11 minute read

Van Japan naar Nederland op

Next Article
Nieuws pagina

Nieuws pagina

Hij raadt mij aan een bezoek te brengen aan ‘Chicken Street’ aan de andere kant van de rivier. Buiten zie ik het drukke verkeer op de Maiwand, een lange brede straat, voorbijgaan.

Na het ontbijt loop ik naar het centrum voor een bezoek aan de Iraakse ambassade voor een visum. Of ik die echt nodig zal hebben, zal pas na aankomst in Tehran blijken. Ook breng ik een bezoek aan het postkantoor voor enkele aerogrammes en aan het toeristenbureau om wat ansichtkaarten te kopen. Onderweg steek ik de Kabul rivier over en wissel bij een bank US dollars in tegen afghanis: 82 afghanis voor elke dollar. Verrast zie ik dat ook de D-mark een populaire munt is. Nadat mijn paspoort is verrijkt met een Iraaks visum (wel met een waarschuwing) en inmiddels met de aerogrammes en de ansichtkaarten op zak loop ik richting Share Naw, de wijk waarin Chicken Street ligt. De afstanden zijn gelukkig kort. Plotseling hoor ik een vrouwenstem mijn naam roepen. Hè, wie kent mij hier, zo vraag ik mij verbaasd af. Ik kijk om mij heen en zie aan de overkant van de straat drie vrouwen staan, een ervan zwaait met haar arm. Nog een keer wordt mijn naam geroepen en dan herken ik hen. Het zijn de drie Australische dames Mary, Aby en Janet die met hun Landrover-LWB net als ik vanuit Penang de Rajula hebben genomen naar Madras. Ik steek de straat over en de begroeting is hartelijk. In korte tijd vliegen ervaringen over en weer. En wie ontmoet je nog meer onderweg? Niet alleen reizigers die ik eergisteren in het Afghaanse consulaat in

Advertisement

de Honda CB350E

Reisverhaal. In KJMV-KONTAKT nummer 3-2021 ben ik geëindigd met mijn verhaal over mijn terugreis vanuit Japan met mijn Honda CB350. door Hans Wijmer de grootste, producent van deze middelen. De kakofonie van het aanprijzen van goederen en van westerse muziek die uit luidsprekers galmt, in het bijzonder psychedelische rock maar ook rhythm & blues, kwelt de trommelvliezen. De wijk is vergeven van al dan niet obscure hotel(letje)s. Sigi’s is zo’n typische plek voor ‘uitgefreakte’ personen, doch het hotel is goed georganiseerd en het voedsel schijnt eersteklas te zijn. In de straat van Sigi’s is een fraaie zelfbedieningszaak waar men tevens goed (lees: betrouwbaar) ijs verkoopt en diverse westerse tijdschriften zoals Stern, Bunte, Time, Newsweek, Paris Match en Engelstalige pockets. De wijk leeft!

Peshawar hebt ontmoet, maar ook de Fransen die met hun Renault R4 eveneens met de Rajula reisden en Kirsten, die blonde Amerikaanse, waarmee ik begin maart in gesprek kwam tijdens de middernachtelijke wandeling naar Bugis Street in Singapore. Zij vertelt dat ze een auto heeft gekocht in Kathmandu en hiermee verder reist. Allemaal zaten zij in die grote groep reizigers die op 7 en 8 mei na lang wachten uiteindelijk de grens bij Wagah kon oversteken. Het is een heerlijk weerzien met elkaar en het gevoel om als solitaire reiziger te zijn opgenomen in die grote familie van wereldreizigers vervult mij met vreugde.

Afghanistan is een arm land. Zonder fnanciële steun van de Wereldbank en concrete hulp van de Food and Agricultural Organisation (FAO) alsmede van rijke westerse donorlanden kan Afghanistan zich nauwelijks bedruipen. Veel goederen komen het land binnen als humanitaire hulp aan de bevolking. Bovendien ontvangt Afghanistan veel ontwikkelingshulp voor het verbeteren van de infrastructuur: de aanleg van wegen door de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en de bouw van waterkrachtcentrales met steun van WestDuitsland en stuwdammen voor irrigatie van landbouwgebieden.

