2012/3 Limburgs Erfgoed

Page 1

BelgiĂŤ-Belgique P.B. - P.P. 3500 Hasselt 1 BC 2630

Limburgs Erfgoed afgiftekantoor 3500 hasselt 1 juli/augustus/september 2012 jaargang 17 nummer 3 3-maandelijks tijdschrift

Copyright: Onroerend Erfgoed, foto: Kris Vandevorst

erkenningsnummer p 509 339

lbeek (Wellen)

U -Rochuskerk in Voormalige Sint


Woord Vooraf door Gilbert Van Baelen gedeputeerde van Cultuur Als Limburgers zijn we er fier op dat de restauratie en de herbestemming van de voormalige Sint-Rochuskerk in Ulbeek (Wellen) uitgeroepen werd tot winnaar van de Vlaamse Monumentenprijs 2012. Volgens minister Bourgeois was de vernieuwende herbestemming doorslaggevend voor de keuze van de Sint-Rochuskerk tot winnaar. Eén van de vier andere laureaten van de Monumentenprijs 2012 kwam eveneens uit onze provincie, nl. de brouwerij en alcoholstokerij in Wilderen (Sint-Truiden). Een dikke proficiat aan beide eigenaars en iedereen die bijgedragen heeft tot een geslaagde restauratie en herbestemming van deze monumenten! Als academisch luik van Manifesta 9, de enige reizende Europese biënnnale voor hedendaagse kunst, die dit jaar in onze provincie neerstreek, werd op 13 en 14 september 2012 in C-mine een internationaal symposium georganiseerd over de toekomst van het mijnerfgoed in de Limburgse mijnstreek met als titel “De toekomst in de steigers”. De organisatoren van Manifesta 9 werkten hiervoor nauw samen met de Erfgoedcel Mijn-Erfgoed, het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed en de Cel Mijnerfgoed. Doel van dit symposium was de situatie van het mijnerfgoed in Limburg te vergelijken met inspirerende voorbeelden en ervaringen uit de ons omringende gebieden. In deze nieuwsbrief vindt u een uitvoerig verslag. Aansluitend bij dit erfgoedsymposium werd een nieuwe publicatie voorgesteld “Mijnerfgoed in Limburg. Ondergronds verleden, bovengrondse toekomst. Van Beringen tot Eisden.”, uitgegeven door Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen in samenwerking met de provinciale erfgoeddiensten, Het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed en de Cel Mijnerfgoed. De lezers van de nieuwsbrief “Limburgs Erfgoed” kunnen het boek aankopen voor slechts 30,00 euro (inclusief verzendingskosten) i.p.v. 34,50 euro.

| Cultureel Erfgoed |

Contactforum Geologisch erfgoed, Geoconservatie en Geotoerisme 15 november 2012 Ondanks het feit dat hiertoe in het verleden reeds verschillende ini­ tiatieven ondernomen werden, is een daadwerkelijke bescherming van het geologisch patrimonium in België zeer beperkt. Er bestaat geen degelijke inventaris van de waardevolle geologische sites die ons land bezit. Zich bewust van de toestand waarin ons uniek geologisch erfgoed zich bevindt, richt het Nationaal Comité van Geologische Wetenschappen (NCGW) in samenwerking met de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten een contactforum in rond de thema’s geologisch erfgoed, geoconservatie en geotoerisme. Het volledige programma van dit contactforum vindt u op www.ncgw-cnsg. ugent.be. Dit forum vindt plaats op donderdag 15 november 2012 in het Albert II auditorium van het Paleis der Academiën in Brussel. De deelname is gratis, maar om te kunnen deelnemen moet u zich registreren op bovenstaande website. Dit forum wil een nieuw initiatief zijn naar het beleid toe, om in deze situatie effectief verandering te brengen. Het NCGW hoopt hiermee, na afloop, de politieke beleidsvormers en de verantwoordelijken op het vlak van cultuur, natuurlijk erfgoed en toerisme te kunnen verenigen.

