PROVINCIE ANTWERPEN
100 % EXPO stella lohaus ' ' vandenberghe en helene VERBAET ART CENTER OPENT ZIJN DEUREN EEN VOORMIDDAG MET FRED BERVOETS KUNSTWANDELING DOOR MECHELEN MONUMENTALE VOGEL GELAND
D e pa rt e m e n t C u lt u u r Driemaandelijks magazine SEPTEMBER - NOVEMBER 2015
12
1
PROVINCIE ANTWERPEN
Boris Mikhailov Case History
100 % EXPO 34
100 % EXPO thuis in de bus?
Mail je naam en adres naar expo@100procentcultuur.be voor een gratis abonnement op dit driemaandelijkse tijdschrift van Provincie Antwerpen. Abonnees buiten België betalen portokosten.
46 C O LO F O N Hoofdredactie: Annik Klaes Eindredactie: Ewald Peters Coördinatie & grafische vormgeving: Anne Van De Genachte Redactie: Thomas Abelshausen (Th.A.), Peter Benoy (P.B.), Wieland De Hoon (W.D.H.), Frank Herman (F.H.), Annik Klaes (A.K.), Jorden Tiebout (J.T.), Hilde Van Canneyt (H.V.C.) Cover Update: Katja Mater pagina 47 Cover: Kunst in de metro © Frederik Beyens Met dank aan Isabelle De Cock Advertenties: Viviane Spiessens, 03 338 95 75 viviane.spiessens@prospekta.be Prospekta - centrum voor kunstcommunicatie Grote Markt 13, 2000 Antwerpen 03 338 95 09 - expo@100procentcultuur.be v.u.: Annik Klaes, Grote Markt 13, 2000 Antwerpen Prospekta promoot en ondersteunt culturele activiteiten in de provincie Antwerpen. Via onder meer de culturele infobalie Info Cultuur, de evenementen Cultuurmarkt van Vlaanderen & Museumnacht, het cultuurprogramma 100% CULTUUR op ATV & RTV en het magazine 100% EXPO vormt Prospekta een brug tussen publiek en culturele instellingen.
28
Prospekta streeft naar een duurzame werking met respect voor mens en milieu.
04 Breedbeeld Footprint. Het spoor van schoenen in de mode 06 Dubbelinterview Stella Lohaus en Hélène Vandenberghe over hun vaders 11 Beeldreportage Pliny’s Sorrow van Johan Creten 14 Interview Nicolas Provost in transitie 18 Breedbeeld Ondergrondse troeven van Antwerpen 20 Kanttekening Peter Benoy over Marc Kennes 22 Uitverkoren Gastcuratoren aan het woord 26 Breedbeeld Het muziekbos 28 Dertig glorieuze jaren Interview met Maurice Verbaet 32 FoMu pakt uit met werken van August Sander 34 Beresterk en bezeten Thomas Abelshausen interviewt Fred Bervoets Katleen Vinck
04
11 38 CONTOUR 7 Biënnale voor Bewegend Beeld 44 Viewmaster/Masterview 46 Fototentoonstelling Ik zigeuner 47 Update Agendatips voor de herfst 50 Engelen in je oor Een najaar vol laatmiddeleeuwse polyfonie 51 Speel en Win
4
Footprint. Het spoor van schoenen in de mode Footprint vertelt het verhaal van inspirerend en baanbrekend schoenontwerp in de twintigste en eenentwintigste eeuw. De aandacht gaat uit naar ontwerpers die met verfijnde en vernieuwende creaties bepalend waren in de geschiedenis van het schoenontwerp. De schoenencollectie van het MoMu wordt aangevuld met unieke stukken uit internationale musea en archieven van ontwerpers en verzamelaars. Met namen als Martin Margiela, Dirk Bikkembergs, Ann Demeulemeester, Tokio Kumagaï, Roger Vivier, Balenciaga, Church’s, Perugia, Vivienne Westwood, Prada, Tom Ford, Salvatore Ferragamo, Patrick Cox, Jean Paul Gaultier en Azzedine Alaïa belooft de tentoonstelling een ware revelatie te worden voor schoenenliefhebbers en modefreaks. 03.09.2015-14.02.2016 FoMu, Nationalestraat 28, Antwerpen www.momu.be
5
De kunst van vandaag
Stella Lohaus en Hélène Vandenberghe © Flore Herman
is de kunst van morgen
Een kunstenaar die ernaar streeft actueel werk te creëren, kan niet vermijden dat zijn groeiende oeuvre met de jaren ook een historische dimensie krijgt. Met nieuwe werken kan hij steeds weer het actuele karakter op de voorgrond brengen, maar wanneer hij sterft, wordt zijn oeuvre definitief afgesloten. Wat dan? Wie zal er verder zorg voor dragen? Wie houdt het actueel? … Who cares?
Stella Lohaus en Hélène Vandenberghe aan de slag met het oeuvre van hun overleden vaders
6
Dit voorjaar overhandigde minister van Cultuur Sven Gatz de Vlaamse Cultuurprijs voor Beeldende Kunst 2014 aan de Bernd Lohaus Stichting. Die spant zich sinds 2012 in om het oeuvre van de overleden kunstenaar Bernd Lohaus steeds opnieuw in het actuele artistieke discours te plaatsen. Drijvende krachten achter de Stichting zijn weduwe Anny De Decker, oprichtster van de legendarische Wide White Space Gallery te Antwerpen, en Jonas en Stella, de kinderen van Lohaus. Vanuit Brussel breidt de Estate Philippe Vandenberg zijn werkingsgebied internationaal uit. Hier zijn het Hélène, Guillaume en Mo Vandenberghe, de drie kinderen van de overleden schilder-tekenaar-schrijver Philippe Vandenberg, die het oeuvre van hun vader van een toekomst verzekeren. Structuren als stichting, ‘maatschap’ (estate) en vzw zijn hot omdat ze hun nut bewijzen in de context waarin de kunstensector zich vandaag staande moet houden. Frank Herman, provinciaal museumconsulent en adviseur voor erfgoeddepots, gaat in gesprek met Stella Lohaus en Hélène Vandenberghe en peilt naar hun inzet voor het werk van hun respectieve vaders.
van Bernd. Archivarissen en kunsthistorici stonden echt niet in rijen aan te schuiven. Niemand contacteerde ons uit eigen beweging. Het werd als vanzelf een familieaangelegenheid. Om te beklemtonen dat het over iets veel breders gaat, hebben we in het tweede jaar na zijn overlijden de Bernd Lohaus Stichting opgericht.’ Hélène Vandenberghe: ‘Ook bij ons is het zeer natuurlijk verlopen. Toen mijn papa stierf, heb ik samen met mijn twee broers het immense atelier, met daarin enorm veel werken, geopend. Mijn vader had aangekaart dat hij bezorgd was over de toekomst van zijn werk na zijn dood. Wij drieën stelden hem gerust en beloofden hem er zorg voor te dragen. Dat was vanzelfsprekend. Belangrijk
Lohaus: ‘De eerste man die een kind ziet, is zijn vader. En omdat mijn vader kunstenaar was, was het eerste kunstwerk dat ik zag, een werk van hem’
Wat trok je over de streep om je, na het overlijden van je vader, intensief te buigen over zijn oeuvre? Het is toch een beslissing die een grote impact heeft op de verdere inrichting van je leven? Stella Lohaus: ‘Zo heb ik het nooit bekeken: “Waarom zou ik dat doen?” De vraag was eerder: “Waarom zou ik dat niet doen?” Bernd stierf niet onverwacht. En toch stond de wereld op dat moment stil. Freeze. Ik was galeriehoudster, werkte met hedendaagse kunstenaars, en vroeg me af wie zich zou bezighouden met het oeuvre
is dat we goed overeenkomen en op dezelfde lijn zitten. Dat maakt samenwerken een stuk makkelijker. We zijn ook complementair. Mijn ene broer is architect en de andere filmmaker. Ik run de Estate, maar we beslissen samen en hebben elk onze verantwoordelijkheden. Een echt triumviraat.’ Kwam tijdens Bernd Lohaus’ laatste levensjaren het beheer van zijn werk ter sprake? Lohaus: ‘Mijn vader was nooit als kunstenaar verbonden aan mijn galerie, maar bij het vijf- en tienjarig jubileum ervan organiseerde ik wel samen met hem solotentoonstellingen rond 7
zijn werk. Ik wou geen groepstentoonstelling en ook geen duotentoonstelling met een kunstenaar van de galerie. Dat zou het organisch evenwicht tussen de kunstenaars van de galerie verstoord hebben. De eerste man die een kind ziet, is zijn vader. En omdat mijn vader kunstenaar was, was het eerste kunstwerk dat ik zag, een werk van hem. Ik kon hem echter niet vertegenwoordigen. Als je er te dicht op zit, kan je niet professioneel werken, zeker niet bij leven. Die tentoonstellingen eindigden dan ook in ruzie. Het rare is dat ik nu heel graag rond Bernd werk. De oprichting van de Stichting veranderde veel. Ik was er niet op voorbereid om me met zijn oeuvre bezig te houden. Hoewel kinderen weten dat ze hun ouders zullen moeten begraven, spraken we daar niet over, noch over de juridische kant van de zaak, noch over hetgeen er concreet moest gebeuren ... Zelfs niet tijdens de laatste vijf jaar van zijn leven, toen hij longkanker had.’ Ging je na de beslissing meteen aan de slag met de praktische uitwerking ervan? Vandenberghe: ‘Ik ben nog een viertal maanden voor BOZAR blijven werken, maar dan heb ik mijn ontslag gegeven. Ik was de assistente van directeur Paul Dujardin. Werken voor Paul én voor mijn vader was te veel van het goede. Misschien ligt het aan mijn karakter, maar ik focus me liever op één ding. Daar ga ik dan 100 % voor.’ Lohaus: ‘Bernd is in november 2010 overleden. Op dat moment heb ik beslist dat ik voor de nalatenschap van mijn vader zou zorgen. In januari 2011 heb ik mijn kunstenaars verteld dat ik met de galerie stopte. Ik trok een zestal maanden uit om andere galerieën voor hen te zoeken. De geprogrammeerde tentoonstellingen tot juni werkte ik af. Als je iets niet op een goede manier afrondt, kan je niet op een goede of neutrale manier aan
Veel erfgenamen hebben het moeilijk om die eerste cruciale vraag te stellen: ‘Is het oeuvre wel waardevol genoeg?’ Bernd Lohaus en Philippe Vandenberg zijn relatief bekende kunstenaars, alle twee met ups en downs in hun carrière. Hoe kon je als erfgenaam inschatten: ‘Ja! Het is het waard!’?
Vandenberghe: ‘Er zijn zoveel mensen die je willen helpen. Maar vaak blijkt er dan toch eigenbelang mee gemoeid te zijn … We hebben geleerd dat je uiteindelijk alles zelf moet doen’
Bernd Lohaus, Fremdkörper © Frank Herman
het volgende beginnen. Nadien heb ik bijna een half jaar uitgerust. Toen pas merkte ik hoe moe ik was … In de lente van 2012 ben ik dan effectief gestart met de zorg voor de nalatenschap van mijn vader. Alles kon eerst stil en rustig worden, tot stilstand komen … Een kunstwerk gaat niet kapot van een paar spinnenwebben.’ Het opstarten van een stichting of maatschap is een verhaal van alles stilleggen, alles fotograferen, alles documenteren. Zijn jullie daar op een natuurlijke manier toe gekomen, of zijn er mensen die jullie geadviseerd hebben?
