2010/1 Limburgs Erfgoed

Page 1

BelgiĂŤ-Belgique P.B. - P.P. 3500 Hasselt 1 BC 2630

Limburgs Erfgoed afgiftekantoor 3500 hasselt 1 januari/februari/maart 2010 jaargang 15 nummer 1 3-maandelijks tijdschrift erkenningsnummer p 509 339

Oud kerkhof in

Hasselt


Woord Vooraf door Gilbert Van Baelen gedeputeerde van Cultuur Sinds de lancering van de website Erfgoedplus.be werden reeds meer dan 46 000 erfgoedobjecten uit 157 collecties ingevoerd. Deze collecties kunnen ingevoerd en beheerd worden met het Erfgoedregister. Dit register laat toe een collectie diepgaand te inventariseren, digitaliseren en publiek te ontsluiten. In juni 2010 organiseert het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed in samenwerking met Heemkunde Limburg en de regionale erfgoedcellen drie praktische introductiedagen over Erfgoedplus.be en het Erfgoedregister. De voorbije twee jaren werd het Masterplan en Actieplan voor de regio Haspengouw verder uitgewerkt en geconcretiseerd. Op 4 mei aanstaande presenteren wij u graag de stand van zaken. Die dag zal de nieuwe naam en de wijze van implementatie van dit project voorgesteld worden. Sinds januari is de Zuid-Oost-Limburgse Archeologische Dienst (ZOLAD), de archeologische dienst van Bilzen, Lanaken, Riemst en Voeren omgevormd tot ZOLAD+, een Intergemeentelijke Onroerende Erfgoeddienst (IOED). Naast archeologie staat de dienst voortaan ook in voor de zorg voor monumenten en andere waardevolle gebouwen in de vier gemeenten. Voorlopig is ZOLAD+ de enige IOED in Vlaanderen en in die zin een proefproject. Zuid-OostLimburg mag zich dus een koploper noemen op het gebied van het onroerend erfgoed en zorgt voor een primeur in Vlaanderen. In Bree werd “een verborgen klooster geborgen”. Sinds de zomer van 2007 werd het domein Roex aan een archeologisch onderzoek onderworpen. Ondertussen zijn alle uitgezette sleuven bijna volledig onderzocht met als resultaat dat een nagenoeg volledige reconstructie van het voormalig franciscanessenklooster OnzeLieve-Vrouw-ter-Riviere kan worden gemaakt! Funerair erfgoed heeft zowel met landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden te maken, als met genealogie, familiehistorie, symboliek of heraldiek, maar wie is eigenlijk verantwoordelijk voor dit erfgoed? Betrokken partij is niet alleen binnenlandse aangelegenheden, maar zijn ook erfgoeddiensten van gemeenten, natuurbeheerders of lokale geschied- en heemkundige kringen. Op 11 februari 2010 hield mevrouw Annemie Havermans van Epitaaf een lezing omtrent het beheer, het onderzoek en de ontsluiting van funerair erfgoed.

COLOFON De deputatie van de provincie Limburg Herman Reynders, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Sylvain Sleypen, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Walter Creemers, Erika Thijs, gedeputeerden en Renata Camps, provinciegriffier Redactie: Limburgs Erfgoed. Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed Provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt tel. 011 23 75 75, fax 011 23 75 85, e-mail: pcce@limburg.be Tekst: Bart Bosmans, Stéphanie Mergeay, Anne Milkers, Betty Simon, Rik van de Konijnenburg en Veerle Vansant Fotografie en tekeningen: Eddy Daniels, Stefan Dewickere, Tonny Schouteden, Rik van de Konijnenburg en Tim Vanderbeken Lay-out & Drukwerk: Designpartner/Drukkerij Paesen, Opglabbeek Verantwoordelijke uitgever: Jean Pierre Dewael, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt Website: www.limburg.be

| Cultureel Erfgoed |

Begraafplaatsen en kerkhoven Het geheugen van een gemeenschap Begraafplaatsen zijn voor velen een betekenisvolle plaats voor het herdenken van onze voorouders, een plaats waar het geheugen van een gemeente tastbaar is. Vandaag worden oude kerkhoven wel eens ingericht als een cultuurlandschap met een eigen karakteristieke flora. Funerair erfgoed heeft zowel met landschappe­ lijke, ecologische en cultuurhistorische waarden te maken, als met genealogie, familiehistorie, symboliek of heraldiek.

