2020/01 Limburgs Agro Platform

Page 1

LIMBURGS AGRO PLATFORM



LIMBURGS AGRO PLATFORM

1 LIMBURGS AGRO PLATFORM


LIMBURGS AGRO PLATFORM Voorwoord............................................................................................3 Het proces . .........................................................................................4 Data......................................................................................................5 criteria/kader voor actielijnen............................................................5 Actielijnen............................................................................................5 speerpunt 1

PROFESSIONALISERING IN DE LAND- EN TUINBOUW...................7 1 Ondersteuning stagebedrijven in een breder opleidingskader – professionalisering Duaal leren.....................8 2 Onderzoek noodzaak graduaat ....................................................9 3 Onderzoek naar noden van jonge landbouwers op het vlak van opleidingen en het ontwikkelen van nieuwe vormen van opleidingen . .......................................11 4 Promoten van opleidingen en de sector in het algemeen .......12 speerpunt 2

INNOVATIE.........................................................................................15 5 Prospecteren subsidiekanalen en indiening vanuit Limburg stimuleren en ondersteunen/begeleiden ..................................16 6 Project rond het verminderen/hergebruiken van plastic in combinatie met duurzaamheid...............................................17 7 Provinciaal demonstratiecentrum duurzame landbouw ..........18 8 Project rond sensoren.................................................................20 9 Innovatie: nieuwe teelten – productinnovatie – procesinnovatie............................................................................21 speerpunt 3

DROOGTE...........................................................................................23 10 Hergebruik (infiltratie, opslag, grijs water, effluent …) water .....................................................24 11 Piste van het (her)gebruik mijnwater.........................................25 12 Onderzoek wateropslag Zuid-Limburg . ....................................26 BIJLAGEN..........................................................................................29 bijlage 1

VERSLAG STARTVERGADERING LIMBURGS AGRO PLATFORM (09.03.2020)...........................30 bijlage 2

SAMENVATTING BEVRAGING 1.............................................33 bijlage 3

ONLINE BEVRAGING..............................................................34 bijlage 4

LAP-WERKGROEPEN 19/08/2020.........................................36 bijlage 5

HET DROOGTE INNOVATIE FONDS.......................................38

2 LIMBURGS AGRO PLATFORM

DEELNEMERS Alain De Vocht PXL Anne-Marie Vangeenberghe Innovatiesteunpunt voor Landbouw en Platteland Bart Bisschops PIBO Bruno Bamps directeur Ondernemen Danny Vandebeeck Vlaams Agrarisch Centrum Dany Bylemans Pcfruit Erwin Boonen Tiense Suikerrafinaderij Filip Lowette BFV Inge Moors gedeputeerde Jan Noelmans clustermanager Landbouw en Platteland Johan Blocquiaux KBC Johan De Gendt Freshtrade Johan Hillen voorzitter Prov Landbouwkamer Joris Brams Konings Jos Meesters landbouwer Karel Kersten landbouwer Karel Vaes fruitteler Katrien Maris dep Landbouw en Visserij Kim Koopmans Pcfruit Koen de Busschop Algemeen Boerensyndicaat Koen Quaghebeur Globachem Koen Symons Innovatiesteunpunt voor Landbouw en Platteland Kristof Das Agropolis Leo Henckens landbouwer Leon Peters Belgian Outdoor Plants Luc Uytdewilligen dep Landbouw en Visserij Ludo Lousbergh BFV Maarten Uyttebroek Flanders’Food namens FEVIA Marc Sevenants VLAIO Martine Peumans Pibo-campus Mieke Thoelen Bel’Orta Neel Gorssen landbouwer Peter Bruggen Boerenbond / voorzitter LAP Philippe Appeltans Bel’Orta Pieter Willems UCLL Rik Ceyssens Greenyard Prepared Belgium nv Sander Palmans PVL Stefan Peeters Florigrow Stijn Bossin Innovatiesteunpunt voor Landbouw en Platteland Victoria Nelissen Pcfruit Wilfried Jeurissen LTV


Voorwoord

In het voorjaar van 2020 ging het Limburg Agro Platform van start. Samen met 40 vertegenwoordigers uit de landbouwsector, onderzoekinstellingen en hogescholen en afgevaardigden uit de industrie bundelden we de krachten om de Limburgse land- en tuinbouw klaar te maken voor de toekomst. Samen zochten we naar mogelijke oplossingen om de vele uitdagingen waar de sector voor staat, het hoofd te bieden. In dit rapport vindt u de uitkomst van dit traject. Het resultaat bestaat uit 12 concrete projecten om innovatie en verduurzaming in het Limburgse agrobusinesscomplex te stimuleren. Dankzij een goede samenwerking tussen landbouwers, landbouworganisaties, pcfruit, PVL, PIBO-campus, Agropolis, veilingen, industrie, onderwijsinstellingen en overheden kunnen deze projecten een transformatie in de sector teweegbrengen en de uitdagingen ombuigen naar opportuniteiten. Met dit rapport sluiten we het eerste deel van het Limburgs Agro Platform af. Tegelijk vormt dit de start van de volgende fase waarin verschillende voorgestelde projectideeĂŤn worden overhandigd aan de stuurgroep van SALK-turbo. De platformwerking wordt verder gezet als een lerend netwerk waaruit nieuwe ideeĂŤn of projecten kunnen ontstaan en waar ruimte is om sprekers te ontmoeten die een nieuw licht laten schijnen op de Limburgse land- en tuinbouw. Van harte dank aan alle deelnemers van het platform voor hun inzet waardoor we op korte tijd en ondanks de uitzonderlijke situatie een toekomststrategie voor de Limburgse land- en tuinbouw hebben kunnen uitwerken.

Inge Moors gedeputeerde van Landbouw

Peter Bruggen voorzitter Limburgs Agro Platform

3 LIMBURGS AGRO PLATFORM


HET PROCES Het proces: in co-creatie werken vanuit uitdagingen naar concrete projectideeën Om te komen tot een gedragen aanpak en weloverwogen actie, werd er veel aandacht besteed aan het proces. Hiertoe werd de provincie ondersteund door de procesarchitecten en -begeleiders van www.levuur.be. Het te voeren proces werd geënt op de doelstellingen van het gehele traject: • Een platform opstarten (en duurzaam maken) waar het samenwerken in functie van het future-proof maken van de brede land en tuinbouwsector in Limburg centraal staat. Het opzet is om samenwerking, kruisbestuiving, tussen diverse actoren mogelijk te maken en zo een ecosysteem te creëren. • Het opzet is om op strategisch niveau input te geven aan het beleid en ook heel concreet om vanuit dit platform input te genereren voor SALKturbo- beleid. • Maar daarnaast beoogt dit platform samen tot concrete acties/projecten te komen. In een eerste fase richt het platform zich op het formuleren van projectideeën. • Hierbij wil het platform maximaal werken vanuit de uitgangspunten van triple helix & netwerkdenken. Samenwerking tussen de overheid, kenniscentra en ondernemingen is cruciaal voor innovatie. Deze partners wensen elkaar dan ook maximaal te versterken in de ontwikkeling en uitvoering. De stakeholders om dit proces aan te gaan, werden vanuit de triple helix (sectoren industrie, overheid en kennis) aangetrokken. Zie voor de concrete samenstelling van het stakeholdersveld de lijst van deelnemers. De regie van het traject werd uitgevoerd door een kerngroep bestaande uit de voorzitter Peter Bruggen, projectleider Jan Noelmans van de dienst Landbouw en Platteland van Provincie Limburg en de twee consultants van Levuur. De aanpak was vooral gericht op co-creatie. Voorwaarden voor een co-creatieve aanpak zijn: • Elkaar kennen en dat is meer dan elkaars naam en achtergrond kennen, ook weten wie welke expertise bezit, welke belangen of standpunten hij of zij vertegenwoordigt, in welke netwerken hij of zij aanwezig is … • Vertrouwen en/in coöperativiteit; dus echt geloven in samenwerking • Verkennen en inzetten van elkaars expertise en ervaring • Verder denken dan wat we al kennen en weten; grenzen aftasten, out of the box kunnen denken maar vooral ook durven doen Tijdens de opstartvergadering van 9 maart, op de vooravond van de corona-lockdown, kwamen we met deze groep een eerste maal samen en hebben we, na een grondige kennismaking met elkaar en met het project, vanuit de 5 vooropgestelde thema’s (klimaat, talent, innovatie, duurzaamheid en ondernemerszin) vooral ingezoomd op wat voor ieder van ons belangrijk was en werd het energiepeil voor bepaalde insteken gemeten door concrete acties of ideeën te benoemen en te prioriteren. De kerngroep nam al het materiaal stevig vast en koppelde tijdens de coronaperiode online en via bevragingen terug naar de brede stakeholdergroep. Zo ontstond meer diepgang en verrijking van de ideeën en kwamen we tot de drie speerpunten: professionalisering, droogte/water en innovatie. In een volgende stap kwamen we tijdens drie interactieve workshops met de stakeholders tot een aantal prioritaire, concrete projectvoorstellen.

4 LIMBURGS AGRO PLATFORM


DATA • Startvergadering 09-03-2020 (verslag zie bijlage 1) 13 maart 2020 lockdown • 06-04-2020 online bevraging (zie bijlage 2) • 16-06-2020 online bevraging (verdeling werkgroepen o.b.v. 4 thema’s) (zie bijlage 3) • vergadering 19-08-2020 (vergadering in werkgroepen o.b.v. 3 thema’s 1) (zie bijlage 4)

CRITERIA/KADER VOOR ACTIELIJNEN We willen de lezer er op wijzen dat de kerngroep een aantal criteria had afgebakend waaraan de projectideeën moeten voldoen: • bijdragen tot het future-proof maken van de sector • innovatief zijn • een antwoord zijn op een uitdaging die relevant/urgent is voor Limburg • op Limburgs niveau aangepakt kunnen worden • waarvoor energie, kennis en expertise is binnen het LAP om hiermee aan de slag te gaan • waarbij we steeds open blijven naar andere actoren binnen en buiten de provincie om samen te werken

ACTIELIJNEN We hebben voor de duidelijkheid de voorgestelde acties verdeeld over 3 thema’s. Echter kan één actie impact creëren op meerdere thema’s.

