema’s
die binnen het onderwerp vallen en meteen ook de veelzijdigheid van de gevierde onder de aandacht brengen.
De redacteurs schetsen in de inleiding de evolutie van antropologie in de jaren tachtig en kijken vooral naar de periode in de jaren negentig wanneer Bruner echt op de (toeristische) voorgrond treedt. De focus wordt heel wat breder met onder andere meer aandacht voor ervaring, ontmoeting, identiteit, authenticiteit, gecontesteerde sites, mobiliteit, de toeristische borderzone (de niet noodzakelijke fysieke locatie waar de plaatselijke bewoner het toerisme ontmoet), belichaming en verhalen. Antropologie en toerismestudie ontmoeten hier elkaar in een kruisbestuiving die een verdere interdisciplinaire aanpak van toerisme mogelijk maken. Maar tegelijkertijd blijven de auteurs erg kritisch voor de mogelijke tekortkomingen in aandacht voor bijvoorbeeld politieke en economische krachten die mee toeristische bestemmingen hebben gecreëerd en verder beïnvloed.
Het tweede deel, Points of departure , plaatst Bruner in zijn bredere kader als antropoloog. Nelson Graburn en Naomi Leite schetsen zijn academische carrière. Ze zien Bruner op vele vlakken als een kind van zijn tijd maar tegelijkertijd als een pionier op het vlak van de studie van het toerisme. Verder identificeren ze in zijn vroegere werk de stapstenen die hem uiteindelijk bij de studie van het etnografisch toerisme brachten, waaronder de regeling van de toeristische ruimte, de culturele en contextuele basis van betekenis
769volkskunde 2020 | 4 : 761-771
en het centraal belang van het verhaal en de verbeelding in de creatie van de toeristische ervaring. Die stapstenen zijn meteen een duidelijke bevestiging van zijn constructivistische benadering van het onderwerp.
Kathleen M. Adams stelt vast dat er een voortdurende wisselwerking is van drie verschillende aandachtspunten in Bruners werk: mobiliteit en migratie, culturele ontmoetingen en sociale identiteit. Dat zijn onderwerpen die in de antropologie meestal op zich staan, maar bij volgende generaties volop in de etnografie van toerisme samen worden behandeld en de combinatie met nieuwe interessegebieden, zoals bijvoorbeeld sociale rechtvaardigheid, mogelijk maken.
Julia Harrison gaat verder in op de invloed die Bruner heeft gehad op latere peers en generaties aan de hand van haar eigen verhaal van veldwerk en het belang van verhalen en het perspectief van waaruit die verhalen tot ons komen, wat leidde tot inzichten in verband met het essentiële verschil tussen realiteit “ as lived, as experienced, and as told ” (Bruner, 2005).
In het derde deel, Explorations: Concepts and Debates , vinden we drie bijdragen die zich toespitsen op de theoretische denkbeelden en aanpak in het werk van Bruner. Walter Little kan in zijn bijdrage dan ook niet om authenticiteit heen, een concept dat Bruner niet enkel vanuit de blik van de toerist bekijkt, maar het als een samenspel van verschillende factoren ziet. Een theorie die Little zelf verder bespreekt als een sociaal geconstrueerde coproductie, waarbij het aandeel van de gastheer
tegenover de toerist een veel grotere rol speelt dan vroeger vermoed.
Valerio Simoni borduurt hierop verder door in te zoomen op de reeds genoemde borderzones , weg van het statische raamwerk gastheer-toerist, in de richting van dialoog, verhalen en ontmoetingsgebeurtenissen, met andere woorden de interactie tijdens het toeristisch gebeuren. Die borderzone is trouwens niet eens zo ver verwijderd van het echte dagelijkse leven, net omdat de interactie met toeristen de gastheer kansen biedt om zichzelf heruit te vinden of te transformeren.
Sally Ann Ness concentreert zich dan weer op het constructivistische karakter van het werk van Bruner aan de hand van haar eigen ervaringen als een trekker in de toch niet ongevaarlijke Yosemite Falls , waarin ze de door mensenhanden vervaardigde trail afzet tegen haar eigen beslissingen.
Het vierde deel, Further Afield: New Departures , bouwt verder op de themata die werden aangeboden en verkent nieuwe horizonten. Kathleen M. Adams haalt haar inspiratie bij het onderzoek van Bruner bij de Batak , een bevolkingsgroep op het Indonesische Sumatra, waarbij hij hun identiteit afzet tegen de manier waarop ze in Taman Mini (het openluchtmuseum in Jakarta waar Indonesische culturen worden getoond) worden voorgesteld. Het onderwerp van Adams zijn de terugkerende migranten en toeristen naar het gebied van de Toraja , een bevolkingsgroep op het Indonesische Sulawesi met een toch wel speciale voorouderlijke begrafeniscultuur. Adams onder-
770 | besprekingen
zoekt de ervaringen van die terugkerende migranten niet enkel op puur toeristische elementen, maar bouwt verder op de concepten erfgoedtoerisme, identiteit, verpersoonlijking en gecontesteerde sites en integreert die in een breder domein van politieke, economische en sociale betekenis. Ze stelt daarbij dat emoties, gevoeligheden en reacties over en bij voorouderlijke afkomst en thuisgevoel alleszins in het geval van de Toraja toch wel zeer complex en nooit monolithisch zijn. Deze casus toont aan dat veel Toraja migranten vaak tussen verschillende culturen leven.
David Picard focust op een Malagassisch vissersdorp waar de interactie met vreemdelingen is ingebed in de lokale strategieën van gastvrijheid als een bron van individuele en collectieve zelfverwezenlijking en welzijn. Dat leidt zelfs in de borderzone –in dat constructivistisch kader – tot ervaringen op het gebied van hekserij, maar ook diagnose en genezing, religie en socioeconomische verandering.
In een derde bijdrage gaat Quetzil E. Castañeda in op het begrip van gecontesteerde sites aan de hand van zijn veldwerk bij de Chichén Itzá (Yucatán, Mexico), waarbij toerisme een dialogisch proces van betekenisgeving is dat niet enkel vanuit het oogpunt van de toerist kan worden gezien.
In deel vijf, Homecomings and Future Directions , interviewt Michael Di Giovine op indringende en intelligente wijze Ed Bruner die het boek met zijn reflecties afsluit. Tot slot onderzoeken Mary Mostafanezhad en Margaret Byrne
Swain in het nawoord in hoeverre de ideeën en methodes van Bruner al dan niet zijn opgepikt en toegepast, of onderwerp kunnen worden van toekomstig onderzoek.
Uit het voorgaande blijkt dat deze bundel een uitstekend overzicht biedt van het werk van Edward M. Bruner, een pionier op het gebied van kritische toerismestudie. Ook al hebben heel wat van de auteurs met Bruner gewerkt, de bundel houdt zich verre van een heiligenverklaring en biedt voldoende kritische analyse en afstand om op een constructivistische manier de erfenis van Bruner tegen het licht te houden en voor verder onderzoek aan te bieden. Het boek is zijn price/prize meer dan waard en hoort daarom in de bibliotheek van elke researcher op het gebied van toerisme thuis.
Paul Catteeuw
771volkskunde 2020 | 4 : 761-771
SUMMARIES
Een duurzame toekomst voor de Friese folklore
Anne-Baukje Coster, Maaike de Jong, Alexander Grit & Sander Vroom
Dit artikel verkent de kansen en uitdagingen waarmee immaterieelerfgoedgemeenschappen in Friesland te maken hebben als het gaat over cultuurtoerisme en het versterken van steden en regio’s. De relevantie van dit kwalitatieve onderzoek ligt in het verkennen van strategieën teneinde duurzaam toerisme, als een urgent duurzaamheidsvraagstuk, te combineren met het behoud van erfgoed in vier kenmerkende Friese immaterieelerfgoedgemeenschappen. Met behulp van semigestructureerde interviews is deze bijdrage onderdeel van een breder onderzoek van Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland naar toerisme en immaterieel erfgoedborging in Nederland.
De Friese erfgoedgemeenschappen benoemen zelf als de grote uitdagingen:
1. het enthousiasmeren van nieuwe generaties die zich willen engageren voor deze vormen van immaterieel erfgoed;
2. het vinden van voldoende publieke en financiële steun om het immaterieel erfgoed levend en boeiend te houden. Deze bijdrage verkent de kansen van de toepassing van moderne technologieën en de mogelijkheden van samenwerking met lokale ondernemers, overheden en culturele instellingen. De aanbevelingen
zijn gericht op meer verdiepend onderzoek naar de potentie van dergelijke vormen van samenwerking tussen de erfgoedgemeenschappen en al deze betrokken stakeholders, met respect voor en erkenning van ieders eigen perspectief en belangen.
Kernwoorden: immaterieel cultureel erfgoed, duurzaamheid, duurzame steden en gemeenschappen bescherming, cultureel toerisme, cultureel ondernemerschap. Sustainable Intangible Heritage tourism in Eijsden-Margraten: The Route from Ist to Soll Eva Snoek, Emma Verloop, Borah Vincent, Danielle Willekes & Wil Munsters
Of all municipalities in the Dutch Province of Limburg EijsdenMargraten houses a surprising number of local traditions and crafts included in the Dutch Inventory of Intangible Heritage (such as fetching the Sint Brigida-Pine and boiling Limburg syrup). This article uses the Cittaslow’s approach for enhancing sustainable intangible heritage tourism. The research team identified and interviewed all parties involved in the safeguarding of local intangible heritage, such as custodians, practitioners, residents, companies and visitors. Our premise is that sustainable intangible heritage tourism should focus on finding
772 | summaries
synergistic balance and alignment between the interests of diverse stakeholders. We surveyed tourist visitors about their interests in and perceptions of local intangible heritage. Local residents were also surveyed about their feelings concerning intangible heritage tourism. The views of custodians, practitioners and entrepreneurs were gauged by using in-depth interviews. In order to learn from experiences elsewhere in the Netherlands, we also analysed best practices in intangible heritage tourism, which were applicable to Eijsden-Margraten. Our research findings enabled us to develop four recommended intangible heritage related attractions and events: a heritage experience museum; workshops; a regional products day; and a spectacle. The various stakeholders can develop each of these together in order to attract intangible heritage tourism. These recommended activities should produce year-round intangible heritage tourism in EijsdenMargraten, ultimately strengthening small-scale sustainable tourism.
Keywords: intangible heritage tourism, cultural tourism sustainability mix, best practices, tourism policy.
Ethnic Tourism as an Opportunity for Sustainable Development of Intangible Heritage in Superdiverse Neighbourhoods
A Study of Rotterdam’s West-Kruiskade District and The Hague’s Paul Krugerlaan District. Albert van der Zeijden, Rozilda Varela & Wendy Raaphorst
This article demonstrates that ethnic tourism offers an important opportunity for the tourist marketing of highly diverse neighbourhoods that were formerly known as “problem areas.” Ethnic tourism also offers the prospect of safeguarding intangible heritage in a highly diverse context, for which Steven Vertovec coined the concept of ‘superdiversity’, to refer to current levels of population diversity that are significantly higher than before. Conurbations such as The Hague and Rotterdam are committed to ethnic tourism for economic development and to the enhancement of the quality of life in these formerly deprived neighbourhoods. It is an international trend, which can be seen in all major superdiverse cities in Western Europe.