Gisteren op weg naar Kabul passeerde ik voor Jalalabad een groot irrigatieproject dat, zo blijkt uit het boek van Nancy Dupree, gefnancierd is door de SovjetUnie. Waar het land grotendeels nog traditioneel is ingericht, heeft de hoofdstad Kabul zich behoorlijk kunnen ontworstelen aan het traditionele cultuurpatroon. Je kan echt wel zien dat de ’moderne tijd’ zich toegang heeft verschaft. Kabul is met zo’n 500.000 inwoners een ware oase in dit woeste en grotendeels onbewoonde Afghaanse landschap, een echte pleisterplaats voor een grote groep hippies en andere reizigers.

Aangekomen in de wijk wijk Share Naw is het net of je een andere wereld binnentreedt. Er zijn nogal wat winkels in en in de omgeving van Chicken Street met artikelen die de zwervende reiziger doet herinneren aan zijn thuisland. Aan een kant niet zo vreemd want veel goederen die het land binnenkomen bedoeld als humanitaire hulp aan de bevolking, worden uiteindelijk dankzij corruptie commercieel verhandeld in diverse winkeltjes, bazars en markten. Daarnaast tonen ze de bezoeker een zeer gevarieerd aanbod: antiek en snuisterijen, kleding – met name de in het Westen zo populaire Afghaanse jas – en leren artikelen, tapijten, kruidenierswaren en vruchten.

De zintuigen worden behoorlijk op de proef gesteld. De veelkleurigheid van de uitgestalde waar en de kledij van de permanente en tijdelijke bewoners prikkelt het netvlies. Het reukepitheel wordt gestreeld door de geur van versgebakken brood en gebak, geiten-, kamelen- en schapenhuiden, houtskoolvuurtjes waarop de shish kebab wordt gegrild en de onmiskenbare walm bij het passeren van menig hotel of eettent afkomstig van cannabisderivaten die hier vrijelijk te koop zijn en door menig reiziger enthousiast ‘genuttigd’ worden. Hasj en marihuana wordt nagenoeg openlijk gerookt en de verkoop wordt nauwelijks verhuld. Afghanistan is dan ook een van de grootste, zo niet

’s Middags ga ik me te buiten aan enkele aankopen, want wandelend langs de diverse winkels en uitstallingen zie ik een aantal voorwerpen dat mijn aandacht trekt. Zo laat ik mij verleiden tot de aanschaf van een wit Afghaans hemd met een mooi geborduurd front en een leren geldriem die zo breed is, dat-ie tevens dienst kan doen als niergordel zodat die mij steun geeft bij het motorrijden en voorkomt dat ik een beetje in elkaar zak. Het zijn wel extra uitgaven, maar ik beschouw het maar als bruikbare souvenirs en dat het wel het bedrag waard is. Als ik een winkel passeer waar ze onder andere muziekcassettes verkopen, hoor ik plots keihard de intro van Eight miles high van The Byrds uit een luidspreker knallen, terwijl wat verderop ik met moeite Purple Haze van The Jimmy Hendrix Experience en Shapes of Things van The Yardbirds van elkaar kan onderscheiden. Al wandelend ontmoet ik de Amerikaan met zijn Honda CB500 waar Gellius mij in Peshawar over vertelde. We raken aan de praat en maken een vrijblijvende afspraak om samen verder te reizen.