1

Het 4de thema“vermarkten van Korte Keten producten” wordt in een apart traject los van het platform behandeld.

5 LIMBURGS AGRO PLATFORM


6 LIMBURGS AGRO PLATFORM


URGS

FORM

speerpunt 1

PROFESSIONALISERING IN DE LAND- EN TUINBOUW Tijdens de startvergadering werd er door verschillende aanwezigen op gewezen dat vorming een essentiĂŤle voorwaarde is om te komen tot een sterke land- en tuinbouwsector. Hierbij werd aangegeven dat er zowel nood is aan (bij)scholing van reeds actieve land -en/of tuinbouwers maar ook aan een gedegen basisopleiding van nieuwkomers (jongeren of zij-instromers), niet in het minst op het vlak van management en ondernemerschap. Concreet kwamen volgende voorstellen naar voor:

7 LIMBURGS AGRO PLATFORM


1

ONDERSTEUNING STAGEBEDRIJVEN IN EEN BREDER OPLEIDINGSKADER – PROFESSIONALISERING DUAAL LEREN

Context: Duaal leren is een leermethodiek waarbij theorie en praktijk in elkaar schuiven. Leerlingen leren deels in de klas en deels op de werkplek. De leerling kan de kennis van de klas in de praktijk uittesten en de praktijk toetsen aan de theorie uit de klas. Die wisselwerking zorgt voor beter leren en beter opgeleide leerlingen. Duaal leren verschilt van het systeem van stages of het systeem deeltijds leren/deeltijds werken. In duale trajecten vullen de school en het bedrijf elkaar aan. Ze hebben een complementaire rol in het aanleren van de competenties. Ook de geïntegreerde benadering van het leertraject is van belang. De leerlingen combineren in hun duaal traject theoretische kennis met ervaringsgerichte kennis of praktijkkennis. De wisselwerking die ontstaat tussen het kennen en kunnen vormt net de sterkte van duale trajecten. Het is belangrijk dat de leerling gecoacht wordt in het maken van de brug tussen dit kennen (theorie) en kunnen (praktijk). Deze coaching is de rol van de leerkracht, mentor en begeleider. In een leertraject verwerft de leerling een groot deel van de competenties op de werkplek. Om de opleiding bij duaal leren tot een goed einde te kunnen brengen is een kwaliteitsvolle werkplek dan ook erg belangrijk. We willen de landbouwers extra motiveren en begeleiden in deze opdracht. Dit zorgt voor een win–win. We zorgen voor goed opgeleide jongeren die feeling hebben met het hedendaagse land- en tuinbouwbedrijf waardoor deze sneller inzetbaar zijn. De landbouwer kan daarbij ook nog zijn eigen vaardigheden en competenties aanscherpen. Uitdaging/probleem: De stagebedrijven investeren zwaar in het ondersteunen van hun stagiaires. Dit is een extra (financiële) belasting. De vraag is of er geen extra ondersteuning mogelijk is voor deze bedrijven, zonder dat dit veel extra tijd vraagt. Geformuleerde mogelijke pistes: • “coach the coach”-principe inbouwen waarbij mentoren op het bedrijf ondersteund kunnen worden bij de begeleiding van de stagiairs • hierin ook vormingsnoden van de ondernemers zelf integreren • financiële kost verlichten • aanbod van duaal leren uitbreiden Stakeholders: • • • • •

secundair onderwijs (scholen, koepels …) dep. onderwijs / Syntra Vlaanderen Duaal Leren sectororganisaties opleidingscentra landbouw ...

8 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 1


URGS

FORM

2

ONDERZOEK NOODZAAK GRADUAAT

Context: Graduaatsopleidingen (de vroegere ‘HBO5’) zijn een derde toegangspoort naar het hoger onderwijs, naast de professionele en academische bachelors. Aan het einde van de rit ontvangt de student een erkend diploma van ‘gegradueerde’ dat hem/haar mooie kansen biedt op de arbeidsmarkt. Het verschil tussen een graduaat, bachelor of master zit in het niveau van onderwijs. Graduaten bevinden zich op onderwijsniveau 5, dus tussen het secundair onderwijs op niveau 4 en de professionele bachelors (niveau 6). Uit het laatste rapport over onderwijskansen in Limburg blijkt dat er in Limburg te veel studenten in het BSO zitten en dat er te weinig voortstuderen. Een graduaatsopleiding is een brug tussen BSO en het hoger onderwijs. Graduaatsopleidingen behoren tot het hoger onderwijs en zijn erg praktijkgericht. Ze bereiden voor op een welbepaald beroep en richten zich op de arbeidsmarkt. Ze zijn minder theoretisch dan (professionele) bacheloropleidingen. Graduaten zijn sterk gericht op werkplekleren: het aanleren en toepassen van competenties in reële werksituaties. De theorie staat altijd in functie van de praktijk. De schaalvergroting in de land- en tuinbouwsector gaat gepaard met een nood aan op maat gevormd personeel. In elke sector smeekt men op dit moment om mensen die meer doen dan louter uitvoerend werk en dus een bepaalde mate van verantwoordelijkheid kunnen dragen. Vandaag bestaat er geen graduaatsopleiding voor land- en/of tuinbouw in Limburg. Uitdaging: De sector ondervindt een tekort aan goed opgeleide mensen met kennis van de sector, die in de sector willen werken. Terwijl vroeger de kennis voornamelijk binnen de familie werd doorgegeven, is dat nu niet meer vanzelfsprekend. Daarbij komt dat kennis van management en financiën steeds belangrijker worden. Geformuleerde mogelijke piste: Het opzet is deze nood verder te onderzoeken. Niet om een kopie te maken van een reeds bestaande opleiding elders in Vlaanderen, maar wel om concreet in te spelen op de noden en vragen van de land- en/of tuinbouwsector in Limburg enerzijds. Anderzijds willen we met onderwijsactoren onderzoeken welke types opleidingen mogelijk zijn en het meest geschikt zijn om aan deze noden tegemoet te komen. Stakeholders: • • • • • •

hogescholen departement Onderwijs en Vorming departement Landbouw en Visserij landbouwsector VDAB ...

9 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 1



URGS

FORM

3

ONDERZOEK NAAR NODEN VAN (JONGE) LANDBOUWERS OP HET VLAK VAN OPLEIDINGEN EN HET ONTWIKKELEN VAN NIEUWE VORMEN VAN OPLEIDINGEN

Context: De land- en tuinbouwsector is door de jaren heen sterk geëvolueerd. Nu gaat het om ondernemers die technisch heel goed onderlegd moeten zijn en ook heel goede bedrijfsleiders moeten zijn. Het verwerven van bedrijfseconomisch inzicht en financieel beheer en het verwerven van ondernemerschapscompetenties, rond handelsrelaties of marktwerking zijn eveneens belangrijk. Er is echter niet alleen de initiële opleiding. Er is ook nood aan blijvende bijscholing. De naschoolse landbouwvorming maakt deel uit van het volwassenenonderwijs. Actieve landbouwers en nieuwe starters kunnen op die manier voldoende opleiding krijgen. Naast de startersopleidingen zijn er ook korte vormingsactiviteiten met een duur van maximum 3 uur. De deelnemers krijgen actuele informatie over een brede waaier van thema’s rond bedrijfsvoering en wetgeving, technische thema’s en vaardigheden. Via dit opleidingsaanbod heeft de landbouwer ruime mogelijkheden om zijn kennis actueel te houden. Tevens is er een aanbod aan vormingscursussen om specifieke aspecten uit te diepen. Naast dit vormingsaanbod zijn er ook tal van informatievergaderingen die worden ingericht om zo de land- en tuinbouwers voldoende te informeren. De scholingsgraad van de Vlaamse land- en tuinbouwers ligt beduidend hoger dan enkele decennia geleden. Maar ook na het afstuderen blijft, in een snel veranderende wereld, vorming dus heel belangrijk. Levenslang leren, het liefst op maat van en zo dicht mogelijk bij de eigen bedrijfsvoering, is cruciaal. Uitdaging: We stellen echter vast dat jongeren minder gemakkelijk de weg vinden naar naschoolse vorming. Hiervoor zullen er meerdere redenen zijn. De uitdaging zal zijn om een manier te vinden die aansluit bij hun noden en compatibel is met hun leefsituatie. Geformuleerde mogelijke piste: • onderzoek naar de noden van (jonge) landbouwers op het vlak van opleidingen • het ontwikkelen en experimenteren met alternatieve opleidingsvormen Stakeholders: • Groene Kring • opleidingscentra landbouw • ...

11 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 1


4

PROMOTEN VAN OPLEIDINGEN EN DE SECTOR IN HET ALGEMEEN

Context: Limburg telt 2 852 landbouwers. 43 % van de Limburgse oppervlakte wordt door deze landbouwers bewerkt. Voor het eerst sinds 2000 steeg het aantal landbouwbedrijven de voorbije twee jaren in Limburg lichtjes. Tegelijk zien we dat het landbouwareaal constant blijft, terwijl het in heel Vlaanderen de laatste 10 jaar afnam met meer dan 2 %. Het Departement Landbouw en Visserij geeft een verdeling van het aantal bedrijven tot 2017. Het grootste aandeel van de Limburgse bedrijven, 24,87 %, zijn tuinbouwbedrijven. 16,82 % zijn akkerbouwbedrijven. Op de derde plaats komen de melkveebedrijven (15,92 %), gevolgd door de gemengde bedrijven (14,53 %). Het aantal hokplichtige bedrijven (varkens, pluimvee) en vleesveebedrijven schommelt rond de 11 %. Limburg is dé fruitprovincie bij uitstek en telt meer dan 8 800 ha fruitaanplantingen. Dit is meer dan de helft van de totale fruit-oppervlakte in Vlaanderen. Het aantal biobedrijven stijgt in Limburg. In 2016 waren er dat 59. Dit jaar tellen we 77 biobedrijven. De stijging komt overeen met de Vlaamse gemiddelde stijging. Limburg telt nu al een 350-tal boerderijen met een hoevewinkel of automaat. Dat is een verdrievoudiging in tien jaar tijd. In heel Vlaanderen is er op tien jaar sprake van een verdubbeling. Ten slotte zien we ook een stijging in het aantal zorgboerderijen. In 2016 zetten 59 bedrijfsleiders hun boerderijen open voor kwetsbare groepen. In 2019 zijn er dat 131 waarvan 86 die de zorgactiviteiten aanbieden op een professioneel land- of tuinbouwbedrijf in hoofd- of nevenberoep. Op jaarbasis vinden ongeveer 175 zorggasten een wekelijkse, zinvolle dagbesteding op een zorgboerderij in Limburg. De maatregelen tegen het coronavirus hielpen een aantal Limburgers om de korte keten te ontdekken: de rechtstreekse verkoop van producent naar consument. Op die manier kunnen mensen veilig vers voedsel kopen, zonder wachtrijen in de supermarkt of verre verplaatsingen. Maar men ontdekte ook het rechtstreekse contact met de producent, de versheid en de makkelijke traceerbaarheid van de producten. Het bracht de consument dichter bij de landbouw. Maar de Limburgse land- en tuinbouw is meer dan de korte keten alleen. Zo is het belang van de fruitsector in Limburg voornamelijk te danken aan de distributie en de uitvoer. Fruit vindt voornamelijk zijn weg naar de consument via de gespecialiseerde en niet-gespecialiseerde groot- en kleinhandel. Wat de uitvoer betreft, is 94 % bestemd voor landen van de EU. Bijna drie vierde van de export komt in de buurlanden Frankrijk, Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk terecht. De omzet van de gespecialiseerde landbouwbedrijven kent een lichte stijging van 666 miljoen euro in 2010 tot 670 miljoen euro in 2017. Kijken we naar het hele agrobusinesscomplex, het geheel van primaire productie, toelevering en verwerkende industrie, dan zien we daar een stijging tussen 2012 en 2017 van 2,6 miljard euro naar 3,3 miljard euro. Deze stijging van 23,7 % is sterker dan het Vlaamse gemiddelde van 15,3 %.

12 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 1


URGS

FORM

Uitdaging:

De Limburgse land- en tuinbouw heeft dus heel wat te bieden. We stellen echter vast dat de Limburger hier niet altijd van op de hoogte is. Daarom willen we de Limburgse land- en tuinbouw beter in het daglicht plaatsen. Daarnaast is het van belang dan de Limburgse land- en tuinbouwer geregeld gesensibiliseerd wordt op het vlak van ondernemen, vorming, innovatie … Geformuleerde mogelijke pistes: • communicatiecampagne naar grote publiek in functie van het belang van korte keten en lokale producten • communicatiecampagne waar “employer branding” centraal staat, de troeven van de sector als werkgever • communicatiecampagne gericht op het aantrekkelijk maken van specifieke opleidingen (zie ook actielijnen 1 en 2) • communicatiecampagne gericht op de sector zelf in functie van het stimuleren en sensibiliseren m.b.t. levenslang leren Stakeholders: • • • • • •

landbouworganisaties pers/media dienst communicatie provincie opleidingsinstellingen kennis -en praktijkcentra ...

13 LIMBURGS AGRO PLATFORM – speerpunt 1


14 LIMBURGS AGRO PLATFORM


URGS

FORM

speerpunt 2

INNOVATIE Uit een onderzoek opgenomen in het LARA van 2018 blijkt dat Vlaamse landbouwers de nieuwe technologieĂŤn duur en complex vinden en eraan twijfelen of datagedreven management een toegevoegde waarde is voor hun dagelijkse activiteiten. De instrumenten voor precisielandbouw leveren gedetailleerde teeltinformatie op, die inspeelt op variaties binnen en tussen percelen om zo de teelt te optimaliseren. Deze innovatie kan bijdragen aan de uitdaging om meer te produceren met minder input en lagere emissies. De toekomstige land- en tuinbouw moet meer kunnen produceren met minder milieubelasting. Daarnaast kan men kostenbesparend werken of het gebrek aan arbeidskrachten opvangen door een verdere robotisering of automatisering van productieprocessen.

15 LIMBURGS AGRO PLATFORM


5

PROSPECTEREN SUBSIDIEKANALEN EN INDIENING VANUIT LIMBURG STIMULEREN EN ONDERSTEUNEN/BEGELEIDEN

Context: Limburg heeft veel te danken aan Europa. Meer dan 2 100 Europese projecten en 800 miljoen Europese steun staan inmiddels op de Limburgse teller. De komende jaren kan Limburg, door de Europese erkenning als transitieregio, andermaal een beroep doen op Europese subsidies uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF). Uit de statistieken blijkt dat er vanuit Limburg relatief gezien minder dossiers worden ingediend. Geen enkele sector of bedrijf kan vandaag zonder innovatie. Iedereen moet regelmatig nadenken over nieuwe zaken in, op en rond het bedrijf, om er zo voor te zorgen dat het bedrijf en zijn bedrijfsleiders mee zijn met hun tijd. Samen met o.a. het Innovatiesteunpunt willen we de Limburgse land- en tuinbouwers helpen op vlak van innovatie via onder andere: • het organiseren van innovatieve workshops die de bedrijfsleiders moeten ondersteunen in hun out of the box denken • het inspireren van bedrijfsleiders aan de hand van getuigenissen, ondernemerstips en vormingen • het individueel begeleiden van bedrijfsleiders bij het uitdenken van hun innovatieve concepten • het helpen van bedrijfsleiders in het vinden van de juiste contactpersonen en organisaties die kunnen helpen om hun ideeën te realiseren • het voortdurend zoeken naar nieuwe thema’s of concepten die nog niet in land- of tuinbouw worden toegepast en die trachten ingang te doen vinden Uitdaging: Heel wat Europese en andere subsidiemogelijkheden zijn nog te weinig gekend bij de Limburgse land- en tuinbouwers. Geformuleerde mogelijke pistes: • informatie en sensibilisering met betrekking tot de verschillende subsidie-opportuniteiten • concrete ondersteuning in de vorm van advies aan de Limburgse land- en tuinbouwers bij het opmaken van hun dossier Stakeholders: • Innovatiesteunpunt voor Landbouw en Platteland • landbouworganisaties • ...

16 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 2


6

PROJECT ROND HET VERMINDEREN/HERGEBRUIKEN VAN PLASTIC IN COMBINATIE MET DUURZAAMHEID

Context: In diverse sectoren van de landbouw worden grote volumes plastic gebruikt: aardbeiruggen, maissilo’s, anti-worteldoeken … om nog niet te spreken over overkappingen, hagelnetten … Voor de laatste twee voorbeelden zijn er momenteel nog geen alternatieven. Voor aardbeiruggen, maissilo’s, anti-worteldoeken … zijn er wel duurzame alternatieven. Zo is er in de aardbeienteelt reeds twee jaar een proef waarbij vlaslemen (kleine stukjes stengel) worden gebruikt om een soort coating te maken die machinaal kan worden aangebracht, een heel seizoen sluitend is (anders krijg je onkruidgroei), minder werk vereist (leggen is eenvoudig en hoeft niet verwijderd te worden), en het koolstofniveau van de bodem vermeerdert na onderwerken. Omdat deze vlaslemen coating een heel jaar onkruidgroei tegenhoudt, goed draineert … zijn er allicht ook mogelijkheden om worteldoek te vervangen. Op deze manier wordt dan een nevenproduct van de ene teelt gebruikt voor een duurzaam gebruik in een andere teelt. Uitdaging: De landbouw uitdagen en ondersteunen bij het duurzamer werken waarbij de focus ligt op het minder gebruiken van plastic en dat ook gebruiken in de marketing. Geformuleerde pistes: • • • • •

kennis- en ervaringsuitwisseling stimuleren een label ontwikkelen duurzame initiatieven uitspelen in marketing onderzoek naar alternatieven stimuleren …

Stakeholders: • • • •

onderzoeksinstellingen milieu- en natuurverenigingen kennis -en praktijkcentra ...

17 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 2


7

PROVINCIAAL DEMONSTRATIECENTRUM DUURZAME LANDBOUW

Context: Vandaag worden land- en tuinbouwbedrijven geconfronteerd met steeds striktere exploitatievoorwaarden, ingegeven door het maatschappelijk gedragen en groeiend milieubewustzijn en de steeds luidere roep naar meer duurzaamheid, zowel op economisch als ecologisch vlak. Hier liggen kansen voor (technologische en product-) innovatie, toegang tot concrete kennis is hierbij cruciaal. Uitdaging: Een groot deel van het fundamenteel en toegepast landbouwonderzoek speelt zich echter buiten de provincie af. De kennis die bij diverse kenniscentra ontstaat komt helaas te weinig tot in onze regio, waarbij de afstand voor de landbouwer de voornaamste barrière vormt. Deze afstand willen we verkleinen. Niet door zelf bijkomende kennis te gaan ontwikkelen, maar door noden te identificeren, kennis te verzamelen én deze lokaal en regionaal tot bij onze landbouwers te brengen via demonstratie. Geformuleerde pistes: • structurele samenwerking tussen de bestaande Limburgse actoren: Provincie Limburg, PVL, PIBO-Campus, pcfruit, Agropolis, … • verzamelen van kennis, ook/vooral van buiten de provincie • focus op concrete demonstratie van nieuwe (bruikbare) technieken en producten • inhoudelijke meerwaarde voor de landbouwer, door focus te leggen op de concrete noden In deze benadering zien we “duurzame landbouw” als algemene kapstok. Dit begrip kan (bewust) breed worden geïnterpreteerd, aangezien het diverse landbouwlandschap in onze provincie daar ook om vraagt. Belangrijk is wel dat bij “duurzaamheid” zowel het ecologische, als het economische aspect moet benaderd worden. Binnen dit hoofdthema is plaats voor diverse subthema’s, zoals: • precisielandbouw • circulaire landbouw • nieuwe producten • … Een dergelijke werking zal worden ondergebracht in het (nog op te richten) “Provinciaal demonstratiecentrum duurzame landbouw”. Hiervoor dient structurele ondersteuning én samenwerking met de juiste partners te worden opgezet. Een trekkende en aansturende rol zal hierin cruciaal zijn. Stakeholders: • • • •

Provincie Limburg kennis -en praktijkcentra Agropolis ...