We show that ethnic entrepreneurs play a key role in these processes. They bring economic development by attracting ethnic tourists even from countries outside Europe. We illustrate these processes via examples, learnt from City Silks in The Hague, which attract customers from as far away as Morocco for its ethnic wedding costumes, and from Bharat Lachmansingh in Rotterdam, which has been selling traditional and ritual products for 37 years from the Surinamese/Indian culture, with clients from countries such as Belgium, Germany, France
773volkskunde 2020 | 4 : 772-778
and England in addition to the local Surinamese/Indian population. We demonstrate that these ethnic entrepreneurs fulfil the role of ‘cultural brokers’, as ‘custodians’ of intangible heritage. As experts in traditions, these entrepreneurs provide information, sell products that are indispensable for the practice of this intangible heritage and are often involved in organizing intangible heritage events. In this sense, they contribute to safeguarding intangible cultural heritage. We also demonstrate that these ethnic neighbourhoods present themselves as meaningful places where one can see and experience various forms of intangible heritage.
It is demonstrated that there are various tensions in these processes. Between commerce and culture, between tourism and heritage, between safeguarding intangible heritage and economic development, and last but not least, between various stakeholders, for example residents of a neighbourhood, ethnic entrepreneurs, tourism industry, area developers and city governments.
One issue especially addressed is the challenge of folklorisation. It is undeniable that festival-like forms such as Chinese New Year and Keti Koti are brought forward as powerful markers of a neighbourhood, and such festivals may also be of interest to tourists. But it is also shown that the marketing of “authentic” intangible heritage has its limits, and that this kind of branding can also lead to folklorisation, often referred to all the challenge of ‘Disneyfication’. It may attract new tourists but does not always benefit the communities.
Keywords: superdiversity, intangible heritage, ethnic tourism, sustainable tourism, social development, city marketing, Chinatown, Little India, overcommercialisation, authenticity, UNESCO Toerisme als coproducent van een “authentiek” immaterieel cultureel erfgoed. Essay over een ambivalente relatie
Helmut Groschwitz
De relatie tussen toerisme, authenticiteit en immaterieel cultureel erfgoed is ambivalent en complex. De toeristische zoektocht naar of de enscenering van authenticiteit wordt beschouwd als een waardevol goed, is echter epistemisch moeilijk te begrijpen. Bovendien vormt die zoektocht een belangrijke basis voor participatieve projecten voor duurzaam toerisme op basis van regionale kenmerken. Tegelijkertijd wordt toerisme vaak gezien als een storend element, omdat het een als authentiek begrepen cultureel erfgoed verandert. Dit essay pleit ervoor om niet uit te gaan van een dichotomie van schijnbaar autochtone dragergroepen van lokaal immaterieel cultureel erfgoed en de beïnvloedende toeristen, maar eerder van de complexe relatie en interactie van verschillende groepen actoren in de opbouw van cultureel erfgoed, in authenticatieprocessen en de betrokken economieën. De historische terugblik is hier ook waardevol, aangezien verschillende casestudies kunnen aantonen welke rol het toerisme al heeft gespeeld in het ontstaan van culturele praktijken die nu als immaterieel cultureel
774 | summaries
erfgoed worden gecatalogiseerd. Het cultureel erfgoed blijkt hier een coproductie te zijn van verschillende groepen actoren die verder gaan dan de beoefenaren van immaterieel erfgoed in engere zin. Het nog steeds problematische concept van authenticiteit als legitimerende factor voor immaterieel cultureel erfgoed staan tegenover kennis en waarden voor maatschappelijke oriëntatie.
Kernwoorden: immaterieel cultureel erfgoed, toerisme, authenticiteit, volkscultuur, invented traditions, populisme, UNESCO
Keywords: industrial heritage, intangible heritage, industry, technique, ERIH, tourism
On the Future of Tourism and the Role of Industrial and Technological Intangible Heritage Joeri Januarius
How can intangible heritage contribute to the development of industrial heritage and tourism? This is the primary question addressed by this essay. Based on a survey of the literature, this article examines the development of industrial archaeology and heritage in order to address the role of material heritage in recent decades, especially in tourism. A better understanding of the concept intangible heritage is needed, in order to fully explore the potential of heritage communities for touristic products within e.g. the European context offered by the network organization ERIH (European Routes of Industrial Heritage). A specific framework, supported by several stakeholders, is needed, as is a better understanding of industrial heritage by tourism professionals.
Nostalgiascapes and Images of the Netherlands
On Tourism, Intangible Heritage and Nostalgia Olivier Rieter
Nostalgiascapes are specific places where a coherent and positive ‘story’ about the past is told. This article discusses the Dutch Ellert and Brammert Open-air Museum in the province of Drenthe and the Dutch ‘De Bruine Kroeg’ pub as nostalgiascapes where an attachment (endearment or ‘vertedering’) for ‘Dutchness’ is created. Dutchness is also represented in several places in other countries, such as Germany, the United States, Japan and China, where a stereotypical version of the Netherlands is displayed.
This article discusses three forms of ‘vertedering’. Firstly, the article addresses the Western Netherlands’ (Randstad) inhabitants’ paternalistic view of the ‘backward’ rural rest of the country (of which Drenthe is supposedly a prototype). Secondly, the article addresses the place of the Dutch positive self-congratulatory view of their national tradition of Dutch ‘gezelligheid’ (coziness) in pubs and homes. Finally, the article examines the partly paternalistic view of Dutch old-fashioned quaintness displayed in some foreign countries based on stereotypes of Dutchness (wooden shoes, tulips, mills).
Keywords: nostalgia, nostalgiascapes, semioscapes, intangible
775volkskunde 2020 | 4 : 772-778
heritage, Netherlands, gezelligheid, endearment, tourism Who Comes to Flanders to Experience Cycling Races? A Big Data Approach
Steven Valcke & Marjan Nauwelaert
Cycling is part of the DNA of Flanders. Bumpy cobblestones, hills and fighting the wind make cycling in Flanders a unique experience. Domestic and international cycling enthusiasts love to experience this piece of heritage firsthand. For years Tourism Flanders has marketed Flanders abroad as a destination for experiencing this unique cycling race. The agency opts for a knowledge-driven approach and therefore conducts research on cycling enthusiasts abroad. This is a challenge because it is not easy to efficiently reach a sufficiently large sample via traditional recruiting methods, such as online panels or face-to-face recruitment. That is why alternative research methods are being developed. This contribution examines two big-data-based studies. The first study targets those who are passionate about cycling on a global scale. This research is based on Facebook data. The considerable size of these anonymised data makes it possible to define and analyse the group of cycling enthusiasts against a reference group. By working with two different reference groups, on the one hand, we gain a picture of the typical global cycling enthusiast and, on the other hand, we can discern whether there are differences within the global group of cycling enthusiasts, for example by country of origin. The
second study uses Strava app data to bring the foreign cycling tourist in Flanders to the fore. Amateur cyclists use this app to measure, track, and share their performances. This entails a wealth of information which is analysed in this contribution. The first study thus offers a picture of the potential international visitor and the second a picture of the international visitor who comes to experience Flemish cycling heritage.
Keywords: cycling races, cycling, big data, cycling tourists, social media
From Emotional Experience to Sustainable Engagement
How the Irish Government Links
Intangible Heritage with Diaspora Tourism
Jacqueline van Leeuwen
This essay analyses diaspora tourism in Ireland today. Is this an example of instrumentalization of intangible heritage for economic purposes only? Or does the local community benefit from such diaspora strategies as well? The essay offers an in-depth study of policy documents and manuals, supplemented with conversations with Irish colleagues, and an analysis of the Donegal Connects festival. The discourse of the diaspora strategy is often very emotional as it refers to a sense of belonging and the search for a rooted identity. Is the decentral approach of the Irish policy striking? It supports local heritage communities to develop projects that truly meet their needs.
I argue that intangible heritage benefits from this approach. Firstly, because locals (re)discover the
776 | summaries
meaning and value of the heritage in their own region. Moreover, by connecting these local groups to an international diaspora, the heritage community is widened. As such the tension between “host” and “guest” disappears, as locals and diasporamembers become partners in cocreative processes.
In this long-term relationshipbuilding engagement is central, a concept that is further elaborated in this essay in five sub-types: emotional, effort, cognitive, social and innovative engagement. The Irish diaspora strategy triggers these five types. It lifts abandoned villages out of isolation and contributes to improving the local quality of life. Moreover, it guarantees that the care for heritage can continue, even if the support of the government should be reduced.
In Ireland, diaspora tourism is an ally for enabling sustainable heritage development. It is based on feelings of connection and triggers a strong form of engagement. The policy builds international heritage communities that take care of and safeguard the heritage together. Or, to put it in the words of the Irish minister of Diaspora: “diaspora tourism is more than a resource, it’s a community”.
Keywords: Ireland, Dublin, diaspora policy, tourism, engagement, local communities, emotions, sense of place
Tourism and Cultural Heritage at the Seaside: A Match Made in Heaven Manon Dekien
This article deals with the relationship between tourism and intangible cultural heritage from an unexpected angle: tourism as intangible cultural heritage. At the Belgian coast many cultural practices such as ‘making paper beach flowers’, eating ice cream and riding a go-cart or billenkar exist today because of the growth of tourism in the coastal area in the last hundred years. Since congé payé (paid leave) was introduced in 1936, for many Belgian people the Belgian coast became the preferred nearby holiday destination. Many cultural practices were, therefore, formed at the Belgian coast, wherein tourism and intangible cultural heritage are undeniably linked to each other.
The traditions and customs are upheld by both locals and tourists who do not always see the importance of these practices from a heritage perspective. Therefore, heritage institutions such as the erfgoedcel have a unique role in promoting consciousness about what intangible cultural heritage is, why these practices are an important dimension of our cultural heritage and how each and every one of us keeps it alive just by going on holiday. Erfgoedcel Kusterfgoed believes that this institution-based approach creates opportunities to start a dialogue about this intangible heritage and can also serve as a way to address tourism in a more conscious and sustainable way.
Keywords: tourism, intangible cultural heritage, Belgian coast, erfgoedcel
777volkskunde 2020 | 4 : 772-778
The Kattenstoet
Hannelore Franck & Peter Slosse
In Ypres, every three years the Kattenstoet (Cat Parade) takes place. This historical and folkloristic parade originated during the 1950s, but the link between Ypres and cats is several centuries older. The Ypres Museum plans a project to safeguard the intangible cultural heritage of the parade. However, during the preparations an interesting opposition came to light. While the museum viewed the parade as intangible heritage, the organizers viewed it as a living tradition aimed at a large audience. More importantly, the organizers assumed that by recognizing the parade as heritage, the identity of and control over the parade would change. By engaging in a dialogue and taking time to build up trust, both partners were able to overcome these oppositions and design a project that will safeguard the heritage while maintaining the current identity of the parade as an everchanging event, aimed at a broad audience.
Keywords: Ypres, Kattenstoet, intangible heritage Handmade in Brugge: A Lever for More Sustainable Heritage and Tourism
Ellen Vandenbulcke
Handmade in Brugge is a programme that associates Bruges with cutting edge craftsmanship. The initiators wanted to develop a testing ground in which the efforts of the ‘UNESCO Convention for the safeguarding
of intangible cultural heritage’ (2003) would be linked to local policymaking in a programme across policy areas: heritage, tourism, urban development, education. With Handmade in Brugge, an alternative storyline for Bruges was written from 2013 onwards. In addition to the well-known tangible and world heritage of the city, Handmade in Brugge wanted to both stimulate and make the intangible heritage more visible. Handmade in Brugge is now anchored in a multi-year policy and is increasingly focusing on current themes such as innovation, creative entrepreneurship, sustainability and the search for answers to societal challenges. Together with a broad network of creators and numerous other players in the city, Handmade in Brugge contributes to a tourism that pays attention to what goes on in the city today and is made locally by many hands on a daily basis.
