100% EXPO Nr 20

Page 1

PROVINCIE ANTWERPEN

100 % EXPO Collectie FIBAC, het verhaal Historische sensatie bij Broucke Ibasho en Japanse fotografie Pas en Van Geystelen in gesprek Guiette, altijd mee met zijn tijd

N°20

D e p a r te m e nt C ul t u u r Driemaandelijks magazine september-november 2017


PROVINCIE ANTWERPEN

100 % EXPO 4 MoMu

100 % EXPO thuis in de bus?

Mail je naam en adres naar expo@100procentcultuur.be voor een gratis abonnement op dit driemaandelijkse tijdschrift van de Provincie Antwerpen. Abonnees buiten BelgiĂŤ betalen portokosten. 32 RenĂŠ Guiette C O LO F O N Hoofdredactie: Annik Klaes Eindredactie: Walden Art Stories Grafische vormgeving: Anne Van De Genachte Cover: Koen Broucke, Stiefel, 2017 Advertenties: Viviane Spiessens, 03 338 95 75 viviane.spiessens@prospekta.be Prospekta - centrum voor kunstcommunicatie Hofstraat 17, 2000 Antwerpen 03 338 95 56 - expo@100procentcultuur.be v.u.: Prospekta, Hofstraat 17, 2000 Antwerpen

22 FIBAC


04 06 09 14

Breedbeeld She Walks in Beauty De kunstenaar Timo van Grinsven De galerieëngalerij Japanse fotografie bij Ibasho Kanttekening Callewaert-Van Langendonck Collection 15 Interview Adinda Van Geystelen en Johan Pas 20 Parels uit vaste collecties De rivier van Aristide Maillol

22 Interview De collectie FIBAC 27 Woord verklaard connectie 28 Bezoekerscentrum Koloniën van Weldadigheid 30 Maak kennis met Olivia van Trigt 32 Verhaal René Guiette 36 Atelier Lerarenopleiding Beeldende Kunsten 38 Breedbeeld Rinus Van de Velde

NO TIME

De bijzondere bijlage in het midden van dit nummer is het eindresultaat van het onderzoeksproject No Time aan de Antwerpse Academie. Samen met een aantal van hun studenten lazen vier docenten schilderkunst (Bruno Van Dijck, Tina Gillen, Ellen De Meutter, Pat Harris) het gelijknamige boek van Noami Klein. Dat was de aanzet voor een onderzoek naar de manier waarop de klimaatopwarming invloed uitoefent op hun verbeelding van het eigentijdse landschap. Criticus Jeroen Laureyns stuurde de onderzoeksgroep mee aan en schreef bij elke kunstenaar een korte tekst over het verband tussen de artistieke voorstelling van het landschap en de klimaatopwarming. In een begeleidend pamflet formuleren de kunstenaars voorstellen voor een meer klimaatvriendelijke toekomst op de eigen campus en in de grote wereld daarbuiten.

38 Rinus Van de Velde 40 42 47 50

42 Koen Broucke

De openbare ruimte De calvarietuin van Sint-Paulus Interview Koen Broucke Update Agendatips voor de herfst Speel en win


Olivier Theyskens, S/S 2001 Š Thomas Schenk, Dutch Magazine, 2001


SHE WALKS IN BEAUTY Twintig jaar geleden verraste Olivier Theyskens de modewereld met een indrukwekkende show in Parijs. De donkere, romantische creaties van de piepjonge ontwerper vonden sindsdien hun weg naar de kleerkasten van wereldsterren als Nicole Kidman, Cate Blanchett en Emma Watson. In 2002 stopte hij met zijn eigen collectie, om voor het oude Franse modehuis Rochas een nieuwe visie op couture uit te tekenen. Na passages als artistiek directeur bij Nina Ricci en Theory in New York, nam hij de draad van zijn eigen label weer op. Een overvloed aan foto’s, films en tekeningen wordt aangevuld met literaire stemmen. Samen schetsen zij een beeld van het meesterschap en de creatieve evolutie van een van de meest intrigerende Belgische ontwerpers. Maar ook van zijn visie op de hedendaagse modewereld, van couture- tot semicouture- en prêt-à-portercollecties. De muze van Theyskens is romantisch, mysterieus, sterk en elegant: waar ze ook gaat, ze gaat in schoonheid. OLIVIER THEYSKENS. SHE WALKS IN BEAUTY 12.10.2017-18.03.2018 ModeMuseum (MoMu) Nationalestraat 28, Antwerpen www.momu.be

- 5-


HET CREATIEPROCES VAN TIMO VAN GRINSVEN

Toverwoorden Timo van Grinsven, Je suis mon ami, 2016 (CAB-Art Center)

Op het eerste gezicht is het werk van Timo van Grinsven aantrekkelijk, intrigerend, heel mooi gemaakt. Slim ook, ontroerend en geestig. Tegelijkertijd is het cerebrale erg belangrijk. Van Grinsvens gedachtekronkels zijn onnavolgbaar. Of toch bijna, want in zijn tekeningen wil hij inzicht verschaffen. Dat is ook wat dit gesprek beoogt: een beetje magie oogsten, onder een Hollandse stormlucht ...

Momenteel verblijf je via het Mondriaan Fonds als artist in residence in Pompgemaal Den Helder. Wat doe je daar? Timo van Grinsven: ‘Ik wilde me terugtrekken in de na-

tuur. Eenmaal in Den Helder, ging ik op zoek naar plekken om te werken. Zo kwam ik terecht bij kunstencentrum Triade. Ik wilde er een dag in de week naartoe gaan, maar intussen maak ik er vijf dagen per week keramiek. De natuur zou me rust moeten geven, maar ik heb zo veel ideeën dat ik van ’s ochtends tot ’s avonds werk. Ik moet mezelf dwingen om van de omgeving te genieten.’ Je hebt vaak twee ateliers tegelijk. Welke invloed heeft dat op je creatieproces?

‘Twee ateliers hebben is niet echt fijn, maar tijdens een residentie is dat sowieso het geval. Je went eraan. Een

- 6-


kunstenaar is altijd onderweg. Ik probeer heel gericht zoveel mogelijk materiaal op een plek te verzamelen, maar soms ben ik toch jaloers op conceptuele kunstenaars of schrijvers. Je wordt er wel flexibeler door. En je gaat meer nadenken over de context die een plek genereert. Ik zou het bijvoorbeeld interessant vinden om hier iets in de grond te begraven. Keramiek draagt de associatie van een archeologische vondst in zich. Het lijkt me grappig dat iemand mijn werk ooit opgraaft en denkt dat het iets van een vreemde beschaving is, een volk met kommen zonder oor en een handgreep aan de binnenkant.’

TIMO VAN GRINSVEN: ‘MIJN WERKEN ZIJN VRIENDEN VAN ELKAAR. IK DENK DAT HET NIET ZO MOEILIJK IS OM TE ZIEN DAT ZE VAN MIJ ZIJN'

Je werk heeft uiteenlopende verschijningsvormen, van tekening over schilderij tot sculptuur en installatie. Hebben die vormen elk een eigen betekenis voor je?

‘De tekeningen zijn schematische weergaven van mijn ideeën. Soms heb ik die al uitgevoerd, soms vormt de tekening de aanleiding voor een werk. De tekst bij de tekeningen helpt me mijn gedachtegang te onthouden. Ze zijn alleen maar gemaakt om duidelijk te zijn. Mijn sculpturen daarentegen gaan vooral over vorm, constructie en samenstelling. In mijn atelier slingeren een heleboel materialen en objecten rond. Ik voeg ze samen en probeer een geheel te maken dat klopt, zodat er een wisselwerking ontstaat. Ik vind het mooi om abstracte en herkenbare vormen met elkaar te combineren.’ Welke rol speelt ambacht in je werk?

‘Voor elk idee ga ik op zoek naar het materiaal waarin ik dat het best kan uitvoeren. Mijn tekening van twee vieren die een acht vangen, is heel smal bijvoorbeeld. Aangezien ik het ontwerp wil uitvoeren in verguld messing, leert een juweelontwerper me de basis. Dat is fijn, omdat ik nadien weer een beetje meer kan. De angst voor een nieuw medium komt bij elk werk kijken. Dat is oké. Ik heb gaandeweg geleerd dat mijn ambacht vooral zit in hoe ik kijk, in de beoordeling van mijn keuzes, in mijn manier van doordenken. Werk laten uitvoeren doe ik niet snel. Als ik het niet zelf heb aangeraakt, zou ik het niet durven tonen, omdat ik er te weinig connectie mee heb.’ Je zei ooit: ‘De betekenis van mijn werk zit tussen twee woorden.’ Kan je dat toelichten?

‘Ik dacht toen dat veel dingen niet bepaald zijn, omdat het beeld verdergaat waar de taal stopt. Je gaat constant van het ene woord naar het andere, maar je komt nooit tot de essentie. Neem nu de lepelfluit die ik aan het maken ben. Dat object bestaat uit twee woorden en twee voorwerpen, maar functie en betekenis zijn verdeeld. Waar het me om gaat, is dat je een toon of een lied serveert in de soep die je tot je neemt. Terwijl je normaal een toon ontvangt met je oor, drink je hem nu op. Zoals een heks die boven zo’n grote ketel een toverwoord uitspreekt. Ook kunst heeft iets magisch.’

Timo van Grinsven, Drager2, 2016 (Extra City)

- 7-


Is het verhaal achter je werken belangrijk?

WELMER KEESMAAT (TIQUE ART SPACE): ‘TIMO’S WERK STAAT OP ZICHZELF. HET BESTAAT UIT VERSCHILLENDE FACETTEN EN DAT ZIE JE NIET IN DE GROEPSTENTOONSTELLINGEN WAARAAN HIJ VAAK DEELNEEMT. DIE DIVERSITEIT WIL IK TONEN IN DE SETTING VAN EEN SOLOSHOW’

‘Over sommige werken weet ik niks te vertellen, over andere kan ik bij wijze van spreken dagen praten. Soms verspreek ik me. Dan zeg ik iets dat mijzelf verrast en kom ik tot nieuwe ideeën. Maar ik laat het ook graag vrij, ik wil er niet alles over weten.’ Wat wil je overbrengen?

‘Ik wil dat mijn werk een ruimte wordt waarin je kan verdwijnen, dat iemand meegaat in mijn gedachten zoals je in een boek duikt. De tekeningen kunnen daarbij helpen. In dat boek zijn mijn werken de afbeeldingen en de mensen de taal. Maar mensen moeten mijn werk niet vanuit de taal benaderen. Kan je níet in taal denken? Dat begeef je je op het terrein van gevoelens, denk ik.’ | Lise Lotte ten Voorde

TIMO VAN GRINSVEN Timo van Grinsven, De blinde ruimte, 2015 (Base Alpha Gallery)

BIO Timo van Grinsven (‘s-Hertogenbosch, °1985)

27.10-25.11.2017 TIQUE ART SPACE KORTE VLIERSTRAAT 5, ANTWERPEN WWW.TIQUE.ART/SPACE

werkt in Zwolle en Antwerpen. Hij studeerde Grafisch Ontwerp in Eindhoven, Fine Arts in Den Bosch en voltooide in 2014 de Master in de Beeldende Kunst aan Sint Lucas in Antwerpen. Zijn werk kenmerkt zich door een grote gevoeligheid en een verscheidenheid aan verschijningsvormen.

- 8-


Asako Narahashi, Untitled from Nu-e (tiger), 1995

De galerieĂŤngalerij

Japanse fotografie Ibasho Gallery Begin 2015 verhuisden Nederlanders Martijn van Pieterson en Annemarie Zethof van Londen naar Antwerpen. In de Tolstraat, op een steenworp van de Marnixplaats, kochten ze een statig herenhuis waarin ze niet enkel wonen, maar ook hun eigen kunstgalerie onderbrachten. De benedenverdieping werd ingericht als

expositieruimte voor Japanse fotografie en omgedoopt tot Ibasho Gallery.

De muren zijn sneeuwwit, over de warme parketvloer in visgraatmotief trippelen twee elegante burmezen: de sfeer in Ibasho Gallery is eigenzinnig en hartelijk. Niet toevallig verwijst de naam van de galerie naar (lees verder op p. 12)

- 9-



ANNEMARIE ZETHOF: ‘WILLEN WE HET WERK IN ONZE EIGEN WOONKAMER? OP DIE MANIER KOMEN WE TOT EEN INTERESSANTE MIX VAN ZOWEL JAPANSE FOTOGRAFEN ALS FOTOGRAFEN VAN ANDERE NATIONALITEITEN DIE ROND JAPAN HEBBEN GEWERKT’

Eikoh Hosoe, Embrace


de Japanse term voor ‘een plek waar je jezelf kan zijn’. Het galeristenkoppel wil zijn bezoekers een totaalconcept aanbieden. Twee jaar geleden kozen ze voor Antwerpen als uitvalsbasis om deze droom waar te maken, vandaag blikken ze terug op een intense maar geslaagde start. Martijn van Pieterson: ‘We zijn een jonge galerie die zich specialiseert in Japanse fotografie. Die keuze, ontstaan vanuit onze passie voor kunst, fotografie en Japan, was heel bewust. We vonden het belangrijk een duidelijke identiteit te creëren. Het klinkt misschien als een nauwe focus, maar we willen hier net de diversiteit van het gegeven laten zien. Dat hebben we de afgelopen twee jaar gedaan met een veelheid en grote variëteit aan tentoonstellingen. Onlangs hebben we wel besloten het iets rustiger aan te doen. Door het hoge tempo hebben we een aantal mensen niet bereikt, en dat is jammer. De komende tijd willen we goede en mooie tentoonstellingen maken die langer lopen, opdat we onze bezoekers meer ruimte en rust kunnen geven. Wij zijn een huiskamergalerie, we willen dat de mensen zich hier comfortabel voelen en gerust blijven rondhangen.’ Annemarie Zethof: ‘Inmiddels hebben we ook in Japan een goede naam en worden we benaderd door Japanse artiesten die, als ze in Europa zijn, willen langskomen om hun werk te tonen. We zijn wel erg strikt. Er moet een klik zijn tussen het werk van de kunstenaar en onze voorkeur. Het is niet omdat je een fotograaf uit Japan bent dat je hier automatisch aan de muur komt te hangen. Onze leidraad is: willen we het werk in onze eigen woonkamer? Op die manier komen we tot een interessante mix van zowel Japanse fotografen als fotografen van andere nationaliteiten die rond Japan hebben gewerkt. Dat visuele onderzoek naar de gelijkenissen en verschillen tussen fotografie van Japanners en niet-Japanners is erg interessant. Door mijn werk als portfolio reviewer voor Kyotography, een fotofestival in Kyoto, kom ik bovendien regelmatig in contact met nieuwe fotografen. Een nieuw talent te mogen ontdekken en daar later mee te kunnen werken, geeft echt een fijn gevoel.’ Van Pieterson en Zethof stellen vast dat Japanse fotografie in de lift zit. Her en der in Europa zijn er galeries die een belangrijk deel van hun programma wijden aan Japanse kunstenaars, maar in de Benelux is Ibasho Gallery uniek in haar soort. Zethof: ‘De laatste tien jaar is Japanse fotografie een populair thema geworden. Dat is te danken aan enkele grote buitenlandse tentoonstellingen, waardoor meer mensen geïnteresseerd zijn geraakt. Wij hebben geluk gehad met de tijdsgeest bij de start van ons project. Het is ook fijn om hier uniek te zijn. Daardoor hebben we een soort brugfunctie tussen Japanse fotografen en de westerse markt. Er ontstaat weleens discussie over wat we zouden moeten ophangen, omdat de smaken van Japanners en

Munemasa Takahashi, Laying Stones

- 12-


MARTIJN VAN PIETERSON: 'WIJ ZIJN EEN HUISKAMERGALERIE, WE WILLEN DAT DE MENSEN ZICH HIER COMFORTABEL VOELEN EN GERUST BLIJVEN RONDHANGEN'

De zoektocht naar balans en diversiteit typeert het parcours van Van Pieterson en Zethof, die ook werken met een actieve verzameling Japanse prenten en materiaal van overleden Japanse kunstenaars. In 2016 organiseerden ze bovendien een fotowedstrijd in het kader van de honderdvijftigjarige diplomatieke relatie tussen België en Japan. Van Pieterson: ‘We zijn de galerie niet enkel vanuit commercieel oogpunt gestart. Die fotowedstrijd hebben we georganiseerd om te laten zien wat er allemaal mogelijk is binnen het thema Japanse fotografie. Van over de hele wereld hebben zich toen mensen ingeschreven. Hun werk werd voorgelegd aan een professionele jury en uiteindelijk won de Gentse Zaza Bertrand. Daarnaast doen we ook museumshows, zoals voorbije zomer in het SieboldHuis in Leiden.’ Zethof: ‘Dit najaar hebben we hier enkele tentoonstellingen gepland waar we erg naar uitkijken. Een ervan is een retrospectieve tentoonstelling van Asako Narahashi, die heel vernieuwend is met haar foto’s over de relatie tussen land en water. Het zijn wat ik “waterscapes” noem, foto’s die gemaakt zijn vanuit het water en die een heel andere manier van kijken en ervaren teweegbrengen. Eind oktober volgt er een solotentoonstelling van Munemasa Takahashi, een jonge fotograaf wiens werk erg verbonden is met de ramp in Fukushima. Hij zette na de tsunami mee een project op waarbij miljoenen aangespoelde foto’s werden verzameld, drooggeblazen en geëxposeerd, opdat overlevenden hun familiefoto’s konden terugvinden. Met een deel van die tentoonstelling, die Lost and Found Project heette, zullen we een installatie inrichten. Daarnaast tonen we ook Laying Stones, een serie die Takahashi maakte nadat een vriend van hem, die aan hetzelfde project meewerkte en ook familie verloor in de ramp, zelfmoord pleegde. De jongen beroofde zich van het leven in een Japans bos dat bekendstaat voor de vele zelfmoorden die er plaatsvinden. Takahashi bezocht dat bos en legde zijn rouwproces vast in een reeks foto’s. Die foto’s overdonderden mij compleet toen ik ze in Tokyo zag. De twee series hangen erg met elkaar samen, en daarom vond ik dat we ze beide moesten laten zien. Die keuze is puur persoonlijk.’ Van Pieterson: ‘We willen de diversiteit en versatiliteit van Japanse fotografie laten zien. Daarbij willen we zowel onszelf als de kunstenaars vrijheid laten. Ook dat is “ibasho”.’

ASAKO NARAHASHI. A RETROSPECTIVE 07.09-15.10.2017 MUNEMASA TAKAHASHI. LAYING STONES & LOST AND FOUND PROJECT 26.10-03.12.2017 GROEPSTENTOONSTELLING VIVO 07.12.2017-14.01.2018 Ibasho Gallery Tolstraat 67, Antwerpen www.ibashogallery.com

westerlingen soms erg uiteenlopen. Op zo’n moment zie je echt de cultuurverschillen en dat is interessant. Als galerist ben je dan ook bemiddelaar. Je moet de integriteit van de kunstenaar altijd hooghouden, maar het is even belangrijk dat je publiek het werk mooi vindt.’

- 13-


Omzien in verwondering Kanttekening bij de Callewaert-Vanlangendonck Collection

Peter Benoy was van 1991 tot 2005 directeur van Theater Zuidpool. Hij schildert en schrijft over beeldende kunst en theater.

In december 1963 bezocht ik in het Hessenhuis de tentoonstelling De abstracte schilderkunst in Vlaanderen, opgezet naar aanleiding van de publicatie van het gelijknamige referentiewerk van Michel Seuphor. Dat ‘Vlaanderen’ was eerder symbolisch, want de tentoonstelling gaf in 315 werken een uniek overzicht van meer dan een halve eeuw Belgische abstracten. De jonge, naoorlogse generatie was prominent aanwezig. Het avontuur van kunstenaarsvereniging G58 was kort daarvoor in deze ruimte geëindigd en vele van de protagonisten waren er terug te zien. In zijn voorwoord tot de catalogus vroeg Emil Langui zich af of deze kunstrichting de beoordeling van de tijd zou doorstaan. Enigszins aarzelend voegde hij eraan toe: ‘... het zou ons verwonderen dat de abstracte kunst, die maar één beeld vormt van deze tijd, niets zou overlaten.’

De collectiepresentatie Inner Circle, Masters of Belgian Abstraction in de nieuwe permanente ruimte van Callewaert-Vanlangendonck in de Sint-Jacobstraat geeft een overtuigend en bijzonder boeiend antwoord op de vraag die Langui zich meer dan een halve eeuw geleden stelde.

Naast werk van onder meer Luc Peire, Jef Verheyen, Dan Van Severen, Guy Vandenbranden, Jo Delahaut, Mark Verstockt, Jan Saverys, Michel Seuphor, René Guiette – kunstenaars die allen ook in 1963 in het Hessenhuis te zien waren – toont Inner Circle ook een zevental anderen, waaronder Jan Dries, Jan Cox, Gilbert Decock en Serge Vandercam. Slechts twee van hen zijn nog in leven. De tentoonstelling is opgebouwd rond de inner circle van Guy Vandenbranden (1926-2014). Vanuit dit perspectief wordt een generatie in beeld gebracht die behoorde tot of aanleunde bij groepen als Art Abstrait, Art Construit, Formes, Nieuwe Vlaamse School en Zero. Dit

hoofdzakelijk geometrisch abstract werk gebloemleesd zien is een zeldzame sensatie – zelfs als je beseft dat sommige kunstenaars later een meer commerciële weg zijn ingeslagen. Ter gelegenheid van de tentoonstelling verscheen Inner Circle, een rijk

- 14-

geïllustreerde studie waarin David Vermeiren uitvoerig ingaat op de vriendschappen en samenwerkingen van Vandenbranden en de internationale betekenis ervan.

EEN HALF MUSEUM In 2012 openden Brecht Callewaert en Yoeri Vanlangendonck op een hoek van de Wolstraat een bescheiden galerie, die enkele jaren later werd uitgebreid met een ruimte op de tegenoverliggende hoek. Nu voegen ze daar dit smaakvol ingerichte pand aan toe, waarin de Callewaert-Vanlangendonck Collection onderdak krijgt. Het is een ‘half museum’ – zoals Vanlangendonck het noemt – waarin museale tentoonstellingen met de nodige aandacht voor archiefmateriaal worden georganiseerd. Je moet het maar doen in vijf jaar. De keuze om een onderzoeksgalerie te zijn rond een gedurfde specialisatie, namelijk de Belgische abstracten na 1945, en de dynamiek van een gedreven duo hebben dit stoutmoedig project mogelijk gemaakt. Mede door hun inspanningen is de belangstelling voor het werk van de Belgische abstracten uit de jaren 1950-60 levendiger dan ooit; ze hebben hun weg gevonden naar belangrijke collecties in binnen- en buitenland. De tentoonstelling die Guggenheim New York in 2014 aan de groep Zero wijdde, met werk van onder anderen Verheyen, Bury en Van Hoeydonck, geldt hiervoor zeker als graadmeter. | Peter Benoy

CALLEWAERT-VANLANGENDONCK COLLECTION Sint-Jacobstraat 17, Antwerpen www.callewaert-vanlangendonck.com


In de Antwerpse kunstwereld zijn nieuwe mensen aan het roer gekomen van twee belangrijke instellingen. Adinda Van Geystelen neemt de leiding op zich van Kunsthal Extra City, de kunsthal voor hedendaagse kunst in het volkse centrum van Berchem. Johan Pas treedt in oktober aan als hoofd van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, een kunstschool met een geschiedenis van meer dan 350 jaar. Beiden willen met hun instelling een nieuwe dynamiek op gang brengen. In dit dubbelinterview geven ze hun visie op vernieuwing en op kunst en cultuur in een hedendaagse stedelijke context. Nieuwe directeurs, nieuwe beleidsvisies ... Beiden wijzen jullie op de nood aan actualisering. Hoe vullen jullie dat begrip in? Johan Pas: ‘Een academie is per definitie conserva-

tief. Je kan je studenten alleen leren wat al bestaat: kunstgeschiedenis, een metier, vaardigheden en voorbeelden. Daarin schuilt een paradox, want wij verwachten van diezelfde studenten dat ze met die bagage experimenteel en vernieuwend zijn. Ik heb Johan Pas en Adinda Van Geystelen © Guido Van den Bogaert

Wendbaar en weerbaar ADINDA VAN GEYSTELEN EN JOHAN PAS IN GESPREK OVER KUNST EN STEDELIJKHEID

Adinda Van Geystelen: Johan Pas: ‘Kritisch leren nadenken en een eigen mening ‘Kunst kan de krachten die op ons vormen zijn in onze democratische samenleving heel inwerken, zichtbaar maken, ontleden belangrijk geworden. Juist daarin spelen kunstenaars en in vraag stellen’ een grote rol’ - 15-


Johan Pas: 'Iedere kunststudent is een ambassadeur van de kunst, in een context die niet altijd even kunstminded is.'

Foto's van links naar recht en van boven naar onder: Extra City Kunsthal Koenraad Dedobbeleer, The Desperate, Furiously Positive Striving of People Who Refuse to Be Dismissed, Extra City Kunsthal, Antwerpen, 2014 © We Document Art Luc Deleu, T.O.P. office, Orban Space, Extra City Kunsthal, 2013 Miriam Bäckström, I Don’t Know, Said Pierrot, Extra City Kunsthal, Antwerpen, 2014 © We Document Art

overigens ervaren dat de academie zich erg wentelt in haar eerbiedwaardige geschiedenis als oudste kunstschool van de Lage Landen. Je mag echter niet alleen terugblikken, je moet je durven aanpassen aan de tijd waarin je leeft. De 21ste eeuw heeft zich aangediend als woelig, cultuuronvriendelijk en heel polariserend. Daar moet je mee omgaan. Een kunstschool levert jonge mensen af die vier jaar lang input over kunst hebben gekregen, die hun creativiteit hebben ontplooid en vaardigheden verworven voor het kunstenaarschap vandaag. Ze kunnen kunstenaar worden, maar ze hebben ook geleerd om tentoonstellingen te maken, na te denken over kunst, erover te schrijven. Het zijn cultuurwerkers die ook in een kunstencentrum, een galerie of op een redactie aan de slag kunnen. Onze maatschappij heeft behoefte aan kritische

en creatieve mensen, wendbare en weerbare geesten die zich kunnen positioneren ten opzichte van computers met hun algoritmes en vastgelegde communicatiestructuren.’ Adinda Van Geystelen: ‘Kunsthal Extra City bestaat nog maar sinds 2004. Toch hebben wij ons vorig jaar al geherpositioneerd. We willen voortaan expliciet inzetten op kunst die zich laat inspireren door de hedendaagse stad en een maatschappij in verandering. Daarvoor willen we meer samenwerken met andere organisaties en nieuwe verbindingen stimuleren tussen hedendaagse nationale en internationale beeldende kunstenaars, onderzoekers en stadsbewoners.’ Pas: ‘Ook wij willen meer samenwerken met andere actoren. Natuurlijk moeten we onze studenten wel een veilige haven blijven aanbieden. Als student ben je kwetsbaar, je

- 16-


hebben om hedendaagse kunst te begrijpen. Bovendien zijn ook de teksten die over beeldende kunst worden geschreven, vaak ontoegankelijk en zeer abstract.’ Pas: ‘Er zijn inderdaad conceptuele kunstenaars en performers die een egocentrische houding hebben en ontoegankelijke kunst maken. Maar voor het publiek betekent dat een leren omgaan met verschil: kunnen verdragen dat iemand iets maakt dat je niet begrijpt of lelijk vindt. In een brede kunstschool als de onze wil ik het elitaire karakter overigens sterk relativeren. Naast zeer experimentele en innovatieve disciplines bieden we ook kunstvormen aan zoals grafische vormgeving, mode en juweelontwerp. Die zoeken per definitie de mens en de maatschappij op.’