De Erfgoedcel Hasselt wil met het project “Verhalen achter gevels” de nadruk leggen op het leven in een huis, de bewoners van het huis, de functie van het gebouw … kortom de verhalen die over een bepaald pand te vertellen zijn. Daarnaast kan u kennismaken met het internationaal postonderzoek, uitgevoerd door de Geschieden Heemkundige Kring De Goede Stede Hamont uit Hamont-Achel. Groeve van Maastrichtersteen op de grens van Riemst en Eben-Emael

COLOFON De deputatie van de provincie Limburg Herman Reynders, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Walter Creemers, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Jean-Paul Peuskens en Mieke Ramaekers, gedeputeerden en Renata Camps, provinciegriffier Redactie: Limburgs Erfgoed. Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed Provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt tel. 011 23 75 75, fax 011 23 75 85, e-mail: pcce@limburg.be Tekst: Sandro Claes, Tine Hermans, Jef Mailliet, Ward Segers, Betty Simon en Luk Van de Sijpe Fotografie: Roland Dreesen, Saskia Vanderstichele en Bert Van Doorslaer; Erfgoedcel Hasselt, Geschied- en Heemkundige Kring De Goede Stede Hamont (Hamont-Achel) en Onroerend Erfgoed - Kris Vandevorst Lay-out & Drukwerk: Designpartner/Drukkerij Paesen, Opglabbeek Verantwoordelijke uitgever: Sandro Claes, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt Website: www.pcce.be

Kikbeekgroeve Opgrimbie


| Cultureel Erfgoed |

Winnaar van de Vlaamse Monumentenprijs 2012: de voormalige Sint-Rochuskerk in Ulbeek (Wellen) Met veel aandacht wordt jaarlijks naar de uitreiking van de Vlaamse Monumentenprijs gekeken. De restauratie en de herbestemming van de voormalige Sint-Rochuskerk in Ulbeek (Wellen) werd door Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Geert Bourgeois uitgeroepen tot winnaar van de Vlaamse Monumentenprijs 2012. De minister kent de monumentenprijs elk jaar toe aan een privé- of overheidsinitiatief met bijzonder belang of belangrijke verdiensten op het vlak van monumentenzorg, landschapszorg of archeologie. Met de Vlaamse Monumentenprijs wil de minister de zorg voor onroerend erfgoed in de kijker zetten. “De vernieuwende herbestemming was doorslaggevend voor de keuze van de Sint-Rochuskerk tot winnaar” aldus de minister. “De herbestemming als begraafplaats, columbarium en stille ruimte met veel respect voor de kerkruïne en archeologische resten, maakt van deze site een echte herdenkings- en bezinningsplaats. Bovendien is de herbestemming van zulke sites brandend actueel in het kader van de herbestemming van kerken en de eigentijdse rol van religieus erfgoed in de begraafproblematiek. Ulbeek is een inspirerend voorbeeld binnen deze discussies, zo is ook te lezen in het juryverslag van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.” In 1938 werd de oude Sint-Rochuskerk in Ulbeek ontwijd en buiten gebruik gesteld. Na gebruik als parochiezaal, toneelzaal, fabriekshal en opslagplaats voor een Ulbeeks meubelbedrijf wilde men de kerk afbreken om het kerkhof te kunnen vergroten. Tijdens archeologisch onderzoek in 1998 ontdekte men naast heel wat skeletten ook de resten van een romaans en gotisch kerkje in het 17deeeuwse koor van de later uitgebreide kerk. Deze vondst en het feit dat het dorpsplein een gesloten geheel moest blijven, gaven de aanzet voor de restauratie. Na de nodige onderzoeken en studies rijpte er een plan om van deze kerk de eerste overdekte begraafplaats van België te maken. Zo is in de westgevel onder het doksaal een columbarium voor eenentwintig urnen voorzien. Binnenin is er plaats voor twintig grafkelders, waar in het totaal veertig personen kunnen worden begraven. De rondboogvensters werden tot op de grond vergroot, waardoor het gebouw aan de zijkanten open is. Zo vormt het een geheel met het omliggende kerkhof. De eiken dakstoel van het middenschip werd gerestaureerd en is nu zichtbaar. Het oude doksaal, met houten balustrade, is in zijn oorspronkelijke staat hersteld. De archeologische sporen van de oudere