Keywords: intangible cultural heritage, Bruges, safeguarding, craftmanship, sustainable tourism
778 | summaries
PERSONALIA
Dr. Kathleen M. Adams (1957) is professor antropologie aan Loyola University Chicago en adjunctcurator van het Field Museum of Natural History in Chicago. Zij is de auteur van Art as Politics: Re-crafting Identities, Tourism and Power in Tana Toraja, Indonesia (2006), Indonesia: History, Heritage, Culture (2019), The Ethnography of Tourism: Edward Bruner and Beyond (2019, met N. Leite & Q. Casteneda) en Everyday Life in Southeast Asia (2012, met Kathleen Gillogly). Haar onderzoek richt zich op kunst, musea, toerisme, erfgoed en identiteitspolitiek in Zuidoost-Azië. kadams@luc.edu
(Sulawesi-Indonesië). Sinds 2012 is hij redactiesecretaris van Volkskunde paul.catteeuw@telenet.be Anne-Baukje Coster (1998) is een creatieve, nuchtere en ondernemende geest uit het hoge Noorden van Nederland. Aan de Rijksuniversiteit Groningen heeft ze de Bachelor Europese Talen en Culturen (2016-2019) afgerond met een focus op politiek en cultuur, en daarnaast een Master in Sustainable Entrepreneurship (2019-2020) aan Campus Fryslân. Haar bijzondere interesses liggen bij cultuur, erfgoed, circulariteit en de Friese Mienskip. anne-baukje@live.nl
Paul Catteeuw (1956) studeerde Germaanse filologie aan de Leuvense universiteit. Hij stond mee aan de wieg van FARO (voorheen VCV), Leuvense Vereniging voor Volkskunde, LECA en Histories (voorheen Volkskunde Vlaanderen en FVV). Hij is voorzitter van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich en leidde de Gemeentelijke Erfgoedraad Kontich. Hij was tot 2014 lector aan de Karel de Grote Hogeschool (Antwerpen). Hij leidde er het Centrum voor Talen en deed sinds 2004 onderzoek naar de verwerving van interculturele competenties in een multiculturele omgeving en doceerde er Interculturele Communicatie. Hij bereidt een publicatie voor over de invloed van de christianisering op de begrafenisrituelen van de Toraja
Dr. Maaike de Jong (1969) is als assistant professor verbonden aan de MSc ‘Sustainable Entrepreneurship’ van de Rijksuniversiteit Groningen, Campus Fryslân. Zij onderzoekt de rol die cultureel erfgoed, toerisme en musea kunnen spelen in de creatie van duurzame steden en regio’s. Daarnaast is zij als hogeschoolhoofddocent verbonden aan NHL Stenden Hogeschool. Als Fellow draagt zij tevens bij aan onderzoek en onderwijs bij het Centrum voor Religie en Erfgoed. Maaike heeft een achtergrond in vrijetijdseconomie en toerisme (UvT, 1994), een master in religiestudies (re)presentatie van religieuze objec-
779volkskunde 2020 | 4 : 779-785
ten in musea, (UvA, 2008, cum laude) en een PhD in bestuurs- en organisatiekunde (UU, 2014). j.b.m.de.jong@rug.nl
Manon Dekien (1992) is historica en master gender en diversiteit. Van 2015 tot halfweg 2020 werkte ze als deskundige publiekswerking en communicatie voor erfgoedcel Kusterfgoed. manondekien@gmail.com
Dr. Hannelore Franck (1991), studeerde geschiedenis aan de KU Leuven. In 2018 verdedigde ze succesvol haar doctoraat over laatmiddeleeuwse armenzorg. Sinds 2019 is ze werkzaam als wetenschappelijk medewerker bij het Yper Museum. hannelore.franck@ieper.be
Alexander Grit (1970) is een internationale academische leider met een strategische focus. Alexander werkt sinds februari 2017 als lector van het lectoraat “Ondernemen in verandering”. Dit lectoraat is een samenwerking tussen Hanzehogeschool en het Alfa-college. Hij is gelieerd aan verschillende universiteiten en heeft gepubliceerd op het gebied van gastvrijheid, retail en ondernemerschap. Grit heeft een PhD in Management Studies van Strathclyde University in Glasgow. Zijn academische interesse is het onderzoeken van de dynamieken in ecosystemen teneinde innovatie en transities binnen ecosystemen te versnellen. a.g.grit@pl.hanze.nl
Dr. Helmut Groschwitz (1967) haalde een master in Duits en volkskunde (Regensburg: 2002-2010) en is universiteitsassistent bij de leerstoel vergelijkende cultuurwetenschappen in Regensburg. Hij was betrokken bij verschillende tentoonstellingen en haalde in 2005 een doctoraat over “Moon Times”. On the Genesis and Practice of Modern Lunar Calendars”. In 2010-2013 bezette hij tijdelijk de leerstoel Culturele Antropologie/ Volkskunde in Bonn, waar hij ook verantwoordelijk was voor het archief van de Atlas für Deutsche Volkskunde. In 2014-2015 was hij freelance curator van het project “EuropaTest” bij het Humboldt Lab Dahlem in Berlijn. In 2015-2018 was hij onderzoeksassistent in het project eKulturPortal (gefinancierd door het Bondsministerie van Economie) aan de Universiteit van Regensburg. Sinds 2017 is hij verantwoordelijk voor de ontwikkeling en begeleiding van het Advies- en Onderzoekscentrum voor Immaterieel Cultureel Erfgoed aan het Institut für Volkskunde bij de Bayerische Akademie der Wissenschaften in München. groschwitz@volkskunde.badw.de