Vandenberghe: ‘Beide. Het was een samenloop van omstandigheden. Ik ben kunsthistorica, dus ik had wel de reflex om alles te bewaren. Toch hebben we ook bij heel veel mensen advies ingewonnen. Uiteindelijk vielen we wel terug op wat we intuïtief aanvoelden: eerst alles stilleggen en inventariseren. Er zijn zoveel mensen die je willen helpen. Maar vaak blijkt er dan toch eigenbelang mee gemoeid te zijn … We hebben geleerd dat je uiteindelijk alles zelf moet doen. Hoewel we aanvankelijk geloofden dat we een kleine garnaal waren, ontdekten we al snel dat we veel meer wisten dan we zelf dachten …’ 8
Lohaus: ‘Mijn vader was inderdaad op een bepaalde manier een bekend kunstenaar. Jan Hoet deed veel voor hem, bijvoorbeeld in Kassel met Documenta 1992. Maar in vergelijking met sommige generatiegenoten is Bernd niet ten volle naar waarde geschat. Dat hangt ook samen met zijn Duitse afkomst. Doordat hij naar België is verhuisd, kennen in Duitsland niet zoveel mensen zijn werk. Anderzijds behoort hij ook niet tot de Belgische kunstcanon omdat hij met de Duitse taal bleef werken. Zo viel hij tussen twee stoelen. Ik ben er wel altijd van overtuigd geweest dat zijn werk later zou komen bovendrijven. Er gaat een bepaalde kracht van uit, een grote stabiliteit ook. Kijk maar naar de grote werken ICH, DU, JA en NEIN. Ik ga niet zo ver om te beweren dat mijn vader een existentiële twijfelaar was, maar aspecten in zijn werk benaderen het ‘labiele’, het ‘misschien’, het ‘ODER’ en het ‘ALS’. Met dat discours was mijn vader voor op zijn tijd. Vandaag merk ik dat
jonge curatoren zijn werk opnieuw oppikken. Onlangs was er in Berlijn een groepstentoonstelling, Poetic Minimalism, waar het minimale, inclusief het psychologische, gecombineerd werd met het filosofische. Het oeuvre van Bernd was er de centrale referentie voor kunstenaars van een jongere generatie. Ik ben fier dat Bernd na zo veel decennia eindelijk een galerie in Berlijn heeft. Het is nooit te laat.’ Vandenberghe: ‘Ons verhaal is anders. Mijn vader behoorde wel tot de Belgische kunstscene, ook al legde hij een ongewoon parcours af. Hij had een haat-liefderelatie met de kunstwereld. Vaak stond hij - bewust of onbewust - tussen zijn werk en de kijker. Zowel als persoon als in zijn werk was hij zeer polemisch en radicaal. Grote breuken kenmerken zijn oeuvre: het gaat van figuratief naar abstract, over het geometrische tot het iconografische en het symbolische ... Verzamelaars en curatoren konden vaak niet volgen. Inhoudelijk ging het wel steeds over la condition humaine …’
uit de jaren zeventig, die in België niet bekend zijn. Voor hen waren dat eyeopeners en ze wilden ze graag tentoonstellen. Met de Stichting kunnen we vandaag zonder problemen een bruikleenformulier invullen. Als men daarentegen anno 2000 met Bernd zelf had moeten onderhandelen … Als een curator zegt: “Die werken uit de jaren zeventig bekoren me”, dan denkt de kunstenaar: “Wat ik nu doe, vindt die curator niet goed.” Een kunstenaar denkt voorwaarts en is niet bezig met zijn archief of met het catalogeren.’ Vandenberghe: ‘Waarom hebben we advies gevraagd over de kwaliteit van het oeuvre? Natuurlijk vinden wij het werk van onze vader fantastisch, maar als kinderen zijn we subjectief. Hoewel mijn vader op het einde van zijn carrière nog wel kon leven van wat hij verkocht, maakte hij geen deel meer uit van echt belangrijke collecties. Hij werd ook niet meer vertegen-
woordigd door een sterke galerie. Ik wilde niet de gefrustreerde dochter zijn die tegen wil en dank zijn werk overal zou promoten terwijl iedereen zei: “Is ze blind? Dat werk is niet goed genoeg.” Je moet de confrontatie met de waarheid over de kwaliteit durven aangaan. We vertrouwden vooral op kunstenaars die er zelf geen enkel voordeel bij hadden om een werk goed of slecht te vinden: Berlinde De Bruyckere, Peter Buggenhout, Dirk Braeckman, Walter Swennen ..., allen kunstenaars die internationaal erkend zijn. Mijn vader was in België zo gestigmatiseerd dat curatoren en mensen uit de Belgische kunstscene die hem kenden, niet meer echt naar zijn werk konden kijken, en het dus ook niet meer zagen. Jonge en buitenlandse curatoren hebben een nieuwe, heldere kijk op zijn werk. Brett Littman van The Drawing Center in New York vindt het ongelooflijk hoe hij met taal omgaat in zijn tekeningen …
Bijna tegengestelde oeuvres: Lohaus en Vandenberg? Vandenberghe: ‘Zowel Lohaus als Vandenberg werkte met taal. Ze waren hierin pioniers in België. Mijn vader was al in de jaren tachtig met taal bezig. Dat discours is nu pas echt in de kunst aanwezig. Omwille van die taal wordt het werk van beide kunstenaars vandaag opnieuw opgepikt.’ Is er iets veranderd aan de omgang met het oeuvre van jullie vader? Lohaus: ‘Bernd had iets relatief wilds dat mensen die hem niet kenden, afschrikte. Daar moest je aan wennen. Maar blaffende honden bijten niet ... Er zijn nu mensen die vragen om bepaalde werken tentoon te stellen: werken “met taal” of werken “zonder taal” ... Laurent Busine, directeur van het MAC’s op de site van Grand-Hornu, en Phillip Van den Bossche, directeur van Mu.ZEE in Oostende, ontdekten zijn werken
Atelier Philippe Vandenberg – Estate Philippe Vandenberg © Joke Florial 2015
9
Ook Iwan Wirth van galerie Hauser & Wirth bevestigde dat het werk een grote kwaliteit heeft en een internationaal parcours verdient.’ Vroeger bevroor de familie vaak de omgang met een artististieke nalatenschap: er mocht niets verdwijnen, alles moest blijven zoals het was … Jullie zijn baanbrekers in de manier waarop jullie met het oeuvre van jullie vaders omgaan. Lohaus: ‘Een oeuvre waar een erfgenaam tien jaar op zit, verdwijnt samen met de kunstenaar in de vergetelheid. Dan begraaf je je vader een tweede keer, veel dieper. Het is een groot compliment dat hetgeen Hélène en ik op natuurlijke en spontane wijze doen als baanbrekend wordt gezien. Natuurlijk kennen we al bijna tien jaar het klappen van de zweep in de hedendaagse kunstwereld. In die zin zijn we niet blind of naïef ... Maar het verhaal van nalatenschap maken we wel voor de eerste en laatste keer mee. Uiteindelijk bestaat er dus geen verschil tussen het beheer van een collectie of het oeuvre van je overleden vader.’ Vandenberghe: ‘Een werk moet voortleven, in dialoog blijven staan met de wereld. Het werk zelf verandert natuurlijk niet, maar elke periode heeft zijn taal en manier van kijken. Het is belangrijk om kunst telkens opnieuw binnen de actuele context te interpreteren. Daarom vragen wij aan generatiegenoten, aan jonge kunstenaars of kunstenaars uit andere disciplines, om een selectie te maken van werken van onze vader. Bij elke keuze worden nieuwe elementen naar boven gehaald, zaken waar we niet bij stilstonden of die we zelfs nooit eerder opmerkten. Hetzelfde geldt voor curatoren en onderzoekers. Wij mengen ons ook niet in het inhoudelijke discours. Wij zorgen enkel voor de humus.’
Welke raad zou je nog meegeven aan kinderen van overleden kunstenaars? Hoe kunnen zij op een zinvolle manier omgaan met hun artistieke nalatenschap? Lohaus: ‘Niet te snel beslissen. De tijd doet zijn werk, ook op een heel positieve manier … Hopelijk kan je in contact komen met ervaringsdeskundigen. Je moet je goed informeren. Men mag overigens zowel Hélène als mij contacteren. Er zijn zeker honderd verschillen tussen de Estate Philippe Vandenberg en de Bernd Lohaus Stichting, maar er zijn ook minstens tweehonderd overlap-
dankzij een goede inventarisatie, het werk door en door leren kennen. En als bruggenbouwer moet je ook de verhouding van het oeuvre tot de buitenwereld kennen. Dat is wat je bent, een bruggenbouwer, niet meer of niet minder. Om verhalen te vertellen en het werk te interpreteren, sta je te dicht bij het werk. Je moet je plaats kennen, het gaat over het oeuvre, niet over jou.’ Heb je het gevoel dat je, door zo intensief met zijn oeuvre bezig te zijn, contact houdt met je vader? Lohaus: ‘Ja, maar op een abstracte manier. Ik kan sentimenteel worden wanneer ik door een oud fotoboek blader; dat is toch anders wanneer ik door een catalogus blader.’ Vandenberghe: ‘Toen mijn vader nog leefde, was ik zeker niet dagelijks met hem bezig. Dat is nu wel het geval. Op die momenten is hij echter een kunstenaar rond wie je werkt met abstracte gegevens en materiaal. Door een fotoboek bladeren gebeurt met een ander deel van je hersenen. Dan is hij je papa.’ Lohaus: ‘Ik vraag me wel altijd af wat Bernd gedaan zou hebben, niet toen, maar nu, mocht hij nog in leven zijn. Het is een nalatenschap, een archief, een deel van het verleden, maar het is ook een deel van het heden. Wat in het verleden ligt, is het leven met die persoon. Het oeuvre is het heden.’| H.V.C.
Lohaus: ‘Een kunstenaar waar een erfgenaam tien jaar op zit, verdwijnt in de vergetelheid. Dan begraaf je je vader een tweede keer, veel dieper’
Vandenberghe: ‘Een kunstwerk moet voortleven, in dialoog blijven staan met de wereld’ pingen. Toch moet je de uniciteit van je structuur voor ogen blijven houden, want die weerspiegelt de uniciteit van het oeuvre. Het mag niet de bedoeling zijn om alles wat wij doen blindelings of automatisch na te bootsen. Is een internationale galerie voor elk oeuvre te ambiëren? Natuurlijk niet. Maar het is goed voor Philippe Vandenberg. En ik ben heel fier dat Bernd, na zoveel decennia, eindelijk vertegenwoordigd wordt door een galerie in Berlijn. Hij heeft dat bij leven nooit mogen meemaken.’ Vandenberghe: ‘Je moet eerst, 10
www.berndlohaus.be www.philippevandenberg.be
Pliny’s Sorrow Monumentale vogel geland aan het Red Star Line Museum
11
Pliny’s Sorrow is een indrukwekkend bronzen beeld van de in Parijs levende Vlaamse kunstenaar Johan Creten. Het werk, dat eerder te zien was in het Middelheimmuseum, kreeg deze zomer een definitieve plek aan de Rijnkaai in Antwerpen, precies op de plaats waar landverhuizers inscheepten voor hun reis met de Red Star Line naar een beter leven. Het werk roept makkelijk een associatie op met de adelaar met gespreide vleugels, in de Europese geschiedenis een machtssymbool bij zowel de Romeinen als Napoleon en tot op vandaag het wapen van Duitsland. In Amerika vertegenwoordigt het dier bovendien het vrijheidsideaal. Ook Pliny’s Sorrow straalt kracht uit, dominantie zelfs, maar al snel blijkt dat het helemaal niet om een adelaar
gaat. De lange nek en snavel maken duidelijk dat het werk werd geïnspireerd door een watervogel zoals de aalscholver, een idee dat nog versterkt wordt door de meerpaal die als sokkel werd gebruikt.
12
– Pliny’s Sorrow, 2011-2013 – Gepatineerd brons, verloren wastechniek – Gesigneerd, gedateerd, zegel van de kunstenaar, stempel van de gieterij – 450 × 450 × 190 cm – 1820 kg
Het beeld, aangekocht door Stad Antwerpen, is het eerste beeld van Creten van deze omvang dat in België in de openbare ruimte staat.|A.K.
De ruwe huid, de impressionistische afwerking van het langgerekte lijf en de opengewerkte rug bieden een tegengewicht van fragiliteit aan de imposant gespreide vleugels. Het complexe beeld toont zo ook een kwetsbaar wezen. Pliny’s Sorrow staat symbool voor de moed van het individu dat zich opmaakt voor een lange reis. Kwetsbaar en dapper tegelijkertijd.
Johan Creten, Pliny’s Sorrow Rijnkaai, plein tegenover Red Star Line Museum
13
In transitie Visueel kunstenaar Nicolas Provost
Nicolas Provost, Exodus
Nicolas Provost maakt videokunst en films. Na eerder in New York en Ronse tentoongesteld te hebben, is hij vanaf september te gast in de Warande in Turnhout. Tegelijk verschijnt de eerste monografie over zijn werk. Op een moment dat zowel de wereld als de kunstenaar een transitie doormaken.