18 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 2



8

PROJECT ROND SENSOREN

Context: In de fruitteelt is men diverse sensoren aan het ontwikkelen die remote kunnen worden uitgelezen via (in Limburg) goed dekkende netwerken als LoRA en/of Sigfox. Hierdoor krijgt de fruitteler mogelijkheden om ziektemodellen, groeimodellen, irrigatie-adviezen heel lokaal te kunnen toepassen (voornamelijk voor regen en bladnatperiodes belangrijk, maar ook vorst kan erg lokaal zijn). Dat laat toe dat waarschuwingen fijnmaziger zijn en adviezen gerichter en meer adequaat. Uitdaging: In andere sectoren van de landbouw kunnen dergelijke sensoren ook gebruikt worden Hiermee kan Limburg zich meer manifesteren als een slimme, geconnecteerde regio ten dienste van de landbouw, maar ook van andere sectoren. Geformuleerde pistes: • bestaande projecten uitbreiden naar andere (deel)sectoren in functie van specifieke problemen (bv. groeimodel granen, ziektemodel aardappelen), zodat deze gegevens kunnen samengevoegd worden en ten dienste kunnen worden gesteld van de ganse landbouwsector • andere sectoren hiertoe informatie leveren of informatie gebruiken. Zo is er een onderzoeksproject bij de post om bv. regensensoren voor de ruitenwissers van alle postbedelings auto’s te valoriseren voor andere toepassingen • nieuwe projecten opzetten met behulp van sensoren rond collectieve uitdagingen Stakeholders: • pcfruit • ...

20 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 2


9

INNOVATIE: NIEUWE TEELTEN – PRODUCTINNOVATIE – PROCESINNOVATIE

Context: Innovatie helpt land- en tuinbouwbedrijven om economische ontwikkeling te realiseren en tegemoet te komen aan maatschappelijke uitdagingen. Zo kunnen uitdagingen omgebogen worden tot opportuniteiten voor de individuele bedrijven en de sector in zijn geheel. De manier waarop innovaties ingevuld worden, is verschillend tussen de sectoren en de bedrijven. Vaak gaat het om eerder kleine vernieuwingen (bv. nieuw ras) die enkel nieuw zijn voor het bedrijf, maar die wel een impact kunnen hebben op de bedrijfsvoering. Uit de bevraging van het departement Landbouw en Visserij (Landbouwmoniteringsnetwerk) blijkt dat 50 % van de bedrijfsleiders de voorbije 2 jaar een innovatie of vernieuwing doorvoerde op het bedrijf. Dat percentage is het hoogst in de tuinbouwsector (56 %) en het laagst in de akkerbouw (37 %). Van de vier soorten innovatie zijn procesinnovaties de belangrijkste groep, gevolgd door innovaties in de organisatie en de vermarkting. Innoverende bedrijven hebben gemiddeld een jongere bedrijfsleider en een grotere economische omvang. Uitdaging: • Meer inzetten op innovatie Geformuleerde pistes: • • • •

inzetten op de ontwikkeling van nieuwe teelten inzetten op innovatie in functie van marketing: consumentenpanels, pop-upshop … inzetten op de ontwikkeling van nieuwe afgeleide producten …

Stakeholders: • kennis -en praktijkcentra • Terroirontwikkelingscentrum • ...

21 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 2


22 LIMBURGS AGRO PLATFORM


URGS

FORM

speerpunt 3

DROOGTE

De voorbije zomers waren droog tot zeer droog. Ook 2020 kondigt zich aan als een jaar met extreem weinig neerslag in vergelijking met de gemiddelde jaren. In opdracht van de provincie LImburg werd door de Bodemkundige Dienst van België, KUL en de VUB in samenwerking met verschillende provinciale diensten de studie “Opmaak van een dynamische waterbalans met afwegingskader en instrumenten voor een recreatief en proactief waterbeleid” uitgevoerd. Binnen de agro(industriële) sector willen we onderzoeken hoe we kunen inspelen op dit veranderende klimaat. Daarnaast werd door de provincieraad op 16 september 2020 het Droogte Innovatie Fonds goedgekeurd (zie bijlage 5). Met dit fonds wenst de provincie Limburg innovatieve projecten te ondersteunen die focussen op: • klimaatadaptieve maatregelen • waterbesparende acties • het aanboren van alternatieve waterbronnen • het realiseren van een vertraagde afvoer, buffering, infiltratie en waterdoorlatende verhardingen • precisielandbouw en bedrijfsondersteunende systemen

23 LIMBURGS AGRO PLATFORM


10 HERGEBRUIK (INFILTRATIE, OPSLAG, GRIJS WATER, EFFLUENT …) WATER

Context: Droogte/watertekort Uitdaging: alternatieve waterbronnen (her)gebruiken Geformuleerde pistes: • samen met andere sectoren (industrie, bouw, huishoudens) nagaan hoe we alternatieve waterbronnen kunnen (her)gebruiken, eventueel na zuivering. Welke mogelijkheden bieden afvalwaterstromen, het regenwater van industriezones, woonkernen …. • concrete samenwerkingsprojecten opzetten • … Stakeholders: • • • •

Bodemkundige Dienst van België sectororganisaties industrie (FEVIA, VKW, VOKA …) ...

24 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 3


11 PISTE VAN HET (HER)GEBRUIK MIJNWATER

Context: De berekende perimeter van het mijnverzakkingsgebied bedraagt ongeveer 223 km² en strekt zich uit van Beringen tot aan de Maas en situeert zich bijgevolg voornamelijk in het Demer- en het Maasbekken. De verzakkingen veroorzaken een belangrijke en permanente wijziging van de waterhuishouding: enerzijds zijn gebieden lager komen te liggen waardoor de natuurlijke afwatering van rivieren verstoord werd en anderzijds ontstaat door de verzakking relatief gezien ook een hoger grondwaterpeil. Om deze gebieden te vrijwaren van wateroverlast werden op tal van plaatsen kunstgrepen toegepast (onder meer wijzigen van lengteprofielen van rivieren) en op de diepste plaatsen pompstations geïnstalleerd: de mijnbemalingen. Hierdoor wordt mijnwater verpompt om wateroverlast in het mijnverzakkingsgebied te voorkomen. Ten gevolge van de mijnverzakking worden vele waterlopen niet meer natuurlijk gevoed door oppervlakte- of grondwater. Het opgepompte water is dus nodig voor het voeden van de lokale waterlopen, landschappen en biotopen, en is bijgevolg onontbeerlijk voor het lokale water- en ecosysteem. Op vier locaties worden vijvers gevoed door de pompen. Daarnaast wordt er ook water rechtstreeks gepompt naar de Maas of de Zuid-Willemsvaart. Uitdaging: oplossingen zoeken voor de droogteproblematiek Geformuleerde piste: • onderzoeken of landbouw kan gebruik maken van een deel van het mijnwater en voor welke initiatieven dit water dan kan gebruikt worden Stakeholders: • • • •

LRM CIW Departement Landbouw en Visserij ...

25 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 3


12 ONDERZOEK WATEROPSLAG ZUID-LIMBURG

Context: Uit de hierboven genoemde studie “Opmaak van een dynamische waterbalans met afwegingskader en instrumenten voor een reactief en proactief waterbeleid” blijken er “regionaal zeer grote verschillen in (neerslaghoeveelheid te zijn), tot meer dan 200 mm/jaar verschil tussen Koersel en Niel-bij-Sint-Truiden. Ook in de Voerstreek ligt de normaalwaarde relatief hoog. Ten zuiden van de Demer ligt algemeen de neerslagsom ca. 100 mm/jaar lager dan ten westen van en op het Kempisch plateau”. Op het vlak van grondwateronttrekkingen stelt de studie: “In Noord-Limburg en in de noordelijke Maasvallei zijn onttrekkingen uit oppervlaktewaters zeer beperkt. De bedrijven kiezen er al snel voor relatief oppervlakkig grondwater, de veiligheid van de eigen putten met goede waterkwaliteit. In Zuid-Limburg ligt grondwaterpeil dikwijls dieper. De neiging om toch op oppervlaktewater te draaien is dan ook groter, maar het aanbod, het aantal beken is eens in de leemstreek laag.” Verder stelt de studie: “de aquifers 2 van het Brulandkrijtsysteem (Z-Limburg) zijn het gevoeligste aan veranderingen in grondwaterextracties en grondwatervoeding, gevolgd door de aquifers van het Centraal Kempisch systeem en de aquifers van het Maassysteem”. Uitdaging: specifiek voor Zuid-Limburg oplossingen vinden in functie van wateropslag en waterbevoorrading Geformuleerde piste: • vertrekkende vanuit vaststellingen onderzoek, verder concreet onderzoeken welke pistes/ initiatieven zouden kunnen helpen om tot concrete oplossingen te komen • … Stakeholders: • Bodemkundige Dienst van België • …

2

watervoerende laag in de ondergrond

26 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 3


27 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– speerpunt 3


28 LIMBURGS AGRO PLATFORM


URGS

FORM

BIJLAGEN

29 LIMBURGS AGRO PLATFORM


bijlage 1

ZOEKTOCHT NAAR TALENT

VERSLAG STARTVERGADERING LIMBURGS AGRO PLATFORM (09.03.2020)

Wat zijn de voornaamste knelpunten/ problemen in Limburg?

DUURZAAMHEID Wat zijn de voornaamste knelpunten/ problemen in Limburg? • • • •

Vergunningenbeleid Grenzen Markten – prijzen Maatschappelijk draagvlak 3 - Marketing - Ecosysteemdiensten • Intensivering = lagere CO2/kg voedsel • Ruimte voor iedereen Wat zijn de uitdagingen/kansen in Limburg? • European Green Deal • Valorisatie nevenstromen • Communicatie naar de brede maatschappij • Dialoog/samenwerking met natuurorganisaties • Kringloop sluiten • Boodschap duurzaamheid correct brengen

• Vinden van talent • Moeilijk invullen functies • Imago van de sector - Lonen - Milieu Wat zijn de uitdagingen/kansen in Limburg? • Duaal leren, stages … • Goede werkgever zijn • Hoe beroep aantrekkelijk maken - Kansengroepen - Uitdagend worden als bedrijf • “Buy Local” als stimulans • Werkgevers pooling • CAO conform vergelijkbare arbeiders Wie hebben we daarvoor nodig? Wie kan daarbij helpen? HBO5• Hogescholen opleiding landbouw • Meer opleidingsmogelijkheden • Volwassenenonderwijs

KLIMAATWIJZIGING

Wie hebben we daarvoor nodig? Wie kan daarbij helpen?

Wat zijn de voornaamste knelpunten/ problemen in Limburg?

• • • • • •

• Watervoorziening (in Z-Limburg niet beschikbaar) • Weer: financieel risico voor de landbouwer • Ambitie van de Vlaamse Overheid voor bijkomend bos: gevolgen voor de landbouw • Lange termijneffecten klimaat • Invasieve plagen en ziekten • Emissies

3

VDAB Mensen van buiten de (ABC) sector Onderwijs Agromarketing Wetgeving die dit toelaat Wetenschappelijke onderbouwing

De 2 onderwerpen per thema die de aanwezigen prioritair willen aanpakken zijn vetgedrukt

30 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 1


Wat zijn de uitdagingen/kansen in Limburg? • • • •

Nieuwe teelten: druiven, soja … Nieuwe variëteiten Opslag en buffering water Maatschappelijk aanvaarding van hagelnetten, beregening … • Druk op grond • Wegvallen verschillende bestrijdingsmiddelen • Rol van landbouw in klimaat - Ecosysteemdiensten - CO2 vast leggen Wie hebben we daarvoor nodig? Wie kan daarbij helpen? • • • • • • • •

Onderzoek langere termijn Watermaatschappijen Industriële partners Technologie i.v.m. beter vochthoudend vermogen bodem, nieuwe rassen Link met toerisme versterken Kapitaal Vergunningen i.v.m. waterproblemen Ondersteuning

• Zelf prijs bepalen in ruil voor kwaliteit en kwantiteit • Nieuwe producten met toegevoegde waarde • Consument bewust maken • Trend gezondheid • Verpakkingsinnovatie • Diversificatie aanbod • Diversificatie teelten: GGO, wijnbouw, soja … Wie hebben we daarvoor nodig? Wie kan daarbij helpen? • Kennisinstellingen • Robotisatie • Lange termijnperspectief inclusief rechtszekerheid • Projecten van kennisinstellingen samen met bedrijven • Valorisatie reststromen

ONDERNEMERSCHAP Wat zijn de voornaamste knelpunten/ problemen in Limburg?

INNOVATIE Wat zijn de voornaamste knelpunten/ problemen in Limburg? • Leeftijd: gebrek aan jonge generatie • Opleiding: geen universiteiten in landbouw (gebrek aan kennis) • Visie/Klimaat • Vergunningenbeleid • Wetgeving: overdosis regels • Investeringsruimte: nieuwe bedrijfs -en financieringsmodellen • Versnippering: in de hand gewerkt door wetgeving • Openstaan voor nieuwe dingen • Professionalisering Wat zijn de uitdagingen/kansen in Limburg? • Financiering risicokapitaal • Kostenefficiëntie/rendabiliteit • Maatschappelijk draagvlak (schaalvergroting)

• • • • •

Mobiliteit/ontsluiting Digitalisering/robotisering Rendabiliteit Te Weinig economisch denken Ruimte/regelgeving om te kunnen investeren • Personeelsproblematiek • (Europese) regelgeving • Huisvesting Wat zijn de uitdagingen/kansen in Limburg? • Samenwerking • Overname – generatie overdracht – continuïteit • Toegevoegde waarde verhogen • Digitale geletterdheid en robotisering Wie hebben we daarvoor nodig? Wie kan daarbij helpen? • Daadkrachtige overheid • Retail/foodservice

31 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 1


Enkele losse bedenkingen geformuleerd door de aanwezigen: • De maatschappij heeft boeren nodig maar het is steeds moeilijker om (nieuwe) boeren te vinden. Er is te weinig instroom in de sector. • Er werd aangegeven dat men voorafgaand en tijdens de vergadering meer tijd moest gekregen hebben. • Er werd ook gesuggereerd om de aanwezigen in het verdere traject “huiswerk” te geven. Verschillende deelnemers gaven aan dat ze graag op voorhand wilden weten welke richting men wenst uit te gaan of welke onderwerpen behandeld gaan worden. • Er dient ook meer aandacht besteed te worden aan de kennismaking. Op deze manier kan het onderlinge vertrouwen versterkt worden zodat men meer vrijuit kan spreken. • De aanwezigen vonden het ook belangrijk om naar de toekomst toe de focus te bepalen. Men beseft dat niet alle thema’s en bezorgdheden kunnen aangepakt worden. • De aanwezigen zijn ervan overtuigd dat ze de problemen samen dienen aan te pakken. Maar er moet wel een duidelijk eindresultaat voor ogen gehouden worden. Er werd tijdens de vergadering meermaals verwezen naar de studies (i.c. Roadmap voor de varkenshouderij, Veerkrachtige vleesveehouderij en de X100 roadmapping voor de Limburgse groente- en fruitsectoren) die reeds hebben plaatsgevonden. Deze worden samen met het verslag meegestuurd. Bedoeling van het LAP is op zoek te gaan naar horizontale, sector overstijgende oplossingen voor de agro(industrie).

32 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 1


bijlage 2

SAMENVATTING BEVRAGING 1

1. Vind je extra onderzoek naar bijkomende vormen van diversificatie nuttig? • fundamentele innovaties - buiten de traditionele teelttechnieken - nieuwe economische bedrijfsmodellen • verder professionaliseren en groeien - schaalvergroting - nieuwe financiële modellen • nieuwe bedrijfseconomische modellen - buiten de familiale context • teelt van soja (veevoeding en humane voeding) • verhogen van de efficiëntie - reduceren van kosten op het bedrijf d.m.v. technologie & samenwerking • nieuwe afzetmarkten onderzoeken • verbeteren imago van de sector naar de burger/consument toe 2. Denk je eraan zelf een vorm van diversificatie in te voeren op/voor je bedrijf?

3. Welke technische innovaties zouden we in de provincie Limburg moeten stimuleren of onderzoeken? • verder denken dan puur het teel technische • onderzoek naar & demonstratie van precisielandbouwtechnieken, dit op vlak van: - bemesting - gewasbescherming - zaaien & planten - irrigatie - bodem - betere afstemming van dataset op vervolgbewerking - laagdrempelig gebruik • mechanische onkruidbestrijding • circulaire landbouw • insectenteelt 4. Welke opportuniteiten zie je zelf voor innovatief onderzoek? • nieuwe gewasbeschermingstechnieken. • verzamelen en demonstreren van kennis m.b.t. precisielandbouw • verticale landbouw • alternatieven voor chemische onkruidbestrijding • circulaire landbouw lv.vlaanderen.be/nl/voorlichting-info/ publicaties/studies/innovatie-en-toekomst

• de land- en tuinbouwer informeren en begeleiden richting een toekomstgericht bedrijfsmodel • gewasdiversificatie - droogtetolerante rassen - eiwithoudende gewassen zodat we (gedeeltelijk) zelfvoorzienend kunnen worden bijvoorbeeld soja (zowel voor dierlijke als menselijke consumptie) • quinoa • insecten voor de verwerking van reststromen • een doorgedreven verwerking van dierlijk mest tot kunstmest

33 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 2


bijlage 3

ONLINE BEVRAGING

Heb jij nog aandachtspunten bij het thema ‘Innovatie’? • Robotisering in de fruitteelt (snoei en pluk sortering) dringend nodig gezien arbeidskrachten een gigantisch probleem aan het worden is. • Link tussen landbouw en rest van agrobusinesscomplex (voeding, agrochemie ...) • De vraag is wat uiteindelijk beoogd wordt binnen dit thema, is het sensibilisering, of concreet vormgeven van projecten, ... De doelstelling zal bepalend zijn of ik een bijdrage kan leveren in dit thema. • Is al onderwerp van calls op diverse niveaus: Vlaanderen, EU, Interreg ... Moeilijker om het verschil te maken als provincie qua onderzoek. Focussen op de implementatie? • precisielandbouw toegepast op gewasbescherming • Praktische toepassingen, vertrekkend vanuit de noden van de land- en tuinbouwer • Precisielandbouw: werkbaarheid, gemak waarmee het geïmplementeerd kan worden op het bedrijf en zeker niet te vergeten de rendabiliteit (wordt de meerkost ook terugverdiend?) => is echter niet altijd 1 op 1 meetbaar (bij gebruik van GPS kan er bv. sprake zijn van tijdsbesparing, maar bij variabel strooien kan je niet per se de vergelijking maken met vollevelds strooien naar opbrengst toe) Heb jij nog aandachtspunten bij het thema ‘Vermarkten Korte Keten producten’? • Korte keten heeft zeker nog potentieel maar we moeten opletten dat we ons enkel laten leiden door corona en het veranderde consumentengedrag daardoor. Binnenkort gaan mensen terug minder tijd hebben om aan fun shoppen te doen. Daarom moeten we inzetten op enerzijds