Joeri Januarius (1983) is historicus en doctor in de Geschiedenis (Vrije Universiteit Brussel, 2014) en journalist. Hij is de coördinator van ETWIE, de Expertisecel voor Technisch, Wetenschappelijk en Industrieel Erfgoed in het Industriemuseum in Gent. Hij geeft onder meer aan de Universiteit Antwerpen gastcolleges over industrieel erfgoed. In het verleden doceerde hij het vak ‘inleiding tot de industriële archeologie en industrieel erfgoed’
780 | personalia
aan de Vrije Universiteit Brussel en publiceerde meermaals over onder meer het immaterieel erfgoed van industrie en techniek. Hij is lid van de redactie van het tijdschrift Erfgoed van Industrie en Techniek. joeri@etwie.be
Ko Koens (1979) werkt als Lector ‘New Urban Tourism’ bij de Hogeschool Inholland. Zijn werk centreert zich op het ontwikkelen van duurzaam stedelijk toerisme. Hij is onder meer auteur van het UNWTO-rapport over toerisme en editor van twee boeken op het gebied van cultureel toerisme in economisch armere gebieden (slum tourism). Tevens is hij momenteel werkzaam binnen het Europese onderzoeksproject SmartCulTour. ko.koens@inholland.nl
Wil Munsters (1955) heeft Franse Taal- en Letterkunde en Algemene Literatuurwetenschap gestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen waar hij in 1989 is gepromoveerd op een proefschrift over Franse poëzie en schilderkunst. De afgelopen vijfentwintig jaar heeft hij voornamelijk onderzoek gedaan en gepubliceerd op het gebied van cultuurtoerisme. Momenteel is hij als senior onderzoeker verbonden aan Zuyd Hogeschool (Heerlen). wil.munsters@zuyd.nl.
Master in Toerisme aan de KU Leuven. Ze ging aan de slag als coördinator om een toeristisch-recreatieve werking op te starten in de Antwerpse Zuidrand. Sinds 2019 werkt ze als onderzoeker bij Toerisme Vlaanderen. marjan.nauwelaert@toerismevlaanderen.be Jorijn Neyrinck (1978) is vergelijkend cultuurwetenschapper. Ze zet zich sinds jaar en dag binnen het brede cultuur- en erfgoedveld in. Ze startte en coördineert sinds 2003 het expertisecentrum voor erfgoedparticipatie -tapis plein- in Vlaanderen, dat in 2017 uitgroeide tot ‘Werkplaats immaterieel erfgoed’. Van bij de start nam ze mee het voortouw in de ontwikkelingen rond beleid en netwerksamenwerking m.b.t. het borgen van immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen. Jorijn is verder ook sterk internationaal actief, o.m. als getraind facilitator voor de UNESCO 2003 Conventie, alsook tijdens de periode 2020-2023 in het internationale adviesorgaan (‘Evaluation Body’) in het kader van deze UNESCO Conventie. Jorijn is vicevoorzitter van de Vlaamse UNESCO Commissie en draagt haar expertise bij in diverse raden en commissies in het cultuurveld (o.a. redactie Volkskunde, SARC Raad Kunsten en Erfgoed, Cultuurhuis De Republiek Brugge, expertencommissies immaterieel erfgoed (Vl., Nl., …). jorijn.neyrinck@gmail.com jorijn@werkplaatsimmaterieelerfgoed.be
Marjan Nauwelaert (1985) behaalde een bachelor Toerisme- en recreatiemanagement aan de Thomas More Hogeschool in Mechelen en een
781volkskunde 2020 | 4 : 779-785
Wendy Raaphorst (1968) – Na haar studie Tourism Managent en in binnen- en buitenland gewerkt te hebben in de toeristische sector, startte Wendy Raaphorst de onderzoeksmaster Culturele Antropologie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze specialiseerde zich in ontwikkelingsstudies en materiële & immateriële cultuur. Na een loopbaan van tien jaar in ontwikkelingssamenwerking (waar-onder cultuurprogramma) startte ze de master Museum Studies and Cultural Heritage aan de UvA. Ze liep stage bij het Museum Volkenkunde Leiden en deed onderzoek naar lokale deelname aan de ontwikkeling van een UNESCO werelderfgoedsite in Mali. Hierover is een publicatie verschenen in Sage Journal of Tourism and Hospitality Research: ‘Proud to be Dogon: An Exploration of the local perspective on cultural tourism and cultural heritage management in Dogon country Mali’. Tegenwoordig is ze werkzaam als senior docent en coördinator van de minor Cultuurtoerisme van de opleiding Tourism Management Hogeschool Inholland Rotterdam. Samen met studenten verricht zij onderzoek voor Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland binnen de onderzoekslijn toerisme en immaterieel erfgoed. wendy.raaphorst@inholland.nl
Peter Slosse (1965), diensthoofd toerisme, Grote Markt 34, 8900 Ieper. peter.slosse@ieper.be
Olivier Rieter (1975) is historicus. Hij promoveerde op onderzoek naar de retoriek van nostalgie. Momenteel is hij voorzitter van de Stichting Nostalgisch Erfgoed en hoofdredacteur van de culturele website www.barbarus.org. olmrieter@outlook.com
Eva Snoek (1996) is in 2020 afgestudeerd aan de Hotel Management School Maastricht, onderdeel van Zuyd Hogeschool. Voor haar praktijkstage is zij naar Barcelona gegaan, waar zij frontofficemedewerker bij Hotel Pulitzer is geweest. Haar managementstage heeft zij gelopen bij Heineken Travel Team in Amsterdam. Sinds juli 2020 is zij Program Coordinator Fulltime MSc in Management bij Nyenrode Business Universiteit. eva_snoek@hotmail.com.
