Reineringen - 12/1 (2021)

Page 1

Reineringen

Duivenstraat22

Onlangs gaf een Nederlandse jeugdschrijver aan ermee op te houden. Hij voelt zich steeds meer vervreemden van de leefwereld van de jongeren. Voortbordurende op die gedachte vroeg ik me af hoe oudere mensen zich hun jongere ik herinneren. En stel dat dit nog eens gekoppeld zou kunnen worden aan vervagende breuklijnen in de Kontichse geschiedenis. En zo werd Agnes Dehandschutter gepolst voor een interview over haar herinneringen als Kontichs meisje aan de Tweede Wereldoorlog. Wijs als ze is wenste zij zich niet te laten manipuleren door mogelijk tendentieuze vragen in een (te) kort tijdsbestek. ‘Geef me de tijd’, zei ze, ‘laat mijn geheugen op gang komen en jullie krijgen een artikel van mijn hand’. En kijk wat er tot stand kwam. Een 90-jarige die in 2021, tijdens de COVID-19-pandemie, nog zo de sfeer van 80 jaar geleden kan beschrijven, mag zich gelukkig prijzen.

Frank Hellemans heeft altijd al een zwak gehad voor literatuur. In de reeks over Kontichse literatoren komt ‘Rafaël Verhulst en de Canon’ aan bod. Deze literator heeft zijn hoogtepunten gekend in de periode van de ‘Belle Epoque’. Hij werd een populaire tekstschrijver voor wat we tegenwoordig “musicals” noemen. Maar zijn ambitie was ook te schitteren op een hoger niveau in de theaterwereld en ook daar rijfde hij de ene grote prijs na de andere binnen. We zullen moeten afwachten hoe het afloopt, want zijn productie is zo omvangrijk dat de bespreking pas in volgend nummer kan worden afgerond.

Hiermee is de toon gezet voor deel 3 over het ‘Sint-Martinuskoor, bij Leven en Welzijn’. In de jaren 1970 heeft het koor een nieuw elan gevonden onder leiding van Lieve Verbeeck. Ook het Sint-Ritakoor komt later aansluiten. Hierover kan Paul Wyckmans uit eerste hand getuigen. Uit toespraken ter gelegenheid van een of andere festiviteit konden heel wat weetjes worden geput.

Tegen onze gewoonte in publiceren we een rechtzetting. In het vorig nummer werd bij deel 2 over het SintMartinuskoor een groepsfoto gepubliceerd, waarbij verschoonbare vergissingen werden gemaakt bij het benoemen van de leden. Dat heeft nogal wat deining veroorzaakt. Wat enerzijds bewijst dat het verleden deemstert, en anderzijds het belang aantoont van correcte informatie.

Ten slotte maken wij graag publiciteit voor het 150 jarig bestaan van onze buurgemeente Lint. Haar Heemkundige King ‘Eugeen Goeyvaerts’ heeft bij die gelegenheid reeds drie publicaties uitgebracht, waarvan de lay-out en de foto’s werden verzorgd door medelid Pieter Celis. Wij bevelen deze graag aan.

En zo hoopt het redactieteam dat Reineringen u wat mag verblijden in deze penibele tijden.

(En o ja, die jeugdschrijver was Jan Terlouw)

oorwoord

V
De redactie

Herinneringen van een Kontic H s meisje aan de t weede w ereldoorlog

en zus en mezelf, Agnes. Ik was tien jaar op 10 mei 1940, de dag dat de Tweede Wereldoorlog begon.

Er werd toen al een tijd over oorlog gesproken en papa was in 1938 al eens gemobiliseerd. Gelukkig was hij gekazerneerd in Kontich en duurde die mobilisatie maar enkele weken. In 1939 was hij al te oud (38 jaar) om nog te worden opgeroepen. Dat er een oorlog zou uitbreken, daar konden wij ons maar weinig bij voorstellen. We hoorden wel van onze ouders en grootouders dat het in de Eerste Wereldoorlog heel erg was geweest. Veel mensen, burgers en soldaten, werden gedood.

10 mei 1940

Op 10 mei 1940 gebeurde het dan. De Duitsers kwamen met hele eskaders vliegtuigen over de oostelijke grens van België gevlogen. Meteen was onze neutraliteit geschaad en we waren in oorlog met Duitsland.

Ik herinner me dat die dag om 6 uur ’s morgens een bange officier van Kontich-Kazerne die boodschap aan papa bracht. Hij was toen lid van de Burgerbescherming. Onze camion van de brouwerij (brouwerij De Meulder) werd opgeëist door het leger om de archieven van de kazerne in veiligheid te brengen.

We mochten die morgen niet naar school vertrekken, want onze ouders waren voorzichtig. Ik mocht wel boodschappen doen in de buurt om wat voeding in te slaan, want er ging zeker schaarste komen. Ik reed dan met mijn “trottinette” naar kruidenier Anna, naar Julia en naar de Biekorf, telkens om koffie, suiker, bloem en stekskes, want de ervaring leerde dat die er te weinig waren in de Eerste Wereldoorlog.

Het zorgen begon. Verder leefden we die vrijdag en zaterdag onrustig afwachtend met de grootouders en de naaste familie in Kontich.

Zondag tegen de middag kwamen papa’s ouders van Onze-Lieve-Vrouw-Waver. Ook bomma’s zus en dochter arriveerden. Ze kwamen per auto van Riemst aan de Duitse grens naar Kontich. Zij hadden onderweg een paar maal bommen zien vallen en in de gracht moeten schuilen. Dat bracht de schrik binnen in huis. Onmiddellijk werd het nodige gedaan om hen allemaal logies te bezorgen.

2 Reineringen12.1
Ons gezin, de familie Dehandschutter-De Meulder, leefde bij het begin van de Tweede Wereldoorlog in Kontich aan de Mechelsesteenweg 98. Het was een gewoon rijhuis aan de bocht, tegenover het toenmalige Kinderheil Kardinaal Mercier. We hadden lieve ouders en waren toen met drie kinderen, een jongere broer Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich agnes met broertje ludo 1937 Het “Kinderheil” de mechelsesteenweg

Op de vlucht

Het werd nog een lange dag wachten en informatie verzamelen. Maandagavond werd er dan beslist dat we de volgende morgen naar Opwijk zouden vluchten en vandaar eventueel verder richting Frankrijk. De keuze viel op tante Anna en nonkel Jozef in Opwijk omdat we daar later misschien niet meer zouden geraken als de brug van Boom zou worden opgeblazen. We vertrokken met de hele familie uit Kontich: mijn grootouders langs mama’s kant, nonkel Gustaaf en tante Margriet met zes kinderen onder de twaalf jaar, allemaal op losse stoelen in de laadbak van de camion.

Wij met ons gezin in een blauw Fordje daarachter, gevolgd door een auto met de ouders van papa met tante en nicht. Het was een lange, trage tocht. Overal waren massa’s mensen onderweg, te voet, per fiets, met kruiwagens en stootkarren aan beide kanten van de weg. Je moest er heel voorzichtig tussendoor laveren. Het was een triest gezicht en de grootouders waren erg onder de indruk. De reis duurde vele uren.