Het koor met de beeldengroep een “Treurende familie” en het glasraam van de H. Theresia van Lisieux kerkfasen in het koor werden geconsolideerd en van een glazen overkapping voorzien. In het koor werd een levensgroot beeld van de Wellense kunstenaar Herman Moermans geplaatst. Het stelt een “Treurende familie” voor. Dit beeld werd gesneden uit de stam van een ten onrechte gevelde eeuwenoude eik in Ulbeek. Het onlangs gerestaureerde glasraam van de Heilige Theresia van Lisieux, dat door notaris Tony Gruyters in de jaren ’20 van vorige eeuw geschonken werd, is het enige glasraam dat zich voor de restauratie in de kerk bevond. In het spitsboograam in de voorgevel zie je een houten beeld van de Heilige Isidorus, waarschijnlijk de eerste patroonheilige van Ulbeek. Pas in de loop van de 16de eeuw wordt de kerk toegewijd aan SintRochus, één van de pestheiligen. Voor de Vlaamse Monumentenprijs 2012 waren er éénendertig geldige kandidaten. De Vlaamse Regering koos, op advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, daaruit vijf laureaten. Deze ontvangen elk 2 500,00 euro. De voormalige Sint-Rochuskerk in Ulbeek (Wellen) krijgt daar als winnaar nog eens 12 500,00 euro bovenop. Eén van de vier andere laureaten komt eveneens uit Limburg: de brouwerij en alcoholstokerij in Wilderen (Sint-Truiden). De overige drie laureaten zijn: het Centraal Station in Antwerpen, het lemen huisje Mostinckx in Sint-Martens-Bodegem (Dilbeek) en het Calvariekruis van de Sint-Niklaaskerk in Veurne. Limburgs Erfgoed | 3


| Cultureel Erfgoed |

Verhalen achter gevels Bij huizenonderzoek denken velen meteen aan de architect, het bouwjaar, de stijl, de gevelbeschrijving of het kadastraal nummer. Bouwhistorisch onderzoek kan uiteraard niet zonder deze informatie. De Erfgoedcel Hasselt wil met het project “Verhalen achter gevels” ook de nadruk leggen op het leven in een huis, de bewoners van het huis, de functie van het gebouw … kortom de verhalen die over een bepaald pand te vertellen zijn. Het zijn deze gegevens die een gebouw een ziel geven. Huizenonderzoek gaat volgens de erfgoedcel dus verder dan de gegevens die wij bijvoorbeeld in een standaardwerk als “Bouwen door de eeuwen heen” vinden. Door het eerder beperkte aanbod aan beschermde monumenten en stadsgezichten in Hasselt spelen de overige gebouwen en stadsgezichten een cruciale rol in het bepalen van het karakter, de ziel, de identiteit van de stad. Vele “niet-beschermde” panden en stadsgezichten zijn inmiddels al verdwenen en andere, bijvoorbeeld de talrijke huizen aan de kleine ring of langs de invalswegen, staan steeds weer onder druk van nieuwbouwprojecten. Om het behoud van de eigenheid, de identiteit van Hasselt voor de toekomst te verzekeren, werken de Erfgoedcel Hasselt en de dienst Ruimtelijke Ordening samen aan een doordachte en gefundeerde inventaris van het Hasselts onroerend erfgoed. Zowel de gebouwen, pleinen, sites als gezichten die, naast de wettelijk beschermde, op één of andere manier van de eigenheid van de stad deel uitmaken of mee bepalen, zijn belangrijk. Criteria hierbij zijn zowel de architecturale kwaliteit als het verhaal achter het gebouw. Om dit doel te bereiken doet men ook beroep op de expertise van Monumentenwacht Limburg vzw, het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE) en het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed (PCCE) . “Verhalen achter gevels” is een project van lange adem. Tot nu toe werden een aantal straten in de binnenstad, de Groene Boulevard, de Koningin Astridlaan en de Kuringersteenweg aangepakt. De informatie van deze straten kan je bekijken op www.hasel.be, het Hasselts Erfgoed Lexicon van de stad Hasselt. Om de inventarisatie zo volledig mogelijk te krijgen, wil de Erfgoedcel Hasselt de eigenaars, bewoners en bezoekers van de gebouwen bij het project betrekken. Zij kennen immers heel wat verhalen bij het pand dat ze beheren, bewonen of bezochten. Vaak bezitten ze ook uniek fotomateriaal uit vervlogen tijden. Via een invulformulier op de web4 | Limburgs Erfgoed

site www.hasel.be kan iedereen gegevens over een pand ingeven. Alle informatie is ook welkom bij de Erfgoedcel Hasselt, Rederijkersstraat 42 in Hasselt; gsm 0471 02 20 03 of via e-mail: erfgoedcel@hasselt.be. Hierboven ziet u de vroegere fiets- en scooterwinkel Royal Nord (Guffenslaan 96), ontworpen in 1931 door de bekende architect Léon Stynen. Tussen 1932 en 1984 deed het pand dienst als elektrowinkel MEGA. In de periode 1984-2011 runden de gebroeders Freddy en Marc Hufkens er een fietsen- en scooterwinkel. In de 20ste eeuw had de familie Hufkens een eigen (brom)fietsenfabriek op de Luikersteenweg, op de plaats waar nu een Delhaize supermarkt ligt.

Infomoment depotbeleid 25 en 26 januari 2013 In 2008 gaf de Vlaamse overheid aan de provincies een opdracht een regionaal depotbeleid uit te bouwen. In samenspraak met de lokale en regionale erfgoedactoren en met het oog op het grotere geheel ontwikkelen en coördineren de provincies een plan om het erfgoed beter te beheren en bewaren. De meeste Limburgse erfgoedactoren zijn ondertussen op de hoogte van de opdracht van de provincie Limburg en kijken vol verwachting uit naar een oplossing voor hun problemen. Het gezamenlijke gebrek aan opslagruimte wordt steeds groter, omdat de hoeveelheid erfgoed ook elke dag aangroeit. Bovendien zijn er hier en daar collecties waarvan het voortbestaan onzeker is, om nog maar te zwijgen van het doemdenken rond kerkinboedels. Toch zijn er ook veel positieve signalen die we voor ogen moeten houden en zijn er initiatieven die we kunnen nemen om de toekomst van onze collecties veilig te stellen. Het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed organiseert binnenkort twee infomomenten om haar visie en aanbod hierover te verduidelijken, één op een weekdag en één in het weekend, zodat u kan kiezen wanneer het u het beste past. Alle Limburgse erfgoedactoren zullen nog een uitnodiging ontvangen, zodra het programma gekend is. U kan alvast de datum en de plaats in uw agenda noteren: 25 en 26 januari 2013 in het Poortgebouw van de Abdij van Herkenrode in Kuringen (Hasselt). Ondertussen kan u met uw vragen en opmerkingen over het beheer en de bewaring van erfgoed steeds terecht bij Tine Hermans, tel. 011 23 75 84 of e-mail: thermans@limburg.be.


| Cultureel Erfgoed |

De Goede Stede Hamont voert internationaal postonderzoek Over de Hamontse postgeschiedenis was tot nu toe weinig gekend. In 1987 gaf de toen nog jonge Geschied- en Heemkundige Kring De Goede Stede Hamont uit Hamont-Achel de brochure “De Posthoorn te Hamont, van afspanning tot kaarsenfabriek” uit. Ondanks de ondersteunende bijdragen van twee architecten met positief advies verdween De Posthoorn in 1990 jammerlijk uit het straatbeeld en liet ze de cultuurraad en de heemkring met heel veel vragen zitten. De Posthoorn was in de 17de eeuw al de plaats waar de Hollandse post aan de Luikse post overgedragen werd. Duizenden gezegelde brieven zouden er aangekomen en voorzien zijn van een stempel om van daaruit doorgevoerd te worden naar Luik en verder hinterland met plaatsen als Aken en Parijs. Deze trafiek gebeurde ook in omgekeerde orde naar de Hollandse grootsteden als Amsterdam en Den Haag. Het vervoer van de brieven gebeurde in de beginperiode waarschijnlijk per voetbode, maar al snel per postiljon. Hamont was meer dan honderd jaar lang vertrek- en eindstation voor die Hollandse brievenpost en heel die tijd was De Posthoorn het verwisselkantoor. Momenteel wordt er verder onderzoek gedaan in de Maastrichtse en Luikse archieven. Andere heemkringen op het traject tussen Hamont, Maaseik en Maastricht zullen eveneens bij dit verder onderzoek betrokken worden. Er werden ook succesvol contacten gelegd met Nederlandse partners die hopelijk met steun van hun overheden straks mee in ons project kunnen instappen en een internationale invulling eraan kunnen geven, zoals het in de 17de en 18de eeuw ten volle was. Wij verwelkomen in het bijzonder onze gelijkgezinde verenigingen en werkgroepen uit Cranendonck, Valkenswaard, Heeze-Leende en Waalre. Ook in het Achelse Beverbeek kwam al rond 1700 de postkoets aan. Het was een afspanning en herberg én eerste rustplaats in het land van Grevenbroek. Volgens het huidig onderzoek was deze postkoetsrit gericht op het vervoer van mensen en goederen, vooral tussen ’s Hertogenbosch en Maastricht. Deze rit liep ook verder door naar Utrecht en kende verbindingen naar andere steden in Nederland. Heemkundigen leggen dan onmiddellijk de link met de teuten en valkeniers die van dit vervoermiddel zeker gebruik gemaakt zullen hebben. Achel werd doorkruist door een tweede postbaan die op het traject Roermond-Antwerpen lag. Volgens oude postkaarten liep deze rit door het dorp van Achel. Dit was een door Thurn & Taxis georganiseerde lijn. Het project van de Geschied- en Heemkundige Kring De Goede Stede