Adinda Van Geystelen: ‘Extra City wil benadrukken dat verbeelding en creativiteit belangrijke waarden zijn in de hedendaagse samenleving’

geeft je bloot. Je hebt artistieke ambities en wil een carrière uitbouwen. In de letterlijke betekenis van het woord is de academie een “beschutte werkplaats”. Die beschermende functie moet er zeker zijn. Maar we moeten ook de ramen en deuren van onze instelling opengooien en studenten middelen aanreiken om met de kunstwereld in contact te komen. Er zijn zowel nationaal als internationaal nog veel plekken waarmee we kunnen samenwerken. Zo exposeren onze studenten dit jaar al in Extra City. Een academie is geen klooster – een vergelijking die verwijst naar de vroegere functie van ons gebouw – maar een draaischijf, een plek waar je veilig kan werken en tegelijk voortdurend geprikkeld wordt door de maatschappij en de kunstwereld.’

Jullie benadrukken beiden de openheid naar de hedendaagse samenleving en het belang van dialoog. Hoe vertalen jullie dat naar een breder publiek? En naar de positie van jullie kunstinstelling, en kunst in het algemeen, in de stedelijke samenleving? Van Geystelen: ‘Voor mij is een van de belangrijkste

uitdagingen voor Extra City: hoe kan je hedendaagse kunst van internationaal niveau, ook als die moeilijker toegankelijk is, communiceren naar een breder publiek? Als kunsthal hebben we de belangrijke taak om zoveel mogelijk mensen de kracht van kunst te tonen. We willen ook in dialoog gaan met mensen die niet elke dag met kunst bezig zijn. Daarom zijn wij bijvoorbeeld begonnen met een Stadsraad. Daarin zitten Antwerpenaren uit allerlei niet-kunstgebonden disciplines. Minstens vijftig procent van hen heeft een migratieachtergrond. We willen met deze mensen spreken over de thema’s van onze tentoonstellingen, hen vragen of ze raakvlakken zien met de zaken waarmee zij bezig zijn en hen uitnodigen om ook suggesties te doen. We werken de komende drie jaar

Je hoort vaak de kritiek dat kunstinstellingen elitair zijn, waarbij kunst gebruikt wordt om zich te onderscheiden van anderen. Hoe gaan jullie daarmee om? Van Geystelen: ‘We leggen nog te weinig de link naar

een breder publiek. Onze maatschappij is vandaag heel complex en dus is het logisch dat ook de kunst die vandaag wordt gemaakt, vaak complex is. We moeten aanvaarden dat we niet meer alles kunnen vatten. We kunnen ook iets boeiend vinden zonder het helemaal te begrijpen. Maar het klopt dat veel mensen de sleutels niet

17-


rond burgerschap. Wat betekent dat voor iemand die bij Atlas werkt, voor iemand die in het onderwijs staat of voor een huisarts uit Borgerhout?’ Pas: ‘Een kunstschool is een katalysator. Iedere student is een ambassadeur van de kunst, in een context die misschien niet altijd kunstminded is. Hij of zij kan om te beginnen familie en vrienden duiding geven bij het werk. Dat sluit aan bij het democratische, vormende karakter van onderwijs. Op die manier kan kunst het opzoeken van verschil stimuleren.’ Van Geystelen: ‘“Burgerschap” werd in 2016 opgenomen in de eindtermen van het middelbaar onderwijs. Er zijn zonder twijfel interessante samenwerkingen mogelijk tussen het onderwijs en de kunstsector. Je kan met een klas perfect een tentoonstelling gaan bekijken. Waar kunst getoond wordt, kan je kritisch leren denken, van mening verschillen en leren om daarmee om te gaan. Kunst biedt een opening om met heel veel mensen over die verschillen te praten. Als je een kritische tentoonstelling

Johan Pas: ‘Cultuur is de logische vrucht van de stad. Zeg-

gen dat een stad cultuur nodig heeft, is als zeggen dat een jungle slangen nodig heeft. Maar net als de natuur is cultuur kwetsbaar en moeten bepaalde vormen beschermd, ondersteund en begeleid worden. Cultuur groeit waar de samenleving intens is, waar mensen met elkaar in contact komen en samen een dynamiek ontwikkelen.’ Adinda Van Geystelen: ‘Die cultuur wordt onder meer zichtbaar in kunst. Omdat de stedelijke omgeving de laatste vijftig jaar sterk veranderd is, wil Extra City kunst tonen die hierop ingaat. Volgend jaar wordt Antwerpen een majority-minority city, wat wil zeggen dat meer dan vijftig procent van de bevolking een migratieachtergrond heeft. Wat gaat dat betekenen voor onze kunst? Zo hebben heel wat monumenten in de publieke ruimte voor veel mensen vandaag geen enkele betekenis meer. In het Middelheim zijn al een aantal negentiende-eeuwse monumenten uit de stad verzameld, verhalen uit het verleden die bij elkaar staan op een stukje van het terrein. Gaan we in

Adinda Van Geystelen: Johan Pas: ‘Gaan we in de toekomst nieuwe monumenten ‘De culturele impact van een stad mag niet bedenken met nieuwe verhaallijnen, die voor meer samenvallen met het citymarketingpotentieel’ mensen betekenis hebben?’ hebt, vind ik het bijvoorbeeld ook belangrijk dat je voor een debat mensen uitnodigt die verschillende posities vertegenwoordigen. Waarom nodigen we voor debatten niet vaker mensen uit die grondig van mening verschillen, in plaats van enkel gelijkdenkenden?’ Pas: ‘Kunst heeft deels de rol van de filosofie overgenomen om de maatschappij radicaal in vraag te stellen, kritisch en ontwrichtend te denken. Goede kunst heeft de kracht van goede filosofie.’ Van Geystelen: ‘We willen benadrukken dat verbeelding en creativiteit belangrijke waarden zijn in de hedendaagse samenleving. Hopelijk volgt de politiek dan en blijft die de sector steunen. Als kunsthal kunnen we niet enkel iets betekenen voor kunstenaars door rechtstreeks met hen samen te werken, maar ook door bewust te bouwen aan een breder draagvlak voor kunst. Ik wil ervoor pleiten dat politici kunstinstellingen blijven zien als vrijplaatsen.’

de toekomst nieuwe monumenten bedenken met nieuwe verhaallijnen, die voor meer mensen betekenis hebben?’ Welke betekenis kan kunst vandaag in de publieke ruimte hebben? Pas: ‘De publieke ruimte wordt gedomineerd door allerlei

vormen van propaganda, zowel ideologische als commerciële. Die propaganda is meestal gericht op entertainen en consumeren. We worden niet uitgedaagd of aan het denken gezet. Zelfs communicatie is vandaag consumptie. Er wordt dwangmatig gecommuniceerd. Maar wat heeft men eigenlijk te vertellen? De rol van kunst in de publieke ruimte zou erin kunnen bestaan om een stoorzender te zijn. Kunst kan de krachten die op ons inwerken, zichtbaar maken, ontleden en in vraag stellen. Zo geeft ze de publieke ruimte zuurstof, waardoor alternatieve denk- en belevingspatronen kunnen ontstaan.’ Van Geystelen: ‘Het is boeiend om te zien dat er iets beweegt in Antwerpen. Cultuursocioloog Pascal Gielen onderzoekt momenteel vanuit CCQO (het Culture Commons Quest Office aan de Universiteit Antwerpen, n.v.d.r.) de relatie tussen kunst, creativiteit en de hedendaagse stad. Hij ziet de publieke ruimte als een politieke

Onlangs stelde performancekunstenares Marina Abramovic dat kunst en cultuur in de natuur overbodig zijn, omdat die mooi is op zichzelf. In een stad daarentegen zijn ze absoluut noodzakelijk. Is dat een visie die jullie delen?

- 18-


Binnentuin van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen © Guido Van den Bogaert

ruimte, waar pas iets “publieks” kan ontstaan als er discussie is, als er onenigheid en wrijvingen zijn tussen mensen. Kritisch leren nadenken en een eigen mening vormen zijn in onze democratische samenleving heel belangrijk geworden. Juist daarin spelen kunstenaars een grote rol. Rond dit thema – “Making Public Domain” – organiseert Extra City samen met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, ARIA (het Antwerp Research Institute for the Arts aan de UA, n.v.d.r.), het Middelheimmuseum en de Kunstcel van het Departement Cultuur, Jeugd, Media van de Vlaamse Gemeenschap in september een summerschool.’ Pas: ‘Goede kunst leert omgaan met verschil. Ze laat je kennismaken met het oudere, het andere en de ander. Ze vraagt een grote openheid. Dat staat in schril contrast met de platte eenheidscultuur die wordt opgedrongen door de consumptie- en entertainmentindustrie.’ Van Geystelen: ‘Kunstinstellingen zijn in onze maatschappij intussen bijna de enige plaatsen waar je het nog openlijk oneens mag zijn met elkaar. Maar zelfs in de kunstsector is het soms moeilijk om met kritiek om te gaan. Toch vind ik dat we dit als kunstinstelling moeten cultiveren; mensen mogen een andere mening hebben.’

“edgy” kunst wordt vaak verzwegen. De culturele impact van een stad mag niet samenvallen met het citymarketingpotentieel. Ik geef een goed voorbeeld. Dat Antwerpen vandaag een modestad is, heeft veel te maken met onze modeafdeling. Dertig jaar geleden waren de “Antwerpse Zes” avant-garde, moeilijk verteerbaar ook. Vandaag zijn zij gecanoniseerd. Maar niet alle kunst moet gerecupereerd of gecommercialiseerd worden.’ Van Geystelen: ‘Er zijn veel kunstinstellingen, er is veel goede kunst en heel veel potentie, maar we actualiseren te weinig. De topkwaliteit die we in huis hebben, zit niet in het verhaal waar men mee uitpakt in het buitenland. In de citymarketing van Antwerpen moet er meer zijn dan Rubens en Van Dyck. Het is daarom belangrijk dat de kunstinstellingen tijd maken om hun verhaal te vertellen, dat veel ruimer is. Ook internationaal kunnen we ons daarmee op de kaart zetten.’ | Guido Van den Bogaert en Ewald Peters

Zijn de rijkdom van het hedendaagse kunstaanbod en de culturele diversiteit in de stad zaken waar Antwerpen meer moet mee uitpakken? Pas: ‘Als citymarketing een laagje kunstzinnigheid is op

EXTRA CITIZEN. GROEPSTENTOONSTELLING 09.09-10.12.2017 Kunsthal Extra City Eikelstraat 25-31, Berchem www.extracity.org

SUMMER SCHOOL #2: MAKING PUBLIC DOMAIN 11.09-15.09.2017 Middelheimmuseum Middelheimlaan 61, Antwerpen www.makingpublicdomain.be (inschrijvingen)

dingen die al aantrekkelijk zijn en licht verteerbaar – ik zeg maar Rubens, Van Dyck en Jordaens – is het voor mij een zeer kunstmatig gegegeven. Kunst aan de rand of

- 19-


PARELS UIT VASTE COLLECTIES

Een kunstenaar en zijn model DE RIVIER VAN ARISTIDE MAILLOL

DINA VIERNY: ‘WEES NIET BANG OM ME TE VRAGEN MIJN KLEREN UIT TE DOEN’ Dina Vierny en Aristide Maillol

Zonlicht brengt beelden tot leven. In de herfst van vorig jaar herontdekte ik in de Jardin des Tuileries in Parijs De rivier van Aristide Maillol. De Parijse winterzon gaf de vrouwelijke figuur bij valavond een warme patine. Het tegenlicht en de Eiffeltoren op de achtergrond deden de rest. Ik zag het als een uitnodiging om ‘de vrouw’ die ik hier in de Franse lichtstad opnieuw had ontmoet, thuis nog eens op te zoeken … Dit beeld is namelijk ook een van de hoogtepunten van de vaste collectie van het Middelheimmuseum.

In tegenstelling tot kunst binnen in musea heeft een beeld in een beeldenpark iets onvoorspelbaars en veelzijdigs. Als je eromheen loopt, valt het licht er telkens anders op, waardoor de contouren voortdurend lijken te veranderen. Bij een prille lentezon of stralend zomerweer, op een mistige herfstdag of zelfs bij donker en guur winterweer, elke keer weer komt een beeld anders tot zijn recht. Vandaar dat een uniek museum als het Middelheim uitnodigt tot herhaaldelijk bezoek en dat foto’s van beelden altijd tekortschieten.

KLASSIEK IDEAAL Aristide Maillol (1861-1944) was een baanbrekende figuur in de beeldhouwkunst van de eerste helft van de twintigste eeuw, maar stond lang in de schaduw van Auguste Rodin. In tegenstelling tot de beelden van Rodin, waarin een impressionistische toets het onregelmatige oppervlak bepaalt, zijn de vormen van Maillol massief en hebben

Aristide Maillol, De rivier © Guido Van den Bogaert

- 20-


ze net een gladde afwerking. Voor Maillol is de architectuur van het werk van wezenlijk belang. Gevoel voor maat en verhoudingen is hem aangeboren. Zelf zei hij hierover: ‘Wij leven in een tijd waarin zeer veel dingen behoefte hebben aan synthese ... Het detail interesseert me niet, voor mij is de algemene idee van belang …’ De vorm is voor Maillol het middel om een idee uit te drukken. Zo geeft geeft hij in zijn vrouwenfiguren geen individu weer. Was hij met zijn afgeronde volumes, volle vormen en gesloten contouren een vormvernieuwer, de Cézanne van de beeldhouwkunst? Je kan evengoed een verband leggen met de Griekse beeldhouwkunst uit de vijfde eeuw voor Christus: het klassieke ideaal van de juiste verhoudingen heeft voorrang op het ‘individuele’ model.

De ontmoeting met haar verliep bizar en toevallig. In 1934, toen Maillol al 75 jaar was en zijn carrière in een dipje zat, stelde een vriend hem voor aan een vijftienjarig meisje dat helemaal beantwoordde aan de fysionomie van zijn vroegere beelden: Dina Vierny. Maillol zou haar de volgende twee jaar meermaals tekenen en beeldhouwen, tot ze zelf voorstelde om naakt te poseren. In een interview met Alain Jaubert herinnerde Vierny zich nog precies hoe dat gebeurde: ‘Maillol, wees niet bang om me te vragen mijn kleren uit te doen. Ik maak deel uit van de Vrienden van de Natuur, het hoort bij mijn generatie. Naaktheid is puurheid. Musset heeft ooit geschreven: “Elk echt mooi hart laat zijn schoonheid ook zien.” Maillol was verlegen, gereserveerd, maar hij was ook een literatuurliefhebber. Hij was geraakt door die uitspraak van Musset.’