Toen we in Opwijk aankwamen, werden we verdeeld over verschillende families. Wij waren welkom bij tante Anna, hoewel daar al acht kinderen waren en tante Julienne uit Brussel er al was aangekomen met haar twee kinderen en schoonmoeder; haar man was opgeroepen voor het leger. We zaten er elke dag met 25 aan tafel. Wat een opdracht!

Slapen deden we paljas parterre, matrassen op een rij op de grond. Voor ons, kinderen, was het net vakantie. Zomer, een grote tuin met schommel en trapeze, en veel speelkameraadjes!

Na enkele dagen werd er even overwogen om toch door te trekken naar Frankrijk, maar we hebben het niet gedaan. We zagen in Opwijk de Duitsers aankomen en als kinderen begrepen we niet dat onze ouders er zo negatief over spraken. Maar zij spraken vanuit hun ervaringen in de Eerste Wereldoorlog. Wij vonden het knappe jongens die mooi marcheerden en zongen. Ze deden op dat moment geen kwaad!

Twee weken later keerden we terug naar huis. De koning had geabdiceerd en België werd bezet. Er werd niet meer gevochten.

Terug naar huis

Weer thuis gaf Kontich een beetje een verlaten indruk, er waren nog mensen op de vlucht of onderweg. De school hervatte, ik zat in het vierde leerjaar bij zuster Alexa. Er waren nog een paar kinderen afwezig, maar de lessen gingen gewoon door.

Het werd vakantie en we speelden in de tuin. Met de bal, hinkelen, touwtjespringen, … Het was de tijd om stekelbessen en rode bessen te plukken waar mama dan lekkere confituur van maakte.

Het volgende schooljaar kwam eraan en we pasten ons aan. Intussen waren er rantsoenkaarten gekomen, dus iedereen had een kaart met zegeltjes, waarmee je in beperkte mate de noodzakelijke voeding kon kopen, volgens de grootte van het gezin. En voor zover het in voorraad was.

Boter bijvoorbeeld was er af en toe, maar daar moest je voor aanschuiven en klant zijn in die bepaalde winkel. De boter was niet voorverpakt en het kostte de winkelier veel tijd om dat juist af te wegen. Als hij 20 gram te veel gaf, kwam hij op het laatst boter te kort!

Vis was er uitzonderlijk en enkel als de burgemeester (pas vanaf 1944) zelf naar zee reed met de camion van de gemeente. Bij de verdeling moest je ook in de rij gaan staan met een emmertje: altijd haring!

Koffie was er helemaal niet meer. Hij werd vervangen door gebrande gerst. De enige gelijkenis met koffie was de kleur, maar de smaak was ver te zoeken. Het was ersatz, zoals ook in de textiel ersatzstoffen verschenen.

Er was een avondklok gedurende een hele periode, met het verbod om na 22 uur buiten te komen. Men voerde verplichte tewerkstelling in: sommige mensen werden verplicht in Duitsland te gaan werken. Ze moesten in fabrieken oorlogstuig maken, anderen werkten op grote boerderijen. Die hadden meestal “chance”. Sommigen leefden ondergedoken om aan de verplichte tewerkstelling te ontsnappen. Er waren er ook die vrijwillig meewerkten met de Duitsers.

De vensters van alle huizen moesten met zwarte papieren gordijnen worden afgeschermd, want de vliegtuigen mochten niet zien waar er bebouwde dorpen lagen. Regelmatig kwamen er Duitse vliegtuigen over die naar Engeland vlogen om te bombarderen; natuurlijk kwamen er ook Engelsen of Amerikanen uit de andere richting. Soms kruisten die mekaar en probeerden ze elkaar af te schieten in het voorbijgaan. De schrapnels of stukken van vliegtuigen kwamen dan in het dorp terecht.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Reineringen12.1 3

Bombardement van Mortsel

Op 5 april 1943 maakten we de vreselijk ramp mee in Mortsel. Het Amerikaanse bombardement was met 936 doden het zwaarste in België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Doel van de luchtaanval was de voormalige Minervaautofabriek waar het Duitse bedrijf ERLA jachtvliegtuigen van de Luftwaffe herstelde. Maar het bombardement miste doel: de meeste bommen vielen op de Mortselse woonwijken. In de Sint-Vincentiusschool kwamen twee van mijn schoolvriendinnen om: Maria Colliers en Maria Ysewyn. Ze zaten het jaar voordien nog in mijn klas.

Naast de bijna duizend doden waren er ook tal van gewonden. Honderden huizen werden vernield en stonden in brand. Bijna veertig Kontichnaren lieten er het leven. Er leek geen einde te komen aan de begrafenisstoet van het bombardement. Ik zie het nog altijd voor mij.

4 Reineringen12.1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Bommen op de Reep

Amerikaanse bommenwerpers op de terugvlucht dropten op 7 september 1943 bommen op de Reep om de fabriek van L’Ecluse te treffen. In de wijk rond de Reepkenskapel lag er veel in puin. Melkboer Meylemans zat dood op zijn kar. Ook huizen in de Transvaalstraat liepen schade op.

IJskoude winters

Ik herinner me nog een winter dat het vroor dat het kraakte en sneeuwde van Kerstmis tot Pasen. Soms dooide het even, maar dan vroor het dooiwater weer vast en kwam er verse sneeuw bovenop. Heel die winter gingen we naar school op klompen om baantje te glijden. Gummilaarzen gleden immers niet …

In de winter waren er lange avonden om te lezen, wat ik graag en veel deed, dus ging ik geregeld naar de bibliotheek. Met broer en zus speelden we lotto, ganzenbord, mens-erger-je-niet…

De zondagavond was gezellig door het echte kaartspel samen met papa en mama. Ze leerden het ons, hoewel ik nooit een goede speler was. Daarna nog iets drinken en op tijd naar bed…

Mijn ouders waren intussen altijd in de weer om voor extra voedsel te zorgen, want met de officiële rantsoenen was het honger lijden.

Ze slaagden erin bij verre kozijns in Wallonië een zak graan te bemachtigen, die we dan lieten malen bij maalderij Van Den Bergh achteraan op de Mechelsesteenweg. Daarmee bakte mama elke week brood dat veel lekkerder was dan het rantsoenbrood, wat eigenlijk niet te eten was maar toch ook op moest. Verder kweekten we zelf aardappelen en groenten.

We hadden ook een overeenkomst met een paar boeren in Kontich waar we melk mochten halen, goed betaald natuurlijk! Tussen de middag moest ik altijd met de fiets naar boer Schroyens aan de Villermontstraat om een liter melk in een Spafles. Op een keer reed ik de gracht in en was de fles kapot: geen melk, dus geen pudding!

Eigenlijk wisten we weinig over de internationale toestand. Radio en krant waren onze enige nieuwsbronnen. Papa probeerde het nieuws te volgen, maar op de radio was er alleen ‘gekleurd’ nieuws van de bezetter. Soms luisterde hij ook in het geheim naar de BBC, waar hij meer kon vernemen. We trachtten op een landkaart aan de muur de inval van de Duitsers in Noord-Afrika te volgen en zagen dat het daar moeizaam liep.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Reineringen12.1 5

De laatste oorlogswinter was koud en zwaar. De mensen waren uitgeput en mager. Tegen de zomer trachtten we de landing in Normandië te volgen en iedereen zat vol hoop te wachten op de bevrijders. Het duurde ons te lang …

Ze zijn daar!