“Brief via Hamont”: brieven werden vroeger zonder enveloppe verstuurd, maar samengevouwen. Men schreef op de voorzijde het adres en het kantoor waar de brief besteld moest worden. Op deze brief uit de tweede helft van de 18de eeuw staat Hamont als kantoor vermeld. Hamont uit Hamont-Achel, onder de titel “Herwaardering van de posttrafiek van en naar Grevenbroek in de 17de en 18de eeuw” werd door de provincie Limburg goedgekeurd en van subsidie voorzien. Gezien de toeristische perspectieven volgde de stad Hamont-Achel dit voorbeeld en ze gaf eveneens de goedkeuring voor een subsidiëring. Het project loopt over twee jaren. Eerst werd in 2012 de brievenpost in deelgemeente Hamont belicht met een start- Oude postroutekaart, ca. 1750 en persmoment tijdens het weekeinde van 1 en 2 september. Volgend jaar, in 2013, komt Achel aan de beurt met focus op de postkoetsroute en diligencerit. Deze volgorde maakt het mogelijk om, bij welslagen van het Nederlandse zusterproject, het totaalbeeld van de plaatselijke posterijen te presenteren.

Meer info Alle informatie over het totaalproject vindt u op de website www.hamontachel.com Limburgs Erfgoed | 5


| symposium |

De toekomst in de steigers Manifesta 9 Manifesta, de internationale biënnale voor hedendaagse kunst, werd dit jaar in Genk georganiseerd. De organisatoren van Manifesta proberen altijd een verband te leggen tussen de hedendaagse kunst en de locatie waar de biënnale gehouden wordt. Dit jaar was die band heel wat sterker dan gewoonlijk. Er werd gepoogd een sterke brug te bouwen met het mijnerfgoed uit de streek. De continuïteit verledentoekomst was het centrale thema in de hoofdactiviteit van Manifesta 9, de tentoonstelling onder de titel “The Deep of the Modern”, in het mijngebouw van Waterschei (Genk). Als een soort academisch luik van Manifesta 9 werd op 13 en 14 september 2012 een internationaal symposium georganiseerd over de toekomst van het mijnerfgoed in de Limburgse mijnstreek, met als titel “De toekomst in de steigers”. De organisatoren van Manifesta 9 werkten hiervoor nauw samen met de erfgoedcel Mijn-Erfgoed, het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed en de Cel Mijnerfgoed. Bedoeling van het symposium was de situatie van het mijnerfgoed in Limburg te vergelijken met inspirerende voorbeelden en ervaringen uit de ons omringende gebieden. De verzamelde ideeën worden dan mee verwerkt in een “Manifest voor de Mijnstreek”, een visietekst die aanduidt wat de functie van het mijnverleden en het erfgoed kan of moet zijn in de toekomst in de mijnstreek. Dit manifest werd reeds voorbereid in twee workshops, op 8 mei en 12 juni 2012, geleid door Pieter Mols en Ine Metalidis, met deelnemers uit de relevante belangengroepen. Aan de sprekers van het symposium werd gevraagd hun presentatie met het voorlopige manifest in verband te brengen. Daarnaast konden de deelnemers voortdurend bijkomende ideeën noteren. Een definitieve versie was dus aan het einde van het symposium nog niet beschikbaar. Daaraan wordt nu gewerkt.