34 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 3

landbouwers leren hoe hun klanten te behouden (customer loyalty, marketing ...) en anderzijds stevig inzetten op nieuwe concepten van coöperatieve hoevewinkels, netwerken van gekoelde afhaalautomaten ... op goed gekozen locaties (in de stad of op invalswegen) waar de klant in een one stop shop al zijn hoeveproducten kan vinden maar die wel in eigen beheer van landbouwers zelf zijn. De voorwaarde van succes van zulke samenwerkingsverbanden is voldoende landbouwers vinden die willen samenwerken, zelf investeren en voldoende divers zijn. Aandachtpunt in alle mogelijke concepten is ook voldoende inzetten op klantbeleving. • Maximaal inzetten op herkenbaarheid en branding (bv. via website ‘Limburg smaakt naar meer’ van de verkooppunten. Heb jij nog aandachtspunten bij het thema ‘Klimaat en droogte’ • Opvangbekken per dorp (minimaal 1) en waternetwerk voor de landbouwers, coöperatie opstarten hiervoor in samenwerking met de overheid. Dringend werk van maken en uitzoeken wat kostprijs kan zijn per ha • Hier zal vooral een lange termijnvisie over moeten ontwikkeld worden die stapsgewijs wordt aangepakt. Het provinciale niveau is daarvoor ideaal • De tekst is nu heel specifiek gericht op droogte (klimaatadaptatie, wat uiteraard belangrijk is en bijzonder actueel). Momenteel zeggen we niets over het aanpakken van de impact van landbouwbedrijven op de klimaatverandering (klimaatmitigatie) en hoe je die wil doen dalen in Limburg maar dat kan een keuze van focus zijn. Uit de waterstudie van Limburg (mei 2020) blijkt dat agrarische bedrijfsleiders het belang van oordeelkundige watergift onderschatten. Daarom is het zeer belangrijk om in te zetten op inspiratie en begeleiding van landbouwers om hen meer inzicht te geven op de rol van water op hun bedrijf (impact op rentabiliteit ...). Daarnaast moet er ook ingezet worden op een gebiedsgerichte en geïntegreerde aanpak waarbij er gekeken wordt naar het in kaart brengen van locaties waar


waterbuffers kunnen aangelegd worden, samenwerkingsmogelijkheden rond restwater mogelijk zijn (van waterzuivering, industrie, grote bouwwerken, …) en landbouw genre Inero/ Ardo, ontharding mogelijk is of een vertraagde afvoer van water in het landschap een mogelijkheid is. • Bij droogte mogen mensen die een zwembad zetten een put boren van 80 meter zonder vergunning. Hier moet een verbod of vergunning op uitgewerkt worden. • Belang van koolstofbehoud/-opbouw in de bodem als waterbuffer, mogelijke introductie van teelten uit droogtegevoelige gebieden elders ter wereld, mogelijkheden onderzoeken voor opvang van water (beleidsmatig verplichtingen invoeren voor nieuwe bedrijven omtrent opvang hemelwater), aandacht voor vergunning van putten (ook voor particulieren) voor prioritair/verantwoord watergebruik ...

de brede sector bereiken en inzetten op laagdrempeligere kennisopbouw. • Het item niet beperken tot de klassieke naschoolse vorming • digitalisering + rentabiliteitsoefeningen

Heb jij nog aandachtspunten bij het thema ‘Professionalisering in de land- en tuinbouw’? • Grote vraag hier: WIE is de landbouwer tuinbouwer van de toekomst en van waar komt het kapitaal en wie kan de gronden nog betalen als we nog betaalbaar voedsel willen in de toekomst. Het worden hele grote bedrijven of hele kleine bedrijven en het middenveld gaat verdwijnen. • Levenslang leren is een zeer belangrijk aandachtspunt in de sector. Landbouwers hebben nood aan opleiding op maat en op hun niveau. We merken ook dat het subsidiekader rond naschoolse vorming onvoldoende mogelijkheden biedt om echte topsprekers te programmeren rond manamagentvaardigheden. Er is zeker nood aan opleidingen en lerende netwerken waar thema’s als hoe gezond groeien, riskmanagement, visie en strategie, procesmanagement (lean) ... aan bod kunnen komen. Naast diepgaande opleiding die vaak gevolgd worden door de koplopers in de sector is het ook belangrijk dat er voldoende wordt ingezet op inspirerende events die

35 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 3


bijlage 4

LAP-WERKGROEPEN 19/08/2020

WERKGROEP 1 PROFESSIONALISERING • nauwe band bedrijven – onderwijs: deze band dient onderhouden en versterkt te worden • duaal leren • opleiding stage-meesters verbeteren - bredere opleiding waardoor dit een “win/win” is voor leerling en landbouwer - extra begeleiding van de begeleiding (coach the coach) het resultaat dient te zijn dat er ondersteuning komt voor de landbouwer die zowel hemzelf ten goede komt en de leerling/toekomstige landbouwer • promoten landbouw om meer werkkrachten aan te trekken • match making • duurzame relatie leerling – bedrijf • meer scholen/meer aanbod: momenteel wordt duaal leren in het landbouwonderwijs enkel aangeboden op het PIBO – Hasp-O Stadsrand en Biotechnicum bieden dit niet aan – zowel voor de geografische spreiding als verspreiding over de sectoren zou een uitbreiding een meerwaarde kunnen zijn • vervolgopleidingen: zie professionalisering • bevorderen kwaliteit opleidingen (niet dagonderwijs) • onderzoek mogelijkheden graduaat (HBO5): aangezien de oprichting van een graduaat geen evidente opdracht is, dient de nood aan deze opleiding eerst aangetoond te worden • professionalisering huidige landbouwers (levenslang leren): management, commercieel talent, cijfers inzichtelijk maken … (ev. in combinatie met duaal leren) - promoten levenslang leren • jonge landbouwers motiveren om deel te nemen aan professionalisering (ev. m.b.v. onderzoek Groene Kring): verschillende

36 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 4

aanwezigen merkten op dat “jonge landbouwers” vaak ontbreken op vormingsmomenten - er werd voorgesteld om via de verschillende Limburgse afdelingen van Groene Kring de reden hiervoor te onderzoeken • ontlasten financiële en administratieve taken Ideeën om verder uit te werken: • Ondersteuning stagebedrijven in een breder opleidingskader - professionalisering • Onderzoek noodzaak graduaat • Onderzoek naar noden van jonge landbouwers op het vlak van opleidingen en het ontwikkelen van nieuwe vormen van opleidingen • Promoten van opleidingen en de sector in het algemeen

WERKGROEP 2 INNOVATIE • belang van (economische) data - ifv betere resultaten (vraag gestuurd) - artificiële intelligentie - technologie om data te verbinden/ ontsluiten (sensoren) - competenties landbouwers verhogen - monitoren/vergelijken/benchmarken - er bestaan reeds verschillende platformen (continuïteit – interactie) - aandacht voor toegankelijkheid technologie • bekend maken van technologie/innovatie (demo’s): is de bestaande technologie betrouwbaar en toepasbaar op het individuele bedrijf en kunnen toepassingen van deze technologie gedemonstreerd worden - belang van integratie > traject-aanpak - toepasbaarheid bodemscans • nieuwe businessmodellen (proces innovatie) - bekend maken - innovatief ontwikkelen van nieuwe modellen • zonnepanelen op gewassen • nieuwe teelten/product innovatie:


insecten, algen, droogte-resistente gewassen … (rekening houdend met de consument) • onderzoek naar de nood aan (nieuwe/ bijkomende) technologie • technologie-forum samenbrengen: wie moet hier deel van uit maken? • innovatief meedenken met beleid: (landbouw)beleid wordt niet gemaakt op provinciaal niveau • vertrekken vanuit consument – betrekken van consument - retailers - toekomstgericht • proefwinkel/consumentenpanel - product/verpakking - meer consumenten betrekken - verschillende methodieken • verschillende subsidiekanalen - bottum-up prospecteren - moeilijkheden om te stimuleren/ faciliteren - toegankelijke subsidiewijze (up-to-date) - begeleiding • project regen sensoren: directe impact bij landbouwers • label/merk “minder plastiek”: - inspanningen ifv duurzaamheid - minder kosten - positieve beeldvorming - Limburg + landbouw Ideeën om verder uit te werken: • Prospecteren subsidiekanalen en indiening vanuit Limburg stimuleren en ondersteunen/begeleiden • Project rond het verminder/hergebruiken van plastic • Demo-momenten organiseren • Project rond sensoren • Nieuwe teelten en/of productinnovatie

4 5

WERKGROEP 3 WATER – DROOGTE • water opslag (bovengronds en ondergronds) • belang infiltratie/ondergrondse wateropvang • water (ter plaatse) vasthouden • water hergebruik (grijs water, RZWI 4, regenwater …) • gebruik grijs water – samenwerking met industrie 5 • opvang stimuleren • wateropvang van regenkappen • op nieuwe industrieterreinen: netwerk aanleggen en openstellen voor landbouwers • hergebruik binnen eigen bedrijf stimuleren - simpele oplossingen - sensibiliseren m.b.v. goede voorbeelden • uittesten van droogte-resistente gewassen: bv nieuwe onderstammen • ontharden • sensibiliseren burgers: ontharden tuinen • monitoren en info doorgeven • nieuwe teelten zijn niet evident = traag proces (consument overtuigen) • mijnwater: mogelijkheden onderzoeken • doordachte watergift: project i.v.m. beredeneerd beregenen • sluissystemen op waterlopen • grote verschillen tussen N & Z Limburg: specifiek onderzoek Haspengouw • aandacht bodemkwaliteit • extra mensen – netwerk faciliteren Ideeën om verder uit te werken: • Hergebruik water: samenwerken met industrie(zones) • Piste van het (her)gebruik mijnwater • Onderzoek wateropslag Z-Limburg

RWZI Genk, RWZI Houthalen-Centrum, RWZI Lanaken, RWZI Sint-Truiden, RWZI Lommel, RWZI Hasselt, RWZI Tongeren, RWZI Alken, RWZI Bree en RWZI Halen FEVIA heeft een lijst met voedingsbedrijven die water ter beschikking stellen. Op de lijst staat geen enkel Limburgs bedrijf.

37 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 4


bijlage 5

HET DROOGTE INNOVATIE FONDS

I VOORWERP VAN HET SUBSIDIEREGLEMENT ARTIKEL 1: doel en doelgroep Binnen de perken van het vastgestelde meerjarenplan kan de deputatie een subsidie verlenen voor onderzoek en ontwikkelingen om Limburgse land- en tuinbouwbedrijven weerbaarder te maken tegen extreme en langdurige droogteperiodes. ARTIKEL 2: verklaring termen of begrippen Droogte Innovatie Fonds (DIF): fonds opgericht door de provincie Limburg met als doelstelling de financiële ondersteuning van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten gericht op het weerbaarder maken van land- en tuinbouw tegen extreme en langdurige droogte. Project: hiermee wordt bedoeld het volledige project waarvoor men een subsidie aanvraagt of een deelproject van een ruimer project waarbij men enkel voor het deelproject een subsidie aanvraagt. Projectaanvrager: verantwoordelijke voor het project voor het indienen van de aanvraag, de (eind)afrekening, voor de communicatie met andere partners: de aanvrager is tevens de begunstigde van de aangevraagde subsidie.

38 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 5

II VOORWAARDEN VOOR SUBSIDIETOEKENNING ARTIKEL 3: voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen Om in aanmerking te komen voor een subsidie moet de aanvrager aan de volgende voorwaarden voldoen: • een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instelling of een onderneming zijn OF • een land- of tuinbouwer, met maatschappelijke zetel of woonplaats in Limburg (B) OF • een samenwerkingsverband van bovenvermelde doelgroepen zijn waarbij één van hen zich engageert als coördinator; deze wordt projectaanvrager genoemd, de partners worden projectpartners genoemd • in geval van een samenwerkingsverband moet minstens één projectpartner zijn maatschappelijke zetel of woonplaats in Limburg (B) hebben • zich ertoe verbinden om de resultaten van het project in Limburg (B) kenbaar te maken om zo een toegevoegde waarde te creëren naar kennisopbouw in de land- en tuinbouwsector • alle verplichtingen naleven die voortvloeien uit eerdere toekenningen van gelijkaardige of andere subsidies van de provincie Limburg (B). ARTIKEL 4: voorwaarden waaraan het project inhoudelijk moet voldoen Om in aanmerking te komen voor een subsidie moet het project inhoudelijk aan de volgende voorwaarden voldoen: • inhoudelijk beantwoorden aan de visie van het Droogte Innovatie Fonds d.w.z. gericht zijn op het weerbaarder maken van land- en tuinbouw tegen langdurige en extreme droogte EN • investeringen worden uitsluitend uitgevoerd op het grondgebied van de provincie Limburg (B); exploitatiekosten zoals kosten voor personeel, werking, onderzoek, externe expertise,… kunnen buiten de provincie Limburg (B) worden gemaakt EN


• een innovatief karakter hebben voor de land- en tuinbouw in Limburg (B) EN • een voorbeeld- of een pilootfunctie vervullen voor de land- en tuinbouw in Limburg (B) EN • nog niet voltooid zijn op het moment van de aanvraag EN • indien van toepassing over de nodige vergunningen beschikken – de vergunningen dienen ofwel bij de subsidieaanvraag te worden gevoegd of in geval van vergunningverlening tijdens de projectuitvoering, onmiddellijk na ontvangst van de vergunning EN • het project moet binnen 2 jaar, te rekenen vanaf de datum van het deputatiebesluit houdende de subsidietoekenning, volledig gerealiseerd worden. Projecten die voldoen aan één of meer van de volgende voorwaarden, genieten de voorkeur: • zich toespitsen op klimaatadaptieve maatregelen • zich toespitsen op waterbesparende maatregelen • zich toespitsen op alternatieve waterbronnen • zich toespitsen op vertraagde afvoer, buffering, infiltratie en waterdoorlatende verhardingen • zich toespitsen op precisielandbouw en bedrijfsondersteunende systemen • een voorbeeldwaarde hebben naar andere bedrijven uit de sector of buiten de sector • een samenwerkingsverband tot stand brengen, hetzij horizontaal, hetzij verticaal in de productieketen. ARTIKEL 5: voorwaarden waaraan het project financieel moet voldoen Om in aanmerking te komen voor een subsidie worden de subsidieaanvragen onderzocht op financiële coherentie. Dit betekent dat de projectbegroting in een goede verhouding staat tot de voorgestelde projectactiviteiten en tot de beoogde projectresultaten. De kosten van de projectactiviteiten worden gedetailleerd weergegeven en voor elk van de projectactiviteiten staan de kosten in

verhouding tot de beoogde projectresultaten en tot de inhoud van de totale projectaanvraag. Er moet ook een sluitend financieringsplan worden voorgelegd. De gevraagde provinciale subsidie heeft a priori een aanvullend karakter. Dit betekent dat het bewijs moet worden geleverd dat alle andere subsidiemogelijkheden zijn onderzocht en uitgeput. De provinciale subsidie kan met andere steunmaatregelen worden gecumuleerd onder de voorwaarde dat het project nooit voor meer dan 100 % mag gefinancierd worden  en dat staatssteunregels een provinciale subsidie toelaten.

III INDIENING VAN DE SUBSIDIEAANVRAAG  ARTIKEL 6: de termijn, wijze en het adres van de indiening van de aanvraag De aanvraag tot het verkrijgen van een subsidie kan enkel elektronisch gebeuren. Na het indienen wordt de ontvangst van de aanvraag bevestigd en worden het verdere verloop en eventuele bijkomende instructies meegedeeld aan de aanvrager. De aanvraag tot het verkrijgen van een subsidie moet na de oproep door de deputatie en vóór het verstrijken van de door de deputatie gestelde uiterste datum voor indiening, ingediend worden. Deze datum zal bekendgemaakt worden op onderstaande website. De aanvraag moet ingediend worden op volgend adres: Landbouw en Platteland Directie Ondernemen provincie Limburg - Universiteitslaan 1 B-3500 Hasselt Tel. 011 23 74 42 landbouwenplatteland@limburg.be www.limburg.be/dif

39 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 5


ARTIKEL 7: documenten in te dienen bij de aanvraag Voor iedere aanvraag moeten de volgende documenten ingediend worden: • een volledig ingevuld, gedateerd en ondertekend aanvraagformulier; het mailbericht geldt als bewijs van ondertekening • een gedetailleerde begroting van ontvangsten en uitgaven van het project m.i.v. de gevraagde subsidiëring • een lijst met de betrokken partners • een gedetailleerde motivering van het gevraagde subsidiebedrag • een concrete omschrijving van het projectvoorstel met daarin de situering, de omschrijving van de doelstellingen en de verantwoording van de innovatieve waarde van het project en een inschatting van de impact op de Limburgse land- en tuinbouw, indien het project een onderdeel is van een ruimer project moet ook het volledige project worden beschreven • een duidelijke timing van de uitvoering waaruit blijkt dat het project kan worden uitgevoerd binnen een termijn van 2 jaar, te rekenen vanaf de datum van het deputatiebesluit houdende de subsidietoekenning • indien van toepassing: een verklaring op eer waarin staat dat het gevraagde subsidiebedrag het maximum, zoals bepaald in de zogenaamde ‘de-minimisverordening nr. 1407/2013, niet zal overschrijden • een voorstel voor de verspreiding van onderzoeksresultaten • indien de aanvraag een project in samenwerkingsverband betreft: een kopie van de samenwerkingsovereenkomst die de projectaanvrager met de projectpartner(s) sloot ter uitvoering van het project; in de overeenkomst wordt duidelijk de rol van elk van de partners vermeld alsook de wijze van doorstorting van subsidies, de declaratie van kosten … • de vergunningen of lopende vergunningsaanvragen voor zover deze op het moment van de aanvraag reeds gekend zijn.

40 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 5

Het aanvraagformulier kan op het adres vermeld in bovenvermeld artikel opgevraagd worden of kan van de bovenvermelde website worden gehaald.

IV TOETSING VAN DE SUBSIDIEAANVRAAG  ARTIKEL 8: toetsing op tijdigheid De aanvraag wordt getoetst op tijdigheid. Aanvragen die buiten de termijn, die vastgesteld werd door de deputatie, werden ingediend, komen voor deze oproep niet meer in aanmerking voor een subsidie in het kader van dit reglement. De datum van ontvangst bij het bestuur geldt als datum voor de toetsing. De aanvrager zal hiervan schriftelijk op de hoogte worden gebracht. ARTIKEL 9: toetsing op volledigheid De aanvraag wordt onderzocht op volledigheid binnen een termijn van 30 kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag bij het bestuur. De aanvrager die een onvolledige aanvraag indient, krijgt schriftelijk de vraag om de ontbrekende documenten alsnog in te dienen binnen de meegedeelde termijn. Een aanvraag die niet vervolledigd wordt binnen deze termijn komt in dat jaar niet meer in aanmerking voor een subsidie in het kader van dit reglement. De aanvrager zal hiervan schriftelijk op de hoogte worden gebracht. ARTIKEL 10: toetsing aan de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen en aan de voorwaarden waaraan het project inhoudelijk en financieel moet voldoen De aanvraag wordt getoetst aan de voorwaarden vermeld in het reglement en wordt vóór de beslissing over het al of niet


toekennen van de subsidie voor advies voorgelegd aan een jury. De deputatie is bevoegd voor de oprichting, samenstelling en ontbinding van de jury. Wanneer dit gevraagd wordt, moet de projectaanvrager zijn/haar project aan de jury voorstellen en verdedigen. Deze jury oordeelt op basis van volgende criteria met de volgende verdeelsleutel: • het innovatief karakter: 30 punten • de impact en relevantie voor de Limburgse land- en tuinbouw: 30 punten • de (financiële) haalbaarheid van het project: 20 punten • de kwaliteit en toepasbaarheid van het project (op korte en lange termijn): 20 punten. ARTIKEL 11: toetsing op krediet Indien de kredieten die in het budget voor dit reglement zijn ingeschreven, uitgeput zijn, komt de aanvraag voor het lopende budgetjaar niet meer in aanmerking voor toekenning. De aanvrager zal hiervan schriftelijk op de hoogte worden gebracht. Indien een projectvoorstel een minimum van 60 punten behaalt, maar niet kan worden uitgevoerd wegens een ontoereikend budget zal de aanvrager worden geadviseerd om zijn voorstel te herwerken en in te dienen bij een volgende projectoproep. ARTIKEL 12: besluitvorming over de subsidieaanvraag De deputatie beslist of de aanvraag al of niet in aanmerking komt voor een subsidie en bij een toekenning van de subsidie welk subsidiebedrag wordt toegekend. De aanvrager zal schriftelijk in kennis gesteld worden van de beslissing.

V BEREKENING VAN HET SUBSIDIEBEDRAG  ARTIKEL 13: bepaling van het subsidiebedrag Het toe te kennen subsidiebedrag wordt berekend op basis van de door de aanvrager ingediende raming van projectuitgaven en -ontvangsten zoals opgenomen in het aanvraagformulier. Het definitieve subsidiebedrag wordt na de indiening van de nodige documenten ter verantwoording van de aanwending van de toegekende subsidie berekend op basis van de werkelijke projectontvangsten en -uitgaven na de projectuitvoering en nadat aan de voorwaarden van de artikels 17 en 18 werd voldaan. Enkel uitgaven die direct toewijsbaar zijn aan de uitvoering van het project, gedetailleerd bewijsbaar zijn en die officieel boekhoudkundig ingeschreven zijn, worden aanvaard voor de bepaling van het definitieve subsidiebedrag. Enkel facturen met een factuurdatum die ligt binnen een periode vanaf de startdatum van het project tot en met twee maanden na de einddatum van de projectlooptijd, maar waarvan de prestatie heeft plaatsgevonden binnen de projectperiode, worden aanvaard. De bepaling van de provinciale subsidie kan beperkt worden tot bepaalde uitgavenelementen. De deputatie zal per aanvraag de niet-subsidiabele uitgavenelementen vaststellen. Het betaalde subsidiebedrag kan nooit hoger zijn dan het aantoonbare projectbedrag. Volgende uitgaven komen in aanmerking voor de subsidieberekening. 1 Personeelskosten Als personeelskosten worden uitsluitend de loonkosten (standaarduurtarieven) van de rechtstreeks bij het project betrokken personeelsleden in aanmerking genomen. Het moet duidelijk zijn wat de taken zijn van het personeelslid in het kader van het project.

