2009/3 Limburgs Erfgoed

Page 1

Limburgs Erfgoed afgiftekantoor 3500 Hasselt 1 JULI/AUGUSTUS/SEPTEMBER 2009 jaargang 14 nummer 3 3-maandelijks tijdschrift erkenningsnummer P 509 339

k in Lummen

Duizendjarige ei

BelgiĂŤ-Belgique P.B. - P.P. 3500 Hasselt 1 BC 2630


Woord Vooraf door Gilbert Van Baelen gedeputeerde van Cultuur Op 1 september 2009 namen we afscheid van de heer Marc Laenen, coördinator van het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed. Na een rijk gevulde carrière die in het Openluchtmuseum Bokrijk begon en bij Iccrom in Rome internationaal werd voortgezet, voltooide hij zijn loopbaan bij het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed. Wij danken Marc voor zijn jarenlange inzet en engagement voor het Limburgs Erfgoed. Voor de provincie Limburg werd het project rond de Duizendjarige Eik en de honderden knoteiken in Lummen genomineerd voor de Vlaamse Monumentenprijs 2009. In de oproep 2009 werd veel belang gehecht aan publiekswerking en het creëren van interesse en een draagvlak voor onroerend erfgoed. Dat is nu net waar het project “Eik onder de - mensen - onder de eik” om draait. Het Regionaal Landschap Lage Kempen zorgde samen met de gemeente Lummen en Natuurpunt ervoor dat niet enkel dit levend onroerend erfgoed wordt hersteld, maar dat de eiken weer een functie krijgen en mensen de eiken weer een warm hart toedragen. Onroerend erfgoed waarmee men zich verbonden voelt en waarop men trots is, heeft een échte toekomst. Het project “Eik onder de – mensen - onder de eik” omvat herstel, behoud, herinnering, ontsluiting en draagvlak voor natuurlijk erfgoed. Krokuskriebels 2010! Op initiatief van de Gezinsbond programmeren heel wat musea opnieuw extra gezinsvriendelijke activiteiten tijdens de krokusvakantie in februari volgend jaar. In de aanloop naar de editie 2010 organiseerde de Gezinsbond, in samenwerking met het steunpunt FARO en de provincies, een inspiratiedag voor de musea in Het Stadsmus te Hasselt. Het programma van deze inspiratiedag was “kijken met de ogen van een kleuter”. Tot slot kan u kennismaken met de tweedelige publicatie “België, een parcours van herinnering”. België bestaat, maar het bestaat vooral in de herinnering. In dit boek gaan de auteurs op zoek naar plaatsen waar België het meest bestaat. Zij beschrijven de redenen waarom deze plaatsen zo belangrijk zijn geworden. Zo ontstaat een parcours van zesenzestig plaatsen, waarlangs het geheugen van België gereconstrueerd wordt.

COLOFON De Deputatie van de Provincie van Limburg Marc Vandeput, voorzitter wd., Sylvain Sleypen, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Hilde Claes en Erika Thijs, gedeputeerden en Renata Camps, provinciegriffier Redactie Limburgs Erfgoed. Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed, Willekensmolenstraat 140, 3500 Hasselt tel. 011 23 75 75, fax 011 23 75 85, e-mail: pcce@limburg.be Tekst Ilse Ideler, Marc Laenen, Anne Milkers, Betty Simon, Pol Stevens en Bert Van Doorslaer Fotografie en tekeningen Denmark, Anne Milkers, Stéphanie Mergeay, Frans Van Bauwel, Bert Van Doorslaer en het Regionaal Lanschap Lage Kempen vzw Lay-out & Drukwerk Linos Communications, Bree Verantwoordelijke uitgever Jean Pierre Dewael, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt Website www.limburg.be 2 | Limburgs Erfgoed