gemachtigde”. Het uitvoeringsbesluit van 14 mei 2004 verduidelijkt dat deze lijsten “de graven met een historische, artistieke, volkskundige of socio-culturele waarde (bevatten) die niet beschermd zijn als monument overeenkomstig het decreet van 3 maart 1976 …”. Hoe deze waarden precies moeten worden geïnterpreteerd, is niet duidelijk.

globaal beeld van de waarde van het erfgoed en van het verhaal dat ermee verbonden is. Op deze manier kan een kerkhof een belangrijk stuk lokale geschiedenis schrijven. In Vlaanderen zijn er talloze lokale initiatieven ontstaan, maar deze verschillen heel erg van gemeente tot gemeente. Doorgaans is de

Kerkhof bij de Sint-Jan-de-Doperkerk in Kuttekoven (Borgloon)

Kerkhof bij de Sint-Aldegondiskerk in As

Wie is eigenlijk verantwoordelijk voor dit erfgoed? Wie staat in voor het beheer en onderhoud? Wie beslist wat bewaard blijft en wat niet? Betrokken partij is niet alleen binnenlandse aangelegenheden, maar zijn ook erfgoeddiensten van gemeenten, natuurbeheerders of lokale geschied- en heemkundige kringen.

dynamiek van een lokale kring of persoon doorslaggevend voor het al of niet verzamelen van gegevens. Ook het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed heeft met de inventaris “Bouwen door de eeuwen heen” een aanzet gegeven tot inventarisatie, maar nog niet systematisch. Het team Ruimte en Erfgoed van de Vlaamse Overheid is aanspreekbaar voor het beschermen van grafmonumenten of –gehelen als monument. Hier en daar worden ook lokaal of regionaal initiatieven genomen om het onderhoud van deze bijzondere begraafplaatsen (financieel) te ondersteunen. In Limburg bestaat dit niet, enkel voor beschermde begraafplaatsen. Wel is het mogelijk om de inventarisgegevens van grafmonumenten te ontsluiten via Erfgoedplus.be (de module Erfgoedregister). Inventarisatie en in kaart zetten van de (waarde) van dit erfgoed is nu eenmaal een waardevolle basis voor het beheer en behoud van monumenten.

Zo’n 25 jaar geleden werd de vzw Epitaaf opgericht en gehuisvest in Laken. Epitaaf wil begraafplaatsen, kerkhoven en grafmonumenten met een historisch, cultureel, artistiek, stedenbouwkundig, archeologisch of sociaal belang vrijwaren en zet zich in voor inventarisatie en onderzoek van dit specifieke erfgoed. Op 11 februari 2010 was Annemie Havermans van Epitaaf te gast in het Cultureel Centrum van Genk voor een lezing omtrent het beheer, het onderzoek en de ontsluiting van funerair erfgoed. Wat kan de rol van lokale geïnteresseerden en verantwoordelijken hierin zijn? De recent gewijzigde wetgeving legt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de gemeentelijke overheid. Het “decreet op begraafplaatsen en lijkbezorging” van 16 januari 2004 stelt dat “het college van burgemeester en schepenen een lijst van graven met lokaal historisch belang (opmaakt) die als kleine onroerende erfgoedelementen kunnen worden beschouwd. De graven op deze lijst dienen 50 jaar te worden bewaard en onderhouden door de gemeentelijke overheid. (…) Bij ontstentenis van deze lijst kan het initiatief tot de opmaak ervan genomen worden door de Vlaamse regering of haar