14
Hoe verhoudt die eigenheid van het filmmedium zich tot hetgeen je met je werken wil vertellen? Nicolas Provost: ‘Ik ben op zoek naar de spanningen en emoties die achter die tegenstrijdigheid schuilgaan, naar de tegenstrijdigheden in ons bestaan, het onschuldige en het corrupte … Ik wil daar gevoelig voor zijn en er beeldend op ingrijpen. Er steekt veel schoonheid in, maar ook veel verdriet. Wie zijn we geworden aan het begin van de eenentwintigste eeuw en waar gaan we naartoe? Met elk tijdperk gaat een collectief bewustzijn gepaard. De spanning tussen het individu en het collectieve, boeit me.’ Je laat je inspireren door de spanningen in ons bestaan, in de wereld van vandaag. Hoe zou je die omschrijven? ‘We leven in een interessante tijd. We bevinden ons in een periode van transitie die je als een biosphere consciousness kan omschrijven. Van een verouderd industrieel systeem dat op profit gericht is, evolueren we naar een nieuwe economische situatie waar de
Hoe ben je ertoe gekomen om met film te werken? ‘Ik ben mij beginnen uitdrukken in een taal die mij via de massamedia tv en film in de mond is gelegd. Ik ben met deze media opgegroeid en ben er zoals iedereen door geconditioneerd. De informatie die ze verspreiden, heeft ons grotendeels gevormd tot wie we vandaag zijn. Beide media hebben echter iets tegenstrijdigs. Ze doen ons dromen en inspireren ons, maar tegelijk worden ze door machthebbers gebruikt om te bepalen hoe we denken, of vooral hoe we niet denken.’
waarden vooral gebaseerd zijn op sharing en re-integratie in onze planeet. Maar het zal nog lang duren voor we af zijn van het ‘plunderkapitalisme’. Gelukkig kunnen we sinds de digitale revolutie zelf onze informatie inwinnen. Hierdoor zijn we onze eigen hoofdredacteur geworden.’ Voor je tentoonstelling in de Warande in Turnhout, die de titel Exodus meekreeg, maakte je nieuwe video’s. Die bouwen voort op dezelfde ideeën, maar je wilde de video’s heel bewust in een ‘installatie-jasje’ presenteren, om de ervaring ‘anders’ te maken. Kan je een tipje van de sluier lichten? ‘Het is een work in progress. Er kan nog veel gebeuren in de eindfase. Ik werk aan twee monumentale video-installaties. Exodus bestaat uit vier cinemascope-projecties die samen een lange panoramische installatie vormen.
Nicolas Provost, NYC © Evgueni Galperine
15
‘Net zoals de wereld ben ik in transitie. En in beide gevallen kijk ik uit naar het volgende hoofdstuk’
Het zijn beelden die ik in slow motion filmde in Monument Valley, Death valley en andere iconische filmlandschappen in het westen van Amerika. Ik probeer op een abstracte manier een spanning teweeg te brengen over afscheid nemen van onze planeet. Het tweede werk is een spiegelruimte waarin ik de horror van het heelal wil benaderen. De kolonisatie van de ruimte, die binnenkort misschien realiteit wordt, wordt sterk geromantiseerd. Ik ben geïnteresseerd in het extreme gevoel dat gepaard gaat met ruimtereizen. We zijn een futiliteit in dit oneindige raadsel.’
Vroeger werkte je zuiver filmisch, maar met de jaren zijn ook fotografie en schilderkunst vertrekpunten geworden. Zie je jezelf nog ooit schilder worden? ‘Ik schilder nog niet, maar wie weet. Het schilderij blijft het meest romantische medium. Het idee dat een mens kan leven door zijn verbeelding op doek te schilderen, is ontroerend.’
onderwerp. Maar omdat ik groei als mens en als kunstenaar, evolueren ook mijn interesses en de manieren waarop ik me uitdruk.’ Als we de video Illumination en de film The Invader naast elkaar zouden leggen, zou je toch kunnen zeggen dat het ene ‘een kunstwerk’ is en het andere ‘een film’?
Dit najaar verschijnt ook een eerste monografie over je werk bij Uitgeverij Lannoo. Is het tijdstip bewust gekozen? ‘Ik flirtte al lang met het idee om een boek te maken. Toen Annelies Nagels me uitnodigde voor een tentoonstelling in de Warande, stelde zij voor om ook een catalogus te voorzien. Toevallig kwam Lannoo in dezelfde periode met de vraag om een monografie te maken. Ik vond dat het daar wel tijd voor was. We hebben de krachten gebundeld. Ik zie de monografie als een afsluiter van het eerste hoofdstuk van mijn carrière. Bovendien kreeg ik onlangs een zoon, wat mij ook als mens veranderd heeft. Net zoals de wereld ben ik in transitie. En in beide gevallen kijk ik uit naar het volgende hoofdstuk.’ Zal een lezer het gevoel krijgen zich in het universum van Nicolas Provost te begeven? ‘Absoluut. We wilden dat de lezer bij elke film – ik heb bijna alle films uit mijn oeuvre in kaart gebracht – het gevoel en de spanning van die film zo sterk mogelijk kon beleven. Samen met de zeven auteurs hebben we ook geprobeerd aan de hand van mijn werk een groter verhaal te vertellen. We gaan dieper in op het fenomeen ‘filmtaal’ en hoe ik me daarmee in de kunstwereld begeef.’
Nicolas Provost, Gravity, 2007
Vraag je jezelf soms af of je nu filmmaker bent of kunstenaar? ‘Nee, het zijn anderen die dat onderscheid maken. Ik wil me niet in een hokje laten steken. Ik heb mij altijd beeldend kunstenaar gevoeld. Ondertussen ben ik vijftien jaar bezig. Video is nog altijd mijn medium en “filmtaal” voor een groot stuk mijn 16
‘Voor mij is er weinig verschil tussen die twee werken. Alles is vanuit hetzelfde artistieke perspectief gemaakt, met dezelfde kijk op de wereld. Het enige verschil is dat film meer tijd en geld vraagt. Het is een onderneming die je alleen kan volhouden als je echt gepassioneerd bent door dat medium. Met The Invader heb ik ge-
probeerd om mijn kunst binnen te smokkelen in de filmindustrie, om zo een groter publiek te bereiken.’ Wat onderscheidt jou als kunstenaar? Wat heb jij meer of anders dan anderen? ‘Moet ik nu efkens doen of ik beter ben dan andere kunstenaars? (lacht) Ik weet niet hoe andere kunstenaars
Heeft het kunstenaarschap voor jou een keerzijde? ‘Ik zou mijn levensstijl voor geen andere willen inruilen, al worden het werk en de onzekerheid die ermee gepaard gaan serieus onderschat. De belangrijkste keerzijde is dat je een balans moet vinden tussen enerzijds naïef genoeg willen blijven om van de wereld te kunnen houden en an-
‘Met The Invader heb ik geprobeerd om mijn kunst binnen te smokkelen in de filmindustrie, om zo een groter publiek te bereiken’
Vind je tussen alle activiteiten door nog tijd om aan je tweede langspeelfilm te werken? ‘Ik heb moeten aanvaarden dat ik meer tijd nodig heb dan een andere filmmaker, omdat ik ook beeldend kunstenaar ben. Ik zal misschien maar twee films in tien jaar kunnen maken. Maar dat is ok.’ | H.V.C.
Exodus 12.09.2015-14.02.2016 Nicolas Provost gaat in gesprek met Jeroen Laureyns 20.09.2015 om 15.00 uur de Warande, Warandestraat 42 Turnhout www.dewarande.be Nicolas Provost stelt een filmprogramma samen voor MOOOV filmfestival. Elke maand kan je een van zijn favoriete Hollywoodklassiekers bekijken in Utopolis Turnhout. www.mooov.be
Interviewster Hilde Van Canneyt houdt op www.hildevancanneyt.com een kunstblog bij met ongewone gesprekken met hedendaagse kunstenaars.
denken of in de wereld staan. Het belangrijkste voor mezelf is dat ik dingen probeer te maken die écht zijn, die mijn passie tonen. It has to be real: it’s not about ego, it’s about empathy.’
derzijds alert blijven kijken naar die wereld, die fundamenteel corrupt is. Voor een poëet is dat een catch 22. Ik maak er mijn levenswerk van.’ Wat is voor jou het meest beklijvende ‘stuk’ uit de kunstgeschiedenis? ‘De bloederige liftscène uit The Shining.’ 17
Blik op de ondergrondse troeven van Antwerpen Ontwerpbureau Enthoven heeft het metrostation Plantin een make-over gegeven. Het doel was om een positieve ervaring en een groter veiligheidsgevoel te creëren. De ontwerpers zochten inspiratie in het Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet. Op witte wanden zijn renaissanceafbeeldingen aangebracht van dieren en een portret van drukker Plantin zelf. Ook straatkunst is geïntegreerd in het concept. De graffitivis is van Bart ‘SPOK’ Boudewijns. Met dit soort kwalitatieve graffiti hoopt het stadsbestuur het spuiten van illegale graffiti te ontmoedigen. Coproductie De Lijn/Stad Antwerpen
© Frederik Beyens
Marc Kennes
20
Verleidelijke verf Het werk van Marc Kennes
Benoy was van 1991 tot 2005 directeur van Theater Zuidpool. Hij schildert en schrijft over beeldende kunst en theater.
Een heftig kolkende stroom tussen roodgloeiende oevers. Met een helse onstuimigheid was Dante’s Inferno op de Rupelstreek geprojecteerd, de streek waar de schilder opgroeide te midden van steenbakkerijen die vandaag tot industriële archeologie herleid zijn. Niet toevallig heet een gehucht er Hellegat en een riviertje Hellebeek. Verder schilderijen waarop figuren zich brutaal overleverden aan hun driften in armoedige en schaarsverlichte kamers. Soms leken het darkrooms, waar elke identiteit bijkomstig is geworden. Zo verliep een tiental jaar geleden mijn eerste kennismaking met het werk van schilder en graficus Marc Kennes. Kennes (°1962) genoot zijn opleiding aan de Academie en het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Sinds 1986 exposeert hij geregeld in binnen- en buitenland. Hij behoort tot de selecte groep kunstenaars van galerie De Zwarte Panter. Hoe spontaan en ‘wild’ sommige van zijn doeken ook geschilderd lijken, in werkelijkheid gaat het om een gecontroleerd proces waarbij soms meer dan twintig verflagen aangebracht worden. ‘Binnen de abstractie zit het verhaal en dat beeld komt soms na
heel lang naar boven’, aldus Kennes. De expressieve kracht van zijn schilderijen resulteert vooral uit het samenspel van deze techniek en een gedurfd kleurgebruik. Kennes heeft een authentieke schilderstaal ontwikkeld die uniek is en eenzaam haar weg zoekt. De verhalende onderstroom in zijn werken is bevrijd van alle anekdotiek en nooit eenduidig.
Hoe spontaan en ‘wild’ sommige van zijn doeken ook geschilderd lijken, in werkelijkheid gaat het om een gecontroleerd proces waarbij soms meer dan twintig verflagen aangebracht worden In 2013 verraste Kennes met A tribute to Sjostakovitsj, een cyclus met enkele portretten van de componist en magistrale werken (180 cm x 220 cm) geïnspireerd op zijn Symfonie nr. 5 (1937). Sjostakovitsj componeerde deze symfonie in de periode dat hij door Stalin geviseerd werd en beschuldigd van formalisme. Een retour à l’ordre? De reactie van het publiek bij de première bewees dat de uitvoering zeker niet als een nederlaag werd ervaren. Kennes heeft de symfonie vertaald in sombere en melancholisch geladen landschappen, waarin een dreiging steeds in mindere of meerdere mate aanwezig is. Verticale kleurbalken vertolken de tempowisselingen in de muziek. Schildershanden met meer beheersing dan vroeger, het werk ingetogener, universeler. De symbo21
listische droom om klanken en kleuren te laten corresponderen, is zeker geen streven, maar is ook niet ver weg. Net zoals ik niet meer naar de strijkkwartetten van Schönberg kan luisteren zonder aan Impressie III/ concert van Kandinsky te denken, kan ook de Symfonie nr. 5 bij mij geen ander beeld meer oproepen dan deze landschappen. Binnenkort zal galerie De Zwarte Panter volhangen met Bright Absent, nieuw werk van Kennes. De tentoonstelling zal uit twee contrasterende cycli bestaan: Bewitched City, stedelijke landschappen die een reflectie over vervreemding bevatten, en Road to El Rocio, een reeks over desolate landschappen in Andalusië. Ook hier zijn de geste van het schilderen en de materialistische vertaling in verf de echte inzet. | P.B. Marc Kennes en Peter Hofkens 22.10.2015 - najaar 2016 Universiteit Antwerpen Sint-Jacobsmarkt 9-13 Antwerpen Bright Absent 14.11.2015-10.01.2016 Galerie De Zwarte Panter Hoogstraat 70-74, Antwerpen www.marc-kennes.be
Uitverkoren
Veertig bekende en minder bekende Vlamingen kiezen hun favoriete kunstwerk
De Modernen zijn voor de laatste keer te gast in de Koningin Fabiolazaal. Voor de slottentoonstelling werd aan veertig mensen gevraagd hun favoriete kunstwerk uit de negentiende of twintigste eeuw te kiezen uit de collecties van het KMSKA en de Provincie Antwerpen.
foto’s worden gepresenteerd naast het gekozen werk. Er zijn een dertigtal werken uit de KMSKA-collectie te zien en tien uit de collectie van de Provincie Antwerpen. 100 % EXPO laat je alvast kennismaken met de keuzes van museumbezoekers Paul De Roy en Tonia In den Kleef, beleidsmaker Walter Rycquart, kunstenaars Vaast Colson en Ephameron, ondernemer Thomas Leysen en Jongbloed!-er Elise Gacoms.