MODEL EN MUZE Misschien schuilt daarin wel de paradox van dit beeld en de latere beelden van Aristide Maillol. Ondanks de universele vrouwelijke vormen van zijn naakten was er namelijk wel degelijk een model in de buurt. Zij speelde bovendien een grote rol als muze van de kunstenaar en later zelfs als promotor van zijn artistieke nalatenschap.

EEN ANDER VOLUME De universele vrouwelijke vormen in het werk van Maillol zijn dus wel degelijk geïnspireerd op die van een model. Ook het gladde oppervlak van zijn beelden was niet zonder betekenis. In hetzelfde interview vertelt Vierny over Maillols visie: ‘“Ik wil het ontastbare vorm geven.” Hij wilde iets innerlijks. Hij was volledig ongekunsteld. Hij liet de gangbare ideeën over beeldhouwkunst los en wilde “van binnenuit” werken. Maar dan nog moest hij een vorm vinden en die moest perfect zijn. Door de beweging op te heffen en verstilling in zijn sculptuur te leggen, moest die wel glad zijn. Waarom? Omdat alleen de beweging bewogen is. Een rustig beeldhouwwerk heeft een ander volume. Hij was niet geobsedeerd door de gladheid van het beeld, hij wilde niet overdrijven. Hij had er eenvoudigweg behoefte aan, omdat zijn volumes voor hem zo waren.’ Na de dood van Maillol begon Vierny kunst te verzamelen en opende ze haar eigen galerie. In 1995 richtte ze in Parijs het museum op dat gewijd is aan de beeldhouwer voor wie ze poseerde. Sommige modellen zijn meer dan inspiratiebron en muze. Dina Vierny beantwoordde als model aan de ‘universele’ vrouwelijke vorm waarnaar Maillol op zoek was en gaf zijn carrière een creatieve boost, maar ze heeft bovendien alles in het werk gesteld om zijn oeuvre onder de aandacht te brengen en te houden. | Tekst Guido Van den Bogaert

Middelheimmuseum Middelheimlaan 61, Antwerpen www.middelheimmuseum.be

- 21-


Marthe Donas, Nature morte © CedricVerhelst

Een verhaal van warm en koud De collectie FIBAC

- 22-

In afkortingen gaat zelden passie schuil. FIBAC is een uitzondering op die regel. De F en de I die aan Belgian Art Center voorafgaan, getuigen van het huwelijk tussen Filips en Ingrid De Ferm-de Bruyn, dat tevens een huwelijk met de kunst is.

Het Filips Ingrid Belgian Art Center in Berchem vertelt de geschiedenis van een eeuw abstracte kunst in België. Die liefde voor de kunst delen Filips en zijn vrouw in een gebouw dat van modernistische parochiezaal werd omgetoverd tot een tempel voor moderne kunst. Bezoekers zijn er van harte welkom, op uitnodiging en op één voorwaarde: wie binnen-


komt, moet bereid zijn om minstens een uur aandachtig te luisteren naar een van de uitmuntende gidsen, onder leiding van Peter Pauwels, met wie Filips en Ingrid samenwerken. Want daarover is hij formeel: ‘Je moet een verhaal vertellen. Daarmee open je een wereld voor je bezoekers, in dit geval de wereld van “warme” en “koude” Belgische abstractie.’ Zonder inhoud vervalt het gesprek over abstracte kunst in gekeuvel over lijn, vorm en kleur, en loert de valkuil van het zuiver decoratieve om de hoek.

WARM HART VOOR DE PIONIERS Precies daarom beklemtoont Filips graag dat de wortels van de abstracte kunst liggen bij de pioniers die voor, tijdens en kort na de Eerste Wereldoorlog experimenteerden met nieuwe vormen als blauwdruk voor een al even nieuwe samenleving. Nogal wat pronkstukken van de collectie dateren uit deze historische periode. ‘Mijn ziel zit bij die echte avant-garde. Die is heilig voor mij. De werken zijn moeilijker te vinden, maar dat

Bernd Lohaus, zonder titel

Filips De Ferm: ‘Mijn ziel zit bij die echte avant-garde. Die is heilig voor mij. De werken zijn moeilijker te vinden, maar dat maakt het net leuk’

Filips De Ferm naast het werk van Jozef Peeters, Compositie, 1921 © Siska Vandecasteele

- 23-


Filips De Ferm: ‘Dit recent opgedoken schilderij van Jules Schmalzigaug is een feest, een werk vol elektriciteit’

maakt het net leuk.’ Zo hangen hier een ongemeen zeldzaam abstract schilderij op doek van Jozef Peeters en een futuristische compositie van Edmond Van Dooren. Een andere uitschieter is een recent opgedoken schilderij van Jules Schmalzigaug, de Antwerpenaar van Duitse origine die nog voor de Grote Oorlog in Parijs en Italië kennismaakte met het allermodernste dat de Europese kunstmarkt te bieden had. Deze futuristische impressie van de Piazza San Marco en gondels in Venetië uit 1913 is zonder meer ‘een feest, een werk vol elektriciteit. In 1914 hing het op de grote futurismetentoonstelling in Rome, waaraan Schmalzigaug deelnam. Sindsdien

Jos Leonard, Les danseuses

Philippe Van Snick, Asymmetrisch 1 en 2, 1988-1989 © Cedric Verhelst

- 24-


Jules Schmalzigaug, San Marco, 1913-1914 © Cedric Verhelst

was het kwijt, tot ze mij twee jaar geleden plots belden uit Italië.’ Filips collectioneerde de meeste van deze vroege werken als jongeman. Tot op zekere hoogte was dat toen onontgonnen terrein. Filips laat niet na de voortrekkersrol van de Antwerpse kunsthandelaar en -verzamelaar Ronny Van de Velde in de verf te zetten. ‘Het komt Ronny toe dat hij bijvoorbeeld Schmalzigaug opnieuw aan de oppervlakte heeft gebracht en bovendien ook in creatieve zin met die periode aan de slag is gegaan.’

EEN VERHAAL DAT DOORLOOPT De collectie historische avant-gardekunst van Filips en Ingrid De Ferm

groeide gestaag. ‘Op de duur heb je werken thuis, op kantoor bij bank Delen … Je wil echter meer mensen met die kunst laten kennismaken. Toen ik stilaan pensioengerechtigd werd, zijn we daarom op zoek gegaan naar een ruimte. Een vijftal jaar geleden hebben we dit pand gekocht en verbouwd. Dan heb je plots veel meer plaats. Zo zijn we ook meer latere Belgische abstracte kunst beginnen verzamelen.’ De solide basis van de FIBAC-verzameling werd de voorbije jaren verrijkt met twee nieuwe pijlers: de koude abstracten uit de naoorlogse jaren en een keure van hedendaagse kunstenaars. Ook fotografie uit de jaren 1950-70 heeft intussen een mooie plaats in de collectie.

- 25-

Bij de koude abstracten vallen enkele monumentale schilderijen van de in 2014 overleden Guy Vandenbranden op. Filips: ‘Over hem hebben we samen met galerie Callewaert-Vanlangendonck een boek en een tentoonstelling samengesteld. Zij brengen die naoorlogse periode erg goed in beeld. Dit najaar zullen we met hen ook werken rond Mark Verstockt. Het nieuwe tijdelijke kantoor van Delen Private Bank in de BP-buiding van Léon Stynen is daar de perfecte ruimte voor. Stynen en Verstockt gaan fantastisch samen.’ Wanneer we het podium achteraan in de parochiezaal opstappen, begeven we ons meer op het terrein van Ingrid. Zij krijgt het laatste woord


wanneer het op de selectie hedendaagse kunstenaars aankomt. ‘Ook zij is de historische avant-garde heel genegen, maar volgt zelf meer de hedendaagse kunst. Dat zorgt voor een interessante wisselwerking tussen ons. En soms voor zware discussies.’ Een van de werken die onmiddellijk tot de verbeelding spreken, is een sculptuur van Bernd Lohaus. Met de krachtige maar poëtische uitdrukkingsvorm die hem zo eigen is, verbeeldt Bernd Lohaus zijn gezin in een compositie van houten balken.

zou kunnen doorverkopen. Kunst verzamelen is voor mij vooral heel ontspannend. Het doel is enerzijds de passie, al is dat geen doel op zich. Anderzijds vind ik dat wij als Vlamingen te weinig fier zijn op onze kunst. Mensen moeten ervoor openstaan. Ik wil mijn steentje bijdragen door hen te leren kijken naar avant-gardekunst.’ Het werk van Marthe Donas waarnaar De Ferm informeerde, bleek helaas al verkocht. Decennia later

Filips De Ferm: ‘Ik vind dat wij te weinig fier zijn op onze kunst. Mensen moeten ervoor openstaan. Ik wil mijn steentje bijdragen door hen te leren kijken naar avant-gardekunst’ vond datzelfde schilderij van de vrouwelijke pionier van de abstracte kunst in België alsnog zijn weg naar de FIBAC-collectie. Op de terugweg naar huis vraag ik me af welke moraal hieruit spreekt. Misschien gaat het over de aanhouder die altijd wint. Of is het toch de passie voor de kunst die het laatste woord krijgt?

| Dennis Van Mol FIBAC Jozef Wautersstraat 21, Berchem Bezoek op afspraak: fibac@delen.be

PASSIE TONEN Na een koffie in de bar boven (waar vroeger de onderpastoor sliep), wandel ik buiten met in mijn hoofd een bruisend overzicht van meer dan honderd jaar abstractie in België. Bij het buitengaan krijg ik nog een anekdote mee. Filips vertelt hoe klein en onzeker hij zich voelde toen hij als jongeman zijn ‘stoute schoenen aantrok’ en bij Galerie Patrick Derom prijs vroeg voor een werkje dat hem gevoelsmatig sterk aansprak. ‘Ik heb nog nooit iets gekocht vanuit de gedachte dat ik het later voor meer

Marc Verstockt, Kubus Plexi en Kubus Spiegel

- 26-


Woord verklaard connectie (de), v, zelfstandig naamwoord < Engels connection < Frans connexion, 1 verbinding, samenhang; 2 familiebetrekking; 3 vriendschappelijke betrekking; 4 in het meervoud: invloedrijke relaties Een gloeiende spleet schroeide de randen van de gordijnen en beloofde een dag zoals er dit jaar al meer dan gemiddeld geweest zijn. Aan de andere kant van zorgeloze uren stond de zon zich op te warmen voor een nieuwe tocht naar het zenit van haar jaarlijkse roem. Het slimme toestel dat mij voor dit lichtfeest had gewekt, serveerde meteen de niet onaangename orde van de dag. En de berichten die zich in het holst van mijn slaap hadden opgestapeld tot digitaal ontbijt. Een van hen bleek een uitnodiging. Van een jongedame. Of ik me met haar wilde connecteren. Het woord knetterde alvast als een haardvuur.

Omdat ik haar van naam noch profielgezicht kende en betrekkelijk intieme kwesties in mijn opvoeding toch enig voorspel verantwoorden – een uitwisselen van volle zinnen, een subtiele verkenning van de te verbinden leden – ging ik in de breed uitgesmeerde annalen online op zoek naar onze samenhang die mij ontging. Of ten minste een link naar wie ze was. Ver moest ik niet zoeken. Blijkbaar hield ze van schrijven, vulde ze gretig een blog over lifestyle en biologisch afbreekbare zeep en droeg ze graag trendy ogende kleedjes. Maar los van een schuimende liefde voor de frivoliteiten van de taal (en jurkjes) leken we niet meer te delen dan het platform waarop ze resoluut op me afgestapt was. Zelfs geen professioneel bruggetje te ver. Haar verlangen leek kortom even raadselachtig als vluchtig. Even onzeker als ongebonden. Soms loop ik zelf wat verloren in dat ene domein dat ik uit professiona-

lisme af en toe nog bezoek. Tussen bekenden die ik amper ken, of die alleen nog een herinnering zijn aan een hoofdstuk van een leven of de halve paragraaf van een droomnovelle die we ooit samen schreven. Terwijl anderen, door mijn onijver mijn sociaal-mediale web verder te weven, hun rechtmatige plaats nog altijd niet kregen toebedeeld. Zij zijn de connecties die altijd ook op andere plaatsen figureren, op andere tijdstippen en in andere dimensies. Zij zijn de vrienden en verwanten die de kunst verstaan om ook offline verbonden te blijven. Die weinig woorden behoeven om een impact te hebben. De sprekende bewijzen dat ik maar ben door mijn betrekkingen. Niet dat er tussen ons geen woorden vloeien. Enkelen onder hen zijn zelfs meesters van de taal en wentelen zich wellustig in haar ruime sop. Om de gulle kracht en macht van een goed verteld verhaal te illustreren, hun meningen met wulpse retorische figuren te laten dansen of elkaar, zoals een Vlaams schrijver ooit schreef, een geweten te schoppen. Al valt het met dat laatste meestal nogal mee. Telkens vinden wij nieuwe kanalen om ideeën over te verschepen. Omdat de bijeenkomsten van onze broederschap van zelfverklaarde dwarsliggers zeldzaam zijn geworden, overspoeld door volwassenheden en de rimpelingen van de tijd, sturen ze elkaar en mij nu Telegramberichten. Zonder telegraaf. Ze vuren ze af met dezelfde haast als de media die ze om haar onberedeneerde vaart op de schop nemen. De berichten ratelen over alternatieve energiebronnen, dictatoriale dreigingen en de nooit stilstaande stand der wetenschap. Of over peuters in plonsbadjes. Links naar longreads (teksten waar

- 27-

je langer op kauwt, bijna zoals een boek) onderstrepen dat we belezen genoeg zijn. Alleszins om te weten dat er meer klokslagen en karakters nodig zijn om een betoog te onderbouwen. Of dat je overal tekens kan vinden om een tegendeel te bewijzen. Maar evengoed stapelen zich hier de hashtags op, het ene hekje al wat lager dan het andere. Het is een springparcours van de twitterende tijd, waar vergalopperen zelden strafpunten oplevert. Als trage lezer beland ik even vaak als me lief is naast de piste, in een sprakeloos niemandsland, een afzijdig paradijs waar tussen boeken, schilderijen en mensen de gedachten kunnen rusten. En gisten. Zoals later op die stralende dag. Tijdens een wandeling in een park. Zij naast mij, ik naast haar. Even zonder woorden, allebei. Stilte. De beelden zweetten zonlicht, de bomen stonden er zomaar. Ergens knetterde er iets. #connect #somethingelse #real|

Ewald Peters CONN3CT In de zestiende eeuw maakte de boekdrukkunst de snelle verspreiding van ideeën mogelijk. Ook vandaag hebben nieuwe media een grote impact op mensen en hun omgeving. Hoe wordt een medium een verbindende factor? Wie investeert erin? Wie participeert? Wie controleert? Wie manipuleert? Op een parcours tussen historische drukwerken en multimediale consoles deel je meningen en voorkeuren met andere bezoekers. Nog tot 17.09.2017 Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience Hendrik Conscienceplein 4, Antwerpen (Vanaf 14.10.2017 in de Provinciale Bibliotheek Limburg, Hasselt) www.conn3ct.media


Koloniën van Weldadigheid NIEUW BEZOEKERSCENTRUM VOOR WORTEL- EN MERKSPLAS-KOLONIE Er waren tijden waarin de verre Noorderkempen even afgelegen leken als Siberië. In de vroege negentiende eeuw zag de Nederlandse generaal Johannes van den Bosch ze als de ideale plek om – net als in Drenthe en Overijssel – ‘Koloniën van Weldadigheid’ te stichten. Die moesten landlopers en andere armoedzaaiers van de straat houden door hen een lapje grond aan te bieden. Maar al snel evolueerde dit uniek altruïstisch experiment en werden de instellingen min of meer gesloten strafkolonies. Vandaag zijn Merksplas- en

Wortel-Kolonie beschermde monumenten in een weids landschap. Het gloednieuwe bezoekerscentrum van Merksplas-Kolonie zorgt voor een heel nieuwe beleving van dit fascinerende erfgoed.