musea

Kijken met de ogen van een kleuter sselt Het Stadsmus Ha

Een inspirerende dag voor museummedewerkers in Het Stadsmus Krokuskriebels 2010 is in aantocht. Op initiatief van de Gezinsbond programmeren heel wat musea opnieuw extra gezinsvriendelijke activiteiten tijdens de krokusvakantie in februari volgend jaar. In de aanloop naar de editie 2010 organiseerde de Gezinsbond, in samenwerking met het steunpunt FARO en de provincies, een inspiratiedag voor de musea in Het Stadsmus te Hasselt. Het programma van de inspiratiedag was “kijken met de ogen van een kleuter”. Kleuters en musea? Een heerlijke ontmoeting, zo blijkt, tenminste als je weet hoe je als museum kleuters effectief kan bereiken. Karel Moons van de kunsteducatieve organisatie De Veerman verzorgde de invulling van de dag op een schitterende manier. Na een voormiddaggedeelte waarin de deelnemers in de ruimten van Het Stadsmus ontdekten hoe een kleuter de dingen bekijkt, wat een kleuter waarneemt en vanuit welke invalshoek, volgde een meer informatief namiddaggedeelte. Effectief communiceren met kleuters in een museumruimte vraagt met name inzicht in de belevingswereld en het referentiekader van kleuters. Een aantal vuistregels die je moet weten om als museum effectief met kleuters te communiceren, zijn zowel van motorische als sociale aard of ze zijn een kwestie van taal of van denken van een kleuter. Motorisch is een kleuter afhankelijk van het feit dat zijn hoofd in verhouding een stuk groter is dan dat van volwassenen. Dat betekent een beperking van de bewegingsvrijheid. Bovendien bekijkt een kleuter de dingen vanuit “kikkerperspectief”. Een kleuter die rondkijkt, ziet in de eerste plaats datgene

dat hij kent. Wat hij niet kent, filtert hij al gauw weg. Een LCDscherm dat te hoog hangt, zal makkelijk zwart kleuren in de ogen van een kleuter. Net zoals een schilderij dat met spots belicht is, een verblindende glans kan vertonen als je het bekijkt vanuit zo’n kikkerperspectief. Een kleuter zal het compleet ontgaan. Essentieel om een kleuter geboeid te houden, is het inbouwen van fysieke spanningsbogen tijdens een activiteit. Na ongeveer 25 minuten moet een rustpunt of een activiteit van een andere aard worden voorzien. Je kan een hoekje in het museum inbouwen waarin wat kan gespeeld worden. Kleuters moet je de “spelregels” of afspraken vaak herhalen: niet aankomen, niet op kruipen … Het zijn dingen die een kleuter snel vergeet. Je kwaad maken heeft geen enkele zin. Kleuters hebben bovendien een heel eigen manier van denken of van dingen interpreteren. Een breed drinkglas met een bepaalde hoeveelheid fruitsap of een smaller glas met eenzelfde hoeveelheid fruitsap? Steevast kiest de kleuter voor het smalste glas met zogezegd het meeste fruitsap. Ook al probeer je hem diets te maken dat dit om eenzelfde hoeveelheid gaat. Kleuters denken “magisch”: alles leeft! Tafels, stoelen, speelgoed: het heeft allemaal een eigen karakter. Een tafel kan “stout” zijn als een kleuter zijn hoofd ertegen stoot. Speelgoed zijn de vriendjes. Het verpersoonlijken van museumobjecten of museumfiguren die de kleuters mee op sleeptouw nemen, zijn een dankbare kapstok voor een museumverhaal. Kleuters hebben uiteraard geen historisch begrip, maar dat betekent ook dat ze een verhaal met logische stappen als oorzaak-gevolg niet echt zullen vatten. Beter vertel je een verhaal bij een kunstwerk dat van een detail vertrekt en verder van detail tot detail evolueert. Verhalen

blijven best zo concreet mogelijk. Abstract denken is hen vreemd. Dit is extra belangrijk, omdat een kleuter snel voor waar aanneemt wat een volwassene hem vertelt, zelfs al neemt hij het anders waar. Op gesloten vragen waarop een museummedewerker bijvoorbeeld vraagt of de kleuter wel ziet wat een beeld weergeeft, kan dus een positief antwoord volgen, zelfs al ontgaat het de kleuter misschien wel. Spreek een kleuter aan met zijn naam. Een kleuter begrijpt de begrippen “jij” en “jullie” als aanspreekvorm niet. Leg een spel uit al doende. Laat de kleuters het spel uitproberen tijdens de uitleg. Het zal eens zo vlot begrepen en dus ook nagespeeld kunnen worden. De mama’s en papa’s zijn eveneens geschikte “partners” voor museummedewerkers om een spel of interactie met succes te introduceren bij kleuters door hen als eersten bij een opdracht te betrekken. Dit zijn maar enkele van de concrete tips die Karel Moons van De Veerman opbouwde, vooraleer de deelnemers in groep aan de slag gingen om stapsgewijze te brainstormen over mogelijke museumspelletjes afgestemd op de belevingswereld van kleuters. Een heerlijk inspirerende dag! Intussen hebben meer dan 80 musea in Vlaanderen zich aangemeld om in februari 2010 deel te nemen aan Krokuskriebels met activiteiten op gezinsmaat en de kleinsten van het gezin.