De gastcuratoren kozen ieder het kunstwerk dat hun het meest dierbaar is. Die keuze lichten ze toe met kleine verhalen, verrassende invalshoeken, soms pure poëzie, en af en toe een vleugje humor. Zo kom je te weten wat zij mooi, ontroerend, inspirerend of bijzonder vinden.
De Modernen. Uitverkoren 19.09.2015-03.01.2016 Koningin Fabiolazaal Jezusstraat 28, Antwerpen www.kmska.be
De Gentse fotograaf Jacques Sonck, bekend van zijn indringende zwart-witportretten, maakte van iedere gastcurator een foto bij het werk dat hij of zij koos. De
Vaast Colson: ‘Is er een werk waar ik graag tijd mee zou doorbrengen? Een werk dat ik echt
V
aast Colson, beeld kunstenaar werd gebiologeerd door Ensors Val van de opstandige engelen (1889). ‘Bij Val van de opstandige engelen was het gevoel dat ik het schilderij niet voldoende kon zien op mijn beeldscherm, het sterkst. Ik zag een cluster van tekens die in een bepaalde beweging over het doek stromen. Ensor moet het schilderij met snelheid en trefzekerheid gemaakt hebben. In sommige zones lijken de kleuren opeen te zijn gemetseld. Op andere plaatsen is er veel ruimte tussen de verschillende sporen. Mijn ogen werden door de verschillende kleurvlekken doorverwezen, alsof het verhaal zich steeds elders afspeelde. In het afgebeelde verhaal bekampen twee groepen elkaar. Maar het lijkt wel of de verschillende toetsen samenspannen in een complot dat op de toeschouwer gericht is.’
22
P
aul de Roy is een fervent museumbezoeker. Hij kiest voor het olieverfschilderij Stilleven met veer (1969) van Raoul Hynckes ‘Ik was 17 toen ik in 1968 de tentoonstelling Kontrasten bezocht. Het was de allereerste keer dat ik kunst in het echt zag. Ik ontdekte er de naoorlogse Belgische schilders en werd van mijn sokken geblazen. Het betekende het begin van talloze bezoeken aan de klassieke genres op de eerste verdieping van het Museum voor Schone Kunsten en aan het kleurengeweld van de moderne ismen op het gelijkvloers. Verward sloot ik elk bezoek af met enkele meditatieve ogenblikken voor het werk van Raoul Hynckes, de Nederlandse magisch-realist uit het interbellum. Zijn meesterlijke Stilleven met veer in grijs- en bruintinten bracht me weer in evenwicht. Het draagt bescheidenheid en sereniteit in zich en wijst me op de maat der dingen.’
wil zien? Dat was het motief voor mijn selectie ’
T
onia In Den Kleef wordt langzaam blind. Ze dacht dat kunst niet meer voor haar was. Tot ze werd uitgenodigd voor de stuurgroep Art in the Dark. Haar keuze: Jan Dries, Ademend leven (1963). ‘Met het project Art in the Dark konden ziende mensen ervaren hoe je van kunst kan genieten zonder te zien, door kunstwerken te betasten in een pikdonkere ruimte onder begeleiding van een blinde gids. We maakten de brochure Ongeziene rijkdom, met informatie voor gidsen, curatoren en onthaalpersoneel over hoe ze hun museum toegankelijk kunnen maken. Ademend leven van Jan Dries zag ik op een tentoonstelling in de reeks De Modernen. Een beeld voelen is een evenwaardige vorm van waarnemen. De huid van het beeld, de abstracte vorm en de onverwachte hoekjes spreken mij aan. Bovendien is wit een kleur die ik nog goed zie.’
23
E
phameron is kunstenaar. Ze hoort de stilte in het beklijvende doek Naar de dodenwake (1889-1890) van Theodoor Verstraete. ‘Ik koos dit beeld vlak na de begrafenis van mijn vader, over wiens slepende ziekte ik begin dit jaar een beeldverhaal uitbracht: Wij Twee Samen. Als kunstenaar kijk ik vooral naar hoe de dynamiek in een beeld wordt opgebouwd. Het olieverfschilderij Naar de dodenwake is een boeiend werk, dat me aanspreekt door de sterke compositie met de donkere figuren, in een resonerend zwart met subtiele kleurschakeringen. De kijker kan in dit beeld echt de stilte horen, de druk voelen, het verdriet proeven. Theodoor Verstraete stond vooral bekend als landschapsschilder, maar ik vind dit een van zijn opmerkelijkste werken.’
W
alter Rycquart, hoofd van het departement Cultuur van de Provincie Antwerpen kiest voor 700 points blancs (1970) van Pol Bury. ‘Dertig jaar lang was voor het Antwerpse provinciehuis een hydraulische sculptuur van Pol Bury te bewonderen. Het was een van de vroege ontwerpen die de kunstenaar volgens dit principe maakte. Water en wind lieten de 42 bewegende metalen cilinders van de sculptuur knikken en wiegen. Het samenspel van de langzaam bewegende buizen, het tikken van het metaal, het geluid van het klaterende water en de onvoorspelbaarheid van de bewegingen leidden tot een ingetogen beleving van het werk. Het principe van 700 points blancs is ongeveer hetzelfde. Pas als je lang en rustig naar dit werk kijkt, merk je dat de witte puntjes af en toe verspringen. Wie goed luistert, hoort het geritsel van honderden draadjes die tegen elkaar schuren.’
24
E
lise Gacoms is Jongbloed!er. Haar uitverkoren schilderij is De blauwe distel (1904) van Emile Vloors. ‘Ik ontmoette Emile Vloors ongeveer vijf jaar geleden in zaal P van het KMSKA, waar toen Het Schaakspel hing. Het was het begin van een zoektocht die me tot bij zijn nalatenschap en zijn familieleden bracht. Een speciaal contact dat mijn onderzoek alsmaar persoonlijker maakte. Het is mijn grote passie geworden, die ik hopelijk levenslang kan voortzetten. De Blauwe Distel, een portret van Lucie Laridon, straalt uit wat mij initieel aantrok in het werk van Vloors: oog voor detail, zin voor schoonheid, een genuanceerd spel van tinten en, bovenal, mysterie. Toch heb ik het gevoel dat ik deze dame heel goed ken. Ik las de brieven die ze schreef, bekeek de foto’s waarvoor ze poseerde en maakte op die manier kennis met haar leefwereld.’
T
homas Leysen is ondernemer. Leysen kiest voor het olieverfschilderij Schilderend geraamte (1896) van James Ensor. ‘Wie Het schilderend geraamte heeft gezien, zal het beeld niet snel vergeten. De schilder staat aan zijn ezel, minzaam voorovergebogen, en wordt omringd door zijn werken. Hij kijkt ons indringend aan. Maar hij heeft geen ogen. Er speelt een lichte glimlach op de lippen die er niet zijn. Of is het een grijns? Sommigen zien in dit werk een vanitas: een reflectie over de vergankelijkheid van de dingen en over de ijdelheid van het menselijk bestaan. Een zekere ijdelheid was baron James Ensor alvast niet vreemd. Voor mij staat dit schilderij echter net voor het tegenovergestelde. Het is een affirmatie van de eeuwigheidswaarde van de kunst, die de sterfelijke persoon van de kunstenaar ver overstijgt.’|A.K.
25
Het Muziekbos In 1997 verhuisde Patrick Van Caeckenbergh van Gent naar het kleine Sint-Kornelis-Horebeke. De inwoners, de gebeurtenissen in het dorp en de mythes die er leefden, werden voor de kunstenaar een onuitputtelijke inspiratiebron. Van de bomen in zijn tuin maakte hij tussen 2007 en 2014 ‘boomtekeningen’. Hij slaagde erin hun essentie te vatten, waarna hij begon te improviseren. Van Caeckenbergh maakt graag de vergelijking met een muziekpartituur die als basis dient voor variaties. Een selectie van deze tekeningen was in 2013 al te zien op de Biënnale van Venetië. Patrick van Caeckenbergh. Het Muziekbos 09.09.2015-17.10.2015 Zeno X Gallery, Godtstraat 15, Antwerpen www.zeno-x.com
Jo Delahaut, Harmonie, 1956, olie op doek
28
Dertig glorieuze jaren Het Maurice Verbaet Art Center opent zijn deuren Maandenlang ging in Antwerpen het gerucht dat er een nieuw museum zou openen. Dat was niet uit de lucht gegrepen. Al gaat het niet om een museum in de strikte, klassieke zin van het woord. Vanaf september biedt het befaamde gebouw van de voormalige Antwerpse Waterwerken op de Mechelsesteenweg onderdak aan het Maurice Verbaet Art Center. Focus van de collectie? De Belgische plastische kunsten van 1945 tot 1975, de zogenaamde dertig glorieuze jaren, Les Trente Glorieuses.
passie voor plastische kunsten deelt, presenteerde Verbaet in 2012 tweehonderd werken uit zijn verzameling in het Museum van Elsene. Het was een indrukwekkend overzicht van een eeuw moderne kunst in België. Voor Maurice en Caroline was het ook een ijkpunt, dat leidde tot reflectie en de voedingsbodem vormde voor een nieuw, groots plan.
Tournez la page Ongeveer een jaar geleden maakte Verbaet een radicale keuze. Overnachts besloot hij alle vooroorlogse kunst uit de collectie te verkopen. Meer dan vijfhonderd werken – van symbolisten als Spilliaert, Minne en Rops, maar ook van impressionisten, dadaïsten, kunstenaars van de Latemse School, avant-gardekunstenaars, Ensor … – gingen onder
‘Ik heb mijn vrouw om toestemming gevraagd. Maar ik weet niet of ze goed wakker was’
Bij het begin van het gesprek vertelt Verbaet hoe hij, toen hij nog op de schoolbanken zat, zijn moeder naar veilinghuizen stuurde om te bieden op de werken die hij in catalogi had uitgezocht. De naturel waarmee hij de anekdote vertelt, is opvallend. Alsof iedere tiener zijn moeder vraagt om veilinghuizen te bezoeken. In die tijd had hij vooral oog voor werken van Belgische kunstenaars uit het begin van de twintigste eeuw. Die waren voor hem, een jongeman met een bescheiden beurs, betaalbaar. Geleidelijk aan bouwde hij een echte verzameling op, al was hij zich daar niet meteen van bewust. ‘In het begin voelde ik me zeker geen verzamelaar. Het was een drang, een passie. Als ik mooie dingen zag, probeerde ik die te kopen.’ Veel later pas, onder meer door gesprekken met museumdirecteuren, werd Verbaet er zich van bewust dat hij een echte verzamelaar was. ‘Men vertelde me dat ik in de loop der jaren een belangrijke collectie Belgische kunst had opgebouwd.’ Samen met zijn echtgenote Caroline, de vrouw met wie hij sinds 1989 de 29
‘We zoeken raakpunten die ons ertoe aanzetten om verder te kijken dan het werk en een onverwachte geschiedenis te ontdekken’
Jo Delahaut, Harmonie, 1956, olie op doek
de hamer. ‘Veel mensen vroegen me waarom ik niet de tien of twintig werken waar ik het meest van hield, uitzocht om bij te houden. Ik heb het geprobeerd hoor, om die oefening te maken. Maar het werden er al snel vijftig, of meer. Voor mij zijn alle werken belangrijk. Uiteindelijk had het geen zin.’ Het was alles of niets. De beslissing om alle vooroorlogse werken te verkopen dient een hoger doel. Met de opbrengst van die werken richt Verbaet zich nu op kunstenaars van na 1945. ‘Het is duidelijker om het blad volledig om te draaien en te zeggen: vanaf nu verzamelen we enkel nog Belgische kunst van na de oorlog, liefst van de jaren tussen ’45 en ’75.’ Door zich op een specifieke periode te concentreren, versterkt hij niet alleen zijn collectie. Hij koopt de werken namelijk niet om ze in een depot te laten verdwijnen. Integendeel. Hij wil de werken tonen en zo de kunstenaars opnieuw onder de aandacht brengen. De periode van ’45 tot ’75 is een schromelijk onderbelichte periode in de Belgische kunstgeschiedenis, vindt Verbaet. Om daar verandering in te brengen, richtte hij het Maurice Verbaet Art Center (mvAc) op.