En eindelijk was het zo ver: op 4 september 1944 werd Kontich bevrijd. Via de Mechelsesteenweg reden de eerste tanks het dorp binnen, voorbij onze deur. Iedereen, jong en oud, stond op straat te juichen en te lachen. Sommigen kropen op de tanks om de soldaten te omhelzen. We wisten niet wat te doen van pure blijdschap. Er werd gedanst en gezongen. Op het Sint-Jansplein dansten we met half Kontich een rondedans!

Nadien kwam de opgekropte woede los van mensen die met lede ogen hadden gezien – of dachten gezien te hebben – hoe sommigen met de Duitsers hadden geheuld. Ze vonden het tijd voor de afrekening en wilden het recht in eigen handen nemen. Ze sloegen huizen en inboedels kapot, vrouwen werden kaal geschoren. Een vreselijke wraak. Het leek niet te temmen. Deken Jozef Van Herck is zelfs tussenbeide gekomen om de gemoederen te bedaren.

6 Reineringen12.1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Boerderij schroyens

Maar voor de meeste mensen nam het geluk de bovenhand omdat we eindelijk waren bevrijd en nu echt konden uitkijken naar een normaal goed leven. Helaas, de miserie was nog niet helemaal achter de rug, met de vliegende bommen V1 en V2, die in Antwerpen en ook in Kontich nog veel stukken maakten. Sommige huizen in de Transvaalstraat werden erg beschadigd en ook aan de Reep lag er heel wat in puin, waaronder de oude fabriek L’Ecluse.

De echte V-dag was op 8 mei 1945: dan werd er in ons land officieel gefeest voor het einde van de oorlog.

Intussen was ik bijna 15 jaar geworden … En in ons gezin waren er drie kindjes bijgekomen, van wie er maar eentje het heeft overleefd. De andere twee zijn kort na hun geboorte overleden aan wat men nu “wiegendood” zou noemen.

Dit is mijn verhaal over mijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog, die voor mij als kind soms hard maar dikwijls ook vrij gewoon was. Het is intussen 80 jaar geleden, maar er zijn dingen in het leven die je nooit vergeet. Hopelijk moeten we dit nooit meer meemaken.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Reineringen12.1 7
Agnes Dehandschutter

r af(aël) v er H ulst en de c anon

Een Kontichs toneelschrijver…

In februari 2019 verscheen het vierde nummer van onze negende jaargang. Daarin werd de figuur van Raf(aël) Verhulst uitgebreid voorgesteld (de zoon van P.C. Verhulst, zie vorige Reineringen). Hij bleek een belangrijke figuur te zijn in het “rechtse” kamp van de Vlaamse Beweging, die in zijn literaire werk met de regelmaat van een klok zijn Kontichse wortels blootlegde. Wij mogen hem dan ook niet overslaan in ons overzicht van de Kontichse literatoren en zullen proberen zijn werk op onbevangen wijze te plaatsen tegen de achtergrond van de (vooral dan Zuid-Nederlandse) literatuurgeschiedenis. Er zijn nog vele andere auteurs die met hun “foute” idealisme hun carrière een spijtige wending hebben gegeven, maar die hun plaats hebben behouden in de canon. Hun namen zijn niet de minste, en gaan van Stijn Streuvels en Paul van Ostaijen tot Felix Timmermans en Ernest Claes.

In deze bijdrage gaat het niet zozeer over “de Raf”, zoals deze populaire figuur gemeenzaam genoemd werd, maar over Rafaël Verhulst (1866-1941), de hooggewaardeerde letterkundige. Hij was drie jaar student – respectievelijk in Leuven, Gent en Brussel – zonder uiteraard op die korte tijd een diploma geneeskunde te behalen. Hij groeide echter al vlug uit tot de populairste tekstschrijver in enkele studentengenootschappen. Anderzijds betekende deze periode ook een overstap van het katholieke kamp naar het liberale. Bovendien werd zijn Vlaamsgezindheid nog meer aangewakkerd. Om den brode werd hij in 1888 de vijfde man op de redactie van Het Laatste Nieuws, dat na de oprichting een jaar eerder maar niet van grond wou geraken. Hij maakte er op korte tijd een veelgelezen krant van, niet het minst door zijn spannende feuilletons. Een traditie trouwens hem voorgedaan door Hendrik Conscience (die zijn romans in afleveringen publiceerde) en na hem voortgezet door onze Kontichse Abraham Hans, die ook voor Hoste (HLN ) heeft gewerkt. Ze moeten elkaar ongetwijfeld goed gekend hebben.

… in de belle époque

De meest productieve en creatieve periode van Rafaël Verhulst viel samen met de belle époque. Dat was een periode van ongeveer veertig jaar relatieve (gewapende) vrede in Europa. Ook de industrie bloeide op, de welstand verbeterde en de wereldtentoonstelling in Parijs van 1889 wakkerde het elan alleen maar aan. Er heerste een roes van onbeperkte vrijheid tot zelfs losbandigheid: niet alleen de alcohol vloeide rijkelijk maar ook verslavende middelen als absint en opium kenden geen taboe meer, evenmin als prostitutie. Het uitgaansleven was nog nooit zo levendig geweest en daar heeft Edison met de populaire uitvinding van de fonograaf het zijne toe bijgedragen. Toen de gebroeders Lumière in 1895 hun eerste film vertoonden was het hek helemaal van de dam.

Ook Antwerpen moest niet onderdoen voor Parijs en had naast de vele kroegen en logementen voor zeelui en soldaten ook heel wat – over heel Europa befaamde – cabarets, zoals de Lucifer (later Zwarte Kat) en uiteraard de Crystal Palace, waar even goed als in Parijs de cancan werd gedanst. Deze etablissementen werden gefrequenteerd door volk van allerlei pluimage, ook door de beau monde, de kunstenaars met pen, potlood, penseel en stemvork. Zelfs uit de ons omringende landen en verder.

De kunstwereld werd nieuw leven ingeblazen: de literatuurgeschiedenis laat de moderne letterkunde beginnen met de beweging van Tachtig in Nederland volgens de formule l’art pour l’art. Zij slaagde erin onze letteren weer op Europees niveau te brengen. Uitblinkers bij onze noorderburen waren de Haagse

8 Reineringen12.1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich le cristal Palace d’anvers, 1922, andré favory, mercier & cie Paul van ostaijen (1896-1928), foto letterenhuis

aristocraat Louis Couperus (Eline Vere, 1889) en rastoneelschrijver Herman Heyermans (Op hoop van zegen, 1900). Bij ons volgden tien jaar later de dichters en schrijvers rond het tijdschrift Van Nu en Straks, met als belangrijkste figuur de dichter Karel Van de Woestijne (1878-1929). Maar de enige die erin slaagde de Nobelprijs in de wacht te slepen, was de Franstalige Gentse dichter en toneelschrijver Maurice Maeterlinck (18621949).

Antwerpen was in die tijd onmiskenbaar het belangrijkste kunstcentrum van België en ook de minst verfranste stad. In deze “hoofdstad van de Vlaamse Beweging” werd langzaamaan gewerkt aan de vernederlandsing op alle niveaus, en subsidies voor muziek, proza en toneel moesten daarbij helpen. En daar heeft Raf Verhulst naarstig zijn steentje toe bijgedragen.

