Moordpatronen - Tomas Ross

Page 1

Tomas Ross

Maurits Jansen in

MOORD

PATRONEN een romantische thriller



Maurits Jansen in MOORDPATRONEN

rits, Beste Mau iteerd gefelic Van harte verjaardag met je 40e elle en Johan n Isab Groeten va

Tomas Ross


Dit is een uitgave van Personalgifts.nl Prepress: Personalgifts.nl, Wageningen Drukwerk: Personal Media Productions Dit boek is een bewerking van het eerder verschenen “Mode voor Moskou” van dezelfde auteur. © 1994 Tomas Ross Productions Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden overgenomen.


1 Het was kwart over zeven in de avond toen Daniëlle Bouwmeester haar Mini bij het flatgebouw parkeerde waar ze woonde. Ze voelde zich doodop. De ochtend was besteed aan een interview met een 13-jarige puber van wie gezegd werd dat hij de nieuwe Danny de Munck zou worden. Daniëlle had ruim drie uur in een klemmend stoeltje gezeten, wanhopig geglimlacht en vrijwel geen zinnig woord kunnen noteren uit het gouden keeltje. Daarna was ze samen met de fotograaf van “Iris”, het tijdschrift waar ze als free-lancer haar artikelen voor schreef, verdwaald op weg naar de Zuid-Oost Beemster waar de 81-jarige Marie Schoonekamp-De Wit, schrijfster van 46 vuistdikke streekromans, haar had verwacht. Ondanks haar verkoopcijfers, waaraan Mulisch, Hermans en Youp van ’t Hek gezamenlijk niet konden tippen, woonde de oude dame in een rijtjeshuis aan een sombere dijk, en was het biscuitje dat ze serveerde nog ouder geweest dan de geliefde schrijfster die twee uur lang doorkeuvelde over haar 47e lieveling, voorlopig getiteld “Als de Schemering Roept”. Dat deed hij ook toen Daniëlle, ondanks haar moeheid, naar de flat toe holde in de hoop dat er een brief van Charles zou zijn. Maar er lag slechts één enveloppe in haar postvakje en die was niet van hem. ’Hè, hè!,’ dacht ze, ’Hoe oud ben je nu al? En nog steeds zo snel verliefd als een puber! Je kent hem nog geen week en hij woont nota bene in je eigen stad! Je moet je niet zo aanstellen, meid!’ Ze lachte toch aangenaam verrast toen ze op de enveloppe als afzender “Oom Geert” zag staan. Ze nam de lift omhoog, deed haar voordeur open, schonk zich binnen eerst wat in om bij te komen van de dag en liet het bad vollopen. Even staarde ze afwezig in de spiegel naar haar vermoeide grijze ogen, daarna liep ze terug naar de woonkamer en ritste de envelop voor “Mej. Daniëlle Bouwmeester” open.

5


Dat “mejuffrouw” was niet zo gek als je bedacht dat de afzender geboren was in een jaar dat de eeuw nog jong was, maar wèl als je wist dat de afzender, oom Geert, Daniëlle al lang kende. Ze had hem jaren geleden ontmoet, een kleine, rustige, oudere buurman die in de loop van de tijd tot een tweede vader voor haar was geworden. Bij oom Geert voelde ze zich alsof ze weer bij haar grootouders was. In zijn huis hing toen de vertrouwde sfeer van lang vervlogen tijden, die deed denken aan bestofte schilderijen en gravures en die je deed geloven dat de idee van reïncarnatie nog zo gek niet was. Dat geloofde oom Geert dan ook. Dat de mens zeven keer werd geboren en dat wanneer hij de zevende maal stierf, de Grote Afrekening zou plaatsvinden. En daar vertelde hij steeds weer over in dat huis, in die grote woonkamer, die propvol stond met donkere meubelen, opgezette vogels en kleine zoogdieren, met asbakken waarin altijd wel een halve sigaar lag uitgedoofd, met duizenden boeken waarvan de herkomst net zo duister leek als hun uiterlijk. Zijn huis was ten prooi gevallen aan de slopershamer, en hij woonde nu al weer jaren in een buitenhuisje. ’Alles beter dan zo’n verstikkend bejaardentehuis waar je ’s avonds om negen uur onder de wol wordt gestopt!’ Het ging goed met hem, schreef oom Geert in zwierige krulletters. Wanneer had ze eens tijd om langs te komen? Hoe ging het met het werk? En kon ze, als ze langs kwam, Sint Janskruidolie en wat Lachesis meenemen uit de reformwinkel bij haar in de buurt? Daniëlle glimlachte een beetje beschaamd en nam zich voor hem de volgende dag te bellen voor een afspraak. Het was inderdaad lang geleden dat ze hem had bezocht. Ze dronk haar glas leeg en liep naar de badkamer. Wie weet kon ze Charles meenemen. Alhoewel... grotere tegenpolen waren nauwelijks voorstelbaar. Charles in z’n dure vrijetijdsmerkkleding, oom Geert vast en zeker in kamerjas met een gebreide sjaal om

6


z’n nek. Charles die alles wist van exclusieve restaurants in Amsterdam, Berlijn of New York, oom Geert die steevast zilvervliesrijst kookte, of venkel of rammenas. Waarom had Charles nog niet gebeld? Ze had hem gezegd dat ze tussen zeven en acht thuis zou zijn en het was nu kwart over acht. Ze kleedde zich uit en gilde even toen haar huid het hete water raakte. Op dat moment rinkelde de telefoon. Een ogenblik overwoog ze het ding te laten bellen, maar toen schoot ze overeind, trok haar badjas aan en holde naar de woonkamer in de hoop Charles te horen zeggen: ’Dag lief, ça va?’ ...’Daniëlle Bouwmeester.’ ’Ah! Gelukkig bent u thuis...’ Ze fronste. De stem was van een vrouw en klonk vaag bekend. ’U spreekt met Valery Nyst.’ Valery Nyst! Daniëlle trok haar wenkbrauwen nog wat hoger op. ’Ik heb misschien iets voor u...’ Er klonk een wat aanstellerig lachje. ’Een eh primeur zoals u dat noemt...’ ’O?’ ’Ja, maar liever niet telefonisch. Zou u langs kunnen komen?’ ’Vanavond?’ ’Graag. Om negen uur?’ Daniëlle zweeg even verbluft. Valery Nyst en een primeur! Waar had ze dat aan te danken? ’Prima.’ zei ze toen, ’Ik kan binnen een uurtje bij u zijn.’ ’Mooi. Het adres is P.C. Hooft, nummer 185. Het laatste huis bij het park.’ Ze hing op. Daniëlle staarde voor zich uit. Valery Nyst! Topmannequin van l’Hiver, hét modehuis van de stad. Het modehuis van de al bij haar leven legendarische Madeleine de Winter. Je kon geen nummer van de populaire bladen openslaan of ze stond erin, op recepties, shows, glamourparty’s, tussen haar modellen, haar

7


make-upartikelen, in haar riante grachtenpand, met haar nieuwste ’amant’ die altijd twintig jaar jonger en twintig kilo lichter was dan zij. l’Hiver, het modehuis waar Charles couturier was. Plotseling grinnikte Daniëlle. ’Charles, die schat!’ zei ze hardop. ’Die heeft dat natuurlijk geregeld!’ Natuurlijk, het moest Charles zijn. Een topmannequin als Valery Nyst zou anders Avenue, Elegance of Cosmo wel hebben gebeld. Iris was niet specifiek een modeblad, en dan nog, dacht Daniëlle, ik doe dit werk er zo’n beetje bij... dan had ze in elk geval een van de star­ reporters daar gebeld. Dus, het moest van Charles afkomen, het kon niet anders! Opgewonden liep ze naar haar slaapkamer, maar terwijl ze zich aankleedde schoot de gedachte door haar heen dat het eigenlijk dan toch ook vreemd was dat Valery Nyst uitgerekend haar had gebeld. Je zou voor informatie, ook als het om een primeur ging, toch iemand anders verwachten dan een stermannequin. Hoewel... als het nou eens een primeur was die niets te maken had met l’Hiver en alles met juffrouw Nyst zelf? Ze ritste haar rok dicht, liep weer naar de telefoon en toetste Charles’ nummer in. Hij was niet thuis. Teleurgesteld pakte ze haar schoudertas, trok haar regenjas aan, diepte er de sleuteltjes van de Mini uit op en ging de deur uit. Behoorlijk nerveus, maar op een prettige manier, want een primeur was iets waar ze zo langzamerhand na alle acterende pubers en keuvelende streekromanschrijfsters hard aan toe was. 2 Maurits Jansen hing achterover in zijn bureaustoel en vroeg zich af wat de zin van het bestaan was. Beter, van zijn bestaan. Waarschijnlijk had hij daar geen hoge pet van op, want

8


zijn doorgaans heldere bruine ogen weerspiegelden nu een somberheid die je alleen in zwaarmoedige gedichten van suïcidale poëten wel eens tegenkomt. Als je hem twee maanden geleden verteld had, dat hij zich door dergelijke depressieve buien zou laten ringeloren, zou hij je hebben weggelachen. Hij grijnsde mismoedig: nog geen twee maanden geleden! Hoe de deur naar een gouden toekomst met een klap in het slot was gegooid! Twee maanden geleden zou hij zich nu als een jarig kind verheugd hebben op de komende avond. Hij zou na het werk in z’n Landrover zijn gestapt, naar de avondwinkel zijn gereden, er een voortreffelijke Bourgogne of zoiets hebben gekocht en die dan samen met Daniëlle in een innige omhelzing soldaat hebben gemaakt. Tja, tja, tja! En nu, nu was het de twee trappen op van z’n huurwoning, TV-kijken, en maar vroeg gaan slapen om niet aan haar te denken. Als er een God bestond, dan was Hij blind, dacht Maurits Jansen somber. Wat zeiden ze ook al weer? God is liefde, liefde maakt blind... conclusie: God is blind... Daniëlle was blind... blind op die nitwit, die yup! Dat stofjesknippende ei Charles de Groot..! Hoe kon ze? Van veel vrouwen kon hij zich voorstellen dat ze vielen voor die glamour-wereld, dat ze de voorkeur gaven aan zo’n fat in plaats van aan een hardwerkende rechercheur van politie zoals hij. Maar Daniëlle..! Zo’n mooie, nuchtere vrouw die met twee benen... en wat voor benen!, dacht Maurits met een grimas... op de grond stond. Natuurlijk vergiste ze zich, natuurlijk! Alleen, hoe lang duurde dat vergissen nog? Hij keek naar de klok, en dat maakte zijn humeur er niet beter op. Nog drie uur dienst, nog drie uur op dit suffe bureau waar nooit iets gebeurde. Hij had nooit bij de politie moeten gaan! Als hopman bij de padvinderij beleefde je meer. Ja, in “Miami Vice” of “Hill Street Blues”... maar hier, dit was Swiebertje en Bromsnor!

9


Verdomme, verdomme! Moe schonk hij zichzelf de zoveelste kop koffie in en nam een zoveelste dossier verbalen ter hand, maar natuurlijk bleef hij zich afvragen waar ze nu was, en of ze nu met die prachtige grijze ogen van haar verliefd naar die gladde rat van een couturier zou kijken... 3 Het lukte Daniëlle om de Mini in een gaatje te prikken voor de Society Shop in de Van Baerlestraat. Ze zette het contact af, maar bleef zitten toen ze zag dat er in het pand van l’Hiver schuin aan de overkant volop licht brandde. Zou Charles er nog zijn? Z’n auto was nergens te zien en zijn Riley was opvallend genoeg, zo’n vooroorlogse twoseater. Het was vijf voor negen op haar horloge en ze besloot nog even te wachten in de hoop dat hij bij l’Hiver zou zijn en nog naar buiten zou komen. Jonge, jonge, Bouwmeester, dacht ze geamuseerd, wat zijn we binnen koud een paar maanden afhankelijk geworden! En je had het je nog zo voorgenomen na Maurits. Alleen relaties die controleerbaar zijn, die je zelf in de hand kunt houden, en liever eigenlijk helemaal geen vent meer! Twee maanden geleden had ze Charles ontmoet, op een namiddag in Maison l’Hiver. Ze werkte toen ruim een half jaar voor Iris: ’Hét magazine voor de vrouw die méér wil,’ en de chef van de moderedactie, Frans Akveld, had haar gevraagd de voorjaarscollectie van l’Hiver te doen omdat de moderedactrice Liesbeth ten Houten vergeten was haar anti-malariapillen te blijven slikken na terugkeer van een modereportage op Java. Ze had niet meer van mode of modehuizen geweten dan de gemiddelde vrouw. Ze had er ook nooit het geld voor gehad. Maar ze wilde graag, en ze had in elk geval lef en nieuwsgierigheid. Dus had ze zich stuk gelezen aan bladen en reportages

10


voor ze die middag naar de presentatie van l’Hiver reed. Wat er vertoond werd stond helemaal in de trend van de “constructors”: de jonge Britse, Franse en Italiaanse ontwerpers die het op gigantische strikken, handschoenen, armbanden en pumps hadden. Ze voelde zich dan ook nogal misplaatst tussen al die aanstellerige modellen, maar ze hield zich voor dat ze er in elk geval veel natuurlijker uit zag, spontaner, dan al die mannequins in hun organza tunieken en satijnkatoenen jasjes. Daarom vond ze Charles, dacht ze nu weer, al direct aardig, want hij maakte haar dat compliment op de receptie na afloop. De relatie met Maurits was toen afgelopen en ze was zo opgewonden geweest als een meid van zestien. En niet veel later had ze al met hem naar bed gewild, toen, die eerste avond al! Knettergek natuurlijk, dat had ze met niemand gedaan, zelfs niet met Maurits! Maar, en dat was juist zo charmant aan Charles, hij wilde het nog niet. ’Ik vind dat we aan elkaar moeten wennen, Daniëlle,’ zei hij. ’Ik wil je leren kennen, snap je dat?’ Natuurlijk snapte ze dat. Maar van een man had ze zo’n houding nooit eerder gezien. Natuurlijk hadden ze wel een beetje gevrijd, maar ook daarin was hij heel afstandelijk, bijna hoofs. ’Alles klopt aan hem!’ had ze oom Geert door de telefoon gezegd, maar diens antwoord was typerend: ’Nou dat klopt dan niet!’ Ze glimlachte. Oom Geert was dol geweest op Maurits. ’Een goeie, gewone kerel, Daniëlle, recht door zee!’ Dat was ook wel zo, dacht ze, Maurits was eerlijk als goud... Het gekke was dat ze nog steeds niet goed wist waarom hun relatie was afgelopen. Hij was aantrekkelijk, hij had haar nooit gekwetst of bedrogen... Saai? Ook niet, al had ze het niet prettig gevonden dat hij zo hard en zo lang moest werken... Ach God, zo liep het nou eenmaal... soms was er geen reden meer aan te wijzen, daar moest je ook niet te lang bij stilstaan. Hoe zou het met hem zijn? Vast en zeker zat hij nu met z’n zoveelste kop koffie fanatiek achter de

11


computer criminelen op te sporen... Tja! Met een schok realiseerde ze zich dat ze hier was voor een afspraak. Haastig stapte ze uit en keek nog even naar Maison l’Hiver. Het zou leuk zijn geweest als ze Charles even had gezien om iets af te kunnen spreken. Het huis waarin Valery Nyst woonde was het laatste van de straat. Boven het dak torenden de bomen van het aangrenzende park. Naast de deur hingen drie marmeren naambordjes: Annebel Bais, Monique Leppink en Valery Nyst. Ze wist dat Bais en Leppink collega-mannequins waren van Valery Nyst. Tot verbazing van Daniëlle was er maar één bel en toen ze die na enige aarzeling had ingedrukt werd de deur direct zoemend ontsloten. In de hal verspreidde een kroonluchter een diffuus licht. Aan de wanden hingen grote, ingelijste affiches van presentaties van l’Hiver. ’Goedenavond!’ Ze schrok zich dood. Achter het glas van een portiershokje glimlachte een wat oudere man in uniform haar vriendelijk toe. Naast hem stond een kleine man met een geruit hoedje. Ze liep naar het hokje toe en de portier schoof een dubbel raam opzij. Hij was kalend, maar je kon aan hem zien dat hij ooit een man was geweest voor wie de vrouwen vielen. Dat viel onmogelijk te zeggen van de man met het hoedje. Z’n gezicht deed denken aan dat van een roofvogel. Uit z’n linkeroor was een driehoekige hap genomen alsof hij een keer in een schaar was gelopen. ’Mijn naam is Daniëlle Bouwmeester,’ zei ze. ’Ik heb een afspraak met Valery Nyst...’ De portier keek op een bloknoot voor zich op tafel waarop een opengevouwen plattegrond van Amsterdam lag. De roofvogel keek mee hoe een vinger van de portier langs een reeks namen gleed tot hij stil stond bij ’Mevrouw Bouwmeester’. Erachter stonden Valery’s initialen. Daniëlle kon zien dat bij sommige andere namen die van haar twee collega’s stonden.

12


’Klopt,’ zei de portier terwijl hij de hoorn van de haak nam. ’U mag naar boven,’ zei hij even later en legde de hoorn neer. ’Eerste etage, juffrouw Nyst wacht op u.’ Ze liep door de hal naar de trap naast een smalle liftdeur. Achter haar hoorde ze de portier zeggen: ’Tja, ze hebben u waarschijnlijk een verkeerd adres opgegeven, want het Van der Polplein bestaat helemaal niet. Of u hebt het verkeerd...’ ,...verstaan,’ zei ze zachtjes terwijl ze de bocht in de met karmijnrood tapijt belegde trap nam. Tot haar verbazing zag ze dat aan het plafond een draaiende videocamera hing die de overloop bestreek. Valery Nyst stond in de deuropening recht tegenover de trap. Ze zag er schitterend uit. Ze had haar dikke, zwarte haar opgestoken en aan haar oren bengelden twee topazen in zilveren zetting. Daniëlle voelde zich even een werkster die in Huis ten Bosch per ongeluk de verkeerde salon binnenloopt. ’Daniëlle Bouwmeester,’ zei ze en stak een hand uit. Valery Nyst nam hem niet aan maar zei kortaf: ’Kom binnen.’ Haar appartement was een rechthoek van ongekende afmetingen, dus aan alle kanten uitgebroken. En het was fabelachtig duur ingericht. Daniëlle had wel iets verwacht van een vrouw die al jaren de covers van nationale en internationale tijdschriften sierde, maar dit sloeg alles. Op de antieke salontafel stond een likeurfles met een glaasje. Achter haar knalde de deur dicht. Geschrokken keek ze om. ’Ga zitten!’ grauwde Valery, haar mond vertrokken tot een potloodstreep. Verbijsterd ging Daniëlle op een van de stoeltjes zitten. Haar schoudertas gleed langs haar arm naar de grond. ’Heel kort, liefje,’ zei Valery bijtend. ’Een primeur, hè...!’ Ze lachte honend. Daniëlle voelde hoe plotseling haar oksels nat werden en haar benen begonnen te trillen. De mannequin deed nog twee stappen en stond nu vlak voor haar.

13


’Jij wilt Charles!’ Ze boog zich voorover en zei heel zacht: ’Dat wil ik niet, snap je?’ Toen schreeuwde ze hysterisch: ’Of wat dacht je! Dat ik het de eerste de beste dellige flodder zou toestaan om mijn vriend te gappen! Hè?’ Charles? Háár vriend? Daniëlle greep de tafelrand vast om rechtop te blijven want er schemerden plotseling zwarte vlekken voor haar ogen. ’Je blijft met je tengels van hem af! Je weet wie ik ben, ik kan je d’r morgen laten uittrappen bij dat blaadje van je als ik wil... snap je?’ Haar adem rook naar zoete likeur. ’Ik... begrijp het niet,’ stotterde Daniëlle. ’Is Charles uw vriend?’ ’Alsof je dat niet wist, trut!’ ’Ik... ik geloof het niet!’ Valery lachte overdreven. ’Ai, het persmuskietje gelooft het niet!’ ’Nee,’ schreeuwde Daniëlle, ’Charles houdt van mij! Hou op met je smerige leugens...’ Ze week achteruit voor de hand die als een zweep op haar afkwam, de ringen fonkelend om de spitse vingers. Ze voelde hoe het stoeltje meegaf, probeerde wanhopig ergens houvast te vinden, maar smakte toen achterover en knalde met haar hoofd tegen de marmeren vloer. De bijtende stem leek van heel ver weg te komen. ’Charles, kom eens hier schatje!’ De pijn vlamde achter haar voorhoofd en de tranen schoten in haar ogen. Ze rolde opzij en dacht dat ze moest overgeven. Toen hoorde ze zijn stem. ’Valery...!’ ’Staan blijven, Charles!’ grauwde ze, maar haar stem veranderde vrijwel direct van toon. ’Kijk dan trutje, wie d’r is!’ Bevend kwam Daniëlle half overeind. Tussen de ranke pootjes van het Thonet-stoeltje zag ze verbijsterd Charles naast Valery Nyst staan. Hij zag doodsbleek en z’n mond hing wezenloos open.

14


’Zeg het ’r, Charles! Van wie hou je? Nou?’ Daniëlle lag roerloos, haar gedachten kolkend als een maalstroom. Ze kon zelfs niet meer knipperen met haar oogleden, ze kon alleen maar kijken naar dat doodsbleke gezicht waarin de opengesperde ogen zich langzaam van de hare losmaakten en naar Valery keken. ’Van jou, Valery.’ Z’n stem beefde. Het leek Daniëlle alsof er plotseling een veer binnen in haar knapte. Door haar tranen heen leken de muren en de meubels in elkaar over te vloeien. Ze tastte om zich heen, vond haar tas en klemde zich er huilend aan vast. Twee handen pakten haar bij haar haar en trokken haar ruw omhoog. ’En nou opgedonderd!’ ’Valery, laat ’r los!’ ’Hou je d’r buiten! D’r uit!’ De beringde handen leken ijzeren klemmen. Ze sleepten haar het vertrek door naar de deur. ’Charles, doe die deur open!’ Door de nevel van haar tranen zag Daniëlle dat hij het nog deed ook. De nitwit!, dacht ze, de klootzak, de...! Opeens trok ze zich los en rende op hem af. Z’n gezicht vertrok in een panische grimas. ’Daniëlle, luister!’ Ze kon er niets aan doen en spoog hem vol in z’n gezicht. Achter haar lachte Valery spottend. Charles schudde z’n hoofd. In z’n ogen zag ze even de totale ontreddering, maar het kon haar geen bal schelen. Ze haatte hem, die plotseling veel te mooie, veel te duur geklede opschepper met z’n dure luchtjes. In die ene seconde dat ze elkaar daar bij die deur aankeken, begreep ze ineens wat oom Geert had bedoeld: er klopte níets aan hem! ’Daniëlle! Alsjeblieft! Luister naar me...!’ Z’n stem klonk heel vreemd, hoog als van een vrouw. Wanhopig probeerde hij haar tegen te houden, maar ze dook onder z’n arm door en was in twee sprongen bij de trap.

15


’Wat is hier fuckaduck aan de hand!’ Geschrokken keek ze om. Bij de lift stond een van de mannequins die ze bij de presentatie van l’Hiver had gezien. Ze rende de trap af en sprintte de hal door langs de portier die haar vanachter z’n ruit verbouwereerd opnam. Achter haar gilde Charles haar naam: ’Daniëlle! Daniëlle!’ Pas toen ze de Mini startte, begon ze zelf te schreeuwen. Van ellende. 4 Ze jankte nog toen ze de parkeerplaats bij haar flat opdraaide. Nooit eerder was ze zo vernederd, zo gekwetst! Nooit eerder had ze zichzelf zo zielig gevonden. Alle mannen waren hufters! Als ze hen nodig had dan zou ze zelf wel uitmaken voor hoelang en in hoeverre! Ze grijnsde door haar tranen heen naar haar doorgelopen ogen in de achteruitkijkspiegel. Hoe vaak had ze zich dat nou al voorgenomen? Waarom lukt het mij niet?, dacht ze mismoedig, waarom loopt het me altijd en eeuwig uit de hand verdomme? Maurits. Waarom dacht ze nu weer aan hem? Ze grimlachte. Maurits was eigenlijk de enige geweest. Sommige mensen ontmoeten hun Grote Liefde, trouwen, krijgen kindertjes en laten zich niet afleiden. Waarom kon zij dat niet? Bij Maurits had ze dat gevoel gehad, maar veel te vroeg, had ze toen gedacht. Ze had het uitgemaakt omdat hij haar in een doorzonwoning dacht, een STER-moedertje dat frites bakt. Toch, dat wist ze zeker, had ze van hem gehouden. En wat was er eigenlijk tegen een doorzonwoning en een friteuse zolang je gelukkig was? Alles, alles beter dan die nepwereld waarin Charles zich bewoog... die smeerlap! Ze trok het sleuteltje uit het contact en draaide zich om om haar tas van de achterbank te pakken. Ze fronste. Hij

16


lag er niet. En toen drong het tot haar door. ’O nee!,’ zei ze geschrokken, ’Niet ook dàt nog!’ Ze wist zeker dat ze de tas daar had gelegd toen ze was ingestapt. Bij dat mens thuis had ze zich eraan vastgeklampt alsof het het enige was dat ze nog had in dit leven. Zenuwachtig tastte ze met een hand tussen de stoelen en haalde toen opgelucht adem. Waarschijnlijk, dacht ze, had ze in haar drift te hard geremd en was de tas van de bank afgegleden, want ze voelde het koude leer achter haar stoel. Ze stapte uit de Mini, schoof de stoel naar voren en bukte zich. De inhoud van de tas lag over de kokosmat verspreid en in een oogopslag zag ze dat het de hare niet was! Ze had geen gouden Dupont-21 karaats, geen Lamy-vulpen, geen bodylotion. Verbluft pakte ze de tas op. Het was een schoudertas zoals de hare, maar deze was van cobraleer en in prijs zeker drie klassen duurder. Ze hoefde het luchtje dat er vanaf sloeg niet eens te ruiken om te weten dat het de tas van Valery Nyst was. ’O Heer!,’ dacht ze wanhopig, ’M’n tas! M’n huissleutels, m’n portefeuille, m’n pas, m’n rijbewijs! M’n agenda! M’n afspraken!’ Met moeite onderdrukte ze de neiging om weer in huilen uit te barsten, veegde de hele troep de tas in, zette hem op de bank, en startte de Mini. Er zat niets anders op dan terug te gaan. En ze hoefde dat hele mens en zeker die kwal van een Charles niet meer te zien, want ze zou het die portier laten opknappen! Ze keek op de klok van het dashboard, het was even over tien. Toen ze weer in de P.C. Hooftstraat aan kwam reed ze die helemaal uit tot aan het park, waar ze de Mini tenslotte uit nood dubbel parkeerde. Ze pakte de tas en holde naar de deur van nr. 185. Op het moment dat ze op de bel wilde drukken schrok ze omdat de deur openging. De man die naar buiten kwam schrok zo mogelijk nog meer. Hij was kalend en droeg een bril. Hij had ogen die haar aan een pitbull deden denken. ’Goedenavond,’ zei hij en schoof langs haar heen, een

17


grote man in een zware loden jas. Pas binnen in de hal realiseerde ze zich dat hij handschoenen had gedragen, wat ze nogal vreemd vond met het nog warme weer. De portiersloge was leeg. Aarzelend bleef ze staan en besloot te wachten tot de portier terug was, want voor geen goud ging ze die trap nog eens op! Door de ruit keek ze het hokje binnen. Tot haar verbazing lag het laatste nummer van Iris op tafel, opengeslagen op de pagina’s waarin zes vrouwen in de menopauze aan het woord werden gelaten. Las die portier dat? Vreemd, dacht ze, maar vermoedelijk ging het met de jongere uitgaven niet meer van een leien dakje, zodat hij nu zo verstandig was zich te oriënteren op z’n leeftijdsgenoten. Iedereen was altijd bezig met hetzelfde! Nou, zij voorlopig niet, en wat haar betrof was voorlopig een hele tijd! Schuin boven de tafel hingen twee kleine monitoren en ze zag dat een videorecorder eronder aanstond. Ze maakte een cynische grimas. Wat een overdrijving! Alsof er top-politici woonden! De monitoren gaven identieke beelden: een hal en twee deuren, maar op de linkermonitor hing naast een van de deuren een schilderij dat op de andere ontbrak. Ze begreep dat ze naar de entree van de eerste en tweede verdieping keek. Zou Madeleine de Winter de videobanden later bekijken om te zien of haar werkneemsters zich wel in acht nemen? Goeie God, het leek hier wel een kostschool! Naast de Iris lag het bloknoot waarop de portier de bezoekers had genoteerd. Eens kijken of Charles erbij stond! Of ze in hun schoolmeisjesparanoia zover gingen om zelfs hun minnaars te laten noteren! Ze keek naar het notitieblok. Geen Charles. Natuurlijk, die kon vast en zeker zo binnenlopen! Kind aan huis, de hufter! Ze fronste. De eerste bezoeker die Valery had ontvangen werd alleen aangeduid met een W. Dat kon Charles niet zijn. Gek, alleen een letter. De W van...? Nou, het zou haar een zorg zijn. Achter de W stond een paraaf, eronder was haar naam voluit geschreven met het tijdstip 21.00 uur, erachter opnieuw een paraaf, net als bij de laatste

18


bezoeker, wiens naam wat slordig was genoteerd, maar het was iets als Boezeman of Roezeman, die om 22.00 uur werd verwacht. Ook daar stond een paraaf achter. Nerveus keek ze op haar horloge. Het was bijna tien voor half elf. Waar bleef die portier? Opeens had ze er genoeg van. Waar was ze dan wel bang voor? Voor Valery Nyst met d’r kapsones? Charles? Mooi niet! Met grote stappen liep ze naar de trap. Ze zou aankloppen, dat wijf d’r tas geven, de hare in ontvangst nemen en binnen een half uur thuis zijn, de telefoon eruit, in badjas met een nightcap en eindelijk het laatste deel van “Op Eigen Risico” op de video. Ze hield haar pas in. In de hoek van de bovenste tree lag een opengeklapt poederdoosje. Ze bukte zich en raapte het op. Een van de bewoonsters zeker die het had verloren. Ze besloot het straks bij de portier neer te leggen, stak het in de zak van haar jas, stapte de overloop op en liep naar de deur. De videocamera in de hoek maakte een zacht zoemend geluid. Ze klopte, twee keer. Er zat een kijkgaatje in de deur. Er gebeurde niets. Ze klopte nog een keer. Niets. Ze belde. Direct erop meende ze een soort hijgen achter de deur te horen. Jezus, dat mens lag toch niet met Charles of met die laatste bezoeker in de gang een potje te...? Ze luisterde gespannen, maar hoorde niets. Dan niet!, dacht ze, klapte de cobratas open en pakte de sleutelbos. Er zaten er twee bij die op een Lipsslot pasten. De eerste was het. Ze draaide hem om en hoorde een klik. Zachtjes duwde ze de deur open. Het halletje erachter was schemerdonker. ’Hallo?’ Ze duwde de deur nog wat verder open, liep naar binnen en zag dat de deur van de woonkamer openstond. ’Hallo?’ Ze deed de voordeur achter zich dicht. ’Hallo, is er iemand?’ Waar zat het licht? Ze schoof met een hand langs de deurpost en vond tot haar opluchting de lichtschakelaar. Toen ze hem aanknipte ging er een roze

19


muurlampje aan dat nauwelijks meer licht verspreidde dan een kaars. Zenuwachtig liep ze naar de deur van de woonkamer en deed die verder open. ’Hallo?’ Doodse stilte en aardedonker. Was Valery Nyst uitgegaan? De gedachte schoot door haar heen dat ze misschien op dit moment met haar tas naar haar op weg was. Nee, dacht ze, dat zou wel het laatste zijn wat zo’n mens met kapsones zou doen! Waar zat hier nou weer het licht? Ze streek langs de muur bij de deur. Nergens iets wat op een schakelaar leek. Het raam! Valery Nyst had van die lamellen voor de ramen. Als ze die zou openen zou ze licht van buiten hebben. Voetje voor voetje liep ze het stikdonkere appartement in, in de richting van het grote grijze vlak dat het raam moest zijn. Ze was er bijna toen ze zich pijnlijk tegen een meubel stootte, en op dat moment leek ze te bevriezen. Ze hoorde het gehijg weer! Ergens achter haar, niet ver van haar vandaan. In paniek stak ze haar vingers in haar mond om het niet uit te gillen. Wie is daar?, wilde ze zeggen, maar ze kreeg alleen wat schor gepiep uit haar keel. Toen rende ze naar het raam toe. Haar rechtervoet bleef haken in iets zachts, ze schreeuwde en sloeg voorover, wanhopig zwaaiend met haar armen. Ze viel op iets warms en nats, een soort kussen dacht ze nog, een soort plakkerige stof. Ze gilde weer en tegelijkertijd hoorde ze het geluid van rennende voetstappen en direct erop de deur die dichtsloeg. De angst golfde door haar heen. Ze probeerde overeind te komen, maar het kussen of wat het ook was, golfde heen en weer, zodat ze opzij rolde. Met één hand probeerde ze houvast te vinden en toen schreeuwde ze de longen uit haar lijf. Want ze wist waarop ze lag! Haar hand gleed weg, klauwde in zachte stof en greep toen iets hards. Ze gilde nog steeds toen ze achterover rolde en op de grond terecht kwam, maar instinctief sprong ze overeind, graaide naar de lamellen en rukte ze wild

20


van elkaar. Strepen licht van de lantaarn buiten vielen het vertrek in. Misselijk van paniek keek ze opzij en had geen geluid meer over toen ze het verkrampte, dode gezicht van Valery Nyst herkende, het bloed op haar eigen borst zag, haar besmeurde jas. Toen realiseerde ze zich met een schok dat het smalle, koele voorwerp dat onder de fraaie linkerborst van de mannequin stak, haar toupeerkam was die tot aan de eerste tanden in het zachte vlees was gedrongen. Ze kokhalsde. Haar ivoren kam, die ze van Charles uit Thailand had gekregen! Haar tong was plotseling veel te groot voor haar mond zodat het leek alsof de hete stroom zuur braaksel uit haar neusgaten kwam. Het leek niet op te houden. Op de een of andere manier lukte het haar naar de voordeur te komen, toen ze als door de bliksem getroffen stilstond. De portier zou beneden kunnen zitten! Hij zou haar op die video kunnen zien! Maar als dat zo was, dan had hij ook de hijger moeten zien want die was, daar was ze zeker van, het appartement uitgerend. Was ze daar zeker van? Opnieuw kreeg ze daar in dat vaalgrijze duister braakneigingen. De hijger moest de moordenaar zijn! En dan had hij haar gezien! Al was het hier dan stervensdonker, ze had de deur opengedaan van de hal naar dit vertrek en die hal was verlicht! Iemand had de deur dichtgeslagen, maar dat betekende niet dat hij ook werkelijk naar buiten was gegaan! In een flits dacht ze aan de Dupont in de cobratas, stak haar hand erin en vond de aansteker. Het schijnsel van het gasvlammetje liet de muur met de dichte deur zien. Hij kon in de hal staan! Het videosysteem beneden reikte tot aan de gang van het appartement... Hij kon in de hal rustig op haar staan wachten! Of zou ie weg zijn? Met een mouw van haar regenjas veegde ze haar neus en mond schoon. Wie was het? Charles? Valery had andere bezoekers gehad. Die Boezeman of Roezeman? De kam! Haar kam. Natuurlijk zouden ze erachter komen dat ze hier was geweest. Gelukkig had die portier niet in

21


z’n loge gezeten. Plotseling werd ze heel kalm. Ze stak de aansteker terug in de tas en zette die op de grond. Toen liep ze zachtjes naar de deur en deed hem open. Het halletje was nog steeds schemerachtig roze verlicht, maar godzijdank verlaten en de deur naar de gang was gesloten. Heel voorzichtig deed ze hem op een kiertje open, genoeg om te kunnen zien dat de gang leeg was, nooit voldoende om door die videocamera gezien te worden. Maar wèl genoeg om beneden stemmen te horen! De ene stem was van een vrouw en klonk behoorlijk kortaf. ’Ze heeft me net gebeld om hier te komen! Als ze niet uit is gegaan, hoe kan dat dan?’ ’Ik weet het niet, mevrouw!’ Bevend herkende Daniëlle de stem van de portier. ’Moet ik met u meelopen, mevrouw De Winter?’ Madeleine de Winter! En ze wilde naar boven, hier naar toe! ’Je hoort tijdens je dienst op je plek te zijn, Piket!’ ’Mevrouw, ik moest hoognodig!’ Daniëlle keek nerveus naar de vegen bloed op haar regenjas en voelde zich opnieuw kotsmisselijk. ’Juffrouw Nyst! Mevrouw De Winter is beneden!’ ’Kom mee, Piket.’ Daniëlle schoot de gang over en drukte op het knopje van de lift. ’Kom op! Kom op!’ fluisterde ze wanhopig en hoorde hun voetstappen de trap opkomen. Het lampje flikkerde. De deuren schoven langzaam vaneen. Ze schrok. In de lift stond de mannequin die ze eerder die avond had gezien. Haar ogen sperden zich open toen ze de regenjas zag, maar voor één keer handelde ze razendsnel. Daniëlle greep haar bij haar jas en sleurde haar naar buiten waar ze gillend tegen de muur viel. Daniëlle sloeg zowat op de knop van de parterre, de deuren schoven dicht, maar ze hoorde de stem van de portier nog: ’Wat zullen we nou...!’ Ze zag nog hoe Madeleine de Winter haar tas naar haar toegooide. Even klonk er gerinkel, als van glas, toen hij de

22


gesloten liftdeuren raakte. De lift zakte snel, al kon het haar niet snel genoeg gaan. De deuren openden zich en ze rende langs de portiersloge naar de voordeur, hoorde nog iemand gillen, en was buiten. Ze holde naar de Mini, alsof de auto het laatste was dat ze had op deze wereld. 5 Maurits klapte het laatste dossier dicht en keek naar de klok aan de wand. Nog een klein half uur, dacht hij mismoedig. En dan? Naar huis. Waar anders heen? Naar het huis waar de afwas van de vorige dagen nog op het aanrecht stond, waar z’n bed er nog net zo bij lag als toen hij die ochtend was opgestaan... alleen, zoals de afgelopen maanden. Alleen aan een ontbijt met de ochtendkrant, een ongestreken overhemd wat uit de vouwen trekken, de deur uit om geld te verdienen. Voor wie? Mismoedig stond hij op en legde het dossier terug. Waar zou Daniëlle nu zijn? Ergens in een of ander exclusief restaurant met die slijmbal? In bed? Grimmig schudde hij z’n hoofd bij de onverdraaglijke gedachte dat iemand anders haar nu beminde, haar lichaam aanraakte, haar... Wat kon zo’n nitwit haar meer bieden dan hij ? Nog zag hij de verbijsterde uitdrukking op haar gezicht: ’Maurits! Is dat je ideaal? Mij in een huisje zetten, kinderen, wassen, strijken, snotneuzen schoonvegen?’ Ze had hem recht in z’n gezicht uitgelachen en niet eens willen horen wat hij bedoelde. Wat was er dan mis mee, met twee mensen die van elkaar hielden en een huis kochten? Dat inrichten, gewoon zoals iedereen! Kinderen, nou prima, zolang je er niet te oud voor was... en wat was oud? Zo’n fatje van een couturier dacht daar natuurlijk niet aan! Die woonde in een of ander duur, verwijfd appartement met veel antiek en dure luchtjes in z’n riante badkamer.

23


Zou ze daarvoor gevallen zijn? Voor z’n geld? Hij kon het zich niet van haar voorstellen. Daniëlle Bouwmeester, een gewone, mooie vrouw! Wat moest ze bij zo’n kapsoneslijer? Hij grimlachte. Ze vergiste zich, natuurlijk! Ze was verblind door dat wereldje! Kon niet anders. En dan? Als ze wakker zou worden! Als ze zich zou realiseren hoe hol en voos dat was? Wat zou hij, Maurits Jansen, doen als ze weer opbelde? Zelfmedelijden en trots vochten om voorrang in hem... het eerste omdat hij zich realiseerde dat ze niet opbelde, het tweede omdat hij tegelijkertijd besefte dat hij zich gekwetst voelde... Of was dat niet zo? Had ze misschien gelijk? Was hij wat je noemt ’saai,’ voorspelbaar? Maar Jezus! Hij had een baan van meer dan veertig uur per week, wel even wat meer dan zo’n stofjesknipper die ouwe taarten uit de Society aankleedde! Toch... het was een lekker gevoel, het idee dat ze met de tranen in die prachtige grijze ogen van haar aan de deur bij hem zou staan... Zou zeggen: ’Maurits? Ik...ik...’ Even zou hij dan proberen ijskoud daar te staan, tot ze zich in zijn armen zou werpen en... Hij schrok op omdat de deur van het vertrek werd opengegooid, heel even totaal gedesoriënteerd in plaats en tijd. ’Inspecteur!’ In de deuropening stond een opgewonden geüniformeerde agent. ’Inspecteur! Er is een moord gepleegd! Commissaris Sontrop vraagt of U als de sodemieter wil komen!’ Shit!, dacht Maurits, en pakte z’n tas, nog twintig minuten voor ik naar huis kon! Maar toen hij de trappen van het hoofdbureau afsprong, vond hij het niet zo’n onaangename gedachte de komende uren in elk geval niet alleen te zijn.

24


6 Hoewel ze zich bloednerveus voelde, slaagde Daniëlle er toch in keurig voor alle rode stoplichten af te remmen en groen met de voorgeschreven snelheid te passeren. Stel je voor dat ze haar nu aanhielden! Wat zouden ze doen daar in dat huis? Ze waren natuurlijk het appartement binnengegaan en hadden daar niet alleen Valery gevonden, maar misschien ook haar tas. En als dat zo was, hadden ze haar agenda, haar paspoort, haar perskaart. Ze zouden de politie gebeld hebben, ze zouden een perfect signalement kunnen geven! Wat moest ze doen? Zelf naar de politie gaan, dàt moest ze! Vertellen wat er was gebeurd, vanaf het moment dat Valery haar had gebeld. Valery Nyst. Het was een kreng, maar om zomaar afgemaakt te worden! ’Met jouw kam, Bouwmeester!,’ schoot het door haar heen.’ Ga gerust naar de politie! ’Dag mevrouw Bouwmeester, fijn dat u er bent. We zochten u al!’ O natuurlijk, Charles hadden ze al gehoord, zoals dat dan heette. Dat was d’r minnaar. En Charles zou wel gezegd hebben dat ze ruzie hadden gehad, Valery en zij. En op de videoband bleek dat ze was teruggekomen. ’Waarom, mevrouw Bouwmeester? ’ ’Om m’n tas terug te halen.’ ’Ja, ja, en misschien ook uw toupeerkam? En toen viel u zomaar over het lichaam van mevrouw Nyst? Aha, juist, vandaar dat bloed. U hoorde iemand hijgen? En die rende toen weg... maar die heeft u niet gezien!...’ Plotseling stampte ze de rem in tot op de bodem. Die man die de deur uit was gekomen toen ze wilde aanbellen! Die kale vent, die had... Achter haar ontstak iemand z’n grote lichten en tegelijkertijd klonk er een claxon als een sirene. Trillend manoeuvreerde ze de Mini aan de kant en zette de motor af. Waar was ze hier? Niet ver van haar af doemde het silhouet van een viaduct op. Parnassusweg. Ze was op weg naar huis! Verdomme, ze kon niet eens naar huis! Haar

25


sleutels zaten in haar tas en die... Dus? Omdraaien, richting hoofdbureau van politie? Maurits! Zou ze Maurits bellen? Maurits was inspecteur van recherche, afdeling Moordzaken. Dit was een moordzaak! Ze beet op haar lip en staarde naar het langsrazende verkeer. En dan? Wat moest ze dan zeggen? Charles? Maurits zou niet eens willen luisteren zodra ze die naam zou noemen! Hij zou haar nog het minst van allemaal geloven. Maurits... Ze schudde haar hoofd om alle sentimentele gedachten kwijt te raken. Oom Geert! Misschien was het wel oerstom om te vluchten, maar ze móest het aan iemand vertellen die haar vertrouwde. Was het soms niet logisch dat iemand die net een lijk heeft gevonden totaal overstuur raakt en haar toevlucht zoekt bij een vriend? Opgewonden startte ze de Mini en reed weg. Als oom Geert dacht dat het beter was dat ze zich zelf ging aanmelden, dan zou ze dat doen. Schuin boven haar knipperden de rode en groene lichtjes van een opstijgend vliegtuig. Zat ik daar maar, dacht ze triest, in een comfortabele stoel, een drankje, met m’n paspoort in m’n eigen tas. ’Ladies and Gentlemen, welcome aboard with Singapore Airlines!’ Haar handen plakten aan het stuur. Al wist ze dat het zweet was, het voelde aan als het bloed van Valery Nyst. Haar regenjas! Ze moest af van haar regenjas! Weg ermee! Of zou dat juist stom zijn? Zouden ze dat als een schuldbekentenis zien? Bij het eerste benzinestation sloeg ze af en reed erachter langs naar de parkeerplaats. Moeizaam trok ze achter het stuur de regenjas uit en rolde hem walgend op tot een bundeltje. Nerveus keek ze in haar spiegel, er was niemand. Haastig stapte ze uit, deed de achterbak open en stopte de regenjas erin. Toen liep ze naar het damestoilet. Het water was smerig lauw maar het friste haar toch op, al hielp het niet om het trillen van haar handen en benen tegen te gaan.

26


Maar ze voelde zich in elk geval iets beter toen ze weer naar buiten kwam en naar de Mini liep. Op hetzelfde moment verstijfde ze. De binnenverlichting van de Mini brandde! Ze wist zeker dat ze het portier dicht had gedaan. Zat er iemand in de auto? Was er...? Ze gilde toen ze geluid achter de auto hoorde. Tegelijkertijd klonk de klap waarmee het portier aan de andere kant werd dichtgegooid; het lampje doofde en ze hoorde het gekraak van takken in de bossages die het parkeerterreintje begrensden. In een vlaag van heldenmoed rende ze naar de auto, luisterde gespannen, maar er klonk geen ander geluid dan dat van auto’s die voorbij zoefden. Een junk, natuurlijk! Zo’n uitgeteerde junk die zat te wachten op automobilisten. Zaten haar radio en cassetterecorder d’r nog in? Huiverend trok ze het portier open en herademde toen ze het lichtje vertrouwd weerkaatst zag in het chroom onder het dashboard. Doodmoe kroop ze achter het stuur, startte en draaide de invoegstrook op. Een kwartiertje later rondde ze de bocht van de weg naar Vinkeveen en nog eens een kwartier later parkeerde ze de Mini op het erfje van oom Geert’s boerderij. Het verbaasde haar niet dat er nog licht in z’n woonkamer brandde. Naarmate hij ouder werd ging oom Geert steeds later naar bed. Evenmin bleek hij verwonderd toen hij open deed. ’De nacht brengt uilen, wijsheden en geliefden,’ zei hij en kuste haar als altijd vaderlijk op haar voorhoofd. ’Er is wat met je gebeurd, nietwaar Daniëlle?’ Ze knikte, haar boventanden in haar onderlip, en toen begon ze weer te janken terwijl hij haar zachtjes naar binnen trok en de deur dichtdeed. 7 Oom Geert had een groot rood hoofd met kleine, heldere blauwe ogen en een knopneus. Zoals altijd droeg hij een

27


kamerjas, een hele bonte waarop paradijsvogels nesten bouwden, en een sjaal om z’n nek. Z’n voeten staken in ouderwetse geruite pantoffels. Hij zat tegenover haar aan een lage, ronde tafel die bezaaid was met boeken over Leven en Dood. Heel toepasselijk, vond Daniëlle, alhoewel ze honderd maal liever boeken over tuinieren of antiek had gewild. ’Juist,’ zei hij toen ze het verhaal nogal haperend had gedaan. ’Wil je nog een glas wijn of zal ik een kop chocola voor je maken?’. Daniëlle glimlachte. Dat was oom Geert, die zou nog aan chocola denken als de Dag van het Laatste Oordeel aanbrak! ’Nog wijn graag,’ zei ze. Hij schonk in en ging weer zitten, z’n mollige handjes gevouwen in z’n schoot. ’Die tas van die Valery,’ zei hij. ’Die heb je daar achtergelaten?’ ’Ja.’ Ze rilde toen ze aan haar dode lichaam dacht. Dat verwrongen gezicht! ’En je weet zeker dat die voetstappen binnen klonken, niet in een appartement erboven of ernaast?’ Ze schudde haar hoofd en dronk van de Bordeaux. ’Je kwam aan, er kwam een grote, kale man in een loden jas naar buiten.’ ’Met handschoenen aan.’ ’Dat is inderdaad gek voor de tijd van het jaar... Moordenaars dragen altijd handschoenen, wou je zeggen...’ ’Vindt u dat ik naar de politie moet gaan?’ Hij gaf geen antwoord. ’Boezeman, zei je toch?’ zei hij, z’n ogen gesloten. Hij stond op om een houtblok te pakken en schoof dat in het vuur van de open haard. ’Boezeman, of Roezeman...’ Hij liep de kamer door naar z’n secretaire. ’Je zou toch zeggen dat zo’n vrouw als Valery Nyst met haar levensstijl omgang heeft met wat je society zou noemen, niet?’ ’Ja, maar wat heeft dat nou...’

28


’Dus de meeste van haar kennissen zullen wel in Amsterdam wonen, denk je ook niet?’ Ze zweeg en dronk van haar wijn. Hoe lief oom Geert ook was, helemaal van deze wereld was hij niet. Hij kwam terug met het telefoonboek van Amsterdam en ging weer zitten. ’Ja, je denkt natuurlijk dat deze oude man in z’n droomwereldje zit,’ zei hij en schoof de leesbril omhoog. ’En misschien is dat ook wel zo. Maar dromen, m’n kind, zijn soms buitengewoon verhelderend!’ Z’n vingertjes bladerden door de gids. ’Natuurlijk ga je naar de politie. Natuurlijk! Maar we doen de werkelijkheid toch geen geweld aan omdat je eerst overstuur uit dat huis hier naartoe bent gekomen?... Aha, Boezeman... kijk eens aan, er zijn er maar drie van...’ Hij keek haar weer aan, z’n bril zakte naar beneden. ’Toen je daar weer binnenkwam, zag je bij die portier een paraaf staan achter haar bezoekers. En een paraaf, lieve kind, betekent doorgaans dat iets in orde is. Portiers doen dat wanneer het bezoek ook werkelijk wordt afgelegd.’ ’Natuurlijk!’ riep ze. ’Die Boezeman is er geweest en weer weggegaan, dus als Charles haar had vermoord, dan had die man dat aangegeven!’ ’Precies. En dat deed hij niet, want anders had je dat wel gemerkt aan de hoeveelheid politiemensen die er zouden zijn geweest.’ Hij glimlachte. ’Dat wil niet zeggen dat Charles het niet gedaan zou kunnen hebben! Weet je zeker dat dat raam gesloten was?’ Ze knikte nadenkend. ’Mooi. Laten we er eens van uitgaan dat er maar één dader is. Per slot weet je zeker dat je voetstappen van één persoon hebt gehoord, niet?’ Ze knikte weer. ’Hoewel we niet met zekerheid kunnen zeggen of hij dan ook de moordenaar is, maar voorlopig houden we het erop. Hij moet dan een bekende of een bezoeker zijn geweest, want Valery liet hem binnen.’

29


’Dus Charles of Boezeman!’ ’O.k. Vergeet niet dat haar twee collegaatjes bezoek hadden! Daar kan best iemand bij zijn die zij ook kende. En vergeet die geheimzinnige man in die loden jas niet. Had je maar een betere beschrijving van hem!’ ’O jee,’ zei ze geschrokken. ’De video!’ ’De wàt’ ’De video!’ Ze keek hem schuldbewust aan. ’De portier heeft een videosysteem in z’n hokje...’ Hij keek berispend. ’Lieve schat, mag ik je verzoeken om het verhaal nogmaals te vertellen en nu compleet!’ ’Goed,’ zei ze timide. En vertelde het weer, maar nu stap voor stap. Ze voelde zich een stuk rustiger met de warme wijn in haar lichaam. ’Dus een video-bewakingssysteem,’ zei oom Geert. ’Met een opname-apparaat. Die werkgeefster lijkt me nogal paranoïde.’ ’t Was een camera die draaide,’ zei ze, ’zodat die de trap en de hele gang kon opnemen. O ja, en op de tweede etage waar die twee andere mannequins wonen, moet er ook een zitten, want die opgang zag ik op de tweede monitor.’ ’Kortom, iedereen die binnenkomt en de trap opgaat, wordt geregistreerd.’ ’Ja! Oom Geert, ik óók...’ ’Ongetwijfeld. Maar de dader ook.’ Hij schonk haar glas weer vol en legde toen z’n handen op haar schouders. Ze glimlachte zwakjes. Oom Geert was ooit een jaar in een Tibetaans klooster geweest. Doorgaans vond ze hem dan zweverig worden, maar nu, in haar moeheid, liet ze hem begaan. ’Je aura voelt verknoopt aan,’ zei hij zachtjes. ’Sluit je ogen eens.’ Passief liet ze haar hoofd tegen de stoelleuning rusten, z’n vingers op nog geen vijf centimeter van haar af. Ze wist wat hij zou gaan doen. Hij zou, rond haar cirkelend met steeds krachtiger gebaren, meters van haar af komen staan. Het was zelfs een keer voorgekomen dat hij op de

30


gang stond terwijl ze in de kamer zat! Maar het werkte wèl, want ze voelde haar spieren loom worden. Z’n stem leek veranderd, zachter... ’Ontspan je... Maak je onderbewustzijn open... ja... ja... zo is het goed... zie je wel? je bent er weer... Je loopt het huis binnen...’ En inderdaad, ze was er weer...! Ze zag zichzelf de hal doorlopen naar dat portiershokje en... Ze schoot zo hevig overeind dat ze tegen hem aanstootte. ’Die engerd!,’ Haar stem trilde ’toen ik daar voor de eerste keer kwam, stond er een eng mannetje dat de weg vroeg!’ ’Sluit je ogen!’ Z’n stem klonk scherp en nasaal, toen weer zacht: ’Ontspan je... ja... je bent er weer... zie je wel?’ Nu stond ze bij dat portiershokje. Naast de portier stond de roofvogel met het geruite hoedje. Ze zei dat ze voor Valery Nyst kwam. De portier pakte de huistelefoon. Ernaast lag een opengevouwen plattegrond van Amsterdam. ’Het Van der Polplein,’ zei ze monotoon. ’Een eng mannetje met een geruit hoedje vroeg de weg naar het Van der Polplein. En toen ik door mocht lopen, zei de portier dat dat niet bestond...’ ’En toen?’ ’Ik loop naar boven. Valery staat op me te wachten in de deuropening. Ze geeft me geen hand... ik loop haar appartement binnen en ga zitten... De deur slaat d... d...’ Ze haperde plotseling omdat ze weer de snauwende stem hoorde: ’Ga zitten.’ ’Doe je ogen maar open.’ Oom Geert stond glimlachend over haar heen gebogen en bood haar een glas wijn aan. ’Prachtig,’ zei hij. ’Een eng mannetje met een geruit hoedje vraagt naar een niet bestaand plein. Vind je dat niet vreemd? Dat huis bevindt zich toch aan het einde van de P.C. Hooftstraat, tegen het park aan?’ Ze knikte niet begrijpend. ’Stel je voor dat jij de weg kwijt bent. Je bent niet per taxi

31


want dan zou de chauffeur je dat wel vertellen. Je bent dus per tram of met de auto. Ga je dan eerst een doodlopende straat uitlopen en bij het laatste huis aanbellen? Natuurlijk niet, dat vraag je aan een passant op straat, in een café!’ Met open mond keek ze hem aan. ’Maar waarom was hij er dàn?’ ’Rond negen uur was je daar, nietwaar? En na jou werd er nog een bezoeker verwacht...’ ’Die Boezeman.’ Ze begreep absoluut niet waar hij naar toe wilde, maar hij was kennelijk niet van zins haar dat te vertellen, want hij had de hoorn van de haak genomen en tuurde over z’n brilleglazen in de telefoongids. ’Gaat u die man ópbellen?’ ’Ja.’ ’Maar waarom in godsnaam?’ Hij keek haar bijna streng aan. ’Ik bel nooit in Gods naam, kindje.’ Toen draaide hij een nummer. Boezeman I nam niet op, wat niet gek was voor dat uur. Maar Boezeman II was ’m, begreep ze. ’Meneer Boezeman, u spreekt met de portier van het huis van juffrouw Nyst... ja... Zeg, meneer Boezeman, toen u hier vanavond was... Wat? U was er niet...! Dat begrijp ik niet... Nee, nee, ik ben de tweede portier, de nachtportier, ja... De afspraak werd afgezegd, juist... Door wie? Een man namens Valery Nyst... Zei hij hoe hij heette...?’ Ze zag aan oom Geert’s gezicht dat dat niet het geval was geweest. ’Hoe laat was dat, meneer Boezeman?... Omstreeks negen uur, iets later misschien... ja, ja... En de reden?... Ah, Valery Nyst moest plotseling weg... Kunt u misschien zeggen waarom u die afspraak had? Foto’s? Oh, een werkbespreking... ja... zó, daar zou zelfs ik het voor doen!... Nee, nee, niets... wij zijn verplicht het nachtregister bij te werken... Ja! Wat u zegt, ja... Zeg, meneer Boezeman, even een vreemde vraag. Is de politie vanavond bij u geweest?’ Oom Geert keek haar aan toen hij het vroeg en hij glim-

32


lachte omdat hij zag dat ze ervan schrok. ’Nee, d’r is hier iets gestolen... Nee, nee, nauwelijks de moeite waard, maar toch... Dus niet. Nee. Goed, meneer Boezeman, dank voor de medewerking! Goedenavond.’ Hij hing de telefoon weer op en staarde voor zich uit. ’Jacques Boezeman,’ zei hij langzaam, ’is een fotograaf van het illustere herenblad Playboy! Zegt jou dat niks?’ ’Nou,’ zei ze geraakt, ’tot nu toe hebben ze mij nog niet benaderd!’ ’Maar Valery Nyst wèl. Jacques Boezeman had een afspraak met haar om een eh fotoreportage van haar te bespreken... Eh, naakt, begrijp je wel...’ Ze knikte met een grimas. Ze had Valery gekleed al niks gevonden, maar naakt... ’Voor 150.000 euro zei meneer Boezeman.’ ’Zo!,’ zei ze verbluft. Mannen!, dacht ze, zouden mannen dat er voor over hebben? Om dat enge mens in d’r blote kont te zien? Charles..! Charles, die wel... die was haar minnaar! Maurits? Nee, Maurits had het altijd krankzinnig gevonden. ’Wat moet ik nou met foto’s als ik jou heb, Daniëlle! Hè?’ Ze glimlachte even en keek hoe oom Geert terug naar z’n stoel liep. ’Deze Boezeman,’ zei hij peinzend, ’kreeg rond negen uur een telefoontje van een man die de afspraak afzegde omdat ze plotseling weg moest.’ ’De engerd!’ zei ze. ’Die kwam daar kijken welke bezoekers Valery verwachtte met het smoesje dat hij de weg kwijt was! Je kon zó kijken op dat blok van die portier, hij zag mijn naam en die van die Boezeman, zag mij, begreep dat ik er dus was, en belde even later die Boezeman af...’ ’Keurig, keurig!’ zei oom Geert instemmend. ’Zo zal het inderdaad gegaan zijn, alleen...’ ’Alleen wat?’ ’Er was dus nòg iemand. Nietwaar? Want eng mannetje kon moeilijk een half uurtje later weer binnen wandelen en

33


zich als Bezoek zijnde Boezeman melden!’ Ze zweeg verward. ’Kortom,’ zei oom Geert, ’Eng mannetje werkt samen met iemand die zich voor Boezeman uitgeeft en aldus het appartement van die juffrouw Nyst binnenkomt.’ ’En de hijger is,’ vulde ze aan. ’En de man van de voetstappen.’ ’Misschien.’ ’En de moorde...’ De bel klingelde. Stomverbaasd keken ze elkaar aan. In een wat verkrampte poging om geestig te zijn, vroeg ze fluisterend: ’Wat brengt de nacht nog meer dan uilen, wijsheid en geliefden? Politie?’ Oom Geert keek haar heel rustig aan voor hij overeind kwam. ’In mijn tijd Gestapo,’ zei hij. ’Maar voor zover dat gajes niet aan de galg heeft gebengeld, moet het onderhand wel zijn uitgestorven.’ Hij had ongelijk. Althans, wat hen tamelijk gemeen aankeek toen hij de deur had geopend was een soort kruising tussen politie en Gestapo. Het was het enge mannetje. Met in z’n hand een schietwapen. En met een gemeen vertrokken mondje zei hij bijtend: ’De tekeningen graag! En snel!’ 8 ’Rustig aan,’ zei oom Geert. ’Er is hier sprake van een misverstand. Geweld heeft nog nooit de oplossing gebracht.’ ’Vertel dat maar aan de politie,’ zei de roofvogel. ’D’r in!’ Verdwaasd liepen ze naar binnen de kamer in. ’Jij daar.’ De loop van het wapen bewoog van oom Geert naar een van de rechte stoelen. ’Wàt zou ik aan de politie moeten vertellen?’ Oom Geert ging zitten alsof hij op visite kwam.

34


’Niks! Tegen de muur jij!’ grauwde de roofvogel tegen Daniëlle. ’Waar zijn de tekeningen!’ ’Waar heeft u het over?,’ vroeg Daniëlle bevend. ’Smoel houden, pop! Als je een zoete meid bent gebeurt er niks. De tekeningen!’ Wanhopig keek ze naar oom Geert die heel ontspannen in z’n stoel zat. Alleen z’n vingertjes plukten aan de stof van z’n kamerjas alsof hij z’n astraal lichaam masseerde. ’Waarom geef je ze niet, Daniëlle?’ Ze keek hem met open mond aan, maar hij knikte haar bemoedigend toe. ’Toe maar, hier doen we toch niks tegen!’ Waarom zei hij dat? Wat wou hij in godsnaam dat ze dan zou doen? ’Heel verstandig, ouwe!’ De engerd grijnsde naar haar. ’Doe wat hij zegt, meisje, het zou jammer zijn met die benen van je als je er voortaan mee moest hinkepinken!’ En heel even hield hij de loop van het wapen tegen haar knie, zodat de huiveringen over haar rug vlogen. Maar op hetzelfde moment kon ze langs dat verminkte oor van hem oom Geert zien die met een duim razendsnel achter zich wees naar het grote buffet. Zweet parelde op z’n gezicht en z’n vingers trilden hevig, maar daar dacht ze niet over na toen ze zei: ’In het buffet daar.’ ’O.k., zus, dan gaan we ze samen halen.’ Hij zette het wapen in haar zij en duwde haar ermee in de richting van het buffet. ’Wat zit je te trillen, ouwe! ’t Is ook wat op jouw leeftijd. Je had veel beter in Huize Avondrood kenne zitte...’ Hij lachte een rokershoest en bleef vlakbij oom Geert staan. ’Wat zit je te zweten, man...’ Hij boog zich wat voorover, maar het wapen bleef vast in haar zij drukken. ’Wat betaalt Lin Piao je nou...’ weer het schorre lachje... ’ik bedoel, als ik de tekeningen niet had meegenomen? Je werkt toch voor Lin, niet, ouwe knar? Hamid zal het niet leuk vinden! Een gepensioneerde zweetbal en een mokkeltje... nou, nou,

35


die Hamid! Dat wordt zeker vijf jaar in de zoutmijnen van Wadi Hadad!’ Hij keek Daniëlle nieuwsgierig aan. ’Je had alleen dat vrouwtje Nyst niet overhoop moete steke!’ Op dat moment begon hij als een gek te bibberen. Z’n ogen puilden uit hun kassen en z’n hele lichaam schokte alsof hij onder elektrische stroom stond. Het wapen viel met een klap op de grond. Daniëlle stond stokstijf en keek naar oom Geert, wiens oogjes stijf gesloten waren en wiens vingers graaiend en trekkend in de lucht rond de engerd klauwden. Het mannetje hijgde als in doodsnood naar adem, toen ging hij door z’n knieën en zakte in elkaar op het kleed. ’Oom Geert!’ Dodelijk geschrokken stond Daniëlle naast hem, maar hij leek haar niet te horen. Z’n rode hoofd schuddebolde en op z’n lippen parelden druppels speeksel. ’Oom Geert! Wat is er?’ Verbijsterd keek ze weer naar het mannetje dat zachtjes kreunend in de embryohouding lag. Ze bukte zich en raapte het vuurwapen op. Het was veel zwaarder dan ze had gedacht. ’Laat hem maar. Het duurt niet lang.’ Oom Geert had z’n oogjes open en veegde met de rug van een hand het zweet van z’n voorhoofd. ’Tjonge, jonge, ik moet dat meer oefenen!’ zei hij terwijl hij langzaam opstond. ’Schande! Ik dacht dat het nooit meer zou gaan!’ ’Wat? Wat u daarnet deed?’ ’Latsé, kleine meid, de Derde Oefening van Latsé, zeg maar de etherische jiu jiutsi van het Boeddhisme, T’ien-t’ai. Geef me dat pistool maar.’ ’Maar wat dééd u nou?’ Ze overhandigde hem het wapen. ’Niks, kindje.’ Hij bleef bij de roofvogel staan. ’Het is hetzelfde principe als wanneer ik je aura pluk, alleen concentreer ik me harder op m’n ademhaling. En natuurlijk zeg ik strofen uit de Lotus Sütra op... Wacht even.’ En tot haar verbazing maakte hij twintig diepe kniebuigingen, waarbij z’n hoofd purper aanliep. ’Zo!’ zei hij. ’Dat is beter.

36


En laten we nu eens kijken wat ons bezoek te zeggen heeft.’ Hij bukte zich en stak twee stokstijve vingers in de nek van de engerd. Hij reageerde ogenblikkelijk. Alsof een naald in z’n achterste werd gestoken, zo snel stond hij op z’n benen. ’Mooi,’ zei oom Geert. ’Ga daar maar zitten...’ Hij wees met het pistool naar een leunstoel bij de open haard. ’En laten we eens kijken wat je te vertellen hebt.’ Het mannetje wreef over z’n nek. ’Ik wist wel dat jullie voor Lin Piao werken! Typisch zo’n truc van die loempia!’ Hij ging zitten en bleef over z’n nek wrijven, maar Daniëlle zag aan z’n ogen dat hij aan ontsnappen dacht. ’Wie is Lin Piao?’ ’Rot op!’ zei het mannetje. ’Alsof jij dat niet weet!’ ’Dat klopt,’ zei oom Geert. ’Ik weet het niet.’ ’Je kan sterreve.’ ’O zeker...’ Oom Geert boog zich plotseling voorover. ’Vanavond was je rond negen uur in het huis van juffrouw Nyst waar je de weg vroeg naar het Van der Polplein. Dat was flauwekul, want je wilde alleen maar de bezoekerslijst bekijken. Je zag drie namen en je pikte er de laatste uit, die van Boezeman.’ Het mannetje zweeg ongemakkelijk. ’Je zag deze jongedame, je begreep dat zij verwacht werd, je ging naar buiten en je gaf de naam Boezeman aan iemand anders door. Vervolgens ging die man later op de avond als Boezeman naar juffrouw Nyst...’ Het mannetje bleef zwijgen. ’Het gaat om tekeningen die voor ene Hamid bestemd zijn en waarvan jij denkt dat deze jongedame ze heeft... Wat voor tekeningen?’ ’Hij heeft in m’n auto gezeten!’ Opgewonden deed Daniëlle een stap naar voren ’Toen ik bij een benzinestation stopte, zat er iemand in m’n auto! Ik dacht dat het een junk was, maar jij was het! Je hebt me gevolgd toen ik daar uit...’ Ze zweeg abrupt, want de gedachten buitelden over elkaar heen. ’Valery heeft tekeningen! Die nep-Boezeman

37


met wie hij samenwerkt wil die hebben! Die ander komt bij Valery die de tekeningen niet wil geven. Hij ziet mijn kam en hij steekt haar dood!’ Het mannetje lachte hees. ’Ja,’ zei hij, ’en m’n zuster heb een olifant en die ken pootjes geven... kom nou!’ ’Hou je bek,’ zei Daniëlle opeens uiterlijk heel kalm, ’anders bijt ik persoonlijk dat andere oor van je symmetrisch!’ Dat hielp. Dat dunne mondje van hem bleef tenminste openhangen zonder dat er geluid uitkwam. Oom Geert keek haar even verbaasd aan. ’Goed... die man vermoordt haar... Oom Geert!’ Ze schreeuwde bijna want de gedachte die bij haar bovenkwam joeg de tintels over haar schouderbladen. ’Oom Geert! Als er een ander is die met hem samenwerkt, dan... dan zijn ze me ook samen achterna gekomen! O lieve hemel, die andere vent!’ En op het moment dat oom Geert haar verschrikt aankeek en de kleine man zelfverzekerd grijnsde, klonk er achter de grote ramen, daar ergens buiten in het donker, een ritselend geluid. Een geluid dat niets te maken had met het weer of het geboomte. ’De politie!’ fluisterde ze zenuwachtig. ’We moeten de politie bellen!’ Oom Geert knikte gespannen en gaf haar het pistool. ’Hou ’m onder schot.’ Hij rende zowat naar de telefoon. Buiten klonk het geluid opnieuw, een slepend, vegend geluid. ’Bel dan, man!’ schreeuwde ze. Het mannetje spiedde schichtig de kamer af, maar ze richtte het pistool met beide handen naar z’n hoofd. ’Eén beweging,’ zei ze. ’Maak één beweging, en je hebt helemaal geen oren meer!’ Hij slikte zodat die gieren-adamsappel minstens vijf centimeter verschoof, maar op hetzelfde ogenblik werd er luid gebeld. ’Politie!’ schreeuwde een stem. ’Doe de deur open!’ Het was heel even ontzettend stil.

38


’Een valstrik,’ zei ze met overslaande stem. ’Niet opendoen, oom Geert! Ze belazeren ons.’ En ze duwde het pistool tegen de slaap van de engerd. ’Zeg op, is dat die maat van je? Zeg op!’ Maar z’n enige reactie was weer een slik-beweging. Er werd op de deur gebonkt en tegelijkertijd riep de stem weer: ’Politie!’ ’Geef me dat pistool!’ zei oom Geert. Z’n stem klonk heel rustig. Ze gaf het hem. ’Overeind jij!’ Het mannetje gehoorzaamde ogenblikkelijk en toen hij op z’n benen stond, zei hij: ’Ik ben alleen.’ Oom Geert keek hem even scherp aan en knikte toen. ’Naar de voordeur.’ Even keek hij naar Daniëlle, het blauw van z’n oogjes heel helder tegen het rood van z’n huid. Hij glimlachte raadselachtig, maar ze voelde de opluchting om de loop van het pistool vast tegen de nek van de engerd te zien. Ze stonden nu bij de deur. ’We tellen tot drie,’ klonk het van buiten. Stomverbaasd keek ze op. Van wie was die stem? Op de een of andere manier klonk hij haar vertrouwd in de oren! ’Doe de deur open... Een... twee...’ ’Doe open!’ zei oom Geert. Het mannetje trok de grendel los. De deur zwaaide open omdat iemand er tegenaan hing die zo ongeveer naar binnen viel, maar hij herstelde zich op tijd en stond wijdbeens in de opening, in een hand een vuurwapen. Achter hem flitste een batterij sterke lampen aan waarvan het licht glansde op geweerlopen, maar Daniëlle keek alleen maar naar de jongeman in regenjas die voor ze stond. ’Maurits!’ stamelde ze ’Maurits! Wat kom jij in ’s hemelsnaam hier doen?’

39


Maar niets aan z’n gespannen gezicht liet zien dat hij haar kende. ’Recherche!’ zei hij afgemeten. ’Laat dat pistool vallen en steek de handen in de lucht! Jij ook Pam!’ 9 ’Daniëlle, ik ben hier in functie! Begrijp dat dan!’ ’Dat is nog geen reden om me zo te behandelen!’ De deur van de verhoorkamer ging open. Twee piepjonge agentjes sjouwden een videorecorder en een monitor naar binnen. Ze zetten de apparatuur op tafel. ’Mooi, bedankt.’ Beide agentjes keken even nieuwsgierig naar Daniëlle en vertrokken toen. Maurits wilde weer iets zeggen, maar op dat moment ging de deur weer open en werd ze van top tot teen indringend opgenomen door een kleine, magere man van een jaar of vijftig. In z’n hand hield hij een videocassette. ’Sontrop,’ zei hij slissend. ’Commissaris van recherche... Je bent nog niet begonnen, Jansen?’ ’Nee commissaris.’ ’Mooi... Je hebt mevrouw vanzelfsprekend gewezen op haar rechten?’ ’Ja commissaris.’ Terwijl Sontrop tegenover haar ging zitten keek hij haar weer doordringend aan. Hij droeg een modieus brilletje en ze vond z’n ogen minstens even gemeen als die van die engerd die door Maurits Pam was genoemd. Maurits!, dacht ze, het was belachelijk. Be-la-che-lijk! Maurits tegenover haar dacht zo ongeveer hetzelfde. En nog meer. ’God,’ dacht hij, ’Moet je haar daar zou zien zitten! Die schat! Wat is ze toch prachtig met die wat droevige grijze ogen van ’r! Als Sontrop verdomme niet binnen was gekomen, had ik ’r in m’n armen genomen! Nee, dan

40


had ik eerst de deur op slot gedaan onder het mom van een verhoor en dan...’ De wat barse stem van Sontrop rukte hem los uit die alleraardigste gedachte. ’Ik heb begrepen dat u het ten laste gelegde ontkent.’ Ze knikte zwijgend. ’U weet dat het moordwapen uw puntkam is en dat de enige vingerafdrukken die wij daarop hebben aangetroffen de uwe zijn?’ Ze knikte weer. ’Geef me het dossier, Jansen.’ Maurits schoof een bruine map naar hem toe. ’U ontkent niet dat u vanavond... herstel, de afgelopen nacht... tot tweemaal toe het bewuste pand waarin de vermoorde woonachtig was, heeft bezocht?’ Ze schudde haar hoofd. ’En dat die bezoeken de vermoorde golden?’ ’Nee!’ Hij sloeg de map open en liet z’n ogen dwalen over getikte notities die hier en daar waren onderstreept. ’Merkwaardig, merkwaardig, mevrouw Bouwmeester.’ Hij keek haar nu bijna medelijdend aan. ’U blijft maar volhouden dat er iemand in dat appartement was toen u daar terugkwam!’ ’Dat was ook zo!’ ’Jansen, zet die video aan.’ Maurits keek haar een seconde hulpeloos aan met zijn bruine ogen, toen pakte hij de cassette en schoof die in de recorder. ’Weet u dat er videobewaking in dat pand is?’ ’Ja.’ Ze glimlachte om z’n verbaasde gezicht. ’Commissaris, er hangt op de eerste verdieping waar Valery Nyst woont... eh, woonde... in de rechterhoek van het plafond als je de trap opkomt een camera. En beneden in de portiers­ loge staan twee monitoren die beelden geven van de eerste en de tweede etage!’

41


De mond van Maurits hing wagenwijd open. ’Dus... dus dat wist je?’ ’Ja,’ zei ze. ’Dat wist ik. Dus je denkt toch niet dat ik zo gek zou zijn om daar dan langs te lopen, haar te vermoorden en dat pand weer doodleuk uit te wandelen!’ Sontrop kneep z’n toch al kleine ogen samen. ’Of juist wèl, mevrouw Bouwmeester. Of juist wèl!’ Ze zweeg verbijsterd. ’...en bovendien wándelde u nu niet bepaald naar buiten. U rende onder het bloed de gang op! U hoorde ongetwijfeld dat de werkgeefster van mevrouw Nyst, mevrouw De Winter, met de heer Piket, de portier, de trap op kwam, want beiden zagen u nog in de lift! Waarom, als u dan beweert onschuldig te zijn, wachtte u niet op hen?’ ’Ik was bang, man!!’ gilde ze. ’Ik was hartstikke bang! Ik was daar naar binnen gegaan... ’Hoe kwam u binnen?’ Woorden als zweepslagen. ’Hoe?’ Door haar tranen heen staarde ze hem niet begrijpend aan, toen drong het in een flits tot haar door. De sleutel! Ze had Valery’s sleutel uit haar tas gepakt en die deur opengemaakt. En alles stond op die videoband! Verdachter kon eenvoudig niet! Hij knikte triomfantelijk. ’Start de band, Jansen!’ Maurits keek haar weer even aan, toen startte hij de recorder. ’De band heeft een lengte van exact twee uur, mevrouw. Ik raad u aan goed te kijken. Onderin het beeld loopt een zogenaamde timecoder mee die het juiste tijdstip aangeeft.’ Op de monitor verscheen het beeld van de overloop van Valery’s etage. Links onder liepen computercijfertjes en gaven aan dat het 20.43.07 was. Op dat ogenblik stapte de portier in beeld. In z’n hand hield hij een bruine envelop. Hij belde aan en Valery deed open. Het viel Daniëlle op dat ze hem nogal hooghartig opnam, maar hij mocht naar binnen. Twee minuten later

42


kwam hij weer naar buiten. Valery trok de deur dicht. Hij glimlachte en schudde z’n hoofd. Toen liep hij naar de trap en ging naar beneden. ’Je versnelt van tijd tot tijd Jansen, als er niks valt te beleven...’ Maurits knikte. Hij voelde zich uiterst lullig, hij wilde dat hij iets kon doen, hij wilde dat hij verdomme nooit bij de politie was gegaan, dat... ’Om 20 uur 49 komt haar vriend...’ ’Charles’ zei ze aarzelend. Maurits kneep even z’n ogen samen. Het ontging haar niet. ’Inderdaad,’ zei Sontrop, ’De heer De Groot, de couturier. U ziet dat de camera een hoog standpunt inneemt, tegen het plafond in de uiterste hoek tegenover de lift en de trap van beneden... hij maakt een draaiende beweging... nu de trap naar de tweede etage en de liftdeuren, ja... nu de trap van beneden, de aangrenzende muren en de voordeur van het appartement... ja... en nu weer terug...’ Ze zag het. De trap naar boven en de lift, dan de trapopgang van beneden en de voordeur... en weer terug. Eronder tikten de seconden weg. ’Stop!’ riep ze opeens. ’Stop dat ding!’ Maurits keek haar geschrokken aan maar zette het apparaat pas af toen Sontrop hem toeknikte. ’Wat is er, mevrouw Bouwmeester?’ ’Er zitten 11 seconden speling in...! Ik bedoel, voor die camera van de lift haar voordeur bereikt...!’ In haar opwinding begon ze te lachen. ’Kijk zelf maar! Op 08 filmt hij de trap naar boven en de lift! Dan draait hij van de lift verder langs de trap van beneden, dat deed hij op 11! Dan draait hij verder langs de muur en op 19 pakte hij de voordeur en begint weer terug te draaien! 11 seconden!!’ Sontrop glimlachte cynisch. ’Ik weet wat u zeggen wilt: in die 11 seconden zou het iemand die de trap opkomt mogelijk moeten zijn om ongezien bij haar voordeur te komen.’

43


’Ja, precies!’ Hij schudde z’n hoofd. ’Spijtig genoeg voor u klopt dat niet, mevrouw. En wel om twee redenen niet. A. Zoals u weet maakt de trap een scherpe bocht om de liftkoker heen. Dat betekent dat iemand die naar boven gaat nooit kan zien hoe de stand van de camera is. Pas als hij de bocht door is, weet hij of de camera op hem staat gericht maar dan is het al te laat, nietwaar?’ Ze knikte zwakjes. Hij had gelijk. Ze had die camera ook zelf pas gezien toen ze bovenkwam. ’En B, mevrouw, stel dat je geluk hebt. Het is een kans van één op de miljoen, maar goed... dan sta ik bij een gesloten deur! Nou, het duurt in ieder geval meer dan 11 seconden voor iemand uit dat appartement is en die deur openmaakt...’ Hij keek in het dossier. ’Om precies te zijn, en dan was het nog snel, 16!’ ’Maar... maar... als iemand een sleutel heeft...’ ’Zoals u!’ ’Ik heb gezegd hoe ik daaraan kwam! Ik had haar tas!’ ’Ja, mevrouw Bouwmeester. U had haar tas. En haar sleutels!’ Ze zweeg. Het klonk zo beschuldigend, zo beledigend! ’Ga verder, Jansen!’ ’Ja commissaris.’ Heel even kruisten haar ogen die van Maurits, heel even maar. Toen ze weer opkeek was de deur op de monitor gesloten. ’U bent de volgende,’ zei Sontrop spottend. ’Op 21.03 Jansen.’ Het beeld begon te bibberen toen het versneld werd. Toen zag ze Valery de deur openmaken en zichzelf bovenkomen. Valery gaf haar geen hand. De deur klapte achter haar dicht. ’Ik lees hier dat u door Valery Nyst gebeld werd voor een primeur?’ ’Ja.’

44


’Wat was dat voor een primeur?’ ’Charles de Groot was een verhouding met me begonnen,’ zei ze toonloos. ’Dat beviel mevrouw Nyst niet.’ Maurits fronste. ’Mij verdomme ook niet!,’ dacht hij. ’Dat kan kloppen,’ zei Sontrop, ’U maakte ruzie volgens de twee mannequins die boven wonen.’ ’Zoiets ja.’ ’Was dat het moment waarop u besloot haar te vermoorden? Om die Charles?’ God, wat was ze moe! Ze kon zich voorstellen dat mensen uiteindelijk bekennen om er maar van af te zijn. ’Nee,’ zei ze. ’Ik heb haar niet vermoord. En ze mocht Charles hebben.’ Verbluft keek Maurits op. Wat zei ze? Maar Daniëlle deed alsof ze het niet zag, en keek weer strak naar de monitor toen Sontrop haar aandacht vroeg. ’Let U op. Daar komt u weer. 21.10.02.’ De deur leek open te springen. Ze zag zichzelf naar buiten stormen. In de draai van de camera was de mannequin bij de lift gefilmd. Ze droeg een plastic tas en ze zei iets, maar toen was, zag Daniëlle, zij al in de bocht van de trap verdwenen. Charles stond in de deuropening en hij riep. Ze snoof toen ze haar speeksel op z’n wang zag glinsteren. ’Het blonde meisje,’ zei Sontrop, ’is Monique Leppink, een van de twee mannequins van boven.’ Charles praatte even met Monique Leppink die haar schouders ophaalde. Toen liep ze met Charles naar binnen bij Valery. ’Hij komt weer naar buiten,’ zei Maurits ’Daar is de...’ ’Klootzak,’ had hij willen zeggen, maar hij sloot bijtijds z’n mond. Maar natuurlijk voelde hij zich een stuk vrolijker. Een stuk! Jezus, dacht hij, natuurlijk heeft ze het niet gedaan. We verhoren haar, ja, als getuige! Wat zei ze net? Dat die Valery die Charles mocht hebben! Mooi, heel mooi! Straks gaan we hier samen de deur uit en ik haal alsnog die

45


fles Bourgogne bij de avondwinkel...’ ’Jansen!’ Sontrop keek hem even scherp aan en schuldbewust richtte hij z’n ogen weer op de monitor waar Daniëlle als gebiologeerd naar staarde. Charles had z’n cameljas aangetrokken. Hij keek nors voor zich uit en liep met grote stappen naar de trap. De timecoder gaf 21.12.01. Direct erop ging de deur weer open en liep Monique hoofdschuddend naar de trap naar boven. De deur van Valery Nyst werd gesloten. ’Ze heeft haar tas vergeten,’ zei Daniëlle nogal hard. Sontrop knikte. ’Heel goed, mevrouw Bouwmeester. Ze had wat boodschappen gedaan voor mevrouw Nyst. Daar is mevrouw De Winter.’ Madeleine de Winter droeg een lachwekkende bontjas, nerts, dacht Daniëlle, en een hoedje op haar torenhoge haar. Ze stapte uit de lift, zwaaiend met een leren tas, en liep topzwaar naar Valery’s deur waar ze tegen klopte. Uit de tas nam ze een poederdoosje, klapte het open, bekeek zichzelf enkele seconden in het spiegeltje, en bracht het donsje naar haar wangen. ’Ze komt elke avond. Ze wil dat haar meisjes in topvorm blijven en een geregeld leven leiden.’ Valery deed open en liet haar binnen. Ze bleef maar enkele minuten, trok de deur achter zich dicht en stapte de lift weer in nadat ze een onderzoekende blik in de camera had geworpen. ’Naar de tweede etage,’ zei Maurits sarcastisch. ’Tjonge, jonge, ’t lijkt wel een bepaald klooster in Sponolio!’ Daniëlle keek verrast op. Maurits zag hoe haar grijze ogen even oplichten. Het was de fijnste vakantie geweest die ze samen hadden doorgebracht, door Italië, maar ergens onder Toscane waren ze verdwaald en hadden ze uiteindelijk aangeklopt bij een nonnenklooster met een abdis die geweigerd had hem binnen te laten zodat Maurits de nacht buiten onder een olijfboom had doorgebracht. Maurits knipoogde zonder dat Sontrop het zag, en even

46


voelde Daniëlle zich behaaglijk warm van binnen. Even maar. Toen dacht ze weer aan de vrouw op de monitor. De timecoder gaf 21.16.14 aan toen Madeleine de Winter even zichtbaar was achter het glas van de lift op weg naar beneden. ’Spoel maar door, Jansen... tot op 21.55.’ Vijf voor tien. Wat had ze toen gedaan? Het was uren geleden... Tien uur... dat was de tijd waarop ze die Playboyfotograaf had verwacht! Die Boezeman die was afgebeld! Opeens was ze klaarwakker en staarde naar de monitor waarop de cijfertjes over elkaar heen buitelden in de versnelling. Op exact 21.54.59 zette Maurits de snelheid weer op normaal en de volgende seconde keek ze naar een grote, jongensachtige man met een bos zwart, verward haar die naar Valery’s deur toeliep. Hij droeg zwartleren handschoenen. ’Jean Loeb,’ zei Sontrop slissend. ’Misschien bekend?’ ’De naam,’ zei ze verwonderd. ’Hij is toch ook couturier?’ ’Dat pretendeert hij. Hij was het ooit, maar de zaken gingen niet zo best voor hem.’ ’Hij werkt samen met die engerd die oom Geert en mij bedreigde,’ zei ze ’Die Pam! Want Pam belde een Playboyfotograaf Boezeman af, zodat Loeb naar boven kon...’ Ze staarden haar allebei aan. ’Tjonge,’ zei Sontrop. ’U weet heel veel, mevrouw Bouwmeester! Maar ’t is correct, ’t is correct!’ De woede golfde in haar omhoog. Wat was dit voor idioots! Ik probeerde hen nota bene te helpen, maar alles wat ze zei leek wel tegen haar gebruikt te worden. Was het daarom dat Maurits heel snel een waarschuwende vinger voor z’n lippen legde? Ze knikte bijna onmerkbaar, hij kende haar, hij wist hoe ze kon uitbarsten. ’Hou je mond!,’ leken zijn bruine ogen te zeggen, ’Alsjeblieft lieverd, alles komt goed, maar hou nu gewoon je mond!’ Ze keek met strakke lippen naar het scherm. Maurits had makkelijk praten!

47


Loeb had gebeld. Valery Nyst deed open. Ze zag er heel bleek en beroerd uit. Loeb liep naar binnen en de deur werd dichtgetrokken. ’Loeb heeft het gedaan!’ riep ze. ’Hij dringt zich daar binnen, dat ziet u toch ook. Hij vindt m’n kam en steekt haar dood! Dat ziet U toch?’ Maar Sontrop schudde somber z’n hoofd en knikte naar de monitor. Het duurde enkele minuten voordat de deur werd opengerukt. Valery zag doodsbleek en ze moest steun zoeken tegen de deurpost. Loeb keek woedend, maar hij zei niets en liep met grote passen naar de trap. Valery keek hem na, ze scheen letterlijk van hem te walgen want ze leek te kokhalzen. Toen deed ze de deur dicht. ’Ziet u, mevrouw? Mevrouw Nyst leeft en laat de heer Loeb uit. Zag u uw kam soms in haar borst?’ Ze reageerde niet en drukte haar sigaret uit. Het beeld bleef onveranderd. Alleen leek het licht even te flitsen, maar verder gebeurde er niets. ’Nu komt de kans van één op de miljoen,’ zei Sontrop. ’En u zult zien dat het niet kan. Heeft u opgemerkt dat iedereen die bovenkwam altijd in beeld was of kwam? Kijkt u nu eens... op 22.11.44 om precies te zijn... ziet u?’ Ze zag het. De portier stond bij de deur van Valery, maar ze had hem niet de overloop zien oversteken omdat het gebeurd moest zijn in de terugdraai van de videocamera. ’De lift blijft altijd in beeld,’ zei Sontrop. ’Dus hebben we hier die mogelijkheid die u veronderstelde. U ziet ook, mevrouw, dat het toeval moet zijn.’ De portier stak iets in z’n zak en belde aan. De camera zwenkte weer. Onwillekeurig telde ze. Tot haar teleurstelling stond de man nog steeds in dezelfde houding bij de deur toen hij weer in beeld kwam. Hij wachtte enkele seconden, haalde toen z’n schouders op, liep fronsend terug naar de trap en daalde die af tot hij in de bocht verdween. Enkele minuten bleef het beeld onveranderd: liftdeur,

48


trappen, voordeur. Toen zag ze zichzelf weer. God, wat zag ze eruit! Bleek, verwaaid en kringen onder haar ogen. Ze liep naar de deur en klopte twee keer, keek om zich heen. Waarom keek ze verdomme zo schichtig, als een misdadiger die iets van plan is! Ze klopte nog eens, belde toen. Ze stond tegen de deur aan en luisterde. Toen klapte ze de cobratas open en haalde de sleutelbos eruit. Het was doodstil in de verhoorkamer toen op beeld bleek dat ze de sleutel had gevonden en de deur omzichtig openmaakte. Ze hoorde dat Maurits z’n adem net zo hard naar binnen zoog als zijzelf toen ze daar op die monitor zachtjes naar binnen liep en de deur achter zich sloot. ’U bent binnen,’ zei Sontrop ten overvloede. ’Spoel zes minuten door, Jansen.’ Het beeld flitste voorbij. Toen ging de deur op een kier open. Huiverend realiseerde ze zich dat ze daar achter stond, luisterend in paniek naar de stemmen van Madeleine de Winter en Piket. Als een duveltje uit een doosje sprong ze weer te voorschijn en rende naar de lift, sloeg op het knopje. Het lampje flikkerde, de deuren schoven langzaam vaneen. De camera draaide, en terwijl ze hysterisch een schreeuwende Annebel Bais de lift uitsleurde, kwamen Madeleine de Winter in haar bontjas en de portier verschrikt bovenaan de trap in beeld. Piket schreeuwde iets, maar de liftdeuren waren al gesloten. Madeleine gooide haar tas naar de lift en holde toen potsierlijk naar de mannequin die tegen de muur naast de voordeur van Valery lag. De voordeur was open en Piket liep naar binnen. Nog geen dertig seconden later kwam hij naar buiten en zei iets tegen Madeleine die gehurkt bij Annebel Bais zat. Madeleine leek te bevriezen. Bais begon te huilen. Piket liep naar de trap en staarde fronsend naar beneden. Toen werd het beeld zwart. ’En dat was dat!’ zei Sontrop en keek haar priemend aan. ’Nou, mevrouw Bouwmeester, wat zullen we zeggen? Mevrouw Nyst leefde nog toen Loeb vertrok, daarna bent

49


u naar binnen gegaan. Er is geen enkele andere manier om dat appartement binnen te komen behalve wanneer iemand de ramen aan de achterzijde inslaat. Die ramen waren helemaal in de stijl van mevrouw Nyst hermetisch gesloten met een veiligheidsslot.’ Wezenloos staarde ze voor zich uit. Verdomme, dacht Maurits, natuurlijk heeft ze het niet gedaan! Kijk er nou eens zitten. Als Sontrop hier niet was, dan... ’Toch zijn er gekke dingen gebeurd,’ zei hij. Sontrop fronste. ’Het duo Pam en Loeb bijvoorbeeld.’ ’De tekeningen!’ zei ze. Sontrop knikte peinzend. ’Pam heeft eitjes voor z’n geld gekozen. Valery Nyst, en dat bevestigde haar werkgeefster mevrouw De Winter, had de nieuwste tekeningen van de voorjaarscollectie van l’Hiver in haar bezit. Dat wist Loeb. En Loeb heb ik u verteld zit aan lager wal. Hij wou het waarschijnlijk met Valery Nyst op een akkoordje gooien en die patronen kopen, zodat hij zelf met een nieuwe collectie voor de dag zou kunnen komen. Illegaal, vast en zeker, maar we kunnen het niet bewijzen, en het is in elk geval geen moord!’ ’Er was iemand in dat appartement!’ zei Daniëlle koppig. ’Ja. Mevrouw Nyst.’ ’Nee. Iemand anders, iemand die...’ Ze keek op. ’En die man in die loden jas? Die man met handschoenen die naar buiten kwam toen ik aankwam?’ ’Mevrouw Bouwmeester! Heeft u zojuist zo’n man op de video gezien? Nee! Sterker nog, u kwam rond kwart over tien terug. Volgens de portier is er nadat Loeb vertrok niemand meer binnen geweest!’ Ze keek wanhopig naar Maurits. ’Ik kwam binnen! En toen zat die portier niet in z’n hokje.’ Maurits wilde wat zeggen, maar Sontrop was hem voor. ’Dat klopt. Ook een portier heeft z’n natuurlijke behoeften, mevrouw! Maar al zou er zo’n meneer in een loden jas

50


zijn geweest, hij kan onmogelijk naar boven zijn gegaan om Valery Nyst te vermoorden!’ Maurits stond op. ’Wil je koffie?’ Ze knikte. ’Nou, mevrouw Bouwmeester, zegt u het maar. Ik wil best aannemen dat u het in een opwelling hebt gedaan. U wilde Charles de Groot. Mevrouw Nyst had u eens even de les gelezen. U kwam terug en u stak haar dood. Goed, doodslag... Hoewel de truc met die tassen de rechter wel op andere gedachten zal brengen!’ ’U bent gek!’ schreeuwde ze en vloog overeind. ’Hartstikke gek! Waarom pak je de echte moordenaar niet in plaats...’ De deur van de kamer ging open en een oude man met een puntbaardje en in een witte jas liep naar binnen. ’Wat is er, Van Gennep,’ vroeg Sontrop verstoord. De man liep zonder iets te zeggen naar hem toe en boog zich voorover om hem iets in het oor te fluisteren. Sontrop’s steekoogjes werden rond van verbazing. ’Nee!’ zei hij. ’Ik ben bang van wel,’ zei de ander. ’Crapula Alba, duurt even, maar het werkt vrijwel altijd.’ Sontrop vloekte. ’Wat is er?’ vroeg Maurits gespannen. Van Gennep was de techneut van de dienst, en hoe excentriek hij ook overkwam, doorgaans had hij het bij het rechte eind. ’Mag ik?’ vroeg Van Gennep. ’Je gaat je gang maar,’ zei Sontrop moe. ’Er zijn twee doodsoorzaken,’ zei Van Gennep. ’Wàt!’ ’Gif in haar bloed. Ze was al minstens een uur aan het doodgaan. Crapula Alba, een plantenextract.’ Maurits keek verwilderd om zich heen. ’Maar... maar ze leefde nog toen ze werd doodgestoken?’ ’Ja. Een dooie verliest niet zoveel bloed, Jansen!’ ’Maar..., dan kunnen al die bezoekers...’ Hij zweeg abrupt.

51


Sontrop keek Daniëlle scherp aan. ’Het één ontkracht het ander niet,’ zei hij langzaam. ’Er is er maar één die daar twee keer binnen is geweest. Wat zei je, Van Gennep? Een uur? U was er om negen uur, mevrouw Bouwmeester! Wat deed u, haar vergiftigen... en werd u later wat ongeduldig of het wel werkelijk zou werken? Zodat u terugkwam om de job af te maken?’ Ze keek hem verbijsterd aan. Die man was stapelkrankzinnig! Maar Maurits en Van Gennep keken haar nu net zo raar aan! ’lk... ik...!’ Ze kreeg niets anders dan wat hoog gepiep uit haar keel. ’Nog een ding, mevrouw! En ik moet zeggen dat ook dat een feit is dat tegen u pleit! U heeft zich ontdaan van uw jas! Waar heeft u die verborgen?’ Hield het dan nooit op? Ze slikte snotterend. ’In de kofferbak van m’n auto.’ Sontrop keek naar Maurits. ’Staat die nog bij dat boerderijtje?’ ’Ja commissaris!’ ’O.k., bel de rijkspolitie daar.’ ’Waar is oom Geert?’ Haar stem was nu niet meer dan gefluister. ’Als het goed is, in z’n bed, mevrouw.’ Sontrop kwam moeizaam overeind. ’Daar ga ik ook naar toe! Het is drie uur geweest. Breng mevrouw naar haar cel, Jansen. ’We zien elkaar morgenochtend weer... Ik hoop voor u dat u een goede advocaat kunt betalen, mevrouw!’ Hoofdschuddend keek hij haar aan. ’U ziet er zo aardig uit,’ zei hij, ’maar ja, dat zei de beul ook tegen Molly Jones!’ 10 Ze had niet eens slecht geslapen. Het was dan ook een cel waar er met gemak twéé in hadden gekund. Ze had van

52


Maurits gedroomd. Gek genoeg woonden ze in die droom in een eengezinswoning en hing ze luiers aan een droogrek! Iets voor oom Geert, dacht ze cynisch en at haar ontbijt aan het smalle klaptafeltje. Dromen duiden. Hoe zou het met hem zijn? In elk geval hadden ze hem met rust gelaten, hoewel hij nog wel wakker zou zijn gemaakt door politiemensen die haar regenjas kwamen halen. Als hij al geslapen had! Ze was om een uur of zeven wakker geworden en sinds die tijd had ze zoveel nagedacht dat ze er hoofdpijn van had gekregen. Het eerste waar ze aan had gedacht was dat iemand met die band had geknoeid. De moordenaar. Zo’n ding kon je natuurlijk stilzetten, je liep naar boven, je stak Valery dood, je liep naar beneden en je schakelde alles weer in. De portier kon dat met gemak hebben gedaan. Maar de gedachte was natuurlijk onzinnig, want die timecoder liep mee en natuurlijk zouden ze gecheckt hebben of er met die band geknoeid was. Toen had ze zitten dubben over die 11 seconden speling die de camera gaf. Maar hoe ze het ook wendde of keerde, ze bleef zitten met het feit dat je al in beeld was voor je de draai van die camera kon berekenen. Teruglopen zou gaan. Zo’n kijkgaatje in de deur gaf een groot zichtveld, maar hoe kwam je er? En zelfs als daar een oplossing voor zou bestaan, dan nòg... want wie had Valery eerder op de avond vergiftigd? Zoals Maurits had gezegd kon iedereen die haar daarvoor had opgezocht, dat gif mee hebben genomen. Toen hij en een agent haar naar de cel hadden gebracht, had die agent gezegd: ’lk hoor net dat ze zich het apelazerus in dat appartement zoeken, maar dat ze niks kunnen vinden waar dat spul in gezeten heeft.’ Ze stonden toen al bij de cel, een kaal kamertje in het bureau. ’Hou je kop, Van der Reyt,’ had Maurits gesnauwd. ’Je hebt vast en zeker wel iets beters te doen, niet!’

53


Ze had mismoedig geglimlacht toen de agent gekwetst was verdwenen. ’Ach Maurits, je gelooft toch niet echt dat ik het gedaan heb?’ ’Nee... Jezus Daniëlle, wat deed je daar?’ ’Dat zei ik toch? Ze had me een primeur beloofd. God, Maurits...’ Hoewel hij niets had gezegd, zag ze aan zijn gezicht dat hij op dat moment niets lievers had gewild dan de deur achter hen dicht te trekken, maar in plaats daarvan had hij even schichtig om zich heen gekeken, haar toen vluchtig gekust. ’Ik ben zo stom geweest, Maurits!’ Hij had geknikt. ’Lief, ik ben hier in functie!’ Even later was ze alleen in de cel geweest. Ze nam het laatste kadetje en schonk zichzelf nog een kop thee in. Van buiten klonken verkeersgeluiden, maar het enige raam was natuurlijk geblindeerd. Het deed haar weer denken aan dat appartement van Valery Nyst. Ze zou wel eens willen weten hoe dat gif eruit zag. Een drankje, poeder? Op dat moment klonk de sleutel in het slot en tot haar verrassing kwam Maurits binnen. Hij had een telegram bij zich en een ochtendkrant. Z’n gezicht stond uitermate somber. ’Wat is er?’ Zwijgend hield hij de ochtendkrant op. De vetste kop luidde MOORD OP TOPMODEL. Ze zag foto’s van Valery als model, van het pand, van Sontrop (“in de Amsterdamse onderwereld bekend als meedogenloos”), en van zichzelf, een wezenloos portretje waarvan ze zich afvroeg hoe ze er aankwamen. “De vrouw met de puntkam,” stond er onder haar foto. Ze keek opeens zo zielig dat hij de aanvechting moest bedwingen haar in zijn armen te nemen. ’Je ziet er rot uit, Daniëlle.’

54


Ze knikte. ’Net als de hele situatie. Wat is dat?’ Hij gaf haar het telegram. Tot haar verrassing kwam het van de redactie van Iris en het luidde: ’Sterkte! We believe in you! Redactie.’ ’De schatten!,’ zei ze en liet het hem zien. Hij glimlachte moe. ’Wat is er? vroeg ze. ’Hebben jullie de hele nacht doorgewerkt om mij aan de galg te brengen?’ Hij schudde z’n hoofd. ’Ik ben van de zaak afgezet!’ ’Hè?’ ’Ik sta te dicht bij je, snap je? Sontrop wist dat niet, maar merkte dat vannacht.’ ’Goh, Maurits. Maar... we hebben toch niks meer. Dat is twee maanden geleden!’ Hij keek haar aan met droevige bruine ogen. ’Negen weken en twee dagen.’ ’O... o ja?’ ’Ja’ ’O..’ Lief, dacht ze, dat hij dat weet! Net een aanstaande moeder die uitrekent hoe lang ze zwanger is. Eigenlijk was hij toch wel een schatje! ’En nu?’ Hij grijnsde cynisch. ’Twee weken non-actief!’ ’Hè?’ ’Disciplinair gestraft. Ik heb een beetje ruzie gemaakt met Sontrop!’ ’O... over mij?’ Hij knikte. ’O Maurits! Om... omdat je niet gelooft dat ik het heb gedaan, hè?’ Hij schudde z’n hoofd. ’Nee. Maar het ziet er wel verdomd vervelend voor je uit!’ Hij glimlachte wat treurig. ’Enfin, ik heb een advocaat voor je geregeld.’ ’Een advocaat? Jij?’ ’Ja. Mr. Pruyt.’ ’Maurits... Pruyt! Die kan ik nooit betalen!’ ’Ik wel,’ zei hij.

55


’Wàt... o nee, Maurits!’ Hij legde z’n handen op haar schouders. ’Luister, Daniëlle. Sontrop is erop gebeten om deze zaak zo snel mogelijk op te lossen! Hij wordt toch al bekritiseerd door de hoofdcommissaris. Over een jaar gaat hij de VUT in en zo’n zaak krijgt ie nooit meer! Sontrop wil de dader en hij hééft er een!’ Ze knikte verslagen. ’Dat gif, weten ze daar al wat van?’ ’Nee. Het vervelende is dat iedereen het binnen kan hebben gebracht, dus jij ook. Het zat aan haar lippen, dus ze heeft het oraal binnen gekregen.’ ’Maar die agent vannacht zei dat ze niet konden vinden waar het in heeft gezeten.’ ’Klopt. Dus is het weer meegenomen.’ Hij liet haar schouders los. Had even liefkozend langs haar haar willen strijken, maar bedwong zichzelf. ’We hebben alles wat daar in huis was gecheckt. Tot aan de tubes mayonaise en tandpasta die die andere mannequin voor haar gehaald had.’ ’Die boodschappentas van Monique,’ zei ze, ’Hebben jullie die...’ Hij had al geknikt voor ze de vraag af had kunnen maken. ’Het moet afschuwelijk zijn geweest,’ zei hij. ’Ze moet minutenlang hebben overgegeven, want haar toilet en haar kleren zaten onder! De jongens van het lab zijn ermee bezig, lekker werkje!’ Ze haalde diep adem en zag zichzelf weer staan bij het lichaam, kokhalzend. ’Ik ook,’ zei ze. ’Toen ik op haar viel.’ ’O, ja, dat zal wel.’ Hij stak z’n hand aarzelend uit en streek heel even over haar haar. Ze glimlachte. Dat had hij vroeger ook altijd gedaan als ze zich rot voelde. ’Weten ze al wie die man in die loden jas is?’ ’Nee, maar dat dondert toch niet. Ze gaan straks met die portier praten, maar dat helpt ons niet verder. Als die man binnen is geweest...’ ’Dat is ie. Die Piket had een paraaf op z’n bloknoot gezet!’

56


’Ja, ja, dat zal best. Maar hij is nooit bij Valery geweest. Hij is zelfs nooit boven geweest, want hij staat niet op de band.’ ’Ook niet op een band van daarvoor? Hij kan het gif toch eerder...’ Hij wreef met z’n hand over z’n ogen. ’Nee, poesje, Valery Nyst kwam om acht uur thuis en tot aan het moment waarop die Charles de Groot boven kwam, is er niemand geweest.’ Hij schrok op omdat zij nu over zijn haar streek. ’Weet je wat je zei?’ ’Huh?’ ’Je zei poesje, Maurits!’ Hij lachte verrast en leek wel tien jaar jonger. Ze boog zich voorover en kuste hem zachtjes op z’n lippen. ’En nu?’ vroeg ze enkele minuten later. Hij staarde haar dromerig aan. ’En nu?’ ’Maurits!’ ’O... o ja. Ik ga Pruyt bellen...’ De naam van de advocaat bracht hem weer bij z’n positieven. ’Sontrop zal vast en zeker je hechtenis laten verlengen om het bewijsmateriaal rond te krijgen. Daar kan Pruyt ook niks aan doen, maar hij kan...’ Sontrop stond in de deuropening. Hij keek nog net zo gemeen als de afgelopen nacht, en z’n smalle mondje was samengeknepen. Achter hem stond een rijzige man in een perfect gesneden pak. ’Mevrouw Bouwmeester?’ ’Ja?’ ’Van Grevelen, Officier van justitie..’ Z’n heldere ogen keken uiterst vriendelijk, maar zijn mond stond strak. ’U kunt naar huis.’ Ze geloofde haar oren niet. ’Wàt?’ zei Maurits verbijsterd. ’Kop dicht, Jansen!’ grauwde Sontrop. ’U bent vrij, mevrouw... Vanochtend vroeg zijn Monique

57


Lepping en Annebel Bais om het leven gebracht... beiden met zo’n zelfde toupeerkam!’ Z’n rechterhand kwam achter z’n rug vandaan en reikte haar haar tas aan. Haar handen waren nat van het zweet toen ze hem vastpakte. ’W... wie...?’ ’De Groot, mevrouw, Charles de Groot, de vriend van wijlen mevrouw Valery Nyst!’ 11 ’Maar Charles kan Valery nooit neergestoken hebben! Hij was er helemaal niet op die tijd!’ Ze zaten bij oom Geert in de open keuken, Maurits naast Daniëlle, oom Geert aan het hoofdeinde van de tafel. ’Maar hij kan haar wèl vergiftigd hebben!’ zei Maurits. ’En je kunt er donder op zeggen dat Sontrop zich daar in vastbijt. Ik bedoel, hij is één verdachte kwijt, maar hij heeft er een hele zware voor terug!’ Daniëlle staarde door het raam naar het erf waar haar Mini en de Landrover van Maurits broederlijk naast elkaar stonden. Ze was op. Niet van de afgelopen nacht, niet eens van de emoties, maar vanwege Charles. De Officier van Justitie had haar op Sontrop’s kamer een kop koffie laten brengen. ’t Was ontzettend stom van hem,’ zei hij. ’Iedereen kan op z’n vingers nagaan dat we het pand waar het delict is gepleegd in de gaten blijven houden.’ ’Maar... waarom?’ Hoe ze nu ook over Charles dacht, dit was onvoorstelbaar! ’Waarom. Tja, het zal u verbazen. Onze rechercheurs Rap en Ammerlaan grepen hem toen hij met de lift wilde ontsnappen. Hij bleef maar roepen: ’Daniëlle! Daniëlle!!’ Hij keek haar vaderlijk aan boven de glazen van z’n leesbril. ’Uw voornaam dus!’ Haar lippen waren gaan trillen, maar Van Grevelen leek

58


het niet te merken. ’Ik wil u verzoeken om geen enkele verslaggever te woord te staan, mevrouw Bouwmeester. Ondanks de bekentenis van de heer De Groot acht ik het onderzoek geenszins afgerond!’ Ze keek op naar oom Geert wiens ogen gesloten waren. ’Oom Geert!’ Hij leek wakker te schrikken. ’Ja,’ zei hij wat verlegen. ’ja, ja... Crapula Alba, ik herinner me het. Het tast de pigmentatie direct aan. Alles wordt wit, nietwaar?’ ’Ja,’ zei Maurits ongeduldig. ’Elke apotheker heeft het in de losse verkoop.’ ’Ik herinner het me,’ zei oom Geert onverstoorbaar. ’Het werkt niet bij alcohol. Dan ga je overgeven en spuug je het gif weer uit. Toen ik eens in Suna was...’ Hij scheen weer weg te dommelen. Daniëlle pakte de hand van Maurits. ’Heb je nog gehoord wat het verhoor van Loeb heeft opgeleverd?’ ’Wat we al wisten. Hij zegt dat hij met Valery wilde onderhandelen over de ontwerpen van l’Hiver.’ Maurits grinnikte sarcastisch. ’t Is een rat, hoor. Zegt nu ook dat ze er wel op in wilde gaan en dat ze alleen ruzie kregen over de prijs zodat ze hem de deur wees! Kan die nu makkelijk zeggen!’ ’En Charles?’ ’Hij deed het om jou vrij te krijgen! Hij was de enige die wist dat jij zo’n ivoren kam had, want hij had hem zelf aan jou gegeven.’ ’W... wat bedoel je? Dat hij hem met opzet aan me gaf?’ ’O nee. Hij kon niet weten dat je je tas bij Valery zou vergeten. Als hij haar had willen neersteken en het jou in de schoenen had willen schuiven, had hij het anders aangepakt... de kam gestolen of zoiets.’ ’Maar... maar waarom...?’ Haar stem haperde weer. ’Omdat,’ zei oom Geert plotseling, ’hij verliefd op je is, kleine meid! Het hart regeert de hersens van een man, zegt

59


Boeddha.’ ’Ja, ja!’ zei Maurits geïrriteerd. ’Dat zal allemaal best en het klinkt fantastisch, maar ik koop er niks voor...’ Hij zag niet hoe oom Geert hem verbaasd opnam, maar trok een notitieblokje uit z’n binnenzak. Daniëlle staarde hem met open mond aan: ’Jij bent toch van de zaak afgezet?’ ’Dat klopt,’ zei hij, ’van die zaak wel! Maar volgens mij is er heel wat meer aan de hand! Loeb die zegt ontwerpen te willen kopen, dan die bunzing Pam die jullie hier bedreigt voor de tekeningen. Namen als eh...’ ’Hamid en Lin Piao,’ zei oom Geert. Hij leunde geïntrigeerd op de tafel. Maurits wekte nu zichtbaar oom Geert’s interesse op. ’Precies...’ Maurits begon driftig te schrijven. ’Dan dat verhaal over die man met de pitbull-ogen! ’t Is niet sterk, maar het is waar dat die portier een paraaf voor hem heeft gezet net als voor die mysterieuze bezoeker “W”’. Hij keek op en grinnikte. ’Als Sontrop het op zijn manier wil doen, dan ik op de mijne.’ Plotseling kwam Daniëlle overeind. ’Ik ga naar huis,’ zei ze. ’Ik ben kapot en ik wil nu eindelijk wel eens een bad.’ Maurits stond ogenblikkelijk op. ’Moet ik je naar huis brengen?’ ’Nee,’ zei ze. ’Als je het niet erg vindt dan zou ik eindelijk wel eens een paar uur alleen willen zijn.’ Ze pakte haar tas, zoende oom Geert en liep naar buiten. Maurits liep achter haar aan: ’Zullen we samen wat eten vanavond?’ Ze keek hem verward aan. ’Eten... dat je daar aan denkt. Ja, goed...’ De Mini stond er nog net zo als toen ze hem had neergezet. Maurits stak z’n hoofd naar binnen toen ze startte. ’Daniëlle...?’ ’Ja...?’ Zeg nou dat je van haar houdt!, dacht hij, vraag of ze

60


erover na wil denken of we weer iets samen kunnen beginnen! Ze heeft je toch terug gekust! Maar op de een of andere manier leek z’n keel dichtgeknepen. ’Pas goed op jezelf,’ zei hij tenslotte zachtjes. Ze knikte, schakelde en reed weg. Hij stond nog te kijken toen ze allang uit zijn blikveld was verdwenen. ’Heel goed, jongen,’ zei een stem achter hem. Geschrokken draaide hij zich om, intuïtief in de vechthouding zoals hij die op de politieschool had geleerd. Oom Geert glimlachte. ’Een vrouw is als een zeldzame vlinder,’ zei hij, ’Als je haar wilt pakken, vliegt ze weg. Ga zitten, zegt de Boeddha, en kijk alleen maar. Ze zal vanzelf op je afkomen.’ Maurits grinnikte. Zo kon je het ook bekijken. 12 Hoe moe en verward ze ook was, tijdens die rit naar huis, in files, voor wegomleidingen en bij stoplichten, krabbelde ze zo goed en zo kwaad als het ging aantekeningen in haar bloknoot op de passagiersstoel. Cryptisch, onleesbaar, schots en scheef, met veel mannen achter haar in Audi’s en Mercedessen die hun claxons en lichten hanteerden en die haar vervolgens met veel misprijzen en hoofdschudden passeerden. Thuis trok ze de gordijnen open, en staarde een tijdje naar de aangeharkte parkjes, waarna ze zich uitkleedde. Het antwoordapparaat gaf aan dat er twee maal gebeld was. Ze liep naar de badkamer, liet het bad vollopen, trok haar badjas aan en liep weer terug naar de kamer. Direct nadat Madeleine de Winter haar naam in had gesproken, vlogen de rillingen weer over haar schouderbladen. ’...ik zou graag willen dat u me zo spoedig mogelijk belt...

61


l’Hiver, Amsterdam 1755826.’ Wat wilde dat mens van haar? Ze kende haar niet eens. Die stem alleen al, dat nasale, autoritaire geluid van een dame die zelfs haar verzoeken bevelend stelde! Maar van de tweede beller schrok ze nog meer. Het was Charles en ze had hem nog nooit zo overspannen gehoord. ’Daniëlle! Ik móet het doen, begrijp je! Ik móet het doen!’ Ze huiverde toen een snikkend geluid klonk, maar direct erop werd z’n stem wat zakelijker. ’Jij moet ook wat doen, Daniëlle. De foto’s achter het zwembad, geef ze aan Wè...’ De bliep die het einde van de gesprekstijd markeerde, ging meedogenloos over z’n stem heen. Haastig spoelde ze de band terug. ’De foto’s achter het zwembad, geef ze aan Wè...’ Bliep... bliep... bliep! Wat bedoelde hij? Zwembad? Nerveus luisterde ze de band nog een keer af. ’Wè’ Een naam natuurlijk. Wè... W! W, dat was de initiaal van de bezoeker die Valery gisteravond verwacht had! Stond er achter die letter een tijdstip genoteerd? Ze ging zitten, haar ogen dicht. Was oom Geert er maar met z’n aura-plukkerij..! Ze zag zich zelf weer... ze liep die hal binnen met haar tas, nerveus en driftig. Ze zag dat de portier er niet was. Ze zag de opengeslagen Iris, de twee monitoren, beelden van de twee etages, naast een deur hing een schilderij. Ze zag de bezoekerslijst, en ze dacht: Charles mag natuurlijk gewoon onaangekondigd doorlopen... Nee! Achter die ’W’ stond geen tijd! Ze was er zeker van! Ze staarde voor zich uit. Wat had Maurits gezegd? Ze hadden de banden allemaal bekeken, maar Valery was omstreeks acht uur thuisgekomen en had tot aan Charles geen bezoek ontvangen. En na Charles... ze had het zelf gezien, iedereen behalve een man of een vrouw die zich ’W’ liet noemen. Ze moest Maurits bellen! Maar toen ze de hoorn wilde pakken had ze het gevoel dat haar iets was ontglipt. Iets

62


wat ze net nog had gedacht. Er was iets geweest! De Iris, de bezoekerslijst... Verdorie, wat was dat geweest? Op de een of andere manier was haar iets te binnen geschoten dat nu ze het kwijt was, ontzettend belangrijk scheen. Het geklater in de badkamer deed haar opschrikken. Ze rende er naar toe en zette de mengkraan nog net op tijd uit voor het water over de kuip zou stromen. Ze trok de stop eruit en liet de waterspiegel zakken. Zeker tien minuten lag ze doodstil tot aan haar kin in het schuim en probeerde aan niets te denken. Ze kwam wat omhoog en trok het bloknootje naar zich toe. De krabbels die ze in de auto had gemaakt. Nog voor ze ze overlas, schreef ze onderaan: ’Wè.’ Met drie vraagtekens erachter. En toen nog: ’Zwembad? Foto’s?’ De eerste krabbel betekende ’sleutel,’ maar daarachter stond ’Kan niet, camera!’ Ze haalde er een streep door. ’Gifpoeder.’ Valery had het, zoals Maurits zo formeel had gezegd, oraal binnengekregen. ’Drinken,’ schreef ze erachter. ’Wat? Waaruit?’ Valery had dat gifpoeder met een vloeistof gedronken. Ze was pas om acht uur die dag thuis gekomen en toen was er geen bezoek geweest. Dat wilde, dacht ze, dus zeggen dat niemand eerder die dag, of nòg eerder, dat gif in bijvoorbeeld een glas, fles of kopje had gedaan. Want dan was zo’n vloeistof wit geworden, zoals oom Geert had gezegd over de bijwerking van dat plantenextract. Dat zou Valery gezien hebben. Kortom, dat gif was bij haar binnen gebracht na acht uur gisteravond. De moordenaar had het glas of het kopje heimelijk meegenomen. Zoiets. Ze keek weer op het bloknoot. Iemand had na acht uur het gif binnen gebracht, het ergens in gedaan waaruit Valery het had gegeten of gedronken, en het zakje, de capsule of waar het ook in had gezeten, weer mee naar buiten

63


genomen. Charles, de portier, Madeleine de Winter, Monique Leppink, Loeb... Loeb! Ze kwam zo hevig overeind dat het water over de badrand golfde. Toen ze gisteravond op dat bureau de band had bekeken, was het haar opgevallen hoe bleek Valery was geweest toen ze de deur had opengemaakt voor Loeb. Wasbleek was ze geweest, ze had zich zelfs vast moeten houden en gekokhalsd toen hij vertrok! De commissaris en Maurits hadden aangenomen dat ze geschrokken was van Loeb die zich als Boezeman had laten aandienen. Dat kón natuurlijk, maar... Daniëlle maakte een grimas... Valery Nyst was een persoontje geweest dat niet met zich liet sollen! Dus...? Madeleine de Winter? Ja. In die bespottelijke nertsjas met een tas. Nee. Ze schudde somber haar hoofd. Dat was onzin. Monique Leppink had een plastic boodschappentas bij zich, daar kon het gif net zo goed in hebben gezeten. Charles had een overjas. Zelfs die portier kon het in die envelop mee naar binnen hebben genomen! Madeleine de Winter, wat moest dat enge mens van haar? Nou ja, dat was voor straks. De volgende krabbel was zo slordig dat ze secondenlang nodig had voor ze begreep wat er stond: ’De zoutmijnen van Wadi Hadad.’ Hamid, die naam had de engerd gezegd, en Lin Piao. ’Hamid zou het wel rot vinden, want hij zou vijf jaar in de zoutmijnen van Wadi Hadad moeten opknappen’ Of zoiets. Hamid... Wadi Hadad... Het klonk Arabisch. Wat was dat voor flauwekul? En Lin Piao een Chinees van wie de engerd dacht dat oom Geert en zij er voor werkten. Wat voor werk? En toen schoot het als een elektrische schok door haar heen, het idee waar die tekeningen waren! En ze vloog het bad net zo hard en trillend uit alsof er werkelijk stroom door het water was gejaagd! Ze schoot in haar kleren en pakte de sleuteltjes van de Mini. Ze rukte de voordeur open, rende naar de lift. De engerd met het geruite hoedje

64


had gedacht dat zij de tekeningen had! En de engerd werkte samen met Loeb. En Loeb was bij Valery geweest en had de tekeningen niet! Opgewonden stapte ze in de lift en drukte op de B. De engerd had gelijk gehad. Ze rende de lift uit, de flat uit en de parkeerplaats op, het sleuteltje al in haar hand. Ze trok het portier open en schoof de passagiersstoel naar voren. Kauwgumpapiertjes, haarspelden, stof... en... een bruine envelop! Met bonkend hart trok ze hem naar zich toe. Er stond niets op geschreven, maar aan de achterkant was over de dichtgeplakte flap een hoofdletter W gekrabbeld. Ze schoof de stoel naar achteren, sloot de auto af en holde terug naar de flat. W! Natuurlijk! Die W was gisteravond wel in het pand geweest, maar nooit verder dan de portiersloge! En dus was hij nooit door de video geregistreerd! W had de envelop gebracht, aan de portier gegeven. W was weggegaan, de portier had de envelop naar Valery gebracht zoals te zien was op de videoband. Valery had de envelop in haar tas gedaan, zij, DaniÍlle, had haar tas per ongeluk meegenomen, de tas was van de achterbank gegleden en toen ze alle spulletjes er weer in had geveegd, had ze er niet aan gedacht dat er wel eens iets onder de passagiersstoel had kunnen glijden! De lift arriveerde en ze stapte peinzend haar flat binnen, de envelop in haar hand. W? Simpel! Dat was de ontwerper die waarschijnlijk ook in het complot zat! Vandaar die mysterieuze initiaal! Hij, Valery... en Charles...? Die foto’s waar hij het over had? Ze liep naar de woonkamer, ging zitten op de bank en ritste met trillende handen de envelop open. De tekeningen zaten gevouwen in een plastic, doorschijnend hoesje. Het waren twee grote vellen hard papier. Ze fronste. Ze had wel eens modeontwerpen onder ogen gehad, maar die hadden er heel anders uitgezien. Bovenaan beide vellen, in de linker bovenhoek stond in rode letters TOP SECRET-

65


FOR YOUR EYES ONLY!! De tekeningen zelf deden haar denken aan machines, elektrische machinerieën. Op het eerste vel stond onderin HOLLAND SIGNAAL, op het tweede DEPARTEMENT VAN DEFENSIE. Ze begreep er niets van. Wat waren dit voor tekeningen? Hoe kon je nou... ’Niet verroeren, alstoeblief’ Haar hart sloeg een paar slagen over. Verstijfd zag ze uit haar ooghoek hoe achter de bank vandaan een beer van een man met een spiegelend kaal hoofd oprees. Hij had kleine inktzwarte oogjes en in z’n rechterhand hield hij een gigantisch pistool vast, waarmee hij bijna achteloos naar de tekeningen zwaaide. ’Skoif de tekeningen langsaam naar Hamid, assoeblief.’ Ze hapte naar adem. De paar seconden die haar hart nodig had om weer te functioneren leken ééuwen. ’De tekeningen assoeblief’ Het accent in de stem klonk lachwekkend, maar de toon ervan was dat allerminst. Ze haalde diep adem en reikte de tekeningen aan over haar schouder. ’Dank oe. Dat ies heel ferstandiech!’ ’Dus u bent Hamid,’ zei ze onnozel. ’Om oe te dienen, ja!’ Hij liep met de tekeningen langs de bank. Hij was zó groot dat z’n kale schedeldak bijna tegen het plafond kwam. Zijn huid was gelig bruin zoals van een woestijnbewoner. Hij lachte. ’Ies oew sgoeld niet. De tekeningen zijn fan ons!’ ’Ons?’ ’De staat! Irak!’ Hij boog en ze zag achter z’n linkeroor een centimeters lang litteken. ’Leve de Profeet! Leve Saddam!’ Dreunend liep hij naar de deur, opende die, sloot hem weer, z’n voetstappen als mokerslagen in het halletje. Wat moest ze doen? De ramen open, gillen?

66


Irak? Saddam? Saddam Hussein? Wat moest die met de tekeni... Een daverende knal deed haar bijna van de bank vallen, en nog voor ze zich realiseerde dat het uit het halletje kwam, hoorde ze Maurits schreeuwen en vervolgens een dreunende bons die de vloer onder haar voeten deed trillen. Ze rende naar de deur. ’Maurits!’ In een nevel van kalk en kruitdamp stond hij hijgend en zwetend bij de voordeur. Schuin boven z’n hoofd zat een gat in de muur ter grootte van een mannenvuist. En naast hem lag, als een blok beton, Hamid op z’n rug met gesloten ogen. Bovenop z’n kale schedel vloeide traag helderrood bloed in de richting van z’n voorhoofd. ’Holland-Irak, 1-0’ hijgde Maurits, terwijl hij met een uitschuifbare, metalen ploertendoder zwaaide. ’Maurits! Heeft ie je geraakt?’ Hij grinnikte en wees naar het gat in de muur. ’Ben je echt niet gewond, lieverd?’ ’Nee poesje... Beetje bezweet, that’s all!’ ’Kan dat lawaai ophouden!’ riep een boze vrouwenstem van beneden. Maurits grijnsde en veegde het zweet van z’n voorhoofd. Toen bukte hij zich en begon aan Hamid’s schouders te sjorren. ’Wat ga je doen?’ ’Naar beneden...’ ’Hè?’ ’Poesje, Hamid is tweede secretaris van de Iraakse ambassade, snap je? Diplomatiek onschendbaar en zo!’ ’Maar...!’ ’Niks te maren, helpen! Denk maar dat ie een kast is. Jij duwt, ik trek!’ Ze duwde tegen het enorme lichaam. Centimeter voor

67


centimeter kregen ze hem de deuropening door. Maurits drukte op de liftknop. ’Wat ga je dan doen?’ Hij knikte naar de ramen op de overloop. ’Kijk maar naar buiten.’ Stomverbaasd deed ze het. Op de parkeerplaats stond niet ver van haar Mini een lange, zwarte limousine. ’BVD,’ zei Maurits. ’Die gaan Hamidje netjes naar Den Haag brengen om eens te babbelen, al betwijfel ik of ze iets uit hem zullen krijgen.’ De liftdeuren schoven open en ze duwden het lichaam naar binnen. ’Zo terug,’ zei Maurits vrolijk. Hij moest zowat bovenop de bewusteloze Irakees gaan staan om mee te kunnen. Verward liep ze terug naar de ramen. Na een minuut zag ze Maurits naar de limousine lopen. Hij zei wat door het half geopende raampje en toen reed de wagen tot vlak voor de entree van het flatgebouw. Twee mannen met gleufhoeden en trenchcoats stapten uit en liepen met Maurits mee naar binnen. Even later kwamen ze, doorbuigend onder het gewicht van Hamid, weer naar buiten en duwden hem met veel moeite op de achterbank van de auto. De chauffeur stapte in, startte en reed weg. Daniëlle liep terug naar haar appartement. Even later kwam Maurits binnen. ’Wat drinken?,’ vroeg hij. Ze knikte en dacht: net als vroeger, toen hij hier kwam. Net als vroeger, dacht Maurits terwijl hij de glaasjes inschonk en terugliep. Hij zette ze neer naast de tekeningen op tafel. ’Die worden zo gehaald’ ’Hoe... hoe kwam je hier?’ ’Simpel, poesje. Recherche werkt met politie-inlichtingendiensten. En die werken weer met de BVD. Jij had het over ene Hamid en de zoutmijnen van Wadi Hadad, dus belde

68


ik de jongens van de inlichtingendienst.’ ’En die wisten wie hij was?’ ’De BVD houdt elke Oosterling in dit land in het snotje. En Hamid vooral!’ ’O?’ Hij tikte op de tekeningen. ’Weet je wat dit zijn?’ ’Machines?’ Hij grijnsde en nam een slokje. ’Raketten, poesje! De nieuwste NAVO-raketten, ontworpen door de Holland Signaalfabriek voor Defensie!’ ’Hè...? Wat moest Valery daarmee?’ ’Spionage. De Irakezen hebben na Desert Storm grote behoefte aan nieuwe wapens.’ ’Maar...’ Ze schrok op door het snerpend geluid van de bel. Tot haar verbazing stond hij op en liep naar de intercom bij de deur. Even knipoogde hij, alsof hij zou zeggen: Net als vroeger, weet je nog... als we hier samen zaten en we kregen bezoek. Hij drukte op de knop. ’Hallo?... ja, u weet de etage? Mooi!’ Hij drukte op de zoemer. ’Kom eens hier.’ Ze kwam overeind en liep naar hem toe. Hij sloeg een arm om haar heen, voerde haar naar de voordeur en deed die open. ’Ik mag je zo wel vasthouden, hè?’ ’Maurits, wat is er?’ ’Zo... lekker stevig, dat zal je wel nodig hebben!’ Ze keek hem verbijsterd aan, maar hij knikte in de richting van de lift waarboven het lampje opflikkerde. Opeens werd ze woedend, wilde ze zeggen dat al die geheimzinnigheid nou eens afgelopen moest zijn, maar plotseling was haar stem spoorloos. Want tussen de geopende liftdeuren stond een kalende man in een loden jas en z’n pitbulloogjes keken haar vriendelijk aan vanachter z’n dikke brilleglazen.

69


’Bloemsema,’ zei hij. ’Hoe maakt u het sinds gisteravond, m’n beste mevrouw Bouwmeester?’ 13 ’Als volgt,’ zei Bloemsema en poetste omstandig de brilleglazen. ’Wij van de BVD zijn al een tijdje doende met bedrijfsspionnage bij Holland Signaal. Enkele dagen geleden kwamen we er eindelijk achter dat het lek nota bene binnen de top van het departement van Defensie zit!’ ’Zo!’ zei Maurits geïmponeerd. ’Wij kwamen erachter hoe tekeningen en ontwerpen van de nieuwste wapens het land uitgaan. En daarbij komt de mode, en in het bijzonder modehuis l’Hiver in beeld.’ Uit de binnenzak van z’n colbert haalde hij een opgevouwen vel papier en streek het glad. ’Een patroon’ zei Daniëlle verbaasd ’Een patroon van een mantelpakje...’ ’Ja, althans op het eerste gezicht...’ Hij haalde weer een vel te voorschijn. ’En dit?’ Het was zo’n soort schematische tekening als ze op de vellen in de bruine envelop had gezien. ’Een raket,’ zei ze dus maar, want dat had Maurits ervan gezegd. ’Precies. En nu...’ Hij schoof het vel onder het patroon van het mantelpakje. Ze zag het meteen! ’Goeie God!’ zei ze. ’Ze... ze hebben die raket in dat mantelpakje verwerkt!’ ’Precies,’ zei Bloemsema. ’Die patronen worden afgedrukt in tijdschriften en je moet van goede huize komen om te ontdekken dat zo’n modepatroon een geheime werktekening van geleide wapens verhult. En tijdschriften worden uitgewisseld, wereldwijd verstuurd. Naar Bagdad bijvoorbeeld. Geen hond die dat checkt!’ Ze zweeg. Maurits ging rond met de fles.

70


’Geef mij er nou ook maar een!’ zei ze in gedachten. ’En ’W’ is, wat u noemt, het lek!’ ’Ongetwijfeld...’ Hij glimlachte zuur. ’En het vervelende is dat we zijn identiteit niet kennen.’ ’Iemand die ’W’ heet en op de top van dat ministerie werkt. Dat moet toch niet moeilijk zijn!’ ’Mevrouw...’ De pitbull-oogjes kregen iets bestraffends. ’Is het een voornaam of een achternaam? Een codenaam wellicht? Een schuilnaam? Is het überhaupt een naam?’ Hij boog zich voorover en nipte van z’n glas. ’Er zijn veertien mensen in de top van Defensie bekend met dit soort ontwerpen. Zes van hen dragen een achternaam die met een W begint, drie mensen heten er Willem, Wouter, Walter. O natuurlijk, we schaduwen hen, dag en nacht...’ Hij trok een spijtig gezicht. ’En we hadden hem ook bijna... gisteravond. Ik had hem bijna!’ ’Ja, u was daar.’ ’Correctie,’ zei hij. ’Ik was er wel, maar te laat! Wij wisten dat Valery Nyst de contactpersoon was voor l’Hiver en ook dat ze om acht uur zou thuiskomen. Ik had daar willen posten vanaf half acht, maar een collega van uw eh...’ Hij keek even naar Maurits. ’Vriend,’ zei ze en pakte de hand van Maurits. Hij glimlachte, maar Bloemsema sloeg er geen acht op. ’Enfin,’ zei hij, ’ik werd bekeurd wegens fout parkeren en ik had geen rijbewijs bij me!’ Maurits keek schuldig, dus kneep ze even liefkozend in z’n hand. ’Maar Madeleine de Winter,’ zei ze. ’Die moet dan toch weten wie het is!’ ’Ongetwijfeld... Maar wij kunnen niets inbrengen tegen mevrouw! Valery Nyst was de contactpersoon en...’ Maar ze was al opgesprongen en holde onder hun verbaasde blikken naar het antwoordapparaat. ’Luister,’ zei ze. ’Luister!’ En ze drukte op de playbacktoets.

71


’Bliep... bliep...’ Dit is Madeleine de Winter. Ik zou graag willen dat u me zo spoedig mogelijk belt...’ l’Hiver, Amsterdam, 1755826.’ Bliep-bliep... ’Daniëlle! Ik móet het doen, begrijp je! Ik móet het doen!... jij moet ook wat doen, Daniëlle. De foto’s achter het zwembad, geef ze aan Wè...’ Bliep-bliep. Bloemsema vloekte verbluft. ’Nog een keer alstublieft!’ Doodstil luisterden ze nog een keer. ’Wè... Wè...’ zei Bloemsema voor zich uit. ’Wellinga, Westerduin, eh, Westra, Werkman... Keurig, keurig! Van negen naar vier en we weten dat het een achternaam moet zijn, want Willem, Wouter of Walter kan het niet zijn!’ Hij keek op. ’Foto’s, wat voor foto’s?’ ’Geen idee!’ ’Zwembad?’ Ze schudde haar hoofd en keek vragend naar Maurits, maar die deed hetzelfde. ’Foto’s, foto’s...’ Bloemsema trok de fles naar zich toe. ’U permitteert...?’ ’Gaat uw gang.’ ’Chantage,’ zei Maurits opeens. ’Ze chanteren die Wè, denkt U niet?’ Bloemsema knikte. ’Heel wel mogelijk, héél wel mogelijk. Het zegt u echt niets, mevrouw Bouwmeester? Zwembad? Ik bedoel, u kent meneer De Groot...’ ’Nauwelijks!’ zei ze haastig. ’En ik ben van m’n leven nog nooit met hem bij een zwembad geweest!’ ’Vreemd... vreemd...’ Hij nipte weer van z’n glas. ’Waarom wil Madeleine de Winter dat ik haar terugbel?’ vroeg ze. ’Dat lijkt me wel duidelijk,’ zei Maurits, ’Ze zal inmiddels ook wel weten van die tassen die verwisseld waren, dus die heeft dezelfde conclusie getrokken als Pam, en Loeb, en onze vriend Hamid. Ze wil de tekeningen.’ ’En die Lin Piao!’ zei ze. ’Wie is dat? Een Chinese spion?’ ’Taiwan,’ zei Bloemsema. ’Ik had al begrepen dat die

72


naam u ter ore was gekomen. Loeb en zijn compagnon Pam dachten dat u voor hem werkte, is het niet?’ Ze knikte mismoedig. ’Wat denkt u van de moord?’ Hij grinnikte. ’Je zou zo zeggen dat als het geen zelfmoord is, u het gedaan moet hebben...’ ’Zelfmoord is uitgesloten,’ zei Maurits. ’Er stonden geen vingerafdrukken van Valery op die kam.’ ’Nee,’ zei Bloemsema, ’Tja, maar dat gif. Ik heb daar vanaf half negen gepost. Ik heb ze in volgorde binnen zien komen, die couturier, toen Madeleine de Winter, dat mannetje Pam, u, Monique Leppink, Loeb... Ik zou toch zeggen dat het een van de mensen moet zijn die weer weggingen omdat men niets heeft gevonden waar dat gif in zat. Dus die couturier, of Loeb... theoretisch u ook.’ Hij kwam overeind. ’Wat zei u?’ vroeg Daniëlle verbluft. Ze zei het zo fel dat ze onwillekeurig keihard in de hand van Maurits kneep. ’Zei U dat na Charles...’ ’Hè!,’ zei Bloemsema geërgerd, want met z’n elleboog stootte hij per ongeluk de fles om, zodat de drank gutsend over de tafel liep. ’Hè, wat stom,’ zei hij met een rood hoofd en trok z’n zakdoek uit z’n zak. ’Geeft niks,’ zei Daniëlle. Ze wilde opstaan, de vraag die ze hem nog had willen stellen onafgemaakt in haar hoofd, toen ze de zoete geur van de rum snoof. ’Likeur!,’ zei ze. ’Valery Nyst had likeur gedronken toen ik daar kwam!’ Ze sprong zo opgewonden overeind dat ze haar beiden verbouwereerd opnamen. ’Maurits, jullie hebben niks gevonden waar het in heeft gezeten, hè?’ Hij schudde z’n hoofd. ’En zeker geen likeur!’ Hij keek op z’n horloge. ’Zeg, waarom gaan we niet...’ Het gerinkel van de telefoon onderbrak hem. Het was oom Geert. ’Daniëlle, ik heb hier zojuist een overheerlijke selderijsalade gemaakt met rammenas en venkel...’

73


’Eh...’ zei ze met een schuin oog naar Maurits, maar oom Geert sprak gewoon door. ’En verder hebben ze je regenjas hier teruggebracht, gestoomd en wel. Als dat aardige vriendje van je mee wil eten...’ Met een hand op de hoorn fluisterde ze naar Maurits: ’Oom Geert, selderij met rammenas. Ik moet wel, schat!’ Zijn gezicht maakte duidelijk dat selderij met rammenas hem niet aantrok. ’Dan drinken we daarna wat!’ zei hij. Ze knikte dankbaar en zei tegen oom Geert: ’Ik kom eraan, maar zonder het vriendje.’ ’Jammer,’ zei oom Geert. ’Het lijkt me een jongen met een interessant Karma!’ 14 ’Het is niet van mij!’ zei ze. Oom Geert fronste. ’Maar het zat in de zak van je regenjas, zeiden die politiemannen.’ Een mollig wijsvingertje prikte op de letter M die in het gesloten dekseltje van de poederdoos stond gegraveerd. ’Er staat een M op!’ ’De M van Madeleine,’ zei ze nadenkend, ’of Monique. Ik vond het op de trap toen ik m’n tas kwam halen. Een van de twee moet hem verloren zijn... Nou ja, als ie van Monique is geweest...’ Ze maakte de zin niet af, maar prikte de laatste blaadjes sla aan haar vork. ’Mevrouw de Winter?’ zei oom Geert. ’Die is toch zo zwaarlijvig dat ze zelfs die een of twee etages met de lift gaat?’ ’Ja,’ zei ze en at gedachteloos de sla op. ’En?’ Hij glimlachte hoofdschuddend. ’Je bent er niet bij, kleine meid! Iemand die met de lift gaat verliest haar poederdoos toch niet op de trap!’ Verwonderd keek ze op. ’Nee,’ zei ze. ’Dan was hij dus

74


van die arme Monique.’ Ze pakte het doosje en klapte het open. Het was leeg. In het spiegeltje keken haar grijze ogen haar verbaasd aan. Een mannequin met een lege poederdoos? ’Leg je wijsvinger er eens op.’ ’Wat zegt u?’ Oom Geert was opgestaan, liep achter haar langs en legde z’n handen op haar slapen. ’Voelen...’ zei hij. ’Laat de Sitra door je heen gaan... doe je ogen dicht... voel je het? Concentreer je...’ Haar slapen werden warm, maar niet van z’n handen want die voelden koel aan. Ze was er weer... ze liep die trap op met haar tas, ze zag het doosje, bukte zich, raapte het op, stak het in haar zijzak, ze liep naar die deur... Ze voelde hoe haar vingers trilden en opeens waren er beelden van eerder op de avond. Monique Leppink met de plastic boodschappentas, Charles met wie ze bij Valery naar binnen liep... Dan opeens Madeleine de Winter... ’Ze poedert zich,’ zei ze hardop. ’Wie?’ Oom Geert’s stem leek vanuit een tunnel te komen. ’Madeleine... Maar er zit poeder aan het donsje...’ Ze hoorde zelf de teleurstelling in haar stem. ’Ga verder...!’ Ze schudde haar hoofd. ’Alles komt door elkaar!’ zei ze klagerig. ’Concentreer je, Daniëlle!’ Z’n handen maakten wrijvende bewegingen. De beelden flitsten nu voorbij als in een versnelde film. Monique die zonder de boodschappentas de gang opkwam, de portier die voor de deur wachtte met de bruine envelop. Madeleine’s gezicht in de zakkende lift, Loeb met zwartleren handschoenen en de wasbleke Valery, de portier die weer aankwam, een hand in z’n zak, nòg stond te wachten toen de camera weer terugzwaaide, langs het schilderij waarop mensen zonnend bij water in terrasstoe-

75


len zitten, dan zij zelf onder het bloed rennend naar de lift, en de stemmen van de portier en Madeleine die omhoog kwamen, de gil van Annebel, een rinkelend geluid, dan de engerd weer... ’Bloemsema,’ zei ze zwakjes. ’Bloemsema zei iets voor hij de fles omgooide...’ Ze schoot overeind, klaarwakker. Ik weet het! Wilde ze schreeuwen, maar in werkelijkheid fluisterde ze het. ’Ik weet het! Ik weet hoe het gegaan is! Herinnert u zich dat u zei dat dat gif Crapula Alba niet met alcohol kan omdat je er van gaat overgeven en het dus uitspuugt?’ ’Nou, je wordt er wel ontzettend beroerd van...’ Ze zag aan z’n ogen dat hij het opeens begreep. ’Dus dàt is het!’ zei hij. ’Daarom nog een keer! En met het geluk dat jouw kam er lag!’ ’Ja. En ik weet ook waar dat zwembad is!’ ’Zwembad?’ ’Ja, dat heeft er niks mee te maken!’ Haar stem kwam op sterkte. ’Tenminste, niet hòe Valery werd vermoord! Kom op, oom Geert!’ Hij vroeg niets, maar holde op z’n pantoffels achter haar aan naar buiten. 15 ’Ik had het bijna, vanmiddag,’ zei ze en schakelde terug om de bocht te nemen. ’Ik probeerde me voor te stellen hoe ik binnenkwam. In die portiersloge zag ik de monitoren van die video, en op één ervan een schilderij!’ ’Het zwembad.’ ’Ja, maar wie let daar nou op in zo’n toestand. Een schilderij van Hockney, die man is maf van zwembaden!’ Oom Geert trok een gezicht alsof hij die voorliefde niet deelde. ’Juist,’ zei hij. ’En Charles associeerde dat met foto’s.’

76


’Ja. Foto’s die ik zou moeten geven aan iemand wiens naam met ’Wè’ begint. Maar dat mag die Bloemsema verder regelen.’ Ze voelde dat hij naar me keek. ’Als Charles dat vraagt,’ zei hij, ’dan zijn ze dus ook belangrijk voor Charles. Het zou wel eens de verklaring kunnen zijn voor dat schizofrene gedrag van hem.’ ’O ja,’ zei ze nerveus. ’Natuurlijk!’ Hij legde een hand op haar schouder terwijl ze optrok voor het groene verkeerslicht. ’Kalm aan, Daniëlle.’ Ze knikte met samengeknepen lippen. Als die foto’s er nog maar zouden zijn... ’Valery was de enige geweest die wist waar ze waren. En Charles... Hoe was hij erachter gekomen? Ja, iedereen had het op die monitoren beneden kunnen zien. Ik weet wel zeker dat Valery ze daar had verstopt in die elf seconden die de camera nodig had om terug te zwaaien.’ Ze keek even opzij. ’Waarom heeft Charles ze niet zelf gepakt?’ ’Charles was het waarschijnlijk wel van plan,’ zei oom Geert rustig. ’Maar hij wilde je eerst achterna, en dat deed hij ook, want nog geen paar minuten later vertrok hij daar. Je weet het nog, hij had z’n jas aan en hij keek nors. In die paar minuten dat hij daar binnen was, heeft Valery hem gedreigd met iets, maar z’n besluit stond vast. Hij wilde jou!’ ’En ik was weg.’ ’Precies. Ik vermoed dat hij naar je huis is gereden, maar jij had toen al ontdekt dat je de verkeerde tas had meegenomen. Daarna is hij misschien teruggegaan met het plan om zelf die foto’s te halen, maar toen was daar de hel al losgebroken.’ Ze knikte en sloeg linksaf de P.C. Hooftstraat in. ’Het is het laatste huis.’ zei ze. ’Links tegen het park. Bent u zenuwachtig?’ Hij keek haar bijna boos aan. ’In de winter van ’43 liep ik met twee kameraden van de KP in de Euterpestraat en...’

77


’Oom Geert, ik vroeg het maar.’ Ze parkeerde de Mini dubbel. ’Heeft u het?’ Hij klopte op z’n broekzak. ’O.k.’ Ze pakte haar zonnebril en zette hem op. Ze stapten uit. Het was doodstil. Het pand was donker, op de parterre na, waar neonschijnsel door het raam naast de deur zichtbaar was. Ze liep naar de motorkap en trok die open. Oom Geert bukte zich en trok twee kapjes van de bougies los. Toen deed ze de motorkap weer dicht en ging bij het portier staan. ’Ja,’ fluisterde ze. Oom Geert liep naar het pand toe, belde aan, duwde vrijwel direct de deur open, en trok hem achter zich dicht. Even later ging de deur weer open. Piket stond met oom Geert op de drempel en tuurde langs diens uitgestoken vinger. Daniëlle zag hem knikken en hoorde hem zeggen: ’Het toilet is links achterin, tweede deur!’ Mooi, dacht ze nerveus. Oom Geert mocht het bougievet van z’n handen wassen. Dat was één. Twintig seconden om die zestien treden op te lopen, het neer te leggen, elf seconden wachten, een mislukking incalculeren, weer elf seconden... ’Goedenavond, mevrouwtje! Pech hè?’ Piket stond vlakbij haar. Ze hoestte. ’Ja,’ zei ze met een iets te hoog stemgeluid. ’Gek hoor, hij is pas nog nagekeken!’ ’Uw vader zei dat hij niet meer wilde starten...’ M’n vader!, dacht ze verrast, oom Geert verzint het wel! ’Klopt,’ zei ze. Ze gaf hem het sleuteltje en hij kroop achter het stuur. Ze telde de seconden. Hij startte en de motor rochelde. ’Klinkt niet lekker,’ zei hij. ’Ontsteking.’ Ze had de motorkap al open en de twee kapjes weer op hun plaats toen hij naast haar kwam staan en aan de kabels trok.

78


’Daar snap ik niks van,’ zei hij. ’Het ziet er goed uit!’ Ze bleef doortellen in haar hoofd. Vijftig seconden? Een minuut? Kom op, oom Geert! ’Nog maar een keer met het gas in,’ zei hij, kroop de auto in en startte weer. En de motor sloeg direct aan. ’Nou dat is me ook wat!’ zei hij. ’Auto’s en vrouwen, altijd kuren. Dat zul je altijd zien.’ Ze lachte. ’Nou, dat... O, daar heb je m’n vader!’ ’Jammer!’ zei hij en toen vlogen de rillingen over haar rug want hij boog zich naar haar toe en zei: ’Volgens mij heb ik u al eens eerder gezien, klopt dat?’ ’Pa!’ riep ze zenuwachtig blij. ’Hij doet het, hoor je wel?’ Tegelijkertijd schoof ze langs Piket heen achter het stuur. Hij stond nog naar haar te kijken toen oom Geert hem bedankte en naast haar kwam zitten. Ze ramde het pookje in de achteruit. De Mini reageerde direct. ’Voor elkaar?’ ’Ja,’ zei oom Geert. ’Het klopt wat je zei...’ ’Ik wist het! En zaten die foto’s er? ’ Ze remde, schakelde, trok op. ’Hier.’ Hij klopte op z’n borst. ’Ze zaten achter het schilderij, met plakband!’ ’Oom Geert, u bent fantastisch, werkelijk fantastisch!’ Ze keek even opzij, maar hij scheen niet geïmponeerd te worden door dat compliment. Ze draaide de auto de hoek van de Van Baerlestraat om. ’Goh, wat goed, de foto’s!’ Hij schudde z’n hoofd. ’Negatieven! Een strook Minoxnegatieven. Je kunt er zo niks op onderscheiden! We zouden ze eigenlijk moeten ontwikkelen en afdruk...’ ’Iris!’ riep ze. ’We gaan naar de redactie van Iris! Ik heb de sleutel van het gebouw! ’t Zit vlakbij en ze hebben een donkere kamer en vergrootapparatuur voor de modereportages...’ Hij knikte en keek uit het raampje. ’Is dat mevrouw De Winter?’ vroeg oom Geert. ’Dat is

79


toch l’Hiver?’ Ze keek weer opzij, schrok. Madeleine de Winter stond met haar tas op de stoep en keek de Van Baerlestraat af alsof ze op iemand wachtte. ’Ja,’ zei ze, ’die gaat natuurlijk weer naar een van die afschuwelijke inne party’s om op te vallen!’ Vijf minuten later parkeerde ze de auto pal voor de glazen deuren van het donkere kantoorpand. Het verkeer zoefde langs hen toen ze zich naar de ingang haastten en ze de juiste sleutel van haar sleutelbos opzocht. ’Links,’ zei ze zachtjes toen ze in de hal stonden. ’Daar is het trappenhuis.’ Ze liepen via de redactielokalen van de tweede etage naar de binnentrap. Op de bureaus staarden de grijze monitoren van de tekstverwerkers hen aan. Ergens buiten klonk het schelle geluid van een sirene. ’Boven is de produktie,’ zei ze, haar stem onwillekeurig gedempt, ’de kledingmagazijnen en de fotografie.’ Ze liepen de trap op. De jongens van de foto-afdeling hielden kantoor achter de meisjes van de Kleding. ’Afdeling’ was een wat groot woord, het was niet meer dan een paar vierkante meter waar een overleefd model vergrotingsapparaat stond en een open kamertje ernaast waar dia’s konden worden geprojecteerd dat tevens als gang naar het kledingmagazijn fungeerde. Toen ze het licht bij het vergroot-apparaat aanknipte, pakte oom Geert haar plotseling vast. ’Hoorde je dat?’ ’Wat?’ ’Ssst! Luister...’ Ze stond roerloos, maar ze hoorde niets anders dan de verkeersgeluiden van buiten. Oom Geert was een bovenste beste, dacht ze, maar al dat gedoe met aura’s en die herinneringen aan de bezetting speelden hem wèl parten!

80


’Nou,’ zei ze ongeduldig. ’Heeft u die negatiefstrook!’ Ze was toch wel zenuwachtig toen ze het plastic hoesje aanpakte. Ze wist nu wel wie en hoe, maar het motief moest bij die foto’s liggen, net zo goed als de verklaring voor het maniakale gedrag van Charles! Het was een hele smalle strook zwarte beeldjes. ’16 millimeter,’ fluisterde oom Geert. ’Minox. Typische spionagefilm! Ik herinner me dat MI-9 met het Englandspiel...’ Ze luisterde niet naar hem maar schoof de negatiefstrook in de vergrotingskoker, deed het rode werklicht aan en knipte het grote licht uit. ’Daar achter ligt fotografisch papier,’ zei ze terwijl ze de hoogte bijstelde. ’Kunt u dat...’ Op dat moment hoorde ze het geluid van voetstappen, heel zacht, ergens aan de andere kant van de design-room. Oom Geert had het ook gehoord, want hij stond stokstijf. ’Nachtwaker?’ vormden zijn lippen. Ze schudde haar hoofd. De nachtwaker zou net als zij de binnentrap hebben genomen. Ze schrok, omdat hij haar naar zich toe trok. ’Langs die kleren!’ fluisterde hij. Ze knikte nerveus en trok de negatiefstrook terug. Ze schoven in de richting van het gangetje met de kledingrekken. De geur van make-up en aceton was overweldigend. Ze drongen zich langs de blouses, rokken en jurken tot ze tegen de muurplanken met hoeden en schoenen stonden, ademloos, doodstil, allebei trillend als espebladen. Niet ver van hen vandaan kierde een deur en plotseling viel er wat licht naar binnen. Daniëlle voelde haar blouse tegen haar rug plakken, haar tong tegen haar huig alsof ze haar keel af wilde sluiten voor de schreeuw van angst.

81


Oom Geert kneep zachtjes in haar arm. Toen hoorden ze de stem. ’Ze móeten er zijn, er was licht!’ Een ingehouden stem die plotseling in volume toenam. ’Ja.’ Het zachte stemgeluid van een man dat plotseling in volume toenam. ’O.k., kom naar buiten!’ Ze sloot haar ogen en zocht naar een hand van oom Geert. Z’n vingers sloten zich rond de hare. ’Ik tel tot drie... Dan schiet ik!’ De deur werd wagenwijd opengeduwd en heel even zag ze een silhouet. Een silhouet dat een vuurwapen richtte. ’Eén...’ ’Oom Geert!’ Haar lippen trilden tegen z’n oor. ’Twéé!’ ’Stop!’ Ze gilde alle samengebalde lucht uit haar longen. ’Stop!’ Het was een fractie van een seconde stil. Toen zei de stem: ’Keurig, keurig! Een voor een tussen die kleren vandaan en hier naar toe. En denk erom, als je één beweging maakt dan schiet ik!’ ’En datzelfde geldt voor jullie!’ De stem van Maurits weerkaatste in het trappenhuis. ’Gooi je revolver neer! Nu!!’ Het leek een eeuwigheid te duren, toen kletterde er ijzer op de vloer. ’Mooi. Tegen de muur met de handjes omhoog! Braaf. O.k. Kraima, hou ze onder schot! Muntinga... de boeien!’ 16 ’Natuurlijk hielden we dat huis nog in de gaten!’ zei Maurits. ’We zijn niet gek, en ik zeker niet! Kraima en Muntinga in de bosjes, Gaarlandt in een huis aan de overkant. Wat dacht je? Moet je kijken!’

82


Hij schoof een avondblad naar haar toe. De kop was op z’n vetst en zei over alle kolommen: ’MANNEQUINS SIDDEREN VOOR ’THE RIPPERS!’ Eronder stonden foto’s van Monique Leppink en Annebel Bais, van Valery Nyst, van Charles; een tussenkop meldde: EEN GEPAKT, HOEVEEL ZIJN ER NOG? Ook van Sontrop was er een portretje met eronder: Comm. Sontrop: ’Deurkettingen onvoldoende!’ Ze zaten in de werkkamer van de Officier van Justitie Van Grevelen. Oom Geert dronk van de chocola die een assistent had weten te bemachtigen. Naast oom Geert zat Van Grevelen. Daniëlle zat naast Maurits. En naast hem zat Bloemsema. ’Nou, mevrouw,’ zei Van Grevelen en hield z’n pilsje op, ’laten we maar zeggen op uw scherpzinnigheid! Dat was geen peuleschil!’ ’Nee,’ zei ze uit de grond van haar hart, ’als Maurits er niet was geweest...’ Maurits glimlachte even. Er was een tijd, dacht hij, dat hij er inderdaad niet was geweest... een tijd die al weer heel ver achter hem leek te liggen. ’Proost,’ zei Maurits. Even tikten hun glazen tegen elkaar. Als dit zo meteen voorbij is, dacht Maurits, ga ik langs de bank en eens kijken wat de spaarrekening nog toestaat! We zouden bijvoorbeeld... Hij schrok op van een berispend kuchje. ’Mevrouw de Winter en haar portier,’ zei Van Grevelen. ’Ik kan er nog steeds niet over uit, wilt u dat geloven! Een vrouw van standing, eigenaresse van een gereputeerd modehuis, die een intieme verhouding heeft met haar portier en samen met hem de eigen topmannequin vermoordt.’ Aan z’n stem was niet te horen wat hij erger vond, dat Madeleine het met Piket hield of dat ze Valery om zeep hadden gebracht. ’Dat van die verhouding wist ik ook niet,’ zei Daniëlle.

83


’Maar natuurlijk schermde ze dat goed af. Het zou geen pas geven in haar wereldje om een affaire te hebben met een portier! Het doet er trouwens ook niets toe, Piket gehoorzaamde haar sowieso blindelings, zoals de meesten...’ ’Behalve Valery,’ zei Maurits. ’Ja, Valery wilde alles zelf. Het geld, de macht.’ ’Hoe wist u dat?’ vroeg Van Grevelen. ’Dat wist ik niet. Eerlijk gezegd heb ik heel lang gedacht dat ze net zo loyaal was aan Madeleine als Piket en de anderen. Dat had te maken met haar reactie toen Loeb langs kwam. Ik heb eerst gedacht dat Valery het met hem op een akkoordje wilde gooien. Loeb kwam binnen als Boezeman. Valery moest beiden hebben gekend. Boezeman omdat hij haar eerder had voorgesteld om naakt voor zijn blad te poseren, en Loeb vanzelfsprekend omdat het modewereldje klein is. Maar Valery schrok helemaal niet toen Loeb bovenkwam. Ze wilde de deur niet voor hem dichtgooien en Loeb mocht zo naar binnen. Aanvankelijk dacht ik dat Loeb haar gedreigd had omdat ze er ontzettend beroerd uitzag toen hij vertrok. Op die band staat ze doodsbleek in de deuropening terwijl hij woedend naar buiten loopt...’ Ze voelde hoe Maurits wat tegen haar aan schoof. Ze glimlachte. ’Dus dacht ik dat Loeb haar onder druk had gezet en dat ze toen de tekeningen wilde geven en die niet kon vinden...’ ’Want die lagen in jouw auto,’ zei oom Geert. ’Ja. Maar Loeb was gewoon een ratje, zoals Maurits dat noemde. Hij probeerde het gewoon. Valery liet hem binnen omdat ze eenvoudig de kracht niet meer had om hem de toegang te weigeren. Dat zie je heel goed als ze hem uitlaat, ze moet zichzelf vasthouden om niet in elkaar te zakken!’ Ze dronk haar glas leeg. ’Het gif’ zei Van Grevelen. ’Precies. Ik wist dat zeker nadat oom Geert me verteld

84


had dat dat vergif de huid verbleekt en dat het niet dodelijk is in combinatie met alcohol...’ Iedereen keek naar oom Geert. ’Dat klopt,’ zei hij. ’Ik herinnerde me dat de T’ai op de Suna-hellingen in Nepal Crapula Alba innemen met rijstwijn om peristaltische bewegingen op te wekken bij darmklachten. De T’ai zijn trouwens toch een volk dat zich al veel langer met de heilzame werking van vergiften bezig houdt. Ik weet nog dat...’ Hij zag hun blikken en glimlachte verontschuldigend. ’Dat pleitte Loeb vrij,’ zei Maurits, ’Want ten eerste liet de video zien dat Valery nog in leven was toen hij vertrok zodat hij haar niet kon hebben neergestoken. En ten tweede werkte het gif toen al, dus ook dat kon hij nooit hebben gedaan...’ Daniëlle glimlachte naar Van Grevelen omdat hij zo attent was haar glas nog eens te vullen. ’Ja,’ zei ze, ’Dus dat betekende dat Loeb van de lijst verdachten kon worden afgevoerd. En dat geldt natuurlijk ook voor die engerd Pam, want die was niet eens boven geweest’. Nadenkend nam ze een teugje. Maurits kneep even in haar hand alsof hij wilde zeggen: Prima, meid! Je zit hier wel mijn werk te doen, maar voor een keer vind ik het niet erg! ’Toen ik door commissaris Sontrop werd verhoord, zei de patholoog-anatoom dat ze op het moment dat ze werd doodgestoken al minstens een uur aan het doodgaan was door dat gif. Dat was dus op een tijd dat Loeb weg was en ik terugkwam, tussen tien en kwart over tien. Elke bezoeker dus die tot ongeveer half tien binnen was gekomen had het kunnen doen: Piket, Charles, Monique, Madeleine...’ Ze maakte een grimas. ’En ik natuurlijk, maar ik ben er tamelijk zeker van dat dat niet waar is...’ Bloemsema grijnsde ironisch.

85


’De politie kon maar niet vinden hoe het was binnengebracht. Het was dus weer meegenomen door de dader, maar ook het voorwerp waaruit Valery het had genuttigd. Charles trok z’n jas aan toen hij me vroeg op de avond achterna ging, dus dat had gekund, maar het tijdstip van zijn vertrek klopte niet met de vergiftigingsverschijnselen. Ze zag er heel goed uit toen ik daar de eerste keer kwam, net als toen Charles wegliep en Monique bij haar wegging. Net als toen Madeleine een paar minuten later arriveerde.’ ’En Mevrouw de Winter was de laatste voordat dat heerschap Loeb kwam!’ zei Van Grevelen. ’Ja, maar dat zegt nog niks. Daarom kunnen anderen het wel hebben binnengebracht! Piket met de envelop, dacht ik eerst, maar hij was maar even binnen en bovendien was hij er nog eerder dan Charles dus kon dat niet met de werking van het gif kloppen...’ Maurits keek op: ’Hij kon het toch ergens in hebben gedaan en dat ze het later dronk?’ ’Nee,’ zei ze. ’Want zoals oom Geert zei, verkleurt dat spul meteen, dus dan had ze gezien dat er wat mis was! Het moest iemand zijn die het toediende en er zeker van kon zijn dat ze het meteen opdronk. Nou, een portier...’ Hij knikte begrijpend. ’En Monique Leppink,’ vervolgde ze, ’liet de boodschappentas bij Valery achter, onuitgepakt, want ze bleef maar even binnen. Ze bracht ze alleen maar. Bovendien had Maurits verteld dat ze alle boodschappen tevergeefs op dat gif hadden geanalyseerd... Charles had het kunnen doen, hij had het bijvoorbeeld in een bonbon of zoiets kunnen stoppen. Hij was haar vriend, dus hij kon ook weten dat ze ergens verkikkerd op was dat ze toch eens zou innemen, iets dat zich niet verraadt door verkleuring. Ik heb dat ook gedacht tot op het moment dat hij werd gearresteerd. Want waarom zou hij wél de moorden op Monique Leppink en Annebel Bais bekennen en dan niet die op Valery?...’ Ze nam een slokje.

86


’Enfin, dat betekende sowieso al dat ik bij Madeleine uitkwam, maar die alcoholische bij-effecten zetten me pas echt aan het denken. Toen ik er voor de eerste maal kwam, dronk Valery likeur. Ik had dat thuis ook gedronken... Grand Marnier.’ Iedereen keek haar verwonderd aan, zelfs oom Geert. ’Ja,’ zei ze, ’dat heeft er een boel mee te maken! Valery zag er beroerd uit toen ze Loeb uitliet. Ze had, Maurits kan dat bevestigen, ontzettend overgegeven, zoals dat het logische gevolg is van drank met dat gif. Maar ik had dat ook gedaan.’ ’Geen wonder,’ zei Maurits. ’Je struikelde nota bene over een bebloed lijk!’ ’Dat dacht ik ook. Maar laat me eerst verder gaan. Toen ik daar in paniek de tweede maal de deur uitrende, kwamen Madeleine en Piket de trap op en toen ik de lift in vluchtte, gooide Madeleine haar tas naar me toe om me te stoppen. Dat gaf een hoog, rinkelend geluid... een geluid alsof er in die tas iets van glas brak!’ ’Het glaasje van de likeur,’ zei Van Grevelen gespannen. ’Ja. Madeleine wist dat Valery ervan baalde om als contactpersoon het vuile werk op te knappen. Valery wilde zelf met die tekeningen aan de gang. Madeleine besloot Valery te vergiftigen, maar ze wist niet dat Crapula Alba niet werkt in combinatie met alcohol... Goed, terug naar gisteravond. Meneer Bloemsema hier zei dat hij er vanaf half negen had gepost. Hij zei ook dat Valery om acht uur thuis kwam, dat daarna Charles arriveerde en toen Madeleine! In die volgorde!’ ’Verdomd!’ zei Maurits. ’Dus ze was er al!’ ’En ze is er al die tijd gebleven, want...’ Daniëlle keek naar Bloemsema, ’U zei dat u alleen mij, Charles en Loeb had zien vertrekken!’ Hij knikte en nam een slok van z’n bier. ’Klopt. De Winter is pas nadat de moord was ontdekt naar buiten gekomen.’ ’Ja. Dat verklaart ook waarom er een Iris bij Piket open-

87


geslagen lag op de pagina’s waar het ging over vrouwen in de overgang. Ik vond dat al vreemd voor een man als Piket, maar Madeleine was daar...’ ’En trok zich terug als er zich een bezoeker aandiende,’ zei Bloemsema begrijpend. ’Dat kon gemakkelijk achter die loge.’ ’Ja. En het gekke was dat toen ik bij Valery vluchtte, zij met Piket beneden stond te praten en toen zei dat Valery haar net had gebeld! Dat kon dus niet, want ze was al die tijd in het huis!’ ’Maar waarom zei ze dat dan?’ ’Omdat ze op de monitoren mij en Annebel Bais zagen, zodat er mensen waren die later konden bevestigen dat Madeleine gebeld was en dus net binnen was.’ Het was even stil. ’En dus?’ vroeg Van Grevelen. ’Het poederdoosje,’ zei ze. ’Eerst dacht ik dat het van Monique was. Madeleine gaat altijd per lift, dus die kon het niet verloren hebben op de trap. Maar het zou gek zijn als Monique, een mannequin, haar poederdoosje niet zou hebben gemist! En bovendien was het leeg, en daar kan een mannequin helemaal niet tegen... En verder komt ze maar één keer boven, alleen met een boodschappentas, en niet met een make-up tasje! En tenslotte, zou ze het eerder verloren zijn op die trap, dan hadden andere bezoekers, ik bijvoorbeeld de eerste keer, dat allang gevonden, want het lag daar tamelijk opzichtig...’ Van Grevelen krabbelde wat aantekeningen. ’Gaat U verder.’ Daniëlle keek even naar Maurits. Hij knikte trots. ’Goed,’ zei ze, ’Madeleine brengt in haar poederdoosje het gif mee naar binnen. De poederdoos was vol, want ze heeft de brutaliteit om zich nog even te poederen voor ze naar binnengaat.’ ’Dat was om te checken,’ zei Maurits. ’Zoiets kijk je nog even na, en wat is er natuurlijker dan dat een vrouw die op

88


bezoek gaat zich nog even bijwerkt?’ ’Precies. Die video is zwart-wit, dus je kan niet zien of dat poeder wit of roze is, en het doet geen schade als je er zogenaamd een beetje van op je huid doet. Enfin, binnen stort ze het gif in Valery’s glaasje. Misschien heeft ze nog gevraagd om de tekeningen, misschien ook niet, want ze was toch van plan om Valery uit de weg te ruimen. Madeleine loopt de deur uit met een lege poederdoos en het likeurglaasje in haar tas en gaat bij Piket zitten. Niet voor niets, want op de monitoren kunnen ze volgen wanneer een bezoeker zal merken dat Valery niet meer open doet. Als zo’n bezoeker binnenkomt, trekt Madeleine zich achter die portiersloge terug. Dat was dus om kwart over negen. Het gif doet er een uur over. Maar later zien ze Valery nog steeds in leven wanneer ze Loeb uit laat! En dan moeten Piket en Madeleine ook begrepen hebben dat het niet werkte! Ze zag er weliswaar rot uit, maar ze leefde. Ze schrikken dus daar beneden. Maar vergeet niet dat Madeleine waarschijnlijk mijn kam heeft gezien toen ze binnenkwam. Misschien zei Valery er wel iets van dat ik m’n tas vergeten was. Madeleine en Piket besluiten dan om hun fout alsnog te herstellen. Piket mag dat doen!’ ’Nou!’ zei Van Grevelen twijfelend. ’Een portier komt wel eens meer boven en hij is als huisbewaarder vanzelfsprekend in het bezit van een moedersleutel, maar hij wist als geen ander van die videocamera, dus... hoe deed ie dat?’ ’Dat was het moeilijkste, maar het ligt heel simpel. Madeleine geeft haar lege poederdoos aan Piket. Piket heeft inderdaad de sleutel bij zich. Hij loopt met die poederdoos opengeklapt de trap op rond die liftkoker tot vlak voor het punt waar het bereik van die camera begint. Dan schuift hij het doosje op een van de bovenste treden, het spiegeltje zó dat hij daarin de camera kan zien draaien zonder dat dat ding het spiegeltje filmt.’ ’Nou je ’t zegt,’ riep Maurits. ’D’r zit in die film een soort lichtflitsje nadat Loeb is weggegaan!’

89


Ze knikte. ’Precies.’ Van Grevelen krabbelde hoofdschuddend op z’n bloknoot. ’Toen probeerde hij er de goeie plaats voor te vinden, waarschijnlijk met een stokje of zo. Madeleine kon hem beneden via de monitoren corrigeren. Enfin... Hij ziet de camera terugdraaien en rent de laatste treden op, steekt de gang over... hij heeft elf seconden. Oom Geert heeft het vanavond gereconstrueerd in dat huis en hèm nam dat vijf seconden. Maar dan... dan moet je razendsnel zijn, sleutel in het slot, omdraaien, deur openen, sleutel eruit, zelf naar binnen, deur achter je dicht! Als je het heel snel doet is het misschien mogelijk in zes seconden, maar het risico is groot... en dan is die camera al teruggezwaaid en sta je met een sleutel in beeld te frunniken... of de deur wordt nog zichtbaar dichtgetrokken...’ Ze knikten allemaal, behalve oom Geert. ’Herinner je je nog, Maurits, dat direct nadat Loeb was vertrokken, Piket bovenkwam? Sontrop zei toen nog: ’Een kans van één op de miljoen!’ Hij rende die eerste seconden buiten beeld naar de voordeur, want opeens zag je hem daar staan...’ Maurits keek haar met samengeknepen ogen aan. ’Toen stak hij iets in z’n zak, ja?’ Heel langzaam knikte hij, de lippen getuit. ’Dat was de sleutel! Het ging de eerste keer niet! En denk erom dat Madeleine beneden aan de monitor zat! En je kon boven geluid van beneden opvangen want ik hoorde haar ook toen ik eruit rende... Dus wat moet Piket doen? Razendsnel steekt hij de sleutel in z’n zak, en om zich een houding te geven belt hij aan! Piket belt aan! Dat deed hij eerder niet, waarom ook? Hij heeft een intercom, hij kan opbellen dat hij er aankomt, hij klopte die vorige keer! Hij moet zich een houding geven, dus hij belt! Althans, alsof natuurlijk, want anders zou Valery open hebben gedaan! Als je die band beeldje voor beeldje zou bekijken, durf ik te

90


wedden dat z’n vinger de bel niet indrukt!’ ’Snotver!,’ Maurits fronste. ’En vervolgens bleef hij wachten tot hij weer buiten beeld was!’ ’Nee, dat zou te verdacht zijn. Elf lange seconden daar voor die deur! Nee, hij liep terug tot voorbij het spiegeltje, en toen deed hij het nog een keer, en dan succesvol!’ ’Juist,’ zei Van Grevelen. ’Hij kwam binnen, trof Valery Nyst ziek aan en stak haar neer met uw kam. Hij veegde de vingerafdrukken weg en toen hij door dat kijkgaatje tuurde naar de camera zag hij u!’ ’Ja... reken maar dat hij daar van schrok! Dat verklaart ook dat hijgen dat ik toen hoorde!’ Ze wreef met een hand over haar ogen. Het klonk allemaal zó logisch achteraf. ’En de poederdoos?’ vroeg Bloemsema. ’Daarom dacht ik aan dat gif. Kijk, ik zag hem liggen op de trap en raapte hem op. Er zat waarschijnlijk nog wat van dat Crapula Alba in, ik moet er in elk geval iets van aan m’n vingers hebben gekregen! Want toen ik daar binnen was, stak ik in paniek m’n vingers in m’n mond, en direct erna begon ik ook te kotsen, al dacht ik toen dat dat door de schok kwam! Maar het kwam omdat ik ook gedronken had!’ Maurits keek vertwijfeld. ’Ik weet het zeker! Vraag het maar bij dat lab. Als ze twee soorten braaksel uit elkaar kunnen halen, dan moeten ze in allebei de sporen van het gif vinden!’ Het was weer even stil. Toen zei Bloemsema: ’Tja, ik zou toch gezworen hebben dat u het had gedaan! Of anders Loeb!’ Oom Geert knikte. ’Dat was natuurlijk de reden dat u de politie kontakte om achter haar aan te gaan, zodat ze haar bij mij troffen!’ Maurits knikte nog voor Bloemsema. ’Dat is wel even gek hoor, dat de BVD je belt en het blijkt dat je ex-vriendin een moord heeft begaan!’

91


Ze lachten. Ze boog zich naar hem toe ’Hoe bedoel je? Ex-vriendin?’ Ze lachten nog harder, Maurits tamelijk onnozel. ’Ik heb toch wel even getwijfeld over Loeb,’ zei ze. ’Als hij op de een of andere manier een sleutel had gehad, kon hij dezelfde truc hebben uitgehaald. Per slot had hij een motief, want hij wou de tekeningen! Maar toen herinnerde ik me dat die engerd Pam bij oom Geert tegen me zei dat ik niet zo stom had moeten zijn om Valery neer te steken... Nou, Pam en Loeb werkten samen, dus...’ ’Ja!’ zei Maurits. ’Nou weet ik ook waarom die Piket toen hij met Madeleine boven kwam en het lijk zogenaamd had ontdekt, terugliep naar de trap en zo stom naar beneden keek... hij miste de poederdoos!’ ’Ja,’ zei ze, ’als hij zo slim was geweest om die eerst op te rapen en dan pas verder te gaan!...’ Er werd geklopt. ’Binnen!’ riep Van Grevelen. De deur ging open en een man in portiersuniform stond met een envelop in z’n hand op de drempel. ’Wat is er, Ros?’ ’De foto’s, meneer Van Grevelen.’ ’Ah...’ Maar Maurits was al overeind gekomen en liep naar de portier toe. Ze zag aan z’n gezicht hoe hij schrok toen hij de foto’s uit de envelop nam. Toen liep hij er mee naar de tafel en kwam weer naast haar zitten. ’Hou je goed vast!’ zei hij. ’Of liever, hou mij maar goed vast...’ En tegelijkertijd legde hij de eerste foto op tafel. Het beeld was dat van een soort luxe boudoir. Aan een kaptafel zat een magere man in een driedelig kostuum met een ridderorde in z’n linker revers. Bloemsema vloekte: ’Westra! Snotverdrie! Westra! De secretaris-generaal.’ Maar Daniëlle keek niet naar de magere man, ze staarde naar Charles die tegenover hem stond. Wat zag hij er

92


vreemd uit! Ze zou niet eens kunnen zeggen waarom, maar hij leek anders dan anders. Maurits schoof haar de tweede en de derde foto toe. Plotseling was alsof iemand haar keel dichtkneep! De man in het kostuum zoende Charles op z’n mond terwijl hij hem ontkleedde! Maar dat was het niet waarom ze geen lucht meer kon krijgen! Het was dat naakte lichaam van Charles dat op de volgende foto’s zichtbaar was! En plotseling hoorde ze die idioot hoge stem weer van hem die haar toen op die verschrikkelijke avond wanhopig had nageroepen: ’Daniëlle! Nee! Luister naar me!... Daniëlle, Daniëlle...!’ Charles was een vrouw! ’O mijn God!,’ fluisterde ze. Maurits sloeg een arm om haar heen. Doodsbleek keek ze naar de anderen, en toen weer naar de glanzende foto’s. Het vreemde was dat hij nauwelijks borsten had. Op het moment dat ze de kleine littekens onder de tepels zag, zei Maurits: ’Ze is geopereerd, haar boezem is weggehaald!’ ’M... maar waarom?’ Van Grevelen schudde z’n hoofd. ’Een vrouw die een man wil zijn, het komt meer voor... Waarschijnlijk heeft ze er voortdurend onder geleden, dat man willen zijn en het toch niet kunnen! Maar toen ze het eenmaal had laten doen, moest ze wel verder, ze was Charles de Groot, een befaamd couturier...’ Hij keek hoofdschuddend naar de foto’s. ’En dan toch haar vrouwelijke gevoelens niet kunnen onderdrukken! Vandaar dat hij, zij, die foto’s aan die Westra wilde teruggeven! Hij, zij, hield van hem!’ Ze keek naar Maurits, maar gek genoeg zag hij er vrolijk uit. En ze begreep ondanks haar shock waarom. ’Dat was het!’ zei ze. ’Dat was waarom hij niet wilde... eh... Hij, zij, was wel verliefd op me, maar ze...’ Ze sloeg haar handen voor haar gezicht. Dat lichaam dat ze zo graag had willen aanraken, willen ruiken, vasthou-

93


den, voelen! ’En Valery, maar ook Monique Leppink en Annebel Bais wisten dat!’ hoorde ze Maurits zeggen. Ze keek weer. Op de laatste vier foto’s stonden de drie mannequins bij de vrouw die Charles was en de man van Defensie! Ze voelde het zuur van haar maag omhoog komen, slikte en greep Maurits vast. ’Ja, ja,’ zei Bloemsema. ’Dat was het. Ze chanteerden haar, of hem, met die wetenschap... Charles moest de tekeningen inwerken in de modetekeningen want anders zouden ze de foto’s prijsgeven! Dubbele chantage, op haar en op Westra! Tjonge, tjonge, wat een domoor om zich zo te laten pakken!’ ’Nou!’ zei Van Grevelen, ’Madame de Winter zal dat ook wel geweten hebben... dus die is waarschijnlijk net aan de dood ontsnapt!’ ’Waar aan?’ ’Aan de dood door een kam, mevrouw Bouwmeester. Denkt u eens goed na! Charles wordt gechanteerd door Valery. Zij merkt dat zijn - excusez: haar gevoelens voor u zo sterk worden dat de kans groot is dat, eh, het geheim ontdekt wordt! Dus sommeert ze u langs te komen en ermee op te houden! Charles laat dat toe, maar heeft nog geen minuut later spijt van de ontkenning van z’n gevoelens en wil u achterna! Hij vindt u niet... hij komt terug en hoort dat Valery is vermoord! Dat komt hem goed uit... hij kan, als hij Monique Leppink en Annebel Bais op dezelfde wijze vermoordt, vrij zijn... het kwam daarbij goed uit dat u daardoor net zo hard vrij kwam, zo kon hij het goedmaken. Er was er toen waarschijnlijk nog één die er van wist, afgezien van zijn geliefde Westra!’ ’Madeleine,’ fluisterde ze. ’Ja. Die heeft alle geluk gehad dat we hem direct hebben gegrepen!’ Van Grevelen schoof de foto’s over elkaar en stak ze in de envelop. ’Enfin, dit moet in combinatie met de tekeningen

94


en ongetwijfeld met een bekentenis van de heer Westra, ruim voldoende zijn om mevrouw De Winter te laten arresteren! Mevrouw, ik zou willen zeggen, we hebben een goeie aan u gemist in het korps!’ Hij stak de envelop in z’n zak en op de een of andere manier luchtte dat gebaar haar mateloos op, alsof er iets weg werd gesloten. ’Nou,’ zei ze zwakjes, ’hierna ben ik eigenlijk alleen maar blij met bejaarde streekromanschrijfsters en zingende pubers!’ Ze stonden op. ’Wat dacht je van mij’ vroeg Maurits. Ze gaf hem een zoen. ’Met jou ook!’ zei ze. ’Als je maar niet weer begint met doorzonwoningen en droogrekken.’ ’Heb ik dat ooit voorgesteld?’ Hij lachte. ’Ik moet er niet aan denken!’ ’O nee,’ zei ze en keek hem peinzend aan. ’Ik heb vannacht anders wel heel prettig gedroomd en daarin...’ ’Mooi,’ zei oom Geert. ’Ik zou dat graag eens willen horen! Wat vinden jullie ervan om alsnog mee te gaan en te kijken wat het boek van Tu Shun daarover te zeggen heeft! Dan kan die jongen meteen nog een hapje eten! Ik heb nog ergens een lekkere rammenas liggen en er zal vast ook nog wel wat venkel zijn!’ ’Nou...,’ zei Maurits. ’Ik...’ ’Oom Geert!’ zei ze kalm.’ ’Vanavond niet en zeker geen rammenas! En ook geen Tu Shun of T’ai T’ien of zoiets!’ Ze liepen de gang op. ’Nou,’ zei oom Geert verongelijkt, ’als je beter naar me geluisterd had... Herinner je je nog wat ik zei over die Charles?’ Ze keek hem aan en zoende hem op de knop van z’n neus. ’Dat hij niet kon kloppen!’ zei ze. ’Ja, oom Geert, ik weet het!’ Daar leek hij tevreden mee en hij knikte toen ze haar arm door die van Maurits stak. ’En voor u daar iets van zegt,’

95


zei ze, ’dat wil ik liever zelf uitvinden, of deze klopt!’ ’Nou,’ zei hij, ’ik weet nog dat ik in Katmandu was en dat daar...’ De rest van z’n zin hoorde ze niet meer want Maurits had de deur al achter hen dichtgetrokken. Zo stonden ze daar voor het stille Gerechtsgebouw. In de verte zag ze de pinkelende rode en groene lichtjes van een vliegtuig. Maurits trok haar naar zich toe. ’Ladies and Gentlemen, welcome aboard with Singapore Airlines,’ zei hij zachtjes. Verrast keek ze hem aan. Hij grinnikte en zoende haar. ’Ik heb nog dertien dagen non-actief, poesje!’ ’O... o ja?’ ’Ja.’ Ze glimlachte en zoende hem terug. ’Ja?,’ vroeg hij in haar oor. Ze voelde zijn warme lichaam tegen het hare. Even rilde ze, ze zag die afschuwelijke foto’s weer voor zich, dat vreemde lijf, die... ’Koud?,’ vroeg Maurits en trok haar nog dichter tegen zich aan, ’Of ril je van geluk?’ Ze keek op naar zijn gezicht, zag zichzelf weerspiegeld in zijn bruine ogen. ’Weet je wat het enige bezwaar van je is, poesje?,’ zei hij. Met een arm om haar heen liepen ze het bordes af naar zijn Landrover. ’Als ik ooit genoeg van je krijg en besluit je te vermoorden... Hoe doe ik dat dan zonder dat je het in de gaten hebt?’ Ze kuste hem op het puntje van z’n neus, daarna op z’n mond. ’Doodknuffelen,’ zei ze,’Dat lijkt me het enige!’ Ze bleven daar staan tot er niets meer van dat vliegtuig viel te zien of te horen.

96


97


492371053/matchcode

98



Topmannequin Valery Nyst heeft voor verslaggeefster Daniëlle Bouwmeester een primeur in petto. Daniëlle haast zich terug naar het luxueuze appartement waar een half hysterische Valery haar ­gruwelijk vernedert. Wanneer Daniëlle verbijsterd terugrijdt naar haar flat, ontdekt ze dat haar tas nog bij Valery ligt... met haar ­sleutels, haar paspoort en haar agenda. En met de ivoren toupeerkam, die, als ze terugkomt, tot aan de tanden in de linkerborst steekt van de mannequin... Ze wordt beschuldigt van moord. Een moord die alles te maken lijkt te hebben met een grote spionage-affaire, ­waarvoor de modewereld als dekmantel dient. Rechercheur Maurits Jansen, een v ­ roegere vriend van Daniëlle, helpt haar bij de ontrafeling van het mysterie.

395606

492371053/matchcode


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.