Museum, nieuwe stijl Op de vraag waarom hij voor het mvAc Antwerpen als locatie koos, klinkt het bijna verontwaardigd: ‘Omdat ik een Antwerpenaar ben! Daar heb ik nooit aan getwijfeld.’ Ook de culturele dynamiek in de stad spreekt hem aan. ‘Ik vind dat er in Antwerpen op cultureel vlak enorm veel gebeurd is, en nog steeds veel gebeurt.’ Na lang zoeken vond Verbaet in de iconische toren van de voormalige Antwerpse Waterwerken een uiterst geschikte locatie. ‘Dat gebouw werd in 1965 ingehuldigd, dus het plaatje klopt.’ Op de gelijkvloerse verdieping komt een tentoonstellingsruimte van 1400 m2. Die vormt het brandpunt van het mvAc. Maar het Art Center is veel meer dan enkel een tentoonstellingsruimte. Er zit een ambitieus plan achter, met een ruime, wetenschappelijke omkadering. Naast burelen voor de medewerkers op de achtste verdieping komen er in het gebouw ook een congresruimte, een studiecentrum en een loft waar studenten en onderzoekers kunnen verblijven. Verder zullen er events georganiseerd worden en films gemaakt worden over de kunstenaars. Geheel in de geest van de 30
Pol Mara, Color-seum, 1967, olie op doek
tijd plant Verbaet ook een groene daktuin. En er komt een galerie en een label voor alle uitgaven van het Art Center. Er is nog meer. Het mvAc onderhoudt goede contacten met de kunstenaars of hun erfgenamen. Zo gaan medewerkers actief op zoek naar documenten, briefwisselingen en andere sporen die de kunstenaars achterlieten. Door die verschillende
fragmenten samen te brengen, wil het mvAc verbanden leggen. En dat leggen van verbanden staat ook centraal in de eerste tentoonstelling. Connexions One Het mvAc opent in september met Connexions One. Belgische kunst tussen 1945 en 1975, een tentoonstelling die wordt opgevat als een panorama van de Belgische kunst na de Tweede Wereldoorlog. Er zal werk van maar liefst veertig kunstenaars te zien zijn. ‘Dit concept laat ons toe om een aantal kunstenaars voor te
stellen die ons na aan het hart liggen en tegelijk de contouren te schetsen van wat we later verder willen uitdiepen’, verklaart Camille Brasseur, curator van de tentoonstelling en wetenschappelijk directrice van het mvAc. Een willekeurige greep uit het brede aanbod? Je ziet er werk van Willy Anthoons, André Bogaert, Anne Bonnet, Pol Bury, Hugo Claus, Jan Cox, Etienne Elias, Pol Mara,
Antoine Mortier, Léopold Plomteux, Tapta, Engelbert Van Anderlecht, Paul Van Hoeydonck, Serge Vandercam, Wout Vercammen en Maurice Wyckaert. ‘We zoeken raakpunten – de ‘connexions’ – die ons ertoe aanzetten om verder te kijken dan het werk en een onverwachte geschiedenis te ontdekken’, gaat Brasseur verder. In plaats van enkele protagonisten voor het voetlicht te brengen, of een specifieke stroming uit te lichten, wordt ingezet op het tonen van de bruisende diversiteit in de eerste drie decennia na WO II. Maatschappelijke, politieke en sociale veranderingen uit die tijd zorgen voor centrale, dragende thema’s, die de verschillende werken met elkaar verbinden. Het gaat om het bredere culturele leven in België tijdens die ‘glorieuze jaren’: er zijn niet alleen werken die de sfeer van Expo 58 verbeelden, maar er wordt ook getoond hoe kunst zijn plek vond in de openbare ruimte en kunstenaars in dialoog gingen met hun omgeving, hoe ze omgingen met de vernieuwende architectuur van woningen, en er is een hommage aan sleutelfiguren die zich tijdens die glorieuze jaren hebben ingezet voor de Belgische kunst. ‘Onderbekende’ kunstenaars Voor wie er nog aan twijfelde: Verbaet is een man met een plan. En geduld. ‘Het is een langetermijnproject. We geven onszelf tien à vijftien jaar om deze kunstenaars terug onder de aandacht te brengen. Hun werk moet getoond worden. In België. En in het buitenland. Dat is onze rol. Enfin, we hebben de pretentie om dat te doen’, klinkt het schalks. Om er daarna weer heel serieus aan toe te voegen. ‘We hopen dat het lukt.’ Het hele mechanisme trekt zich intussen op gang. ‘Er zijn al overeenkomsten met verschillende buitenlandse musea, samen goed voor zo’n 31
vier- à vijfhonderd werken die we in bruikleen zullen geven’, illustreert Verbaet. En hoe verhoudt het mvAc zich tot andere musea in eigen land? ‘Ik heb goede relaties met de meeste museumdirecteuren. Ik ga hen aanporren om hetzelfde te doen en de promotie van de Belgische kunst op zich te nemen. We willen hen daar ook bij helpen. We hebben een grote collectie, onderhouden goede relaties met de kunstenaars of hun erfgenamen en beschikken bovendien over depots en transportinfrastructuur. Zo moeten musea niet zelf honderden verschillende collectioneurs contacteren en alle transporten regelen. Dat maakt het voor hen meteen een stuk schappelijker en haalbaarder. Zo hoop ik hen aan te moedigen ook onderbekende kunstenaars tonen.’ Verbaet gebruikt – bewust of onbewust – niet het woord ‘onbekend’, of ‘minder bekend’, maar wel degelijk het woord ‘onderbekend’. Het feit dat hij met een dergelijk neologisme komt om de algemene waardering van de naoorlogse Belgische kunstenaars onder woorden te brengen, toont hoezeer hij ervan overtuigd is dat ze meer bekendheid verdienen. Hij legt de lat hoog voor zichzelf en zijn team. Wanneer is het project voor hem geslaagd? ‘Ik ben een optimist. Ik ben zeker van mijn slaagkansen, anders zou ik er nooit aan begonnen zijn. Maar wanneer is het voor mij geslaagd? Als ik voldoende mensen, musea en kunstencentra heb kunnen overtuigen om een aantal vergeten kunstenaars terug op de voorpagina te plaatsen.’ | Th.A. Connexions One. Belgische kunst tussen 1945 en 1975 19.09.2015- 20.12.2015 Maurice Verbaet Art Center, WAW Building, Mechelsesteenweg 64 Antwerpen www.verbaet.com
M E E S T E RW E R K E N E N O N T D E K K I N G E N Het Antwerpse FotoMuseum pakt uit met werk van August Sander
August Sander, Circusartiesten, 1926-1932 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur – August Sander Archiv, Köln; VG Bild-Kunst, Bonn, 2015
Met enkele honderden portretten trachtte August Sander (Duitsland, 1876-1964) in zijn reeks Mensen van de 20ste eeuw de volledige maatschappelijke orde in kaart te brengen. Naast dit totaalproject brengt Meesterwerken en ontdekkingen een caleidoscopisch overzicht van thema’s, gespreid over vijf decennia. 32
August Sander, Treinverkeer op de Hohenzollernbrücke, 1938 © Rheinisches Bildarchiv, Köln
August Sander – Meesterwerken en ontdekkingen 23.10.2015 - 14.02.2016 FoMu, Waalsekaai 47, Antwerpen www.fomu.be
33
Š Jens Mollenvanger
34
Beresterk en bezeten Een voormiddag met Fred Bervoets in galerie De Zwarte Panter
Fred Bervoets (°1942) stelt dit najaar tentoon in CC de Werft in Geel, het perfecte excuus voor een gesprek met de meester. De locatie? Galerie De Zwarte Panter in de Hoogstraat in Antwerpen uiteraard, sinds jaar en dag zijn thuishaven. Bervoets vertelt met een intensiteit die aanzwelt naarmate de uren vorderen. De toon botst alle kanten op: van intiem dichterbij schuifelen, om angsten en dromen toe te vertrouwen, tot een bulderend en brullend weer recht springen. Hij heeft het over durf en vrijheid. Over de roes. Over kleine, dagdagelijkse ongemakken. ‘Ik moet sebiet nog naar den oogmeester, verdorie!’ En over begeestering – en bezetenheid.
Fred Bervoets schuwt de ruwe kanten van het leven niet. Dat toont hij in zijn werk. En ook in dit gesprek. Galeriehouder Adriaan Raemdonck ontvangt me met een hele thermos koffie. Terwijl Bervoets nog onderweg is van Antwerpen-Noord, waar hij woont, doorblader ik enkele mappen uit het archief dat Raemdonck bijhoudt. Als galeriehouder doet hij heel wat meer voor Bervoets dan enkel zijn werk te koop aanbieden, zo blijkt al snel. Een lukraak opengeslagen pagina in een van de vele archiefmappen toont een rapport van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, van de klas ‘etsdrukken’ uit het academiejaar ’59-’60. Het eerste wat opvalt? Het punt voor gedrag en stiptheid: maar liefst 96 op 100. Twintig minuten later dan afgesproken verschijnt Bervoets ten tonele. Voor hij me begroet, haalt hij een borrel uit de bar. Jenever-cola. In een longdrinkglas. Hij zet zich mee aan tafel en steekt een sigaret op, de eerste van vele die hij de volgende vier uur zal roken. Boog als penseel Aanleiding voor het gesprek is een tentoonstelling in CC de Werft. Wat wil Bervoets daar tonen? ‘Ik heb het spel ’s bekeken daar, en ik zou het graag nogal druk houden, in een kabinetachtige opstelling.’ In De Zwarte Panter is permanent een selectie werken van Bervoets te zien. We wandelen naar de expor-
– vertelt hij dat hij er bij de expo in Geel veel meer wil tonen, wel tweehonderd. Daarnaast zal hij ook werk tonen op het typische formaat van 100 cm x 70 cm, de afmeting van zijn grootste etsplaten. En – uiteraard – zijn grote ‘lappen’, zoals hij zijn grote doeken zelf noemt. Nadat hij enthousiast heeft getoond hoe hij zo’n doek met pijl en boog te lijf gaat – Bervoets is een fervent boogschutter op de staande wip – trekken we naar het drukatelier. Bij het doorkruisen van de groene binnentuin van De Zwarte Panter wijst Bervoets op rode stokrozen die opgeschoten zijn achter het beeld dat Frans Heirbaut van hem maakte. ‘Die stokrozen, de goden moeten die geplant hebben. Het zaad is naar daar gevlogen, achter mijne rug.’ De zaden vielen in de groeven tussen de kasseien in goede bodem. ‘En ’t zijn rode. Mijn kleur.’ Terwijl Bervoets als in versteende beroering de rozen staat te bewonderen, valt de treffende gelijkenis op tussen het beeld van Heirbaut en de echte Fred Bervoets. De houding is identiek: een sigaret – groene Michel, of wat dacht u? – in de rechterhand, de linkerhand nonchalant in de zakken van een lange jas. En de houding licht voorovergebogen. Borstels vol salpeterzuur Bij het drukatelier staan we voor een gesloten deur. We wandelen terug naar het bureau van Raemdonck. Al van ver roept Bervoets, op de
‘Ge werkt altijd blind. Ge ziet niets. Het is altijd afwachten hoe ’t eruit komt’ uimte om ze samen te bekijken. Bij het kleine deel van zijn gigantische collectie kleine etsen – ‘krabbels, gemaakt tussen de soep en de patatten’ 35
liefdevol scheldende manier waarop enkel oude, trouwe boezemvrienden elkaar kunnen aanspreken: ‘Hé dikke, hebt gij die sleutel?’ Bervoets
en Raemdonck gedragen zich onder elkaar als oude, kibbelende viswijven. Hoe kan het ook anders, na veertig jaar vriendschap en samenwerking? Wanneer we uiteindelijk in het atelier staan en de fotograaf een portret van hem wil maken, vloekt Bervoets de hele ruimte bij elkaar omdat hij zijn glas nergens kan neerzetten. Bervoets ontwikkelde tijdens zijn carrière een heel eigen werkwijze, die etsen en schilderen combineert. Vooral zijn werk op groot formaat is uniek. ‘Den etstechniek die ik gebruik voor de grote lappen, die gebruikt eigenlijk niemand.’ Normaal wordt een etsplaat eerst met een afdeklaag bedekt, waarna de etser er met een naald of een scherp voorwerp de afbeelding in aanbrengt. Die plaat wordt dan in een bad met zuur of zout gebeet, waardoor de lijnen van de tekening als een dieptereliëf in de plaat verschijnen. Na het wegpoetsen van de etsgrond wrijft men inkt in de groeven en drukt men de ets onder een pers af op ingevocht papier. Bervoets doet het nét iets anders. Hij werkt rechtstreeks met salpeterzuur
op zinken platen. Hoe hij op het idee kwam om de salpeter rechtstreeks op de platen aan te brengen? ‘Oh, uit COLÈRE. Ik kapte er wat over. En daar kwamen zo’n grijze dingen op. Ik zei: “Drukken!”’ Die techniek verfijnde hij. ‘Volgens de strafheid van den acid – als ge er meer water bij doet, dan wordt het lichter – krijgt ge grijstonen. Verstade? En ge werkt altijd blind. Ge ziet niets. Het is altijd afwachten hoe ’t eruit komt, hé.’ Na het drukken schildert Bervoets de etsen vaak nog bij. ‘Komt het er slecht uit, moet ge er meer op schilderen. En soms is het perfect van den eerste keer, en dan laat ge de ets gewoon zwart. En dan drukte ze nog een keer en dan schildert ge die bij. Meestal drukken we twee keer voor de zekerheid.’ Voor zijn grote ‘lappen’ plaatst hij meerdere zinken platen naast elkaar, op de grond. De platen worden apart onder de drukpers gerold en de drukken aan elkaar geplakt. ‘Het is een omslachtig gedoe. Drukken. Plakken. Zo schoon tegeneen en zo.’ Lachend voegt hij eraan toe: ‘Een schilderijke maken gaat rapper ze.’
Fred Bervoets, De laatste optocht, 2013 bijgekleurde ets © Dominique Provost
36
Feestelijkheid en discipline Terug in het bureau van Raemdonck begint Bervoets tijdens het vertellen al snel heen en weer te schuifelen op zijn stoel, waarna hij opnieuw rechtstaat. ‘Op je knieën zitten, uren aan een stuk, gelijk ne kikker, of zo lang voorovergebogen staan, over die platen … (zucht) Ik ben er scheef van gegroeid. Vroeger sprong ik onder ne stok door, maar dat kan ik nu niet meer. Nu, als ik iets moet ophangen en ne nagel moet slagen en daarvoor op ne stoel moet gaan staan, dan staat die stoel al wat te bibberen.’ Wanneer maatjes en olijven worden gebracht, krijgt de sfeer iets feestelijks. ‘Pakt een maatje, ze zijn hier goed! Het zijn de beste maatjes van de wereld!’ Terwijl Bervoets zijn glas gaat bijvullen, vraag ik Raemdonck of de sfeer altijd zo uitgelaten is. ‘De sfeer hier? Die gaat van hoog naar laag. (lacht) Dat is zoals een ballet. Soms heel heftig.’ Bervoets heeft de roes nodig. Die voedt zijn creativiteit. En toch is er een vreemd contrast: aan de ene kant is er de kunstenaar die zich, bijna losgeslagen, oncontroleerbaar en compleet bezeten overgeeft aan de
roes; aan de andere kant heb je de discipline, het geduld en de noeste arbeid die nodig zijn om het drukken tot een goed einde te brengen en de afzonderlijke etsen samen te voegen. Bervoets beheerst ze allebei, al gaat zijn voorkeur uit naar de creatieve roes, naar het ontwerpen van de etsen, en het overschilderen achteraf. Dat zorgt soms voor verwarring. ‘Het je-m’en-foutisme dat sommige kunstenaars uitstralen, is bedrieglijk. Je hebt een ijzeren discipline nodig om zo’n oeuvre bij elkaar te schilderen’, weet Raemdonck. ‘Bervoets is écht beresterk.’
verhaal stopt en een nieuw begint. Hij strooit namen in het rond zoals enkel mannen op leeftijd dat kunnen. Hij heeft het over grote voorbeelden zoals Ensor en Permeke, en een heel arsenaal minder bekende schilders. Zijn geheugen blijft scherp. Er vallen ook namen van compagnons de route, zoals Jan Cox en Ferre Grignard. Bervoets vertelt ook over oud-studenten. Hij is oprecht ontroerd, omwille van het respect dat hij van hen voelt, en omdat ze hem jong en fris houden. ‘Ik wil zorgen dat ik genoeg begeesterd blijf om te creëren. En ik heb nog wel wat te vertellen. Ik wil
durven, zal ik doen. Meer kan ik niet zeggen.’ Bervoets schildert zich de volledige vrijheid tegemoet. Hij haalt iets wat lijkt op een blokje duct tape uit zijn zak. Een zelfgemaakt hoesje voor zijn telefoon. Hij moet naar het ziekenhuis voor een afspraak bij ‘den oogmeester’ en belt zijn vrouw. Terwijl we samen op haar wachten en de bodem van het glas in zicht komt, lijkt Bervoets zelf even terug te blikken op de voormiddag. Hij mompelt half tegen mij, half tegen zichzelf: ‘Schilderen … ‘t is het beste wat het leven kan brengen.’ | Th.A.
‘Ik heb nog wel wat te vertellen. Ik wil misschien nog wel es laten zien dat ik nog iets anders kan’
Rode tranen Naarmate het middaguur nadert en de jenever-cola zijn werk doet, zwelt de intensiteit van Bervoets’ vertellen aan. De roes doet zijn intrede en brengt begeestering met zich mee. Dat het tekenen dan snel kan gaan, illustreert Bervoets door de voorpagina van een boek te signeren. Een zelfportret, in potlood. ‘Ligt hier nog ergens ne rode stift?’ Vijf seconden later huilt hij rode tranen. Waarom toch altijd die zelfportretten? ‘Als ik van die vreemde situaties teken, zeker voor zo’n groot doek, dan is dat een beetje gelijk ne film. Als een scenario schrijven. Maar ja, wie moet daar in meespelen? Dan kan ik beter zelf spelen, hé. Ik ken mezelf het best.’ Terwijl we samen door enkele catalogi met zijn werk bladeren, schetst Bervoets de context van de doeken, de verhalen die erin verwerkt zijn. Zijn oeuvre leest als één groot autobiografisch werk. De anekdotes volgens elkaar in snel tempo op. Hij heeft er zichtbaar plezier in ze te vertellen. ‘Herinneren is het belangrijkste wat je kan doen.’ Bervoets spreekt zo vurig en bevlogen dat het soms moeilijk te achterhalen is waar een
misschien nog wel es laten zien dat ik nog iets anders kan.’ Flippé Gevraagd naar wat hij denkt bij het doorbladeren van de catalogi en boeken met zijn werk, klinkt het verwonderd vloekend: ‘Hoh. Dat ik grijs ben geworden, ja?! (zucht) Maar we hebben nog genoeg, we hebben nog genoeg te doen. Als ik door mijn boeken ga, denk ik: “Verdorie, Bervoets! Hebt u dat allemaal gemaakt? U bent toch wel een vreemden mensch geweest.” Eigenlijk ben ik nooit ik geweest, denk ik. Ik ben een mens geweest die altijd onderweg was. En zo wil ik ook eindigen. Al sla ik er totaal naast, dan. Dat iedereen zegt: “Allez, dat kan nu toch niet meer.” Of dat ze denken: “Nu is hij helemaal flippé.” Dat is ook weer mooi dan. En daar zal het op eindigen. Wat zij niet 37
Fred Bervoets, Zelfportret, 2015, acryl op papier
Fred Bervoets 26.09-12.12.2015 Exporuimte de Halle, CC de Werft, Markt 1, Geel www.dewerft.be
AaBbPp / A DOG REPUBLIC & RAM RADIOARTEMOBILE / Sander Breure and Witte van Hulzen / Andrea BUttner / Jan Fabre / Michael Fliri / Chiara Fumai / Johan Grimonprez / 7 Mroue FaCONTOUR brice Hyber / Rabih / Ana Prvacki / Michael Rakowitz / Gilad Ratman / Albert Serra / Slavs and Tatars /Nedko Solakov / , Javier Tellez / Grazia Toderi / An van. Dienderen / Angel Vergara / Gilberto Zorio Film, video, installaties op bijzondere plekken in Mechelen
De Engelse humanist en filosoof Thomas More werd in zijn tijd door velen beschouwd als een martelaar, door anderen als een monster. Wat er ook van zij, More was voor op zijn tijd. Tijdens zijn verblijf in Vlaanderen in de zomer van 1515 bezocht hij niet alleen Mechelen, maar schreef hij ook het grootste deel van Utopia, zijn boek over de ideale staat. CONTOUR 7, de zevende editie van de tweejaarlijkse Biënnale voor Bewegend Beeld, is opgedragen aan Thomas More. Curator van deze editie is Nicola Setari.
Utopie voor de gek Dat de hofnar en de zot zich de snedigste kritiek kunnen veroorloven, is een eeuwenoud cliché. Ook de Nederlandse humanist Desiderius Erasmus was zich hiervan bewust toen hij zijn Lof der Zotheid schreef. Hij wisselde hierover per brief van gedachten met More, wat ongetwijfeld ook sporen naliet in diens Utopia, een scherpe en ironische kritiek op het Europa van toen. More’s kritiek was vijfhonderd jaar geleden erg prangend, maar is vandaag nog steeds relevant. Denk maar aan de potentiële grexit en de grauwe eurocrisissen die ons boven het hoofd hangen. Het woord ‘utopie’ – een woord dat we aan More te danken hebben – draagt een zekere onhaalbaarheid in zich. Een utopie is een wens die op vervulling blijft wachten. Wat de zin en onzin van utopisch denken dan precies is, wordt bij CONTOUR 7 binnen het luik Fooling Utopia uitgediept.
Monsters, martelaren en media In het verleden gebruikten zowel fictieve als reële monsters en martelaren Mechelen als decor. Zo teisterde de klopgeest Oude Rode Ogen, door Mechelaars beter gekend als De Nekker, volgens volkslegendes uit de zeventiende eeuw de stad door onschuldige kinderen te ontvoeren. Waarom verhalen we over zulke monsters? Omdat ze raken aan onze diepste angsten? Of omdat ze ons waarschuwen voor een gruwelijke toekomst? Tijdens de Tweede Aca d e m i e M e c h e l e n M i n d e r b r o e d e rs g a n g 5 Wereldoorlog vonden in Mechelen in ieder geval echte gruwelen plaats, toen Kazerne Dossin door nazi-Duitsland werd ingezet als doorgangskamp bij de deportatie van Joden en Romazigeuners naar Auschwitz. In tegenstelling tot monsters herinneren martelaren ons eraan dat mensen in staat zijn hun geloof zo radicaal te omarmen dat ze zelfs hun leven ervoor willen offeren. Het onderscheid tussen monsters en martelaren vervaagt echter snel als ze in de informatiedraaikolk van de huidige massamedia verdwijnen. De kunstwerken die in het luik Monsters, Martyrs and Media getoond worden, bezetten letterlijk en figuurlijk de historische binnenstad van Mechelen.
CONTOUR 7 Tot 08.11.2015 Binnenstad Mechelen www.contour7.be
CONTOUR 7 bezoeken is een even spannende als ontspannende manier om hedendaagse beeldende kunst van internationaal niveau te ontdekken. Je maakt een stadswandeling door de Mechelse binnenstad en komt op verschillende locaties film, video, installaties en performances tegen. Bij het startpunt van CONTOUR 7 vind je de ticketbalie en een bar. Je kan er ook de CONTOUR 7-applicatie op je smartphone laden.
39
© Stijn Swinnen
CONTOUR 7 brengt eenentwintig nationale en internationale kunstenaars samen. Inhoudelijk zijn er twee luiken, die verwijzen naar zowel het menselijke als het intellectuele traject dat More exact vijfhonderd jaar geleden in Mechelen aflegde. De kunstenaars vonden inspiratie bij enerzijds monsters en martelaren en anderzijds utopieën van vroeger en vandaag.
© Gilberto Zorio
© Stijn Swinnen
C u lt u u r c e n t r u m M e c h e l e n M i n d e r b r o e d e rs g a n g 5
Het parcours brengt je eerst naar het Cultuurcentrum Mechelen, dat zich tegenover het startpunt bevindt, op de plek waar vroeger het minderbroedersklooster met zijn binnenhof, gastenverblijven en ziekenvertrekken stond. In 1796 werd de orde van de minderbroeders verjaagd, maar de zeventiende-eeuwse kerk herinnert nog aan hun aanwezigheid. Cultuurcentrum Mechelen huisvest onder meer werk van Gilberto Zorio, een van de kunstenaars die eind jaren zestig in Italië aan de wieg stond van de Arte Povera-beweging. Zijn È Utopia, La Realtà, È Rivelazione uit ’71 is een installatie waarbij een fluorescerende tekst wordt weergegeven in een veranderende context. Door de belichting van blauw in wit te veranderen en vervolgens in duisternis te laten overgaan, wordt gespeeld met de betekenisvorming van een zin.
40
© Stijn Swinnen
DE VLIETENKELDER IJZERENLEEN
De Vlietenkelder is een ondergronds gangencomplex dat ontstond toen in de zestiende eeuw een oud stadskanaaltje overwelfd werd. Het was sindsdien een plek voor akelige monsters, maar ook een kelder waar men tijdens de Tweede Wereldoorlog kon schuilen voor het oorlogsgeweld. De site onderging in 2012 een grondige restauratie en wordt uitzonderlijk opengesteld voor individuele bezoekers. De Vlietenkelder gaat tijdens CONTOUR 7 een interessante dialoog aan met hedendaagse beeldende kunst. In Old House gaat Rabih Mroué na wat geheugen betekent en hoe ons hoofd zich dingen herinnert, of opnieuw uitvindt. Dit wordt geplaatst tegenover een beeld van een huis dat steeds weer instort en, door te spelen met de chronologie van de montage, terug recht komt.
© Rabih Mroué
41
Deze voormalige legerkazerne, in 1756 gebouwd door Maria Theresia van Oostenrijk, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door nazi-Duitsland gebruikt als doorgangskamp. In 2012 opende naast de oude Kazerne Dossin een museum met dezelfde naam. De historische context van deze site is voor de kunstenaars van de Biënnale een grauwe maar interessante voedingsbodem. De monsters en martelaren uit de zwarte pagina’s van de geschiedenis dwalen er tijdens CONTOUR 7 weer even rond.
Het Hof van Busleyden dateert van het begin van de zestiende eeuw en is ongetwijfeld een van de mooiste plekjes van Mechelen. Van Busleyden had als mecenas en humanist een nauwe band met Erasmus én More. More schreef zelfs een gedicht over de schoonheid van het Hof van Busleyden. Het is dus geen toeval dat deze plek de Biënnale ontvangt die aan hem is opgedragen.
K a z e r n e D o s s i n G o sw i n d e S tas sa rts t r a at 1 3 5
© Stijn Swinnen © Sander Breure & Witte van Hulzen
© Jan Fabre
© Stijn Swinnen
H o f va n B u s ley d en Frederik de Merodestraat 65
Je kan niet alleen rondwandelen in het huis waar More ooit verbleef, maar je kan er ook hedendaagse kunst bekijken. Zo toont Jan Fabre in het Hof van Busleyden twee modellen van zijn bekende beeldhouwwerk Searching For Utopia, dat de volhardende kunstenaar weergeeft tijdens zijn schijnbaar trage en moeizame zoektocht naar een utopie. Daarnaast toont Fabre ook een speciaal voor CONTOUR 7 geproduceerd videowerk, waarin hij zijn performance Hommage aan Thomas More uit 1977 herhaalt.
De in Kazerne Dossin getoonde werken bevatten een expliciete verwijzing naar monsters en martelaren. The Shores of An Island I Only Skirted is een video-installatie van het Amsterdamse kunstenaarsduo Sander Breure en Witte van Hulzen. De rustige beelden van een onschuldig natuurlandschap werden opgenomen op 42
De Noker is een voormalig veertiende-eeuws klooster waar ook zieken verzorgd werden. De site staat tot op vandaag in het teken van zorg: de hoofdzetel van welzijnsorganisatie Emmäus vzw is er gevestigd. De zorgvuldig gerestaureerde kapel en de fabelachtige binnentuin van de Noker vormen het sluitstuk van CONTOUR 7.
© Stijn Swinnen
D e N o k e r N o k e rs t r a at 6
De kapel waar ooit zieke burgers, pestlijders en geesteszieken kwamen bidden, is tijdens de Biënnale heel even het decor voor een hoogmis van de hedendaagse videokunst. Alles wat naar wijwater en kruisbeelden ruikt, werkt bij de Italiaanse kunstenares Chiara Fumai als een rode lap op een stier. Met The Book of Evil Spirits, een werk vol verwijzingen naar occulte en heidense rituelen, benadert ze de veertiende-eeuwse kapel met de nodige ironie. |A.K.
het Noorse eiland Utøya, waar zich in 2011 een monsterlijke schietpartij voltrok die onder meer een reactie was tegen de immigratiepolitiek in Noorwegen. Deze beelden worden gecombineerd met archiefbeelden van Afrikaanse immigranten die, op zoek naar een betere toekomst, de oversteek naar Europa wagen.
© Chiara Fumai
43
Rieke Van Der Stoep, glasXS
Viewmaster/ Masterview Johan Pas selecteert een nieuwe lichting kunstenaars
Voorgaande edities kenden teams van curatoren, met klinkende namen als Jean Paul Van Bendegem, Annie-Mie Van Kerckhoven en Stef Kamil Carlens. Is het een eer om gevraagd te worden? Johan Pas: ‘Neen, een eer zou ik het niet noemen. Ik zie het als een opdracht, een uitdagende job die concentratie vergt, en tijd.’
De Academies voor Beeldende Kunsten van Berchem, Hoboken, Merksem en Wilrijk organiseren voor het vierde jaar op rij een tentoonstelling met eindejaarswerken van studenten. Het kunstminnend publiek krijgt op die manier een unieke kans om kennis te maken met een nieuwe lichting kunstenaars. Alle werken die tijdens Viewmaster/ Masterview in het monumentale Zuiderpershuis te zien zijn, doorstonden de strenge selectie van gastcurator Johan Pas. De kunsthistoricus, auteur en docent licht zijn zeer persoonlijke keuze toe.
Welke criteria hanteerde je bij de selectie van de werken? ‘Geen enkel criterium, behalve kwaliteit. Ik wilde het niet te rationeel of intellectueel benaderen. Ik wilde me zoveel mogelijk laten verrassen. De selectie is dus gemaakt op basis van gut feeling. Zo’n uitgesproken subjectieve keuze valt misschien niet bij iedereen in de smaak. Wel heb ik 44
getracht werken te selecteren uit een brede waaier aan kunstdisciplines. Er zitten sculpturen tussen, glas, keramiek, installaties, video, zelfs mode.’
‘Ik was verrast door de maturiteit van sommige werken. Er zitten zonder twijfel kunstenaars tussen die volwassen werk maken. Tegelijkertijd liep het niveau van de werken ontzettend uiteen. Bij het KASK, waar ik doceer, ben ik gewend aan een meer homogeen niveau. Hier ging het echt alle kanten op: van rotzooi tot topwerk. Uiteindelijk heb ik uit honderden kandidaten zo’n vijftien tot twintig studenten geselecteerd, soms met één groot werk, soms met een ensemble van werken.’
Kreeg je carte blanche? ‘Ja, ik had volledige vrijheid. Het was bijvoorbeeld niet zo dat er een minimaal of maximaal aantal werken tentoongesteld moest worden. Ik wilde er zeker geen schoolvoorstelling van maken en niet aan positieve discriminatie doen onder het mom van: “Ach, het zijn maar studentjes.” Dus ik ben streng en selectief geweest. Ik had zelfs al een plan B bedacht. Voor het geval ik niks goed genoeg zou vinden! Dan had ik het hele Zuiderpershuis volgepropt en simpelweg alles getoond! Gelukkig zat er voldoende kwaliteit tussen, anders was het een antitentoonstelling geworden.’
Hoeveel van de exposanten kunnen straks leven van de kunst, schat je? ‘Tja ... dat is van veel factoren afhankelijk. Puur op artistieke merites red je het niet. Je moet handigheid hebben, kunnen netwerken. Alle kunstenaars in deze expositie hebben het potentieel om hun plaats te vinden in de kunstwereld, maar hebben ze ook de werklust, de moed, de overtuiging, het vereiste masochisme?’
Hebben de studenten hun werk aan je voorgesteld? Ben je een dialoog met hen aangegaan? ‘De selectie is blind gemaakt. Ik wilde zelfs de naam van de kunstenaar niet weten. Een dialoog kan afleiden. Ik zit vaak in jury’s. Als mensen hun werk verbaal moeten toelichten, presenteert de een zichzelf natuurlijk beter dan de ander. Nu kon ik met onbevangen blik kijken, een heel frisse manier van werken. Op de vernissage zal ik wel een paar keer verrast worden als ik de kunstenaars ontmoet. Omdat ze jonger of ouder zijn, meer introvert of juist meer extravert dan ik, op basis van hun werk, had verwacht.’
Masochisme? ‘Jazeker, de bereidheid om jezelf te grabbel te gooien, om je beledigingen te laten welgevallen en om met moeite en pijn obstakels te overwinnen. Dat is net zo belangrijk als het talent dat hier getoond wordt.’ | J.T.
‘Puur op artistieke merites red je het niet’ Speelde de expositieruimte, het Zuiderpershuis, een rol bij de selectie? ‘Je kan er niet omheen dat het Zuiderpershuis een ruig, industrieel gebouw is, veel ruwe planken, veel baksteen. Het is zeker geen white cube. Hoewel ik geloof dat goede kunst overleeft in de meest barre omstandigheden, kwam er toch veel pas- en meetwerk kijken bij het indelen van de expo. Je moet uitkijken dat werken niet te visueel kwetsbaar zijn ten opzichte van de omgeving. Daarom heb ik vaak brutale werken gekozen die een dialoog aankonden met de ruimte.’
Jeffe Van Hoof
Viewmaster/Masterview 12.09-13.09.2015 en 19.09-20.09.2015 Zuiderpershuis, Waalse Kaai 14, Antwerpen
Krijgen bezoekers werk te zien van studenten met talent, of van volgroeide kunstenaars? 45
Ik, zigeuner. De reizen van Jan Yoors Fototentoonstelling
Jan Yoors
Geboeid door diversiteit Jan Yoors werd in 1922 in Antwerpen geboren als zoon van brandglasschilder Eugeen Yoors en dichteres-activiste Magda Peeters. Op twaalfjarige leeftijd kwam hij in contact met Romzigeuners die in de buurt van Antwerpen hun kamp hadden opgeslagen. Hij sloot zich bij hen aan en begon grote delen van het jaar – mét toestemming van zijn ouders – rond te trekken. Yoors nam een camera mee en documenteerde zijn reizen en de levensstijl van de Roms. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich aan bij het verzet. Zijn opdracht was om zigeuners bij anti-Duitse activiteiten te betrekken.
In De Loods, de oude bagageloods in het Red Star Line Museum, is vanaf eind september een selectie van het fotografisch en filmisch werk van de Antwerps-New Yorkse kunstenaar Jan Yoors te zien.
Na de oorlog belandde Yoors via Groot-Brittannië in New York, waar hij naam maakte als tapijtkunstenaar en geboeid raakte door de grote etnische diversiteit in de stad. Hij zag New York daarbij eerder als een etnisch lappendeken dan als het voorbeeld van de Amerikaanse melting pot. Yoors maakte hierover een fotoboek en een filmdocumentaire. Deze uitzonderlijke tijdsdocumenten dragen beide de titel Only One New York.
In het decennium voor zijn dood in 1977 reisde Yoors verschillende keren terug naar Europa om er zijn oude zigeunerkennissen op te zoeken. Over zijn leven bij de zigeuners schreef hij twee boeken: Wij Zigeuners (The Gypsies) en Een volk op doortocht (Crossing. A Journal of Survival and Resistance in World War II).
Verborgen en kwetsbare werelden Voor Ik, zigeuner. De reizen van Jan Yoors selecteerde fotograaf Koen Broos zowel foto’s van Yoors’ reizen met de Romzigeuners in de jaren dertig en zijn latere reizen naar Europa als foto’s van de etnische gemeenschappen in het New York van de jaren vijfig. Ook de film Only One New York wordt getoond. De beelden geven een inkijk in Yoors’ fascinatie voor wat hij zelf ‘minoriteiten’ noemde en tonen zijn talent om te infiltreren in verborgen en kwetsbare werelden zonder er volledig in op te gaan.