Libretto’s aan de lopende band

Verhulst werd een van de populairste tekstdichters van het lichte lied, dat in talrijke avondvullende zangspelen, operettes en opera’s voor volle schouwburgen werd opgevoerd. Ook voor gelegenheidswerk her en der ten lande werd hij graag gevraagd, zelfs voor Kontich (de pastorale voor het eeuwfeest van Harmonie Cecilia in 1913: zie eerder vermeld artikel).

Niet alle werken zijn nog terug te vinden, andere werden dan weer zo vaak herdrukt dat ze nog in antiquariaten te vinden zijn. Eén voorbeeld mag volstaan voor deze voor die tijd prettige kunstvorm in een mooi klinkende maar voor ons nu kitscherige taal.

Quinten Massijs (ca. 1894, 9e druk 1908)

Dit zangspel (opera) was een enorme hit in zijn tijd. De muziek was van de hand van Emile Wambach, die de opvolger was van Peter Benoit als directeur aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium. De componist kan misschien nog best vergeleken worden met Miguel Wiels in de 21e eeuw en de muziek met de liedjes van K3 (met de Kontichse Marthe!), in een productie die uiteraard in handen is van Studio 100. Of moet ik hier verwijzen naar de musicalproducties van Stany Crets, met de Kontichse coryfee Ann Van den Broeck?

Het verhaal is mogelijk bekend, het is een populaire Antwerpse stadssage. Quinten, een vaardige kunstsmid, is verliefd op de dochter van de deken van de gilde der schilders. Hij is geen geschikte kandidaat volgens haar vader, tenzij hij bewijst een kunstenaar te zijn. Na twee jaar is de verliefde jongeling een volleerde kunstschilder geworden, dus all’s well that ends well !

Verhulst toont zich al een meesterlijk taalkunstenaar, die vele registers beheerst en zorgt voor prettig rijm en ritme. Toch maken zijn teksten een geïdealiseerde en zelfs geforceerde indruk. Zeker in een tijd waar realisme en naturalisme opgang maakten. Onbruikbaar voor herneming in deze tijd! Trouwens, de productie met overdadige decors en attributen en een massa spelers en figuranten zou onbetaalbaar zijn. Maar ik had het symfonieorkest dat inspeelt op het kloppen van de hamers op de aambeelden wel eens graag aan het werk gehoord!

de lauwerkrans, of Quinten massijs: titelpagina door alfred van neste (dbnl)

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Reineringen12.1 9
rafaël verhulst, foto in jezus de nazarener (1904) Karel van de woestijne (1878-1949), foto letterenhuis

De politieke toestand van 1893 deed Rafaël Verhulst besluiten om zijn talenten ter beschikking te stellen van de “serieuze” letterkunde. Hij was erg belezen en had ook de “klassieken” bestudeerd. Hij bewonderde de “hogere stijl” van Vondel, de veelzijdigheid van Multatuli en was ondertussen bevriend geraakt met succesauteur van toneelstukken Nestor de Tière (1856-1920). Diens “burgerlijke drama’s” als Roze Kate (1893) en Wilde Lea (1894) introduceerden het realisme (of “verisme”) in het nog altijd door de romantiek gedomineerde Vlaamse toneel. Hij was een wegbereider voor het grootste werk van het naturalisme, Het gezin Van Paemel (1903) van Cyriel Buysse.

Volk en Vorst (1894)

In 1893 moest er gestemd worden over de herziening van de grondwet, maar de “Constituante” verwierp de clausule van het algemeen stemrecht. Daardoor zou de positie van de behoudsgezinde partijen immers verzwakt worden. Dat leidde tot heftige stakingsgolven waarbij op de arbeiders werd geschoten. Dat jaar was ook de herdenking van de Franse Terreur van 1793 en de annexatie van ons land bij de nieuwe republiek. Tweemaal een reden om de Vlaamse strijd te activeren.

Zijn eerste worp op toneelgebied werd Volk en Vorst, een romantisch drama over een fictieve opstand in een middeleeuws koninkrijk. De jakobijnse leuzen van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid werden eeuwen terug in de tijd geprojecteerd. Hij maakte er een spektakel van met veel uiterlijk vertoon en actie, die een weerspiegeling moest zijn van het Schrikbewind in het Parijs van 1793-1794, en met als meest opvallende personage de priesteres Débora. Op het einde laat hij het monarchistische beginsel zegevieren.

In 1894 nog werd het stuk bekroond in de driejaarlijkse wedstrijd voor toneelletterkunde te Antwerpen. Deze erkenning sterkte hem in zijn ambitie om zich voortaan op zuiver letterkundig werk toe te leggen.

Hoogste Plicht (1899) was een toneelspel à la Balzac, met als thema de zwendelarijen en de ondergang van twee speculanten. Het werd aangekondigd als een “geprimeerd” stuk: dat verwijst naar het toen nog niet lang ingevoerde stelsel van premies of steungelden voor de verenigingen die een stuk voor het eerst opvoerden. Zo hoopte de Belgische Staat de Vlaamse Cultuur te steunen en te bevorderen en de toneelkringen aan te moedigen om de bewerkingen van minderwaardige buitenlandse (vooral Franse) producties te vermijden. Eigen werk eerst! Soms werden die “oorspronkelijke werken” slechts éénmaal opgevoerd, maar de premie was wel binnen!

Jezus de Nazarener (1904)

Verhulst verkoos zijn stof niet in de wereld van de boeren te zoeken. In navolging van zijn grote voorbeeld, de barokdichter en toneelschrijver Joost van den Vondel (met roots in het Antwerpse), nam hij niet de Griekse of Romeinse, maar de christelijke mythologie als uitgangspunt. Niet het Oude Testament (zoals Vondel met Adam in ballingschap) maar het Nieuwe Testament, meer bepaald de hoofdfiguur Jezus, de Nazarener. Daar waren in de loop van de negentiende eeuw enkele ophefmakende kritische studies over verschenen, zoals Ernest Renans Vie de Jésus (1863) en Histoire des origines du Christianisme  (8 volumes, 1866-1881). In 1897 oogstte Edmond Rostand enorm veel succes met de opvoering van La Samaritaine in het Parijse Théâtre de la Renaissance. Niet te verwonderen als je weet dat de rol van de Samaritaanse vrouw was geschreven voor Sarah Bernhardt en de auteur wereldberoemd was geworden met zijn Cyrano de Bergerac. Ook in Brussel werden er voorstellingen van gegeven.

10 Reineringen12.1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
affiche van mucha nazareth, illustratie van a . van neste in jezus de nazarener

Jezus de Nazarener (voltooid in augustus 1903) is een onconventioneel passiespel. Hoewel Christus centraal staat, ontwikkelt de actie zich vooral tussen de nevenfiguren, voor- en tegenstanders van Jezus’ leer. De conservatieve katholieken hadden het er moeilijk me. Toch wordt het werk in 1904 bekroond met zowel de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Toneelletterkunde als die van de stad Antwerpen.

Het eerste bedrijf speelt zich af bij het ouderlijk huis van Jezus. Hij komt Maria en Jozef bezoeken en weet dat hij hier nooit meer zal weerkeren. Hij heeft wonderen verricht en talrijke aanhangers gevonden voor zijn blijde boodschap. Maar er woekert ook haat, verpersoonlijkt door de schriftgeleerde Hanan.