Zoals afgesproken ontmoet ik Gellius bij het Khyber en met een aantal van zijn medereizigers uit de bus gebruik ik daar de avondmaaltijd. Tijdens de maaltijd raak ik in gesprek met mijn buurman Dieter, een van de vele Duitsers in Kabul, over het aanbod van westerse waar. Hij zegt: “Gisteren zag ik in een kruidenierswinkel dat uit een grote zak met het opschrift ‘Gift from WestGermany’ meel werd verkocht aan klanten.” Voor eventuele vervolgaankopen heeft hij nog een aantal tips in petto: “Eerst goed oriënteren voordat je wat koopt, noteer de prijzen en modellen en spendeer daar de hele dag aan.” En hij geeft een voorbeeld om de prijs van een Afghaans hemd te bepalen. Tijdens het natafelen hoor ik een discussie aan over Iran en de Shah naar aanleiding van de vorig jaar in oktober gehouden festiviteiten. Een Amerikaan verkondigt op luide toon zijn ongenoegen over het exorbitant hoge bedrag dat de staat Iran heeft gespendeerd voor, wat hij noemt, het privé-feestje van de Shah, om het 2500-jarig bestaan van het Perzische Rijk te vieren in de woestijn bij de ruïnes van Persepolis, de ceremoniële hoofdstad van het oude Perzische rijk. “Pure geldverspilling, terwijl een groot deel van de bevolking nog in armoede leeft.”, briest hij op verontwaardigde toon. Andere tafelgenoten praten over de wegcondities in Afghanistan. Algemeen is men van mening dat ‘om de zuid’ de beste weg is om te reizen. ‘Om de noord’ via Mazar-i-Sharif geeft veel oponthoud, met name het traject tussen Herat en Mazar-i-Sharif. Je moet hier tenminste drie à vier dagen voor uittellen en dan het liefst in een voertuig met vierwielaandrijving. Het bevestigt wat Pasquale mij in Lahore heeft verteld en ook de informatie uit een toeristenbrochure over Afghanistan. een handjevol reizigers kon ervan profteren. Op 29 april is een Rode Kruiskonvooi de grens gepasseerd wat veel ophef onder de wachtenden veroorzaakte. Het gevolg was dat een week later de grens openging om de groep wachtende reizigers, inmiddels aangegroeid tot ongeveer 250 personen, door te laten, waarna de grens meteen weer werd gesloten.

Maar de door de Russen aangelegde weg naar Mazar-I-Sharif vanaf Kabul via de Salongtunnel (hoogste in de wereld op 3500 m) is goed. Over de route dwars door Afghanistan wordt niet gerept. Bovendien krijg ik te horen dat het geasfalteerde traject Kabul-Kandahar is aangelegd door of met hulp van de Verenigde Staten met onderweg enkele tolposten. Iemand waarschuwt dat je die niet voorbij moet rijden, want je ontvangen tolbewijs moet je bij de volgende tol laten zien, dan wel afgeven. Het traject Kandahar-Herat daarentegen bestaat uit een weg van betonplaten waarvan de voegen met bitumen zijn opgevuld. Tevens wordt er enthousiast gesproken over Bamiyan met de in de rotswand uitgehouwen boeddhabeelden, de meest westelijke aanwezigheid van deze godsdienst. De volgende dag bezoek ik de winkel waar ik het overhemd heb gekocht, want daar zag ik ook een mooi paarsachtig-blauw overhemd met een contrasterend geborduurd front. Met de kennis opgedaan van Dieter ga ik een poging doen dit aan te schaffen. Lopend langs de oever van de Kabul rivier die maar een smal gedeelte van de bedding benut, zie ik een tiental mannen die gehurkt hun gezicht en handen wassen en de mond spoelen.

