Reineringen
Duivenstraat 22
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 4, nummer 3 - 4 (sept. - dec. 2013)
H
Voorwoord
ET HEEFT deze keer wat langer geduurd. Omwille van praktische omstandigheden is het nummer drie niet verschenen, maar we maken dit goed met een extranummer, dubbel zo dik als anders. We hopen dat we daarmee onze redactieschuld hebben ingelost. Dit nummer biedt in ieder geval heel wat variatie. Aangezien we niet voorbij kunnen aan wat ons de volgende vier jaar te wachten staat, lossen we in dit nummer een schot voor de boeg. We hebben deze beeldspraak wel degelijk met opzet gekozen, want we schenken nu al onze aandacht aan de Eerste Wereldoorlog. Professor Alex Vanneste is een romanist met naam en faam, maar hij is ook gebeten door de Eerste Wereldoorlog. Eerder dan de militaire maneuvers in de Westhoek is Vanneste geïnteresseerd en gespecialiseerd in een ander facet van de Groote Oorlog. Overal ten lande geeft hij nu uiteenzettingen over de moordende elektrische draad die België van het neutrale Nederland afscheidde en voor honderden doden zorgde. Zijn artikel is een voorproefje van zijn referaat dat hij op 9 mei 2014 in de Altenakapel komt brengen. Het wordt meteen de eerste evenement in een rij van herdenkingen, waarbij we vooral Kontich centraal zullen stellen. In de marge hiervan presenteren we ook de recensie die Paul Catteeuw schreef voor het tijdschrift Volkskunde. Ze gaat over een onlangs verschenen e-book over het leven van Margriet Ballegeer, een Kontichs meisje uit de Magdalenastraat, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog boven zichzelf uitsteeg en als spionne probeerde om de (troepen) bewegingen van de Duitsers vast te leggen. Haar kleindochter, de Engelse Janet Dean, tekende haar bewogen levensgeschiedenis op (en gaf het uit). De publicatie haalde zelfs de BBC. In de komende maanden en jaren zal Margriet een centrale plaats innemen in onze herdenking van 1914-1918, want als we zien wat die dame heeft gedaan in haar leven, dan kunnen we gewoonweg niet om haar heen. Verder besteden we aandacht aan de Kontichse muziekscene van de jaren 60 en 70. The Sky Larks mogen dan geen echte leeuweriken zijn geweest, ze bleken toch menig Kontichs meisjeshart wat sneller te doen kloppen. Als live band waren ze heel succesrijk, maar staan ze ook model voor wat er overal in Vlaanderen op dat ogenblik gebeurde met de komst van de rockmuziek. Bob Verrijcken leidt ons back stage rond. Na een korte onderbreking knopen we weer aan bij de herinneringen van Joseph Van Passen, vader van. Ditmaal is hij aandachtig toehoorder en commentator bij een lezing in de kring 63 jaar geleden. De beschrijving van de Magdalenastraat in de eerste helft van vorige eeuw wordt aangevuld met informatie die een team eminences grises o.l.v. Agnes Dehandschutter in de 21e eeuw verzamelde. Het hoeft geen betoog dat er een ware revolutie heeft plaats gevonden, want we kunnen alleen maar met verwondering vaststellen dat we nu in hetzelfde dorp leven als dat van toen in vorige eeuw.
Dat Kontich iets met treinen, spoorwegen en stations heeft, is een publiek geheim. In dit nummer presenteert Paul Wyckmans het vijfde deel van de spoorwegen in Kontich. We reizen deze keer naar Lier en merken daarbij dat ook toen bouwprojecten niet altijd van een leien dakje (of spoortje) liepen. Paul Catteeuw heeft het over een kanon. Niet uit de Eerste Wereldoorlog, maar een kleiner model waarmee men op de vooravond van een huwelijk het gebuurte opschrikte en probeerde om met bier stilte af te kopen. Dit gebruik gaat echter eeuwen terug in het verleden en bevestigt de Germaanse oorsprong van onze streken. Op de foto prijkt de doodenhof aan de Duffelsesteenweg. Eigenlijk zijn we dat uit het oog verloren. Maar het kerkhof is precies 100 jaar oud. Als Wiedergutmachung publiceren we in ieder geval hier al een foto en in een van de volgende nummers komen we zeker terug op de centenaire van de Kontichse begraafplaats. We wensen jullie niet enkel veel leesplezier, maar tevens een witte Kerst en vrolijke eindejaarsfeesten. Paul Catteeuw
De moordende elektrische draadversperring aan de Belgisch-Nederlandse grens tijdens de Groote Oorlog
N
Nach Holland waren Tür und Tor geöffnet
4.3 .4
-4
2
en
ng
eri
in Re
A DE Duitse inval op 4 augustus 1914 duurde het eigenlijk zowat twee maanden alvorens ons land volledig bezet was. Toen het Belgisch leger zich begin oktober teruggetrokken had achter de IJzer en achter wat later de Ieperboog zou genoemd worden, waren slechts twee stukjes België vrij gebleven: het gebied ten westen van de frontlijn en het in Nederland gelegen enclavedorp Baarle-Hertog - dat overigens administratief werd ingedeeld bij het arrondissement Veurne. Belgische burgers in bezet gebied konden geen kant meer uit. De kuststrook maakte deel uit van het Marinegebiet waar een bijzonder streng toezicht heerste. Met uitzondering van de Belgisch-Nederlandse rijksgrens was België ingesloten Foto 1 door oorlogvoerende landen. De 449,5 km lange Belgisch-Nederlandse grens, met Zeeuws-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg, was dan ook de enige grens tussen oorlog en vrede. Wie aan de andere kant van die grens geraakte, vond vrede en ontsnapte aan de oorlogsellende. Natuurlijk heeft de bezetter van bij de aanvang van de oorlog gepoogd om die grens af te sluiten. Maar dat was geen sinecure. Een eenvoudig rekensommetje laat ons toe dat te illustreren. Als je om de 100 m een grenswachter zou plaatsen die twee keer per dag werden afgelost (a.h.w. in 3 ploegen), dan had je ruim 13.000 manschappen nodig - zonder rekening te houden met officieren en onderofficieren, logistieke ondersteuning, enz. Het moge dan ook duidelijk zijn dat de bewaking van de BelgischFoto 2 Nederlandse grens nogal wat “gaten” vertoonde, vooral in bosrijke of moerassige gebieden, op de heide, enz. Dat wordt ten overvloede aangetoond door de talrijke voor de Duitsers uiteraard niet toelaatbare en zeer hinderlijke grensactiviteiten van diverse aard. Na de oproepen van koning Albert I en kardinaal Mercier om zoveel mogelijk weerbare mannen aan het westelijk front te krijgen, trokken duizenden jonge en oudere mannen naar de IJzer om zich bij het Belgisch leger te voegen. Begin 1915 zouden het er al verschillende duizenden zijn, en over de ganse oorlogsperiode ruim 30.000. Wie in Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
en
4.3
-4
.4
Nederland geraakte, werd meestal in Vlissingen op een schip gezet, voer naar Folkestone, kreeg daar een korte militaire opleiding en werd dan naar Noord-Franrkijk gevaren om daar toegewezen te worden aan eenheden aan het front. Verder hadden de geallieerden de centrale continentale inlichtingendiensten in Nederland gevestigd, aanvankelijk in Vlissingen en later in Rotterdam. Vanuit Nederland organiseerden de intergeallieerde inlichtingendiensten, o.l.v. de Foto 3 Britten, alle mogelijke vormen van spionage in bezet gebied: vooral spoorwegobservatie maar ook territoriale en vliegtuigobservatie. De ruim 7.000 in België actieve geheime agenten - waaronder ook de Kontichse Margriet Ballegeer - zorgden constant voor informatie die over bezet gebied naar de grens werd gebracht en daar dan werd “overgesmokkeld”. Alles werd gecentraliseerd op de staf van de in Nederland gevestigde inlichtingendiensten, gedecodeerd en geanalyseerd, op zijn belang geëvalueerd en eventueel overgemaakt aan de militaire staven in Groot-Brittannië. Vanaf de periode waarin het Belgisch leger achter de IJzer had post gevat, werden er in bezet gebied clandestiene postdiensten opgericht. Vrijwilligers verzamelden over gans het land post bestemd voor frontsoldaten, brievendragers zorgden ervoor dat de post de grens bereikte en brievensmokkelaars brachten ze over de grens. Vanaf dan volgde de post ongeveer hetzelfde traject als dat van de oorlogsvrijwilligers. In Frankrijk zorgden speciaal hiertoe aangeduide militairen voor de Foto 4 postbedeling onder de militairen. De terugkeerpost volgde precies het omgekeerd traject. Zowel frontsoldaten als familieleden in bezet gebied hebben in deze karige post heel wat soelaas gevonden. De Duitsers hoopten wellicht eveneens dat zij door het bouwen van de geduchte versperring desertie uit eigen rangen konden tegengaan. Nadat de Duitsers zich tijdens de inval in de zogenaamde martelaarsteden vaak op barbaarse wijze hadden gedragen - zowat 4.000 burgers werden willekeurig omgebracht - vluchtten tal van Belgen naar Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Vooral naar aanleiding van het beleg van en de bombardementen op Antwerpen verliet een indrukwekkende groep landgenoten het land. Een miljoen landgenoten vluchtte naar Nederland, bijna 350.000 naar Frankrijk en bijna 250.000 naar Groot-Brittannië. En hoewel het grootste deel van de naar Nederland gevluchte Belgen tegen het begin van 1915 reeds naar België was teruggekomen, verbleven er tijdens de Foto 5 oorlog toch ruim 100.000 Belgen bij onze noorderburen; een aantal vluchtte ook nog tijdens de oorlog. Aan de grens werd ook duchtig gesmokkeld. De door de oorlogstoestand heersende schaarste werkte natuurlijk de smokkelhandel in de hand. Hierbij werd door alle partijen gesmokkeld: Belgen, Nederlanders en Duitsers.
3
De Belgen worden ingekooid
4.3 .4
-4
4
en
ng
eri
in Re
Met tal van deze grensactiviteiten konden de Duitsers uiteraard niet lachen. Zuivere mankracht was duidelijk onvoldoende om de grens met Nederland af te sluiten. Vandaar de beslissing om de ganse grens af te zetten met een onder een spanning van 2.000 volt staande elektrische versperring. Met de bouw ervan werd begonnen in het late voorjaar van 1915, maar op sommige plaatsen was de versperring evenwel pas in de loop van 1916 klaar. De versperring werd gebouwd door vooral Landsturm Pioniere, militairen van rond de 40 jaar oud en behorend tot de genietroepen. Het waren overigens ook meestal diezelfde troepen die tijdens de oorlog instonden voor de bewaking en het onderhoud van de versperring. De spanning werd betrokken uit Duitsland (voor de Voerstreek) en uit grote of kleine bedrijven langs de grens; er waren toen Foto 6 immers nog geen grote elektriciteitscentrales. De versperring telde tussen de 3 à 4 tot 8 à 10 draden, naargelang van de omstandigheden. Aan beide zijden van de onder spanning staande versperring werd een laterale beschermende versperring gebouwd, die niet onder spanning stond. Langs het hek stonden op regelmatige afstanden schakelhuisjes Schalthäuser - van waaruit de centrale versperring werd beheerd. Op vele plaatsen stonden immers niet altijd alle draden versperring onder spanning. Een voor een bepaald traject verantwoordelijke officier bepaalde vanuit een schakelhuisje welke draden onder spanning werden gezet, en voor hoe lang. Deze houten barakken dienden ook als wachthuisjes voor de bewakingseenheden. Aan de Zeeuws-Vlaamse grens werden er even bijna nergens dergelijke schakelhuisjes gebouwd: de grensbewakingstroepen gebruikten daar meestal langs de grens staande woningen waarvan ze de bewoners hadden uitgedreven. De versperring stond uiteraard altijd op Belgisch grondgebied, en meestal dicht bij de rijksgrens. Toch werden langs de grillige grens soms grote stukken Belgisch grondgebied afgesneden: er ontstond dan een soort niemandsland tussen de versperring en de grens. Dat was onder meer het geval met de drie “bulten” in de Antwerpse Noorderkempen. Foto 7 Een dergelijk niemandsland was evenwel evenzeer bezet gebied. Soms lagen er volledige dorpen in een dergelijke zone - o.a. Essen, Hamont, Achel, enz. - waar dan natuurlijk ook Duitse militairen waren ingekwartierd De versperring werd dag en nacht bewaakt door grenswachters en patrouilleurs; ‘s nacht werden de effectieven meestal verdubbeld of op zijn minst verhoogd. Niet zelden gebruikte men politiehonden. De wacht werd altijd opgetrokken met geladen wapens: wanneer een verdachte in de omgeving van de versperring niet reageerde op een eerste sommatie moest er meteen gevuurd worden. Burgers en zelfs militairen die niet behoorden tot de grensbewakingstroepen kregen geen toegang tot de zogenaamde Grenzstreifen of Todesstreifen, een zone van 100 tot soms wel 500 m landinwaarts langs de grens en versperring. In het iets uitgebreider Grenzgebiet - een zone van ongeveer 3 km langs de rijksgrens - golden overigens niet malse toegangs- en controleregels die perfect te vergelijken waren met de strenge vrijheidsberovende maatregelen in het Operationsgebiet (bij het front), het Marinegebiet (langs de kust) of het Etappengebiet (grosso modo Oost-Vlaanderen). Binnen de Grenzstreifen zowel als het Grenzgebiet werd overigens constant door de Duitsers gepatrouilleerd, op zoek naar vluchtelingen, smokkelaars, agenten van de inlichtingendiensten en brievensmokkelaars. Aan verschillende verkeers- en spoorwegen naar Nederland heeft de bezetter streng bewaakte poorten in de versperring geplaatst, waarvan sommige enkel voor burgers en andere enkel voor militairen waren bestemd. Zo was het mogelijk om bepaalde levensmiddelen uit Nederland op gecontroleerde wijze aan de grens af te zetten, werd het niemandsland bereikbaar voor de militairen en konden burgers in uitzonderlijke omstandigheden soms de toelating krijgen om voor korte tijd even naar Nederland te gaan, bijvoorbeeld om een zieke verwante te bezoeken of een begrafenis bij te wonen. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Nederland onbereikbaar? Dat dacht u maar ...
Al snel na de bouw van de elektrische draadversperring werden allerlei technieken ontwikkeld om alsnog erover of erdoor te geraken, vaak met de hulp of het advies van de intergeallieerde inlichtingendiensten in Nederland. De spionage moest kunnen doorgaan, oorlogsvrijwilligers moesten tot in Vlissingen geraken, de clandestiene post was zo belangrijk dat hij niet kon stilgelegd worden, tal van burgers - vaak opgejaagd door de bezetter - wilden alsnog Nederland bereiken, en de smokkelaars wensten hun nuttige of lucratieve praktijken verderzetten. Wie over de versperring wilde geraken deed dat op eigen houtje of deed beroep op specialisten, de zogenaamde passeurs of grensgidsen, vaak gewezen smokkelaars. Zij kenden de omgeving van de versperring zeer goed, beter dan de grensbewakers, kenden de uren van de aflossing van de wacht, wisten waar het redelijk gemakkelijk of, integendeel, gevaarlijk was om door de versperring te geraken en beheersten verschillende technieken om de draad te lijf te gaan. Soms gebruikte men wollen dekens die men tussen twee opeenvolgende draden wikkelde. Anderen groeven een sleufje onder de laagste draad en kropen aldus onder de versperring door. Nog anderen gebruikten een of twee laddertjes om over de draden te klauteren. Sommigen sprongen er met een polsstok over. Men kon ook aan de hand van een stok met een mik de onderste draad optillen zodat er meer ruimte ontstond om er onderdoor te kruipen. Men kroop door een tussen de onderste en tweede draad geknelde houten fietsvelg of door een ton waarvan onder- en bovenkant waren uitgeslagen. Een opplooibaar houten en geïsoleerd passeursraam deed ook goede diensten, net als een geïsoleerde hefboomkniptang waarmee de draden konden worden doorgeknipt. Maar vooral omkoperij van enkele grenswachters - die de spanning gedurende enkele minuten uitschakelden en/of even de andere kant uitkeken - was een redelijk veilige wijze om door de versperring te geraken. Het lijkt alsof het met al deze technieken gemakkelijk was om de versperring te trotseren. Niets is evenwel minder waar. Men mag immers niet vergeten dat de versperring voortdurend bewaakt werd door meestal alerte en schietgrage militairen. Wie bijvoorbeeld een fietsvelg tussen de draden knelde, liep het gevaar dat er op elk ogenblik een grenswachter kwam aangelopen. Wanneer met een tang enkele draden werden doorgeknipt, ging er meteen een alarm af, enz. Neem daarbij dat de meesten die door de versperring probeerden te trekken in feite stijf stonden van schrik voor de moordende elektriciteit en snel in paniek sloegen; enkel gehaaide smokkelaars en passeurs ontsnapten enigszins aan dat soort stress. Het is dan ook niet te verwonderen dat er aan de versperring heel wat dodelijke slachtoffers vielen. Momenteel beschikken wij over een gedocumenteerde lijst van ongeveer duizend slachtoffers: wie ze zijn, hoe oud ze waren, in welke omstandigheden ze omkwamen en waar ze de dood vonden. Daar zijn volwassenen zowel als kinderen bij, mannen zowel als vrouwen, Belgen (ongeveer de helft), Duitsers (deserteurs en onvoorzichtige grenswachters; ongeveer een vierde), Nederlanders (vooral smokkelaars), Fransen, Britten en Russen. Foto 8
Uit de vergetelheid gehaald
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
-4
en
4.3
O.m. wat de spionage betreft is er nog heel wat nuttig werk te doen. Zo werd er onlangs nog een boek gepubliceerd over een toch wel belangrijke Kontichse agente van de geallieerde inlichtingendiensten. Janet Dean schreef de biografie van het grootmoeder, Margriet Ballegeer, dochter van de toenmalige Kontichse politiecommissaris van Kontich, Frederik Ballegeer uit de Magdalenastraat (in 2013 als elektronisch boek gepubliceerd bij Amazon: Spying in World War I. The True Story of Margriet Ballegeer). Bij de aanvang van de oorlog vluchtte Margriet naar Nederland waar ze zich, bij de opvang van Belgische vluchtelingen, ten dienste stelde van het Rode Kruis. Zij kwam evenwel snel terug naar België waar ze zich meteen nuttig maakte in de verzets- en spionagediensten. Zij werd gearresteerd maar kwam
.4
In de traditionele geschiedschrijving over de Eerste Wereldoorlog werd zo goed als geen aandacht besteed aan deze moordende versperring. De aandacht van de historici ging immers hoofdzakelijk naar de militaire feiten – vooral, en terecht, naar de tragedie in de Westhoek - naar de inval en opmars van de Duitsers. Aan de bezetting in ons land, bijvoorbeeld, werd minder aandacht besteed en zeker niet aan wat er ver van het westelijk front gebeurde, aan de andere kant van het land, aan de Nederlandse grens - wat wij graag het tweede front noemen. De aandacht die wij graag besteden aan de grensversperring past dan ook in een recente tendens om ook andere aspecten van de oorlog te belichten: de problematiek van de vluchtelingen, de spionage, de clandestiene post, de sociale gevolgen van de bezetting. Kortom om het - met alle respect - eens niet uitsluitend te hebben over de veldslagen, de generaals en de militairen.
5
redelijk snel terug vrij. Dat belette haar echter niet om zich opnieuw ten dienste te stellen van de inlichtingendiensten, nu van het belangrijk netwerk van M82, Henri Van Bergen. Van die dienst maakten ook pastoor Felix Moons, pastoor van Winksele-Delle, en enkele andere agenten deel uit. De meesten van hen werden gearresteerd en door de Duitsers gefusilleerd in Fort V in Edegem. Margriet Ballegeer kreeg genade en ontsnapte na haar terdoodveroordeling als bij wonder aan de executie. Zij belandde uiteindelijk in de gevangenis. Het levensverhaal van deze toen blijkbaar bijzonder aantrekkelijke jonge Foto 9 dame, later uitgeweken naar Groot-Brittannië, en dat van haar gezellen in de Dienst Van Bergen leest als een uiterst spannende thriller. Het illustreert ook bijzonder goed hoe gewone burgers zoals u en ik niet aarzelden om zich ten volle in te zetten op een andere wijze dan de arme soldaten in de modder aan het IJzerfront, maar met even groot gevaar voor hun leven. Em. Prof. dr. A. Vanneste (Universiteit Antwerpen)
Uitgebreide verklaring bij de Foto’s
4.3 .4
-4
6
en
ng
eri
in Re
Foto 1: De draadversperring aan de Posthoorn bij Boekhoute (O.-Vl.) Men merkt duidelijk de drie rijen draden, waarvan de middelste onder spanning stond; let op de porseleinen “potjes” of isolatoren. Telkens ongeveer in het midden tussen twee hogere palen van de centrale draad is de onderste draad vastgehecht aan een klein paaltje: dat deden de grenswachters om te beletten dat de onderste draad zou kun opgelicht worden om er onderdoor te kruipen. Aan de linkerzijde van de versperring staan hogere palen met de Speiseleitung of aanvoerleiding. De Duitse grenswachter patrouilleer op een soort kleine talud, met twee slootjes links en rechts: zodoende kregen de patrouilleurs geen natte voeten wanneer er overstromingen waren in de omgeving. (Collectie A. Vanneste) Foto 2: Een gewapende Duitse “pinhelm” - een grenswachter - bij de versperring in de buurt van Wortel-Kolonie (Antwerpen). De centrale versperring telt hier vijf draden. Let op de zwarte kleur onderaan aan de palen: om redenen van duurzaamheid werden de palen vaak gecarbolineerd of met scheepstar ingesmeerd. In tegenstelling met sommige andere plaatsen hebben de bouwers van de versperring hier knopisolatoren gebruikt die gewoon met een schroef in het hout werden bevestigd. Aan de Belgische kant van de versperring, hier rechts, liep altijd een patrouillepad. (Collectie H. Janssen, Merksplas) Foto 3: Vooral in het agrarische Zeeuws-Vlaanderen isoleerde de draadversperring vaak sommige boerderijen van de bijhorende landerijen zoals hier, op de Muggenhoek, tussen Kieldrecht en Prosperpolder (O.-Vl.). Hier zien we rechts de boerderij, toen nog smederij, van de familie Deckers. De persoon aan de Nederlandse kant van de versperring, op de achtergrond, is Gustaf Spaenhoven. In het links van de versperring gelegen niemandsland zien we net niet de hoeve van Hypolite Van Royen. Op deze plaats zijn ene Van Dorsselaer en een Duitse militair aan de versperring omgekomen, beiden tijdens een smokkelpartij. De Duitse soldaat had “even” de spanning op de draad afgezet om “toebak” te kopen; maar achter zijn rug had een collega de spanning per ongeluk terug ingeschakeld. Links vooraan ziet men duidelijk een schakelkast hangen, kenmerkend voor Zeeuws-Vlaanderen; langs het traject van de versperring ten oosten van de Schelde werden dergelijke schakelinstallaties vaak ondergebracht in schakelhuisjes (Collectie F. Duinkerke, Bergen op Zoom; met dank aan M. Buise voor de informatie over de plaats waarnaar deze foto verwijst). (Collectie A. Vanneste) Foto 4: Doorgangspoort in de versperring op een niet nader te bepalen grenslocatie, waarschijnlijk in Zeeuws-Vlaanderen. (Collectie D. Van Laere, Heemkring Wissekerke) Foto 5 :Ervaren passeurs konden met een houten en geïsoleerd passeursraam of vouwraam door de versperring glippen. Wanneer iemand het op zijn eentje probeerde, en niet over de ervaring en “stielkennis” beschikte van een passeur, kon een dergelijke vluchtpoging wel eens fataal aflopen. (uit LEHMANN K. (ed.), Bayerische Pioniere im Weltkriege. Leistungen und Taten Speyerer Pioniere von Kriegsbeginn bis Frühjahr 1917, München, R. Piper & Co. Verlag, 1918, Tafel XXV) Foto 6: Omgekomen aan de versperring ten gevolge van elektrocutie (Voerstreek). Natuurlijk probeerden vluchtelingen niet naakt door de versperring te geraken. Maar wanneer een dodelijk slachtoffer aan de versperringsdraden werd gevonden, ontblootten de grenswachters vaak snel het lichaam om na te gaan of de vluchteling geen geheime documenten of brieven bij zich had. (Collectie A. Vanneste) Foto 7: Expressieve tekening van een slachtoffer aan de versperring van de hand van de Nederlandse graficus Albert Pieter Hahn (1877-1918). (Gepubliceerd in De Notenkraker, Zondagsblad van Het Volk, nr 4691 van 24/9/1915, 9e jaargang, nr 29) Foto 8: De knappe inlichtingenagente Margriet Ballegeer, dochter van de Kontichse politiecommissaris Frederik Ballegeer, wellicht in de periode dat zij werkte voor M82, een belangrijke spionagedienst geleid door Henri Van Bergen. (Collectie Janet Dean) Foto 9: A ls een mes snijdt de versperring door het Zeeuws-Vlaamse landschap, waarschijnlijk tussen Prosperpolder en de Saaftingepolder (Zeeuws-Vlaanderen). (Collectie T. Bluekens, Meersel-Dreef)
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Janet Dean, Spying in World War I. The True Story of Margriet Ballegeer
(Osprey Publishing, 2013, ISBN PDF 978-17820-0186-7; ISBN E-PUB 978-1-78200-185-0 - Verschenen in Volkskunde, 2013:3, 353-4.) Deze recensie is een primeur. Het gaat namelijk om de eerste publicatie die enkel via elektronische weg kan worden aangeschaft: Janet Deans verhaal kun je downloaden als e-boek of als pdf-bestand, maar het is niet in de boekhandel te verkrijgen in een papieren versie.
J
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
-4
en
4.3
Paul Catteeuw
.4
ANET DEAN vertelt het verhaal van haar grootmoeder Margriet Ballegeer, het hoofdpersonage van dit boekje. Margriet (1890) is een mooie, dynamische jonge vrouw van 24, als in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Ze woont bij haar familie in Kontich, waar haar vader politiecommissaris is. Een onopvallend leven, alleen onderbroken door het verdriet om een geliefde die bij haar autoritaire vader niet zo in de smaak valt. Een alledaags leven waaraan door de oorlog een abrupt einde komt en Margriets leven een totaal andere wending zal geven. Vrij snel verzeilt Margriet via haar vader in het verzet tegen de Duitse bezetter en gedurende de hele oorlog zit ze in de spionage in een poging om de Duitse bezetter zoveel mogelijk te saboteren en hun handelingen zo accuraat mogelijk – via het neutrale Nederland – door te geven naar de legerleiding van de geallieerden. Margriet heeft daar uiteindelijk in haar leven een zware tol voor betaald. Haar spionagewerk kun je in twee grote delen opsplitsen. Tijdens de eerste periode is ze vooral een koerier die met haar winkel als dekmantel de stromen informatie helpt onderhouden. Bovendien ontvreemdt ze identiteitskaarten en paspoorten op het gemeentehuis. Jonge Vlamingen gebruiken deze vervalste papieren om te ontsnappen en zich bij de geallieerden aan het front te voegen. De charismatische priester Felix Moons verschijnt hier ook op het toneel. Aangezien haar vader politiecommissaris is, leidt het spoor vrij snel naar haar en samen met haar vader wordt ze in 1915 gearresteerd. Ze brengt een half jaar in de cel door, haar vader moet nog langer zitten. Deze periode in de gevangenis, een korte periode in Nederland en een incident met een Duitse soldaat en haar zuster maken haar na haar bevrijding nog meer vastberaden en vaderlandslievend. Ze voegt zich bij een grotere weerstandsgroep en neemt haar gevaarlijke koerierswerk weer op. Ze leert er Henri Van Bergen, de liefde van haar leven, kennen. Margriet zelf was vooral verantwoordelijk voor de transcriptie en codering van de gegevens van de troepenbewegingen die de agenten haar bezorgden. Samen met Henri Van Bergen, alias M.82 en leider van de groep, smokkelde zij meer dan eens berichten door de elektrische draadversperring, de zogenaamde dodendraad, naar Nederland Margriet en haar groepje kunnen een kleine twee jaar uit de klauwen van de Duitsers blijven, maar worden uiteindelijk verraden door een dorpsgenoot van haar die ze zelf had geïntroduceerd bij haar verzetsgroep. De verschillende ondervragingen tonen hoe vastberaden die verzetslieden zijn, maar honger, ontberingen en psychologische foltering dwingen hen tenslotte op de knieën . En ze worden ter dood veroordeeld. Een aantal onder hen, waaronder Margriet, krijgen naderhand gratie (levenslange opsluiting), maar o.a. Henri Van Bergen en Felix Moons worden in Edegem gefusilleerd. Priester Moons wordt door het hoofd geschoten, omdat de soldaten niet op gewijde priesterkleding wilden vuren. Na de wapenstilstand moeten Margriet en haar vader nog de lijken van Moons en Van Bergen identificeren. Voor Margriet een uiterst traumatische ervaring. De totaal verzwakte vrouw probeert terug op krachten te komen, in Kontich en aan de Engelse kust. Maar ze kan niet meer aarden in haar vaderland. Er is te veel dat haar aan haar lijden en aan Henri Van Bergen herinnert. Ze emigreert tenslotte naar Engeland, trouwt er en krijgt er kinderen. Ze sterft in 1980. Janet Dean brengt dit levensechte verhaal van haar grootmoeder op basis van haar eigen herinneringen, maar vooral aan de hand van de transcriptie van een audio-opname die in de jaren zeventig door haar dochter en schoonzoon werd gemaakt. De transcriptie is eigenlijk vrij zorgvuldig gebeurd en – voor zover we kunnen nagaan – ook historisch correct. Margriet smukt haar verhaal niet op, zoals in andere dergelijke documenten wel eens gebeurt. De waarde van dit verhaal ligt vooral in de feitelijke vertelling van het levensverhaal van Margriet Ballegeer. Janet Dean is geen historica, maar een kleinkind dat met heel veel liefde en toewijding deze bijzondere geschiedenis wil kenbaar maken. De lezer hoeft dus geen probleemstelling of historische aantekeningen te verwachten. Het verhaal staat op zichzelf en er zijn geen letterlijke links naar wat er op dat ogenblik in de westhoek gebeurt. In ruil voor het ontbreken van een situatieschets en algemeen kader, krijgt de lezer echter een eerlijk verhaal van een heroïsche vrouw die omwille van de omstandigheden boven zichzelf uitgroeit, maar daarvoor uiteindelijk een zware prijs moet betalen. In een oorlogswereld die vooral door mannen wordt beheerst, is dit opmerkelijke verhaal een ware aanrader. Spijtig dat het (nog?) niet in papieren versie verkrijgbaar is.
7
The Sky Larks, Kontichse popmuziek uit de sixties! Herinneringen van Eddy Serrien
In het vorige nummer kon u lezen over een Kontichs orkest ‘The Sky Larks’ dat in de fifties van vorige eeuw repeteerde in ‘Den Alcazar’. Is dit het prille begin van wat tien jaar later een regionaal bekend orkest geworden is met vier en soms vijf echte Pierstraat-boys?
Voorgeschiedenis
We schrijven beginjaren 1960. Er is werk in overvloed, de televisie doet zijn intrede en er zijn nog gezellige cafeetjes bij de vleet. Jongeren dwepen met Elvis Presley, The Beatles, Will Tura en andere rockers. Opgezweept door de beat van een basgitaar ontstaan her en der muziekgroepjes die de muziek van hun idolen proberen naspelen. Bijna elk dorp kent zo één of meerdere muziekbandjes die tijdens de plaatselijke kermissen en trouwfeesten vertier en plezier brengen. Jongeren gaan nog ‘fuiven’ in het eigen dorp of in een buurgemeente, zonder auto. Zo kennen we in het Antwerpse naast ’the Spotniks’, ‘the Cousins’ ook ‘the Pebbles’, in Edegem ‘the Robots’, in Lint ‘the Savages’ enz. Niet verwonderlijk dat het kriebelt bij een viertal jongeren uit de Kontichse Pierstraat om op de muzikale kar te springen. Zo komen we terecht bij Eddy Serrien, geboren en getogen in de Pierstraat die samen met André Dewit, Fons en Paul Lemmens, de oprichters waren van het destijds zeer populaire ‘The Sky Larks’. Eddy herinnert zich dat ze in de Pierstraat echt niet wilden achterblijven. Je bent jong en wil muzikaal schitteren en dat geeft een kick... Bijna iedereen speelde toen gitaar met de klassieke drie akkoorden do, fa, sol, voldoende in die tijd om te kunnen starten. Met deze combinatie kon men al een heleboel liedjes begeleiden. Van notenleer of muziekkennis was geen sprake. Enkel Paul Lemmens had tijdens zijn studentenjaren accordeon leren spelen en kon muziek lezen. Dat kwam hem goed van pas ter gelegenheid van een trouwfeest in de buurt. Daar werd naar aloude gewoonte een vat gegeven voor vrienden en kennissen. Samen met een oom speelde Paul dan muziek om het geheel wat op te vrolijken, meestal in een oude schuur of barak. Op een geïmproviseerd podium, gemaakt van lege vaten en planken speelde hij accordeon terwijl zijn jongere broer Fons dan maar een beetje trommelde om het ritme in de verf te zetten. Samen waagden zij zich hier en daar ook aan een buurtoptreden. De twee vrienden Eddy Serrien en André Dewit hadden met vakantiewerk een gitaar bij elkaar gespaard en besloten samen gitaarles te volgen, of tenminste wat hiervoor moest doorgaan. Die lessen werden gegeven door een zekere Robert Estacet, die zelf wel niet echt gitaar speelde maar wel een soort mandoline. Zelf was mijnheer Estacet verbonden aan een accordeonvereniging die destijds gevestigd was in café “Alcazar” op de Mechelsesteenweg in Kontich (Van Francine Vervliet weten we na onze vorige Reineringen dat het hier accordeonclub ‘Organa betrof, pw). De eigenlijke bedoeling van deze Estacet was om die jonge leerling-muzikanten in te lijven in zijn de accordeonclub. André en Eddy hadden echter duidelijk andere plannen en tijdens de enkele lessen kwamen ze niet veel verder dan een “re” en een “la”, voegt Eddy er eerlijk aan toe. Uiteindelijk kwam de meeste muziekkennis uit de alom bekende boekjes van Nonkel Bob. Maar ook dat was niet altijd simpel want de combinatie van liedjesteksten en gitaardiagrammen veroorzaakte nogal wat verwarring. Wij waren toen nog niet zo slim als de jeugd van tegenwoordig, bekent Eddy nederig.
Een muzikaal embryo groeit
De broers Paul en Fons Lemmens sloten zich aan bij het duo André Dewit en Eddy Serrien en samen begonnen ze trouw- en buurtfeestjes op te luisteren. Dit gebeurde vaak op zeer primitieve locaties, in die tijd nog heel normaal. Van geld verdienen was er toen nog geen sprake maar na het optreden rondgaan met de ‘klak’, en gratis drank hoorde er vanzelfsprekend bij. Van zodra die ‘klak’ terug op het podium verscheen bij de muzikanten, liefst goed gevuld, was het gedaan met spelen en werd er geteld en gedeeld. Meestal was de opbrengst juist voldoende om naar de bioscoop te gaan en tijdens de pauze een pintje te drinken. We schrijven dan 1962, Eddy en André zijn dan ongeveer vijftien jaar, Paul zeventien en zijn broer Fons veertien.
en
ng
eri
in Re 4.3 .4
-4
8
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
In die periode lopen zij met z’n vieren school in het Vrij Technisch Instituut te Kontich, de ‘vakschool’ in de volksmond. Als afgestudeerden automechanica werkten Paul, Fons en Eddy vele jaren bij vrachtwagens ‘Magirus’ op de Koningin Astridlaan in Kontich en André kwam terecht bij ‘Monty – koelinstallaties’ op de Mechelsesteenweg.
The Sky Larks worden geboren
In die periode hadden zij als muziekgroep nog altijd geen geschikte naam, maar daarin kwam snel verandering. Vader Lemmens verdiende zijn brood als melkventer. Op zekere dag kwam hij thuis met een pak muziekpartituren en enkele blauw geschilderde houten muziekstaanders. Die had hij bij een klant op de kop getikt, lees meegekregen. Ze waren afkomstig van een muziekorkestje dat ergens ter ziele was gegaan. Op de staanders stond de naam ‘The Sky Larks’ geschilderd. Hier kunnen we enkele vermoeden dat vader Lemmens ergens aan ‘opruiming’ mocht doen. Misschien wel bij het orkestje dat in de Alcazar repeteerde met de jongens van Bouwens en de zus van Francine Vervliet als zangeres uit de vroege vijftiger jaren Of was het bij een van de vroegere orkestleden thuis? Wie zal het zeggen?(pw) ‘The Sky Larks’, dat klonk goed en het lag ook in de lijn van de toenmalig bekende muziekgroepen. Van dan af bestonden ‘The Sky Larks’ officieel. Het is 1964 en die naam bleef altijd behouden. Nooit kwam er enige klacht van de vorige naambedenkers. De nieuwe orkestleden zijn ook nooit op zoek geweest naar de vorige muzikanten en tot op de dag van vandaag kennen ze nog altijd de herkomst niet van dit godsgeschenk. Met de huidige wetgeving zou dit niet meer kunnen uiteraard. Hun bekendheid en succes groeide stelselmatig en zij werden een veel gevraagd orkest. Op bruiloften en bedrijfsfeestjes lieten ze hun covers los op de enthousiaste aanwezigen en met Pierstraat-kermis vormden zij dé grote attractie in de prachtige spiegeltent. Die stond meestal opgesteld op een weide van de inmiddels gesloopte Slijkhoeve of de hoeve van Grijp, in de Pierstraat tussen ‘Hier is ‘t’ en het waterpompstation vandaag. Helaas bestond er in die tijd ook nog verplichte legerdienst en jonge kerels moesten dus soldaat worden. Terwijl André De Wit het vaderland diende kwam Louis Antonio als zanger/gitarist hem vervangen. Zijn broer Marcel viel ook af en toe in als drummer. Ook Marcel was geen geschoold muzikant maar had heel veel gevoel voor ritme en dat was het belangrijkste. Een drummer moet volgens Eddy geen muziek kennen. Op de vraag uit hoeveel leden een orkest bestaat kreeg men dan ook vaak het klassieke antwoord: ‘uit vier muzikanten en een drummer’. Toen André afzwaaide is Lou gebleven en trad het orkest met vijf muzikanten op: André, Eddy en Lou zang en gitaar, Paul accordeon en basgitaar en Fons aan de drums. Dat zingen werd spontaan verdeeld, vertelt Eddy: ‘André en ikzelf zongen afwisselend liedjes, en later ook Lou’. Maar vóór er gezongen werd traden zij eerst op als een instrumentale muziekgroep. Accordeonist Paul speelde de zanglijn maar is later overgeschakeld op basgitaar. Zingen en tegelijkertijd op een instrument dezelfde melodie meespelen, dat bleek niet langer haalbaar. ‘The Sky Larks’ speelden vooral eerder commerciële songs. Er bestond natuurlijk ook andere muziek maar wie geen populaire liedjes speelde in die tijd kwam als orkest niet aan de bak. Het verplicht te volgen scenario op een bal lag meestal vooraf vast: twee trage, twee rappe en twee walsjes en af en toe een ‘kuskesdans’ erbij.
Eerst stevig repeteren en daarna optreden...
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
en
4.3
-4
.4
Natuurlijk moest er ook gerepeteerd worden en in de beginperiode gebeurde dat op de zolder van het ouderlijk huis van André Dewit, in de Pierstraat naast varkenshouder Jules De Vos. Alhoewel in het bezit van een stapel partituren werd er geoefend op het gehoor, men liet muziek afspelen en men trachtte dat dan na te spelen. Populaire liedjes werden echter ingestudeerd met minder akkoorden en zonder solo’s gekopieerd. Toch klonken ze redelijk goed. Herrie met de buren ontstond er nooit alhoewel de muziek heel duidelijk te horen bleek voor omwonenden en voorbijgangers. Na een tijd echter bezat de groep zoveel orkestmateriaal dat de muzikanten er tegenop zagen om alles telkenmale trap op en af te sleuren bij elk nieuw contract. Er werd dan maar verhuisd naar een kleine barak in de tuin van de familie Lemmens, vijfhonderd meter verder in de Pierstraat. Nog later bouwde vader Lemmens een echte houten chalet met voldoende repetitieruimte, een chalet dat er trouwens nog altijd staat. Eén repetitie per week was het streefdoel en bleek toen voldoende. Achteraf bleven de muzikanten napraten, liefst met enkele pintjes erbij. Na optredens kon het wel eens gezellig uitlopen tot in de vroege uurtjes. ‘The Sky Larks’ traden voor het eerst officieel op in de grote zaal van Sint-Rita, op uitnodiging van de lokale KWB. Eddy herinnert zich nog hoe zenuwachtig hij
9
was, de andere leden trouwens ook. De naam “The Sky Larks” hing in grote letters omhoog in de zaal. Na de aankondiging van hun optreden durfde niemand als eerste op het podium verschijnen. Paul werd toen letterlijk het podium opgeduwd en de rest volgde. De nervositeit voor een optreden is nog jaren gebleven en een bezoekje aan het toilet vooraf maakte deel uit van het vaste ritueel. ‘The Sky Larks’ traden op in zwarte broek en wit hemd met een mouwloos vestje daarover heen. Veel van die kledij werd vaak gemaakt door vrouwelijke familieleden om kosten te sparen. Het geld voor een moderne zanginstallatie werd door de ouders bij wijze van lening
voorgeschoten. Bij een artiestenbureau zijn ‘The Sky Larks’ nooit aangesloten geweest maar voor Sabam (auteursrechtenorganisatie, pw) moesten zij wel hun liedjeslijst binnen brengen. Reclame voor de groep gebeurde vooral mondeling en optredens werden geboekt via de familie Scheers, ook uit de Pierstraat. Die hadden destijds een zeer succesvol ijsroombedrijf en waren één van de weinige telefoonbezitters in de straat.
The Sky Larks, Kontichse beat op zijn hoogtepunt!
De reden van het succes was zeker ook te danken aan hun groeiende populariteit, vandaag zouden we spreken van hun fanclub. Deze jonge bende enthousiastelingen volgde hen naar de verschillende optredens. Inrichters van een evenement wisten dat ook en de meegereisde fans dronken meestal wel meer dan één pintje waardoor de inkomsten voor de organisatoren verzekerd waren. Heel verre verplaatsingen zijn er trouwens nooit gemaakt. Een carnavalbal spelen in Kessel vormde al een héél verre verplaatsing. Grote successen waren steeds de optredens in de spiegeltent tijdens Pierstraat kermis. Tijdens hun bestaan hebben zij ook het genoegen gehad om enkele beroemdheden te mogen begeleiden. Zo hebben ze ooit Louis Neefs begeleid bij enkele van zijn populaire liedjes, en ook de jonge Olga Rendy, moeder van de nu bekende zangeres Silvy Melody. In de jaren ‘60 hadden de Hobokense “Picknicks” een wereldhit met de song “I am alone forever”. Dat liedje werd begeleid met een orgeltje dat een mooie fijne klank had. Jaren later hebben de Sky Larks dat orgeltje van hen gekocht en werd dat liedje ook aan hun repertoire toegevoegd. Het is steeds een van hun betere nummers geweest omdat het zo dicht de originele uitvoering benaderde, waarschijnlijk door het orgeltje. Einde zestiger jaren werden na het Vaticaanse Concilie en de vernederlandsing van de liturgie ook regelmatig ‘beatmissen’ opgeluisterd, waar moderne orkestjes met gitaar en drums de muzikale begeleiding verzorgden. Zo hebben de Sky Larks vaak in de kerk van Sint-Rita gespeeld, onder andere met “de Meiklokjes”, later herdoopt in ‘Krearimeko’ en vandaag nog steeds gekend als ‘liedgroep Zeil’. Platen opnemen is er nooit van gekomen en grote discussies evenmin. ‘t Gebeurde weleens dat sommige muzikanten wat te veel hadden gedronken en tijdens het spelen door twee collega’s moest ondersteund worden om recht te blijven, maar daar was allicht ook wel een deel vermoeidheid mee gemoeid. In die periode begonnen de festiviteiten nog om acht uur ‘s avonds en werd er ‘zum Abschied’ gespeeld rond één uur ‘s nachts. Helaas of gelukkig (naar gelang van de gemaakte afspraak en de beloofde vergoeding) vroegen de organisatoren daarna om er nog een uurtje bij te spelen, soms nog ééntje en nog ééntje ... Wanneer dan de combinatie vermoeidheid en drank de bovenhand haalde, gebeurde het weleens dat er verschillende ritmes door elkaar vloeiden. En toch werden ze steeds terug gevraagd voor het volgende feestje. Op de vraag of de groep veel succes had bij de meisjes vertelde Eddy dat hij daar persoonlijk nooit teveel aandacht heeft aan geschonken. Muziek goed brengen was zijn hoofdbekommernis. Doch voor vele vrouwelijke fans was hij destijds een ”blonde god”. zeggen vele van zijn bewonderaarsters die hem nu nog ontmoeten. Er bestond toen zelfs een fanliedje waarin de Sky Larks werden bezongen met de woorden, ‘We love The Sky Larks, o yes we do, we love The Sky Larks, ...’
Succes over? Concurrentie, stijgende gages, veranderende mode...
4.3 .4
-4
10
en
ng
eri
in Re
Na zijn militaire dienst is André nog een tijdje blijven meespelen, maar hij besliste toen vrij plots om er mee te stoppen. De groep speelde dan maar verder met z’n vieren. Dertien jaar na hun oprichting was het genoeg geweest en besloten ze ermee op te houden. De muziekstijlen veranderden vanaf 1975 en de opkomst van dj’s met discobar brachten minder contracten met zich mee voor live-orkestjes. Nu nog begrijpt Eddy niet hoe dat kon. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
‘Wij moesten echt muziek spelen’ vertelt hij ‘en een dj draaide toch maar enkel plaatjes!’. De romantiek verdween daardoor zeker een beetje. Het had waarschijnlijk ook wel iets met de prijs te maken. Paul is daarna nog wat met muziek bezig gebleven en zijn broer Fons heeft nog enkele jaren meegespeeld in de toen pas opgerichte groep “the New Sky Larks”, door jongere familieleden opgericht. Ondertussen ging dit orkestje ook ter ziele. Lou en Marcel Antoni zijn intussen al overleden.
Het bloed kruipt verder waar het niet stromen kan...
Eddy bleef zich intussen muzikaal bijscholen en we herkennen hem vanaf 1977 in het orkest van ‘The Banny Bright Orchestra” en in 1985 in het begeleidingsorkest van Dianne More. In de vroege ‘nineties’ staat hij mee op het podium van ‘The Midnight Group’, later herdoopt in ‘The Charmers”. Met deze muzikanten begeleidt hij vedetten tot in Nederland toe. Vandaag is Eddy nog actief bij bigband “Swing & Soul” en de Dixielandband ‘The Streetwalkers’ uit Aartselaar. In 2011 zagen we hem tussen deze jazzspelers doorheen de vernieuwde Molenstraat ‘swingen’. Ook bij “Lady & Lords” en de cabaretgroep ‘Silolco’ kennen ze hem als ‘special guest’. Voegen we er nog even een aantal optredens voor senioren bij en twintig jaar kindervieringen als gitaarsolist in de Sint-Ritakerk en het is begrijpelijk dat je hem bijna alléén op afspraak thuis vond. Nog éénmaal zijn ‘The Sky Larks’ samen opgetreden. Om in Reet de nodige fondsen voor hun ‘Brooikensstoet’ bij elkaar te krijgen kwamen de organisatoren op het lumineuze idee om een reünie van dit regionaal beroemd orkest te organiseren, ergens begin jaren ‘90. Die had plaats in het Gildenhuis, een zaal waar zij voorheen tijdens hun bestaan nooit speelden. Die avond kenden ze een nooit gezien succes. In dubbele rijen stonden mensen aan te schuiven en men moest er zelfs weigeren. Er zou nog altijd ergens een filmpje moeten bestaan van dat optreden, vertelt Eddy maar hij weet niet waar of wie. Als een ongelofelijk fijne tijd kijkt hij terug op het bestaan van “The Sky Larks”. Wanneer men Eddy’s huis betreedt of in zijn atelier binnenstapt, kan men er niet naast kijken dat er een muzikant in huis woont. Tien gitaren en enkele versterkers staan daar te pronken en tegen de muur hangen diverse foto’s van de ‘The Sky Larks’ en andere groepen waarin hij heeft gespeeld of nu nog bedrijvig is. André woont nu in Kontich Kazerne, Paul in Reet en Fons in Emblem. Paul en Eddy zijn elkaars schoonbroer geworden, want getrouwd met twee zussen. Fons is jarig op dezelfde dag als Eddy’s vrouw. Elk jaar een stevige reden om met z’n allen samen te komen en de tijd van toen nog een keer boven te halen. Wie weet doen ze ooit nog eens iets samen.
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
en
4.3
-4
.4
Bob Verrycken
11
175 Jaar treinen door Kontich-Waarloos deel 5 Lijn 13 – VANUIT KONTICH DOOR LINT NAAR LIER
N
Goed om vooraf te weten
A DE onafhankelijkheid van België in 1830 wordt Theodore Teichman, inspecteur-generaal van Bruggen en Wegen tijdens het Hollandse bewind, bevorderd tot minister van Binnenlandse Zaken. Hij tracht het snelle Engelse spoortransport ook in te voeren op het Europese vasteland en geeft opdracht aan de ingenieurs Simons en De Ridder om een spoorverbinding te ontwerpen tussen Antwerpen en het Duitse RijnRuhrbekken. Oorspronkelijk moet dit tracé lopen van Antwerpen (haven) naar Mechelen, Leuven, Luik, Verviers en verder naar Aken, Düren en Keulen. Een vertakking van Mechelen naar Brussel moet de verbinding met de Belgische kust (richting Groot-Brittanië via ferryverkeer) en het Franse hinterland mogelijk maken. Ook voorziet men op deze as een verbinding met Lier, Herentals en Turnhout (de Kempen). Oorspronkelijk is deze afsplitsing van de hoofdlijn op het grondgebied van Duffel ingetekend en worden de plannen al in 1834 goedgekeurd zowel in de Kamer (28 maart) als in de Senaat (30 april). Op het plan (gevoegd bij de wet van 1 mei 1834) blijkt echter geen aftakking meer te zien. De lijn 25 van Mechelen naar Brussel wordt op 5 mei 1835 al ingereden en vandaar een jaar later doorgetrokken naar Antwerpen via Duffel, Kontich, Hove, Mortsel en Berchem. Lier blijft echter aandringen op de beloofde verbinding en de bestuurders van Kontich laten in hun brief van 23 maart 1837 niets onverlet om bij de koning aan te dringen om deze eis mee te ondersteunen. De Kontichse argumenten zijn Kontich en Lint rond de lijnen stilaan bekend: de nieuwe spoorlijn stopt helaas (nog) niet in Kontich, ze ligt daarenboven op een klein half uur te voet van het dorpscentrum, er is enkel een 25 en 27 en dubbele aftakking modderige aarden verbindingsweg tussen station en centrum, de historisch lijn 13 Kontich – Lier gegroeide ondersteuningseconomie voor het vracht- en personenverkeer doorheen onze dorpskern ligt op apegapen, de huurprijzen zijn ingestort, logementspanden staan leeg. De Kontichse landbouw die voor de relaispaarden granen, hooi en stro produceert, vindt geen afzet meer en de aangerekende belastingen houden met dit alles geen rekening. Ook voeren de Kontichse notabelen nog aan dat men in Duffel al over goede waterwegen en verbindingsbanen beschikt zowel naar Lier als naar Mechelen en dat Kontich via deze nieuwe spoorlijn een knooppunt kan worden op de oost-westas Kempen-Land van Waas. Een probleem dat ook vandaag nog in Kontich altijd voor grote verkeersproblemen blijft zorgen. Men haalt zelfs aan dat dit een compensatie kan vormen voor de slabakkende dorpseconomie.
Uurtabel lijn 13 Kontich-Turnhout bij de inhulding van de lijn in 1855.
Kontich krijgt het voor elkaar om de trein op de lijn 25 (Antwerpen-Brussel) te laten stoppen en in 1840 wordt er al een subsidie gestemd van duizend frank voor de bouw van een eenvoudig schuilhuisje in Kontich (Kazerne). Voor een eerste station is het nog wachten tot in 1857. Ondertussen legt ons dorpsbestuur een verbinding in
en
ng
eri
in Re 4.3 .4
-4
12
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
kasseien aan tussen het centrum en het station en slaagt men er ook in om de Molenstraat te Kontich door te trekken over Aartselaar en Hemiksem tot aan Callebeekveer (Schelde). Weliswaar moet hier tol betaald worden die gedeeld wordt met Aartselaar. Ook Kempische politici dringen aan op de aanleg van het spoor van Kontich naar Lier en Turnhout. Zo staat in ‘Den Antwerpenaer’ van 1 september 1842: ‘Men gaet aen een onderzoek onderwerpen het maken van een embranchement of zydstak van de yzeren weg, loopende van het midden der stad Lier en zich vereenigende aen den yzeren weg van den Staet aan de statie van Contich. Dit ontwerp waer van de plans en andere stukken zullen gedeponeerd zyn in het provinciael gouvernement van de 1e september tot den 1e october aenstaende is aen het gouvernement voorgesteld door den heer Eugene Riche, mits de concessie der tolgelden daer op te ontfangen en het bekomen van eene subsidie van 100.000 frs…’
Tijdens het interbellum reden er dieseltreinen op lijn 13, hier op de ontdubbeling van Lier richting Herentals.