Het tweede bedrijf is gesitueerd aan het meer van Gennesareth (dat) zilverig blikkert in den stillen manenacht. Het is ongeveer twee ure ’s morgens… Apostel Judas (de verrader) en Nicodemus (schriftgeleerde die het opneemt voor Jezus) voeren een gesprek over de Messias. Ook Maria Magdalena, een vrouw van lichte zeden, is aanwezig en wordt door Jezus gered. Het volk wil hem tot koning uitroepen, maar hij steekt van wal in de boot met Petrus. In het derde en vierde bedrijf trekt hij zegevierend Jeruzalem binnen, maar wordt vervolgens door Judas verraden, voor Pilatus gebracht, beschuldigd en veroordeeld. Ten slotte wordt hij naar Golgotha (Schedelberg, in het Latijn Calvaria) geleid.

Uit de kruisstoet maken zich de schuwe figuren los van Petrus en Judas. Een confrontatie die hen beiden verrast, en leidt tot een van de sterkste scènes van het drama.

Petrus: Judas!... gij!

Judas: Verlaten / Ben ik van God en mensch!

Voortgeerend langs de straten

En dronken van de wanhoop, sloop ik schuw naar hier!

Ik lijd zooveel! En mij verteert een schroeiend vier

Van smart en wroeging! Simon, heb toch medelijden

Met uwen broeder die eens neerzat aan uwe zijde

Ook als apostel! (…) Ja, ‘k heb zwaar misdaan,

Ik zie het nu, maar ‘k wist het niet!

Petrus: Gij hebt verraân

Den meester, hem geleverd aan Judeesche beulen!

Ga met de moordenaars en de overpriesters heulen!

Judas: Ik wist het niet!

Petrus: Gij wist wat hem gemoeten zou!

Judas: Ik wist het niet; ‘k was blind maar toch te goeder trouw.

Zij hebben mij gepaaid, belogen en bedrogen; Het was te laat reeds toen de schil viel van mijn oogen,

En ‘k zag hun toeleg niet.

Petrus: Zij wilden zijne dood Doch konden slechts in overleg met u, hun snood

Besluit ten uitvoer brengen. Maar gij zijt gesloken

Bij ons, en hebt dan sluw het aaklig spel bestoken.

Judas: Hij die de heimste roerselen des harten leest

En met zijn blik doorziet ’t gedichtsel van den geest,

Hij weet hoe blind ik was, maar hoe oprecht!

Petrus: Verrader, / Om geld verkocht ge uw meester! (…)

Nader / Mij niet! Gij waart de duivel midden ons; gij zijt De zoon van de verderfenis! Dat de aarde splijt’, En u verzwelg’.

Judas: Gij scheldt mij voor verrader, maar Wat deed gij zelf? Waar bleeft gij, Petrus, in ’t gevaar?

Petrus: Ons schuld is dat wij ons op uw trouw verlieten,

Daar gij, verkapt, Judeeër, liept met Sanhedrieten!

Judas: Maar Nicodemus durfde pleiten voor den heer!

’t Is waar, dat weet ge niet! Gij waart er toen niet meer.

Petrus: Maar dat de heer daar was, had hij aan u te wijten!

Judas: Gij kunt uw eigen schuld en wroeging niet verbijten.

Ik zocht de waarheid en de klare wegen Gods. Ik vond ze niet bij hem! Gij zijt de steenen rots Waarop hij roemde zijne kerk te zullen bouwen!

Wat moest den meester deze dwaze keus berouwen, Toen hij uw kloekigheid zag! Sla zelf u voor de borst, Gij die zijn glorie zaa gt en hem verloochnen dorst!

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Reineringen12.1 11

Petrus had inderdaad tot drie maal toe Jezus verloochend (en de haan laten kraaien). Iedereen heeft dus boter op zijn hoofd… De kruisiging gebeurt off screen. In de laatste scène die even later volgt horen we van een triomferende Hanan en een verslagen Nicodemus dat Jezus aan het kruis de geest heeft gegeven, juist terwijl de twee apostelen aan het ruzie maken waren.

Hoe moeilijk leesbaar het in onze tijd ook overkomt, Verhulsts versdrama werd bekroond met twee belangrijke prijzen, “want boven al, wat sedert eeuwen in Vlaanderen op toneelletterkundig gebied het licht zag, munt ‘Jezus de Nazarener’ uit door de majesteit van het onderwerp en de schoonheid van den vorm”, aldus het juryverslag.

Net aan die jury had Karel van de Woestijne – onze “grootste dichter na(ast) Gezelle” (L. Rens) – zijn twijfels. In een lang satirisch-kritisch artikel in het tijdschrift Vlaanderen (1905) besteedde hij de helft van de tekst aan de middelmatigheid, bekrompenheid en zelfingenomenheid van juryleden uit die tijd. Hij begreep nog altijd niet dat Starkadd (1898) van Alfred Hegenscheidt geen prijs werd toegewezen, met zijn Wagneriaans-Germaans burgerlijk-lyrisch stuk volgens de principes van Van Nu en Straks. Dus verdiende ook Verhulst die prijzen niet, vond hij. “En – de heer Verhulst is een zeer dom dramaturg. De schoonste scènes moffelt hij weg; er is niet eens een Tuin der Oliveten; Nicodemus komt om bekeerd te worden: de schrijver laat het tusschen de schermen gebeuren, en vervangt het door lastig gekibbel tusschen Judas en Petrus. (…) iets, is echter, dat bijna-algemeen wordt gemist: karakters. Dit zijn geen levens, waar geen rugge-graten zijn. (…) zijn jammerlijke Petrus, zijne lam-zoetsappige, onbegrijpende Maria, en vooral, vooral zijn onware Judas …”. Hij heeft alleen maar misprijzen voor Verhulsts werk als dichter en librettist (“ik vind dat hij zeer slechte verzen schrijft, al is hij rijk en handig van rijm”), toch geeft hij toe dat hij de indrukwekkende enscenering moet bewonderen. Nochtans heeft hij het stuk nooit zien opvoeren, zijn recensie is uitsluitend gebaseerd op zijn lectuur.

Lodewijk Dosfel (1881-1925, Vlaams rechtsgeleerde en letterkundige) is milder in zijn oordeel, dat hij in Dietsche Warande en Belfort (jaargang 1904) publiceert. Of toch genuanceerder: “Jezus, in Verhulst’s drama, is een edel mensch; dat Hij iets meer is, wordt niet geloochend, maar blijkt niet duidelijk uit het werk.” Hij verwijt Verhulst dat hij een vertekend beeld geeft van Petrus en betreurt zijn lage dunk over de andere apostelen. Maar “De oratorische tweegevechten tusschen Hanan en Nicodemus, zijn heerlijke brokken, welke tot het beste behooren, dat de wereldletterkunde voortbracht.” – “Judas is de meest, misschien de eenige, dramatische figuur in Verhulst’s werk; (…) Als letterkundig werk is Judas’ rol een meesterstuk.” Anderzijds is het feit dat die figuur gunstiger wordt voorgesteld dan Petrus, voor hem als katholiek een reden om het stuk te verfoeien. Qua taal en enscenering, erkent Dosfel, is het echter groots.

Ondanks alle heibel vond P.-J. D’Hoedt (destijds een autoriteit op het gebied van toneel) het een zeer mooi drama, maar het hoofdgebrek van het stuk was de titel, “omdat de hoofdfiguur te veel op den achtergrond wordt gelaten”. (Morgenstar, 1911) Hij had hem liever zien optreden als revolutionair en met de geselroede de sjacheraars uit de tempel laten wegdrijven. “Maar zoals Jezus de Nazarener daar vóór ons ligt, is het een mooi werk. (…) hij die er de schoonheden niet wil van inzien, handelt partijdig, oneerlijk. Wij durven gerust Jezus de Nazarener plaatsen bij het beste wat onze Zuid- en Noordnederlandsche toneelletterkunde bevat.”

En zo mogen we deze bespreking alvast in schoonheid beëindigen.

Genoeg voor vandaag. Volgende keer bespreken we het pièce de résistance van zijn oeuvre, Semini’s kinderen, en maken we een eindbalans.

12 Reineringen12.1
Frank Hellemans Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich de gekruisigde, door a . van neste in jezus de nazarener

Het sint-martinusKoor, Bij leven en welZijn (deel 3)

Sint-Martinuskoor: vierstemmig gemengd koor o.l.v. Lieve Verbeeck. Eindelijk kan het koor vanaf 1972 weer repeteren en uitvoeren zoals in zijn beste jaren onder leiding van een beroepsmusicus. Inderdaad, met Pasen van datzelfde jaar verschijnt Lieve Verbeeck op het toneel. Als laureaat van het Antwerpse conservatorium, met een attest paleografie en gregoriaans aan de Leuvense universiteit, is ze lerares aan de muziekacademies van Wilrijk en Hemiksem. Zij is de gedroomde figuur om het Sint-Martinuskoor naar een nieuw hoogtepunt te voeren. Nog een extra kwaliteit van haar: ze volgt ook orgelles en kan zo het koor begeleiden indien nodig terwijl Paul Gilot nog een hele tijd hulporganist blijft.

Feesten hoort er bij, zeker als in de families Boone en Verbeeck huwelijken worden gevierd. De vieringen worden door het koor feestelijk opgeluisterd. In een poging om het koor zo voltallig mogelijk samen te stellen organiseert toenmalig voorzitter H. De Dobbelaere samen met het koor een herdenkingsviering voor de overleden koorleden en nadien een samenkomst voor alle oud-leden en familie van de overleden zangers om zo herinneringen te kunnen uitwisselen. Het levert enkele nieuwe zangers op. Op de daaropvolgende Ceciliaviering in de St.-Jozefschool schuiven de koorleden aan voor een koud buffet.

Inschrijvingsstroken voor de Ceciliavieringen tonen sindsdien de veranderingen aan in de verschillende stemgroepen van sopranen en alten bij de vrouwen en tenoren en bassen bij de mannen.

Toch vermelden we ingetogen het overlijden van norbertijn E.H. Tarcies (Alfons) Valvekens op 28 september 1989, godsdienstleraar, hulponderpastoor in Sint-Martinus en trouw koorlid en zelfs een hele poos dirigent bij de gratie Gods. 1990 staat in de koorannalen geboekstaafd als 50 jaar Sint-Martinuskoor. In de Sint-Martinuskerk dirigeert Lieve Verbeeck haar koor met muziek van Vic Nees, Emiel Hullebroeck, Edward Elgar, Jef Van Hoof en Johannes Brahms, terwijl haar zangers samen met de Konsinjoorkes geleid door Trees Rohde het Gebed voor het Vaderland zingen en alle aanwezigen samen de tweede strofe zingen. Voeg daarbij harpmuziek van Kristien Jansen, dwarsfluit bespeeld door Wim Smet en orgelbegeleiding door Paul Gilot. Voorwaar een hoogtepunt. Zeker als je de ledenlijst van 1992 nog bekijkt met 33 zingende leden. Ook het requiemkoor met zijn 11 zangers moet vermeld worden. De toespraak van Roger Boone die 15 jaar Lieve Verbeeck als dirigente herdenkt, getuigt van klasse. In de Sint-Jozefkliniek te Mortsel verzorgt het koor een prachtig kerstconcert ter gelegenheid van dit gouden jubileum.

Tijdens de Ceciliaviering van 1994 worden Frans Van Elshocht en Henri Van linden extra in de bloemetjes gezet ter gelegenheid van hun 50 jaar koorlidmaatschap. De klap komt echter op Pasen 1995. Lieve Verbeeck, 18 jaar lang koorleidster en organiste, vraagt om ontslag van haar engagementen. Haar gezondheidstoestand brengt haar professionele carrière van lerares aan de muziekacademies van Hemiksem en Wilrijk en gemeentebeiaardierster in gevaar. De dokter vraagt om het vooral rustiger aan te doen en haar stem zoveel mogelijk te sparen.

Roger Boone die op de huldiging ten gemeentehuize mee het woord mag voeren verwoordt het zo: “We vergeten ook het werk vooraf niet, het zoeken naar nieuwe en gepaste muziek- en zangstukken, het instuderen ervan, het opstellen van de juiste programma’s. Hoeveel tijd je daarvoor uitgetrokken hebt, kunnen we niet inschatten.” Daarna stelt hij Heidi De Nef als opvolgster van Lieve Verbeeck voor. Zij speelt cello en piano en vormt samen met haar echtgenoot pianist en organist Koen de Bels een muzikaal duo.

De volgende jaren worden deze gedreven muzikanten bij hij koorleiding sporadisch ondersteund door diverse gelegenheidsorganisten als Luc Cornelis, André Moennaert, Paul Gilot, Paul Wyckmans en anderen.

Een jaar later in september 1996 kunnen de koorleden van Sint-Martinus intekenen op een huifkartocht die hen van Zandhoven naar Zoersel brengt voor een gezellig samenzijn. Helaas moet het koor ook van zijn vaste organist Paul Gilot afscheid nemen. Op de Ceciliaviering in november wordt hij uitvoerig bedankt voor de geleverde begeleidingsopdrachten gedurende tientallen jaren. Het wordt wel geen echt afscheid vermits men in noodgevallen

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Reineringen12.1 13
lieve verbeeck naast opvolgster Heidi de nef en zanger H. van linden

altijd een beroep op hem kan blijven doen, helaas niet meer week na week zoals voorheen. Uit de toespraak van dirigent Roger Boone kunnen we enkele interessante weetjes over het Sint-Martinuskoor halen als daar zijn:

Frans Van Elshocht, onze zingende ere-commissaris, is al 56 jaar lid;

Henri Van linden, “den bakker”, kwam in 1950 in Kontich wonen en de zondag nadien stond hij al zijn (koor) mannetje;

Paul Verbeeck (vader van de dirigente) en zijn echtgenote zingen sedert 1970 mee in het koor;

het koor viert voor de negende maal Cecilia in het KWB-lokaal en de kookclub van deze socio-culturele vereniging verzorgt voor de negende keer het feestmaal; als voorzitter zorgt Roger Boone voor de leiding en de instudering, wanneer Koen of Heidi noodgedwongen zich soms afwezig dienen te melden. Louis Mariën is als voorzitter aangeduid door de grote groep en Frans Van Elshocht als secretaris. Samen vormen zij een triumviraat dat het koor leidt.

Wanneer Paul Wyckmans, dirigent-organist in de Sint-Ritakerk, omwille van gewijzigde beroepsbezigheden in Brussel gaat werken, blijkt de combinatie beroep-hobby voor hem niet langer werkbaar en de zanger(es)s(en) van dit beperkte parochiekoor worden uitgenodigd om in de hoofdkerk te komen meezingen. En ja, als bewijs hiervan werden ze na een jaar als koorlid op de lijst van het SintMartinuskoor ingeschreven bij de deelnemers aan de Ceciliaviering. Sopranen Maria Ceulemans, Roza Lemmens en Maria Willems, tenoren Frans Bertels en Marcel Verrelst en bas Frans Bouwens maken de overstap, maar blijven trouw aan hun Sint-Ritakerk en verzorgen ook daar mee de diensten. Jaklien Onzia komt meezingen en iedereen weet dan dat toneel aan de orde komt. Samen met Greta Brion en Roger Boone voeren ze de sketch van “Adam en Eva in het aards paradijs” op. Tussen soep en hoofdgerecht?

In 1999 trekt het Sint-Martinuskoor naar Lille in de Antwerpse Kempen voor een heuse heksenwandeling van 3 km. Zaklampen zijn er verboden!

14 Reineringen12.1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich wij zijn dol op de bossen
Koen de Bels begeleidt het sint- martinuskoor achter het johannesorgel

Deken Rik Boeckx neemt ontslag in Kontich. E.H. Jos Kempenaers, pastoor in Lint, zal hem opvolgen. Bij afwezigheid van de nieuwe deken in de tussenperiode zien we E.H. Van de Poel verschijnen, oorspronkelijk afkomstig uit Sint-Katelijne-Waver, ooit zelfs deken van Malle-Zoersel. Ook de onderpastoors van weleer krijgen tegenwoordig veel sneller andere taken.

Op de jaarlijkse Ceciliaviering leren we dat onderpastoor E.H. Kempenaers als aalmoezenier van de scouts in Berlaar de totem “Hardnekkige Ooievaar” kreeg. Was het ditmaal Jaklien die het niet kon laten om De wandelclub van Jasperina De Jongh op te voeren, vergezeld van de nodige acolieten? De eerste twee links doen ons zowaar denken aan de ere-commissaris en de dirigent, of heb ik het mis?

Frans Van Elshocht voor zijn zestig jaar en Henri Van linden voor zijn vijftig jaar muzikale inzet ontvangen van onze bisschop Paul Van den Berghe een door hem ondertekende oorkonde die op het feest aan hen wordt overhandigd samen met het Sint-Rumoldus-erekruis dat plechtig wordt opgespeld. De foto’s van beide ‘koormonumenten’ werden al in deel 2 gepubliceerd.

Enkele jaren later nemen Heidi De Nef en Koen de Bels afscheid van het koor. Zij bouwen gestaag verder aan een muzikale carrière, ook samen als duo ‘Muziekopluistering De Nef’. Roger Boone neemt definitief de koorleiding op zich.

Buiten de uitvoerige bundels met alle gegevens over de Ceciliavieringen en de jaarlijkse ledenlijsten vinden we jammer genoeg geen muzikale notities meer. Het koor verzorgt de erediensten van de eigen parochiekerk SintMartinus, beheerst een hele trits Nederlandstalige psalmen, een serie missen en het requiemkoor verzorgt de begravingen met gregoriaanse gezangen of een eigen specifiek repertorium.

Het laatste document in het koorarchief vinden we terug in 2008, namelijk de oorkonde met felicitaties vanwege onze bisschop, Paul Van den Berghe, opgesteld voor zangeres Magda Meulenberghs.

Hier eindigen we voorlopig dit overzicht van het SintMartinuskoor. Verder onderzoek zal ons zeker de rol van het Altenakoor leren kennen, die bij de ontwijding van HUN Altenakapel elke vierde zondag van de maand optreden in Sint-Martinus, onder leiding van hun bezielde stichter André Moennaert. Ook het vrijwilligerskoor dat uit zangers van Sint-Martinus werd gevormd en alle lof verdient voor hun engagement zal hierbij aan bod komen. Zij zingen nog steeds op de eerste, tweede en vijfde zondag van de maand, begeleid door Koen Herreman en ondergetekende.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Reineringen12.1 15
roger Boone als dirigent en strak in het pak als feestleider op de ceciliaviering deken e .H. jos Kempenaers leest de laudatio voor op cecilia

actieve HeemKundigen in lint PuBliceren …

Bij de herdenking van 150 jaar gemeente Lint en 45 jaar heemkundige kring “Eugeen Goeyvaerts” willen we als kring uit de buurgemeente Kontich gemeende felicitaties uitspreken, zoals het een moedergemeente past, die vertederd naar haar kind kijkt dat het ouderlijke nest heeft verlaten.

titelblad van de publicatie ‘ van gehucht tot gemeente’ de titelbladzijde van ‘lintse feestzalen van weleer’

Inderdaad, anderhalve eeuw geleden konden de inwoners van Lint eindelijk tevreden terugkijken op vijftien jaar van rusteloze actie om er de Belgische en provinciale overheden van te overtuigen om het gehucht ‘Linth’ te laten zelfstandig worden en af te scheiden van zijn moedergemeente Kontich en voortaan als aparte gemeente Lint verder te leven.

De heemkundige kring van Lint ‘Eugeen Goeyvaerts’ nam deze gelegenheid te baat om in dit feestjaar de aandacht van alle geïnteresseerden te wekken door een aantal aspecten van het Lintse verleden in dit coronajaar toch feestelijk in de verf te zetten. Als Kontichse kring willen we graag ruimte scheppen om deze publicaties bij alle heemkundig gevoelige inwoners kenbaar te maken.

Vorig jaar al kwam de splitsing aan bod in een inhoudelijk sterke chronologisch opgebouwde publicatie van de hand van Edward Hertogs. Voor curieuzeneuzen, het werk kost 20 euro.

In een fotoboek onder de titel ‘LINT, ons dorp vroeger en nu’ zijn de auteurs erin geslaagd alle Lintse straten af te stappen, en vertrekkend van oude foto’s en postkaarten, vanuit dezelfde hoek de huidige toestand weer te geven, zowel in zwart-wit als in kleur. Pieter Celis tekende voor de foto’s en de fraaie lay-out. Alles telkens voorzien van een bondige historisch gefundeerde toelichting van Wannes De Vleesschouwer. Voor 25 euro kan dit fotoboek het uwe worden.

Een derde interessante uitgave handelt over de ‘Lintse feestzalen van weleer’ en hierin spitst auteur Eddy Hertogs zich toe op de periode van het interbellum (1918-1940), waarin een aantal cafés in hun tuin zalen uitbouwden om het feestende en dansende Lintse volkje bij communie, doop, huwelijk, jubileum en overlijden te kunnen spijzen en

16 Reineringen12.1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

daarnaast tijdens de kermis het uitbundige volkje aan de zwier (en de pint) te houden. Bestellen kan via mail guido.beyens@telenet.be of telefonisch 03 455 50 40 en betalen op rekeningnummer BE11 9501 3158 2148 van heemkundige kring Lint.

En nog is het niet gedaan. Nog twee uitgaven zijn in ontwikkeling: Bekende en volkse cafés komen zeker nog aan bod, samen met Lintse kermissen en processies. Voorwaar een knappe prestatie!

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor
Heemkunde
Kontich Reineringen12.1 17
stijve kaft met als titel ‘ lint, ons dorp vroeger en nu’

errare Humanum est …

De auteurs en de redactie doen altijd hun best om correcte informatie aan te leveren. Dat lijkt een eenvoudige opdracht, maar dat is niet altijd vanzelfsprekend. Onleesbaar handschrift, afgescheurde of uitgewiste stukjes tekst, tegenstrijdige bronnen (fake news?), ... Fotobronnen zijn vaak nog moeilijker. En dan hebben we het niet over gefotoshopte afbeeldingen, alhoewel dat begin vorige eeuw ook al gebeurde. Groepsfoto’s bijvoorbeeld waar de afwezigen gewoon werden bijgekleefd (overtuig jezelf daarvan in ons museum). Neen, het grootste probleem bij foto’s zijn de namen. Bij de meeste foto’s in ons archief staan geen namen. Voor publicatie of archivering proberen we die dan te “reconstrueren”. Maar dat is natuurlijk niet evident. Fouten zijn heel snel gemaakt: haperend geheugen, afantasie, gelijkenissen, onvoldoende terreinkennis, slechte foto, grimassen, half verborgen aangezichten, …, er zijn zoveel redenen waarom er namen ontbreken of fout zijn. Een fout is sneller gemaakt dan rechtgezet.

Met bijgaande foto bij het artikel van Paul Wyckmans over het Sint-Martinuskoor is dat in ons vorig nummer gebeurd. Er kwam reactie en die reactie veroorzaakte een kettingreactie aan mails. Meer dan dertig mails (en ook heel wat telefoongesprekken) toonden aan dat het voorgaande klopt. Eerbiedwaardige “inboorlingen” van dit dorp geraakten het maar niet eens over enkele namen. De zekerheid waarmee soms namen bij verschillende personen werden geponeerd bewijst dat we heel erg voorzichtig moeten zijn op weg naar de “uiteindelijke en finale” waarheid. Toch hopen we dat we bij deze foto nu met de definitieve versie kunnen uitpakken en dat de juiste namen bij de juiste personen zijn terechtgekomen.

We bedanken Herman Sermeus, Jaklien Onzia, Paul Wyckmans en Leo Van linden bij onze zoektocht naar gerechtvaardigde identificatie. Je vindt het resultaat hierbij.

Moraal van het verhaal: gebruik de achterkant van de foto om de afgebeelde personen te benoemen. Want het is niet zo dat jouw kinderen en kleinkinderen je tantes en andere overgrootouders zullen herkennen, laat staan personen die jij op een groepsreis hebt ontmoet. Waardevolle foto’s kunnen daardoor als erfgoedmateriaal waardeloos worden. En de digitale fotografie zal dat probleem waarschijnlijk alleen maar vergroten. Neem de som op de proef en haal je oudste fotoalbum uit de kast. Een nostalgisch moment, maar tegelijk het geschikte ogenblik om de juiste naam op de juiste kop te plakken. Zoals wij nu hopelijk hebben gedaan.

Case closed.

1. jan cornille;

jef vuylsteke de laps;

Hubert mariën;

renaat veremans; 5. pastoor-deken verrijdt; 6. e .H. tarcies valvekens; 7. aloïs Pas; 8. remi verthongen; 9. Paul Hens (‘allumeurkes gastuis’);

august janssens; 11. rené/renaat torfs; 12. walter minnebach; 13. frans/sooi Quadens; 14. jean janssens; 15. gustaaf onzia; 16. august teugels; 17. marcel verschueren; 18. e .H. l aureyssens; 19. alphonse Quadens; 20. aloïs jacobs; 21. Henri van linden; 22. willem minnebach; 23. frans van elshocht.

18 Reineringen12.1
Paul Catteeuw Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
2.
3.
4.
10.

150 jaar Davidsfonds

In 2025 zal de cultuurvereniging DAVIDSFONDS 150 jaar bestaan. Een reden voor deze vereniging om even een cultuurschets van haar werking op te hangen. Drie grote gebeurtenissen in de haar geschiedenis hebben voor lacunes gezorgd : de grote oorlog 1914-1918 de pandemie – Spaanse griep 1918-1920 de branden in de Universiteitsbibliotheek van Leuven. We zoeken naar uitgaven van boeken e.a. voor de periode 1875 – 1945, die in de private bibliotheken nog te vinden zijn, om die mee te verwerken.

Kun je ons helpen, laat het dan weten aan Herman Sermeus, 03 457 31 49 (Davidsfonds Kontich).

activiteiten K alender en n ieuws

Museum voor heem- en oudheidkunde: wegens COVID-19 is het museum tot nader order gesloten. Bezoek ook onze site www.museumkontich.be voor het laatste nieuws, alle activiteiten en de verhalen uit het gemeentelijk contactblad (Heemkundige sprokkelingen) of uit Kontich-Waarloos Vroeger en Nu. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. Activiteiten

Lezingen in samenwerking met de Gemeentelijke Erfgoedraad

Cultuurhuis Altena:

• 14-09-2021 Lezing archeologie

• 21-10-2021 Paul Wyckmans: Joodse meisjes in Altena tussen hoop en vrees

• 10-11-2021 Bruno Dewever: Kontich en het verzet, n.a.v. 75 jaar bevrijding

• Voorjaar 2022 Paul Catteeuw: Over heksen, reuzen en andere witte vrouwen: volksverhalen in en uit Kontich en Waarloos

• Najaar 2022 Hans Geybels: Volksdevotie

• voorjaar 2023 Paul Catteeuw: Kontich en erfgoed: hoe waardevol is onze gemeente (niet)? Abonnees van Reineringen – vrienden van het museum Graag houden we jullie op de hoogte van al onze activiteiten en publicaties. Dit is echter enkel mogelijk als u ons uw e-mailadres bezorgt via reineringen@gmail.com. Uiteraard kan u zich altijd laten uitschrijven op eenvoudig verzoek aan hetzelfde mailadres.

Facebook

Je vindt onze heemkundige kring nu ook op Facebook. We posten er op regelmatige basis foto’s uit de oude (en nieuwe doos). Enkele honderden mensen hebben de weg al gevonden. Hoe geraak je erbij? Zoek gewoon onder “Kontichse historische weetjes”. Ook op LinkedIn zijn we aanwezig. Daar vind je berichten i.v.m. de heemkundige kring.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

Retouradres: Koninklijke Kring voor Heemkunde Duivenstraat 22 2550 KONTICH

Reineringen 12 (2021), 1 Driemaandelijks (januari - maart 2021) Afgiftekantoor Herzele P 912187 - Herzele

INHOUDSTAFEL:

Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 Herinneringen van een Kontichs meisje aan de Tweede Wereldoorlog Pagina 8 Raf(aël) Verhulst en de Canon Pagina 13 Het Sint-Martinuskoor, bij leven en welzijn (deel 3) Pagina 16 Actieve heemkundigen in Lint publiceren … Pagina 18 Errare humanum est … Pagina 19 Activiteitenkalender en nieuws

Colofon

Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 12 (2021), 1 ISSN 2033-2742

Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans

Eindredactie: Paul Catteeuw Druk: Editoo, Erpe-Mere Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich

Correspondentieadres: reineringen@gmail.com

© 2021 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 20 euro. Te betalen op rekeningnummer BE77 4155-0442-2142 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2021”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB. Voor een los nummer betaal je 5 euro Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen.

Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com

Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.