In de vroege negentiende eeuw was koning Willem I een verlicht despoot die landloperij in zijn Verenigd Koninkrijk der Nederlanden als een vergrijp beschouwde. Hij regeerde echter in een tijd waarin de stedelijke arbeidersklasse massaal verpauperde. De Koloniën van Weldadig-

- 28-


van de imposante architectuur mag je ook niet onderschatten. Maar prestigieus of niet, een pretje was het er óók niet.’ Slaap- en eetzalen werden bewaakt, op het veld van de boerderij moest worden gewerkt onder toezicht, gezinnen werden gescheiden. In 1870 werden Wortel en Merksplas heringericht om enkel mannelijke landlopers op te vangen. In Merksplas alleen zaten er 6000 samen. Vanaf 1881 werden beide kolonies officieel “Rijksweldadigheidskoloniën”.’

WAARDEVOL LANDSCHAP

KAROLIEN HORCKMANS: ‘ARMEN WERDEN IN GEZINSVERBAND OPGEVANGEN EN KREGEN EEN BOERDERIJTJE MET EEN STUKJE GROND OM ONDER TOEZICHT IN HUN EIGEN ONDERHOUD TE VOORZIEN'

heid pasten in een groots plan van zijn generaal Johannes van den Bosch om op zeven locaties opvang te voorzien voor de allerarmsten. Het begon als experiment: in de periode van 1822 tot 1825 waren Wortel en Merksplas vrije kolonies die beantwoordden aan een ideaalbeeld. ‘Armen werden in gezinsverband opgevangen en kregen een boerderijtje met een stukje grond om onder toezicht in hun eigen onderhoud te voorzien’, vertelt projectcoördinator Karolien Horckmans. ‘Aan de Maatschappij van Weldadigheid moesten ze wel alles terugbetalen. Al snel bleek dat systeem toch niet te werken. Na de Belgische onafhankelijkheid werden ze “onvrije kolonies” met een streng regime. Toch golden Kolonie 5 en Kolonie 7 als uithangborden van de vooruitstrevende, jonge Belgische staat. De uitstraling

Het regime in Wortel was al bij al een tikje minder strikt dan in Merksplas. Horckmans: ‘De rechter oordeelde of het je eigen schuld was dat je landloper was. Was dat niet zo, dan kreeg je een straf tot één jaar in het toevluchtshuis. Bij goed gedrag en als je genoeg verdiend had, kon je vervroegd vrijkomen. Merksplas daarentegen was goed voor twee tot zeven jaar opsluiting zonder mogelijkheid om je vrij te kopen.’ Ironisch genoeg kozen veel ‘gasten’ ervoor om bij de definitieve sluiting van de landloperskolonies in 1993 de gevangenis in te gaan, omdat ze elders van geen hout pijlen wisten te maken. Veel landlopers kwamen met de regelmaat van de klok terug. Tot het bittere einde: Wortel en Merksplas hebben elk hun eigen landlopersbegraafplaats. ‘De persoonlijke verhalen vormen een indrukwekkend onderdeel van een bezoek’, benadrukt Horckmans. ‘Wie waren die mensen? Hoe kwamen ze hier terecht? Hoe verliep hun leven hier? Wat aten ze? Je krijgt inzicht in bijna 200 jaar geschiedenis. Het nieuwe Bezoekerscentrum Kolonie 5-7 vertelt het verhaal van Merksplas-Kolonie én Wortel-Kolonie, ook al bevindt het zich in Merksplas.’ Na de plotse sluiting bleven de gebouwen en terreinen verweesd achter. Op beelden gemaakt door drones zie je hoe uitgestrekt en waardevol het landschap rond de twee kolonies is. Horckmans: ‘Voor de 500 hectaren bos en landbouwgronden was na de afschaffing van de wet op de Landloperij een nieuwe bestemming nodig. Heel wat partijen hebben daar mee hun schouders onder gezet. Aan het vandaag gave historische landschap is tientallen jaren hard gewerkt. Met resultaat: Wortel- en Merksplas-Kolonie staan op de lijst van de Unesco om erkend te worden als werelderfgoed, samen met de vijf Nederlandse Koloniën van Weldadigheid. Dit is een nieuwe start, die de volgende jaren moet uitmonden in een breed cultureel programma.| Wieland De Hoon

BEZOEKERSCENTRUM KOLONIE 5-7 Kapelstraat 10, Merksplas www.kolonie57.be - 29-


100% EXPO stelt beeldend kunstenaars uit onze regio aan je voor: abstracte of figuratieve schilders, beeldhouwers, grafici of conceptuele kunstenaars … We zijn benieuwd naar wat hen raakt en beweegt in deze wereld. Ze stellen zichzelf voor met woord en beeld. Maak kennis met

Olivia van Trigt het belangrijk om bezig te blijven. Als je ervoor openstaat, zijn inspiratiebronnen grenzeloos.’ Wat heb je nodig om goed te kunnen werken? ‘Ik werk het liefst alleen, in stilte en met voldoende tijd. Dat is niet altijd mogelijk geweest. De laatste jaren heeft onder andere het moederschap veel tijd van mij gevraagd.’ © Atilla Erdem

Wat was je eerste ervaring met kunst? ‘Mijn overgrootvader was een beeldhouwer. Kunst is ook altijd aanwezig geweest binnen de familie via boeken en kunstwerken.’

Waar vind je inspiratie voor je werk? ‘Tijdens het creatieproces van het ene werk doe ik inspiratie op voor het volgende. Daarom vind ik

Wat is het meest treffende dat iemand over je werk heeft gezegd? ‘Dat er een sinistere schoonheid uit voortkomt.’ Wat maakt je dag goed? ‘Wanneer ik heel de dag aan een werk heb kunnen werken en het vorm krijgt. Mijn eigen werk moet me kunnen verrassen tijdens het werkproces.’

- 30-

Wat wil je met je kunst teweegbrengen? ‘Ik wil geraakt worden door mijn eigen werk. Als het andere mensen ook raakt, is dat mooi meegenomen.’ Waarom kies je voor het werk hiernaast om jezelf voor te stellen? ‘De laatste jaren ben ik enkel met keramiek bezig. Dit is een van mijn laatste werken. Het geeft een idee van wat er op de komende tentoonstelling te zien zal zijn.’ THE KOKOSCHKA PAPERS 21.09-09.10.2017 Oudebaan 25, Wilrijk www.thekokoschkapapers.com

BIO Olivia van Trigt (°1976, Antwerpen) is beeldhouwster. Haar sculpturen zijn figuratieve verbindingen die troost willen bieden in een vereenzaamde wereld.

Olivia van Trigt, Thought © Atilla Erdem

Wanneer besloot je voluit voor de kunst te leven? ‘Op mijn zestiende zag ik een film over de Franse beeldhouwster Camille Claudel. Het raakte mij hoe passioneel zij was in wat ze deed. Toen wist ik dat ik ook wilde beeldhouwen.’

Welke kunstvoorwerpen zijn er bij jou thuis nog te vinden? ‘Met het werk van mijn grootvader, mijn moeder, mijn partner Atilla Erdem, die fotograaf is, mijn eigen werk en het werk van onze zoon van negen, die mooie creaties maakt, lijkt ons huis op een tentoonstellingsruimte.’

Welke betekenis heeft het materiaal dat je gebruikt? ‘Klei is een oerelement dat mij aantrekt. Het is telkens een uitdaging om de klei lichter te doen lijken dan hij werkelijk is. Zo ben ik begonnen met open structuren en variaties daarrond.’


‘Op mijn zestiende zag ik een film over de Franse beeldhouwster Camille Claudel. Het raakte mij hoe passioneel zij was in wat ze deed. Toen wist ik dat ik ook wilde beeldhouwen’


René Guiette, Les joueurs de cartes, 1928

René Guiette, altijd mee met zijn tijd

Een Vlaamse Picasso - 32-

René Guiette was een artistieke duizendpoot en een zonderling in het Vlaamse culturele landschap. Hij volgde de ontwikkeling van de moderne kunst tussen 1920 en 1970 op de voet. Van expressionisme en kubisme tot materie- en zeroschilderkunst. Het snelle tempo waarin de moderne stijlbewegingen zich in zijn werk afwisselen, maakt Guiette tot een soort Vlaamse Picasso. Ook op het architecturale terrein had de artiest het oog van een fijnproever. De woning Guiette staat sinds de zomer van 2016 op de Unesco-werelderfgoedlijst.


‘De grens tussen historische en naoorlogse pioniers is minder scherp te trekken dan de hernieuwde populariteit van de laatsten vandaag doet vermoeden’ Links boven: Zonder titel, 1947 - Rechts boven: Zonder titel, ca. 1935 - Onder: La fleur, 1954

Het kunsthart van Maurice Verbaet klopt al decennia voor de Belgische avant-garde van de voorbije eeuw. Waar hij vroeger ook veel vooroorlogse kunst verzamelde, richt hij zich de laatste jaren bijna uitsluitend op Belgische kunst van na 1945. De actuele tentoonstelling in zijn Art Center toont echter dat de grens tussen historische en naoorlogse pioniers minder scherp te trekken is dan de hernieuwde populariteit van die laatsten vandaag doet vermoeden. Dit eerbetoon aan René Guiette (1893-1976) vertelt het verhaal van

een kunstenaar die moeiteloos de brug sloeg van de moderne -ismen uit de twintiger en dertiger jaren naar de naoorlogse vernieuwingsbewegingen.

lijke vertaling van het vervormde buitenleven aan de Leie waarmee De Smet een Vlaamse authenticiteit met internationaal allure claimde binnen de moderne schilderkunst.

MET ‘DEN DIKKE’ NAAR PARIJS

Daardoor kwam René Guiette al gauw in contact met Paul-Gustave Van Hecke. Deze bezieler van de Brusselse galerie en kunsthandel Sélection – door dichter Paul van Ostaijen voortreffelijk geportretteerd als ‘den dikke’ – bood de jonge expressionist een contract aan. Zo werd Guiette opgenomen in een kosmo-

Guiette was als artiest altijd mee met zijn tijd. Na de Eerste Wereldoorlog was de jonge autodidact sterk onder de indruk van het Vlaamse expressionisme van onder meer Constant Permeke en Gust De Smet. Zijn voorstellingen van boten in de Antwerpse haven lijken een stede-

- 33-


René Guiette, Tête, 1953

politisch kunstenaarsnetwerk dat zijn wortels had in Sint-Martens-Latem, zijn uitvalsbasis in Brussel en vertakkingen tot in Parijs. Guiette maakte in de ville lumière kennis met haar artistieke voorwacht. Vooral het werk van Pablo Picasso maakte een onuitwisbare indruk. Uit Guiettes stillevens spreekt zijn bewondering voor de vormvernieuwing die het Franse kubisme doorvoerde. Ze illustreren in de expo zijn evolutie van expressionisme

naar kubisme. In de jaren dertig experimenteerde de artistieke duizendpoot bovendien met avant-gardefotografie. Het is een aspect van zijn veelzijdige artistieke parcours dat meer aandacht verdient, te meer omdat Guiette na de Tweede Wereldoorlog professor fotografie (en kleurenleer) werd in ‘Ter Kameren’, de door Henry Van de Velde opgerichte hogeschool voor decoratieve en later beeldende kunsten.

- 34-


FAMILIEPORTRET Bepalend voor het netwerk van Guiette in Parijs was niet alleen zijn galerist Pégé. Ook zijn broer Robert bracht hem er in contact met leden van de artistieke beau monde, zoals Henri Michaux en Fernand Léger. Robert Guiette, een hoogleraar en vandaag wat vergeten dichter wiens oeuvre eveneens meer dan een halve eeuw overspant, krijgt op deze expo een ereplaats.

‘Het spontane, primitieve en brutale karakter van werken die niet gebonden zijn aan artistieke regels en maatschappelijke normen – alsof ze gemaakt zijn door kinderen, geesteszieken of delinquenten – bracht Guiette ook op het spoor van een nieuwe vormvernieuwing’

De volledigheid van het familieportret gebiedt om hier ook Jules Guiette te vermelden, de vader van René en Robert. Als leerling van Emile Claus specialiseerde hij zich in een luministische schilderkunst die een aangename verrassing kan zijn voor wie geïnteresseerd is in de overgang van realisme naar impressionisme in de Belgische schilderkunst. Maar die evolutie valt uiteraard buiten de opzet van deze retrospectieve. Zoals

het elke rechtgeaarde retrospectieve betaamt, was het eerste doel een overzicht van het werk van René Guiette aan te bieden. En dat is wonderwel gelukt.

MATERIE EN MEDITATIE Want na expressionistisch en kubistisch werk belicht de expo ook het naoorlogse oeuvre van Guiette, waarin de schilder aansluiting zocht en vond bij de materie- en zeroschilderkunst. Zeker in de jaren onmiddellijk volgend op de Tweede Wereldoorlog was zijn bewondering voor de Franse kunstenaar Jean Dubuffet en diens art brut alomtegenwoordig. Het spontane, primitieve en brutale karakter van werken die niet gebonden zijn aan artistieke regels en maatschappelijke normen – alsof ze gemaakt zijn door kinderen, geesteszieken of delinquenten – bracht Guiette ook op het spoor van een nieuwe vormvernieuwing. Daarin namen de weerbarstigheid van de materie en texturen een belangrijke plaats in. Zand, klei en gips gaan in deze periode onvervreemdbaar deel uitmaken van Guiettes schilderkunst. Gaandeweg schuiven zijn onderwerpen op naar de grens van het figuratieve. Ze

worden opgehoogd of gegraveerd in de dikte van de massa. Dat Guiette bovendien zin heeft voor esoterie, voor Oosterse filosofie en mystiek komt sterk tot uitdrukking vanaf 1955. In de laatste twee decennia van zijn leven bleef de kunstenaar zijn uitmuntende gevoel voor vorm en kleur uitleven in uitgepuurde zencomposities. Lege zandvlakken zijn nog slechts van tekens voorzien. Deze late esoterische werken kwamen tot stand in een ruimte die er de perfecte setting voor was, ‘een monument van stilte en meditatie’, ‘het meest Japanse onder de Westerse huizen’. Dit huis, een stukje werelderfgoed op de grens van Antwerpen en Wilrijk, was Guiettes modernistische oase van de goede smaak. Al in 1925 had hij na een bezoek aan de Exposition des Arts Décoratifs in Parijs aan architect Le Corbusier gevraagd een atelierwoning te ontwerpen die gekenmerkt zou worden door een doelmatig gebruik van middelen, duidelijkheid en zuivere geometrie. Het resultaat, de door Paul Smekens gerealiseerde woning Les peupliers, integreert de functies wonen, leven en werken, en is een perfecte synthese van elementaire vormen en licht. Ze is een toonbeeld van de verfijnde esthetiek die Guiette in de jaren twintig deelde met bevriende Parijse wereldburgers en die hij zijn leven lang ook artistiek telkens opnieuw etaleerde. | Walden Art Stories

RENÉ GUIETTE 15.09-29.10.2017 Maurice Verbaet Art Center Mechelsesteenweg 64A, Antwerpen www.verbaet.com

René Guiette, La Grande Promenade, 1952

- 35-


Meester in de kunst en het onderwijs Wanneer twee ateliers elkaar ontmoeten toegespitst te hebben op de schilderkunst. ‘Die overgang in mijn parcours verliep vloeiend en de omgeving bleef dezelfde,’ vertelt Ingelaere. ‘De stap was niet zo groot omdat we leerden vanuit de kunst.’ De SLO wil dat de kunststudenten die de opleiding volgen, lesgeven zien als het verlengde van hun meesterschap. Zo wordt er ingezet op praktijkgerichte lessen. Een flexibel en aangepast programma houdt rekening met de individuele vragen en noden van de student.

Tien jaar geleden zag de Specifieke Lerarenopleiding Beeldende Kunsten (SLO) aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen het licht. Geen schoolbanken, maar ateliers vormen de leeromgeving van deze kunststudenten. De opleiding, die aansluit bij de master beeldende kunsten, wil tonen dat lesgeven en het kunstenaarschap samengaan.

‘Those who can, do; those who can’t, teach.’ Deze spreuk dwaalt nog te veel rond in de kunstwereld, vinden kunstenaars Quinten Ingelaere en Valentina Stellino, beiden ook vertrouwd met de Specifieke Lerarenopleiding. ‘Ze houdt een negatieve appreciatie ten opzichte van leerkrachten in, terwijl je lesgeven en het kunstenaarschap in wezen perfect kan combineren,’ gaat Ingelaere voort. Door les te geven vindt hij financiële stabiliteit en houdt hij tijd over om te werken aan eigen projecten. In 2010 voltooide hij de twee jaar durende opleiding, na zich eerder vier jaar

BUIKGEVOEL EN TECHNIEK Valentina Stellino spreidt de zestig studiepunten van de opleiding over drie jaar en zal in 2018 haar diploma in ontvangst nemen. ‘De eerste keer dat ik hier binnenwandelde om me te informeren, had ik schrik. Met drie leerstoornissen kan je geen leerkracht worden, dacht ik. Indra Wolfaert (opleidingshoofd van de SLO, n.v.d.r.) stelde me gerust. Er zijn veel manieren en methoden om les te geven en bovendien kan ik de opleiding in mijn

‘THOSE WHO CAN ARE THE BEST TEACHERS’

Quinten Ingelaere, zonder titel, olieverf op koper, 2017

- 36-

BIO: Quinten Ingelaere

BIO: Valentina Stellino

(Gent, °1985, woont in Antwerpen) is schilder en staat deeltijds in het onderwijs. www.quinteningelaere.com

(Brasschaat, °1992) is fotografe en studeert volgend jaar af aan de Specifieke Lerarenopleiding Beeldende Kunsten. www.valentinastellino.be


Valentina Stellino, My friend Nano's back after fire cuppping, China

tempo volgen.’ De vakken zijn praktijkgericht doordat ze de in de masteropleiding geleerde technieken verdiepen en gevolgd worden door 75 stage-uren. Op deze manier verwerven de kunststudenten de vaardigheid om hun buikgevoel te analyseren en hun kennis door te geven aan anderen. Zal de onderwijsactiviteit echter niet doordringen tot in het persoonlijke atelier van de kunstenaar en het creatieve proces belemmeren? Ingelaere: ‘Ik ben leraar en kunstenaar, maar uiteindelijk blijf ik één persoon. Ik breng mijn werk mee naar de klas en neem de inspiratie die ik haal uit de wisselwerking met leerlingen, mee terug naar huis.’ Door kunst op een duidelijke manier aan anderen over te brengen, worden ze zich meer bewust van alle stappen, zijn beide kunstenaars het eens. Het analyseren van de praktijk zorgt ervoor dat ze hun werk in vraag stellen en beter leren begrijpen. Sociaal contact blijkt een van de redenen te zijn waarom kunstenaars in het onderwijs gaan. Te lange afzondering laat je fysiek en mentaal leven op een andere planeet. De interactie met anderen zorgt voor een kruisbestuiving. ‘Maar lesgeven is ook iets dat je graag moet doen,’ verzekert Ingelaere, ‘anders houd je dat niet vol.’

niet eenvoudig is. De concurrentie voor een plaats voor de klas is groot. Soms moeten de kunstleerkrachten lesuren sprokkelen, maar de werkingen van verschillende scholen doorlopen brengt ook nieuwe ervaringen met zich mee. Bovendien beperkt het werkveld zich niet tot het onderwijs. Veel studenten vinden hun weg in het bredere veld van de kunsteducatie en werken bijvoorbeeld als gids in een museum. Ook de SLO ziet de sector groter dan het schoolgebouw en zet zich in om kunstliefhebbers met elkaar in contact te brengen. Twee jaar geleden richtte ze Café Dessiner op, een café waar (oud)studenten, docenten en mensen uit het werkveld samenkomen om te praten, te discussiëren en te tekenen. Kunststudenten kunnen hun kennis delen met anderen, vinden inspiratie in de interactie en ontmoeten geïnteresseerden. De combinatie lesgeven en meesterschap spreekt steeds meer kunstenaars aan. Door verder te bouwen op zijn specialisatie verdiept de kunstenaar zijn techniek, terwijl hij zijn blik verbreedt. De twee beroepen hoeven niet gescheiden te zijn. De Specifieke Lerarenopleiding Beeldende Kunsten kan alvast werken met de nieuwe spreuk: ‘Those who can are the best teachers.’ |Silke Rochtus

SPROKKELEN EN ONDERSTEUNING

SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING BEELDENDE KUNSTEN Koninklijke Academie Mutsaardstraat 31, Antwerpen www.ap.be/koninklijke-academie

Elk jaar beëindigen twintig kunststudenten de Specifieke Lerarenopleiding Beeldende Kunsten aan de Academie. Tel daar nog de afgestudeerden van andere lerarenopleidingen bij en je merkt dat werk vinden in het onderwijs

- 37-


Al jaren tekent Rinus Van de Velde (Leuven, °1983) aan zijn niet-chronologische ‘fictieve autobiografie’. Hij doet dat op het ritme van de dag, routineus, onverstoorbaar. Hij is een acteur in zijn eigen biopic in houtskool. De basis voor zijn werken zijn gevonden foto’s en foto’s van taferelen die hij met de hulp van zijn medewerkers gereconstrueerd heeft. Het bouwen van de set is deel geworden van een artistiek proces dat uitmondt in telkens nieuwe scènes, veelal

geprojecteerd op groot formaat en gekaderd met teksten. In elke scène vervult Van de Velde de rol van protagonist. Hij herschrijft ze, censureert ze en vervormt ze tot een meervoudig beeld van een kunstenaar. Waar werkelijkheid en fictie in elkaar overlopen, gaat Van de Velde met een aanzienlijke portie ironie, reflectie, verbeelding en gevoeligheid op zoek naar de identiteit die hij zelf als kunstenaar aan dit beeld kan ontlenen.

Rinus Van de Velde, Dear Robert, I didn’t see you early today ..., 2017 houtskool op doek, 183 x 300 cm. Courtesy Tim Van Laere Gallery, Antwerp


Voor een reeks nieuwe werken vond Van de Velde inspiratie in het Kuifje-album De zonnetempel. Het fragmentarische karakter van de beelden en teksten komt hier nog meer tot uiting. De lossere stijl en de naar het abstracte neigende composities illustreren Van de Veldes zoektocht naar een vrijere omgang met beelden.

RINUS VAN DE VELDE Tim Van Laere Gallery 07.09-21.10.2017 Verlatstraat 23-25, Antwerpen www.timvanlaeregallery.com


De openbare ruimte Overal is kunst te vinden. In musea en galeries, op rotondes en pleinen, in parken, op daken en in gevels van gebouwen... Achter veel van die kunstwerken schuilt een boeiend verhaal. Sommige daarvan kennen we nog, andere worden al jaren niet meer doorverteld. Achteloos lopen we voorbij deze stille maar zo vertrouwde getuigen. 100% EXPO trekt de straat op en vertelt het vergeten verhaal van een van hen.

Een berg vol bar DE CALVARIETUIN VAN SINT-PAULUS In het Antwerpse Schipperskwartier steekt een barokke toren uit boven het rommelige spel van daken uit verschillende tijdvakken. Het is de toren van de Sint-Pauluskerk, een harmonieus samengaan van gotiek en barok. Deze voormalige kloosterkerk is een van de vijf monumentale kerken in Antwerpen en herbergt talloze kunstschatten die haar sobere buitenkant niet doet vermoeden.

Kerk en klooster behoorden destijds toe aan de dominicanen, een bedelorde die zich bezighoudt met het kopiëren van bijbels en lesgeven. Ook missiewerk is een belangrijke taak. Halverwege de dertiende eeuw bouwen de dominicanen op een drassig stuk grond naast de Veemarkt een romaans kerkje. Omdat overstromingen de kloosterlingen regelmatig natte voeten bezorgen, beginnen ze in de vroege zestiende eeuw met de bouw van een nieuwe, grotere, lichtere kerk, in de gotische stijl die dan in zwang is. De toren en het interieur worden voltooid ten tijde van de barok.

KERKSCHATTEN Een poort in de Sint-Paulusstraat geeft toegang tot het binnenterrein van de kerk. Een kasseipad loopt dwars door wat vroeger een groot moestuinencomplex was, omzoomd met huisjes. Daarvan is er nog één overgebleven. Rechts is hier nog een deel van het voormalige kloostergebouw te zien, grotendeels in een ruïne herschapen door de zware brand die de Sint-Pauluskerk in 1968 teisterde. Via de ingang die van oudsher door de monniken werd gebruikt, leidt Walter Geluyckens, voorzitter van de Sint-Paulusvrienden, me binnen in het kerkgebouw. Hij vertelt hoe het oogstrelende interieur van de kerk als bij wonder min of meer intact is gebleven. Toen onder het bewind van Napoleon alle kloostergemeenschappen werden ontbonden die zich niet bezighielden met onderwijs en ziekenzorg, en de kerk openbaar werd verkocht, was de prior zo listig om haar te verkopen aan een stroman. Heel wat kerkschatten die onder het mom van oorlogsbelasting waren afgevoerd naar een depot in Frankrijk, keerden na 1815 terug naar de Sint-Pauluskerk. Andere sieren

© Guido Van den Bogaert

vandaag nog altijd Franse musea. In 1968 werd dan weer met behulp van matrozen, buurtbewoners en toevallige passanten alles gered uit de in lichterlaaie staande kerk. De rijkdom van het in licht en stilte badende interieur is opmerkelijk, zeker voor een bedelorde. Geluyckens verklaart dat er grif geschonken werd. Bovendien stond een intredende broeder zijn bezittingen aan de kerk af. Vaak kwamen die novicen uit gegoede middens. Mijn blik blijft kleven aan de unieke reeks biechtstoelen, aan het al even geraffineerd en speels gebeeldhouwde koorgestoelte en aan werken van onder meer Rubens, Jordaens en Caravaggio – een bijzonder getrouwe kopie weliswaar, omdat de Oostenrijkse keizer Jozef II destijds besloot zich het origineel toe te eigenen. Maar Geluykens nodigt me uit hem te volgen naar de met grafstenen geplaveide gang die uitkomt op de hoek van de Veemarkt. Halverwege deze gang bevindt zich een deur die vroeger

- 40-


worden verbeeld in vijftig beelden (engelen, evangelisten, profeten, dominicanen, bedevaarders) met het heilig graf (ook nog eens achttien beelden) als hoogtepunt. De dominicanen hadden een boon voor Maria Magdalena. Zij komt maar liefst drie keer voor en heeft zelfs de hoogste plaats, rechts boven Jezus aan het kruis. Omdat de bisschop dat maar niks vond, werden later aan de linkerzijde nog medaillons met vier van de vijf Droeve Mysteries van de Rozenkrans toegevoegd.

rokbeelden

Het gros van de beelden is gemaakt van Duitse Bentheimer zandsteen. Uitzonderingen hierop zijn de figuur van Jezus in zijn graf, die is uitgevoerd in hout, en een uitgebreid reliëf van Jezus in het vagevuur. Dit reliëf volgt geen bestaand verhaal, maar werd ingegeven door de erbarmelijke omstandigheden waarin Antwerpen in die periode verkeerde door pestepidemieën, hongersnoden en overstromingen. Bij de realisatie van de tuin, geïnspireerd door de Engelenbrug in Rome, werden verschillende Antwerpse barokbeeldhouwers betrokken. Onder hen Willem-Ignatius Kerricx, die ook de marmeren troon voor Maria in het interieur maakte, en Jan Pieter Van Baurscheit de Jonge, die daarnaast onder meer het koninklijk paleis op de Meir ontwierp.

