2015/2 Limburgs Erfgoed

Page 1

PB- PP B-

BELGIE(N) - BELGIQUE

Limburgs Erfgoed afgiftekantoor 3500 hasselt 1 april, mei, juni 2015 jaargang 20 nummer 2 3-maandelijks tijdschrift erkenningsnummer p 509 339

k in het ge

De luchtfabrie

gebouw op de

haalmachine restaureerde op

lder

mijnsite van Zo


Woord Vooraf door Igor Philtjens gedeputeerde van Cultuur Beste lezer Ondanks het feit dat de provinciale culturele bevoegdheden tegen januari 2017 afgebouwd worden, blijft de provincie op dit ogenblik nog sterk inzetten op de ondersteuning van waardevolle initiatieven van gemeenten en cultuur- en erfgoedorganisaties. Het is cruciaal om cultuur en erfgoed stimulansen te blijven geven. