Reineringen 9/2 (2018)

Page 1

Reineringen

Duivenstraat 22

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 9, nummer 2 (april -juni 2018)

O

Voorwoord

p vele vlakken beleven we sleutelmomenten, de waarden en zekerheden zoals wij ze nog op school onderwezen kregen komen onder druk te staan. We maken een digitale revolutie mee waarvan we de impact nog moeilijk kunnen inschatten. Big brother kwam in de plaats van “God ziet me, hier vloekt men niet”. De erfgoedsector wordt hertekend, synergieën worden gezocht, digitalisering en professionalisering dringen zich op. Ondertussen draaien heemkundige kringen op vrijwillige inzet. De uitdagingen zijn niet gering. Digitaliseren en informatiseren vergen bijscholing. Soft- en hardware evolueren snel. Tussen haakjes: heeft u met onze digitale app al eens virtueel bezoek aan ons museum gebracht? Wordt hiermee een blik geworpen op de toekomst van heemkunde? Digitale archivering staat nog in zijn kinderschoenen. De oudere, of beter de generatie met nog een sterke binding met zijn heem, verdwijnt stilaan. De gemeente verstedelijkt. Met de nieuwkomers moet de binding nog worden opgebouwd. Huidige generaties kijken anders tegen erfgoed aan dan de generaties, nog geboren in de jaren 50, of vroeger. En dit zal zich laten gevoelen. Onze tijd zal veel digitale sporen nalaten, maar materieel zal dit denkelijk minder het geval zijn dan wat we nu nog bewaren uit vroegere tijden. Maar niemand heeft een glazen bol. Wie had verwacht dat in 2018 een masteropleiding archeologie een garantie zou geven op werkzekerheid (met dank aan de bouwwetgeving). Zelfs in onderhavig nummer wordt werk aangegeven voor huidige en toekomstige archeologen. De Kring bestaat dit jaar 75 jaar. Dit vieren we met een tentoonstelling die in het najaar in de Altenakapel wordt georganiseerd. Meer informatie vindt u in het onderstaande kader. Dit wordt alleszins een mijlpaal in het bestaan van onze kring. We weten wat het verleden heeft gebracht, wapent ons dit voor de toekomst? Zijn de mensen ondertussen wijzer geworden? Ondertussen kan de Kring u toch weer een Reineringen aanbieden met diverse artikels. Wij krijgen graag onderwerpen, teksten en reacties aangereikt. Indien je reactie niet dadelijk wordt opgepikt, is dit misschien in een volgende nummer wel het geval. Het redactieteam

Dit jaar bestaat onze heemkundige kring 75 jaar. Een mijlpaal in de geschiedenis van het culturele erfgoedleven in ons dorp. Naar aanleiding van dit jubileum organiseert de kring een tentoonstelling in de Altenakapel. Noteer nu alvast de data, zodat je niks mist.

29 september van 14 tot 17 uur 30 september van 14 tot 17 uur 1 oktober van 20 tot 22 uur 3 oktober van 14 tot 17 uur 5 oktober van 14 tot 17 uur 7 oktober van 14 tot 17 uur 8 oktober van 20 tot 22 uur


DE BEWONINGSGESCHIEDENIS VAN KONTICH - VAN DE PREHISTORIE TOT DE MIDDELEEUWEN - HET ARCHEOLOGISCHE VERHAAL - DEEL IX (SLOT)

T

De volle middeleeuwen: (10e - 12e eeuw)

erwijl er voor de vorige periode nog geen bewoningsresultaten zijn gekend (zie deel VIII), beschikken wij voor de volle middeleeuwen, mede dankzij de eerste schriftelijke documenten, over voldoende gegevens om op meerdere plaatsen bewoningskernen te veronderstellen. Zo vermeldt prof. dr. Robert Van Passen in zijn ‘Geschiedenis van Kontich – 2e uitgave’, de belangrijke data 1088 en 1149 met kerkelijke schenkingen aan de abdij van Lobbes. Verder verwijst hij naar oude oorkondes waarin de familie Berthouts of hun voorgangers als tienden trekkers worden vernoemd. Beide gegevens duiden op de aanwezigheid van meerdere pachthoeves binnen de gemeente. Maar ook nu weer zal het archeologisch onderzoek in de gemeente uitsluitsel brengen en de restanten uit deze periode bloot leggen. Tijdens het AVRA-onderzoek van 1998 in de huidige SintMartinuskerk werden naast de 12e-eeuwse toren ook resten van de bijhorende romaanse kerk opgegraven. In de zuidelijke kerkmuur bevond er zich een dichtgemetst deurgat. Voor het dichtmetsen hiervan werd gebruik gemaakt van Romeinse dakpanfragmenten en stukken Doornikse kalksteen. Of deze laatste van de site KontichKazerne afkomstig zijn, is niet met zekerheid te zeggen, maar deze mogelijkheid dient zeker te worden overwogen. Immers, tijdens het archeologisch onderzoek aldaar, dienden de opgravers meermaals vast te stellen dat ten minste vanaf de 12e-13e eeuw de site werd gebruikt als recuperatieplaats van Doornikse kalksteen (uit de fundatie van de cella van de Gallo-Romeinse tempel), Romeinse Uittreksel opgravingsplan Sint-Martinuskerk dakpannen en metalen: vooral ijzer. met daarop de romaanse kerkfase Tijdens de opgravingen door AVRA in 2005/2006 op de site (© H. Verbeeck) Nachtegaalhoeve uitgevoerd, werden er naast de nederzettingssporen uit de vroege ijzertijd ook een middeleeuwse waterput en enkele paalkuilen van een middeleeuws gebouw opgegraven. De waterput bestond in het grondvlak uit een ovale kuil van 3,50 bij 2,50 m. Hij kende een trechtervormig verloop tot op 1,50 m diepte (diepte gemeten vanaf het maaiveld). Daarna liep hij met een diameter van 1,30 m nagenoeg recht naar beneden tot op 3,35 m diepte. Onderaan bevond er zich een houten bodem bestaande uit zeven naast elkaar gelegen platte planken eikenhout met daarop, ter verzwaring, meerdere grote stukken maalsteenfragmenten. Er werd geen houten of andere beschoeiing vastgesteld. De in de put aanwezige ceramiek werd geïmporteerd uit het Rijnland en is te dateren in de late 11e tot eerste helft 12e eeuw. Ook meerdere paalkuilen werden opgegraven, maar zij leidden niet tot het herkennen van een gebouwplattegrond. Mogelijk horen ze tot een gebouw dat samen met de waterput deel uitmaakte van een boerenerf uit de beschreven periode. Als gevolg van de uitvoering van het decreet op het archeologisch onderzoek in België eindigde eind 2006 het opgravingswerk van AVRA te Kontich. Sindsdien worden de belangrijke bouwprojecten in de gemeente door archeologische firma’s onderzocht en indien nodig opgegraven. Tijdens deze opgravingen kwamen er op verscheidene plaatsen middeleeuwse sporen aan het licht. Maar ook bewoningssporen uit de andere periodes, zijnde de metaaltijden en de Romeinse Machinaal uitgraven van de waterput (© AVRA) periode lieten zich optekenen. Het archeologisch onderzoek

Een Romeinse waterput

en

ng

eri

in Re

9.2

2

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Romeinse waterput, Groeningenlei 26-34, opgravingen All-Archeo, 2015 (© All-Archeo)

door de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie (AVRA) te Kontich uitgevoerd, was slechts de aanzet tot de archeologische kennis van de bewoningsgeschiedenis van Kontich. Het is nu aan de huidige en toekomstige onderzoekers om al de opgravingspuzzelstukjes in mekaar te passen en daarbij het totaalbeeld niet uit het oog te verliezen. Onze kennis over de geschiedenis van Kontich kan er alleen maar wel bij varen. Henri Verbeeck

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.2

Bibliografie: Verbeeck, H. 1998: Noodonderzoek in de Sint-Martinuskerk te Kontich, AVRA-jaarboek 1998, fig. 9-II, 83. Verbeeck, H.: 2005: Nederzettingssporen uit de vroege ijzertijd en een middeleeuwse put te Kontich, site Nachtegaalhoeve, 78-79. Verbeeck, H.: 2006: Het archeologisch onderzoek te Kontich in 2006 – vervolg onderzoek 2005, 97-98. Reyns N., Verbeeck H. & Bruggeman J. met bijdragen van: Aluwé K., Clerbaut T., de Beenhouwer J., De Clercq W., Heeren S., Magerman K., Monsieur P., Sas K., Venant N. en Verstappen P. 2017: Archeologisch onderzoek op de Steenakker en het Kapelleveld te Kontich. Synthese van de opgravingscampagnes op de site Kontich-Kazerne tussen 1964 en 1993, AVRA – Monografie 3, 307.

3


De Jaarmarkt van Kontich in 1919 – De Vredeswagens

N

auwelijks acht maanden na het beëindigen van de vijandelijkheden op 11 november 1918 en het ondertekenen van de vredesdocumenten in een treinwagon in het bos van Compiègne ten noorden van Parijs lijkt het dagelijkse leven in Kontich zijn gewone gangetje hernomen te hebben. Kontich kan dan, na vijf jaar onderdrukking en hongersnood, zijn eerste grote kermis en jaarmarkt in juli 1919 opnieuw in vrijheid vieren. ‘Onze’ Abraham Hans, journalist bij de krant ‘Het Laatste Nieuws’, publiceert in de uitgave van 11 juli 1919 dit bijzonder leerrijke artikel over onze gemeente. Enkel de spelling werd aangepast.

Een vermoord dorp

Kontich, groot, net dorp, gelegen tussen de spoorlijnen Antwerpen-Brussel, Antwerpen-Gent en Antwerpen-ZuidMechelen, is in het land geen onbekende. Duizenden soldaten weten te spreken van zijn grote kazernes, gewoonlijk “de depot’ genoemd. Kontich heeft zijn droevige vermaardheid van het vreselijke spoorwegongeluk dat aan 40 mensen het leven kostte, toen een ochtendsneltrein uit Antwerpen op een stilstaande trein voor Lier reed. Tijdens de oorlog werd over Kontich opnieuw gesproken, toen om het zo druk besproken verdrag naar dit dorp genoemd en dat de overgave van Antwerpen regelde; en dan kennen alle Sinjoren “Kontich-kermis”.

Tijdens de oorlog

Reeds van de eerste augustus was het te Kontich zeer druk. Die zaterdagavond krioelde het in de straten van soldaten, die door de burgers goed onthaald werden en voor vele woningen dampten grote ketels koffie, en werden geweldige stapels boterhammen uitgedeeld. Ieder wilde zijn vriendschap tonen, voor de mannen en de jongelingen, die zo eensklaps uit hun huiskring werden losgescheurd. ’t Was oorlog en te Kontich moest al spoedig de niet-actieve burgerwacht actief worden. Dit korps heeft veel goede wil betoond, maar heeft natuurlijk de val van de vesting Antwerpen niet kunnen verhinderen. Bij de gevechten rond Mechelen en aan de Nete kwam dagelijks een stroom van gewonden langs de steenweg; op het klooster rechtover de kerk met haar merkwaardige Romaanse, spitse toren, waaide de Rode-Kruisvlag. Dan zag men de droevige calvarietocht van de vluchtelingen, tot Kontich op zijn beurt werd beschoten… Veel schade werd er niet aangericht. Naburige dorpen als Duffel, Walem, Mortsel zijn er slechter afgekomen. Eindelijk ging Antwerpen aan de Duitsers over. Burgemeester De Vos, de heren Franck en Ryckmans hadden met de Duitse staf een onderhoud in de prachtige villa “Rest and Be Thankful” op de Antwerpse Steenweg, even voor de kom van ’t dorp.

Kermis

Hoe ver schijnen die dagen al in ’t verleden nu voor het eerst na vijf jaren er kermis is. En Kontich-kermis is wijd vermaard. Vroeger toch meer dan nu. Er is een tijd geweest dat men de dinsdag van Kontich-kermis te Antwerpen geen rijtuig of bankwagen meer vond. Die waren allemaal verhuurd en naar Kontich gereden. Vooral uit de volksstand kwamen de bezoekers. Vele groepen spaarden immers een gans jaar om dan hun hart op te halen. En in met groen versierde voertuigen begaf men er zich heen. De speelman was natuurlijk van de partij en zat naast de koetsier op de bok. Uit Antwerpen reden ook extra treinen (van Antwerpen-Centraal tot het station van Kontich-dorp in de Molenstraat, met terugreis zelfs tot middernacht, pw) Dit alles nam sterk af. Men gaat nu immers elke zomerzondag uit. En in de stad heeft men de cinema. Spaarpotten hebben nu de kans niet meer om vol te raken. Toch bleven tot voor de oorlog nog honderden Sinjoren Kontich getrouw. Zouden ze terugkomen? Zo vroeg men zich af. De oorlog heeft zoveel gewijzigd. Toch heeft de oorlog onze dorpskermissen niet kunnen uitroeien. ’t Was weer bijna alles net als voor vijf jaar. Zeker? Er is een nieuwe toon. De orgels in de danszalen brullen op geregelde tijdstippen de geallieerde volksliederen eens uit. De roosjes die men bij de schiettent verovert zijn dikwijls driekleurig. Veel in de spullen der foormannen is versleten en verveloos. En als men herschildert, blinkt “’t zwart-geel-rood” u overal toe. Verder hebben in ’t kraam waar men met ballen naar houten koppen gooit, Ravachol, Baekelandt en Robespierre enz. uitgedaan. Ze moesten hun vermaardheid afstaan aan de keizer en zijn zoon, Hindenburg, aan doodskophuzaren en andere vertegenwoordigers

WO1 treft ook de kermis

en

ng

eri

in Re

9.2

4

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


van die dappere Armée, die als een leger van martelaars bloot staan aan ’t bombardement. En geloof dat de meeste kandidaten voor “’t roosje” of “’t ereteken dorpskermis in blik” met volle overtuiging hun bal gooien. Een andere nieuwe kleur op de kramen is het “kaki”. Soldaten die aan de IJzer vier jaar op de Duitsers gemikt hebben tonen nu hun kunst op een “pijp” of een “popje” en onder het kruis, op ’t gevaar van hun leven, in de bitterernstige strijd verdiend, laten ze nu gaarne door de juffer uit de tent de hier verworven “decoratie” opspelden. Kanonniers, die hun paarden moesten aanvoeren onder huilende en barstende granaten, rijden met groot plezier op de draaimolen.

De jaarmarkt

We bezoeken de jaarmarkt van Kontich. Dat is dan op de beroemde dinsdag. Ook de jaarmarkten zijn niet veranderd. Nog met dezelfde belangstelling keuren boeren de paarden. Schoenen zijn er weer in overvloed en zo ook bloezen, rokken, tafelzeilen, hoeden, hemden, dozen schoensmeer, knopen, haken en ogen en alles wat een jaarmarkt in een bonte mengeling ten toon stelt. Zijn de mensen wijzer geworden? Daar staat nog dezelfde tovenaar van voor vijf jaar met dezelfde geheimzinnige bus waaruit hij u dezelfde geheimzinnige papiertjes toereikt. En velen geloven ’t heilig wat er over hun toekomst wordt verteld. De tovenaar heeft mededingers. Daar staat een mysterieus gesloten barakje. Geen teken van leven! In ’t voorgeveltje zijn gleuven. Onder elke maand van ’t jaar is er een. “Wilt gij uw toekomst weten, steekt dan tien centimes in de maand waarin gij geboren zijn en belt”. En als ge dan op een knopje drukt komt uit het gleufje een missive met heel uw lotsbestemming. Daar prijkt ook nog de gedachtenlezeres en haar gezel duwt lange spijkers in zijn neus, spijkers van zeventien centimeter, waaraan hij dan bij wijze van kapstok zijn pet hangt. “En nu peinst gij misschien, roept de wonderbare man, die nagels zijn te voren geprepareerd, maar als er heren en dames zijn, n’importe wie, die een nagel in hun zak hebben, zij mogen ze geven en ik zal hetzelfde doen.” Moet ge nu in zo een man niet volle vertrouwen hebben? Er is zelfs een neger die de christenheid geld uit de zak komt slaan met toverij. En dan gaan er zendelingen naar de heidenlanden! De jaarmarkt verzet haar bakens met het getij. Waar is die goede oude kermis, waarop we een cent uitgaven voor de molen! Voor twee kluiten kondt ge u ziek eten aan smoutebollen! Goudgele wafels leverden ze u voor vijf centen. En nu! Het blijkt ook hier dat we aan het evolueren zijn van een lagere naar een hogere levensstandaard. En toch zitten de molens stampvol en worden alle kramen druk bezocht. Menig filosoof schudt het hoofd en zegt: Van waar komt toch dat geld? Maar men laat hem daarover piekeren en draait en schommelt, eet en drinkt en danst.

De danswoede

Ja, dansen vooral! Dat is nu de “clou” van elke jaarmarkt, elke foor! Men spreekt over danswoede in Duitsland en Frankrijk. Op onze dorpen heerst ze niet minder. Men danst te Kontich, en daarvoor in Edegem en naaste zondag zal het in Duffel zijn. Zo is het in geheel België. De hele zomer trekt men van de ene gemeente naar de andere en de spaarpot raakt maar niet leeg. De oorlog zou de zeden gelouterd hebben. Och kom. En van hogerhand geeft men het voorbeeld! Danste men niet reeds op schitterende bals, toen nog vele ouders in vreselijke onzekerheid verkeerden over hun in ’t bos van Houthulst bij Beitem en Roeselare of aan ’t Leiekanaal gevallen jongens. En de orgels huilen en brullen en de voeten huppelen en stampen en de vloeren kraken en buigen. Men danst, men zwiert en wentelt, men zweet en hijgt.

De oorlog is voorbij, alors on danse …

De nieuwe rijken

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.2

Er is nog een vreemde toon, in onze kermissen: het schreeuwerige lawaai van de nieuwe rijken. Dat is zo in het ganse land door. Die het breed heeft, laat het breed hangen. Bier? Wat denkt ge toch. Onnozelen, die in de Kamer de kostbare tijd van onze honorabelen staan te verbabbelen over de noodlottige maatregel van een halve cent belasting op een glas bier! In de buitenherbergen drinkt men tegenwoordig wijn. En op de jaarmarkt gooit men met ringen naar roodgekurkte flessen Sint-Juliaan. De nieuwe rijken komen veelal in auto en ge hoort ze al van ver, want ze toeten en huilen met de hoorn van hun wagen om ter luidst. Zo ook te Kontich. Veel gewone bezoekers van Antwerpen zijn weggebleven, maar de jaarmarkt heeft andere klanten gekregen.

5


Om het laatste deel van dit uitgebreid krantenartikel te begrijpen nog even aandacht voor de nasleep van deze ‘Groote Oorlog’. Na het verdrijven van de Duitse bezetter uit België en Noord-Frankrijk rukten de geallieerde legers in Duitsland verder op en bezetten het Rijnland als onderpand voor de betaling van de geleden oorlogsschade. Ook Belgische troepen werden hierbij ingeschakeld. (pw)

De vredeswagens

En eensklaps worden we levendig aan de luttel-ernstige tijd herinnerd. In de namiddag komen van over de Antwerpsesteenweg gekroonde auto’s en wagens. Sommige zijn als in een bos herschapen. Al sparrengroen met rode en blauwe snippers papier en lampions! Soldaten, blijkbaar vermoeid, afgemat zelfs, liggen op allerlei materiaal uitgestrekt. Maar toch is er een blijde glans op hun wezen, - Van waar komt gij? Vroeg ik aan een. - Uit Duitsland. - En daar hebt ge uw wagen versierd? - Ja, om de vrede! - ’t Zijn takken en twijgen uit de bossen van Rijnland. Zo versierden de Duitsers in 1914 hun treinen en wagens en geweren, toen ze ter ”frische und frohe Krieg” trokken, hun “militaire wandeling” naar Parijs aanvingen. Zo hadden ze zich ’t einde niet voorgesteld. De vredeswagens rijden Kontich binnen. Het 1e R.A.L.-regiment (Régiment Artillerie Lourde, pw) hoort immers in Kontich(-kazerne, pw) thuis na hun deelname aan de bezettingsmacht in het Rijnland. Dus weer een nieuwe kleur op de jaarmarkt. Groen! De kleur der hoop. Voelt ons volk het wel hoeveel hoop wij nodig hebben voor de toekomst die niet zo helder is in spijt van de vele marken die hier en daar verdiend werden? Daar komen soldaten op het dorp terug. Velen die hier op 1 augustus 1914 lagen, keren nimmer weer, liggen in hun graf ergens van Luikerland tot aan de IJzer of verder nog naast een der gasthuizen in Frankrijk of Engeland. Hier komen enkel overlevenden. Ook hun laatste taak is vervuld. Ze zijn naar Duitsland geweest om er te verklaren, dat het vredesverdrag moest getekend worden. De zege is volkomen behaald, maar zwaar waren de offers. Is onze bevolking gans België door, zich daarvan bewust? We horen altijd nog maar van feesten. En de toekomst is zo bitter ernstig! Abraham Hans, bewerking Paul Wyckmans (pw)

De jonge vrouwen van Nieuw-Kontich

I

n onze zoektocht naar herinneringen aan het leven in KontichKazerne kwamen we, via via, bij Jeanneke (Joanna) terecht. Jeanneke Verelst is geboren in het jaar van de Olympische Zomerspelen in Antwerpen. Laten we haar, te midden van veelkleurige Italiaanse zijden bloemen zelf aan het woord. “Ik werd geboren in 1920, in een hoeve aan de Reepkenslei. Mijn ouders huwden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vader (°1887) was afkomstig van de kanten van Herenthout en moeder (°1894) van Berlaar, of van Balder zoals de mensen zegden. Tijdens de oorlog kregen knechten slechts kost en inwoon. Op aanraden van vaders broer – een natiebaas – nam hij een baan aan in de Antwerpse haven. Dus zocht hij woonst dichter bij het station van Kontich-Kazerne. Toen moeder vroeg stierf aan de Spaanse griep heeft hij de erfenis in aandelen van de Waagnatie gestoken. Dat heeft hij zich nooit beklaagd. Na een 3-tal jaar te hebben gehuurd op de Hoge Akker kregen mijn ouders in het jaar ’26 de gelegenheid om het pand met het huisnummer 7 te

en 9.2

6

ng

eri

in Re

Foto die Jos van hem en Jeanneke liet nemen bij een “degelijke” fotograaf ter gelegenheid van haar 18e verjaardag.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


kopen, gelegen aan het begin van de Lintsesteenweg in Kontich-Kazerne. Het was een halfopen bebouwing, met een grote hof, wel ruim 1.600 m² groot. “Den blauwen bakker” – zo genoemd omdat de gevel blauw was geschilderd – werd een gebuur. Een andere gebuur was het taxibedrijf Crauwels. De paters uit Lint en Kontich kwamen bij ons “hunne vélo” stallen als ze de trein namen. Bij de statie moest ge immers betalen. De foto aan de voordeur toont van bovenaf: Louisa Kempenaers, moeder van Jeanneke; rij lager: buurvrouw Lucie IJzermans, echtgenote van Louis De Maere; Yvonne, de zus van Jeanneke; Marguerite Peeters, vriendin van Jeanneke en nicht van Jos, Jeanneke zelf; de vier kinderen onderaan waren speelkameraadjes uit de buurt. Een broer van mijn moeder, nonkel Jef Kempenaers – die ook de nonkel was van Marus Kempenaers –, had in die tijd een café overgenomen in Antwerpen, aan de kleine tunnel (voetgangerstunnel) en zijn café in Kontich, aan het Sint-Martinusplein, verkocht. Omdat het een tijd duurde voor de Foto genomen aan de voordeur, kopers met geld over de brug kwamen, werd moeder werd het café draaiende Lintsesteenweg nr. 7 te houden. En zo werd moeder caféhoudster. Het Sint-Jozefinstituut was vlakbij. Ik werd daar naar school gestuurd. Tijdens de restauratiewerken aan de Sint-Martinuskerk in 1927 bleven werkmannen uit de “Vlaanders” slapen op een kamer boven het café. Ik heb nog gespeeld in de (recent afgebroken) seinpost van het spoor, gelegen ter hoogte van de Lintse Molenstraat. De vader van mijn vriendin was daar seinwachter. Haar grootvader was nog wisselwachter geweest ten tijde van de grote treinramp van Kontich. Mijn vader, toen 21 jaar oud, herinnert zich nog dat de doden werden opgebaard in de kazerne, de gewonden droegen ze de burgerhuizen in. Ook mijn zus Yvonne ging naar het Sint-Jozefinstituut. Zij was een voortreffelijke leerlinge. In die tijd kreeg de beste van de klas een gouden kroontje. Toen zij afstudeerde zochten de gebroeders Huybrechts van maalderij “Den Arend” op het SintJansplein iemand die goed met cijfers overweg kon. Zij werd meteen aangeworven. Yvonne zou echter niet lang leven. Op een dag kwam ze koortsig thuis. Het was zo ernstig dat er een dokter uit Lint werd bij geroepen. Die dacht aan een appendicitis en gaf als raad dat zij moest worden gekoeld. Vader ging naar het nabijgelegen café om ijsblokken. Twee dagen werd ijs op haar buik gelegd. Dat werd haar uiteindelijk fataal. Het was geen appendicitis, maar een longontsteking, een fleurus zoals de mensen toen zeiden. Maar ja, die dokter deed ook maar om goed te doen. De foto van het derde jaar beroepsschool werd genomen in de hof van het Sint-Jozefinstituut. V.l.n.r. : Maria Verreet (vriendin 1933: Derde jaar beroepsschool van Jeanne uit de Ooststatiestraat), Maria Beeckmans (dochter van een dierenarts die in de Nieuwstraat woonde), Yvonne Verelst, Jeanne Kennis (was dat niet de moeder van dokter Hugo Hellemans?), Jeanne De Groof (die familie had een winkel in de Ooststatiestraat, haar broer was Charel De Groof, die later bekend werd als melkboer die soms nog laat in de avond langskwam.) De foto van het vierde jaar Vak toont van bovenaf v.l.n.r.: Rosa Cuypers (Lint), Jeanne Van den Bergh (Lint), Hortense Geeraerts (Aartselaar), Angeline Janssens (uit ’t café ’t Geleig in de Pierstraat), Jeanne Verelst (Kontich); onder: Emma Van Dijck 19 maart 1937 – Vierde jaar Vak. (Kontich, altijd de eerste van de klas), Juffrouw Jeanne Beirens.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.2

Jeanneke weet wat ze wil

7


Als je trouwt, hoef je niet naar Duitsland

Zelf had ik geen zin om verder te studeren. De zus van een vriendin diende in Brussel. Dat leek mij wel wat. Brussel, dat moest nogal wat zijn. Maar van moeder moest ik verder studeren. Ik volgde dan maar “haute couture” in Diest. Mijn leven lang ben ik er haar dankbaar voor geweest. Het zou me een bijverdienste bezorgen. Moeder kon ook naaien. Later zou ik mij afvragen van wie zij dat destijds had geleerd. Ik heb haar dat nooit durven te vragen. Nu is het daarvoor te laat. Het klikte al geruime tijd met Jos (Joseph) Peeters, een buurjongen. Hij zou mijn levensgezel worden. Oorspronkelijk koos Jos voor een militaire loopbaan. Hij ging naar de pupillenschool op de Graanmarkt in Aalst en vervolgens naar de kadettenschool (Koninklijke School voor Onderofficieren) op de Saffraanberg in Sint-Truiden. Toen België werd bezet door de Duitsers, zat Jos terug thuis want er werd geen les meer gegeven. Men raadde hem aan om bij het Ministerie te gaan werken. Ook voor mij dreigde de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Ik kreeg een oproepingsbrief. Jos vergezelde mij naar Antwerpen. Toen we in de wachtrij stonden, kwam een vrouw huilend naar buiten. We raakten in gesprek. Ze vertelde me dat getrouwde vrouwen niet werden opgevorderd. Die kans mochten we niet laten liggen. We lieten de wachtrij voor wat ze was en spoedden ons terug naar Kontich. Nog net voor sluitingstijd konden we onze ondertrouw doen. Zo werd Jos mijne man. Vreemd toeval, mijn ouders waren tijdens de WOI getrouwd, ik tijdens de WOII. En ook al waren het slechte tijden geworden, we zijn toch nog in een koets getrouwd! Bij de bevrijding werd Jos opgeëist door de Engelsen. Hij moest naar Heist-aan-Zee. Toen V1’s in de buurt van het station van Kontich-Kazerne de ruiten van mijn ouders huis vernielden, trok ik Jos achterna. Ik vond onderkomen in Heist-aan-Zee en at soldatenkost. Jos had de kans om als luitenant naar de bezettingszone in Duitsland te trekken. Maar hij koos Jeanneke met Mieke Kempenaers ervoor om zich te laten demobiliseren. Hij begon bij het Ministerie van Economische Zaken. 17 jaar lang mochten we inwonen bij mijn ouders. Kost en inwoon waren gratis, met dank aan de grote groentehof. Ik kon dus sparen. Het ouderlijk huis was ruim maar had geen comfort. Toen er in 1959 wat grond te koop kwam aan de Ooststatiestraat, ter hoogte van de splitsing met de Kauwlei, trok ik mijn stoute schoenen aan en kocht het. Na wat stedenbouwkundige perikelen konden we in 1960 met de bouw beginnen. Wat we tekort hadden, paste moeder bij. Zij zouden nu bij ons komen inwonen. Maar vader stierf nog voor het eerste verdiep af was. Moeder heeft nog wel van de nieuwbouw kunnen genieten. Zij heeft mij nog lang helpen naaien. Uren zaten we samen in het voorkamertje. Ons huis was het derde huis in de verkaveling. Naast het onze was er nog het huis van madammeke Nauwelaerts en dan stond er nog een huis op de Ganzenbollaan. Hoewel ik kinderloos ben gebleven hebben we ons destijds het lot aangetrokken van Linda De Nies, een 16-jarig meisje dat haar moeder had verloren. Deze vrouw zorgt er ondertussen voor dat ik nu nog zelfstandig kan wonen. Maar mijn eten maak ik nog altijd zelf. Met dank aan Jeanneke, en uiteraard ook Mieke Kempenaers (dochter van Louis Kempenaers, broer van Marus, en dus achternicht van Jeanne) voor haar bemiddeling. Erwin Van de Velde en Frank Hellemans

en

ng

eri

in Re 9.2

8

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Introductie boekpresentatie ‘Bezetten, vereren en fusilleren’

O

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.2

p 20 april 2018 werd in het gemeentehuis het boek Bezetten, vereren en fusilleren van André Mens en André Van Elshocht (de ondertussen overleden zoon van de Kontichse politiecommissaris Frans Van Elshocht) voorgesteld. Het is het derde boek in een reeks over de Eerste Wereldoorlog. Het boek gaat in de eerste plaats over Fort V in Edegem en lijkt daarom hier misschien iets minder op zijn plaats. Maar schijn bedriegt, want de auteurs hebben het uitvoerig over de spionagegroep M82 en dus over Margriet Ballegeer, onze moedige dorpsgenote. Het boek is verkrijgbaar via het gemeentebestuur van Edegem. Bij de voorstelling bracht Anneleen Van Offel een prachtige eigen tekst die iedereen tot reflectie aanzet. We drukken hem hier volledig af. (pc) U bent in Edegem vast al eens door de Pastoor Moonslaan gefietst. Door de Leroylaan, de D’Heldtlaan, de Jozef Jespersstraat. U kent de Wattiezplaats, de Parentplaats. Het verleden drukt zijn sporen in het heden. We zijn verbonden in wat voorbij is. Als we naar de bomen in het Fort V kijken, raken onze ogen ook aan de ogen die die bomen zagen, net voor hun executie. Zestien mannen. Zestien mannen die als doodgewone jongen geboren werden, maar stierven als helden. Welke keuze zou u maken? Wij kennen de afloop van het verhaal. Hoe de geschiedenis zich uiteindelijk heeft gekeerd. Wie de winnaars waren, wie de aftocht blies. Zij niet. Waardoor werden zij gedreven? Hun idealen, hun liefde voor het vaderland, hun gevoel voor rechtvaardigheid? Zin voor avontuur? Op het moment dat je de duiven in je handen neemt, een warm trillend lijfje onder je vingers, en de boodschappen stevig rond de schubbige poten bond. Op het moment dat je de grens oversteekt en de brieven in je zakken voelt branden. Op het moment dat je de wapens van het dorp begraaft op een geheime plek, je vingers nat van de aarde, rouwranden onder je nagels. Laten we dwars door de tijd kijken, en die zestien mannen zien, in het fort V. Alleen maar bezetters bij hen. Bevelen in een taal die ze niet spreken. Wat we met hen delen, is dat we leven onder een groter verhaal. De rollen zijn ingewisseld, de posities veranderd, de oorlog voorbij. Maar evengoed leven we in een systeem. In een maatschappij met haar wetten en haar overtuigingen, haar keuzes en haar prioriteiten. Zichtbaar, en onzichtbaar. We lopen in hetzelfde fort V als de zestien mannen, over dezelfde grond, en allemaal delen we ook deze emotie: angst. Het is de onderstroom, meestal onzichtbaar, maar soms schieten de teugels los en grijpt hij ons met klamme klauwen. De emotie van het verlies. We verzamelen een leven om ons heen, dingen die we belangrijk vinden. In de liefde, in wat ons lief is, ligt steeds de mogelijkheid van het verlies. Daarover gaat angst. Wat onzichtbaar is, boezemt misschien ook de meeste angst in. Welke angst hebben deze mannen, en niet alleen zij, maar alle mensen in dit boek gekend? Tijdens hun spionageactiviteiten: de angst voor de verklikker, die ook gewoon de buurman of de bakker kon zijn. Tijdens hun proces, wanneer ze naar de executieplaats liepen. Angst kent vele gezichten. We kunnen ons nauwelijks indenken wat ze moeten hebben gevoeld. Op het moment van de besprekingen. Het zware hout van de tafels onder je handen, het flikkerende kaarslicht op de gezichten, een bonzend hart, een rug alert voor al te scherpe ogen. Op het moment dat de inspecteurs binnenkomen, het huis onderzoeken, en jij zit achter de zetel, roerloos, het fluweel tegen je wang, het gevoel weg uit je benen.

9


Alle mensen in dit boek hebben hun angst overstegen, om van waarde te worden in het grotere verhaal. Ze hebben daarvoor opgeofferd wat hen het dierbaarst was. Ze hebben een rustig leven opgeofferd, waarin ze de angst konden beteugelen. Welke keuze zou u maken? Misschien is dat wel de spiegel die ze ons voorhouden. Angst is een slechte raadgever, wordt gezegd, maar ze confronteert ons met de vraag wat we belangrijk vinden. Wat kan ons echt worden afgepakt. Hoever willen we gaan om mee te schrijven aan het grotere verhaal. Welke verliezen mag het kosten, het verlangen om te winnen. Willen we verdwijnen in de geschiedenis, of willen we de geschiedenis zelf zijn. De geur van natte bladeren, de gedempte voetstappen op de bosgrond, het harde hout van de paal in je rug, de handen die de blinddoek vastknopen achter op je hoofd. Ze spannen hem strak aan. Tot weerziens. Wel vijf keer zegt Léon het in zijn brief. Tot weerziens, in deze context vanuit het christelijke geloof dat de familie na de dood weer verenigd zal zijn. Maar ook dit. Tot weerziens, we zien elkaar weer. Over de grenzen van mensenlevens heen. Over de grenzen van wat voorbij lijkt, maar dat nooit zal zijn. We zien elkaar weer, in de keuzes die we maken. We zien elkaar weer, in het verhaal waar we in willen geloven. In welk leven we willen leiden. In welke angsten we in de ogen durven kijken, zien we elkaar weer.

Wat zou jij doen?

Anneleen Van Offel

Evocatie Bombardement Mortsel 5 april 1943 : Mortsel 5443

W

ie soms eens rondstruint op de “Doodenhof van Contich”, treft er rechts van de hoofdingang 44 gelijkaardige zerkjes aan. De in arduin gekapte overlijdensdata vermelden 5 april 1943, of van kort erna. 5 april 1943, dat is de datum van het fatale bombardement op Mortsel. Het betreft inderdaad de graven van slachtoffers uit onze gemeente van het Amerikaanse bombardement ter vernietiging van de Erla-fabriek. De slachtoffers vielen onder de categorie van wat nu eufemistisch als “collateral damage”zou worden geduid. Wat opvalt is dat er geen duiding is van dit bombardement. Dit lag gevoelig toen. In Mortsel weten ze daar uiteraard alles van. Om dit 75 jaar na de ramp te herdenken, sloegen de Mortselse toneelgezelschappen, onder leiding van Toneelgroep Streven, de handen in elkaar. Geïnspireerd door het boek Tranen over Mortsel van Pieter Serrien, het archief van Bruno Gastmans en commentaren van Marc Van de Looverbosch regisseerde Alex Van Haecke een volkstoneelstuk voor een cast van 19 acteurs en 35 figuranten. Bob Verrycken, lid van de Kring, speelde de rol van Amssons, burgemeester van Mortsel. Vooral de pakkende getuigenis van twee overlevenden van het bombardement was een ontroerend moment. Erwin Van de Velde

Bob Verrycken als burgemeester van Mortsel (foto Hugo Segers)

en

ng

eri

in Re 9.2

10

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


I

KAREL VERTOMMEN (deel 2)

n het eerste deel van het leven van Karel Vertommen hebben we vooral aandacht gehad voor zijn jeugd, de studies en het begin van zijn professioneel leven. In dit tweede deel nemen we de draad van zijn verder leven in Vlaanderen op.

Karel Vertommen op een zomerse lesdag in het SintJan Berchmanscollege te Antwerpen(1955). Let op het klassieke ‘hoedje’!

Beeldhouwwerk van Jan De Kuyper uit 1938

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

Uit 1937 Titelbladzijde van het tijdschrift ‘Volk’, Vertommen is redacteur

9.2

Duitse bezetter, helemaal niet ‘Dietsgezind, wenste de grootNederlandse gedachte zeker niet van harte te ondersteunen en begunstigde intussen de Nieuwe Orde-initiatieven rijkelijk. Wel kunnen we terugvinden dat Vertommen een tijdlang diensthoofd van de Culturele Dienst Nationale LandbouwHuwelijk en literair werk Hij trouwt te Berchem op 31 augustus 1937 met Louisa en Voedingscorporatie (1943 – 1945) was en redacteur van Bruynseels en verkreeg na drie jaar zijn overplaatsing naar het tijdschrift ’Volk en Bodem’. Dit werd hem na de Tweede het atheneum van Berchem. Sedert 17 oktober 1952 woonde Wereldoorlog tijdelijk door de Belgische justitie niet in dank hij in Berchem op de Strijdhoflaan, 93. Het gezin kreeg zes afgenomen. Toch bleef het lerarenbloed kriebelen. Als leraar Nederlands, Engels en Duits werkte hij vanaf 1952 kinderen: vijf jongens en één meisje. Trouw aan zijn levenshouding in verband met achtereenvolgens in verschillende scholen van het katholiek “gemeenschapskunst” verspreidde hij deze artistieke en secundair onderwijs: de Katholieke Vlaamse Hogeschool loyale gedachte in een trits van tijdschriften en cultuurbladen Antwerpen, het Sint - Jan Berchmanscollege Antwerpen, het Sint-Vincentiuslyceum Mortsel. waaraan hij zijn medewerking verleende. Literair maakte hij zich verdienstelijk als uitgever van Te midden van een netwerk van keurbladzijden uit de Nederlandse letterkunde en als kunstenaars allerhande vertaler. Karel Vertommen had binnen en buiten het Algemeen Hiervoor werkte hij samen met vele gerenommeerde Vlaamse schrijvers zoals Filip de Pillecijn, Anton Van de Katholiek Vlaams Studentenverbond (A.K.V.S.) een Velde, Dirk Vansina, Victor Leemans, Felix Timmermans, uitgebreid netwerk opgebouwd samen met bevriende Wies Moens, Ernest Van der Hallen, Paul Lebeau, Ivo kunstenaars allerhande: schrijvers, dichters, glazeniers, schilders, beeldhouwers, … Michiels, Anton Van Wilderode, René Verbeeck e.a. Interessant in dit verband is volgende tekst van Karel Zijn gedichten inspireerden ook toondichters als Veremans, Hullebroeck, Preud’homme, Belmans, De Vertommen over het zogenaamde ‘Consortium Fidelium of ‘De Onnozele Kinderen’. Vocht, …. Ook in de sombere oorlogsdagen van de veertiger jaren Wanneer de bezetter in 1940 heel wat tijdschriften een verschijningsverbod oplegt, krijgt hij de vraag om ‘Volk’ te stond op tijd en stond de zon hoog aan de hemel. In die laten samensmelten met ‘Moerland’. Hierbij speelt Ernest periode van verdachtmaking, en haat, van wit-zwart Van der Hallen een bemiddelende rol en hij poogt om denken, van Sperrgebiet, verduistering en avondklok, waren aanhangers van de volksverbonden cultuur en sommige de gelijkgezinde vrienden op elkaar aangewezen. Nog meer eerder Vlaams-nationalistische activisten in een nieuw te dan vroeger in vredestijd. Uit de dertiger jaren herinner ik mij sommige vormen redactie samen te brengen en te laten samenwerken. zomeravonden in het Begijnhof te Lier, wanneer wij voor het Helaas beschikken we niet over alle brieven uit dit correspondentiedossier, zodat de vraag of deze inspanningen Ruusbroechuisje van Ernest van der Hallen, vriendschappelijk resultaat gehad hebben niet kan worden beantwoord. De met Felix Timmermans, Flor Van Reeth, Fred Bogaerts, Jef de Belder en nog enkele andere vrienden zaten te praten of

11


Vertommen en Felix Timmermans “te luisteren naar de stilte”, die dan plots openspatte in een daverende lach bij een geestige zet van de Flor of van Frans Mertens. Maar Felix Timmermans zat daarbij monkelend te genieten en aan zijn pijp te lurken. Maar in die oorlogsjaren sloten wij dichter bij elkaar aan. Het werd een vaste kring met zowat maandelijkse bijeenkomsten, om beurt bij een van de vrienden aan huis. Geen vergaderingen met een vaste dagorde, maar alleen het prettig gevoel van weer samen te zijn en spetterende gesprekken en verhalen te beleven. Iedereen bracht zijn boterhammetjes mee en de gastvrouw zorgde voor (ersatz-) koffie en iets voor bij de boterham. Ik weet nog hoe mijn vrouw, voor de bijeenkomst aan huis bij ons, toevallig een flinke portie garnalen had kunnen bemachtigen en die smaakten toen heerlijk. Wanneer we bij Flor van Reeth vergaderden was er altijd iets speciaals. De gastheer trok soms een harnas aan of zette een helm op, of hij organiseerde een spiritistische seance, of er werd een moderator-aalmoezenier aangesteld, in casu Renaat Thierens. Dit laatste gebeurde in 1942 en het werd door Maurits Van Reeth MDCDXLII Renatus Moderator nostri Consortii nominatus est’ betiteld. Vandaar dat het Consortium Fidelium in de wandeling ook wel eens ‘De Onnozele Kinderen’ genoemd werd. Op de keerzijde van een tekening staan de namen van de aanwezige Onnozele Kinderen en hun muze genoteerd. Ik citeer daarvan, voor zover ik ze kan lezen: Alfred Bogaerts, L. en J. Van den Broek, Felix en Marieke Timmermans, Oskar van der Hallen, Renaat en Maria Veremans, Lode Rosquin, Willem Doevenspeck, Ernest van der Hallen, Karel en Louisa Vertommen, Anton Van de Velde en Phil Van Reeth, Jan Wouters, Frans Mertens e.a. Bij die gelegenheid (of was dat al vroeger?) werd het Consortiumlied aangeleerd, waarvoor ik de tekst maakte en Lode Rosquin de muziek schreef. Het klonk zo: Wij architecten, glazeniers, wij musici, avonturiers op ’t glibberig pad der poëzij, van kleur en klank en harmonij, komen met onze muzen allen vernemen nieuwe malle gevallen. ‘Uut jonste versaemt’ om ons te verrijken aan vriendschapswoord want ‘Trou moet blijken’ Refrein: Consortium fidelium Wij komen niet van honger om, Wij strelen elkanders gebreken En helpen het onrecht wreken.

‘aalmoezenier’. Maar het hoogtepunt werd bereikt, toen in de daaropvolgende zomer een samenkomst van dit Consortium werd georganiseerd in Nijlen, in het vroegere A.K.V.S.-huis, waar Frans Mertens zijn schildersatelier had ingericht. Terwijl de mannen een wandeling doorheen de bossen maakten, gingen de vrouwen cantharellen plukken voor bij het middagmaal. Iedereen droeg zijn rantsoenzegels bij voor aardappelen en vlees. En er was iemand die een royale portie rijst had kunnen bemachtigen. Daarvan werd rijstpap gemaakt en Felix stond erop dat die lekkernij op zijn Breughels, op een afgehaakte deur, in stoet in de zaal werd binnengebracht, terwijl Renaat Veremans op de piano plechtig het ‘O Isis und Osiris’ van L. von Beethoven speelde. In de namiddag waren er de ‘volksspelen’, waarvan er een door Felix Timmermans werd georganiseerd. “Nu gaan we pensionaat spelen” zei hij, “en op de wandeling ontmoet de rij van het Sint-Gummaruscollege de rij van de Ursulinen”. Zo gebeurde, en dan werden er stiekem briefjes

Voorstelling bundel “Verzamelde Gedichten” op de Uilenspiegelvaart met gelijkgestemden in 1968.

in de hand gestopt, en bij een tweede ontmoeting van de rijen trok Felix er warempel met mijn vrouw vandoor! Over deze hoogdagen van de vriendschap in een periode van haat en vijandschap werd tot nog toe niets geschreven. Dit is nochtans een facet van de nood aan kameraadschap, die bij Felix Timmermans in hoge mate aanwezig was. De rangen van de Onnozele Kinderen zijn inmiddels al fel gedund. Vandaar dit verhaal over het Consortium Fidelium vooraleer het te laat is. Professioneel werd Karel Vertommen door collega’sdichters en critici geprezen omwille van zijn beginselvastheid: - In 1937 noemde Wies Moens zijn werk “Een zuiver levensgevoel en een milde warme klank. Een zachte humor speelt overal doorheen, hult ook het schrijnende in Bij diezelfde gelegenheid schreef Anton Van de Velde een malve glans.” lang leerdicht over het begrip van de functie van de en

ng

eri

in Re 9.2

12

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


- Jos De Haes zei in 1958 over hem: ”Hij bedrijft de verskunst als een spel. Zijn gedicht ontstaat dikwijls uit beschouwing over het raadsel der dingen. Vooral is hij de schrijver van balladen, genre dat hem ligt, zo natuurlijk dat ook de meer beschouwende delen in zijn werk het niet stellen kunnen zonder het verhalende element, zonder de charmerende toon van het vertelsel. - Paul Hardy sprak van sobere verbeelding, grote gevoeligheid, fraaie zeggingskracht. - Anton van Wilderode sprak lovend bij de publicatie van zijn ‘Verzamelde Gedichten’. Zo lezen we ook een leuk verhaal in ‘De Hovenaar’: Niet toevallig verzeilde Jan Wouters (Duffel 1908), beeldend kunstenaar en vandaag wonend in Hove in een zeer select groepje van kunstenaars met Felix Timmermans, Renaat Veremans, Jef De Belder en de overleden dichter Karel Vertommen. Samen stichtten zij het Consortium Fidelium van de Onnozele Kinderen, met Felix Timmermans als voorzitter. Karel Vertommen schreef de tekst voor het lijflied van de vereniging. Hun ‘lijfspreuk’ was: ‘Wij strelen elkaars gebreken, maar doen het met een …. gemakborstel’. Tijdens de oorlogsjaren vergaderden ze om beurten bij een van de leden. Ieder bracht zijn eigen boterhammen mee, gewikkeld in stijf papier. Er werd koffie gezet en de boterhammen werden verorberd “in secreet” t.t.z. het stijve papier werd rechtgezet tussen de disgenoten zodat niemand kon zien wat de ander at. Dat 28 december “hun” feestdag was hoeft hierbij niet eens vermeld. (Dit verhaal wijkt toch wel enigszins af van de versie Vertommen hierboven maar het gaat dan ook duidelijk over een beperktere aanwezigheid.) In Actief, tijdschrift van het ACW (Christelijke Arbeidersbeweging) lazen we in 2006: ‘…Vertommen belichaamt het genre van de ballade, een episch dichtstuk in strofische vorm met of zonder refrein, dat in korte scherpe trekken een romantisch voorval behandelt soms in dialogische vorm. Met zijn ballade ‘Galgelied’ zo meesterlijk muzikaal vertolkt door de kleinkunstgroep ‘De Vaganten’ plaatst Karel Vertommen zich als Vlaming tussen de galerij van Nederlandse balladendichters als Bilderdijk, Staring, Potgieter, van

Karel Vertommen te belichten: “Een gelovig, sociaal bewogen mens, Vlaming uit een stuk”. Een aantal citaten uit de ‘laudatio’ blijven ons bij: ‘…als leraar, als medewerker – redacteur van letterkundige tijdschriften, als dichter en vertaler, toneelschrijver, opsteller van muzikale teksten, bevestigde Karel Vertommen van

Brief van Felix Timmermans

Frank-Ivo Van Damme maakt een flatterende schets van Karel Vertommen

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

Duinkerken en Weremeus Buning…’ Zijn blijvende uitgesproken vriendschap met Felix Timmermans en Lier komt duidelijk tot uiting in een dichterlijke beschrijving van zijn laatste bezoek aan zijn intieme vriend in 1949: Tijdens het 11-julifeest van 1987 werd deze in Kontich geboren dichter (25 januari 1907) gehuldigd. Mevr. Marie‑José De Buf nam de taak op zich om de figuur van

9.2

Welke boterhammen eet jij?

13


delver en bewonderaar van literaire schoonheid. Karel Vertommen is een volksverbonden dichter, onrecht de mensen aangedaan moet hij in bittere gedichten en sarcastische liederen aanklagen. Maar vooral is hij een fijn en volkse dichter, de heimwee naar zijn dorp verwoordend: “Bakker, breng twee broeden – twee kleintjes en twee groten: - witte brood en roggebrood – morgen doen we ’t verken dood!’ Mede met deze levensschets bracht Marie-José De Buf op gevoelige en meeslepende wijze Gedachtenisprentje met gedicht “Emmaüsgangers’ enkele gedichten van Karel “God weet de dood nabij – en rekent niet met jaren. – Vertommen om te eindigen met :” Blijf nog een wijl, - de wij bidden U: moge U God – de laatste donkere gang dag zal toch niet duren. – Blijf tot het avond wordt – want besparen.” deze dag is nog te kort. Leraar, journalist, letterkundige en dichter Karel Meer nog dan het gedrukte gedicht, gaf de voordracht Vertommen overleed te Antwerpen op 27 juli 1991. van Marie-José De Buf een bewijs hoe groots de gedichten Kontich vergat zijn eminente dichter niet. Bij de van Karel Vertommen zijn. honderdste verjaardag van zijn geboorte werd op 25 januari Uit de handen van Joris Olyslaegers – namens de 2007 door het gezelschap Jheronymus Bosch (Kontichse gemeente – mocht de dichter een kunstwerk ontvangen met familie Van Aeken) samen met de Cultuurraad een enkele typische gebouwen, als verjaardagsgeschenk én huldeconcert georganiseerd. Het programma overliep het waarmede de gevierde in zijn dankwoord, de band met zijn hele oeuvre van Karel Vertommen: poëzie, voorgedragen en Kontich, in nostalgische herinneringen, sterk benadrukte, op muziek gezet, afgewisseld met klassieke werken van deze om te besluiten met de laatste strofe uit het gevoelig gedicht unieke Kontichse familie Van Aeken waarvan allen een “zeer oud moedertje” instrument bespelen en uitstekend kunnen zingen. Paul Wyckmans

TENTOONSTELLING GOES Historisch Museum De Bevelanden Opening van de Wisselexpositie : Merklappen en Borduurwerken van onze Vlaamse Lapzussen

H

en 9.2

14

ng

eri

in Re

et is algemeen bekend dat onze Lapzussen en hun merklappen een internationale reputatie hebben opgebouwd. Het mocht dan ook niet verwonderen dat andermaal vanuit het “Het Historisch Museum de Bevelanden” de vraag kwam om een Wissel Expositie over schone borduurkunst te mogen opzetten aan de hand van een selectie van zelfgemaakte merklappen. Erica Uten ondersteunde ten volle deze vraag. De Lapzussen maakten een voorselectie en het kwam uiteraard de Goese curator toe om de definitieve selectie te maken. In deze tentoonstelling, die loopt van 28 april tot 28 oktober 2018, speelt onze merklappengroep een belangrijke rol. De tentoonstelling werd dan ook aangeduid als “Vlaamse BorduurKunst”. De Kring nam die gelegenheid graag te baat en de nodige praktische en formele afspraken kwamen tot stand. Wegens agendaproblemen werd de feestelijke opening vervroegd naar zaterdag 21 april. Goes, een sympathiek stadje, is altijd een uitstap waard. Een delegatie kringleden en Lapzussen was dan ook vlug gevonden. Margriet Koeleman, Coördinator Bedrijfsvoering en Bestuurslid, opende de academische zitting. Zij verwees naar de eerdere nog met Hilde Schollen opgezette tentoonstelling in de Grote of Maria Magdalenakerk. Uit haar toespraak bleek dat er een generatiewissel in de leiding van het museum zit aan te komen. Niets is eeuwig, niets blijft duren, dat weet een Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


heemkundige kring maar al te goed. Het Historisch Museum zal nieuwe wegen inslaan. Een verbouwing van de gevel in het teken van de verbinding tussen verleden en heden en een modernisering van het museumcafé zijn gepland. Het kwam onze voorzitter toe de feestelijke opening van deze tentoonstelling in te leiden. Chris Claes had hem een leidraad voor de toespraak bezorgd. Frank Hellemans hield een gemoedelijke causerie met gedetailleerde weetjes over het ontstaan van ons museum, de werking van de Kring, het ontstaan van de verzameling merklappen en de vergaderingen van Lapzussen. Ondertussen liep een slideshow van merklappen uit ons museum. Vervolgens werd het openingswoord gesproken door de Nederlandse Lapzus Jeannie Cobben. Zij stelde vorig jaar een prachtige tentoonstelling samen van borduurkunst in het Museum De Bevelanden. Als dank kreeg Frank een gedenkboek over de gilden in Goes. Een boek dat een plaatsje zal krijgen in de bibliotheek van de Kring. En de tentoonstelling zelf? Zij was netjes en logisch opgebouwd, zo efficiënt mogelijk de beschikbare plaats benuttend. Zes maanden lang hangt daar nu het werk van de vele vlijtige vingers en creatieve gedachten te blinken. Daartussen, discreet opgesteld, een foto van wijlen opperlapzus Hilde. Andermaal verbindt artisanaal handwerk geïnteresseerde mensen. En dan te weten dat door onachtzaamheid een merklap soms degradeerde tot een niet meer zo schone (in de betekenis van propere) vaatdoek of schoteldoek. We vernamen nog dat het tijdschrift Libelle een artikel aan de tentoonstelling zal wijden. Ongetwijfeld vindt dit artikel zijn weg naar onze Lapzussen. Wie meer vernemen wil over het historisch museum De Bevelanden, of over de tentoonstelling: http://hmdb.nl/schone_ borduurkunst.html. De Kring dankt het museum voor het gastvrije en hartelijke onthaal. Erwin Van de Velde

Activiteitenkalender en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids. Het museum is wel gesloten tijdens de maanden juli-augustus en december-januari-februari. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. Activiteiten • 06-10-18 Heemdag in Kontich (www.heemkunde-vlaanderen.be) • 11-11-18 Afsluitende herdenking: De bevrijding Abonnees van Reineringen – vrienden van het museum Graag houden we jullie op de hoogte van al onze activiteiten en publicaties. Dit is echter enkel mogelijk als u ons uw e-mailadres bezorgt via reineringen@gmail.com . Uiteraard kan u zich altijd laten uitschrijven op eenvoudig verzoek aan hetzelfde mailadres.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.2

Facebook Je vindt onze heemkundige kring nu ook op Facebook. We posten er op regelmatige basis foto’s uit de oude (en nieuwe doos). Enkele honderden mensen hebben de weg al gevonden. Hoe geraak je erbij? Zoek gewoon onder “Kontichse historische weetjes”. Ook op LinkedIn zijn we aanwezig. Daar vind je berichten i.v.m. de heemkundige kring. 15


Retouradres: Koninklijke Kring voor Heemkunde Duivenstraat 22 2550 KONTICH

Reineringen 9 (2018), 2 Driemaandelijks (april - juni 2018) Afgiftekantoor Herzele P 912187 - Herzele

Abonnement?

Als je van dit nummer van Reineringen houdt, dan ligt ook de toekomst van dit blad je nauw aan het hart. Nieuwe abonnees ontvangen ALLE nummers in 2018 door overschrijving van minimum 20 euro op rekening BE77 41550442-2142 met vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2018”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB. INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 De bewoningsgeschiedenis van Kontich – slot Pagina 4 De jaarmarkt van Kontich in 1919 Pagina 6 De jonge vrouwen van Nieuw-Kontich Pagina 9 Bezetten, vereren, fusilleren Pagina 10 Evocatie bombardement Mortsel Pagina 11 Karel Vertommen – deel 2 Pagina 14 Tentoonstelling Goes Pagina 16 Activiteitenkalender en nieuws Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 9 (2018), 2 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Druk: Editoo, Erpe-Mere Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2018 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 20 euro. Te betalen op rekeningnummer BE77 4155-0442-2142 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2018”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB. Voor een los nummer betaal je 5 euro Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com

Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.