STANDVASTIG Langs het pad in de tuin bevonden zich vroeger knielbankjes om te bidden. Daarvan is er nog één over. Vooral op Goede Vrijdag en Palmzondag vinden nog heel wat bezoekers hun weg naar de calvarietuin. De tuin is bijna volledig intact. Enkel de metalen staaf die de straal bloed en water uit Jezus’ wonde verbeeldde in de richting van de lans van een knielende Romeinse soldaat twee verdiepingen lager, is verwijderd. Het zandsteen van de beelden is aangetast en moet dringend gereinigd worden. Bij wijze van onderzoek werd al een beeld onder handen genomen. Nu is het een kwestie van genoeg geld te verzamelen, onder andere door de verhuur van woningen die uitkijken op de calvarietuin. | Lise Lotte ten Voorde

uitgaf op een kerkhof. In de achttiende eeuw kreeg dit kerkhof een extra functie als meditatieve beeldentuin.

'OP BEDEVAART ACHTER DEN HOEK' Jezus’ laatste dagen worden er uitgebeeld in een artistieke interpretatie van de Calvarieberg (‘calvaria’ betekent in het Latijn schedelplaats, net als Golgota, en verwijst naar de berg waarop Jezus werd gekruisigd). Die uitbeelding op zich was niet ongebruikelijk, maar zelden is ze zo uitgebreid aangepakt als in Antwerpen. De calvarietuin en -berg werden gerealiseerd uit nood. Eind zeventiende eeuw waren de Ottomanen zo ver Europa ingetrokken dat de voor dominicanen belangrijke bedevaart naar Jeruzalem een zeer hachelijke onderneming werd. De Antwerpse gebroeders Ketwigh bedachten deze ‘bedevaart achter den hoek’ ter vervanging.

SINT-PAULUSKERK Toegankelijkheid: 01.04-31.10, dagelijks 14-17 uur; 01.11-31.03, zaterdag en zondag 14-17 uur Rondleiding aanvragen: sintpaulusvrienden@proximus.be of 0494 44 82 53 Veemarkt 13, Antwerpen www.sint-paulusparochie.be www.topa.be Veel van de feiten uit dit stuk zijn te terug te vinden in Sint-Paulus, de Antwerpse dominicanenkerk, een openbaring (2014) van Rudi Mannaerts.

Tussen 1699 en 1747 werd een licht oplopend pad aangelegd waarin lijden, sterven en wederopstanding van Jezus

- 41-


Manen en laarzen KOEN BROUCKE OVER VELDSLAGEN, DIEPE WONDEN EN HISTORISCHE SENSATIES Historicus en kunstenaar Koen Broucke (°1965) evoceert met een tentoonstelling in het Taxandriamuseum de historische energie van twee veldslagen die rond en in Turnhout plaatsvonden. Daarbij maakt hij gebruik van verschillende ingangen: eigen beeldend werk en relicten van de strijd, zoals schoenen en historische documenten.

Oorlogsgeweld slaat wonden. In Europese steden waar relatief recent nog heftig werd gevochten, zoals bijvoorbeeld in Berlijn, tekenen littekens nog steeds het stadsweefsel. Ook dichter bij huis laat een verleden van strijdgewoel zich uit de sporen in het landschap lezen, al moet je daarvoor scherp kunnen kijken. ‘In België, zeker in Vlaanderen, kan je niet ver wandelen zonder op een slagveld te belanden’, steekt Koen Broucke van wal. Voor de tentoonstelling Manen en laarzen, die in samenwerking met cultuurhuis de Warande georganiseerd wordt in het Taxandriamuseum, richt hij zijn aandacht op de Slag bij Turnhout (1597) en de Slag in Turnhout (1789).

ALTERNATIEVE HISTORISCHE KENNIS Broucke werkt aan een doctoraat in de kunsten over alternatieve vormen van historische kennis. ‘Tijdens mijn studie geschiedenis aan de universiteit ervoer ik een zekere ontevre-

- 42-

denheid. De geschiedschrijving van na de Tweede Wereldoorlog tot de late jaren tachtig is sterk beïnvloed door het positief wetenschappelijke denken. We mochten ons tijdens de opleiding bijvoorbeeld niet met beelden bezighouden; de cijfermatige benadering overheerste. Ook het verhalende, de anekdotes en de citaten werden onverbiddelijk geschrapt. Dat is intussen veranderd. Er is terug ruimte voor verhaal, voor beeld, voor verbeelding.’ Vanuit zijn kunstenaarspraktijk onderzoekt Broucke hoe die alternatieve vormen van historische kennis tot stand kunnen komen. De wisselwerking tussen wandelen en tekenen staat daarbij centraal. Op zijn zwerftochten langs slagvelden stelt hij zich open voor de ‘historische sensatie’, een begrip van de Nederlandse cultuurhistoricus Johan Huizinga. ‘Een historische sensatie


is een onmiddellijk contact met het verleden via een historisch object’, vertelt Broucke. ‘Je kan die sensatie niet voorspellen of manipuleren. Ze is werkelijk een soort genade: het moet je overkomen. Ik geloof dat veel historici van zulke ervaringen doordrongen zijn, maar doorheen hun werkproces groeien ze dicht, of verdwijnen ze achter een muur van wetenschappelijke modellen.’ Broucke zoekt andere manieren om de historische kennis over te brengen: hij verwerkt zijn ervaring en kennis in tekeningen en schilderijen.

RIMPELS IN RUIMTE EN TIJD Koen Broucke, Lille, 2017

KOEN BROUCKE: ’ ‘IK GELOOF DAT IEDEREEN OVER HET VERMOGEN BESCHIKT EEN HISTORISCHE SENSATIE TE BELEVEN'

‘Een veldslag is een complexe historische gebeurtenis’, gaat Broucke voort. ‘Het is een opeenstapeling van drama’s – individuele trauma’s en collectieve wonden – waar veel historische energie mee verbonden is. De oorsprong van een conflict is vaak gecompliceerd en de gevolgen rimpelen ver door in de tijd. Ook

Koen Broucke © Koen Broos Koen Broucke, Patriotten, 2017

- 43-

ruimtelijk dijt een veldslag uit. De plek van het heftigste treffen staat beschreven in de geschiedenisboeken, maar vaak vinden er kilometers verder ook schermutselingen plaats. Of soldaten slaan in de streek aan het plunderen. Een veldslag is dus veel meer dan een plaats, een datum, een tijdstip en iemand met een fluitje die het strijdgewoel op gang blaast.’ Je kan een veldslag misschien nog het best vergelijken met een aardbeving: twee tektonische platen – elk met een politieke, culturele en religieuze geladenheid – schuiven tegen elkaar. Op dat wrijvingspunt komt ontzettend veel energie vrij, die in alle mogelijke richtingen voorttrilt. Ook vandaag zindert ze nog na. Die energie spoort Broucke op.

LAAG OP LAAG OP LAAG Om de complexiteit van veldslagen ook voorbij het analytische te kunnen vatten, brengt Broucke veel tijd door op plekken waar ooit veldslagen


plaatsvonden. Hij wandelt traag en lang, en telkens opnieuw over hetzelfde terrein. Dat deed hij ook in Tielenheide, een natuurgebied tussen Tielen en Turnhout. In 1597, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, vocht het Staatse Leger van Maurits van Nassau hier een veldslag uit met een Spaans leger. ‘Dat slagveld is relatief goed bewaard gebleven. Vorige eeuw werd de oorspronkelijke heidevegetatie vervangen door naaldbossen om de Limburgse steenkoolmijnen van hout te voorzien, nog later werd Tielenheide militair domein. Op een paar percelen aan de rand na is het dus niet verkaveld. Tijdens wandelingen in een gebied zoals dit probeer ik de ziel van de plek te vangen’, vertelt Broucke. Om een slagveld zo goed mogelijk te doorgronden, zoekt hij verschillende invalshoeken om de plek te benaderen. ‘Met elke wandeling groeit mijn kennis van het terrein. Je hebt visuele indrukken, je luistert, maar je bouwt ook tactiele kennis op. Wandel je op een grassige bodem of op zacht mos? Hoe kraken de takjes? Impliciet sluimert die informatie ook in mijn schilderijen.’ Tijdens zijn wandelingen laat Broucke zich ook graag vergezellen door mensen die het gebied door en door kennen, bijvoorbeeld de voormalige en de huidige boswachter, een kolonel die op het militaire domein gestationeerd was of een bibliothecaris die gespecialiseerd is in de geschiedenis van de streek. Broucke: ‘Zij wijzen me op zaken die ik zelf nooit had kunnen zien. Er is me bijvoorbeeld een plek aangewezen, ergens op een spie in het bos waar twee paden samenkomen, waar volgens sommige specialisten een massagraf zou zijn.’ Van die plek schilderde Broucke een duister ogend boslandschap. Hij gaf het de titel Het massagraf van Tielenheide mee. Zo licht hij een tipje van de sluier.

Koen Broucke, Tielen, 2017

Om alle verschillende lagen inzichtelijk te maken, verschijnt er bij de tentoonstelling ook een wandelgids. Daarmee nodigt Broucke iedereen uit om zelf op zoek te gaan naar de mystiek van slagvelden. ‘Ik geloof dat iedereen over het vermogen beschikt een historische sensatie te beleven. Wanneer ik zie hoe belangrijk dat vermogen voor mezelf is, hoeveel rijker dat mijn leven maakt, wil ik dat ook bij anderen aanscherpen.’ In een tijd waarin alles een prijs heeft en dus niets nog echte waarde, vindt Broucke dat cruciaal. ‘Ons vermogen om op deze manier naar de wereld te kijken staat onder druk. We hebben een heel materialistische kijk op de dingen gekregen en dat belet ons om de ziel van de

- 44-

dingen te zien.’ Vaak manifesteert de historische sensatie zich via kleine, alledaagse gebruiksvoorwerpen. Soldatenlaarzen bijvoorbeeld.

HET BELANG VAN GOEDE SCHOENEN Broucke: ‘In dagboeken van soldaten uit alle tijden staat het belang van goede schoenen centraal. Primo Levi benadrukte dat bijvoorbeeld in zijn boek Het respijt. En ook mensen die vandaag oorlogsgeweld moeten ontvluchten, vertellen erover.’ In de tentoonstelling komt dan ook schoeisel aan bod. ‘Het meest indringende stuk is een paar laarzen van een geallieerde soldaat uit de Eerste Wereldoorlog. Het zijn twee verschillende schoenen: een Franse en een Engelse. Ze zijn helemaal scheefgelopen en


ontelbare keren hersteld. Wanneer je deze laarzen aandachtig bestudeert, besef je meteen: als ik die één dag draag, loop ik kreupel. De soldaat droeg die waarschijnlijk vier jaar lang. Dag in, dag uit. Door kleine details zoals de beschadigingen van deze schoenen werkelijk tot me te laten doordringen, kan ik me een beetje beter inleven in de leefwereld van die soldaat. Dat hoop ik ook te kunnen doorgeven. Ons volledig onderdompelen in de gruwel van het slagveld zou te overdonderend zijn, maar via kleine sensaties zoals deze wordt het wel toegankelijk.’