Steven Valcke (1979) behaalde een master in de geografie aan de Universiteit Gent. Hij werkt sinds 2006 bij Toerisme Vlaanderen als onderzoeker en beleidsmedewerker. Binnen Toerisme Vlaanderen heeft hij meerdere onderzoeken geleid. Hij publiceerde reeds eerder in “Big Data and Innovation in Tourism, Travel, and Hospitality”, uitgegeven door Springer. Daarnaast is Steven ook gastlector aan Howest in de richting toerisme. Voor Toerisme Vlaanderen werkte Steven onder meer als onderzoeker bij de Studiedienst van de Vlaamse Regering binnen het project Stadsmonografieën. steven.valcke@toerismevlaanderen.be Ellen Vandenbulcke (1978) studeerde kunstwetenschappen met
782 | personalia
als specialisatie ‘Architectuur en Monumentenzorg’ aan de Vrije Universiteit Brussel. Na enkele jaren actief te zijn geweest in de kunsteducatie en de organisatie RASA vzw, richtte ze mee tapis plein vzw (nu Werkplaats Immaterieel Erfgoed) op. Sinds 2009 is ze gebeten door ambachten en coördineerde ze het project Quartier Bricolé en het vervolgtraject Handmade in Brugge, en vanaf 2017 vanuit de werking van De Republiek. ellen@republiekbrugge.be
Utrecht. Als cultureel geograaf is zij geïnteresseerd in vraagstukken over beeldvorming, erfgoed, identiteit en toerisme. In 2003 promoveerde zij op een proefschrift getiteld Bezienswaardig? Historisch-geografisch erfgoed in toeristische beeldvorming. Voor meer informatie zie: https://www. uu.nl/medewerkers/BHvanGorp b.vangorp@uu.nl
Albert van der Zeijden (1957) is hoofd Kennisontwikkeling bij Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland en onderzoeker Intangible Heritage Studies bij de Universiteit Utrecht. Hij publiceert over uiteenlopende onderwerpen, zoals superdiversiteit, toerisme en immaterieel erfgoed, controversieel erfgoed. Sinds 2002 is hij verbonden aan Volkskunde en de initiatiefnemer van dit themanummer over immaterieel erfgoed en toerisme. Van der Zeijden is historicus en promoveerde in 2002 op het proefschrift Katholieke Identiteit en historisch bewustzijn. W.J.F. Nuyens (18231894) en zijn ‘nationale’ geschiedschrijving (Hilversum 2002). Voor meer informatie zie: www.albertvanderzeijden.nl a.vanderzeijden@immaterieelerfgoed.nl
Dr. Jacqueline van Leeuwen (1975) behaalde in 2002 een doctoraat in de middeleeuwse geschiedenis aan de KULeuven. Daarna werkte ze als projectcoördinator onderwijsontwikkeling aan de Associatie KULeuven. Sinds 2009 is ze adviseur vorming en organisatieontwikkeling bij FARO, Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed. Ze coördineert het vormingsaanbod van het steunpunt en begeleidt de sector bij visieen beleidsplanningstrajecten. Op internationaal niveau is ze betrokken bij Europese netwerken aangaande het versterken van competenties voor huidige en toekomstige erfgoedwerkers. jacqueline.vanleeuwen@faro.be
Bouke van Gorp (1975) is werkzaam als docent onderzoeker in het departement Sociale Geografie en Planologie, Faculteit Geowetenschappen, Universiteit
Frederike van Ouwerkerk (1959) studeerde (kunst)geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en publieksgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Ze werkte als educator in het Drents Museum te Assen, als consulent educatie en PR voor diverse musea en is nu docent cultuur-toerismecommunicatie aan de Breda University of Applied Sciences. In
783volkskunde 2020 | 4 : 779-785
deze laatste functie stelde ze een grote kloof vast tussen cultuur en toerisme. Ze deed onderzoek naar manieren om deze kloof te dichten, bijvoorbeeld door het inzetten van edutainment als middel om een bestemming op de kaart te zetten. Plekken van herinnering, musea en erfgoed blijken bij uitstek geschikt om de identiteit en het onderscheidend vermogen van een bestemming tastbaar en zichtbaar te maken bij een breed publiek. Hierbij staat altijd het verhaal centraal. Samen met studenten verricht zij onderzoek voor Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland binnen de onderzoekslijn toerisme en immaterieel erfgoed. ouwerkerk.f@buas.nl
cultuur en immaterieel erfgoed met elkaar te combineren en te werken voor organisaties zoals Rotterdam partners en Rotterdam festivals. rozildavarela@gmail.com
Rozilda Varela (1992) is alumna BA Tourism Management aan de Hogeschool Inholland Rotterdam. In de periode van februari tot en met juni 2020 heeft Rozilda in opdracht van het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland en Hogeschool Inholland haar afstudeeronderzoek in het kader van Immaterieel erfgoed & toerisme uitgevoerd. Door middel van haar afstudeeronderzoek is haar liefde voor de West-Kruiskade gegroeid en is zij erachter gekomen dat de straat vele ingrediënten bevat die de straat zo uniek maakt en iedereen adviseert om de straat te bezoeken. Naast haar interesse voor cultuur en immaterieel erfgoed, ligt Rozilda’s passie in de evenementenbranche. In haar derde leerjaar heeft zij de minor Hospitality Management gevolgd en in haar tussenjaar werkervaring opgedaan op de evenementenafdeling bij Allianz Nederland. Haar ambitie is dan ook om in de toekomst evenementen,
Gerrit Verhoeven (1980) is in het kader van een FED-tWIN-project werkzaam aan het departement erfgoed (UAntwerpen) en aan de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (in Brussel). Als cultuurhistoricus is hij onder meer geïnteresseerd in de genese en ontwikkeling van erfgoedtoerisme. In 2015 verscheen zijn boek Europe within reach. Netherlandish travellers on the Grand Tour and Beyond (1585-1750) bij Brill. gerrit.verhoeven@uantwerpen.be
Emma Verloop (1998) is in 2020 afgestudeerd aan de Hotel Management School Maastricht. In het tweede jaar van deze opleiding heeft zij stage gelopen in Dubai als receptioniste in het Hilton DoubleTree Al Barsha hotel. In het derde jaar is zij voor haar minor Young Professionals Overseas naar Kaapstad gegaan, waar zij als vrijwilliger jongvolwassenen uit sloppenwijken workshops heeft gegeven over gastvrijheid en de hotelindustrie. Op dit moment werkt zij bij LeasePlan als medewerker flexible fleet support & logistics. emmaverloop@planet.nl.