De bijdragen van het symposium De krachtlijnen van het manifest werden door Pieter Mols bij het begin van het symposium geschetst. Centraal staat de erkenning dat de mijnstreek niet alleen een economische reconversie nodig heeft, maar ook dat die gepaard moet gaan met een sociale en culturele reconversie. Het mijnerfgoed en het behoud ervan spelen in deze reconversies een belangrijke rol. Naast de materiële getuigenis van de overblijfselen van de mijnactiviteiten werden in de verscheidene nieuwe versies van het manifest enkele kenmerken van de streek naar voor geschoven die de toekomst moeten dragen: diversiteit, internationalisering, dynamiek en verandering. Erfgoed levert een centrale bijdrage aan het 6 | Limburgs Erfgoed

kapitaliseren van de kernwaarden van de streek, zowel de materiële relicten van het mijnverleden als de immateriële verwezenlijkingen die nog voortleven. Multiculturalisme moet een troef zijn in plaats van een barrière.

Manifesta 9 in het oude mijngebouw van Waterschei (Genk) Keith Falconer (English Heritage, Groot-Brittannië) heeft in GrootBrittannië een lange carrière steeds in verband met industrieel erfgoed achter de rug. Groot-Brittannië is de bakermat van de industriële revolutie. De bekommernis om het belang en de bewaring van het industrieel erfgoed is ook daar begonnen (als “industriële archeologie”). Steenkool was fundamenteel in de industriële ontwikkeling van Engeland. De Britse ervaring is dan ook zeer relevant voor de Limburgse mijnstreek. De industriële erfgoedzorg werd aanvankelijk gekenmerkt als een sterke bottom-up beweging: vooral vrijwilligers waren bekommerd om het geheugen van de industriële cultuur. De inspanningen concentreerden zich meestal op het bewaren van individuele fysieke objecten, gebouwen of machines uit het stoommachinetijdperk, als getuigenis van de vroege technische ontwikkelingen. Nu beseft men dat dit toch niet voldoende is om de erfenis van dat grote industriële verleden te begrijpen en aan te tonen. Er zijn heel wat lacunes, bv. 20ste-eeuwse mijninstallaties, die nu vrijwel niet meer ingevuld kunnen worden. Gelukkig is in Limburg nog een veel breder bereik van erfgoedelementen beschikbaar, naast de individuele materiële relicten. Falconer pleit er dan ook uitdrukkelijk voor dat die brede waaier aan erfgoed zoveel mogelijk gerespecteerd wordt om de toekomst ervan zo nuttig mogelijk te maken.


Een gelijkaardige ervaring werd gedeeld door Cathérine Bertram (Mission Bassin Minier Nord – Pas de Calais, Frankrijk) die vertelde hoe de Noord-Franse mijnstreek Nord – Pas de Calais erin geslaagd is erkenning te verwerven als werelderfgoed in het kader van de Unesco Werelderfgoedconventie. Die erkenning is er pas dit jaar gekomen na een lang proces. De oorspronkelijke streefdatum was 2005. Het gebied is erkend in de categorie “cultuurlandschappen in evolutie” en heeft kenmerken die gemeenschappelijk zijn aan de meeste West-Europese mijnstreken, waar de mijnen ondertussen (bijna) allemaal gesloten werden. Belangrijk onderdeel in de erkenning is het bestaan van een goed beheersplan, met bijhorende engagementen, waarmee wordt aangetoond hoe het erfgoed ingebed is en gedragen wordt in de huidige maatschappij en hoe het daarin verder kan ontwikkelen. Het is dus niet voldoende aan te tonen dat er belangrijk en representatief erfgoed in de streek is, maar ook dat er voldoende nagedacht is over de toekomst ervan. Dit is ook de reden waarom het niet mogelijk was de erkenning uit te breiden naar aanpalende streken zoals Wallonië, Limburg of de Ruhr. De materiële getuigenissen zijn misschien wel gelijkaardig, maar veel andere aspecten zijn totaal niet vergelijkbaar. Bovendien zijn de huidige structuur en manier van beheren van deze gebieden heel anders, wat het vrijwel onmogelijk maakt om een gezamenlijk beheersplan te maken. Bettina Steindl (RUHR.2010, Duitsland) illustreerde de marketing en communicatie rond RUHR.2010, het Ruhrgebied of eerder de Ruhrmetropool als culturele hoofdstad van Europa. Uit de discussie na de presentatie bleek dat dit soort grote projecten en de beschikbaarheid van middelen wel door gevestigde instellingen gebruikt kunnen worden, maar dat de kleinere verenigingen of vrijwilligerswerking er meestal niet mee aan de slag kunnen. Bestaande lokale participatie riskeert daardoor weggedrukt te worden. Jorijn Neyrinck (Tapis Plein, expertisecentrum) verklaarde het begrip immaterieel cultureel erfgoed (ICE) en lichtte de mogelijkheden toe die er binnen de huidige infrastructuur zijn om dit soort erfgoed te vrijwaren (of “borgen” zoals het in deze context genoemd wordt). Gedeputeerde Mieke Ramaekers getuigde namens de deputatie van het belang van de mijnen in de geschiedenis en de eigenheid van de provincie, zowel vanuit socio-economisch perspectief als voor de ruimtelijke ontwikkeling. Deze eigenheid moet gekoesterd worden. Daarom bestaat er sinds 2008 een masterplan voor de mijnstreek en wordt vooropgesteld een provinciaal mijnmuseum uit te bouwen tegen 2018. Stijn Bijnens (LRM) toonde de plannen en de vooruitgang die vanuit economisch standpunt voor de reconversie van de Limburgse mijnsites gemaakt is. LRM werd na de mijnsluitingen in 1994 opgericht om de reconversie van de economie van de mijnstreek te begeleiden. In 2008 heeft de activiteit van de LRM een nieuwe impuls gekregen, mede door een scheiding tussen de investeringsmaatschappij LRM en een subsidi-