Oud kerkhof in Hasselt Voor deze opdracht doen gemeenten nogal eens een beroep op lokale historici of geschied- en heemkundige kringen. Om hen daarin te begeleiden heeft Epitaaf, samen met de vzw FORUM, een veldwerkfiche opgesteld die voor het inventariseren van de graven op een lokaal kerkhof gebruikt kan worden. Deze fiche vraagt naar gegevens over materiaalgebruik, specifieke (stijl)kenmerken, gegevens over de begraven persoon, ontwerper en uitvoerder van het grafmonument, symbolen … Vaak zijn foto’s van groot belang om een grafteken te situeren. Indien dit met archiefonderzoek (historisch en iconografisch materiaal) gecombineerd wordt, ontstaat een

Volgend op het seminarie van 11 februari in Genk kan op aanvraag en in geval van voldoende belangstelling een tweede sessie worden georganiseerd. We gaan dan op locatie (een kerkhof naar keuze) concreet aan de slag met het inventariseren van dit erfgoed en voorzien informatie omtrent symboliek en tips over onderhoud.

Meer info: Anne Milkers, tel. 011 23 75 80 of e-mail: amilkers@limburg.be Limburgs Erfgoed | 3


| Cultureel Erfgoed |

ZOLAD+ is eerste Intergemeentelijke Onroerende Erfgoeddienst

| Cultureel Erfgoed |

Een verborgen klooster geborgen In 2007 werd het domein Roex te Bree te koop aangeboden. De nieuwe eigenaars, die het 1,2 ha grote domein als woongebied willen ontwikkelen, hadden weet van de verborgen geschiedenis van het domein en wilden voorafgaand aan eventuele bouwactiviteiten weten wat er van die geschiedenis in de grond bewaard was. Een vergunning werd aangevraagd bij het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed en in de zomer van 2007 werden een aantal sleuven op het terrein uitgezet. Ondertussen zijn alle uitgezette sleuven bijna volledig onderzocht met als resultaat dat een nagenoeg volledige reconstructie van het voormalig franciscanessenklooster Onze-Lieve-Vrouw-terRiviere kan worden gemaakt.

diamant, te dateren rond 1600, een boerendanskruik uit Raeren met datumopschrift, 1597 en een nagenoeg volledige vergulde pateen met centraal een afbeelding van het Lam Gods, typologisch te dateren eind 16de eeuw. Een zware pijlpunt en het mechanisme van een vuursteengeweer wijzen erop dat het klooster ook te maken heeft gehad met – zoals trouwens uit archiefbronnen blijkt – doortrekkende troepen en in­k war­tiering van soldaten. De grote omheiningmuur uit 1654 is nagenoeg volledig bewaard gebleven. Op sommige plaatsen werd de muur in het verleden wel hersteld, maar deze muur heeft ervoor gezorgd dat het klooster tot in 2007 verborgen bleef. Nu is het grotendeels geborgen.

Dit klooster werd in 1464 gesticht. De grootste bouwwerken vonden plaats in de periode 1478-1481; een grote restauratiecampagne vond plaats rond 1700 en uiteindelijk, in 1797, werd heel het goed in beslag genomen door de Franse overheid. In 1808 werd het goed verkocht en kreeg ene Caspar Schoofs van de nieuwe eigenaars de opdracht alle gebouwen tot in de funderingen af te breken. Gelukkig voor ons is hij nooit zo “diep” geraakt en, toen hij in 1816 (!) van zijn opdracht ontheven werd, restte nog een twee traveeën groot gedeelte van de oude kloosterkerk dat later tot stal, hondenhok en tuinhuis omgebouwd werd. Tot 1950 bleef het domein nagenoeg onaangeroerd. In dat jaar bouwt wijlen dr. Roex aan de rand van het domein een woonhuis met dokterspraktijk. In de tuin wordt in 1954 een groot zwembad gegraven. Vanuit het restant van de kloosterkerk werden over het terrein een aantal proefsleuven getrokken waarbij, zoals gezegd, een groot deel van het grondplan van het klooster gereconstrueerd kon worden.

4 | Limburgs Erfgoed

van waardevol, niet-beschermd erfgoed één van de belangrijkste taken. We willen iedereen die met erfgoedproblematiek en -regelgeving te maken krijgt – projectontwikkelaars, bouwheren, particuliere eigenaars … – zoveel mogelijk van dienst zijn door het stap voor stap begeleiden van de dossiers.

Meer info: Primeur in Vlaanderen In 2009 kwam vanuit het Agentschap R-O Vlaanderen, op aansturen van toenmalig Vlaams minister bevoegd voor het Onroerend Erfgoed, Dirk Van Mechelen, een oproep tot oprichting van Intergemeentelijke Onroerende Erfgoeddiensten (IOED). Deze diensten hebben als doel vanuit een integrale benadering de aandacht van het lokale beleid voor het onroerend erfgoed te vergroten. De vier ZOLAD-gemeenten zijn zich bewust van de waarde van hun rijke erfgoed en de nood aan expertise om hieromtrent een goed beleid te voeren. Er werd dan ook beslist dat ZOLAD een aanvraag tot taakverschuiving zou indienen. In september 2009 werd het project door de huidige minister bevoegd voor het Onroerend Erfgoed, Geert Bourgeois, goedgekeurd. Op 4 januari 2010 ging ZOLAD+ officieel van start. Er werd een intergemeentelijke erfgoedconsulent bouwkundig erfgoed aangesteld en de intergemeentelijke archeoloog van ZOLAD mag zich voortaan erf­goedconsulent archeologie noemen. Omwille van de herkenbaarheid werd de naam ZOLAD bewaard. De “plus” verwijst naar de extra dimensie die met het bouwkundig erfgoed toegevoegd is.

ZOLAD+ Intergemeentelijke projectvereniging voor het onroerend erfgoed Maastrichtersteenweg 2b (post) Tongersesteenweg 8 (kantoor) 3770 Riemst tel. 012 44 03 80 fax 012 44 03 79 www.zolad.be

Voorlopig is ZOLAD+ de enige IOED in Vlaanderen en in die zin een proefproject. Zuid-Oost-Limburg mag zich dus een koploper noemen op het gebied van het onroerend erfgoed en zorgt voor een primeur in Vlaanderen.

Wat gebruiksvoorwerpen betreft werd een massa aardewerkscherven gevonden. Het betreft vooral gebruiksaardewerk bestaande uit de nodige hoeveelheden rood en witgeel aardewerk, al dan niet geglazuurd of versierd met slibversiering, steengoed kruiken, bekers en voorraadpotten, maar ook porselein, faience en majolica en het zogeheten bataviaporselein. Opmerkelijk was de vondst van drie lattimo vaasjes. Vaasjes in de vorm van een druiventros. Uit onderzoek uitgevoerd in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium en aan de Koninklijke Musea voor Kunst- en Geschiedenis te Brussel, bleek dat deze vaasjes te dateren zijn rond 1700 (1675-1725) en afkomstig zouden zijn uit Catalonië. Andere opmerkelijke vondsten zijn een gouden ring met een tafel­

De Zuid-Oost-Limburgse Archeologische Dienst (ZOLAD), de archeologische dienst van Bilzen, Lanaken, Riemst en Voeren, is sinds januari omgevormd tot ZOLAD+, een Intergemeentelijke Onroerende Erfgoeddienst (IOED). Naast archeologie staat de dienst voortaan ook in voor de zorg voor monumenten en andere waardevolle gebouwen in de vier gemeenten.

Werking

<< Catalaans vaasje van melkglas

ZOLAD+ houdt zich bezig met inventarisatie, advisering, coördinatie en informatieverstrekking op het gebied van het onroerend erfgoed en staat zowel de gemeenten als particulieren bij. Het wil een onmisbaar aanspreekpunt voor het lokale onroerend erfgoed worden; de werking is in feite te vergelijken met die van de stedelijke diensten monumentenzorg. De meerwaarde van een IOED is de directe betrokkenheid, waardoor men beter kan inspelen op de lokale behoeften. Beschermingen en het beheer van beschermd onroerend erfgoed zijn in de eerste plaats een zaak van de Vlaamse Overheid, maar ZOLAD+ kan hier als regionaal expertisecentrum inhoudelijke ondersteuning bieden. Daarnaast wordt het ontwikkelen van een beleid op het gebied

<< Archeologisch onderzoek naar een 300 000 jaar oude site in Kesselt (Lanaken)

Limburgs Erfgoed | 5


| Tentoonstelling |

Breekbaar verleden Game HUB

| Cultureel Erfgoed |

Introductiedagen Erfgoedplus.be Sinds de lancering van de website Erfgoedplus.be werden reeds meer dan 46 000 erfgoedobjecten uit 157 collecties ingevoerd. De collecties komen van musea, kerkfabrieken en heemkundige kringen. Elke collectie kan aan Erfgoedplus.be deelnemen. Collecties kunnen ingevoerd en beheerd worden met het Erfgoedregister. Dit Erfgoedregister is een online databankmodule met invulvelden, gebaseerd op museale standaarden. Het Erfgoedregister laat toe om een collectie diepgaand te inventariseren, digitaliseren en publiek te ontsluiten. Het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed organiseert in juni, in samenwerking met Heemkunde Limburg en de regionale erfgoedcellen, praktische introductiedagen over Erfgoedplus.be en het Erfgoedregister. Deze introductiedagen vinden plaats op drie zaterdagvoormiddagen van 9 tot 12 uur op drie locaties in Limburg: Zaterdag 5 juni 2010 ................................. Syntra campus te Neerpelt Zaterdag 12 juni 2010 ........................................... het PLOT te Genk Zaterdag 19 juni 2010 ............................. Syntra campus te Tongeren Deze introductiedagen richten zich specifiek op lokale collecties van heemkundige, historische en geschiedkundige kringen. Tijdens deze introductiedagen gaan we meteen aan de slag met het Erfgoedregister. Voor elke collectie wordt een inventaris aangemaakt in het Erfgoedregister met een unieke code en paswoord. Aan het einde van de voormiddag kan elke deelnemer effectief met de invoermodule werken. Collectiecode en paswoord blijven ook na de introductiedagen actief. Deelnemers kunnen in hun tempo aan de inventaris blijven verder werken. Deelnemers wordt gevraagd objecten uit hun eigen collectie mee te nemen. Tijdens de introductievoormiddag worden deze stukken onder begeleiding in het Erfgoedregister ingevoerd. • beperk de keuze tot 20 à 30 kleine en draagbare objecten • zorg in de keuze van objecten voor voldoende variatie • neem objecten die voor de eigen collectie kenmerkend zijn • maak op voorhand een goede digitale foto van de objecten • neem de foto’s mee op een usb-stick (of geheugenkaart van het fototoestel) Het staat elke deelnemer vrij om meer objecten mee te nemen. Het is ook mogelijk om meer foto’s van één object in te voeren. Als de collectie uit foto’s of postkaarten bestaat, worden deze objecten bij voorkeur vooraf gescand. 6 | Limburgs Erfgoed

| Cultureel Erfgoed |

Deelname aan de introductiedagen is kosteloos en kan mits inschrijving bij het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed. Inschrijvingsformulieren vindt u op de website www.erfgoedlimburg.be. Om de introductiedagen beter op de deelnemers af te stemmen, wordt op de formulieren geïnformeerd naar de kenmerkende gegevens van de collectie.

Glasnegatieven uit de Limburgse Mijnstreek (1905 – 1950) Tot en met 25 april 2010 kan u in het Cultuurcentrum Maasmechelen terecht voor een bijzondere tentoonstelling “Breekbaar Verleden”. Vanaf 1900 veranderde de provincie Limburg drastisch door de ontdekking van het zwarte goud. De uitgestrekte heide maakte plaats voor een gigantische mijnindustrie. Ruim honderd jaar later zijn de sporen van dit mijnverleden bewaard in een unieke collectie glasplaten. Deze unieke collectie historische mijnfoto’s op glasplaat wordt voor het eerst aan het grote publiek getoond.

Meer info: Bart Bosmans, ErfgoedLimburg.be tel. 011 23 75 79 e-mail: erfgoedlimburg@limburg.be www.erfgoedplus.be en www.erfgoedlimburg.be

“Breekbaar verleden” benadrukt niet alleen de fototechnische waarde van de verzameling, maar geeft ook een interessant historisch beeld van wat de mijnontginning op economisch, sociaal en cultureel vlak voor Limburg betekend heeft. Het project “Breekbaar verleden” – een reizende tentoonstelling, boek en website – kwam tot stand dankzij een samenwerking tussen LRM, Rijksarchief Hasselt, Provincie Limburg, Erfgoedcel Mijn-Erfgoed en de vzw Het Vervolg/Coalface.

Lancering project Haspengouw Zoals u zich misschien nog herinnert, heeft het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed (PCCE) een masterplan en een actieplan laten ontwikkelen voor de regio Haspengouw: “De Romeinse Weg”. De voorbije twee jaar hebben we deze plannen verder uitgewerkt en geconcretiseerd. Graag presenteren wij een stand van zaken op 4 mei aanstaande. De genodigden zijn alle Haspengouwse erfgoedactoren. Hieronder verstaan wij alle burgemeesters, schepenen van cultuur, erfgoed, monumenten, archeologie, archieven en toerisme, de gemeentelijke en stedelijke diensten voor cultuur en toerisme, de erfgoedcellen en de afgevaardigde leden van de vrijwilligersorganisaties zoals de geschied- en heemkundige kringen en erfgoedraden die zich vol overgave in onze regio inzetten. In aanwezigheid van gedeputeerde Van Baelen onthullen we die dag de nieuwe naam en wijze van implementatie van het project. Daarnaast zal elke aanwezige een handige gids mee naar huis krijgen om zelf aan de slag te gaan met het talrijke lokale erfgoed in hun stad/gemeente. Verder zal de website gelanceerd worden en zullen de genodigden wegwijs gemaakt worden in de mogelijke subsidiekanalen. In de volgende nieuwsbrief zal u uitgebreid geïnformeerd worden over het verloop van deze dag.

Curator van het gebeuren is fotograaf Danny Veys.

Meer info: www.breekbaarverleden.be

Oproep erfgoedsector De Provinciale Hogeschool Limburg ontwikkelde in samenwerking met de Universiteit Hasselt, de Katholieke Hogeschool Limburg en Groep T Internationale Hogeschool Leuven een tweejarig project Game HUB. Het project wil de inzetbaarheid van het “spel” binnen drie verschillende sectoren in de samenleving onderzoeken: de sector erfgoed/musea, de (bio)medische sector en de educatief/pedagogische sector. De organisatie roept daarom organisaties in Vlaanderen op om projectideeën in te dienen die als “serious game” ontwikkeld kunnen worden en vervolgens in de reguliere werking van de organisatie gebruikt kunnen worden. Deze erfgoedorganisaties zijn bij voorkeur bekend met erfgoededucatie en e-erfgoed. De bedoeling van het project Game HUB is dit soort speltoepassingen op de juiste wijze in de publiekswerking van een culturele erfgoedorganisatie in te zetten. Een “serious game” is een spelvorm waar “spelenderwijs leren” (edutainment) het uitgangspunt is. De inhoud en de verhaallijn zijn essentieel: het spel moet informeel leren toelaten en tegelijkertijd aantrekkelijk en uitdagend blijven als spel. In Limburg zijn al een aantal voorbeelden in ontwikkeling. Binnen het onderzoeksinstituut Expertisecentrum Digitale Media (EDM) van de Universiteit Hasselt is in samenwerking met het Gallo-Romeins Museum Tongeren het “Archie” project uitgewerkt, dat uitgegroeid is tot een expertisecentrum en demolab, iDiscover genaamd. Ook heeft het EDM samen met andere onderzoeksgroepen in het IBBT1 Erfgoed 2.0 project een sociaal interactief locatiegebaseerde erfgoedervaring uitgebouwd. Binnen de Provinciale Hogeschool Limburg (PHL) wordt samen met het Vlaams Mijnmuseum Beringen gewerkt aan een educatief game “MaxiMine” dat in het mijnerfgoed kadert. De erfgoedsector knoopt dus aan bij de nieuwe technologische ontwikkelingen, maar soms bestaat nog onduidelijkheid over de kosten versus het rendement, het wetenschappelijk bewijs voor de inzetbaarheid van games, enz. Deze oproep focust daarom op creatieve ideeën voor “games” cultureel erfgoed die bij het permanente verhaal, de missie en/of werking van de erfgoedinstelling aansluiten. Eén van de ingezonden voorstellen kan als minigame uitgewerkt worden. Voorstellen worden ingewacht tegen 15 april bij de Provinciale Hogeschool Limburg.

Meer info: wim.jackmaer@phl.be – www.phl.be/gamehub << Het vernieuwde Gallo-Romeins Museum in Tongeren heeft in samenwerking met EDM een museumspel op PDA ontwikkeld voor jongeren tussen 12 en 14 jaar. Het ontwikkelingstraject legde de klemtoon op de sociale interactie tussen jongeren, onder de noemer “samen spelen en leren”. De stapsgewijze introductie van dit “ARCHIE” museumspel staat vanaf het najaar op het programma. 1 Interdisciplinair Instituut voor Breedbandtechnologie – Universiteit Gent Limburgs Erfgoed | 7


| Dienst Documentatie |

Nieuwe aanwinsten over het cultureel erfgoed De onderstaande werken kunnen geraadpleegd worden in het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed, Universiteitslaan 1 te Hasselt, tel. 011 23 75 83, op werkdagen van 9 tot 12 uur en van 13.30 tot 17 uur. Ze kunnen er tevens gefotokopieerd worden. Annemie VAN DYCK, Kerkelijk textiel in Vlaanderen en Brussel in de 19de en 20ste eeuw, Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur, 2009, 145 blz. (ISBN 9789081363815)

“Klimaatwerk” is bedoeld als naslagwerk voor diegene die voor het museale binnenklimaat verantwoordelijk is. Het biedt hulp bij het nemen van een weloverwogen beslissing over optimale klimaatcondities voor het behoud van ons culturele erfgoed. In dit boek zijn resultaten verwerkt van een onderzoek dat sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw uitgevoerd is en nieuw inzicht opgeleverd heeft over de grootte van het risico op schade als gevolg van een verkeerd binnenklimaat. De hier geïntroduceerde benadering ligt in het verlengde van de in Noord-Amerika gangbare opvattingen zoals gepubliceerd in hoofdstuk 21 van het ASHRAE handboek en past binnen het collectierisico­ management zoals ontwikkeld door R. Waller en S. Michalski. De benadering is nieuw, omdat zij inzicht vraagt in de waarde van de collectie in de zin van betekenis en de wijze waarop deze met het gebouw samenhangt. In vier stappen wordt een verantwoorde omgang met het binnenklimaat die aan het gebouw en collectie recht doet, gepresenteerd. De tekst sluit af met conclusies en aanbevelingen. Als bijlagen zijn toegevoegd een lijst van geraadpleegde literatuur, een verklarende woordenlijst van in de tekst genoemde begrippen, een overzicht van de risico’s die collecties kunnen bedreigen en de wiskundige vergelijkingen die aan de levensduurberekeningen ten grondslag liggen en de wijze waarop de relatieve luchtvochtigheid in de absolute lucht­vochtigheid kan worden omgerekend.

In Vlaanderen is het kerkelijk textiel nauwelijks onderzocht. De oude, vaak rijkelijk geborduurde stukken waarvan velen het belang en de waarde inzien, zijn al langer een voorwerp van onderzoek, maar de 19de en 20ste eeuw zijn achtergebleven, terwijl er nu net uit die periode bijzonder veel bewaard is. Met steun van de Vlaamse overheid nam het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) in 2006 het initiatief om te onderzoeken op welke manier het verdere behoud en beheer van dit massale en tegelijk kwetsbare en kostbare erfgoed kan worden verzekerd. In dit kader werd ook een onderzoek uitgevoerd naar de productie van het religieus textiel in Vlaanderen en Brussel in de 19de en 20ste eeuw. Het resultaat van dit onderzoek wordt in dit boek voorgesteld. Deze publicatie heeft geenszins de ambitie van een academisch wetenschappelijk referentiewerk, maar wil de aanzet geven tot verder onderzoek. Dit boek wil evenzeer de beheerders van kerkelijk erfgoed ertoe aanzetten dit kostbare, historische erfgoed meer naar waarde te schatten en er de overeenkomstige zorg aan te besteden. Achteraan dit boek zijn lijsten met namen van ateliers en borduurders opgenomen. Deze kunnen in de toekomst verder aangevuld worden met gegevens uit o.m. kerken en kloosters. Het boek wordt afgesloten met een lexicon over objecten en materialen én een interessante bibliografie.

provincie Limburg Universiteitslaan 1 B-3500 HASSELT limburg.be

Frank BECUWE, In de ban van Ceres. Klein- en grootmaalderijen in Vlaanderen (ca. 1850 – ca. 1950), Relicta Monografieën 3, Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed, 2009, 293 blz. (ISBN 9789075230284) Met deze studie vult het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed een hiaat in het wetenschappelijk onderzoek van industrieel erfgoed van het maalbedrijf in Vlaanderen. Vanuit een industrieelarcheologische benadering en gesitueerd binnen een sociaalhistorische context onderzoekt de auteur de geleidelijke omschakeling van wind- en waterkracht naar mechanische kracht tussen 1850 en 1950. Daarnaast brengt hij ook de industrialisering in beeld die zich vooral vanaf 1880 in eerste instantie via industriële bloemmolens manifesteerde en later geleidelijk ook de ambachtelijke maalderijen of kleinmaalderijen zou binnensluipen. Door hierbij ook aandacht te besteden aan de vele toeleveringsbedrijven, in het bijzonder de bouwers van motoren en maalderijmachines, plaatst hij dit sectorale onderzoek binnen een bredere economische werkelijkheid. Deze studie heeft de ambitie om de basis te leggen voor een sectorale erfgoedbescherming die een totaal en representatief beeld geeft van de industriële ontwikkeling van het maalbedrijf in Vlaanderen. Daarom worden in het nawoord een aantal aanbevelingen geformuleerd. Deze moeten de erfgoedbeheerders helpen verantwoorde keuzes te maken bij het formuleren van behoudsmaatregelen en bij het invullen van het hierdoor ontstane beheerskader.

v.u. Jean Pierre Dewael, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt

Bart ANKERSMIT, Klimaatwerk, richtlijnen voor het museale binnenklimaat, Amsterdam University Press, 2009, 160 blz. (ISBN 978 90 8555 025 9)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.