Borah Vincent (1998) is in 2020 afgestudeerd aan de Hotel Management School Maastricht. Tijdens deze opleiding heeft zij
784 | personalia
haar praktijkstage gedaan op het eiland St. Lucia bij Sandals, een van de grootste hotelketens in het Caribisch gebied. Daarnaast heeft zij drie maanden vrijwilligerswerk gedaan in Kaapstad waar haar keuze is ontstaan om haar afstudeerstage bij War Child in Amsterdam te lopen. Momenteel studeert zij aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, waar zij de pre-master Communicatie & Beïnvloeding volgt. borah-vincent@hotmail.com
Sander Vroom (1989) was na het behalen van zijn Bachelor International Tourism Management aan NHL Stenden Hogeschool als projectmedewerker en onderzoeker verbonden aan het lectoraat Ondernemen in Verandering bij de Hanzehogeschool Groningen. Zijn interesses omtrent religie en cultureel erfgoed hebben hem gemotiveerd om met de Master Religion and Cultural Heritage te beginnen aan de Rijksuniversiteit te Groningen. s.vroom@pl.hanze.nl
Danielle Willekes (1997) is in 2020 afgestudeerd aan de Hotel Management School Maastricht. Tijdens haar studie heeft zij een Exchange Program gevolgd aan de Polytechnic University in Hong Kong. Daarnaast heeft zij stage gelopen bij Circa 39 in Miami en het Andaz Amsterdam Prinsengracht, allebei boutique hotels. Sinds september 2020 volgt zij een pre-master ter voorbereiding op een MBA in Leadership & Management. danielle.willekes@hotmail.com
785volkskunde 2020 | 4 : 779-785
Inleiding – Introduction
Albert van der Zeijden, Jorijn Neyrinck, Kathleen M. Adams, 519 Frederike van Ouwerkerk, Bouke van Gorp & Paul Catteeuw, Immaterieel erfgoed als toeristische bestemming. Hoe duurzaam toerisme en de borging van levend erfgoed samengaan – Intangible Heritage as a Tourist Destination. Contributions to Safeguarding Intangible Cultural Heritage through Sustainable Tourism
Wetenschappelijke artikels
Anne-Baukje Coster, Maaike de Jong, Alexander Grit & Sander Vroom, 549
A Sustainable Future for Frisian Folklore. Opportunities and Challenges for the Sustainable Safeguarding of Intangible Cultural Heritage and Tourism in Friesland
Eva Snoek, Emma Verloop, Borah Vincent, Danielle Willekes & Wil Munsters, 579 Duurzaam immaterieel-erfgoedtoerisme in Eijsden-Margraten: de route van Ist naar Soll
Albert van der Zeijden, Rozilda Varela & Wendy Raaphorst, Etnisch toerisme 607 als kans voor duurzame ontwikkeling van immaterieel erfgoed in superdiverse wijken: Een onderzoek naar de West-Kruiskade in Rotterdam en de Paul Krugerlaan in Den Haag
Essays Helmut Groschwitz, Tourismus als Ko-Produzent eines „authentischen“ 635 immateriellen Kulturerbes. Essay über ein ambivalentes Verhältnis Joeri Januarius, Slaat de vonk over? Over de toekomst van toerisme en 657 de rol van het immaterieel erfgoed van industrie en techniek Olivier Rieter, Nostalgiascapes en Nederlandbeelden. Over toerisme, 667 immaterieel erfgoed en nostalgie Steven Valcke & Marjan Nauwelaert, Wie komt naar Vlaanderen om koers te beleven? 679 Een benadering met big data Jacqueline van Leeuwen, Van emotionele beleving naar duurzaam engagement. 703 Hoe de Ierse overheid immaterieel erfgoed met diasporatoerisme verbindt Sporen Manon Dekien, Toerisme en cultureel erfgoed aan de kust: a match made in heaven 719 Hannelore Franck & Peter Slosse, De Kattenstoet in Ieper 735 Ellen Vandenbulcke, Handmade in Brugge: een hefboom voor duurzamer erfgoed en 747 toerisme
Besprekingen
*Nancy Duxbury & Greg Richards (red.), A Research Agenda for Creative Tourism (Ko Koens) 761 *Hamzah Muzaini & Claudio Minca (red.), After Heritage. Critical Perspectives on 764 Heritage from Below (Gerrit Verhoeven) *Naomi M. Leite, Quetzil E. Castañeda & Kathleen M. Adams (red.), The Ethnography of 768 Tourism. Edward Bruner and Beyond (Paul Catteeuw)
Summaries
Personalia
121ste JAARGANG (2020) Nr. 4
772
779 www.volkskunde.be