In eerste instantie denkt men tussen Kontich en Lier aan een paardentram zowel voor reizigers- als goederenvervoer. Hiervoor moet men tussen de sporen kasseistroken aanleggen zoals dat in Engeland de gewoonte is voor trajecten van korte afstand. Eigenaars-aanpalenden en inwoners in Lint reageren furieus. Zelfs pastoor Eykens ondertekent er mee het bezwaarschrift dat vermeldt dat Lint enkel goede verbindingswegen met Kontich en Lier nodig heeft en verwerpt de facto het doorsnijden van landerijen en het onteigenen van woningen hiervoor. Gods molen maalt echter langzaam en op 7 augustus 1845 schrijft het Kontichse gemeentebestuur nogmaals naar de provincie met als drukkingsmiddel de inmiddels aangelegde Broekstraat (later Stationsstraat - Ooststatiestraat) en de positieve bespreking van deze verbinding in een eerdere provincieraad. Het plan van Riche komt in 1850 nog ter sprake in diverse Antwerpse krantenartikelen maar van de paardentram is geen sprake meer en de aftakking over Kontich-Lint wint stilaan aan instemming.
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
-4
en
4.3
De gemeente Lier schrijft nog een keer naar de minister van openbare werken op 31 december 1851 en probeert de provinciegouverneur op 12 februari 1852 te laten bemiddelen. Inmiddels is de aftakking in het parlement al goedgekeurd op 20 december 1851. Omwille van de heersende financiële crisis tussen 1840-1850 heeft het allemaal zo lang aangesleept. De aftakking zal aangelegd worden ter hoogte van het gehucht Ganzenbol en raakt de grens met Hove. In eerste instantie is enkel een bocht richting Antwerpen voorzien. Pas in 1937 na de elektrificatie van de lijn Antwerpen – Brussel wordt ook in de richting van Brussel een aftakking voorzien. De aanbestedingen gebeuren in november 1852 en van de 14 kandidaten krijgt de indiener van het laagste bod de aanleg toegewezen: (toevallig?) Eugène Riche-Restiau & frères. In ‘De Nethebode’ van 24 maart 1855 wordt vermeld dat:
.4
Realisatie en uitbating
13
4.3 .4
-4
14
en
ng
eri
in Re
‘Op dynsdag dezer week is er weer een konvooi, langs den Kempischen yzeren weg, van Contich naer Turnhout gereden, met bijzonder doel de geschiktheid der baen te onderzoeken of beproeven. Alles heeft die proef best doorstaen en de goedkeuring bekomen van den heer Guyot, hoofd-ingenieur onzer provincie … Diezelfde krant kondigt op 21 april trots aan dat er drie dagelijkse ritten zijn tussen Kontich en Turnhout. We kunnen berekenen dat je wel één uur en twintig minuten moet voorzien voor een enkele rit. Ook de stad Lier gebruikt deze lijn om haar St - Gummaruskermis te promoten met het laten inleggen van extra treinen. Bedevaarders naar Onze-LieveVrouw van Lisp zullen in 1908 te Kontich mee het slachtoffer worden van de grootste treinramp uit de Belgische geschiedenis. Kartonnen treinkaartje van KontichDe lijn Kontich - Lier wordt tot 1857 uitgebaat door de maatschappij Kazerne naar Lint, Hove of…Kontich-Dorp ‘Lier - Turnhout’. Deze compagnie had in 1853 onder de naam ‘Société Anonyme du Chemin de Fer de Turnhout’ al de concessie verkregen voor het gedeelte Lier - Turnhout en dit met een rentegarantie. De regering voorzag geen grote winsten op het transport in de onvruchtbare Kempen en had de aanleggers dan maar een rentegarantie als lokmiddel voorgehouden. In 1855 begonnen de eerste problemen al met de benoeming van een Nederlandsonkundige stationsoverste te Kontich en het voornemen om de goederentreinen op de lijn Lier - Antwerpen niet meer te laten stoppen in Kontich. Ook problemen met het statuut van deze private maatschappij en haar relatie met de Belgische overheid lieten al in 1856 vrezen voor het sluiten van de lijn. Het stukje van Kontich naar Lier met zijn 6,5km veroorzaakte verhoudingsgewijze erg veel exploitatieonkosten op (groot aantal overwegen (16), personeel, station Lint, …) zodat het beter kon aansluiten bij een grotere lijn bijvoorbeeld Antwerpen - Lier. Op die manier konden treinstellen langere trajecten afleggen, dit volgens ‘Het Handelsblad van Antwerpen’ van maart 1856. Zo wordt in april 1856 een wetsontwerp in de kamer voorgelegd met het voorstel om het traject Kontich - Lier over te dragen aan de uitbaters van de langere lijn Lier Lijn 13 links sluit vandaag aan op de snelspoorlijnen Turnhout. 27 en rechts voor de kazerne liggen de oorspronkelijke De Belgische Staat wil de rentegarantie niet toepassen sporen van lijn 25. De wisselverbindingen tussen de drie op dit kleine stukje spoor en neemt de uitbating zelf over verschillende lijnen is duidelijk te zien op deze foto uit 1972. vanaf 1 februari 1857. Later zal ook de exploitatie van het traject Lier -Turnhout vanaf 1 maart 1882 overgenomen worden. Op 1 januari 1897 koopt de staat tenslotte alle overblijvende lijnen ten noorden en ten oosten van de staatslijn Antwerpen - Mechelen terug. Vanaf 1870 wordt het Kontichse gehucht Lint met zijn 788 inwoners een zelfstandige gemeente. Vanaf 1 september 1888 zal Lint een ‘point d’arrêt’ worden. Op de uurtabel staan geen uren ingevuld tussen die van Kontich en van Lier, wel de vermelding ‘houdt stil te Linth’. Lint krijgt pas een volwaardige halteplaats met stationsgebouwtje op 22 december 1902 (bureau, wachtzaal, magazijn voor pakjes) en ook een ‘rampe’ of helling voor het laden van karren vanuit de wagons. Ook verschijnt er een halteoverste. Interessant zijn de rolbarrelen die ooit ook in Kontich in de Molenstraat voor veiligheid zorgden. In 1908 staan alle betrokken gemeenten weer op hun achterste poten wanneer vlak na de ‘Ramp van Kontich’ een plan opduikt om vanuit Duffel een nieuwe spoorlijn over Lint, Boechout en Mortsel aan te leggen en de stations van Kontich, Hove en Oude-God op te doeken. Hoe zou ons te ver leiden om hierop verder in te gaan. Belangrijk om weten blijft dat plannen gelukkig niet altijd gerealiseerd worden. Bij de aanleg van een snelspoorlijn langs de (Lintse) oostzijde van het bestaande dubbelspoor (werken 1930-1936) verandert er in Kontich-Kazerne nog heel wat ten goede. De aanleg en latere elektrificatie van de nieuwe lijn 27 Antwerpen-Brussel, de sluiting van de overweg Dorre Eikstraat (Kontich) - Molenstraat (Lint), de bouw van een Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Het station met bedieningsgebouwtje begin 20e eeuw
betonnen voetgangersbrug aan de kazerne en de bouw van een dubbele brug over de lijnen 25/27 en de aftakkingsboog van lijn 13 richting Antwerpen. Een nieuwe straat, de Brantstraat maakt vanop deze bruggen de industrie te Lint makkelijker bereikbaar. Later wordt in 1937 een bijkomende verbindingsboog tussen de hoofdlijnen en 13 aangelegd voor treinen vanuit Brussel/Mechelen, zodat vanaf 1937 ook rechtstreeks vanuit Turnhout en Herentals over Lier en Kontich naar Mechelen en Brussel kan gereisd worden . Hiervoor wordt een bijkomende brug aangelegd over deze aftakking in het verlengde van de Kontichse Steenweg. Voor het verschijnen en afschaffen van de talrijke overwegen op dit kleine lijntje richting Lier en de lotgevallen van het inmiddels verdwenen stationnetje en zijn ‘staatspersoneel’ verwijzen we verder naar de prachtige studie getiteld ‘Lint op het spoor’ van onze Lintse heemkundige vrienden. De elektrificatie van Lijn 13 tussen Kontich en Lier komt pas in 1982 tot stand. Het is echter altijd een enkel spoorlijntje gebleven met een eerder beperkte uurtabel. voor verbindingen vanuit Antwerpen en Lier.
Waar ligt de grens met het zelfstandig geworden Lint (na 1-1-1870)
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
en
4.3
-4
.4
Het station van Lint op de hoek van de Statiestraat. V.l.n.r.: woonhuis barreelwachter, Statiestraat, bedieningslokaaltje barreel, stationsgebouwtje, houten treinwagon als berglokaal en helling ( achter berglokaal) voor het gemakkelijk lossen van treinwagons.
15
Lijn 25-27 en zijn aftakkingen naar Lier voor lijn 13
4.3 .4
-4
16
en
ng
eri
in Re
In het begin van de 20e eeuw reden per dag 11 treinen in elke richting over lijn 13 vanuit Kontich-Kazerne, een heus trein knooppunt in alle richtingen.
Oorspronkelijk vormt de ‘middellijn van de spoorweg’ de grens tussen Kontich en Lint, vermits het toen ging om één dubbelspoor (lijn 25). Dus lag er één spoor op het grondgebied van Kontich en één op dat van Lint. Maar…deze oude lijn 25 wordt ontdubbeld vanaf 1930 en later ook geëlektrificeerd als lijn 27, zodat de eerste directe en elektrische treinen over deze lijn kunnen rijden in 1935. De directe treinen stoppen toch niet in KontichKazerne. Er worden hiervoor geen perrons voorzien. Men blijft inderdaad vasthouden aan het principe dat er een direct dubbelspoor en een stopspoor moet zijn. Over dit stopspoor (lijn 25) rijden zowel omnibustreinen (stoom- en dieselmotorwagens) als goederentreinen. Vermits de nieuwe ontdubbeling ten oosten van het bestaande dubbelspoor komt, zou je kunnen denken dat deze nieuwe lijn 27 op Lints’ grondgebied ligt. Maar sedert 1870 vormden zich tegenstrijdige meningen over de juiste gemeentegrens. De gemeente Kontich en Lint, het kadaster, het Militair Geografisch Instituut (stafkaarten voor het Ministerie van Defensie), … zijn het hierover regelmatig oneens. Kontich noteert al in het verslag van de gemeenteraad van 4 oktober 1870 dat de grens weliswaar met ‘’’ was aangeduid, MAAR dat volgens het plan dat bij de splitsingswet van 29 juni 1869 werd gevoegd (Lint wordt zo een zelfstandige gemeente) ‘ den ijzeren weg zich geheel op het grondgebied van Contich bevindt’. Wanneer de werken voor het nieuwe dubbelspoor in 1930 worden opgestart, naast de oude lijn 25, schrijft de Lintse burgemeester op 15 december 1930 naar de provinciegouverneur. Hij vraagt dringend de juiste gemeentegrens te kennen ‘met het oog op de aanstaande volkstelling’. Hij voegt er een afschrift aan toe van een brief van het Militair Geografisch Instituut waarin wordt bevestigd dat ‘volgens het plan van het kadaster, de grens der gemeenten Linth en Contich de middellijn van de spoorweg Antwerpen-Mechelen is’. De burgemeester leidt hieruit af dat ‘bijgevolg (…)menige gebouwen der statie Contich-Kazernen, alsmede eene bareelwachterswoning zich op ons grondgebied bevinden’. Hieruit volgt dat het nieuwe dubbelspoor zich op het grondgebied van Lint moet bevinden, hoewel de burgemeester het er in zijn brief niet over heeft… Wanneer Kontich kennis neemt van dit Lintse initiatief, zendt de Kontichse burgemeester (De Coninck) op 6 januari 1931 een korte maar krachtige brief naar de provinciegouverneur (met als bijlage een eensluidend afschrift van het gemeenteraadsverslag van 4 oktober 1870) dat ‘de gegevens verstrekt door het kadaster zich op ene missing moeten berusten, daar de gansche spoorweglijn tot heden toe immer beschouwd werd als toebehoorende aan het grondgebied van de gemeente Contich”… Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Overwegsituatie vanuit de Molenstraat richting Dorre Eikstraat genomen.
Heeft de provinciegouverneur toen een beslissing genomen? Wel weten we dat een recent plan van de Belgische Spoorwegen van 6 november 2002 meer duidelijkheid aangeeft en aantoont dat het ganse spoorwegcomplex inderdaad op Kontich ligt, met als grens de Lintse Fabrieksstraat. De kleine spie grond met sectioneerpost tussen de hoofdlijn en de vertakking naar Lier ligt dan weer op Lints grondgebied. De terreinen van het spoorwegcomplex zijn staatsdomein. De N.M.B.S. heeft er via Infrabel als infrastructuurbeheerder het exploitatierecht van terwijl de N.M.B.S.-holding eigenaar is van de stationsgebouwen, fietsenstallingen, parkings, enz.; het Fonds voor Spoorweginfrastructuur is dan weer eigenaar van de sporen en de bovenleidingen. Binnenkort(?) zal deze puzzel hoogst waarschijnlijk worden vereenvoudigd wanneer de N.M.B.S. hopelijk van deze drieledige naar een tweeledige structuur gaat evolueren. Paul Wyckmans
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
en
4.3
-4
.4
Erg dankbaar voor het het gebruik van volgende bronnen VAN DER AUWERA F., HERTOGS E., VAN OLMEN J., Lint op het spoor, een bundeling spoorwegverhalen over Lint, uitgave Heemkunde Lint ‘Eugeen Goeyvaerts’ vzw., 2010 DE BOT H., HERTOGHS E., VAN OLMEN J., 150 jaar spoorweg in de Kempen (1855-2005), De geschiedenis van de lijn KontichTurnhout, uitgeverij Brepols Turnhout 2005
17
De Magdalenastraat 1900-1950
I
N EEN vorige editie van Reineringen had Joseph Van Passen het uitgebreid over het “plein achter de kerk”. In de verslagboeken van onze Kring voor Heemkunde vonden we nog een interessante aanvulling. Kapelaan Victor Vleeshouwer (1896-1968, hulppastoor in Kontich van 1935 tot 1950) bracht tijdens de kringvergadering van 15 mei 1950 een interessante uiteenzetting over de gegevens die hij had verzameld over de toestand van de Magdalenastraat tussen 1890 en 1900 (sic). Het verslag werd geschreven door Ludovic Hellemans (die toen net voor de eerste keer vader was geworden). Chris Claes heeft opgelijst wie er in 1901 in de straat woonde (zie rooster). De huisnummers zijn daarna wel gewijzigd, o.a. omdat de tuin van het huis van vrederechter Bouwens bouwgrond werd. Magdalenastraat 1901 nr. nr. bewoner
beroep
Beenhouwer Dijckers – De Loght Herbergier Fabriekswerkman Van Put- Verreycken Schoenmaker Cuyvers - Waumans geen Maria Mampaey wed. Hubertus Beenhouwer Storms – Van Gastel
2
1
Bouwens - Teuwen
Vrederechter
4 6 8
3 5 7
Carolus Kennes Gregorius Thees Dijckmans - Hellemans
Pastoor - Deken Koster - Orgelist Schildersgast
10
9
Petrus Meeus
Metser
Callens - Huyge
Winkelier Brouwerijbestuurder Slachter Schildersgast Herbergier
Boots – Van Schil Scholz - Deloos
12 14 16 18
11 13 15 17
Hellemans - Smets Mangelschots – Van San Bal - Lembrechts De Pooter – De Cuyper
Onderpastoor op rust Metser Fabriekswerkman Kleermaker Schilder
Eduardus Palmaerts Coveliers - Adriaens Torfs - Van Elst
20 22 24
19 21 23
Maria De Kempeneer Joanna Kennis wed. Somers De Ridder - Voorspoels
zonder Naaister Hoveniersgast
naaister
Anna Maria Verhulst
26
25
Bootts - Vereycken
Schildersgast Herbergierster
Van de Velde Hellemans
28
27
De Mont – Van den Broeck
Brouwersgast Herbergierster Kleermaker
30
29
Catharina Courboin wed Hellemans Callens - Hubertus
beroep
bewoner
31
zonder Timmermansgast Herbergierster
Agnes Dehandschutter heeft uit de bevolkingsregisters van onze gemeente genoteerd wie er achtereenvolgens in elk huis woonde in de eerste helft van vorige eeuw. Die tekst is cursief gezet. Daarna heeft zij samen met Frans Van Elshocht, Alfons Hermans en Jos Brion herinneringen opgehaald en genoteerd: ook die samenvatting is in de cursieve tekst verwerkt. Hier en daar heb ik als redacteur wat moeten inkorten en ik besef dat niet alles 100% correct zal zijn en zelfs wat verwarrend overkomt. Toch geeft deze uitvoerige tekst een boeiend beeld van wat eens een levendige straat was. En ik ben ervan overtuigd dat nogal wat genealogen hier niet alleen interessante gegevens vinden, maar ook het kader waarin ze hun voorouders kunnen
en
ng
eri
in Re 4.3 .4
-4
18
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
en
4.3
-4
.4
plaatsen. Tussen de regels zie je hier immers een micro-samenleving tot leven komen, ongetwijfeld tot genoegen van veel oud-Kontichnaars en hopelijk ook van de nieuwe en/of jonge. Van de meer dan tweehonderd genoemden zijn er trouwens nog verscheidene in leven of lopen er nog nakomelingen van rond in ons dorp! Om geen indigestie te veroorzaken behandelen we in deze editie de onpare nummers. Aansluitend volgen nog enkele pittige anekdotes over het Kontich van vroeger. Volgende keer komen de pare nummers aan bod, met als uitsmijter de herinneringen van Joz. Van Passen over de melkerij van Huybrechts. E.H. Victor VLEESHOUWER: de Magdalenastraat Het begin van de Magdalenastraat aan de zijde van de onpare nummers tot aan de dekenij, maakte één enkele eigendom uit: het woonhuis en de tuin van vrederechter Bouwens. Vijftig jaar later was dat respectievelijk het Socialistisch Volkshuis, Zelfwasserij Gladys, een coiffeurssalon, Herberg van Brijs en turnzaal Collignon (Sparta, vanaf 1926, fh) geworden. 3. Joseph De Backer (°Kontich 1890) en Sophia Maria Maes (°Rumst 1890) en hun kinderen Stella (°1912), Juliaan (°1915), Willy (°1920) en Renée (°1931). Stella was getrouwd met Ernest Edmond Van Wezemael (°Kontich 1910), zij hadden drie kinderen (Maria, Jozef en Yvonne). In 1935 is het gezin naar Deurne verhuisd. De familie van Jos De Backer verhuist eerst naar Mechelsesteenweg 204 en daarna (in 1940) 227. De bakkerij was ondertussen wasserij geworden met als zaakvoerder Emiel Belmans. Vervolgens heeft ook schilder Clement Van Loon er gewoond. Jos De Backer was handelsreiziger en bakker van Specfour en Bisfour. Zijn (dove) vader was ook bakker; hij werd op de hoek van de Noordstraat doodgeschoten door de Duitsers, omdat hij niet stilstond toen ze bevel gaven, maar hij was doof. Jos heeft gouden zaken gedaan maar is toch failliet gegaan door slechte boekhouders. In deze woning is er ook een café met als naam Mozart geweest die later wasserij Gladys werd (Belmans). Clement Van Loon woonde boven de wasserij: hij was reclameschilder bij brouwerij Maes, later zelfstandige. Hij was jarenlang een gewaardeerd lid van de Kring voor Heemkunde. 5. Henricus Hellemans (°Kontich 1878) en Melania Switsers (°Kontich 1879). Hij was metselaar aannemer. In 1940 verhuizen zij naar Duivenstraat 49. In 1946 komt Antoon Verbert van Antwerpen (°Wilrijk 1913), hij is haarkapper en getrouwd met Jeanneke Keersmaekers (°Kontich 1919). 7. Franciscus Van Criekinge (°Kontich 1890), bierhandelaar en Maria Broeckx (°Kontich 1889). Zij verhuizen in 1934 naar Edegemsesteenweg 74. In 1914 komt het gezin Brijs-Huysmans van Lint er wonen: hij hield was samen met zijn broer Fil beroepsvoetballer in Marchienne, nadien bij Kontich FC; later hield hij er café. 9. was zaal René Collignon waar turnkring Sparta oefende. 11. Casimirus Broeckx (°Meerhout 1883), pastoor-deken (vanaf 1925), vertrokken naar Antwerpen in 1940. Toen werd hij opgevolgd door Jozef Van Herck (°Antwerpen 1888), die de Kring voor Heemkunde gesticht heeft in 1943. 13. Franciscus Quadens (°Kontich 1895), diamantslijper, zijn vrouw Emilia Wellens (°Kontich 1896) en kinderen Henricus Ludovicus, Joanna, Magdalena, Elza en Alfonsus. ‘Sooi’ had een diamantslijperij in zijn tuin met een 10-tal slijpers. Hij was lid van de auto-motoclub, hoboïst in de harmonie Vrede en Vermaak en reservedirigent van het SintMartinuskoor. Zoon Louis volgde orgel aan het Lemmensinstituut in Mechelen, was organist aan de Sint-Pauluskerk in Antwerpen en gaf pianoles en muziek aan de jongensvakschool (nu VTI). Fons was o.a. voorzitter van KWB St.-Rita. 15. Marcel Stock (°Antwerpen 1889), haarkapper en Joanna Jansen (°Aartselaar 1885) en hun kinderen Elza, Maurice, Lucianus, Willy en Herman. 17. Ludovicus De Herdt (°Kontich 1905), wijnstekersgast en zijn vrouw Margareta De Schepper (°Rupelmonde 1904). In 1936 verhuisd. 19. Jan Baptist Van Herp (°Mechelen 1887), Jozef Guns (°Berendrecht 1901) en Victor Vleeshouwer (°Mechelen1896) alle drie onderpastoor; er woonden ook enkele “meiden” en de moeder en zuster van Vleeshouwer. Het woonhuis nr. 21, het oudershuis van de gebroeders Hellemans, metselaars (Giele Mol), was ca. 6 jaar lang vergaderzaal van de Christelijke Arbeidersverenigingen der parochie (ze vergaderden daarna in het Christen Volkshuis, Molenstraat, dat toen werd opgericht). In de tuin van hetzelfde huis, een huis van de parochie, stond de vergaderzaal der Scouts, nu (1950 dus, fh) Jeugdlokaal. In de bevolkingsregisters is er hier geen sprake van Hellemans, wel van Cesar Hofmans (°Zele 1871) brouwersgast bij De Meulder; en vanaf 1936 achtereenvolgens Augustinus Reyniers (°Kontich 1913) en zijn vrouw Ludovica Windels (°Kontich 1919) en de families Reyniers-Schepers, Michiels Reyniers en Cusseneers-Reyniers. Achter het huis was destijds de katholieke Werkmanskring, slechts bereikbaar via de gang van het woonhuis. Nadien bouwde notaris (en scoutsmaster) Cols er een scoutslokaal. Toen de scouts op bevel van onderpastoor Buggenhout werden op straat gezet, werd het door verschillende groepen van de Katholieke Actie gebruikt.
19
4.3 .4
-4
20
en
ng
eri
in Re
23. Jan Reyniers (°Kontich 1867) hoveniersgast en Maria Theresia Schepers (°Zolder 1872) en hun zonen Jozef, Frans en Marcel en dochter Maria. Als hun kinderen meerderjarig zijn verhuizen ze in 1934 naar Magdalenastraat 21. Jan was de zoon van “ het Veenmolleke” die aan de Sleutelstraat woonde tegenover De Meulder. 25. Antonetta Vermonden (°Meerle 1865), weduwe van Leopold Leers en haar kinderen Louis en Ferdinand; de eerste is diamantslijper en ongehuwd, de andere(°Kontich 1905) is fabriekswerker, getrouwd met Clementina Bierbooms (°Berchem 1909) en vader van Gustaaf, Ludovicus, Annie en Franciscus. Vanaf 1939 woonden ze in Villermontstraat 10 in een vervallen boerderij van Vervliet. 27. kortstondig en respectievelijk de families Balduwijns-Selderslaghs, Denil-Verdeure en Smeyers-Borms (in 1938 van Molenstraat 8); de familie August (°Kontich 1872) en Maria (°Kontich 1870) Selderslaghs-Torfs en hun dochters Joanna en Maria; ten slotte nog Van Onckelen-Fivie. Nummer 29: groentewinkel van De Keuster (Wis Poteusch, van potage), vroeger herberg en winkel. Volgens de heer J. Van Passen was het een van de 3 herbergen van de straat die “Belleke” heetten! (O.a. ook het huis van Quadens). Vroeger woonden er Ballegeer (commissaris en vader van de oorlogsheldin Margriet, fh) en De Pooter. Van deze laatsten geen vermelding, wel de familie Van Goethem-De Backer uit Sint-Niklaas. In 1933 komt het gezin De Keuster-Kennes (4 pers.) uit de Korte Drabstraat 19 er wonen. 31. resp. rentenier Jan Geivers, getrouwd met Cornelia Fivie, die in 1931 weduwe wordt en hertrouwd met Petrus van Onckelen, accijnsbediende Frederik en Amelia Siau-De Bressing, Hermans-Lembrechts en François-Vercauteren. 33. Joannes (Janneke) De Ceuster (°Kontich 1901), schilder winkelier, zijn vrouw Maria Petronella De Herdt (°Kontich 1901) en dochter Elisabeth. 35. Frans Cusseneers (°Kontich 1896) diamantslijper, zijn vrouw Elisabeth De Voeght (°Lint 1897)en kinderen Urbanus en Margareta. Vader speelde in harmonie Vrede en Vermaak en had als lid van “ de Meesters” de bijnaam Verdi. Moeder had een winkel van likeuren en rookwaren. Frans was boogschutter en bevriend met Urbain De Stobbeleer en speelde mee in revues die Urbain schreef. Nummer 37 was ook een herberg. Hier bevond zich het eerste pension van Kontich bij Joke Mangelschots naast het huis van Wis Poteusch. Hier vinden we o.a. Désiré Frans Timmermans (°Kontich 1870) (timmermansgast, overleden in 1941) en Eulalia Maria Lauwers (°Kontich 1878), zijn vrouw en hun kinderen Angelina en Lucia. In 1939 komt scheikundige Gummarus Van Schil er wonen: op 5 april 1943 komt hij om in het bombardement van Mortsel. 39. Georgius De Mont (°Kontich 1884) kleermaker en echtgenote Ludovica Seyssens (°Wilsele 1883): zij verhuizen in 1931 naar Antwerpsesteenweg 15. In 1944 de familie Van Dijck-Brulin; zoon Franciscus (°Mortsel 1920), haarkapper, gaat werken in Duitsland en komt terug met vrouw en kind. Dochter Maria trouwt met magazijnier Edwardus Thijs (°Kontich 1922). Voorbij 41, de kruidenierswinkel van Smets-Wijckmans, stonden tot in 1914 nog 2 herbergen: “In de Boerinnekes” en “In den Bak”. Beide werden verwoest door een obus in 1914. Nu staat er de garage van zoon Smets, maar enkele meter achteruit (nu Fiat garage Buggenhoudt, fh). Gummarus Augustinus Smets (°Kontich 1884) was getrouwd met Virginia Wyckmans (°Kontich 1887) en zij hadden drie kinderen: Joseph (diamantslijpersgast), Clementina en Fredericus of Freddy: die was vaandrig bij harmonie Vrede en Vermaak. De ouders hadden een kruidenierswinkel en verkochten ook duivengerief. Er stond nog iemand ingeschreven: Joanna Catharina De Keuster, weduwe Wyckmans (°Kontich 1854); zij overleed in 1943. 43. Joseph Smets is hier komen wonen nadat hij was teruggekeerd uit krijgsgevangenschap en getrouwd met Josephina Cools (°Kontich 1911). Jos was hier eerst fietsenmaker, dan verkocht hij moto’s en ten slotte auto’s. Hij woonde boven zijn garage. N.B. Er waren dus vroeger wel 7 herbergen in de kleine Magdalenastraat. De vroegere herbergen verdwenen, op één na (De Wipschutter); er kwamen 2 nieuwe in de plaats: Herberg Brys en Delbaen. De heer J. Van Passen wist, aansluitende bij de voordracht door de heer Vleeshouwer, nog vele andere inlichtingen te verschaffen: Toen de kleine huisjes achter de kerk alle vervallen waren en ingestort, vroeg het gemeentebestuur zich af: “Wat met deze plaats gedaan? Een speelplein maken? Neen, het was te dicht bij het kerkhof. Een grote tuin? Ja, dat werd het tijdelijk. Tijdens een kermis had een wagen, waarop geschilderd stond “Théâtre de Cinéma”, zich in de tuin opgesteld. Deze eerste filmvoorstellingen werden een succes, zodat het gemeentebestuur besloot ieder jaar zulke filmvoorstellingen te laten doorgaan, waar telkens gans ons dorp naartoe stroomde. Aldus verliep dat een tien jaar lang iedere kermis. Maar toen gebeurde het dat de films, die naar Kontich moesten opgezonden worden, in de ongeveer gelijkluidende gemeente Kumtich terechtkwamen. Van deze kermis af werden daar geen films meer afgerold. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
De heer J. Van Passen weet nog heel wat te vertellen over de politiek 50 jaar geleden (rond 1900 dus, fh), over het eerste liberale blad van Antwerpen dat te Kontich verscheen: “De Vrije Stem”. Het ontstaan der harmonie. De ondergang van de liberale macht in ons dorp, vooral veroorzaakt door het feit dat op één hunner openbare vergaderingen een zekere Madame Malfait het gedicht “Neen, er is geen God” voordroeg, zodat de nog zeer vele christelijke zielen de partij onvoorwaardelijk verlieten. De heer Cauterman schreef toen hierover nog in zijn krant: C’est mal fait, madame”. Tijdens de kiesstrijd ca. 1900 hing onderpastoor De Laet een spandoek aan de gevel, maar de eigenaar Van de Wijngaert, deed deze er afdoen. (Dit was daar waar nu ’t Christen Volkshuis staat.) De beruchte prijsuitdeling van de “Sussen”, een ware kermis voor heel Kontich, gebeurde op de huidige Varkensmarkt in de afgebroken herberg “A la Belle Vue”, waar de “Suskes” hun zaal hadden. Het huidige “Christen Volkshuis” was in die tijd in het bezit van Coveliers, die neutraal (liberaal) was en de zaal Sparta in 1902 door de Antwerpse handelsreiziger Dom gesticht: de 2 eerste leden: een broer van Pol Maes en Michiels – later kregen ze van Collignon en De Bruyn een nieuwe zaal. Voordat Coveliers in het Christen Volkshuis woonde was de zaal een liberale school. Tijdens de schoolstrijd bestonden er 2 liberale scholen: de school van de Juffrouwen met juffrouw Snacke, de mammesellekesschool in de “Zevenhuizen”. De eerst school van de deken door Molemaeckers (vader van de koster) gegeven in de zaal van de Suskes (Van Crieckingen), en eveneens zuster Clara gaf er les. Ze verhuisden van de Varkensmarkt dan naar de “Zwarte Gracht” (Rubensstraat – moet volgens fh zijn: Van Dijckstraat). Later kwam weerom een katholiek bestuur en werden de onderwijzers gelijkgesteld met Cassiers. Later werd het lokaal in de “Zwarte Gracht” het lokaal van het patronaat en nog later werd het bewaarschool. Vroeger bevonden er zich te Kontich 2 kosthuizen: • in het huis van Van Fraeyenhoven • in het huis van De Bruyn “’t Kruiske”: dit werd later het pension van de mannekes in Boom. Dit huis is zeer oud (XVIIe eeuw) en heeft volgens R. Van Passen een merkwaardige, prachtige zolder. Zeer interessant en eigenaardig was ook nog de bewaarschool met trappekes (de leerlingen zaten iedere rij een trap hoger) van zuster Natalia, die een houten boek bezat dat ze hard kon dichtklappen of soms tegen uw hoofd. Vroeger waren er 2 stations in Kontich: Oost en West. Prijs naar Antwerpen vanuit K.O. 0.65 frank en vanuit K.W. 0.60 frank. Iedere dag waren er mensen die betrapt werden het verkeerde station aan te doen. Later eenheidsprijs. Tot 1906 gingen geen vrouwen buiten het dorp werken, zoals nu: het was ’n schande. Eén der eerste ging naar de “Tik” (soort bazar) als verkoopster Van Melle – de andere is de vrouw van de oude commissaris, Bongé). Twee treinen deden iedere dag Kontich-West (Molenstraat aan): dan was de straat zwart van volk. Kontich leverde toen honderden dokwerkers: hun liberale burcht was de “Boon-wit” (er stond een wip). Evenals de katholieke harmonie haar ontstaan te wijten (sic, fh) had aan het afscheuren van een groep leden van al te liberaal geworden Sint-Cecilia (waarvan ook de juffrouwen De Meulder lid waren geweest), zo-ook ontstond door scheuring in de Maatschappij “De Wip” een nieuwe, meer katholieke kring: “De Bannelingen”. Later nog werd de “Katholieke Bond” gesticht als reactie tegen de liberale werking. Dan wordt nog gesproken over de beruchte toneelspelerstijd van Eug. Storms, Du Mont, Verbruggen, Sooi van den Draaier (De Hert) en “Berre Meurre” (Mariën), over de katholieken die in ’84 wonnen maar te Brussel bij een optocht veel slagen kregen, waardoor te Antwerpen ieder Brussels handelsreiziger werd geweigerd. (…) En waarschijnlijk trokken de vinnigste leden na het afsluiten van de vergadering nog naar het dorp, zodat deken Van Herck op tijd naar bed kon. En misschien was er wel een lid dat trakteerde omdat hij net vader was geworden. Maar dat staat niet meer in het verslag.
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
en
4.3
-4
.4
Frank Hellemans
21
EEN STENEN BERMMONUMENT IN WAARLOOS?
A
LS PUBER stopte ik al op een van mijn vele fietstochten aan het stenen monumentje, bijna op de top van de ‘Vosberg’, net voor een bedrijf in natuursteen. Veel meer dan de naam van een edelman en het jaartal 1912 kon ik er niet op lezen. Wel werd het me duidelijk dat het om een auto-ongeval ging, toch wel zeldzaam in de eerste jaren van de twintigste eeuw. Wist ik veel dat de Grote Steenweg in Waarloos daar al Antwerpse Steenweg in Rumst werd genoemd. Dit alles flitste door mijn fotografisch geheugen toen ik in Knack eind oktober van de hand van Stijn Tormans een artikel las over ‘Bermmonumenten in Vlaanderen’ waarin Tony Oost oud-conservator van het Vleeshuis te Antwerpen het resultaat van zijn opzoekingen over dit monument openbaart. Het blijkt waarschijnlijk het oudste bermmonument in Vlaanderen te zijn. Het werd opgericht ter ere van Hélin van Zuylen van Nyevelt, gestorven op 18 december 1912. Misschien wel een van de eerste verkeersdoden in België. Op de zuil lees je: My First, My Last, My Everything wel in een Franse versie: ‘Je ouders, mijn beste zoon, hebben dit monument opgetrokken. Opdat iedereen elke dag de liefde zou zien die we voor jou hadden. En het verschrikkelijke leed waar we door moeten na jouw dood.’ De achterzijde vermeldt: ‘Hij is gelukkig vertrokken, omringd door zijn vrienden. Het leven dat voor hen lag, leek prachtig. Op een seconde heeft de dood al die hoop vernietigd en doen veranderen in de verschrikkelijkste wanhoop.’ Een historicus die wat verderop woont vertelt erbij dat niemand hier in de buurt het verhaal echt kent. Frank Judo is zijn naam en hij weet heel wat ter vertellen over deze merkwaardige historie: ‘Hélin behoorde tot de katholieke tak van het befaamde adellijke geslacht Van Zuylen van Nyevelt. Zijn vader Etienne had het kasteel de Haar in Utrecht geërfd. Hij wou dat helemaal in zijn oude glorie herstellen – het moest een ontmoetingsplaats worden voor de internationale beau monde van die tijd. Daarnaast was Etienne een van de grote promotors van de auto, vooral uit liefde voor het paard. Hij was de eerste voorzitter van de eerste autoclub ter wereld. Franse tekst op de zuidzijde van het Deze man scoorde wel meer primeurs, lees ik in zijn biografie. Hij monument had als een van de eersten een autopark, zijn vrouw was de eerste persoon die een rijbewijs behaalde. Samen bouwden ze een van de eerste garages. Ook hun zoon Hélin hadden ze begiftigd met de liefde voor de auto. ‘Een onrustige jongen’, zegt Judo. ‘In alle sporten die hij beoefende, was hij weleens geblesseerd geraakt. ‘Alleen met de auto heb ik nog niets voorgehad’, zou hij naar het schijnt tegen zijn vrienden gezegd hebben. Hij had net een nieuwe job: secretaris op de Belgische ambassade in Sint-Petersburg, maar wou eerst oudejaar doorbrengen in Kasteel de De jonge baron omcirkeld Haar. Die ochtend reed hij naar Utrecht om er te gaan eten, samen met een paar van zijn aristocratische vrienden.’ De rest van het verhaal staat in de zondagskrant van toen. Maandagochtendkranten werden in 1912 nog niet uitgegeven. ‘Schrikkelijk automobielongeval in Rumpst’, staat er. ‘Twee dooden: baron Van Zuylen en barones Elisabeth de Woot de Trixhe. ‘Een getuige legde volgende verklaring af: “We waren om 8 ure 45 uit Brussel vertrokken om naar Utrecht te rijden. Ik weet niet juist hoeveel kilometers de automobiel aflegde. Voor eene mestkar die
4.3 .4
-4
22
en
ng
eri
in Re
Een van de vele modellen van de Dion Bouton 1912 BH
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ons tegemoet kwam, reed de automobiel nevens de steenweg, in het zand. Alsdan bemerkte ik dat baron Van Zuylen zijn machten niet meer meester was en zag hem aan zijn stuurstand draaien. Op dit oogenblik werden wij allen uit het rijtuig geslingerd.” (…) Zoo hevig was de slag dat de inzittenden in alle richtingen werden geslingerd, terwijl de spaanders van de auto tot op 64 meter vlogen. (…) De automobiel waarmee baron Van Zuylen reed was een Dion Bouton, een der prachtigste rijtuigen die bestaan. In de jongste automobielshow te Parijs had het den eerste prijs behaald. Het bezat de kracht van 110 paarden en kon 150 kilometer per uur afleggen.’ De dinsdagkrant schrijft opnieuw over het ongeluk. Op dat moment is het wereldnieuws – zelfs The New York Times bericht over wat er op de Antwerpsesteenweg in Rumst gebeurd is. Onder de titel “Schrikkelijk Toeval’: ‘Op het oogenblik dat te Rumpst zijn zoon den dood vond, was baron Etienne van Zuylen aangezeten aan het banket tot sluiting van het Automobielsalon en had hij net het voorzitterschap waargenomen van het Kongres der Automobielclub aldaar. Men oordele over de ontroering toen hij het nieuws vernam. (…) Tegen de avond stapte de broeder van de doode af te Rumpst, waar hij het lijk van de verongelukte baron kwam herkennen. Daarna nam hij het lijk van den doode mee naar zijn vader.’ (…) ‘Toen den baron die avond het lijk van zijn doode zoon zag, barstte hij in tranen uit. Omarmde hem en riep dat het allemaal zijn schuld was. Hij had hem de liefde voor den automobiel bijgebracht.’
Ooit achter een gracht, vandaag geprangd tussen nieuw fietspad en bedrijfsparking
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
en
4.3
-4
.4
Hoe het verder ging: Hélin van Zuylen van Nyevelt kreeg een onofficiële staatsbegrafenis in Parijs. Ministers en een vertegenwoordiger van de koning waren present. Kasteel de Haar in Utrecht werd gerestaureerd en werd het epicentrum van de beau monde: van Roger Moore tot Brigitte Bardot en Sophia Loren, allemaal kenden ze het huis. Maar met vader Etienne kwam het nooit meer goed. De man werd volgens zijn biografie ‘verscheurd door schuldgevoelens’. Er zat te veel ironie in zijn verhaal. Hij, de man met zo veel autoprimeurs, had ook de primeur die hij nooit had willen hebben. Hij bleef voorzitter van de Automobielculb, maar zijn favoriete rijtuig was zijn onschuld
23
kwijt. Een paar dagen later verscheen in Het Handelsblad een artikel: ‘Altijd automobielongelukken’ met de laconieke tekst: ‘’t Schijnt dat doodrijders erop uit zijn een bloedige reeks te maken”. Het artikel waarschuwt voor ‘overdreven snelheid’ en ‘alcoholgebruik’. Een paar dagen na Hélins dood zei Etienne tegen zijn vrouw: “We moeten een bermmonument oprichten.’ Zijn vrouw keek hem verbaasd aan en zei: ‘Ik zal de teksten schrijven.’ Het was januari 1913, het bermmonument was geboren maar wel… in Rumst. We danken • Uitgeverij Knack en auteur Stijn Tormans voor de toelating om het specifieke deel over het bermmonument te Rumst te mogen overnemen uit zijn artikel ‘My first, my last, my everything’, op zoek naar de verhalen achter de bermkruisjes. Knack, 29 okt 2013 blz.40-45. Uitgeverij Roularta, Roeselare 2013. • Tony Oost o.a. oud-conservator van het Antwerpse Vleeshuis die in opdracht van het Frans M. Olbrechts Genootschap ter bevordering van het volkskundig onderzoek in Vlaanderen onderzoek verrichte naar bermmonumenten. • De foto’s van: 1. de jonge baron Hélin van Zuylen van Nyevelt, afgedrukt in Tien eeuwen Kasteel de Haar, uitgegeven bij W Books. 2. 1-4-5: Het bermmonument te Rumst Kon. Kring voor Heemkunde KONTICH, fototheek 3. 2) De jonge baron Hélin van Zuylen van Nyevelt, afgedrukt in Tien eeuwen Kasteel de Haar, uitgegeven bij W Books. 4. 3) Een van de vele modellen van De Dion Bouton 1912. De autofactuur vermeldde toen nog duidelijk 2 apart te betalen items: het eerste item vermeldde de keuze van het automerk en het type van onderstel en motor dat de autofabrikant bij de merkenverdeler diende te leveren en een ander beschreef het gekozen koetswerk (de carrosserie) die de/zijn koetswerkmaker er diende bij te fabriceren. Bij te betalen opties waren er toen ook al in overvloed. http://dropbears.com/gallery/classic_cars/De_Dion-Bouton_1912_Type_ DH.htm Stijn Tormans, ingeleid door Paul Wyckmans
en
ng
eri
in Re 4.3 .4
-4
24
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
‘Den Alcazar’ laat lezers reageren… Tony Mariën, trouwe abonnee van ‘Reineringen’ en jarenlang spelend lid van de harmonie ‘Vrede en Vermaak’, las in het laatst verschenen nummer het verhaal van Francine Vervliet en anderen over ‘den Alcazar’ en formuleerde hierbij enkele interessante verbeteringen en aanvullingen die we de lezer niet willen onthouden: 1. De foto van de harmonie ‘Vrede en Vermaak’ in volle actie op de atletiekpiste tijdens een voetbalmatch blijkt genomen ter gelegenheid van België-Frankrijk op de Heizel (Brussel) en niet tijdens België-Nederland op de Bosuil (Antwerpen). Tony vertelde er nog bij dat het harmonieoptreden zeker vóór de opening van de wereldtentoonstelling in april 1958 plaats vond vermits de lassers immers nog duchtig verder construeerden aan de bollenconstructie van het Atomium. Na intern onderzoek komt deze foto tweemaal voor in onze kringfototheek: een keer met de gepubliceerde toelichting, een keer met de verklaring van Tony. Vandaar de verwarring natuurlijk. We zijn helaas bij geschonken foto’s dikwijls afhankelijk van de bijgeleverde commentaren, ofwel de toelichting van een van onze oudere kringleden. Snel aanpassen in onze bestanden dus, beloofd! 2. Louis Michiels was jarenlang boegbeeld en gezagvol tamboer-majoor van ‘de Kliek’, het trommelaars- en trompetterskorps van ‘Vrede en Vermaak’ dat bij optredens steevast deharmonie voorafging. Louis was geen beroepsmilitair-muzikant bij de gidsen zoals we schreven, wel trompetter-trommelaar bij de 11e brigade te Antwerpen. Sommige Kontichnaren spraken soms wel over Louis-majoor, maar hij was zeker geen majoor in het leger voor alle duidelijkheid. 3. Aanvullend herinnert Tony zich nog dat de horlogemaker die ooit in de Alcazar gevestigd was, een broer zou zijn geweest van de beroemde uurwerkmaker Louis Zimmer uit Lier. Volgens een getuigenis van moeder Mariën zou deze Zimmer-telg zich verhangen hebben in het gemeentepark en wel in het bosje waar nu het gedenkteken voor de gesneuvelden van beide wereldoorlogen staat. Dat blijkt bij oudere Kontichnaren nog steeds gekend als het ‘Zimmerbosje’. Nog drie andere Kontichnaren leverden een fantastische bijdrage, en dat allemaal na het lezen van één artikel. We blijven er als kring erg dankbaar voor! 1. Kringlid Bob Verrycken herinnerde zich in de straat van het ouderlijk huis een jongerengroepje ‘The Sky Larks’ uit de zestiger jaren en vroeg zich af of wij ons niet vergisten met deze Sky Larks in de vijftiger jaren van vorige eeuw te laten optreden met als zangeres een zuster van Francine Vervliet. We stelden hem dan ook voor om op verkenning te gaan bij één van deze succesrijke muzikanten, Eddy Serrien, nog altijd verknocht aan en wonend in de Pierstraat. 2. Een Kontichse lezeres dook na het lezen van dit artikel in haar souvenirkast en schonk via Guido Michiels de vlag van de beschreven accordeonvereniging ‘Organa’ aan onze kring. De kring dankt deze anonieme schenkster. 3. Tot slot kregen we ook nog het bezoek van Frans De Cock. Hij bracht een prachtig fotoboek mee met foto’s over zijn jeugdjaren, zijn paracommando-opleiding en -diensttijd in Belgisch-Kongo. Aansluitend bij het artikel bevat het album ook heel wat foto’s over de judoclub Satori Kwai, ooit opgericht te Kontich in de Alcazar en vandaag zestig jaar later nog altijd springlevend in Mortsel. We zagen er ook judoka Wim De Mulder, eertijds wonend in de Jordaenstraat.
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
en
4.3
-4
.4
Paul Wyckmans
25
Een kanon zonder oorlog Je hoort het wel eens in de cité van Genk. Of als je op reis bent. Bijvoorbeeld in Turkije. Een stoet van toeterende wagens die door de straten rijdt. En hoe meer je kijkt, hoe harder er wordt geclaxonneerd. Ik weet niet of jij je daaraan ergert, dan wel of je geamuseerd rondkijkt. Je weet dan meestal wel dat het om een heuglijke gebeurtenis gaat. Een huwelijk in de familie. En daar hoort in sommige culturen lawaai bij. Wedden dat er heel wat Vlamingen zijn die daarbij denken dat wij het dan toch wel wat beschaafder doen. Als we al lawaai maken dan doen we dat binnen de besloten kring van een feestzaal. Dat de Marie-Louise dan luidruchtig op en neer gaat, of dat we met onze zakdoek het pleuris uit ons lijf zwaaien bij Michel Sardous Ierse meren, daar storen we de goegemeente niet bij. En toch. En toch. Ook wij maken openbaar lawaai bij een trouw. Of eigenlijk moet ik hier zeggen maakten lawaai. Want in vele dorpen en steden is onze lawaaimakerij bij politiereglement verboden. Waar gaat het dan om? Wel, twee-drie generaties geleden was het in Vlaanderen de gewoonte dat de buren en/of vrienden op de vooravond van een huwelijk met een klein carbuurkanon, al dan niet gekocht of zelf gefabriceerd, vreugdeschoten losten. De salvo’s bleven dan duren tot het bruidspaar (of hun ouders) met drank over de vloer kwamen om het geluid af te kopen. Dat kon treiterig lang duren. Totdat de kanonniers vonden dat ze genoeg getrakteerd waren om met het geluid te stoppen. Ook in Kontich was dit gebruik helemaal in zwang, maar is het ondertussen een stille dood aan het sterven. Politiereglement en gevaarlijke stoffen zijn nu eenmaal zaken waar in onze huidige maatschappij niet mee wordt gespot. En geluidsoverlast is ondertussen op vele plaatsen een maatschappelijk probleem. Denk hierbij bijv. maar aan de Sinksenfoor in Antwerpen. Maar waar komt dat gebruik vandaan? Is dat louter een overgeleverd gebruik dat puur utilitair op drankgebruik/misbruik te herleiden valt? Of is er meer aan de hand? In oorsprong heeft dit gebruik heel weinig of niks te maken met het afkopen van geluid(soverlast), maar had het wel degelijk een functie. En daarvoor moeten we zelfs terug naar de Germanen. In de Romaanse wereld trouwt men in een familie in. Het is te zeggen dat families veel meer gingen samenwonen dan in de Germaanse traditie. Denk hierbij aan de Italiaanse mama die de scepter zwaait over de keuken (en de spaghetti) en het huis, terwijl de stereotype Italiaanse man op zijn Vespa door de Italiaanse straten flaneert. Een zwaar overtrokken beeld, natuurlijk, maar stereotype beelden spruiten deels ook voort uit een aantal gebruiken en die zijn in het zuiden toch anders dan in de Germaanse landen. Want in onze streken trekt men eerder het huis uit. Dat betekent in veel gevallen dat men een nieuwe woonst opzocht. Of in een ver verleden een nieuwe hut bouwde. En net op dat manier kwam er lawaai aan te pas. Om de mogelijke boze geesten te verjagen, maakte men lawaai. En zo kon men dan het nieuwe betrekken. Een manier dus om zijn angsten en demonen te overmeesteren. Lawaai is ook nu vaak een middel om de angst te bestrijden. Volgens sommige psychologen zou het zelfs de reden zijn waarom mensen in bad of op het toilet gaan zingen. Om aan te tonen dat je er bent en dat je geen bezoek hoeft. Uit mijn eigen verleden herinner ik me dat ik begon te zingen, wanneer ik ’s avonds laat als kleine jongen op de donkere koude zolder iets moest halen. Mijn eigen angst verbergen door aan de mogelijke indringer op zolder te laten horen dat ik eraan kwam. Zo zie je maar dat sommige gebruiken ver in het verleden reiken. Ze transformeren, maar ze zijn de veruitwendiging van hoe we vroeger handelden in bepaalde omstandigheden. En wie weet, misschien is het om diezelfde reden dat de Turken bij een huwelijk al toeterend door de straten rijden. Paul Catteeuw
en
ng
eri
in Re 4.3 .4
-4
26
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Waddisdaffeuriet? Gezien de geringe respons die we krijgen, heeft de redactie beslist om deze rubriek stop te zetten. Op onze laatste prijsvraag kregen we slechts één antwoord dat bovendien niet correct was. Het ging namelijk om een boterstolp en niet om een vliegenvanger. Spijtig, maar de cava blijft in de kast
Activiteitenkalender en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids, maar het museum blijft tijdens de winter wel gesloten van 16 december tot 15 februari. Het archeologisch gedeelte van ons museum is vernieuwd, nu werken we hard aan de verbeterde presentatie van onze overige collecties. Vooral de afdeling textiel (met onze merklappen, tekendoeken e.a.) krijgt een prominente plaats in het “voorzaaltje”, waar nu ook al enkele van de fraaiste spinnewielen te zien zijn van de meer dan vijftig die we vorig jaar hebben verworven. De inwijding van het vernieuwde museum is voorzien voor het voorjaar van 2015, onze trouwe lezers worden uiteraard als eersten op de hoogte gesteld van de juiste datum. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. Alex Vanneste – De dodendraad: 9 mei 2014 om 20.00 uur in de Altenakapel De spreker uit onze buurgemeente Wilrijk is internationaal gerenommeerd. Hij brengt het verhaal van de dodendraad tussen België en Nederland vol passie. Zorg dat je dit niet mist. Facebook Je vindt onze heemkundige kring nu ook op Facebook. We posten er op regelmatige basis foto’s uit de oude (en nieuwe doos). Enkele honderden mensen hebben de weg al gevonden. Hoe geraak je erbij? Zoek gewoon onder “Kontichse historische weetjes”.
Abonnement?
eri Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
ng
en
4.3
-4
.4
Als je van dit nummer van Reineringen houdt, dan ligt ook de toekomst van dit blad je nauw aan het hart. Je kan het verder in 2014 ontvangen door storting van minimum 15 euro op rekening BE77 4155-0442-2142 met vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2014”. Het IBANkenmerk is KREDBEBB.
27
Reineringen Reineringen 4 (2013), 3 Driemaandelijks (januari-februari-maart 2013) Afgiftekantoor Kontich P912187
België Belgique P.B. 2550 Kontich BC 31956
INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 Elektrische draadversperring tijdens WOI Pagina 7 Janet Dean, Spying in World War I. The True Story of Margriet Ballegeer Pagina 8 The Sky Larks, Kontichse popmuziek uit de sixties! Pagina 12 175 jaren terinen door Kontich-Waarloos – deel 5 Pagina 18 De Magdalenastraat 1900-1950 Pagina 22 Een stenen bermmonument in Waarloos Pagina 24 Den Alcazar – een lezer reageert Pagina 25 Een kanon zonder oorlog Pagina 27 Waddisdafeuriet Pagina 27 Activiteitenkalender en nieuws
Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 4 (2013), 3 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Grafische vormgeving: Bruno Catteeuw Druk: Drukkerij Hendrickx, Schelle Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2013 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): 15 euro Te betalen op rekeningnummer BE77 4155 0442 2142 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen” Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com
Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be