Van de Pakistaanse regering kregen zij maximaal 72 uur de tijd om door Pakistan te reizen. “Die hele situatie bij Wagah was ‘a fucking crazy business’”, zegt Janet. De wereld is klein, zeker in Kabul, want ik tref zowaar Jo aan die ik voor het laatst nog zag bij de ontscheping van de Rajula in Madras. Over een paar dagen gaat hij naar Kandahar en zegt te overnachten in het Peace Hotel. Ik laat mij nog verleiden tot extra inkopen, dat wil zeggen ik laat mij een leren vest aanmeten voor 300 afghanis dat over twee dagen klaar is, aldus de (k)leermaker. Niet echt verstandig, want daarmee loopt mijn reisschema weer achterstand op. Bovendien, gelet op het aanbod van westerse waar, in dit geval Nederlandse, ik zie onder andere Fruittella en Blue Band in blik, koop ik impulsief pijptabak tegen een schappelijke prijs van omgerekend Hf

1,10: Amphora van Douwe Egberts en Clan van Theodorus Niemeyer – als een voorbode van een spoedige thuiskomst? – en tevens een paar doosjes lucifers.

Verrassend blijken het de bekende Zweedse lucifers te zijn die in Nederland bekend staan als Zwaluw lucifers. Ik ben weliswaar geen echte roker, maar ik heb wel een aantal jaren pijp gerookt. Nu nog een pijp op de kop tikken, maar die verkoopt de winkel niet.

Even later komen zijn reisgenoten Gerhard en Stefan aangelopen en na een kort overleg besluit ik met hen mee te gaan voor een uitstapje van twee dagen. Een aangename tijdpassering voor het wachten tot het vest klaar is. Terug in het hotel vraag ik de manager of hij mij kan helpen met de aanschaf van een (westerse) pijp. Hij neemt mij mee naar een van de bazars in de buurt. Dat valt tegen in deze omgeving, want na zijn vraag aan diverse winkeliers, komen deze steevast met een chillum aandragen, zo’n typische hasjpijp. Maar uiteindelijk heeft hij succes en toont mij een (westerse) pijp met een kleine kop. Ik ben meer dan tevreden. Ik heb een pijp! Roken maar! Kabul is een meesterlijke stad waar je bijkans failliet kan gaan door allerlei zaken, goedkoop wel te verstaan, aan te schaffen, gewoon een waar koopparadijs. ’s Avonds in het hotel nog tot laat gebabbeld over voetbal en sport met mijn nieuwe reisgenoten naar Bamiyan. Al met al heb ik nog U$ 41 over plus nog wat Afghaans geld natuurlijk. Het is inmiddels al 12 uur als we op weg gaan naar Bamiyan. De benzinetank en de jerrycan tot de rand gevuld met brandstof voor 6 afghani per liter (circa Hf 0,25).

Bij de winkel aangekomen ding ik af op de vraagprijs. Helaas, de verkoper is niet te vermurwen om de prijs te verlagen tot mijn uiterste bod van 300 afghanis (ongeveer Hf 12,50). Ik loop terstond de winkel uit met een stille hoop dat hij mij nog terugroept om alsnog de deal te bezegelen. Jammer genoeg blijft het stil en ik vertrek dus met lege handen. Bij de supermarkt tegenover Sigi’s ontmoet ik nogmaals de drie Australische dames. We raken aan de praat en ze vertellen uitgebreid over de grensoversteek van een paar dagen geleden. Van hen hoor ik dat op 4-5 april de grens tussen India en Pakistan eventjes is opengegaan, slechts

“En waar dan wel”, vraag ik, maar daar weet de winkelier geen antwoord op te geven. Dat wordt nog een op te lossen knelpunt. Even later ontmoet ik Erhard die vertelt dat hij met twee landgenoten in een 2CV morgen naar Bamiyan en het verderop gelegen Bandar-i-Mir gaat. Met wat ik gisteren al had gehoord is mijn belangstelling gewekt.

Mijn week-end bagage kan ik bij Gerhard in de 2CV zetten. Ik rij achter hen aan. Over de AH 76 zetten we koers naar het noorden en rijden over een goede asfaltweg op de hoogvlakte met bergen op ruime afstand rondom. Na 64 km passeren we Charikar tot ineens een eenvoudige wegwijzer de richting aangeeft naar Bamiyan. Na 73 km verlaten we de AH 76 die in de verte verdwijnt in de bergen en slaan links af de AH 77 op, een ongeplaveide weg met steenslag, soms wel goed, soms erg slecht, meestal toch wel redelijk berijdbaar voor een tweewieler. We rijden in een brede vallei waar ook de Ghorband rivier stroomt. Waar het maar enigszins mogelijk is, zijn akkers langs de oever aangelegd.