41 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 5


De diverse taken van het personeel moeten opgesplitst worden in het aantal mandagen. Er moet een raming gemaakt worden van het aantal uren dat ieder personeelslid aan het project zal besteden. Alle personeelskosten moeten per maand aangerekend worden in de afrekeningsstaten (ook vakantiegeld, eindejaarspremie, ...). De loonfiches van de personeelsleden moeten toegevoegd worden aan het eindrapport. Het standaarduurtarief (maximum 100,00 euro/uur) wordt berekend door het voltijdse basisbrutomaandloon van een medewerker te vermenigvuldigen met een factor van 1,2 %. Deze factor wordt vastgesteld uit een redelijk aandeel van loonkosten bovenop het brutoloon en eventuele loonkostreducties voor de werkgever en werknemer. Dit is een vaste factor waar niet kan van afgeweken worden. Het brutoloon dat als basis geldt, is het brutoloon van de maand januari van het jaar van indiening van de subsidieaanvraag. Volgende personeelskosten zijn uitgesloten voor de subsidieberekening: bijdragen voor extralegale voordelen zoals groepsverzekeringen, extralegaal pensioen, hospitalisatieverzekeringen, ... en loonkosten voor “supervisie” (meestal door de ondernemingsleider), vergoedingen voor woon-werkverkeer, verplaatsingsonkosten en reis- en verblijfsvergoedingen. 2 Werkingskosten De werkingskosten zijn kosten en uitgaven die zich zonder het project niet zouden hebben voorgedaan en betreffen o.m. de rechtstreeks aan het project verbonden uitgaven voor verbruiksmaterialen, hulpgoederen, grondstoffen en gereedschappen waarvan de verwachte levensduur de duur van de looptijd van het project niet overschrijdt (bv. papier, batterijen, ...), communicatie- en promotiekosten, ... Volgende werkingskosten zijn uitgesloten voor de subsidieberekening: afschrijvingskosten voor het gebruik van bestaande infrastructuur (gebouwen, materieel, installaties, meubilair en rollend materieel,...), verhuur aan zichzelf of “interne huuraanrekening” (dit is het aanrekenen van een huurprijs voor het ter beschikking stellen van een gebouw en

42 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 5

infrastructuur), de kosten voor het huren van een gebouw of lokalen waar de projectaanvrager of de partners gevestigd zijn, computerkosten voor occasioneel gebruik, ... 3 Investeringen Alleen investeringsuitgaven die in de loop van de projectperiode worden gemaakt, worden voor de subsidieberekening aanvaard, op voorwaarde dat de investeringen duidelijk omschreven worden en dat zonder deze investeringen de projectuitvoering niet kan worden gerealiseerd. Investeringskosten komen enkel in aanmerking voor de afschrijvingsperiode die overeenkomt met de projectduur en evenredig met de inzet ervan op het project. Deze afschrijvingstermijnen moeten kunnen aangetoond worden in de boekhouding van de organisatie. 4 Externe expertise Kosten Kosten voor het inschakelen van externe expertise (bijvoorbeeld kennisinstelling) kunnen opgenomen worden. Externe prestaties betreffen niet de prestaties van de projectpartners: projectpartners hoeven niet aan elkaar door te factureren. Kosten voor extern personeel (maximum 125,00 euro/uur) worden enkel aanvaard op basis van een factuur met volgende gegevens: • naam van de uitvoerder • omschrijving van de werkelijk geleverde prestaties • dagen waarop de prestaties geleverd werden • duur van de geleverde prestaties. Overheadkosten (vaste kosten zoals elektriciteit, water, gas, telefoon, verzekeringen, …) worden niet aanvaard als subsidiabele kosten. ARTIKEL 14: minimumsubsidiebedrag Indien na toetsing en berekening het subsidiebedrag lager dan 30 000,00 euro is, zal de subsidie niet toegekend worden. ARTIKEL 15: maximumsubsidiebedrag Het subsidiebedrag bedraagt maximum 250 000,00 euro per aanvraag.


VI BETALING VAN HET SUBSIDIEBEDRAG  ARTIKEL 16: wijze van betaling Het toegekende subsidiebedrag wordt in twee schijven betaald. Een eerste schijf van 50 % wordt betaald bij de toekenning. Het saldo wordt betaald nadat de voorwaarden vermeld in artikels 17 en 18 zijn vervuld. ARTIKEL 17: voorwaarden tot betaling van het saldo Binnen een termijn van 90 kalenderdagen, na afloop van het project, moet de aanvrager een aanvraag tot betaling van het saldo samen met een eindrapport indienen op het adres vermeld in artikel 6. Het eindrapport moet minstens volgende zaken bevatten: • de nodige bewijzen waaruit blijkt dat het ingediende projectvoorstel integraal en zoals vooropgesteld werd uitgevoerd m.i.v. de nodige vergunningen • een chronologisch overzicht van de activiteiten waarbij de uitvoering van het project wordt beschreven. Indien het project wordt uitgevoerd door verschillende projectpartners moeten de activiteiten per projectpartner weergegeven worden • een financieel rapport met een overzicht van alle projectgerelateerde kosten en eventuele opbrengsten, gestaafd aan de hand van facturen/schuldvorderingen/ loonstaten en betalingsbewijzen.

VII VERPLICHTINGEN NA DE TOEKENNING VAN EEN SUBSIDIE

verbindt deze zich ertoe: • de toegekende subsidie aan te wenden voor het doel waarvoor zij werd toegekend • in alle communicatiemateriaal over het project steeds het logo en “met steun van de provincie Limburg” te vermelden (drukwerken, publiciteit, advertenties, aankondigingsborden, informatiepanelen, ...). De vermelding moet goed zichtbaar en leesbaar zijn; de vermelding moet ook even groot en zichtbaar zijn als eventuele andere logo’s • zowel bij toekenning van de provinciale subsidie als na realisatie van het project i.s.m. de provincie een communicatiemoment (persbericht, persvoorstelling, plaatsbezoek, ...) te organiseren om kenbaarheid te geven aan het project • indien van toepassing: voor alle werken de vereiste vergunningen te verkrijgen • indien van toepassing: de werken conform alle wettelijke voorschriften uit te voeren • het project volledig binnen een termijn van twee jaar te realiseren Uitzonderlijk kan de deputatie beslissen tot een verlenging van de realisatietermijn, waarbij automatisch ook de termijn tot indiening van de betalingsaanvraag met eenzelfde duur wordt verlengd. Hiertoe moet de aanvrager een gemotiveerde aanvraag indienen bij de dienst Landbouw en Platteland met opgave van de reden en de duur van de gewenste verlenging. De aanvrager wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing tot het al dan niet verlengen van deze termijnen. • de resultaten van het project in Limburg (B) kenbaar te maken om zo een toegevoegde waarde te creëren naar kennisopbouw in de land- en tuinbouwsector • indien het toegekende subsidiebedrag hoger is dan 24 789,35 euro: gedurende de volledige projectlooptijd jaarlijks de balans en resultatenrekening van het afgelopen goedgekeurde rekeningjaar in te dienen of te publiceren via de website van de Balanscentrale van de Nationale Bank van België.

ARTIKEL 18: verplichtingen na de toekenning Indien in het kader van dit reglement aan de aanvrager een subsidie wordt toegekend

43 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 5


VIII CONTROLE EN SANCTIES  ARTIKEL 19: controle op de aanwending van de toegekende subsidie De provincie heeft steeds het recht toezicht en controle uit te oefenen bij de begunstigde van de subsidie die hem in het kader van dit reglement werd toegekend. De begunstigde verbindt er zich toe de nodige inlichtingen te verstrekken en de controle van de provincie Limburg te aanvaarden. ARTIKEL 20: sancties Indien de begunstigde één of meer verplichtingen voortvloeiend uit dit reglement niet nakomt, kan de provincie het reeds betaalde subsidiebedrag geheel of gedeeltelijk terugvorderen, of in voorkomend geval beslissen tot het niet-betalen of het gedeeltelijk niet-betalen van de toegekende subsidie. Verder kan voor een periode vastgesteld door de deputatie de begunstigde uitgesloten worden om in de toekomst in aanmerking te komen voor subsidies van de provincie Limburg.

IX SLOTBEPALINGEN  ARTIKEL 21: inwerkingtreding en geldigheidsduur Dit reglement treedt in werking vanaf 1 oktober 2020. ARTIKEL 22: interpretatiegeschillen en onvoorziene omstandigheden Alle interpretatiegeschillen en onvoorziene omstandigheden betreffende de toepassing van dit reglement worden behandeld door de deputatie.

44 LIMBURGS AGRO PLATFORM ­– bijlage 5


COLOFON Een uitgave van De deputatie van de provincieraad van Limburg Jos Lantmeeters, gouverneur-voorzitter Inge Moors, Bert Lambrechts, Igor Philtjens, Tom Vandeput, gedeputeerden, en Wim Schoepen, provinciegriffier CoÜrdinatie en eindredactie Peter Bruggen, Annemie Rossenbacker, Hade Bamps, Jan Noelmans Grafische ontwerp Informatie en Communicatie, provincie Limburg Foto’s Informatie en Communicatie, provincie Limburg Drukwerk printkamer, provincie Limburg Verantwoordelijke uitgever Bruno Bamps, directeur Directie Ondernemen, provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt D/2020/5.857/24


limburg.be/platteland

Een initiatief van de provincie Limburg Universiteitslaan1, B - 3500 HASSELT

Directie Ondernemen Dienst Landbouw en Platteland Tel. 011 23 74 22


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.