ëringprogramma LSM dat de winsten van de LRM aan andere dan strikt economische projecten kan besteden. De herbestemming van de zeven voormalige mijnsites is bijna volledig uitgewerkt, met specifieke thema’s per site en wordt binnen enkele jaren afgerond. Bijnens benadrukte dat een gezonde economie fundamenteel is om de middelen te genereren die nodig zijn om de culturele, sociale en educatieve luiken van reconversie mogelijk te maken, inclusief het behoud van erfgoed. Franc Rottiers (Universiteit Gent) gaf een kritische kijk op hoe omgaan met erfgoed, kunst en cultuur. Hij vreest dat erfgoed te veel geobjectiveerd wordt, bv. door middel van criteria die nodig zijn om een kwaliteitslabel te verkrijgen. De passie, waarop erfgoedwerking vooral steunt, als drijfveer voor de essentiële lokale en vrijwilligerswerking dreigt daardoor ontmoedigd te worden en erfgoed zal naar de achtergrond gedrukt worden, als iets bijkomstigs in de maatschappij. Er is nog te weinig onderzoek naar het belang van verhalen of immateriële praktijken. In erfgoedwerking ligt de focus vaak op participatie, maar dat is sterk tijdgebonden, wisselend en niet duurzaam. Ook Nico Nelissen (Radboud Universiteit Nijmegen) stelde de duurzaamheid van de huidige erfgoedwerking in vraag, bv. hoe duurzaam zijn de herbestemmingen die tegenwoordig een soort hype zijn geworden? Het “mijnverleden” bestaat eigenlijk niet. Het enige wat er bestaat, zijn duizenden verhalen over het mijnverleden en de vertellers die in de mijnstreek wonen. Zij kleuren het heden en zijn in principe een basis voor de toekomst, maar het zijn geïsoleerde verhalen. Er is nood aan een macroverhaal dat dringend geschreven moet worden om die verhalen een duurzame omslag te bezorgen. Dit macroverhaal moet zowel de identiteit van de streek ondersteunen als het imago om die identiteit aan buitenstaanders mee te delen. Volmar Delheij (Groenmetropool, Euregionale 2008) schetste het verloop van het project Grünmetropole, een euregionaal samenwerkingsproject tussen België, Nederland en Duitsland in een gebied dat vooral door het mijnverleden gekenmerkt wordt. De resultaten van dit project tonen aan dat het erg moeilijk is om alle niveaus goed op mekaar af te stemmen. Vaak wordt plaatselijke profilering nog verkozen boven samenwerking. Aan het einde poogde Pieter Mols uit de gebrachte presentaties en de reacties van de deelnemers de conclusies samen te vatten. Er is duidelijk behoefte aan een rode draad, een gezamenlijk verhaal om alle onderdelen te verbinden. Het moet daarbij gaan over drie dingen: mensen, locatie en actualiteit. De aanwezige energie in de vorm van actieve vrijwilligerswerking moet gebruikt worden en daarbij moet meer aandacht besteed worden aan het betrekken van jongeren. Er moeten ruimtelijke en inhoudelijke verbindingen gemaakt worden, zowel binnen de regio als daarbuiten. Om dit verhaal te ontwikkelen en te doen leven zijn evenementen nodig. Alle actoren moeten daarbij een plaats krijgen. Op dit ogenblik ontbreekt er vooral nog een regisseur, een coach of een coördinator. Limburgs Erfgoed | 7