Meer info: Krokuskriebels De Gezinsbond, tel. 02 507 88 94, e-mail: krokuskriebels@gezinsbond.be of De Veerman, tel. 03 290 69 66, e-mail: info@veerman.be

Opdrachten in de museumruimten van Het Stadsmus Hasselt tijdens de inspiratiedag

Limburgs Erfgoed | 3


Medewerkers Cultureel erfgoed

cultureel erfgoed

Marc Laenen met pensioen

Cultureel Erfgoed beschermd

Uw eerste job was het Openluchtmuseum te Bokrijk; hoe was de kennismaking en wat is uw bijdrage geweest voor de ontwikkeling van het museum? Ik maakte kennis met het werk op 2 november 1972. Het was een miezerige novemberdag. J. Weyns die toen conservator was, nam me mee voor een bezoek aan de kaarsenfabriek Spaas te Hamont. Hij maakte mij vertrouwd met het openluchtmuseumwerk. Ik leerde veel van hem, omdat ik helemaal niet vertrouwd was met het landelijk leven. Ik kwam uit de stad. Hij had de verdienste één van de mooiste en de meest natuurlijk ingeplante openluchtmusea in Europa neer te zetten. Hij zag Bokrijk als een “schrijn“ van de Vlaamse volkscultuur, vol na te volgen voorbeelden om de eigen Vlaamse identiteit voor te zetten. Dat was toen de opvatting die

in situ in het project “Duizend jaar wonen in Millen”. We ontsloten dit Haspengouws dorp en zijn architectuur vanuit het museum. Jammer dat we die politiek niet konden voortzetten. De zin van het museum bestaat er immers naar mijn gevoel in dat men vanuit de voorbeelden in het museum dorpen en boerderijen in het platteland leert kennen, appreciëren en bewaren en dat volkscultuur niet op een steriele gemusealiseerde wijze, maar op een creatieve manier in een hedendaagse vorm voortgezet wordt. De “Oude Stad” was een echt probleem. Bedreigde stadswoningen werden in het museum opgevangen en soms werd Bokrijk een alibi om afbraak te legitimeren. Oorspronkelijk was een stad met stadswallen en vier kwartieren gepland; een Antwerpse kern, een Brabants en Vlaams kwartier en een Limburgse hoek. De inhoud waren kunstenaarslegaten die de provincie verworven had. Na een tijd werd ingezien dat dit denkbeeld, dat op voorbeelden als het Mozarthuis in Salzburg en het Beethovenhuis in Bonn geschoeid was, niet erg zinvol was. Het alternatief was een beheersbare beperkte kern met als inhoud een centrum voor bouwen en wonen, gisteren vandaag en morgen. Dat voorstel werd evenwel niet weerhouden.

Nadien vertrok je voor acht jaar naar Rome om de leiding van ICCROM op te nemen. Wat deed je daar?

Rondleiding in het Openluchtmuseum Bokrijk

in de eerste generatie openluchtmusea van toepassing was. Onze bijdrage bestond erin de museuminhoud te interpreteren en te presenteren als specifieke regionale invullingen van waarden die bij ons en in andere culturen van kracht waren: m.a.w. volgens welke denkbeelden en hoe concreet bij ons nederzettingen gebouwd werden, gronden ontgonnen en uitgebaat werden, huizen en bedrijfsgebouwen gebouwd werden, sociaal leven gestructureerd en beleefd werd, rituelen ontvouwen werden rond geboorte, huwelijk en dood … We deden dit in eerste instantie, net als J. Weyns, met openluchtmuseumtechnieken. We hadden ons cliënteel, maar waren meer geïnteresseerd in wie nog niet naar Bokrijk kwam en hoe we die naar het museum konden krijgen. Daarom organiseerden we met weinig middelen onze reeks tentoonstellingen: Pijp en Toebak, Thee, De bedevaarten, Bieren en Pintelieren en andere. Het bezoekersaantal nam toe (ca. 400 000 voor Bieren en Pintelieren). Er werd een ander publiek bereikt en andere regio’s geraakten geïnteresseerd. We gingen een stap verder met de verlevendiging van het museum met ambachten, straattheater, volkssporten, straatcircus, vertelavonden, evenementen, feesten …, een functionele verlevendiging dus. We gingen niet zover dat we ook historische taferelen acteerden zoals dat nu gebeurt. Belangrijk was ook dat we ertoe bijdroegen dat oude tradities in een hedendaags kleedje in Vlaanderen voortgezet werden (bv. De campagne volkssporten in Vlaanderen is vanuit Bokrijk vertrokken). Voor het eerst werkten we vanuit het museum 4 | Limburgs Erfgoed

ICCROM (International Centre for the Study of the Preservation and Restauration of Cultural Property) is een Intergouvernementele Organisatie voor de studie en praktijk van conservatie van cultureel erfgoed. Het was bekend voor zijn vormingscursussen voor professionelen uit de hele wereld, uit alle culturen. Het had één meerledig programma: Prema ( Preventive Conservation in Museums in Africa.). Vooreerst verbreedden we de programma’s die voornamelijk technische vormingsprojecten waren tot vormingsinitiatieven voor verschillende doelgroepen die bij conservering betrokken moeten worden: beleidsverantwoordelijken, directies, scholen … en we stemden de disciplines op elkaar af. Alle interdisciplinaire en sectoroverschreidende vormingsprojecten werden gegroepeerd. Sectoriele initiatieven werden tot meerledige programma’s omgebouwd. De belangrijkste vernieuwing was een wereldwijd programma voor historische steden, een programma archeologische sites, een nieuw programma voor Afrika; dit keer over architectuur. Naast de centrale programma’s in Rome werden verschillende regionale programma’s georganiseerd, omdat opvattingen en technieken over conservatie in de verschillende culturen verschillen. Het was een boeiende tijd die ik helaas om gezondheidsredenen moest inkorten.

Je kwam dan terug in 2000 om de leiding van Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed op te nemen. Hoe viel dat mee en wat deed je voor het centrum? Het was erg moeilijk na een internationaal mandaat en dan nog in Italië een regionale opdracht te hernemen. Toch was de uitdaging interessant. We realiseerden met de mensen van het Provinciaal

De voorbije maanden werd het wettelijk beschermd onroerend erfgoed weer uitgebreid met een aantal waardevolle gebouwen. Voor de gemeente Lummen gaat het om de vier belangrijkste kastelen: het kasteeldomein “De Burg”, het kasteel “Het Looi”, het kasteelpark “Het Hamel” en het kasteel “Het Lagendal”. Ook de Commanderie van Sint-Pieters-Voeren, met het kasteel, de hoeve en de poortgebouwen, werd definitief beschermd als monument. Deze beschermingen kaderen binnen de thematisch-geografische bescherming van kastelen en kasteeldomeinen in Limburg.

Voorstelling van Erfgoedplus.be

Centrum voor Cultureel Erfgoed Erfgoedplus.be. Een heel nieuw concept van erfgoeddatabase, gebaseerd op semantische webtechnologie. Wereldnieuws! Daarnaast ontwierpen en realiseerden we projecten van integrale en geïntegreerde erfgoedzorg binnen streekontwikkeling. Die zijn nu in volle ontplooiing. Ze zijn veelbelovend en erg innovatief van aanpak. Ik hoop dat ze slagen. Ik denk alleen dat de provincie naast een ondersteunende rol ook de rol van regisseur moet opnemen. Ik denk persoonlijk dat nu de tijd daartoe rijp is. Ik geloof sterk in het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed dat we misschien moeten omdopen tot gewoon ”Erfgoed Limburg”. Dat spreekt veel meer aan en vooral het moet één geheel blijven, waarvan de onderdelen uit elkaar voortvloeien.

Bart Bosmans nieuwe medewerker Erfgoedplus.be

Binnen het tweede thema “Vakwerkbouw in Limburg” werd een selectie gemaakt uit de nog aanwezige vakwerkhoeves (of delen ervan) in Diepenbeek en de Hasseltse deelgemeenten Stevoort, Kuringen, Wimmertingen, Sint-Lambrechts-Herk en Kermt. Op deze wijze wordt een boeiend overzicht verkregen van de typische vakwerkbouw die enkel nog in vochtig-Haspengouw en de alluviale vlakte van de Demer zo veelvuldig terug te vinden is. Eerder werden reeds gelijkaardige beschermingen ingesteld voor de gemeenten Alken, Wellen, Kortessem en Herk-de-Stad. Beschermingen als “landschap” kenden de laatste jaren een positieve evolutie. Bij de beoordeling beperken we ons niet langer tot de landschappelijke kwaliteiten, maar ook andere waarden (historische, sociaal-culturele, ruimtelijk-structurerende) worden meegenomen bij de overwegingen. Om deze redenen spreken wij dan ook van “erfgoedlandschappen” en gebruiken we bij de bescherming de term “ankerplaats”. Na gebieden in Voeren, Riemst en Sint-Truiden werd nu ook het gebied “De Herkvallei in de mergels van Gelinden” te Sint-Truiden en Heers definitief als ankerplaats aangeduid. Tot slot werd het Romeinse aquaduct, dat zich bevindt op het grondgebied van Tongeren (Tongeren, Koninksem, Lauw, Piringen en Widooie) en Heers (Vechmaal), beschermd als archeologische zone. Deze site, beter bekend als de “Beukenberg”, zal tevens fungeren als pilootproject van het actieplan “De Romeinse Weg”. De erfgoedelementen op en rond het aquaduct zullen in 2010 zichtbaar en leefbaar gemaakt worden in het landschap.

Meer info: Erfgoedplus.be, de website die een belangrijk deel van het Limburgs erfgoed voor het brede publiek toegankelijk maakt, is inmiddels ruim vier maanden online en blijft aangroeien. Binnen het projectteam is onlangs een nieuwe verantwoordelijke aan de slag voor de uitbouw van het Limburgse partnernetwerk: Bart Bosmans. Hij volgt als coördinator Raf Schepers op. Bart is voortaan het aanspreekpunt voor al uw vragen omtrent deelname aan Erfgoedplus, het Erfgoedregister, begeleiding bij het opstarten of uniformeren van een inventaris … Zijn contactgegevens: tel. 011 23 75 79, e-mail: bbosmans@limburg.be

www.onroerenderfgoed.be en www.inventaris.vioe.be

Het Romeinse aquaduct te Tongeren

Limburgs Erfgoed | 5


tentoonstelling

Denmark- Archieven? Boeken

België, een parcours van herinnering De Franse historicus Pierre Nora stelde midden de jaren 1980 vast dat zijn land in de voorbije decennia ingrijpend veranderd was. Frankrijk had een “grande passage” doorgemaakt (o.a. grondige landbouwveranderingen, dekolonisatie, einde “De Gaulle”-tijdperk, herschikking politieke organisaties) waardoor de huidige bewoners definitief afgesneden waren van tradities die vroeger zo vanzelfsprekend waren. Als Frankrijk op een dergelijke ingrijpende wijze veranderd was, moest het volgens Nora een andere – een meer eigentijdse – geschiedenis krijgen, een “geschiedenis in de tweede graad”. Het mocht niet langer een chronologisch geordend verhaal zijn van “positieve” realiteiten (instellingen, koningen, gewonnen veldslagen, uitvindingen), maar meer een geschiedenis van herinneringen aan deze realiteiten, die intussen tot een voorgoed vervlogen tijd behoorden. Zo’n geschiedenis moest zich concentreren op de plaatsen waaraan deze herinneringen zich gehecht hadden, de pleisterplaatsen van het geheugen of de “lieux de mémoires”. Het ging er niet om de geschiedenis van de plaats zelf te schrijven (bv. Versailles of Verdun), maar om te achterhalen welke associaties zich mettertijd aan die plaats gehecht hadden. Zo beschreef hij honderddertig plaatsen van herinnering aan de Franse nationale geschiedenis. Hij inventariseerde “kristallisatiepunten” van het Franse collectieve geheugen en toonde op een vaak verassende wijze hoe elk van deze punten een eigen, ingewikkelde biografie had. (cf. de culturele biografie van een regio). Terwijl Nora nog bezig was (3 delen, 7 volumes: 1984-1992), kreeg hij reeds navolging vanaf 1987 door Italiaanse historici ( I luoglhi della memoria) en werden er gelijkaardige projecten opgezet in o.m. Oostenrijk, Israël en Oost-Europa. Telkens ging het om het gevoelen dat de relatie met de vertrouwde wereld van het verleden aan een fundamentele verandering onderhevig was. Hoe die verandering precies begrepen moest worden, was afhankelijk van nationale eigenaardigheden. De driedelige publicatie “Deutsche Erinneringsorte” (120 plaatsen) onder redactie van Etienne François en Hagen Schulze verscheen in 2001 en was uitdrukkelijk verbonden met de hereniging van Duitsland en het probleem van de nieuwe identiteit in een context van de ontbinding van de nationale staten in een verenigd Europa. De Nederlandse “Plaatsen van herinnering” o.l.v. H.L. Wesseling wil dan weer een bijdrage leveren aan de discussie over de historische canon (lees: wat elke Nederlander zou moeten weten van en leren over de Nederlandse historie). In tegenstelling tot Nora in Frankrijk beperkten de Nederlanders zich wel tot de zuivere historische plaatsen waardoor een chronologische route van de Nederlandse geschiedenis afgelegd kon worden. 6 | Limburgs Erfgoed

Het succes van het “lieu de mémoire”-concept kan o.m. verklaard worden door de vrolijke anarchie die het begrip met de dagelijkse herinnering gemeen heeft. De Franse herinnering bleek zich niet alleen te hechten aan plaatsen in de letterlijke zin van het woord, maar ook aan figuurlijke plaatsen en begrippen. Niet alleen Chartres, Reims en de Elzas werden beschreven, maar ook het Collège de France, la mairie, les Archives Nationales, la Marseillaise, Descartes… kregen een plaats in Nora’s werk. De Duitsers beperkten zich ook niet tot plaatsen van herinnering in de strikte zin van het woord, maar vulden ze aan met essays over het romantische Heidelberg, Weimar, Karl May, Marlène Dietrich, Volkswagen, “Blut und Boden”, D-mark … allemaal Erinnerungsorte die samen de idee “Duitsland” vormden. De tweedelige publicatie “België: een parcours van herinneringen” presenteert slechts een inventaris van plaatsen in de topografische zin van het woord net zoals in de Nederlandse publicatie. Deze keuze sluit evenwel geen rijke variatie uit. Bijna alle in dit boek opgenomen plaatsen liggen binnen de staatsgrenzen van het huidige België, maar de idee “België” omvat ook plaatsen die buiten deze grenzen liggen. Denken we maar aan Coburg, Roubaix en Kigali. Een rijk gevuld “Musée imaginaire” over typisch Belgische begrippen als frietkot, Kuifje, Vlaamse kermis, Magritte en Brel, het illegale weekendhuisje … zullen we in dit boek dus niet vinden! Zesenzestig plaatsen vormen samen een herinneringsparcours in België. Dit is uiteraard een selectie. Naar volledigheid streven is zinloos en niet nodig om de werking van de herinnering te leren kennen. Toch verschilt het “Belgische herinneringsparcours” essentieel van het Nederlandse. Bij onze Noorderburen staan de plaatsen in een chronologische volgorde en kunnen de plaatsen bijgevolg als stapstenen door de Nederlandse geschiedenis functioneren. Men maakt er niet alleen een reis langs plaatsen, maar ook doorheen de eeuwen. Hoewel de plaatsen vaak symbool staan voor “nationale feiten of veranderende tendensen”, bv. Het voetbalfenomeen rond de Rotterdamse Kuip, heeft men grotendeels gefocust op de historische gebeurtenissen op die plek. Volgens één van de redacteurs is het (dus toch) een “geschiedenisboek”. De Belgische publicatie daarentegen wil een herinneringsboek zijn. Niet zozeer het verhaal van de onthoofding van de graven Egmont en Hoorne op de Brusselse Grote Markt wordt verteld – daarover vindt men in andere boeken voldoende – maar hoe deze plek daardoor een plaats in het collectief geheugen van de natie kreeg. Daarom is de Belgische versie niet chronologisch opgevat. De samenstellers hebben in een “imaginaire geografie” betracht een typologische indeling van “herinneringsplaatsen” te maken. Daarbij worden vijf

categorieën onderscheiden. Een eerste categorie omvat “plaatsen van geschiedenis”: de oude plaatsen die samen het romantische “nationale historiebeeld van het jonge België” moesten vormen, dat dan ook met man en macht gepopulariseerd werd in historische optochten, schoolboeken, historieschilderijen en chromo’s. Hierbij overheersten gevoelens van ontroering en fierheid, vrijheidsdrang en welvaart van weleer als wissel op de toekomst. Een tweede categorie beschrijft de evolutie aan herinneringen aan plaatsen van expansie. Naast de typische economische sites als die van Cockerill te Seraing, le Grand-Hornu, het Centraal Station van Antwerpen komen ook andere toplocaties aan bod: de feestzaal Vooruit te Gent, Het Paleis van Schone Kunsten te Brussel, Flanders Language Valley in Ieper en het Wijnegem Shopping Center. Een derde categorie gaat over “plaatsen van tweedracht” waarmee de verdeeldheid van het land wordt geassocieerd: Vlamingen en Walen, katholieken versus vrijzinnigen, verzet tegenover collaborateurs, autochtonen tegen allochtonen: Doel en de haven, universiteitsbibliotheek Leuven/Louvain-la-Neuve en Zwartberg: de mijn! Ook bij de vierde categorie “plaatsen van crisis” overheersen negatieve gevoelens of traumatische herinneringen: Breendonk, Marcinelle, sluiting van Boelwerf … Een afsluitend gedeelte gaat over “plaatsen van nostalgie” die schijnbaar veel minder complex zijn dan de vorige. Men zou ze kunnen omschrijven als de typische schoolreisbestemming of de ééndagsvakantie van vroeger: het Gravensteen te Gent, Brugge, Bokrijk, Sint-Martens-Latem, Villersla-Ville, Blankenberge … of belangrijke plekken uit het volksleven: de wielerkoers van Roubaix, de losplaats voor duiven te Quièvrain … Naar verluid zou Nederlands-Limburg zich in het Nederlandse herinneringsparcours veronachtzaamd gevoeld hebben en denkt eraan een provinciale versie te publiceren. Ook wij zouden ons in het kader van de masterplans voor streekgebonden ontsluiting van erfgoed kunnen afvragen of een Limburgse “erfgoedcanon” niet zinvol zou zijn?

De laatste jaren bestaat er in de kunstwereld een grote belangstelling voor het archief. Tentoonstellingen en publicaties wijzen erop dat het archief als “clearing house of meaning” (Alan Sekula) een uitzonderlijk potentieel heeft als motief, materiaal of metafoor. Een beeldend kunstenaar die op dit domein een pionier is, is Denmark. Sinds de vroege jaren 1970 transformeert hij informatiedragers tot “dode archieven”. In 1972, tijdens zijn studies kunstgeschiedenis, ontstaat één van zijn allereerste werken “Doorgeschrapte studieteksten”. Om de essentie van zijn cursussen mentaal te verwerken, moest deze student ze eerst “omwerken”, d.w.z. ze manueel onleesbaar maken. Deze rituele handeling vormt de grondslag van Denmarks latere oeuvre. Het schrappen maakt al snel plaats voor “snijden”. Zijn eigen bibliotheek werd het uitgangspunt; hij versneed elk boek systematisch volgens een welbepaalde methode. Hij beoogde geen vernietiging, maar lege tabletten, waarin de ter hand genomen lectuur definitief opgesloten bleef. Niet veel later, in 1978, heeft Denmark zijn eerste solotentoonstellingen in het Antwerpse ICC en in de Brusselse galerie MTL. Denmarks boekversnijdingen zijn een poging om traditionele informatiedragers een alternatieve rol te geven als drager van artistieke betekenissen. In de loop van de jaren ‘80 breidt Denmark zijn “omwerkingen” uit met het plooien, schroeven, vlakschuren, lijmen, invriezen, in plastic, water en in parafine bewaren van informatiedragers (boeken, kranten en tijdschriften). Daarbij wordt niet alleen de informatiewereld, maar ook de kunstwereld geviseerd. Voor de presentatie van zijn archiefobjecten en –installaties onderzoekt Denmark steeds hoe de werken en de ruimte optimaal in dialoog kunnen treden. Plaasten met een patina en een “geheugen” zijn dan ook bijzonder geschikt voor het tonen van deze alternatieve archieven. In de Begijnhofkerk van Sint-Truiden wil Denmark enkele recente installaties met een eerder stil en meditatief karakter brengen. In de plechtige zalen van de abdij staat een aantal grotere archiefwerken uit diverse periodes opgesteld waarin de synergie van papier en hout een rode draad vormt, terwijl de seminariebibliotheek het gepaste decor voor een aantal kleinere interventies vormt. Als minimale, meditatieve tekens van tegenspraak in een zee van papieren informatie.

Praktische informatie: Open tot 22 oktober 2009 van woensdag tot zondag van 13.30u. tot 17u. in de abtsvleugel van de vml. benedictijnenabdij en de begijnhofkerk van Sint-Truiden, toegang: gratis

Bibliografische gegevens: Jo Tollebeek e.a., België, een parcours van herinnering, deel 1: plaatsen van geschiedenis en expansie, uitgeverij Bert Bakker Amsterdam, 2008, 461 blz. (ISBN 978 90 351 3253 5) Jo Tollebeek e.a., België, een parcours van herinnering, deel 2: plaatsen van tweedracht, crisis en nostalgie, uitgeverij Bert Bakker Amsterdam, 2008, 511 blz. (ISBN 978 90 351 3304 4)

Quest, 2009: 60 rollen bubble, 60 kranten van één en dezelfde dag Limburgs Erfgoed | 7


zoekers!

n 3000 be ni 2009. Meer da

21 ju Boomenfeest op

Cultureel erfgoed

Het project rond de Duizendjarige Eik en de honderden knoteiken in Lummen werd genomineerd voor de Vlaamse Monumentenprijs 2009. In de oproep 2009 werd veel belang gehecht aan publiekswerking en het creëren van interesse en een draagvlak voor onroerend erfgoed. Dat is nu net waar het project “Eik onder de - mensen - onder de eik” om draait. Het Regionaal Landschap Lage Kempen zorgde samen met de gemeente Lummen en Natuurpunt ervoor dat niet enkel dit levend onroerend erfgoed wordt hersteld, maar dat de eiken weer een functie krijgen en mensen de eiken weer een warm hart toedragen. Onroerend erfgoed waarmee men zich verbonden voelt en waarop men trots is, heeft een échte toekomst. Het project “Eik onder de – mensen - onder de eik” omvat herstel, behoud, herinnering, ontsluiting en draagvlak voor natuurlijk erfgoed. Eiken zijn bijzondere bomen, waarmee mensen reeds eeuwenlang een bijzondere economische, maar ook spirituele band hebben. Nadrukkelijk kozen we ervoor om ons niet enkel te richten op de beschermde Duizendjarige Eik, maar ook op zijn onbekende, soms bijna even oude, “boerencollega’s” knoteiken. De Duizendjarige Eik heeft een redelijke faam en bekendheid als plaats van rechtspraak, werd bezocht door “grote Belgen” (o.a. Ensor, koning Boudewijn …) en was zelfs ooit een ware toeristische trekpleister. De knoteik daarentegen was belangrijk in de geschiedenis van de hard werkende Kempense boer die sterk afhankelijk van zijn omgeving was. Alle acties werden zorgvuldig gekozen. We richten ons immers op zowel het “hart”, het “hoofd” als de “handen” van mensen. Er werden talloze deelacties uitgevoerd die telkens onder die drie peilers vallen.

WETEN. Onbekend is onbemind. Onder deze peiler werden ruim 580 historische knoteiken in kaart gebracht. Via interviews met getuigen van 80-85 jaar werden het gebruik en het belang van de knoteik bevraagd. Deze verhalen werden wetenschappelijk getoetst en in een documentaire vastgelegd. Lagere schoolkinderen bevroegen rusthuisbewoners over hun leven op het Lummens platteland. In april 2009 vond een Internationaal Symposium over Bomen als Levend Erfgoed plaats met 200 deelnemers. Tenslotte gebeurde er dendrochronologisch onderzoek op oude knoteikstammen. DOEN. Behoud en herstel van levend erfgoed. Een honderdtal historische knotbomen werden reeds opnieuw geknot en een plan van aanpak voor de andere bomen werd opgemaakt. Particuliere eigenaars kregen advies op maat voor hun boom. Er werd voor hen ook een “Praktisch werkboek knotten voor iedereen” uitgewerkt waarmee men stap voor stap zelf kan leren knotten. Bovendien werd er een nazorgplan voor de toekomst van de herstelde eiken opgemaakt. BELEVEN. Toekomst geven & Trots op eiken als erfgoed. De omgeving van de Duizendjarige Eik werd als toeristische site opgewaardeerd. Er is van alles te beleven. Zo werd een educatief pad aangelegd en een digitaal opvraagbaar lespakket ontworpen. Eiken inspireerden de kunstenaarsziel via een wedstrijd voor volwassen en kinder-“boomdichters”. De Eik werd ook een streekproduct! Zo werden onderleggers voor de horeca en hergebruikbare boodschappentassen verdeeld. Er wordt eveneens een “voorraadbank” van knoteiken bestemd voor restauratieprojecten aangelegd. Een mooie afsluiter van het project was het Boomenfeest op 21 juni 2009 dat bijna 3 000 mensen aantrok. Talloze Lummense verenigingen werkten hieraan mee: drie koren, de schutters, de kunstkring, twee fanfares, de natuurvereniging, de fotoclub, de mannenkookclub, de toneelgroep …

Meer info: www.knoteiken.be of www.duizendjarigeeik.be Dit project van het Regionaal Landschap Lage Kempen kwam tot stand met de steun van: het Europees Fonds voor Plattelandsontwikkeling, de Vlaamse Overheid afdeling Onroerend erfgoed, de provincie Limburg, de gemeente Lummen, Natuurpunt Limburg en Natuurpunt Lummen en Forum voor erfgoedverenigingen Vertelhoekje achter de Duizendjarige eik

provincie Limburg Universiteitslaan 1 B-3500 Hasselt

v.u. Jean Pierre Dewael, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt

Eik onder de - mensen - onder de eik


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.