2014/1 Limburgs Erfgoed

Page 1

PB- PP B-

BELGIE(N) - BELGIQUE

Limburgs Erfgoed afgiftekantoor 3500 hasselt 1 januari / februari / maart 2014 jaargang 19 nummer 1 3-maandelijks tijdschrift erkenningsnummer p 509 339

te

rk. Het rijke in

nt-Lambertuske

Neeroeteren, Si

n Elsloo.

n de Meester va

van beelden va rieur bevat tal


Woord Vooraf door Igor Philtjens gedeputeerde van Cultuur 2014 is niet enkel het jaar waarin we de Grote Oorlog herdenken. Ook het Albertkanaal, het belangrijkste 20ste-eeuwse “kunstwerk” van onze transportinfrastructuur, viert zijn 75ste verjaardag. Dit kolenafvoerkanaal verbindt de Antwerpse haven met het Luikse industriebekken en de Waalse industriebekkens stroomopwaarts langs Samber en Maas. Het vormt niet alleen de ruggengraat van de Kempense en Midden-Limburgse economische toekomst; het is tevens een stuk cultuurhistorisch landschap dat samen met onze mijnrelicten symbool staat voor de spectaculaire ontwikkelingen in onze provincie tijdens de 20ste eeuw. Een goede gelegenheid om hier al een voorzetje te geven over de historische context van deze kunstmatige waterweg. Wij laten u verder kennismaken met het interdisciplinair onderzoek naar de laatgotische beeldsnijder, de “Meester van Elsloo”. Niet minder dan tweehonderd beelden kunnen aan hem toegeschreven worden. Het onderzoek werd uitgevoerd door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) in Brussel. De provincie Limburg ondersteunde dit onderzoeksproject financieel. De provincie Limburg wil ook participeren aan de tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum in Maastricht die gewijd wordt aan de “Meester van Elsloo”. In 2012 begon de Vlaamse regering met de voorlopige bescherming van 25 Limburgse oorlogsmonumenten op basis van hun historische en artistieke waarde. Na de procedure doorlopen te hebben, werden 24 van de 25 oorlogsgedenktekens definitief beschermd als monument. We stellen ze graag even aan u voor. Op vraag van de provincie Limburg brengt Stijn Meuris een performance over WO I in Limburg. Inhoudelijk laat hij zich inspireren door muzikant en WO I-kenner Jan Swerts. Naast het onderwijs richt deze performance zich ook op socio-culturele organisaties in Limburg. Op 12 maart vond er een try-out plaats in de raadszaal van het provinciehuis. De belangstelling en het enthousiasme van de doelgroep en de pers was groot! Na een eerste ECCE-traject in 2010-2011 met Hasselt en SintTruiden ging in februari van dit jaar een nieuw ECCE-traject van start, waaraan verschillende organisaties uit Maaseik en Tongeren deelnemen. ECCE staat voor Eerste hulp bij Calamiteiten met Cultureel Erfgoed.

COLOFON De deputatie van de provincie Limburg Herman Reynders, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Ludwig Vandenhove, Igor Philtjens, Frank Smeets, Jean-Paul Peuskens en Inge Moors, gedeputeerden en Renata Camps, provinciegriffier Redactie: Limburgs Erfgoed. Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed Provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt tel. 011 23 75 75, fax 011 23 75 85, e-mail: pcce@limburg.be Tekst: Peter Bloemen, Bart Bosmans, Dirk Bouve, Tine Hermans, Anne Milkers en Bert Van Doorslaer Fotografie en tekeningen: Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium Brussel, Robin Reynders, Bert Van Doorslaer, Collectie Willy Ilsbroekx Lay-out & Drukwerk: Designpartner/Drukkerij Paesen, Opglabbeek Verantwoordelijke uitgever: Sandro Claes, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt Website: www.pcce.be

| CULTUREEL ERFGOED |

Een “Meester” ontrafeld Interdisciplinair onderzoek naar laatgotische beeldsnijkunst in het Maasland. In opmerkelijk veel kerken in het Maasland vinden we nog pareltjes van laatgotische beeldsnijkunst. Zo ook van de zgn. “Meester van Elsloo”, actief vanaf het einde van de 15de tot ongeveer het midden van de 16de eeuw. Het begrip “Meester van Elsloo” is een noodnaam die professor Timmers in 1940 aan de anonieme beeldsnijder van een “Sint-Anna te Drieënbeeld” in de Sint-Augustinuskerk in Elsloo (Nederlands Limburg) gaf. Door de vele toeschrijvingen sinds 1940 groeide het oeuvre van deze Meester uit tot meer dan tweehonderd beelden in het totaal (de “Elsloogroep”). Dit complex fenomeen van toeschrijvingen verdiende nader onderzoek.

De experten van het onderzoeksteam, Peter Te Poel, Famke Peters en Arnold Truyen, bestuderen de beelden van Neeroeteren ter plaatse. Initiatiefnemer voor dit onderzoek was Peter Te Poel, toen werkzaam als conservator in het Bonnefantenmuseum Maastricht. Hij had al een onderzoek en een prachtige tentoonstelling over de laatgotische beeldsnijder Jan Van Steffesweert in het Bonnefantenmuseum Maastricht gerealiseerd. Met dit onderzoek wilde hij opnieuw internationale samenwerking, samen met centra in Maastricht, Luik en Bonn, opzetten. Het Belgische luik van dit onderzoeksproject werkte het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel (KIK) uit. De provincie Limburg ondersteunde het onderzoeksproject van het KIK financieel. Het onderzoek werd op een ongeziene schaal uitgevoerd door een team van het KIK, waaronder Famke Peters en Vincent Cattersel, onder leiding van Christina Ceulemans. Het grootste deel van de werkzaamheden kon, dankzij de genereuze medewerking van de kerkfabrieken, ter plaatse worden uitgevoerd. Onder meer in de kerken van Bree, Beek, Gerdingen, Opitter, Ellikom, Meeuwen, Bocholt, Maaseik, Neeroeteren, Geistingen en Heppeneert werden de beelden uiterst grondig onderzocht. Drie geselecteerde beelden werden voor een diepgaander onderzoek naar het Instituut gebracht.


Alle beelden werden ter plaatse in de kerken systematisch gefotografeerd. De houten drager en de polychromie(resten) zijn aan een uitgebreid materiaal-technisch onderzoek onderworpen. Bijzondere aandacht ging naar de aanwezigheid van werkbanksporen, als het ware de “vingerafdruk” van een meester of zijn atelier. Informatie over de ouderdom, de kwaliteit en de herkomst van het hout werd geleverd door het dendrochronologisch onderzoek. Dit is een dateringsmethode voor houten objecten waarbij de vroegst mogelijke kapdatum van de voor het beeld gebruikte boom wordt bepaald op basis van een meting van de jaarringen. Microscopisch onderzoek en laboratoriumanalyses onthulden de samenstelling van de polychromie. De kunsthistorische studie waarvan de stijlanalyse een belangrijk deel uitmaakt, vormt het laatste luik. Tot slot is er in de

Het interdisciplinaire onderzoek van het KIK is uitgebreid gepubliceerd in een recent verschenen boek met gedetailleerde beschrijvingen van het onderzoek, uitmuntend fotomateriaal en interessante resultaten van het materiaal-technisch onderzoek. Een ongemeen boeiende blik achter de schermen van een origineel onderzoek. Het proces van het onderzoek ter plaatse in de kerken en in het KIK is overigens verfilmd in een verhelderende documentaire van een zeventiental minuten. De grote lijnen van het onderzoek worden ook bij de beschrijving van de individuele beelden in Erfgoedplus.be opgenomen. In het voorjaar van 2016 plant het Bonnefantenmuseum in Maastricht een grote overzichtstentoonstelling over de Meester van Elsloo, samengesteld door gastconservator Peter te Poel. In functie daarvan zal het KIK tegen 2016 de Christus van Ellikom geconserveerd hebben. In het totaal zal Maastricht in 2016 een grote verzameling van sculpturen van de Elsloogroep aan het publiek presenteren, samen met een overzicht van het jarenlange onderzoek naar deze groep. Een unieke kans.

De Sint-Harlindis- en Relindiskerk van Ellikom: het vroeg 16de-eeuws Christusbeeld - een uitzonderlijk waardevol beeld binnen de Elsloogroep is hier vervangen door een levensgrote foto, op het ogenblik dat het voor diepgaand onderzoek werd overgebracht naar het KIK in Brussel. plaatselijke archieven gezocht naar een naam of de vermelding van een beeld als onderdeel van de toenmalige kerkinrichting. Uit de studie blijkt dat er meerdere beeldsnijders en/of ateliers aan het werk zijn geweest. De Meester van Elsloo is dan ook veeleer een verzamelnaam voor beeldsnijders die stijlverwante werken produceerden. De materie blijft echter complex en het is moeilijk om duidelijk afgebakende deelgroepen te onderscheiden. Daarom wordt in de toekomst geopteerd voor de naam ‘groep van de Meester van Elsloo’.

Bocholt, Sint-Laurentiuskerk. Maria met kind op de maansikkel. Het beeld wordt toegeschreven aan de groep Meester van Elsloo en dateert ca. 1510-1550.

Het boek A Masterly Hand. Interdisciplinary Research on the Late-Medieval Sculptor(s) Master of Elsloo in an international perspective, Brussel 2013 (ISBN 978-2-930054-19-3) is voor € 60 te koop bij het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Brussel. Het is ook als e-book te verkrijgen op de link http://river. kikirpa.be/elsloo/

Erfgoedplus.be 100 000 erfgoedobjecten Erfgoedplus.be heeft de kaap van 100 000 digitale erfgoedobjecten overschreden. Met de online ontsluiting van het Bezoekerscentrum De Lieteberg (Zutendaal) en een vernieuwde export van het Sportimonium (Hofstade, Zemst) groeide het aantal digitale erfgoedobjecten van 98 000 tot 100 800 fiches. Erfgoedplus.be is de online erfgoeddatabank voor de provincies Limburg en Vlaams-Brabant. Het initiatief groepeert de beschikbare digitale inventarissen van musea, kerkfabrieken, erfgoedcollecties, heem- en geschiedkundige kringen. In 2009 startte Erfgoedplus.be met 37 000 objecten. Vijf jaar later is het aantal doorzoekbare gegevens meer dan verdubbeld.

Limburgs Erfgoed | 3


| CULTUREEL ERFGOED |

De nieuwe leggerbrug van Vroenhoven (2011) van studiebureau NEY + partners i.s.m. kunstenaar Jozef Legrand was noodzakelijk geworden om het kanaal te kunnen verbreden voor het huidige 10 000 ton gabariet voor duwvaartkonvooien. Over het bezoekerscomplex (rechts) dat uitgebouwd werd onder de verdedigingsbunker gaan we in een volgende nieuwsbrief dieper in.

75 jaar kolenafvoerkanaal door Limburg (1939-2014) Dit jaar herdenken we niet alleen de Grote Oorlog, maar ook het belangrijkste 20ste-eeuwse “kunstwerk” van onze transportinfrastructuur verjaart. Het Albertkanaal - het kolenafvoerkanaal werd bij de opening in 1939 postuum genoemd naar koning Albert I (+1934) - verbindt de Antwerpse haven met het Luikse industriebekken en de Waalse industriebekkens stroomopwaarts langs Samber en Maas. Het vormt niet alleen de ruggengraat van de Kempense en Midden-Limburgse economische toekomst; het is tevens een stuk cultuurhistorisch landschap dat samen met onze mijnrelicten voor de spectaculaire 20steeeuwse ontwikkelingen in onze provincie symbool staat. De Dienst van de Scheepvaart zet in met een symposium op 31 maart 2014 en de publicatie van een boek over “75 jaar Albertkanaal”. Van april tot juni wordt er een varende tentoonstelling georganiseerd. Tijdens het erfgoedweekend van 26 en 27 april worden er kanaalfeesten gevierd in een samenwerkingsverband tussen de Dienst van de Scheepvaart, de gemeenten Bilzen, Riemst en Lanaken én de educatieve werkgroep binnenvaart “Nautica”. Een goede gelegenheid om ook hier al een voorzetje te geven over de historische context van deze kunstmatige waterweg. We beseffen allemaal wel dat (bevaarbare) rivieren sinds oudsher een belangrijke rol speelden in de ontwikkeling van onze steden sinds de middeleeuwen. Minder bekend is dat tot de komst van de spoorwegen het vervoer over land beperkt bleef tot karren met een laadvermogen van enkele tonnen getrokken door paarden. Tot dan bleven schepen de enige manier om zware en volumineuze goederen te vervoeren. Dit is ook de reden waarom zelfs de kleine riviertjes bevaarbaar gemaakt werden en men al heel vroeg aan de aanleg van kanaaltjes dacht. De eersten die in onze contreien een verkeersnet nodig hadden, waren de Romeinen om de bevoorrading van hun troepen en de verbinding met Rome te organiseren. Zij legden niet alleen de eerste wegen en bruggen (met Maastricht als knooppunt) aan, maar dachten ook al aan een Schelde-Maas-Rijnkanaal! Het zou echter nog 1 600 jaar duren voor een tweede plan in die zin concreet vorm kreeg als het zgn. “Fossa Eugeniana-project”. De Spanjaarden die begin 17de eeuw onze katholieke contreien bezetten, droomden van een Schelde-MaasRijnkanaal om de winstgevende Maas-Rijnhandel af te snoepen van de protestantse Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dit 4 | Limburgs Erfgoed

Eind de jaren 1960, na 20 jaar gebruik, overtrof het verkeer driemaal het geschatte jaarverkeer van 10 miljoen ton. De originele zuidelijke oever ter hoogte van Gellik (Lanaken) toont de ravage van dit te drukke en gemotoriseerde watervervoer (i.p.v. de verwachte sleepvaart). Verbreding en oever­ versteviging werden een dringende noodzaak. kanaal werd gepland door de toenmalige Spaanse regentes (dochter van Filip II) Isabella Clara Eugenia en de aanleg ervan startte in 1626. Het was een vijftig kilometer lang kanaal tussen Venlo (Maas) en Rheinberg (Rijn) waar langs de zuidelijke oevers vierentwintig schansen opgetrokken werden waardoor het tevens als verdedigings­ linie tegen het protestantse noorden diende. In de jaren 1990 werd de “Fossa Eugenia” een grensoverschrijdende wandel- en fietsroute. Een later aangezet verbindingskanaalproject was Napoleons droom “Le Grand Canal du Nord” waarmee hij met een Rijn-Maas-Scheldeverbinding van de Antwerpse haven een krachtig wapen wou maken tegen de Britse overheersing te water. Het Zwarte Woud moest het nodige hout leveren voor de uitbouw van een machtige Franse vloot en militaire haven in Antwerpen. Uiteindelijk zullen de Nederlanders na de val van Napoleon (1814-1815) het voedingskanaaltje dat al onder Napoleon tussen Hocht (Lanaken) en Bocholt gegraven was, om het kruinpand (Lommel-Bocholt) van Maaswater te voorzien, verbreden en doortrekken tot ’s Hertogenbosch. Dit verbindingskanaal tussen het industriebekken van Luik en het handeldrijvende Nederland kon in 1826 ingehuldigd worden als de “Zuid-Willemsvaart”.


De nieuwe brug van Briegden (Lanaken), noodzakelijk voor de duwvaartverbreding en containervaart (hogere doorvoerhoogte) vervangt sinds 2012 de oorspronkelijke gewapend betonnen boogbrug zoals deze van Vroenhoven (Riemst). Bij de onafhankelijkheid van België in 1830 wordt vrij vlug gekozen voor het nieuwe experimentele spoorwegnet (1835: het eerste op het Europese vasteland). België zou later een wereldspeler worden in de bouw en aanleg van spoor- en tramlijnen. Een kanaalverbinding tussen Antwerpen en Luik (lees: een verbindingskanaal tussen de ZuidWillemsvaart en Herentals) volgde al snel. Het kanaal Bocholt-Herentals (1843-1846) werd de jaren daarop nog doorgetrokken tot Schoten (1859) en vervolledigd met een aftakkingskanaal naar Leopoldsburg (1857) en een aftakkingskanaal van Dessel over Kwaadmechelen tot Hasselt (1854-1858). Wanneer rond WO I de steenkoolproductie in het nieuwe Kempisch mijnbekken in zicht komt, zijn deze Kempische kanalen oververzadigd. Files van 10 tot 20 km zijn geen uitzondering en de reistijd van Antwerpen tot Luik kon tot 2,5 weken duren. Het nieuwe mijnbekken, dat een geschatte minimumdagproductie van 28 000 ton moest halen, had dus nood aan een nieuw afvoerkanaal tussen Antwerpen en Luik.

ton. En ten slotte kunnen de nieuwe, brede duwvaartkonvooien de transportkosten over het water nog aanzienlijk drukken. In 1962 vangt het verbredings- en uitdiepingswerk aan. Ondertussen heeft het drukst bevaren kanaal in België - met meer dan 1/3 van het nationale watertransport - zijn vervoerscapaciteit verdubbeld en zich weer tot een Europees kanaal van eerste categorie opgewerkt. De kanaalbreedte werd verdubbeld - van 50 m naar gemiddeld bijna 100 m. Hiernaast wordt vooral de aanpassing van de sluizencomplexen aan het duwvaartgabariet een bijzonder spectaculaire operatie. De kleine spaarsluizen (55 bij 7,5 m) naast de twee grote sluizen van 136 bij 16 m worden door reuzensluizen van 200 bij 24 m vervangen zonder dat de scheepvaart gehinderd wordt! Deze duwvaartsluizen van Olen, Kwaadmechelen, Hasselt en Diepenbeek worden in 1979 operationeel; Genk volgt begin de jaren 1980. Het sluizencomplex van Wijnegem is het laatste dat in 1994 door koning Albert II kan worden ingehuldigd. Op de zuidelijke oevers komen de vertrouwde hoge controletorens.

Tal van plannen komen op tafel. In 1915 beslist de Nederlandse regering eenzijdig om een Maas-Rijnverbinding te realiseren door het Maas-Waalkanaal (1929) en de aanleg van het Julianakanaal (19251934) met het toenmalige maximum gabariet voor 2 000 ton schepen. België besluit in 1928 dan maar om met datzelfde gabariet een korter en zuidelijker kolenafvoerkanaal te graven tussen Antwerpen en Luik. Het tracé van het nieuwe kanaal - op advies van het mijnwezen onder de zuidrand van het nieuwe mijnbekken om mijnschade te voorkomen - wordt bepaald door de verbreding van de bestaande kanalen Antwerpen-Herentals en Kwaadmechelen-Hasselt. Drie nieuwe havenkommen in Beringen, Zolder en Genk moesten voor een vlotte overslag van steenkool zorgen. Om een kruinpand te voorkomen, moet het door de heuvelruggen van Eigenbilzen, Vroenhoven en Caestert uitgegraven worden. De insnijding van Eigenbilzen wordt de meest gewaagde; die van Caestert blijkt de meest indrukwekkende. Het kanaal is 130 km lang en telt zes sluizencomplexen waarmee van Luik (ca. 60 m boven zeeniveau) naar Antwerpen afgedaald wordt. De werken nemen tien jaar in beslag en zetten bijna 13 000 mensen aan het werk.

De beschermde gewapend betonnen boogbrug van Vroenhoven (Riemst) werd in 2010 een tweede maal gedynamiteerd om ruimte te bieden voor de forse kanaalverbreding. Een eerste maal was het werk van de terugkerende Duitsers eind 1944. De brug op de foto was een replica uit 1947.

In 1939 kan het kolenafvoerkanaal officieel ingehuldigd worden. In de woelige oorlogsomstandigheden kent het een moeizame start. Het belangrijkste verdedigingsfort van het land in Eben-Emael - in het krijtmassief van Caestert aan de linkeroever van de kanaalingang - valt al na één dag voor de Duitse invallers. Op hun terugtocht vernielen de Belgische troepen de meeste kanaalbruggen. Hetzelfde herhaalt zich nog eens in 1944, wanneer de Duitse troepen zich terugtrekken. Hierdoor komt de scheepvaart op het nieuwe kanaal pas na 1947 goed op gang. Hoe vooruitziend de planners in 1927 ook tewerk gingen, een kleine verviervoudiging van het vervoer tussen 1939 en 1960 hadden ze niet kunnen voorspellen. In 1960 wordt beslist om het kanaal te moderniseren. Door de enorme toename van gemotoriseerde en grotere schepen zijn de oevers al ernstig beschadigd. Bovendien ligt de jaartonnage inmiddels al driemaal hoger dan de voorziene 10 miljoen

Vanaf 2001 wil de Vlaamse regering een actiever vervoerbeleid voeren met een visie voor de ontwikkeling van deze economische verkeersader met groeipotentieel. Dit leidt in 2004 tot de oprichting van het ENA (Economisch Netwerk Albertkanaal) die van het Albertkanaal en de E313 een multimodale ontsloten economische zone maken. Inmiddels zijn alle flessenhalzen voor de duwvaartconvooien tot 9 000 ton weggewerkt. Een volgende aanpassing is al in uitvoering en moet tegen 2020 voor het ganse kanaal gerealiseerd zijn: het betreft de verhoging van een aantal bruggen om een moderne containertrafiek over het water mogelijk te maken waarbij een hoogte van min. 9,1 m boven de waterspiegel nodig is. Omdat de toenemende trafiek per versassing meer en meer waterverlies kost, wordt nu gewerkt om aan de sluizen enorme pompinstallaties uit te bouwen die dit waterverlies terug stroomopwaarts kunnen pompen. Limburgs Erfgoed | 5


| CULTUREEL ERFGOED |

24 oorlogsmonumenten beschermd De Vlaamse regering begon in 2012 met de voorlopige bescherming van 25 Limburgse oorlogsmonumenten op basis van hun historische en artistieke waarde. Bij de keuze en de bestudering van deze gedenktekens stelde men zich onder andere de vraag of het monument zijn oorspronkelijke uiterlijk behouden heeft, opvallende elementen heeft en of het door een bekende ontwerper gemaakt is. Na de procedure doorlopen te hebben werden 24 van de 25 oorlogsgedenktekens definitief beschermd als monument. Naast de monumenten van As, Eksel (Hechtel-Eksel), Genk, Hoeselt, Leopoldsburg, Lommel, Neeroeteren (Maaseik), Wijer (Nieuwerkerken), Sint-Truiden, Tongeren, ’s Gravenvoeren (Voeren) en Zonhoven blijven we even stilstaan bij de monumenten van Bocholt en Bree. Beide gemeentes kozen de bekende Luikse beeldhouwer Alfons De Cuyper om hun monument te vervaardigen. Het monument van Bocholt werd ingehuldigd in 1921. Voor het monument van Bree werkte De Cuyper samen met C. De Jonckheere en in 1925 werd ook dit monument ingehuldigd. Het monument van Bree is één van de weinige monumenten die geverfd zijn. De monumenten van Bocholt en Bree hebben nog iets met elkaar gemeen: ze werden beide driemaal verplaatst vooraleer ze op hun huidige plek terecht kwamen. Zo verging het ook andere gedenktekens. De beeldhouwer Jules Wits uit Melle heeft twee beschermde monumenten ontworpen: dat van Achel en dat van Overpelt. Beide monumenten worden gekenmerkt door een voorstelling van een soldaat die bij een gevallen strijdmakker treurt. Vooral het monument van Overpelt valt op door haar aangrijpende voorstelling. Ook de beeldhouwer Jules Jourdain heeft twee beschermde monumenten op zijn naam: dat van Tessenderlo en dat van Halen. Het oorlogsmonument van Halen ontwierp Jourdain samen met de schilder-architect Victor Creten. Het monument werd opgericht in opdracht van Touring Club België die mee aan de basis lag van de vorming van het regiment van de Karabiniers Wielrenners die in Halen op 12 augustus 1914 aan de Slag der Zilveren Helmen deelnamen en samen met de afgestegen cavalerie een overwinning boekten. De ridder te paard aan de top van het monument verwijst hiernaar. Op de inhuldiging van het monument in 1924 was de top van de Belgische en Limburgse politiek aanwezig. Koning Albert I woonde deze plechtigheid bij. Het provinciebestuur besloot in 1918 om een wedstrijd uit te schrijven. Architecten, beeldhouwers, ontwerpers konden hun plannen voorleg6 | Limburgs Erfgoed

gen. Het winnende ontwerp was van architect Van Asperen en beeldhouwer Vereycken uit Antwerpen. Het monument is een 12 m hoge zuil met vier bronzen basreliëfs. In 1922 werd het monument geplaatst op het kruispunt van de Bampslaan en de Schiervellaan. Bij de aanleg van de groene boulevard in 2000 werd het monument verplaatst naar het Dusartplein waar het werd heropgericht bij het monument voor koning Leopold II. Het ander Hasseltse beschermde monument is gebouwd in 1961 en herdenkt alle vrijwilligers van de beide wereldoorlogen en de Koreaoorlog. Welke oorlogsslachtoffers op oorlogsmonumenten vermeld werden, kan sterk verschillen van gemeente tot gemeente. De gesneuvelde soldaten worden op zo goed als alle oorlogsmonumenten herdacht. In sommige gemeenten Ontwerptekening van Henri-Joseph worden ook de oud-strijders Holemans uit Elsene voor het oorlogs- vernoemd of andere oorlogsmonument in Genk. slachtoffers. Het monument van Beringen vermeldt zo de naam van een burgerslachtoffer tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dit monument werd opgericht in 1923 en is volgens een postkaart ontworpen door een zekere mejuffrouw Oriane. De meeste beschermde oorlogsmonumenten in Limburg herdenken de slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog. Na de Tweede Wereldoorlog werden nieuwe namen op de monumenten toegevoegd. Het Nationaal monument ter ere van het Verzet in Limburg in Hechtel (Hechtel-Eksel) herdenkt alleen de 174 burgerslachtoffers die hier geëxecuteerd en begraven werden tijdens de Tweede Wereldoorlog. De graven zijn nu weg en vervangen door 174 kruisjes. Van alle beschermde Limburgse oorlogsmonumenten is dat van Rekem (Lanaken) (Frans Huygelen, 1922) het enige waaronder gesneuvelden begraven liggen. De 24 beschermde oorlogsmonumenten worden in detail besproken op www.limburg1914-1918.be. Stukken uit het Provinciaal Archief Limburg over deze monumenten vindt u op Erfgoedplus.be.


| CULTUREEL ERFGOED |

Stijn Meuris over WO I in Limburg Op vraag van de provincie Limburg brengt Stijn Meuris een performance over WO I in Limburg. Deze lezing is bestemd voor scholen (derde graad secundair onderwijs), maar ook voor socioculturele organisaties in de provincie Limburg.

hoort een educatieve map, samengesteld door Jan Swerts, muzikant en WO I- kenner. De map biedt de gelegenheid om na de performance het thema verder uit te diepen in de klas. Vanuit zijn expertise als docent aan de lerarenopleiding secundair onderwijs zorgt hij ervoor dat de map op de eindtermen aansluit. Voor schoolvoorstellingen die in Limburg plaatsvinden, voorziet het provinciebestuur een financiële tussenkomst. Door de beperkte benodigde infrastructuur kan de performance zowel in de eigen school als in een lokaal cultuurcentrum plaatsvinden (tot max. 150 leerlingen). Naast het onderwijs richt de performance zich ook op socioculturele organisaties uit Limburg.

In aanwezigheid van een honderdvijftigtal vertegenwoordigers uit het secundair onderwijs en het socioculturele middenveld vond er op 12 maart jl. een try-out plaats in de raadzaal van het Provinciehuis. De belangstelling bij de doelgroep en de pers was groot. Na afloop konden de aanwezigen suggesties meegeven of konden er bijkomende vragen gesteld worden. De suggesties zullen meegenomen worden in de finale afwerking van de performance alvorens deze in september 2014 officieel van start zal gaan.

Stijn Meuris vertelt over het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog (hoe begon die en waarom?), over hoe ons land (nochtans neutraal grondgebied) betrokken raakte en hoe Limburg willens nillens moest toezien hoe het Duitse leger onze contreien als aanloopstrook naar Frankrijk beschouwde. Daarnaast toont Meuris, in een wervelende uiteenzetting met talrijke originele afbeeldingen, hoe de Limburgse bevolking omging met die duistere periode uit de Belgische geschie­denis. In welke gemeenten was WO I zichtbaar aanwezig en in welke veel minder? Welke Limburgers speelden een rol van betekenis en welke anekdotes zijn de moeite waard? Kleine verhalen uit een grote oorlog, soms met verrassende kantjes. De doelgroep van de performance zijn de leerlingen van de derde graad secundair onderwijs (alle onderwijsniveaus). Bij de performance

Tijdens de “Opendeur Landcomponent” van Defensie op 18 mei 2014 te Leopoldsburg (meer info http://www.opendeurleopoldsburg.be) vormt WO I ook een belangrijk thema. Hierbij aansluitend zal Stijn Meuris tijdens de opendeur een lightversie van de performance “Limburg 19141918. Kleine verhalen in een Groote Oorlog” brengen. Geïnteresseerden kunnen zich op de dag van de opendeur aan de stand van het PCCE aanmelden om zich in te schrijven voor de voorstelling (plaatsen zijn beperkt); er zijn die dag twee voorstellingen voorzien (14 en 16.30 uur). Daarnaast stelt het PCCE die dag ook zijn pop-uptentoonstelling over WO I en de dodendraad voor. Beide pop-uptentoonstellingen kunnen ter ondersteuning van lokale initiatieven door scholen of socioculturele verenigingen ontleend worden bij het PCCE (contactpersoon Dirk Bouve, tel. 011 23 75 74).

Meer info & boekingen van deze performance tel. +32 (0)16 20 43 98 of e-mail: info@maandacht.be Limburgs Erfgoed | 7


| CULTUREEL ERFGOED |

| CULTUREEL ERFGOED |

Nieuw ECCE-traject met Tongeren en Maaseik

Voor u gelezen

ECCE staat voor Eerste hulp bij Calamiteiten met Cultureel Erfgoed. Brand, waterschade, diefstal of vandalisme, bommeldingen, … niemand staat er graag erbij stil. Toch is preventie en een snelle, adequate reactie essentieel om de schade te beperken.

Zo’n 25 jaar na het in 1989 verschenen “Hasselt intra Muros” verschijnt een uitgebreid boek over “Hasselt buiten de stadswallen” door Guido Caluwaerts. Hij baseert zich hiervoor op het bunderboek uit 1782 van Petrus Vanpaesschen. Het boek geeft een verhelderend beeld van hoe de stad Hasselt buiten de stadsmuren Kermt, Kuringen, SintLambrechts-Herk, Spalbeek, Stevoort, Wimmertingen en Stokrooie er aan het einde van de 18de eeuw uitzagen. In de 18de eeuw was Hasselt een relatief kleine stad en het “buitengebied” een landelijk gebied aan de Demer. Vanpaesschen registreerde in opdracht van de stad - aan de vooravond van de Franse revolutie - de erven buiten de stadswallen tot aan de omliggende gemeenten. Naam van de eigenaars, aard van het goed, perceelnummer, oppervlakte en namen van de belendende eigenaars noteerde men op de percelen. Deze gegevens vulde Caluwaerts aan met eigen opzoekingen over de buitengebieden. Oude foto’s en postkaarten, kaartgegevens en toponymische gegevens, verhalen en toelichtingen schetsen op die manier een uitgebreid en erg meeslepend beeld van de nabije omgeving van Hasselt zo’n 200 jaar geleden. Het boek bevat een extra katern met de kaartenbundel en een CD-Rom met het meetboek van Vanpaeschen.

De deelnemers worden intensief begeleid bij de opmaak van hun calamiteitenplan, zowel in groep als individueel. Informatie over signalisatie, beveiligings­methoden, blusmiddelen, wetgeving ... wordt uit de doeken gedaan tijdens vijf gezamenlijke sessies. Het calamiteitenplan vertrekt vanuit een nulmeting ter plaatse: een rapport Abdijbrand Sint-Truiden 1975. van de huidige stand van zaken, met alle plus- en minpunten. Op basis daarvan zal elke deelnemende organisatie een plan opstellen voor de preventie, detectie, reactie, evacuatie en het herstel in geval van een calamiteit. De lokale politie en brandweer worden betrokken. Door middel van oefeningen wordt al snel duidelijk of de theorie vlot in de praktijk gebracht kan worden. De gezamenlijke sessies en de contacten met brandweer en politie vormen meteen een aanzet voor een lokaal netwerk. Deelnemers leren elkaar kennen, kunnen elkaar vlotter contacteren en zelfs ter hulp schieten in noodsituaties. Een eerste traject vond in 2010-2011 plaats met Hasselt en Sint-Truiden, in samenwerking met de respectievelijke erfgoedcellen en FARO. Maar liefst twaalf organisaties namen toen met succes deel. In 2014 wordt voor deze mensen een terugkomdag georganiseerd om te evalueren hoe eventuele incidenten aangepakt worden. Aan het traject van 2014, nemen verschillende organisaties in Maaseik en Tongeren deel. De begeleiding gebeurt, net zoals bij het eerste traject, door een expert van de firma Optimit bvba. Geïnteresseerden voor een derde traject mogen zich steeds melden bij de erfgoedcel, de gemeentelijke cultuurbeleidscoördinator of onderstaande contactpersoon. Voorwaarde is dat u over een behoorlijke inventaris beschikt en voldoende tijd kunt vrijmaken om aan het calamiteitenplan te werken.

Meer info Tine Hermans, tel. 011 23 75 84; e-mail tine.hermans@limburg.be

provincie Limburg Universiteitslaan 1 B-3500 HASSELT limburg.be

“Drum Bun”, van harteloze grenzen naar grenzeloze harten Naar aanleiding van 25 jaar Roemeniëwerking in Limburg realiseert het Limburgs Platform Roemenië (LimPRo) een tentoonstelling, een publicatie, workshops, ontmoetingsmomenten tussen lokale Roemeniëgroepen in Limburg en hun Roemeense partners, … De provincie Limburg speelde een belangrijke rol in het uitbouwen van de samenwerking tussen Limburg en Roemenië. De verschillende initiatieven die naar aanleiding van de Erfgoeddag op 27 april 2014 plaatsvinden, willen de lokale comités in de bloemetjes zetten en tegelijk deze opmerkelijke geschiedenis en “verbroedering” in de kijker plaatsen. Aanvankelijk startten deze lokale Roemeniëcomités met humanitaire hulp voor hun Roemeense partnerdorpen. Dit evolueerde in de loop der jaren naar samenwerkingsverbanden op het vlak van gezondheidszorg, jeugdwerking, vrijwilligerswerking, sociaal-culturele activiteiten, … maar ook heel wat persoonlijke geschiedenissen zijn ermee verbonden. Drum Bun: goede reis!

De tentoonstelling wordt op zondag 27 april 2014 om 11 uur geopend in het Ziekenhuis Oost-Limburg (ZOL), Schiepse Bos 6 in Genk. De publicatie “Reis door 25 jaar Limburgs Roemeense samenwerking” wordt dan ook gepresenteerd.

v.u. Sandro Claes, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt

De provincie Limburg biedt begeleidingstrajecten aan aan gemeenten. Deze worden georganiseerd als er voldoende kandidaten per gemeente zijn. Een professionele veiligheidsadviseur en FARO. Vlaams Steunpunt voor Cultureel Erfgoed vzw zorgen voor de inhoudelijke ondersteuning.

Guido CALUWAERTS, Hasselt extra muros. Hasselt buiten de stadswallen, beschreven aan de hand van het bunderboek van Petrus Vanpaesschen (1782), Hasselt, 2013, ISBN 9789078465485, 318 blz.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.