| Publicatie |

Mijnerfgoed in Limburg. Ondergronds verleden, bovengrondse toekomst. Van Beringen tot Eisden Dit rijk geïllustreerd boek biedt een verhelderend inzicht in de unieke Limburgse mijngeschiedenis. Het boek werd op 14 september 2012 tijdens het erfgoedsymposium “De toekomst in de steigers” in C-mine voorgesteld. Gedeputeerde van Cultuur Gilbert Van Baelen: “Het boek onderstreept dat we het rijke erfgoedpatrimonium als een troef moeten uitspelen. Veel Limburgers kennen andere monumentale industriële sites in Europa en hun verhalen soms beter dan deze van hun eigen Limburgse mijnsites”. Beringen, Eisden, Houthalen, Waterschei, Winterslag, Zwartberg en Zolder delen een rijk mijnverleden. In “Mijnerfgoed in Limburg” wordt dat ondergronds verleden gekoppeld aan de bovengrondse toekomst. Deze volledig nieuwe en herwerkte heruitgave van het boek “Koolputterserfgoed. Een bovengrondse toekomst voor een ondergronds verleden” uit 2002 vertelt het grote mijnverhaal en beschrijft de rijke geschiedenis van elke mijnsite. Afsluiten doet het telkens met het huidige verhaal van de herbestemming, want zoveel jaar later is er veel veranderd en kregen verschillende mijnsites al een herbestemming.

king van het “zwarte goud” in het begin van de vorige eeuw. Nadien gaat auteur Bert Van Doorslaer dieper in op het economische verhaal en op de hamvraag of het nu een succesverhaal was. Hij staat ook stil bij de vele tegenslagen en de uiteindelijke internationale kolencrisis. Verder in het boek bekijkt hij de sociale accenten en de Limburgse mijncités in hun historische context. Ook de terrils komen aan bod. Van zwarte afvalbergen naar groene industrienatuur.

Het tweede deel van het boek bespreekt het erfgoed van de zeven verschillende sites, van Beringen over Zolder, langs Houthalen, Winterslag, Zwartberg, Waterschei en Eisden. Fotografe Saskia Vanderstichele trok langs de zeven sites en fotografeerde het mijnerfgoed in een hedendaagse context. Haar boeiende beelden illustreren de herbestemming en bewijzen hoe het mijnerfgoed vandaag wordt beleefd. Het boek is rijkelijk geïllustreerd met niet eerder gepubliceerde archiefbeelden, talloze plannen, kaarten en uitgewerkte kaderstukken.

Praktische info Bert Van Doorslaer en Patrick De Rynck (eindredactie), Mijnerfgoed in Limburg. Ondergronds verleden, bovengrondse toekomst. Van Beringen tot Eisden, een uitgave van Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen vzw i.s.m. de provincie Limburg (Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed en Cel Mijnerfgoed), 2012, 176 blz., 200 illustraties (ISBN 978 90 760 99941), distributie: Davidsfonds of te bestellen via de website www.pcce.be, winkelprijs: € 34,50

Exclusief voor lezers van Limburgs Erfgoed! Vul deze inschrijfstrook in en betaal slechts € 30,00 (incl. verzendingskosten) i.p.v. € 34,50. Stuur deze terug naar het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt; tel. 011 23 75 75. Naam en voornaam (in drukletters): ...................................................................................................................................................................... Adres: ................................................................................................................................................................................................................... Telefoonnummer: .................................................................................................................................................................................................. ❑ Ik kom het boek zelf afhalen bij het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed in Hasselt tijdens de kantooruren en betaal cash € 30,00. ❑ Ik laat het boek opsturen naar mijn thuisadres, nadat ik eerst van het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed een factuur van € 30,00 ontvangen heb en deze via overschrijving betaald heb.

provincie Limburg Universiteitslaan 1 B-3500 HASSELT limburg.be

v.u. Sandro Claes, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt

“Mijnerfgoed in Limburg” start met de verhalen over de kolenbekkens en de ontdek-


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.