Regelmatig is de weg overstroomd door smeltwater vanuit de bergen. De bevolking die we onderweg naar Bamiyan tegenkomen is bijzonder aardig en vriendelijk. Men is zeer nauwkeurig met katapult en de slinger, bewonderenswaardig gewoon. Maar na ruim anderhalf uur rijden stoppen we voor een wild stromende beek waar een Renault R4 na de oversteek met zijn achterwielen tot over de as in het water klem zit tegen de oeverrand. De vier reizigers, twee mannen en twee vrouwen zijn zichtbaar blij dat er hulp is aangekomen. Met de 2CV als ‘trekeend’ en met de extra mankracht slagen we erin de auto op de oever te krijgen. Inmiddels hebben zich tijdens de duw- en trekworsteling donkere wolken samengepakt wat weldra ontaardt in een korte maar hevige stortbui. Als toegift krijgen we een fkse hagelbui te verduren met hagelstenen zo groot als … Het klettert hevig op het dak van de 2CV waarin we met z’n vieren schuilen. Als we even later zien hoe een tegemoetkomende Russische jeep zich door het kolkende water worstelt en uiteindelijk de oversteek maakt, slaat niet alleen bij mij, maar zo te zien ook bij Gerhard, Stefan en Erhard, de twijfel toe om de oversteek te maken.

Reden: vriendelijke, behulpzame mensen, maar dan wel per kameel en met begeleiding. Tegen het eind van de middag ben ik weer terug in Kabul. Flink teleurgesteld dat het niet gelukt is het doel van vandaag te bereiken, koop ik bij het toeristenbureau als schrale troost ter compensatie voor de tegenslag een paar ansichtkaarten van Bamiyan als herinnering. Wordt vervolgd

Na kort beraad besluiten we niet verder te gaan maar om te keren. Toch nog veel lokale busjes die door de rivier reden. Bij de T-kruising met de AH 76 nemen we afscheid van elkaar want de Duitsers hebben inmiddels besloten verder te reizen naar Mazar-i-Sharif en slaan dus links af. Ik haal mijn bagage uit de auto en wens hen ‘Hals- und Beinbruch’. Ik keer terug naar Kabul. Het moet mogelijk zijn om geheel Afghanistan te doorkruisen.

KJMV-Activiteitenkalender 2022-2023

Daar het corona-virus nog steeds onder ons is zijn de geplande activiteiten niet zeker. Het is van belang dat u zich tijdig op de hoogte houdt om zeker te weten of iets wel/niet door gaat. Wilt u een rit organiseren, meldt dat ons dan. Aankondigingen en wijzigingen zetten we direct op de website van de KJMV. Zijn er activiteiten die u ook gemeld wilt zien op de website en/of clubblad, geeft u dat dan spoedig door aan onze activiteitencommissie: Wiebe Eenling / Albert Woord / Frits Smink, activiteiten@kjmv.nl - 06 21853400 / 06 23819482 / 06 20399831 of aan de sitebeheerder: Carlo Mascini, webmaster@kjmv.nl. Zij zullen er dan voor zorgen dat uw activiteit wordt geplaatst.

Kijk voor actuele info: www.kjmv.nl - Voor meer beurzen, kijk op: www.oldtimerweb.nl

Graag willen wij ons e-mail bestand opschonen. Daarom vraag ik aan u allen om een blanco e-mail te sturen naar onze penningmeester Wiebe Eenling, die ook de ledenadministratie bijhoudt. U kunt dit het beste doen naar het e-mail adres: penningmeester@kjmv.nl. Zodra u uw e-mail adres wijzigt, graag ook even melden aan Wiebe Eenling.

This article is from: