Volkskunde 115 2014:4c

Page 1

Nr. 4

Inleiding Johan de Bruijn, Sophie Elpers en Hilde Schoefs, “Op de huid” – Over vestimentaire kwesties

433

Artikels Isis Sturtewagen, “Alle tsamen zo hebbelicken ghecleet” – Kinderkleding en dagelijks leven in de Brugse Bogardenschool rond het midden van de 16de eeuw Johan de Bruijn en Jacco Hooikammer, “Als ze het maar netjes aandoen” – Nieuwe betekenissen van de Staphorster streekdracht Maaike Feitsma, Van volkscultuur tot haute couture – De relatie tussen mode en “Nederlandsheid” Chia Longman, Religie, secularisme en vrouwelijk kleedgedrag – Van de islamitische sluier en joodse pruiken tot het topless “Femen” feminisme

441

“Op de huid” – Over vestimentaire kwesties

461 491 511

Essay Dirk Reynders, Het culturele belang van modefotografie en visuele semiotiek – Modebeelden lezen als kunst via semiotiek

531

Nieuw onderzoek Shirley van de Polder, Mode, kostuums en dagelijkse kleding in Nederlandse musea

553

Sporen Lisa Whittle, Nieuwe vormen voor publieksparticipatie? – Het gebruik van technische ontwikkelingen voor Modemuze, platform voor mode en kostuum Clara Himmelheber, Der Körper als Bühne – Zur Präsentation von Kleidung und Schmuck in der Ausstellung des Kölner Rautenstrauch-Joest-Museums Danae Tankard, The Historic Clothing Project at the Weald & Downland Open Air Museum (West Sussex, UK)

volkskunde

115de JAARGANG (2014)

559

567 577

Recensies Kunst Tijdschrift Vlaanderen, nr. 349, juni 2014 (Marjan Blomjous) Levende klederdracht (Sophie Elpers) Birgit Haehnel, Alexander Karentzos, Jörg Petri, Nina Trauth (red.), Anziehen! Transkulturelle Moden / Dressed Up! Transcultural Fashion (Sjouk Hoitsma)

583 586 588

Summaries/samenvattingen

593

Personalia

598

115de jaargang - 2014 | 4

www.volkskunde.be

115de jaargang - 2014 | 4 (themanummer)

tijdschrift over de cultuur van het dagelijks leven


ISSN 0042-8523 Uitgegeven met steun van de Vlaamse overheid, de Universitaire Stichting van België, het Vera Himlerfonds en Musea en Erfgoed Antwerpen vzw Redactie: dr. Leen Beyers (Berchem/Antwerpen), dr. Dirk Callewaert (Sint-Kruis-Brugge), drs. Paul Catteeuw (redactiesecretaris; Kontich), drs. Johan de Bruijn (beeldredacteur; Staphorst), dr. Brecht Deseure (Brussel), dra. Katrijn D’hamers (Hemiksem), dr. Sophie Elpers (Arnhem), prof. dr. Hans Geybels (Leuven), dra. Hilde Schoefs (Bilzen), em. prof. dr. Stefaan Top (eindredacteur; Rotselaar), dr. Marcel Van den Berg (’s-Gravenwezel/Schilde), dr. Albert van der Zeijden (Egmond aan Zee), drs. Werner van Hoof (Borgerhout/Antwerpen) Verantwoordelijke uitgever: dr. Jur. Paul Peeters (’s-Gravenwezel/Schilde)

Adressen Redactie: J.B. Reykerslaan 28, 2550 Kontich, redactie@volkskunde.be Beheer-Uitgeverij: vzw Centrum voor Studie en Documentatie, Gillès de Pélichylei 97, 2970 ’s-Gravenwezel (Schilde), info@volkskunde.be Abonnementenadministratie: J. Story-Scientia Wetenschappelijke Boekhandel (Academia Press), P. Van Duyseplein 8, 9000 Gent, info@academiapress.be

Jaarabonnement Voor België: € 24,00 – buiten België € 30,00 Meer informatie: info@academiapress.be of telefoon 09 233 80 88 Het tijdschrift Volkskunde werd opgericht in 1888 door August Gittée en Pol De Mont. Alfons De Cock werd redacteur in 1894. Hij overleed in 1921. Van 1914 tot 1920 hield Volkskunde op te verschijnen. Daarna berustte de leiding bij Victor de Meyere, vanaf 1936 bijgestaan door Jan de Vries. Na het overlijden van De Meyere (1938) hebben J. de Vries, M. De Meyer, P.J. Meertens en K.C. Peeters het tijdschrift voortgezet samen met de professoren J. Gessler (Leuven) en P. de Keyser (Gent). De nieuwe reeks begon met de 43e jaargang (1940-41). De redactie bestond in 1966 (67e jaargang) uit C.C. van de Graft, H. Jamar, P. Lindemans, P.J. Meertens, M. De Meyer, K.C. Peeters, W. Roukens en H. Stalpaert; vanaf de 73e jaargang (1972) aangevuld door J. Theuwissen en J.J. Voskuil. Na het overlijden van K.C. Peeters (1975) werd, vanaf de 77e jaargang (1976), de redactie geleid door J. Theuwissen en S. Top en dit tot 2008. Tot en met 2011 was S. Top eindredacteur en redactiesecretaris. Vanaf 2012 is alleen nog sprake van de redactie, die samengesteld is zoals hierboven vermeld. Dit themanummer staat onder de redactie van Johan de Bruijn, Sophie Elpers en Hilde Schoefs. Cover: Sem Shayne, Old Fashioned Aachen, 2014.


recensies

Kunst Tijdschrift Vlaanderen, nr. 349, jaargang 63, juni 2014, 64 p., ill.; ISSN 1780-6461; 10,00 euro België; 14,00 euro Nederland. Kunst Tijdschrift Vlaanderen pakt met “Voorbode van de nieuwste mode” in het juni-nummer uit met een bijzonder thema: mode als kunstvorm. De opvallende omslagfoto van een model gekleed in een kunstwerk van stof, maakt nieuwsgierig. Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Antwerpse Modeacademie is ruim de helft van het nummer gewijd aan de academie en de kunstenaars die ze voortbrengt. De special is tot stand gekomen in samenwerking met de academie zelf. Naast de thematische special hebben de vaste rubrieken hun plaats, daardoor wordt de lezer tegelijk onderhouden en bijgepraat. In zijn voorwoord geeft hoofdredacteur Emmanuel Van Lierde uitgebreid uitleg over de keuze voor modekunst in KTV; tot nu toe was de aandacht voor mode daarin schaars, zo niet afwezig. Dit gegeven vindt de lezer weerspiegeld in het voorwoord.

volkskunde 2014 | 4 : 583-591

Aanvankelijk wordt de vraag of mode kunst is, beantwoord met “Het staat er zeker mee in relatie.” Van Lierde eindigt met de wens “voluit de kaart van de mode te trekken als volwaardige kunstdiscipline.” Hij pleit voor eerherstel van de slogan “Mode. Dit is Belgisch”, zoals die aan het begin van de jaren ’80 door het Instituut voor Textiel en Confectie België werd geïntroduceerd. Door mode als volwaardige kunstvorm op te nemen, schept Kunst Tijdschrift Vlaanderen de verwachting vanaf nu met enige regelmaat aandacht te geven aan mode naast andere kunstvormen. De special is samengesteld uit een inleiding gevolgd door presentaties in woord en beeld van tien masterstudenten van de Antwerpse Modeacademie. Emmanuelle Dirix, docente aan de Antwerpse mode-academie en daarnaast onder andere aan de University of the Arts in Londen, leidt de special in. De inleiding is zowel in het Nederlands te lezen als in een Engelse vertaling. Door haar internationale ervaring aan verschillende kunstacademies ziet Dirix de specifieke eigenschappen van het modeonderwijs in Antwerpen in historisch en actueel perspectief. Ze beschrijft kort de geschiedenis van de academie en plaatst “de Zes van Antwerpen” aan de start van de internationale furore ervan. In de opleiding is veel aandacht voor tekenen. Niet zuiver als methode om ideeën weer te geven, maar ook om het waarnemen te stimuleren.

583


Daarnaast zet de Antwerpse academie in op persoonlijke ontwikkeling en expressie, en probeert studenten daarbij zoveel mogelijk buiten de commerciële paden te houden. Om deze persoonlijke ontwikkeling door te maken en in het ontwerpproces hun eigen creativiteit te vinden, kunnen de studenten rekenen op individuele begeleiding van docenten. “Deze persoonlijke werkrelatie tussen leraar en student is intens, gaat vaak tot op het bot”, schrijft Dirix. Dirix prijst het academiegebouw, op de bovenverdieping van de Modenatie dat dit alles ondersteunt, waarbij vooral de mogelijkheid van isolatie belangrijk is. Dirix zet de Antwerpse academie neer als een standvastig en zelfverzekerd bolwerk, dat zich niet inlaat met modieuze vernieuwingen in het onderwijs en daardoor een vruchtbare bodem is voor ontwerpers van de toekomst. Of de academie nog gebieden heeft waarop ontwikkeling kan plaatsvinden, komt de lezer via deze weg niet te weten. Met de specialiteiten van de Antwerpse Academie in het achterhoofd is de lezer klaar voor de presentaties van de tien geselecteerde masterstudenten. De selectie is gemaakt door directeur Walter van Beirendonck en docente Katharina van den Bossche. Docente Chris Gillis begeleidde de studenten bij het maken van hun presentatie. De geselecteerde ontwerpers komen van over de hele wereld, onder meer uit Korea en Israël en laten zich allen inspireren door kunst. Jammer genoeg ontbreekt een toelichting op de selectie vanuit een bredere context. Deze had de lezer meer inzicht gegeven in de specialiteiten van deze tien.

584

Per ontwerper volgen drie pagina’s met op de eerste steeds een korte toelichting in het Engels op de achtergronden van het werk. De teksten van de studenten verlopen volgens hetzelfde stramien. Daarbij lichten ze eerst hun inspiratiebronnen toe en vertellen ze over hun visie op mode. De nieuwsgierig gemaakte lezer die uitkijkt naar een tot op het bot doorwrochte ontwerpvisie, krijgt niet helemaal zijn zin. Hij moet genoegen nemen met diverse verwijzingen naar kunst en musea voor inspiratie, als “I’ve always been interested in art”of “in general my work is inspired by art.” Vervolgens vertellen de ontwerpers wat zij aantrekkelijk vinden in het Antwerpse onderwijs. Daarbij noemen ze vooral het gevoel van vrijheid dat de opleiding creëert. Tot slot onthullen zij hun toekomstplannen. Dan volgt per ontwerper het beeldmateriaal, waaronder ontwerpschetsen, tekeningen en foto’s. Het afgebeelde materiaal is zeer gevarieerd. De een toont foto’s van trappenhuizen en Russische iconen en foto’s van modellen die de daarop geïnspireerde mode tonen. Een ander werkt in tekeningen en fotoreportages de ervaring van een geluksgevoel uit. De kleurrijke en gevarieerde collages geven de lezer een inkijk in het ontwerpprocedé zoals dat zich bij kunstenaars afspeelt en benadrukken hun individuele signaturen. De toelichtingen van de kunstenaars staan in het Nederlands samengevat achteraan de reportage, om zoveel mogelijk ruimte te laten voor het beeldmateriaal. Door de heldere structuur is het een plezier om deze special te lezen. Deze krijgt iets feestelijks door het uitbundige en overvloedige beeldmateriaal.

| recensies


De vaste rubrieken beslaan de krappe tweede helft van het nummer. In “Te gast” is aandacht voor filmregisseur Bouli Lanners. Lanners stapte over van schilderkunst naar film en zoomt vooral in op het menselijke karakter. Daarna volgen andere vaste korte rubrieken als “Poëtisch bericht”, “Transit”. Vervolgens is “Kunstarena” gevuld met beschouwingen over literatuur, jeugdliteratuur, beeldende kunst, theater en film. Zo beschrijft Kevin D’heedene in zijn “Sociologische bedenkingen bij de hedendaagse filmindustrie” de verhouding tussen massaal publiek en de filmmaker. Het aanbod in “Kunstarena” is gevarieerd en toegankelijk geschreven. Hoewel de onderwerpen, in de rubrieken stuk voor stuk aandacht verdienen, ontbreekt het de meeste bijdragen aan een actuele aanleiding. Zo niet het artikel over de Vlaamse festivaldirecteur Frie Leysen, aan wie dit najaar de Stichting Praemium Erasmianum de Erasmusprijs toekent wegens haar “bijdrage aan de permanente vernieuwing in het Internationale theater.” Leysen komt zelf ook aan het woord over haar behoefte publiek te laten inzien dat ieder mens anders kijkt naar hetzelfde en dat de eigen blik daarom beperkt is. Minder actueel maar wel degelijk in beeld wegens het opmerkelijke succes van de laatste jaren is het interview met Xavier Hufkens, in het kader van een serie over Brusselse topgalleries. In de rubriek “Bibliotheek”komen veel tot in detail uitgesplitste literatuurcategorieën aan bod: jeugdliteratuur, literair proza, literatuur over muziek en literair essay. Zowel Nederlandse als Vlaamse uitgaven worden besproken. Alles wordt overzichtelijk gebracht met veel aan-

volkskunde 2014 | 4 : 583-591

dacht voor de effecten die de auteurs bereiken bij de lezer en voor de intermenselijke relaties in de boeken zelf. De boeken lijken ook in grote lijnen geselecteerd op de aanwezigheid van de mens en zijn fraaie en minder fraaie eigenschappen. Zo komt onder de noemer “Beeldende kunst” onder andere aan bod de tentoonstellingscatalogus bij Ravage. Kunst en cultuur in tijden van conflict, door Jo Tollebeek en Eline van Assche, over de verwoesting van de universiteitsbibliotheek tijdens de Slag om Leuven in 1914. Onder de noemer “Literair proza” wordt onder meer besproken De vanger, De bastaard. Twee novellen van Manon Uphoff. De recensent bewijst de lezer een dienst door het boek direct een stilistische plaats toe te wijzen binnen de actuele literatuur. Alle recesenten presenteren op een persoonlijke en toegankelijke toon de aantrekkelijkheden en tekortkomingen van elk boek. In de rubriek “uitsmijter” is het woord aan Mieke Van Hecke, nog in haar functie als directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs. Haar pleidooi richt zich op de actieve deelname aan kunst door middelbare scholieren, naast de passieve consumptie van film of theater. De introductie van een cultuurvriendelijk en kunstzinnig leef- en leerklimaat op scholen voor het voortgezet onderwijs en in alle onderwijsrichtingen kan daar, wat haar betreft, verandering in brengen. Het juni-nummer van Kunst Tijdschrift Vlaanderen heeft met de mode een actueel en belangrijk kunstpunt aangeroerd en doet het beloftes voor de toekomst. Overduidelijk gaat bij de samenstelling van het blad veel aandacht uit naar de mens en zijn eigenaardigheid. De

585


redactie zou er goed aan doen, ook de actualiteit van de overige bijdragen op te voeren gezien de verschijning per kwartaal. Alles is vormgegeven in een glasheldere lay-out, prachtig fullcolor en met aangename schaarste aan advertenties. Dit nummer van KTV verdient kunsttijd van de lezer, die zich graag laat onderhouden en bijpraten tegelijk. Marjan Blomjous

Levende klederdracht, 2013, regie: Niek Koppen, 56 minuten, NTR. De film “Levende klederdracht” portretteert twaalf vrouwen uit acht verschillende plekken in Nederland die nog dagelijks streekdracht dragen. Samen representeren zij een kleine groep vrouwen, ruim op leeftijd, die een uitstervend ras vormen. De film geeft een eerlijk beeld van het alledaagse leven, waarin de streekdracht enerzijds een natuurlijk element lijkt te zijn, maar anderzijds – en tegelijk – ook een bijzondere rol speelt of is gaan spelen voor de vrouwen omdat zij de laatsten zijn in dracht. Daarmee gaat het ook over technische vaardigheden, bewaren en doorgeven, zorgen over het

1. Luutje Kes-Schouten uit Marken, een van de protagonistes van de film. Foto: Tineke Koelewijn.

586

verdwijnen van erfgoed en identiteit, gemeenschap en anders zijn, toerisme en folklorisme. De film ging in 2013 in première op de IDFA, het International Documentary Film Festival in Amsterdam. Enkele dagen later werd de film uitgezonden op tv (NTR) en getoond op het Nederlands Filmfestival. Tegenwoordig is de film te zien op internet.1 De film begint op Marken met een alledaagse scène waarin twee zussen, 93 en 91 jaar, boodschappen doen in de supermarkt. Ze betalen met pinpas en maken gebruik van de mogelijkheid om zegeltjes te verzamelen. Dat ze streekdracht dragen, lijkt iedereen normaal te vinden. Behalve misschien de kijker, die een contrast zou kunnen ondervinden tussen de kleurrijk geklede oude vrouwen en de moderne supermarkt. Een sterk beeld aan het begin van de film dat aan het denken zet. Later ervaart de kijker dat Luutje Kes-Schouten en Geertje van Altena-Schouten zich zorgen maken. Wat gebeurt er als ze in een verzorgingstehuis terechtkomen? Is daar wel voldoende kennis over de juiste omgang met streekdrachten? Kunnen de verzorgsters helpen bij het aankleden? Kan de eigen identiteit die zo nauw verbonden is aan de streekdracht wel bewaard worden? Niet alleen voor het aankleden is er een bepaalde kennis nodig, maar ook voor het opbergen van de streekdrachten zoals de kijker ervaart als een van de zussen de linnenkast toont waarin het textiel accuraat is gestapeld, beschermd door wit linnen.

1 Zie: http://programma.ntr.nl/238/het-uurvan-de-wolf/detail/aflevering/6000009793/ Levende-Klederdracht.

| recensies


Een volgende scène speelt zich af in Urk. In het bejaardentehuis beheerst een verpleegster de juiste vaardigheden om een bewoonster de muts die bij de streekdracht hoort, op te zetten. Haar zorgvuldige handelingen worden in detail getoond. In Bunschoten-Spakenburg bekijkt een andere protagoniste met haar kleinkind op een markt stoffen voor de kraplappen, een essentieel deel van de streekdracht in het dorp. Later ziet en hoort (!) de kijker haar strijken. De stoffen worden verstevigd – dat kost kracht. Wisseling van scène: Scheveningen. Gerrie de Jong-Spaans, 93, gaat naar haar koorrepetitie. Ze is een van twee zangeressen die dagelijks streekdracht dragen. Het gebed vóór de repetitie geeft de kijker een inkijk in de religieuze gemeenschap in Scheveningen. De volgende scène brengt de kijker terug naar Marken. De sfeer daar is veranderd, is minder rustig, want het is een bijzondere dag: Koninginnedag en tegelijkertijd de dag van de inhuldiging van koning Willem Alexander. Het koningsgezinde dorp zit achter de tv, maar komt ook op straat en viert. En nu zijn er heel wat meer inwoners die streekdracht dragen: kinderen, moeders, grootmoeders en niet te vergeten de leden van de fanfare, die musicerend over Marken trekken. Verdere scènes tonen een verjaardagsviering in Westkapelle, een rummikub-clubje in Arnemuiden en vlaggetjesdag in Scheveningen, waar het koor in streekdracht optreedt en op een markt voor toeristen getoond wordt hoe streekdrachten vervaardigd worden. Telkens is de aandacht gericht op een vrouw in streekdracht.

volkskunde 2014 | 4 : 583-591

2. Niesje Koelewijn-van Twillert uit BunschotenSpakenburg. Foto: Tineke Koelewijn.

Andere vrouwen vertellen over het alledaagse leven in streekdracht in een bejaardentehuis in Domburg, over het dragen van streekdracht in Volendam in heden en verleden, over het reizen in streekdracht over de hele wereld, over het maken van stipwerk in Staphorst, over hoe het is om als “jonge” vrouw van 43 jaar streekdracht te dragen anno 2013 en het kleedgedrag verder door te geven. Bij iedere scène komt de kijker een stuk meer te weten (en – omdat veel onuitgesproken blijft – aan te voelen!) over hedendaagse aspecten van streekdrachten: het besef dat het dagelijkse dragen van streekdracht zal uitsterven, de angst dat kennis over streekdracht en over het dragen ervan verloren gaat, de processen van folklorisering en exotisering. Bij dit alles blijft de film voor het grootste gedeelte verfrissend neutraal en zonder nostalgie. Pas aan het einde, als de focus weer op Marken ligt, verandert de toon: de poppen in het museum worden ontkleed en de streekdrachten worden in dozen verpakt. De deuren van het museum gaan dicht voor de winter, buiten begint het zacht te sneeuwen. Een sentimentele metafoor voor het geleidelijke uitsterven van de “levende klederdracht”.

587


De sterkte van de film is het perspectief vanuit het contemporaine alledaagse leven. Er is over het algemeen veel (historisch) materiaal over streekdracht tijdens bijzondere gebeurtenissen en over folklorisme. Bovendien zijn er de laatste jaren veel (kunst)werken ontstaan die laten zien dat het dragen van streekdracht deel uitmaakt van het moderne leven, maar dit doen zij zonder diepgang – graag met de essentialistische toevoeging “typisch Nederlands”. De film “Levende klederdracht” daarentegen vertelt een verhaal over de betekenissen van het dragen van streekdracht in het gewone, dagelijkse leven, gaat daarbij in detail en neemt de tijd die daarvoor nodig is – dat maakt verschil. Dat de traditie van de dagelijkse streekdracht geen lang leven meer beschoren is, is een van de conclusies die je als kijker meeneemt. Tegelijkertijd sensibiliseert de film dat de kennis over streekdracht en kleedgedrag niet verloren moet gaan. De film draagt er alvast zelf toe bij dat kennis bewaard wordt, door de draagsters te portretteren en te documenteren in hun specifieke context. Een vergelijkbare documentatie dient idealiter te gebeuren over en met behulp van de particuliere streekdrachtenverzamelaars, die inmiddels ook vaak bij een oudere generatie horen en hun kennis vaak niet of slechts amateuristisch gedocumenteerd hebben. Als zij overlijden en hun collecties uit elkaar vallen, zal veel kennis verloren gaan. Het blijft te hopen dat binnenkort iemand de uitdaging opneemt om een project “Verzamelde klederdracht” op te zetten als vervolgproject op de geslaagde film van Niek Koppen. Sophie Elpers

588

Birgit Haehnel, Alexandra Karentzos, Jörg Petri, Nina Trauth (red.), Anziehen! Transkulturelle Moden / Dressed Up! Transcultural Fashion. Querformat, nummer 6, 2013; ISBN 978-3-8376-2512-7; ISSN 1867-447X; 14,90 euro. In het voorjaar van 2005 bezocht ik de opening van de tentoonstelling “Hussein Chalayan” in het Groninger Museum. De collecties die hier van deze jonge ontwerper werden getoond maakten indruk op me. Ze waren nieuw, modern en echt anders. De concepten waren bijna los van kleding, meer filosofisch, antropologisch, architecturaal De meeste indruk maakte zijn herfst/ wintercollectie 2000/2001 Afterwords.2 In de presentatie die in het museum werd geprojecteerd op een groot doek, worden de meubels op de catwalk, die eigenlijk een toneel is, getransformeerd in kleding en bagage. De modellen kleden zich met de meubels aan en verdwijnen. De meubels worden letterlijk Pret à Porter. Chalayan behandelt hier onder andere het thema mobiliteit, migratie en gedwongen vertrek. Er zijn sterke verwijzingen naar de 2

C. Evans e.a., Hussein Chalayan, tentoonstellingscataloog. Groninger Museum, 2005.

| recensies


oorlog in Kosovo, die op dat moment actueel was en naar de vervolging en verdrijving van de Turks-Cyprioten op Cyprus, de geboorteplaats van de ontwerper. De aanwezigheid van een Bulgaars vrouwenkoor vormt een contrast met de simpele en elegantsportieve collectie. Hierdoor ontstaat er een voor Chalayan karakteristieke sfeer die wars is van tijd en plaats. In Querformat, het 6de nummer van dit Duitse magazine over hedendaagse kunst en populaire cultuur met de titel “Anziehen! Transkulturelle Moden” begint het eerste artikel van de hand van Alexandra Karentzos met de bespreking van deze presentatie van Chalayan. Zij verkent in haar artikel het begrip globalisering en transculturele mode. Met het voorbeeld van Chalayan vraagt ze zich af of globalisering een proces is waarin reizende modetrends die van oorsprong verbonden zijn met lokale cultuur(geschiedenis) over de wereld andere en/of meerdere betekenissen krijgen. Ze daagt de modeonderzoekers uit om het fenomeen vanuit dit gedecentraliseerde (oftewel niet dominant westerse) beginsel te onderzoeken. Karentzos zoomt ook in op Vlisco, het Nederlandse bedrijf dat met imitatiebatiks onder de naam Dutch Wax Prints een grote Afrikaanse afzetmarkt bedient. De kennis van deze techniek is afkomstig uit NederlandsIndië, de voormalige Nederlandse kolonie, het huidige Indonesië. In Nederland is deze techniek al in de 19de eeuw geïndustrialiseerd, waardoor een grote afzetmarkt in Indonesië en later ook in Afrika kon worden bediend. Tegenwoordig zijn de in Nederland geproduceerde prints nog zeer populair in Afrika. Daar worden deze stoffen als de meest waardevolle van de waxprints

volkskunde 2014 | 4 : 583-591

beschouwd. Authentiek “Dutch” is een sterk merk. Dat is wel verwarrend als de traditionele Afrikaanse kleding die ervan wordt gemaakt weer als authentiek Afrikaans wordt gezien. In het artikel van Kirstin Pinther “Über die Ambivalenzen visueller Codes des “Afrikanischen” im Modedesign[..]” duikt Vlisco weer op. Zij bespreekt het werk van een aantal Afrikaanse ontwerpers. Een van hen is Lamine Kayouté. Hij maakt gebruik van de vormtaal van de urbane kleedcultuur uit Senegal. Hier worden tweedehands westerse kledingstukken ad random met elkaar gecombineerd, veranderd en aangepast aan de omstandigheden. De nieuwe combinaties van vormen, kleuren en patronen geven een eigen Afrikaans modebeeld, dat hem inspireert. In zijn collecties vermijdt Kayouté het gebruik van (Dutch) waxprints. Net zoals Jules Wokam, een ontwerper uit Douala Cameroen die in zijn collecties gebruik maakt van authentieke Afrikaanse symbolen, ziet hij ze als te stereotyp Afrikaans en daarom niet bruikbaar voor hun meer conceptuele aanpak. Anderszins voelen ontwerpers zich ook uitgedaagd door Vlisco’s prints. Lisa Folawiyo van het label Jewel by Lisa uit Lagos (Nigeria) is onlangs een samenwerking gestart met een grafisch ontwerper om de waxprints voor haar collecties zelf te ontwerpen. De waxprints zien we opnieuw als Antje Krause Wahl in “Streetwear auf Reisen: [...]” het Britse label Ohema Ohene bespreekt naar aanleiding van het werk van de Afro-Amerikaanse kunstenaar Kehinde Wiley. Abenaa Pokuaa is de ontwerpster achter Ohema Ohene. Ze is geboren en opgeleid in Londen, maar heeft een Ghanese achtergrond. Ze ontwerpt

589


streetwear onder de noemer Black Fashion. De hoodies, sweatshirts en cardigans zijn voorzien van decoratieve banen van Ghanese waxprints. De collectie is geïnspireerd op Afrika maar bestemd voor de Britse “urbane” markt. Alleen al door het spoor van Vlisco te volgen door het boek lijkt de vraag die Karentzos in haar openingsartikel stelt positief beantwoord. De waxprints krijgen, reizend over de wereld én door de tijd, steeds nieuwe betekenissen, ze tonen een intrigerend globaliseringsproces. Niet alleen Vlisco maar ook het werk van Hussein Chalayan komt bij meerdere auteurs aan de orde. Burcu Dogramaci bespreekt Chalayan samen met drie andere Turkse ontwerpers, die allen internationaal furore maakten. Het gaat haar om de (zelf) oriëntalisering van deze ontwerpers. In hoeverre wordt de stereotype representatie van hun oriëntaalse identiteit door de media gecreëerd en in hoeverre dragen de ontwerpers er zelf toe bij? Chalayan is Turks Cyprioot van afkomst, maar emigreerde op 12-jarige leeftijd naar Londen. Dit is in interviews en in besprekingen van zijn werk een altijd terugkerend onderwerp. Hij wordt gezien als mediator tussen oost en west, en dit is ook een belangrijk thema in zijn collecties. Volgens Dogramaci zijn er twee collecties waarin Chalayan dit zelf heel sterk onderstreept. Zijn collectie Between (herfst/winter 1998) toont 6 modellen gekleed in chadors van diverse lengtes. Het eerste model draagt slechts een yashmak, een gezichtssluier, en is verder geheel naakt. De volgende modellen dragen chadors, die steeds langer worden en steeds meer van het lichaam bedekken. Chalayan onderzoekt in

590

deze collectie de geografische en culturele betekenissen van de delen van het lichaam. Dogramaci vindt dat deze collectie ook een sterke seksuele implicatie heeft, maar Chalayan ontkent dit in alle toonaarden. Hij vindt dat hij hiermee vooral een politiek statement maakt. Deze collectie doet veel stof opwaaien: men ervaart haar als provocatief en schandaleus. De collectie Ambimorphous (herfst/winter 2002) start met een model in een rijk traditioneel geborduurd Turks kostuum: de volgende modellen dragen kleding waarin het etnische langzaam maar zeker plaats maakt voor modernistisch zwart. Aan het einde van de show verschijnt een model in een zwart jurkje. Bij de volgende modellen verandert dat jurkje uiteindelijk weer in het traditionele Turkse kostuum. Vooral in deze collectie toont Chalayan zich als “bordercrosser”, een imaginaire culturele reiziger tussen oost en west. Maar uiteindelijk presenteert Chalayan zichzelf en zijn collecties vooral als een kosmopoliet, als tegenhanger van het etnische, het vastgepind-zijn op één plek. Chalayan is een “reizende” ontwerper en dat aspect komt terug in het artikel van Nina Trauth “Clothing the world, die Welt als fragiles Papierkleid”. Hierin bestudeert zij papieren kleding in de betekenis van mobiliteit, tijd en ruimte. Ze bespreekt drie voorbeelden van het concept reizen in papieren kleding. Een daarvan is de Airmail Dress (1999) van Chalayan. Deze jurk in de vorm van een uitgevouwen luchtpostenveloppe is een verwijzing naar de slogan van Scott’s Paper Company in de jaren ’60 voor de eerste papieren jurken: “Wear it for kicks-

| recensies


than give it the air”. Als luchtpost is de jurk een gift en een boodschap voor de geadresseerde geworden. Het materiaal van de jurk is Tyvek, een kunststof die gebruikt wordt voor onder andere weggooi-ondergoed. Het is een sterke verwijzing naar mobiliteit en beweging. Door het spoor van Vlisco en het spoor van Chalayan in deze bundel te volgen wil ik aantonen dat Querformat in zijn opzet is geslaagd: de redactie wilde de politieke, wetenschappelijke en technische implicaties van kolonisering en globaliseringsprocessen in de mode verkennen. De diversiteit van de artikelen is inspirerend. Al lezend ontdek je nieuwe ontwerpers, nieuwe modefenomenen, andere werelden, nieuwe betekenissen en worden nieuwe inzichten aangeboord. Het is prettig, en ook handig gezien de doelgroep, dat het boek tweetalig is uitgegeven. Het is rijk geïllustreerd, maar dat komt ook omdat alle illustraties in zwartwit worden herhaald bij de Engelse vertaling. Dat vind ik een minder mooie oplossing. De bundel is ingedeeld in vier thema’s: mode en globalisering, exotisme, reizen tussen tijd en ruimte, en technologie van de toekomst. Het laatste thema is hier minder aan de orde gekomen, ik vind het minder helder passen in de totale lijn van de bundel. Maar één ding is zeker, ook in dit kader had het werk van Chalayan gemakkelijk een plaats kunnen vinden. Sjouk Hoitsma

volkskunde 2014 | 4 : 583-591

591


592

| recensies


SUMMARIES/samenvattingen “All together respectably dressed” Children’s Dress and Daily Life at the Bruges Begard School in the mid-16th Century Both Zegher van Male’s (1514-1604) memorial of the Bruges Beghard school, a charitable institution that took care of young boys from the poorest families of the city, and its account books, give a unique and almost intimate peek into the multifaceted use of garments in a world created for and inhabited by children. From these sources it becomes clear that the most crucial purpose of clothing was that the boys would be comfortable in their clothes and well protected from the elements. From an organisational and financial point of view, it was deemed important that the clothes were not expensive and should last long. In van Male’s mind providing the children with comfortable and durable clothes went hand in hand with limiting expenses. Clothes, moreover, played an important part in the way the school wanted to present itself and their pupils to the outside world in public events and through gift giving. It was not only the quality and neatness of the clothing that was capable of conveying messages to the outside world. Compared to the clothes of other boys of their age, who would have worn a doublet, underpants and hose, the Beghard children were dressed like younger children. We can wonder whether this was for practical

volkskunde 2014 | 4 : 593-597

reasons or because it held ideological values. After all, like innocent young children, not yet able to look after themselves, the pupils of the Beghard school were completely dependent on the care and open handedness of Bruges citizens as other children depended on their parents.

“If they only wear it properly” New meanings of the traditional dress from Staphorst This article describes the traditional clothing in Staphorst on the verge of becoming occasional dress. Staphorst, a calvinist village in the northern part of The Netherlands, is one of the few remaining places where traditional dress is worn everyday by a substantial number of women, and a few men. In this survey, some thirty people were interviewed informally to understand what it means to wear traditional clothing, and when and why people choose to do so. Four cases were investigated. Firstly, people presenting the traditional dress in the local museum, secondly, men in the local choir wearing traditional menswear, thirdly, women and children wearing the local costume visiting The Hague on Prinsjesdag (state opening of parliament), and fourthly, the Staphorst is hip (“fashionable Staphorst”) phenomenon, where people find inspiration in traditional dress.

593


These four cases show us some remarkable facts. Wearing the local dress may seem an exclusive right to the villagers, but according to public opinion, anyone may do so as long as it conforms to local customs. For women wearing the traditional dress, their clothes are a vehicle to express their main values. Not so much for the men joining the Staphorst men’s choir, where traditional dress is no more than a means to show uniformity. In this way, they do not differ from the committees organising the women’s and children’s visits to Prinsjesdag. They do not allow people to join the group in burger: everyone should wear the Staphorst costume. Within these margins, deviation from the norms is allowed. Clashing opinions can be seen in a new local trend, in which traditional clothing is re-used in more fashionable objects. Many people are either very positive, or very negative about this trend. The local costume in Staphorst has been more than merely a way of everyday clothing for decades. It is a part of a culture of representation and special occasions. Quoting key ethnological literature, the search for authenticity will be a useless effort. Anybody wearing the traditional dress does so in his or her authentic way, expressing the village identity. Staphorst clothing is often seen as a cultural phenomenon that is slowly but surely disappearing. This article offers a different perspective on traditional clothing as a part of a dynamic culture in which folklore is meaningful and symbolic. New studies on traditional clothing in other parts of The Netherlands may turn out to be worthwhile.

594

From Folklore to “Haute Couture” The Relation between Fashion and “Dutchness” This article scrutinises the collections inspired by Dutch cultural heritage that were designed around the turn of the last century by Dutch designers as Alexander van Slobbe, Jan Taminiau, Viktor & Rolf and Francisco van Benthum. These collections stand out in the history of Dutch fashion because their aesthetics do not match the perception of Dutch fashion that has defined the fashion discourse of the previous ten years: theirs are minimalist, austere palettes and straight silhouettes without clear references to earlier styles or other ages. In contrast, the collections discussed feature fashion that starts from national history and national heritage. Dutch avant-garde fashion design-ers, in their “heritage collections” mainly use the national icons of the Golden Age and of Dutch regional dress. They quote, adapt and reuse clogs, windmills, Delfts blue pottery, millstone collars, VOC ships, the Old Masters, red coral chokers, Staphorster dot patterns or Volendammer coifs. In this article I argue that through images, shapes, materials and artisanal techniques from this cultural heritage these designers create not just a brand; they also participate in the (re)construction of the Dutch fashion identity. Precisely this creative and innovative application and repetition of national iconography proliferates the process of what Billig calls “banal nationalism” (1995). An analysis of the applied icons along Barthes’ rhetoric of the image (1977) shows that the abovementioned elements

| summaries/samenvattingen


are not just style quotes that lead to a certain aesthetic, but that this iconic visual language also produces the symbolic attribution of “Dutch”.

Female clothing, religion and secularism From the Islamic veil and Jewish wig to Femen toplessness

prominent in public debate. The topless protest of the secular-feminist movement Femen illustrates that (un) covering the female body is a thorny issue in striving for a more pluralist and gender-equal society.

The rhetoric of fashion: photography and visual semiotics Reading images of fashion as art through visual semiotics

A comparative gender analysis is made of contemporary body practices, especially as regards women’s The traditional definition of visual hairdressing and clothing for Flemish rhetoric implies that it influences women, including ethnic-religious behaviour and attitudes. This essay is minorities. In standard anthropology about fashion, fashion photography, the symbolic meaning of hair has art and semiotics. It explains and often been related to sexuality across illustrates that fashion, as a form of cultural and religious traditions. In rhetoric, has the same capacity. The radical and liberal feminist theories sense of style includes the rhetoric veiling and covering practices have of fashion: the way a person presents been connected to the patriarchal himself to the world through the control over female sexuality, to clothes he wears. Though it is an limited freedom and mobility. In undeniable fact that a person’s style contemporary gender studies, the and fashion choices portray his influence of post-colonial, post- personality and character. secular and multicultural perspective has resulted in a shift of focus to the way the women experience and interpret wearing their veil. Based on Fashion, dress and daily wear in ethnographic research in Antwerp Dutch museums two forms of covering the female body are compared: the Islamic veil This article provides a historical and the little known norms regulating overview on the emergence and Orthodox Jewish “modest” clothing development of fashion and dress in Dutch museums. By focusing and hair covering. Despite the many similarities on the formation of the collection between Islamic and Jewish covering and the changing modes of display, practices both societies regulate it is demonstrated that fashion quite differently. While the public and dress in Dutch museums are concern for the Islamic veil touches not only defined by historical and upon key issues regarding cultural fashion/dress historical influences. and religious diversity (e.g. the status The image of the museums, the of Islam and gender) orthodox Jews different modes of acquisition and and other minorities are much less museological developments have

volkskunde 2014 | 4 : 593-597

595


played a significant part and are still of influence on what we can see in the museums nowadays. This article touches upon various examples of these three decisive elements such as dress and period rooms as educational tools, donations of haute couture collections and the emergence of the monographic fashion exhibition, the emergence of temporary exhibitions and flexible exhibition spaces, the museum as a social forum and the focus on multiculturalism. This article forms one of the final products of a research internship at Modemuze, and this contribution will be used as an introductory text on the research on the website of Modemuze. In concert with the project leader of Modemuze, the author has therefore decided that this article does not contain any footnotes or endnotes. References to the sources consulted for this research can be found in the articles on the website that focus on the collection and exhibition history of the individual museums.

Het lichaam als podium De presentatie van kleding en sieraden in de tentoonstelling van het Keulse Rautenstrauch-Joest-Museum Tentoonstellingen over het onderwerp kleding en sieraden staan tegenover het principiële probleem dat kleding zonder het menselijke lichaam gepresenteerd wordt. Het tentoonstellen van kleding varieert van abstract tot realistisch. “Naturalistisch” vormgegeven poppen sluiten vaak aan bij racistische ideeën. Zij brengen een “single story” over. De poppen doen denken aan de gipsafgietsels die in de vroege

596

20ste eeuw populair waren in musea en racistische stereotypen in beeld brachten. Op grond van deze weinig roemrijke historische praktijk hebben etnologische musea tegenwoordig de neiging om kleding en sieraden zo gereduceerd mogelijk tentoon te stellen – het liefst helemaal zonder poppen. Maar is deze manier van tentoonstellen ook voor elke groep bezoekers begrijpelijk? En in hoeverre wordt de sensuele ervaring erdoor beperkt? In het kader van de ontwikkeling van de nieuwe permanente tentoonstelling Der Mensch in seinen Welten van het Rautenstrauch-JoestMuseum – Kulturen der Welt in oktober 2010 hebben de curatoren van het museum zich met deze vragen beziggehouden. Uiteindelijk besloten zij om in de verschillende afdelingen van de tentoonstelling kleding en sieraden op verschillende manieren te presenteren: abstract, op een emotioneel rakende manier tot op een manier waarbij de bezoeker moet participeren, zijn eigen lichaam moet lenen. Daarbij krijgt het object terug wat anders ontbreekt in tentoonstellingen: het levende lichaam. Het artikel beschrijft de verschillende – progressieve – presentaties waarvoor het Keulse museum heeft gekozen en laat zien dat de presentatie van kleding in musea altijd een cultureel construct is dat onderhandeld wordt tussen etnologen/curatoren, restauratoren en museumpedagogen, een schipperen tussen het begrijpelijk maken van het object voor verschillende groepen bezoekers en het gevaar van stereotypering.

| summaries/samenvattingen


1 2 3

Historische kledij in het Weald & Downland Openluchtmuseum (West Sussex, UK)

4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17

Het project historische kledij liep in het openluchtmuseum Weald & Doownland van 2007 tot 2014. Doel van het project: het samenstellen van een zo volledig mogelijke verzameling van replica’s van historische kledij, zodat diegenen die in de historische gebouwen werken op een adequate manier gekleed zijn, wat de interpretatie van het geheel sterker maakt. Vrijwilligers vervaardigden alle replica’s ter plaatse onder supervisie van specialisten in historische kledij.

volkskunde 2014 | 4 : 593-597

597


PERSONALIA Johan de Bruijn (1978), antropoloog, draagt enkele keren per jaar Staphorster streekdracht. Hij is bestuurslid van de Nederlandse Kostuumvereniging en voorzitter van de Stichting Nederlandse Volksklederdrachten “Collectie Koningin Wilhelmina”. Hij publiceert over etnologische aspecten van de Staphorster streekdracht. De Bruijn is werkzaam als adjunctuitgever bij kunst- en geschiedenisuitgever WBOOKS in Zwolle. jcw.de.bruijn@gmail.com

Sophie Elpers (1978), studeerde etnologie en kunstgeschiedenis aan de universiteiten van Bonn, Leiden en Amsterdam. Ze is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het Meertens Instituut (KNAW) in Amsterdam. Naast haar interesse in materiële cultuur (die blijkt uit haar proefschrift over de wederopbouw van boerderijen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog) en haar interesse in de geschiedenis van de etnologie is zij actief op het gebied van immaterieel erfgoed. Zij is medeauteur van het boek Immaterieel erfgoed en volkscultuur. Almanak bij een actueel debat en lid van de toetsingscommissie van de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed in het Koninkrijk Nederland. Ook maakt zij deel uit van het dagelijks bestuur van de Stichting Nederlandse Volksklederdrachten “Collectie Koningin Wilhelmina”. Sophie.Elpers@meertens.knaw.nl

598

Maaike Feitsma (1982) promoveerde aan de Radboud Universiteit Nijmegen met het proefschrift Nederlandse mode? Een verkenning van mythevorming en betekenissen (2014) over de relatie tussen mode en nationale identiteit. Momenteel is ze als docent en onderzoeker verbonden aan het Amsterdam Fashion Institute en de ArtEZ hogeschool voor de kunsten. maaikefeitsma@gmail.com

Clara Himmelheber (1970) is sinds 2001 afdelingshoofd Africa bij het Rautenstrauch-Joest-Museum – Kulturen der Welt in Keulen. Zij studeerde etnologie, afrikanistiek en kunstgeschiedenis in Keulen en promoveerde op het proefschrift Die Regalia des Kabaka von Buganda. Eine Biographie der Dinge (Münster 2004). Na een periode als junior-conservator bij het Museum für Völkerkunde was zij curator en co-curator van talrijke tentoonstellingen, waaronder de vaste tentoonstelling Der Mensch in seinen Welten (Rautenstrauch-JoestMuseum, 2010) en de bijzondere tentoonstellingen Eine Frage des Glaubens: Religiöse Vielfalt in Köln (2005/06) en Namibia – Deutschland: Eine geteilte Geschichte: Widerstand – Gewalt – Erinnerung (2004). Ze gaf en geeft colleges aan de Universiteit van Keulen, de Universiteit van Hamburg en de Cologne Business School. In haar onderzoek houdt zij zich vooral bezig met het oostelijke en zuidelijke

| personalia


Africa. Hierover heeft zij veel gepubliceerd. clara.himmelheber@stadt-koeln.de

Jacco Hooikammer (1980) studeerde informatievoorziening aan de Reinwardt Academie te Amsterdam. Hij is opgegroeid te Rouveen, in een familie van streekdrachtdraagsters. Vanaf zijn derde jaar neemt hij deel aan folklore-evenementen binnen en buiten de gemeente. Hij publiceert over verscheidene aspecten van de Staphorster volkscultuur, met name de streekdracht. Hooikammer werkt als documentalist bij het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem. jaccohooikammer@hotmail.com

Chia Longman (1972) is hoofddocent in de Vakgroep Talen en Culturen aan de Universiteit Gent. Zij is programmadirecteur van de interuniversitaire Master of Arts in Gender en Diversiteit en directeur van het Onderzoekscentrum voor Cultuur en Gender. Haar onderzoeksinteresses zijn feminisme, multiculturalisme, religie en migratie. Zij is momenteel veldwerk aan het verrichten over nieuwe vormen van holistische spiritualiteit onder vrouwen in Vlaanderen. Zij is redacteur bij het internationaal tijdschrift Religion and Gender en heeft in verschillende nationale en internationale tijdschriften en boeken gepubliceerd. In 2015 verschijnt het boek Interrogating Harmful Practices: Gender, Culture and Coercion (Ashgate), dat zij samen met Tamsin Bradley heeft geschreven. chia.longman@ugent.be

volkskunde 2014 | 4 : 598-600

Dirk Reynders (1980) is doctor in de communicatiewetenschappen. Momenteel is hij actief als onderzoeker en docent visuele communicatie aan de VUB, aan de MAD-faculteit van de KHLim en aan de Zuyd Hogeschool in Maastricht. Zijn onderzoek betreft de plaats van visuele semiotiek in de visuele communicatie. dirk.reynders@khlim.be

Hilde Schoefs (1974) studeerde Germaanse Talen (1996), behaalde een diploma Geaggregeerde in de Germaanse Talen (1997), beide aan de KU Leuven, en volgde het seminar Etnologie aan de Universiteit Amsterdam (2000-2001). Van 1999 tot 2009 was ze als stafmedewerkster verbonden aan het Vlaams Centrum voor Volkscultuur (VCV) en FARO. Daar was ze onder andere mee verantwoordelijk voor de uitgave van tijdschriften als Mores en faro | tijdschrift over cultureel erfgoed. Ook werkte ze mee aan eyeopenerprojecten als Inside Out en trajecten rond erfgoededucatie (Villa Futura, Kif kif en shouf shouf) en immaterieel cultureel erfgoed (Schatten van*in Mensen). Sinds 2009 is ze conservator van het Openluchtmuseum Bokrijk (www. bokrijk.be). Ze participeert daarnaast aan diverse werkgroepen, commissies en jury’s. hilde.schoefs@gmail.com

Isis Sturtewagen (1987) werkt als lid van het Centrum voor Stadsgeschiedenis (Universiteit Antwerpen) aan een doctoraat over mode en kleding in de Lage Landen tijdens de 15de en 16de eeuw. In 2009

599


studeerde zij af in de archeologie met een scriptie over middeleeuwse hoofddoeken. De resultaten van dit onderzoek werden gepubliceerd in het artikel: “Unveiling social fashion patterns: a case study of frilled veils in the Low Countries (1200-1500)”, Medieval Clothing and Textiles, vol. VII, 2011, p. 33-63. isis.sturtewagen@uantwerpen.be

Danae Tankard (1967) behaalde haar doctoraat in de geschiedenis aan de universiteit van Londen. Ze combineert een job als historica in het Weald & Downland openluchtmuseum met een professoraat in het departement geschiedenis van de universiteit van Chichester. In haar boek Houses of the Weald and Downland: People and Houses of South-east England c.13001900 (Carnegie, 2012) onderzocht ze de sociaal-economische geschiedenis van acht huizen die deel uitmaken van het museum. Momenteel werkt ze aan een uitgebreide studie over 17de- eeuwse regionale kleding. researchktp1@wealddown.co.uk

stellingspresentatie van mode en kostuums binnen de participerende musea. svdpolder@gmail.com

Lisa Whittle (1988) is vanuit de Vrije Universiteit Amsterdam embedded researcher voor het onderzoek “Users as Muse” bij Modemuze. Haar onderzoek richt zich op publieksparticipatie op het intermuseale modeplatform Modemuze, waarbij wordt gekeken naar de discussie rondom publieksparticipatie in musea en het digitale veld. Praktisch kwalitatief onderzoek onder verschillende special interest groepen geeft richting voor het vaststellen van kernvragen en thema’s en een participatiemodel voor het platform. lisawhittle@gmail.com

Shirley van de Polder (1989) heeft aan de Universiteit van Amsterdam in 2012 de bachelor Theaterwetenschap en in 2014 de Research Master Art Studies (onderzoeksspecialiteit: modetentoonstellingen) afgerond. Op dit moment studeert zij Fashion Curation (MA) aan de University of the Arts London. Als stagiaire voor Modemuze, een online platform voor liefhebbers van mode en kostuums in Nederland (www.modemuze.nl), heeft zij onderzoek gedaan naar de collectievorming en tentoon-

600

| personalia


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.