MANEN EN LAARZEN Naast die hele concrete, directe ervaring van het slagveld is Broucke ook gefascineerd door de manier waarop de beeldvorming rond een veldslag doorheen de tijd evolueert. In de eerste dagen na de gevechten brengen lokale tekenaars en kunstenaars vaak de gruwel en destructie in beeld. Daarna beginnen heroïek en symboliek de beeldvorming te bepalen. Dat is ook zo na de Slag in Turnhout van 1789. Bij de gevechten tussen

het Patriottenleger of ‘Maanleger’ en het leger van de Oostenrijkse keizer werd toen in de Gasthuisstraat en op de Grote Markt van Turnhout de kiem gelegd voor de tijdelijke onafhankelijkheid van de Zuidelijke Nederlanden. De overlevering wil dat het Maanleger hierbij hulp kreeg: tijdens de gevechten zou Onze-Lieve-Vrouwvan-Bijstand zijn verschenen om kanonskogels tegen te houden. Broucke: ‘Wanneer je verslagen van veldslagen leest, kan je jezelf een vaag beeld vormen van de verschrikking van soldaten. Er is veel rook en lawaai en tumult. Het is chaos, chaos, chaos. Mensen weten vaak zelfs niet meer in welke richting ze moeten schieten. Op een bepaald moment is er zoveel gedonder en angst dat de waarneming vertroebelt en men niet meer goed weet wat men ziet. In de tentoonstelling komt dat aan bod in een projectie, waarin ik willekeurige verschijningen oproep.’ Broucke bestudeerde ook de beeldvorming die na de Slag in Turnhout

KOEN BROUCKE: ‘ONS VOLLEDIG ONDERDOMPELEN IN DE GRUWEL VAN HET SLAGVELD ZOU TE OVERDONDEREND ZIJN, MAAR VIA KLEINE SENSATIES ZOALS DEZE WORDT HET WEL TOEGANKELIJK'

Koen Broucke, Het massagraf van Tielenheide, 2017

- 45-


werd gecreëerd. ‘De titel van de tentoonstelling Manen en laarzen is gebaseerd op een karikatuur die dit gevecht in beeld brengt. De soldaten van het Maanleger – eigenlijk een verzameling van Brabantse soldaten en mensen van de lokale bevolking – worden hierin voorgesteld als gelaarsde beentjes met een maantje erboven. De laars staat voor mij symbool voor de aarding, voor de gruwel van het slagveld. De maan is symbool voor het bovenzintuigelijke, bijvoorbeeld voor de verschijning van Onze-Lieve-Vrouw-van-Bijstand. Maar de maan staat ook symbool voor de ideologieën en fantasieën die we achternalopen, maar die eigenlijk ongrijpbaar zijn.’ Oorlogsgeweld slaat wonden en veldslagen veroorzaken trauma’s. Die zaken zijn in hun geheel moeilijk te

KOEN BROUCKE: ‘WE HEBBEN EEN HEEL MATERIALISTISCHE KIJK OP DE DINGEN GEKREGEN EN DAT BELET ONS OM DE ZIEL VAN DE DINGEN TE ZIEN' doorgronden. De Duitse cultuurcriticus Walter Benjamin betoogt in zijn essay ‘Der Erhzähler’ dat soldaten die in de Eerste Wereldoorlog meevochten, het vermogen kwijtraakten om daar op een zinnige manier over te vertellen. De ervaring was te intens geweest. Allicht gaat die stelling ook op voor conflicten die in vroegere tijden plaatsvonden. En voor de conflicten die vandaag woeden. Het mooie van het werk van Broucke is dat hij – via eigen beeldend werk en concrete objecten – betracht de ontwrichtende ervaring van soldaten toch toegankelijk te maken, en ons

Koen Broucke, Stiefel, 2017

via kleine details naar iets grootsers en fundamentelers wil laten kijken. En wie openstaat voor de historische sensatie, stelt vast dat hij daar wonderwel in slaagt | Thomas Abelshausen

MANEN EN LAARZEN 20.10.2017 TOT 31.01.2018 Taxandriamuseum Begijnenstraat 28, Turnhout www.taxandriamuseum.turnhout.be (ook voor aanvragen klasbezoeken)

- 46-

Bij de tentoonstelling hoort een educatief traject rond de manipulatie van historische beelden. Leerlingen van de Vrije Technische Scholen van Turnhout (VTST) werpen zich op als ‘nieuwe beeldmanipulators’ en zullen op het einde van het traject (in januari 2018) met een tentoonstelling komen in Cultuurhuis de Warande in Turnhout. Dit jongerenproject is een samenwerking tussen de VTST, de Warande, Atelier Broucke en het Taxandriamuseum.


UP

DATE A GENDATIPS VOOR DE HERFST

Simona Stoia


t

BROKAAT & FLUWEEL. DE GARDEROBE VAN ANTOON DE LALAING (1480-1540) EN ELISABETH VAN CULEMBORG (1475-1555) – STEDELIJK MUSEUM HOOGSTRATEN

Simona Stoia

SIMONA STOIA – OUT OF A BOX ‘Beginnen aan een schilderij geeft me een totaal gevoel van vrijheid. Al eeuwenlang zijn er met hetzelfde materiaal onbeperkte mogelijkheden, maar telkens opnieuw heb ik het gevoel dat ik het schilderen ontdek.’ Aan het woord is de Roemeense schilderes Simona Michaela Stoia (°1982), die na haar rechtenstudies in 2006 naar België kwam. Haar schildersopleiding kreeg ze aan de academie van Overijse en later aan de KASK in Gent. Stoia hanteert in haar schilderijen – meestal grote formaten – een heldere beeldtaal; observaties en visuele herinneringen vermengen zich met de wereld van haar verbeelding. Ze is een uitstekend colorist. Haar kleurenpalet is warm en getemperd, maar wordt soms uitbundig door de manier waarop ze licht laat inwerken. Haar Roemeense achtergrond is nooit een thema; wel vermengt ze in haar artistieke zoektocht elementen van dat verleden met elementen van haar leven vandaag in België.

Antoon I de Lalaing huwde in 1509 met Elisabeth van Culemborg, de rijke erfdochter van Jasper van Culemborg en Johanna van Bourgondië, waardoor hij in het bezit kwam van de heerlijkheden Hoogstraten en Culemborg. Een jaar later werd hij kamerheer van de latere keizer Karel V. Als stadhouder van Holland en Zeeland en later ook Utrecht bekleedde De Lalaing belangrijke bestuursfuncties in diens ‘rijk waar de zon nooit ondergaat’. De gezondheidsproblemen van Margaretha van Oostenrijk zorgden ervoor dat hij in 1530 waarnemend landvoogd van de Nederlanden werd. De Lalaing trad als bestuurder hard op tegen het opkomende protestantisme en gaf onder meer de opdracht tot de bouw van de Sint-Catharinakerk in Hoogstraten. Daar kan je nu de rijkelijke kledij ontdekken waarin hij, zijn echtgenote en hun tijdgenoten zich in de zestiende eeuw hulden.

Tot 22.12.2017 Begijnhof 9, Hoogstraten www.hoogstraten.be

06.10-26.10.2017 De Burburestraat 11, Antwerpen www.vrijzinnigantwerpstrefpunt.com

Jimmy Kets, Power

- 48-

JIMMY KETS. THE GRAVES ARE NICE THIS TIME OF YEAR – DE BIJL Naast zijn loopbaan als persfotograaf voor onder andere de De Standaard en De Morgen maakte Jimmy Kets ook naam met persoonlijke fotoreeksen. In het kader van 100 jaar Groote Oorlog trok hij twee jaar lang het land rond op zoek naar sporen van de Eerste Wereldoorlog en de herdenking en herinnering ervan. ‘Het herinneringslandschap van de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen verbeelden en het tegelijk openen en bevragen’ luidde de opdracht die hij meekreeg. Het resultaat is een fotoreeks die een vernieuwende en uitdagende kijk biedt op wat het herdenken en herinneren van de Grote Oorlog vandaag betekent. Ze plaatst ingeburgerde, traditionele vormen van herdenking en herinnering in een ander licht, haalt vergeten elementen naar boven en introduceert nieuwe pistes.

Tot 01.10.2017 Dorp 1, Zoersel www.zoersel.be


LUC DONDEYNE. COUNTERLINES - TRANSIT

Luc Dondeyne, Heaven and Earth, 2015

EEN LUTHERSE LENTE IN ANTWERPEN – SINT-ANDRIESKERK Op 31 oktober 1517 publiceerde Maarten Luther in Wittenberg zijn 95 stellingen tegen de aflatenhandel. Het was de start van de Reformatie, die een einde maakte aan de kerkelijke eenheid in Europa en een eeuw van geweld en bloedvergieten inluidde. 500 jaar later, in het Lutherjaar, vertelt Een Lutherse lente in Antwerpen over de cruciale rol die Antwerpen in dat verhaal speelde. In het pas gestichte klooster van de augustijnen, waarvan alleen nog de Sint-Andrieskerk overblijft, woonden paters die met Luther gestudeerd hadden en zijn ideeën deelden. Zij vertaalden als eersten zijn protestantse geschriften, terwijl Antwerpse drukkers instonden voor hun verspreiding in heel Europa. Zo werd Antwerpen even het ‘Wittenberg aan de Schelde’. Maar de repressie volgde snel en was ongemeen hard. De expo focust niet op de theologische of historische achtergronden van het lutheranisme, maar op de twijfels en angsten van de mensen die het beleefden. Wie voor Luther koos, kon immers alles verliezen: vrijheid, bezit, job, vrienden, familie, zelfs zijn leven. Ook vandaag worden mensen met soortgelijke keuzes geconfronteerd.

Tot 31.10.2017 Sint-Andriesstraat/Waaistraat, Antwerpen www.luther2017.be

‘De maan is een doortrapte dief, en haar fletse gloed ontrukt ze aan de zon.’ Dit citaat van Shakespeare gebruikte Luc Dondeyne (Genk, °1963) als het vertrekpunt voor een veertigtal tekeningen. Die lagen op hun beurt aan de basis van de korte animatiefilm Counterlines, waarin een bal die ronddraait op de wijsvinger van een jongen, een metafoor is voor de weerkaatsing van het zonlicht door de maan. Bewegingen en wisselende posities van het licht leveren een fascinerend schaduwspel op, wispelturig en afhankelijk van het toeval. In de tekeningen van Dondeyne, die vaak het onderzoeksterrein voor zijn schilderijen zijn, komen lijnen, beeldelementen en betekenissen samen. Deze laten zich niet zomaar duiden, maar doen in ieder geval een groter verhaal vermoeden. Dat verhaal is er een doordrenkt met melancholie, zoals Dondeyne ook in zijn schilderijen ogenschijnlijk triviale beelden aan de dagelijkse realiteit ontleent om ze met een universele, bevreemdende sfeer op te laden.

17.09-29.10.2017 Zandpoortvest 10, Mechelen www.transit.be

FESTIVAL VAN DE ARCHITECTUUR (F/A) – DESINGEL Architectuur is meer dan alleen bouwen. Het is een proces waarbij ontwerpers, bewoners en omgeving elkaar ontmoeten op verschillende niveaus en verschillende momenten. Iedereen kan bijdragen aan goede architectuur en bij uitbreiding aan een goede leefomgeving. Maar het delen van expertise is cruciaal. Dat is ook het uitgangspunt van de eerste editite van het Festival van de architectuur, waarvoor het Vlaams Architec-

- 49-

tuurinstituut (VAi) Antwerpen als gaststad koos. Het festival zoomt in op het belang van architectuur voor een goed ontworpen leefomgeving. Niet alleen bouwers, maar ook kunstenaars en gebruikers delen tijdens het festival hun ervaringen en ideeën over architectuur. DeSingel fungeert als epicentrum van dit evenement, maar je kan ook tal van activiteiten ontdekken op verschillende andere plaatsen in Antwerpen. En op 10 september zelfs in heel Vlaanderen, tijdens de Nacht van de architectuur.

08.09-17.09.2017 deSingel Internationale Kunstcampus www.festivalvandearchitectuur.be

DE DUITSE NEGATIEVEN – MUSEUM MAYER VAN DEN BERGH Van 1917 tot 1918, tijdens de laatste twee jaren van de Eerste Wereldoorlog, was het Belgisch cultureel erfgoed het onderwerp van een uitzonderlijk project, de Kunstschutz. Een groep van ongeveer dertig Duitse kunsthistorici, fotografen en architecten doorkruiste het land om de belangrijkste monumenten en kunstwerken te fotograferen. Het ging om zaken die, wanneer ze in de vuurlinie dreigden te belanden, beschermd of in veiligheid gebracht moesten worden. In het kader van het project werden ook in het Museum Mayer van den Bergh 106 opnames gemaakt van 81 collectiestukken. Aan het einde van de oorlog werden alle fotonegatieven, gemaakt op glasplaten, overgebracht naar Bonn en Berlijn. In 1927 slaagde de Belgische Staat erin om de volledige collectie op te kopen. Precies honderd jaar later plaatst het museum deze unieke foto’s in de kijker.

Nog tot 17.09.2017 Lange Gasthuisstraat 19, Antwerpen www.museummayervandenbergh.be


SPEEL EN WIN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

1 Kunstenaar die een citaat van Shakespeare als vertrekpunt voor een veertigtal tekeningen gebruikte 2 Vrouwelijk model van Aristide Maillol 3 Belgisch futurist 4 Instelling opgericht door Willem I ter bestrijding van landloperij 5 Culturele instelling onder leiding van Adinda Van Geystelen 6 Protestant met Antwerpse vrienden 7 Belgisch kunstenaar die een woning in Antwerpen liet optrekken door Le Corbusier 8 Titel van boek van Primo Levi over zijn terugreis uit Auschwitz in 1945 9 Belgisch modeontwerper die werkte voor Maison Rochas en Nina Ricci 10 Antwerps museum waar je ook nog kan picknicken, badmintonnen, sneeuwmannen maken of je hond uitlaten 11 Filips Ingrid Belgian Art center 12 Verbinding, samenhang

Mail het woord dat we zoeken vóór 15 november 2017 naar expo@100procentcultuur. be en maak kans op 1 van de 5 exemplaren van het boek Manen en laarzen. Bijzondere verschijningen tijdens Turnhoutse veldslagen van Koen Broucke.

Wedstrijd 100% EXPO – nummer 19 Oplossing: biennale Winnaars: Guido Deloof – Harelbeke Josee Detiege – Merksem Francine Vranckx – Leuven Arno J. Verduin – Bergen op Zoom (NL) Eric Nysmans – Laakdal Zij ontvangen een duoticket voor de expo Schitterend Verlangen in het MAS.

- 50-


KINEPOLIS & BNP PARIBAS FORTIS PRESENTEREN

opera in de cinema 2017 - 2018

7/10/2017

NORMA

VINCENZO BELLINI

14/10/2017 DIE ZAUBERFLÖTE W.A. MOZART

18/11/2017

THE EXTERMINATING ANGEL

27/1/2018

TOSCA

10/2/2018

L’ELISIR D’AMORE

THOMAS ADÈS

GIACOMO PUCCINI GAETANO DONIZETTI

24/2/2018 LA BOHÈME

GIACOMO PUCCINI

10/3/2018

SEMIRAMIDE

31/3/2018

COSI FAN TUTTE

14/4/2018

LUISA MILLER

GIOACCHINO ROSSINI W.A. MOZART

GIUSEPPE VERDI

28/4/2018 CENDRILLON JULES MASSENET

Voor het 12e seizoen op rij brengt Kinepolis u 10 spraakmakende opera’s in high definition op groot scherm, terwijl ze live worden opgevoerd in de New York Metropolitan Opera. Hierdoor krijgt u een unieke kans om de beroemdste en meest getalenteerde stemmen uit de operawereld live en in optimale omstandigheden aan het werk te zien.

Info & tickets op kinepolis.be/opera


.

www extracity org

.

groepstentoonstelling en publiek programma

opening

08. 09

09 . — 09 . 10 . 12 . 17

EikElstraat 25–31 / 2600 antwErpEn


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.