46
Randprogramma In het kader van Ik, zigeuner. De reizen van Jan Yoors organiseert het Red Star Line Museum van oktober 2015 tot maart 2016 zes lezingen die dieper ingaan op tentoonstellingsthema’s, vijf avondopeningen met muzikale omlijsting en vier workshops straatfotografie met jongeren. |A.K.
Ik, zigeuner. De reizen van Jan Yoors 25.09.2015-10.04.2016 Red Star Line Museum Montevideostraat 3, Antwerpen www.redstarline.be
Update Agendatips voor de herfst
47
D O C U -P R ESS 5 - Katja M at e r Fr a n s M as er eel C en t r u m
Het Frans Masereel Centrum nodigde de Nederlandse fotografe Katja Mater uit als artist in residence. Tijdens haar verblijf experimenteerde Mater voor het eerst met grafiek. Ze onderzocht hoe haar fotografische praktijk in een ander medium overleeft, hoe deze verandert en welke parallellen er zijn. Maters grafiek lijkt meditatief. De prints (zie pagina 47) geven een beeld van de tijd die voorbijging tijdens het maken en tonen hun eigen ontstaansgeschiedenis. In de tentoonstelling worden deze nieuwe werken gecombineerd met bestaand werk en een inkijk in het creatieproces van Mater.
aan de basis lagen van de Kempense musea en heemkundige kringen. De tentoonstelling die vorig jaar in het Taxandriamuseum in Turnhout werd getoond, krijgt nu een spin-off in Hoogstraten. De opstelling wordt aangevuld met lokale elementen. Tot 29.11.2015 Begijnhof 9, Hoogstraten museum.hoogstraten.be
One Armed Man - Monster
One armed man is een kunstexpo met live performances, muziek en feest. Vijftig kunstenaars werden geselecteerd met werk rond het thema ‘monsters’. Uiteenlopende kunstvormen komen aan bod: grafiek, installatie, performance, illustratie, video, kostuum, juweelontwerp, fotografie ... Kan je op 21 oktober niet aanwezig zijn bij de opening? Tot 8 november 2015 is de expo elk weekend overdag open, met verschillende evenementen voor jong en oud. 21.10-8.11.2015 Hofstraat 15, 2000 Antwerpen www.onearmedman.be 3 0 j a a r W I TZ L I - PO E TZ L I
Op 30 september 2015 viert café WITZLI-POETZLI zijn dertigste verjaardag. Voor de gelegenheid werd aan een veertigtal kunstenaars onder de klanten gevraagd om een kunstwerk te maken ter ere van de verjaardag. Elke laatste zaterdag van de maand opent een nieuwe expo met deze werken op de eerste verdieping en wordt er bij wijze van editie een bierviltje van uitgebracht.
Tot 01.11.2015 Masereeldijk 5, Kasterlee www.fransmasereelcentrum.be V o n d st en v ert ellen. A rc h e o lo g i s c h e pa r e ls u i t d e A n tw er p s e K em p en S t ed elij k M u s eu m H o o g st r at e n
Archeologisch speurwerk in de schrale zandbodems van de Kempen leverde de afgelopen twee eeuwen behoorlijk wat nieuwe inzichten op. Vondsten vertellen laat enkele topvondsten uit de Kempen ‘aan het woord’. Ze vertellen over de vroegere bewoners, over ontdekkers en erfgoedpioniers. Waren deze erfgoedpioniers wetenschappers of gewoon ordinaire schattengravers? Archiefstukken en verhalen schetsen een beeld van Walterus Van Genechten, Eugeen Surinx, Louis Stroobant en Gustaaf Aerts. Er wordt getoond hoe ze te werk gingen en hoe hun collecties
30.09.2015-30.09.2016 Blauwmoezelstraat 8 Antwerpen N a r c i s s e To r d o i r Museum PlantinMoretus/ Prentenkabinet
In 2014 organiseerde het Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen een succesvolle tentoonstelling met werk van Narcisse Tordoir. Antwerpen heeft toen een van de monumentale schilderijen uit de reeks The Pink
One Armed Man
48
Narcisse Tordoir in de bibliotheek van het Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet
Spy aangekocht voor zijn stedelijk kunstpatrimonium. Tordoir schonk vervolgens vier tekeningen uit dezelfde reeks aan het Prentenkabinet. Dit najaar presenteert Tordoir deze tekeningen en andere werken in de historische ruimten van het Museum Plantin-Moretus. De oude bibliotheek is de uitgelezen plaats om zijn monumentaal werk te confronteren met de historische context van het museum. Daarnaast selecteert Tordoir tekeningen en prenten uit het Prentenkabinet die hem aanspreken en inspireren. 20.09.2015-03.01.2016 Vrijdagmarkt 22, Antwerpen www.museumplantinmoretus.be
D u i z e n d b o m m e n e n g r a n at e n . S o u v e n i rs u i t d e l o o pg r av e n K ij k d e p ot M AS
Bomscherven en granaathulzen worden vazen, uurwerken en briefopeners. Trench art staat voor (kunst)voorwerpen die door soldaten, krijgsgevangenen en burgers gemaakt zijn uit oorlogsmateriaal. Ontdek in het Kijkdepot dit boeiend maar weinig bekend deel uit de rijke collectie van het MAS. En achterhaal de geladen betekenis van deze souvenirs, die in de dode uurtjes aan het front gemaakt werden als persoonlijk aandenken, voor verkoop of ruil. De mini-expo biedt een apart perspectief op de historische foto’s van Exodus. Op de vlucht voor de oorlog in de MAS-Wandelboulevard. Samen brengen zij een beklijvend verhaal. |A.K. Tot 18.10.2015 Hanzestedenplaats 1, Antwerpen www.mas.be
49
Souvenirs uit de loopgraven, Kijkdepot MAS
Engelen in je oor Een najaar vol laatmiddeleeuwse polyfonie Rust, zuiverheid en perfectie: meerstemmige of polyfone muziek uit de Lage Landen stond vijf eeuwen geleden hoog aangeschreven in Europa dankzij componisten
als Josquin des Prez en Pierre de la Rue. Hun werk werd verzameld in prachtig verluchte muziekhandschriften, vervaardigd in het atelier van Petrus Alamire.
In de kathedraal van Antwerpen worden deze ingeweken Mechelaar, zijn muziek en zijn tijd loepzuiver in klank en in beeld gebracht.
‘De polyfone stukken die je hoort, weerklonken vijfhonderd jaar geleden op precies dezelfde plek’
Peter Imhoff, alias Petrus Alamire, werd rond 1470 geboren in Neurenberg, waar hij werd opgeleid tot musicus en scribent. In het zog van zijn handeldrijvende familieleden reisde hij naar de Lage Landen en vervaardigde er luxueuze muziekhandschriften voor Margaretha van Oostenrijk en aartshertog Karel, de latere keizer Karel V. Alamire was ondernemer, spion voor Hendrik VIII en koerier voor Erasmus en andere humanisten. Bovendien onderhield hij persoonlijke contacten met verschillende Europese hoven en met machtige handelaars en bankiers. Zijn muziekhandschriften raakten verspreid over heel Europa. De sprankelende muziekhandschriften die Alamire vijfhonderd jaar geleden in zijn atelier in Mechelen maakte, vormen het uitgangspunt van een uniek project. Van 51 handschriften, die een schat aan polyfone composities uit heel Europa herbergen, maakte het Alamire Digital Lab digitale beelden. Klank- en beeldsensatie Tijdens de tentoonstelling Petrus
Alamire. Meerstemmigheid in beeld in de Antwerpse kathedraal staan zeven bijzondere boeken centraal: het imposante en prachtig verluchte Mechels koorboek uit het Stadsarchief van Mechelen en zes handschriften – daaronder het liedboek van Margaretha van Oostenrijk en de Occo-codex – uit de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. Deze zeven boeken bevatten religieuze en profane muziek, en het oeuvre van drie generaties componisten uit de vijftiende en zestiende eeuw.
De tentoonstelling laat de bezoeker niet alleen kennismaken met de handschriften, maar ook met de machthebbers, componisten en musici van rond 1500. Bovendien dompelt ze hem op een verbluffende manier onder in de klankwereld van de vroegzestiende-eeuwse meerstemmigheid dankzij de ingenieuze media-installatie van kunstenaar Rudi Knoops. De Lage Landen, toen en nu ‘In de Antwerpse kathedraal tonen we manuscripten en beeldende kunst uit die tijd, én je beluistert 50
er de muziek’, benadrukt directeur Bart Demuyt van AMUZ en de Alamire Foundation. ‘Dat maakt deze tentoonstelling interessant voor een ruim publiek. De polyfone stukken die je hoort, weerklonken vijfhonderd jaar geleden op precies dezelfde plek. De tentoongestelde muziekhandschriften werden tijdens de liturgie écht gebruikt.’ ‘Het topniveau van de werken en het vakmanschap dat toen in de Lage Landen bestond, maken we tastbaar dankzij vakmanschap van vandaag’, vervolgt Demuyt. Muziekhandschriften zijn moeilijk tentoon te stellen – je kan telkens maar een pagina laten zien – maar dankzij de gedigitaliseerde manuscripten en de fantastische multimedia-installatie kan je zowel visueel als auditief aangenaam grasduinen.’ | W.D.H.
Petrus Alamire. Meerstemmigheid in beeld Tot 22.11.2015 Onze-Lieve-Vrouwekathedraal Antwerpen www.amuz.be
SPEEL EN WIN
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1
Rust, zuiverheid en perfectie zijn kermerkend voor deze muziek 2 Antwerpenaar die van het gebouw van de Antwerpse Waterwerken een museum maakt 3 Vader van Stella 4 Antwerps tapijtkunstenaar die geboeid was door Romzigeuners 5 Curator van de tentoonstelling Viewmaster/ Masterview 6 Kunstenaar die een vogel liet landen 7 Uitverkoren fotograaf 8 Biënnale voor Bewegend Beeld 9 Kunstenaar in verandering 10 Vertikale kleurenbalken vertolken bij deze kunstenaar tempowisselingen in de muziek 11 Kunstenaar die blind werkt
Wedstrijd 100% EXPO – nummer 11 Oplossing: Antwerp Art De winnaars zijn: Hugo Van Tricht (Schoten), Danny Donkers (Vosselaar), Bob Hanzen (Brecht), Hans François (Borgerhout), Sofie Bernaerts (Overpelt). Zij ontvangen een exemplaar van het kunstboek Omens van Jan Vanriet.
Mail het woord dat we zoeken voor 1 december 2015 naar expo@100procentcultuur.be en maak kans op 5x1 pakket met catalogi van de jaarlijkse kunstexpositie One Armed Man. Elke catalogus geeft een overzicht van de kunstenaars die exposeerden tijdens One Armed Man: Pin-Up (2013), The Year 2525 (2014) en Monsters (2015). Het pakket is voor je samengesteld door DOP-platform. Meer informatie www.onearmedman.be Vergeet niet je adres te vermelden.
Vanaf 25 september 2015 elke vrijdag en zaterdag voorstellingen en concerten in Antwerpse theaters en concertzalen tegen halve prijs. Wisselstraat 12 (hoek Grote Markt) – 2000 Antwerpen www.lastminuteticketshop.be
12.09.2015— 06.12.2015
THE ACCATTONE WIM CATRYSSE CÉLINE CONDORELLI JAN DE COCK FERRY ANDRÉ DE LA PORTE WILLEM DE ROOIJ KOENRAAD DEDOBBELEER MAATSCHAPPIJ DISCORDIA LILI DUJOURIE KERSTEN GEERS AGLAIA KONRAD GERMAINE KRUIP
CORNER
Extra City
GABRIEL KURI VALÉRIE MANNAERTS KATJA MATER JOSIAH MCELHENY MANFRED PERNICE BAS SCHEVERS SANTIAGO SIERRA STEVE VAN DEN BOSCH KOEN VAN DEN BROEK JOEP VAN LIEFLAND PHILIPPE VAN SNICK
EXTRACITY.ORG
Curated by Wouter Davidts, in collaboration with Philip Metten and Mihnea Mircan
SHOW
Opening 11.09.2015 | 19:00 On view at the same time: 'No blossom no moonlight' and 'Farah Atassi'
Eikelstraat 31 - 2600 Antwerpen-Berchem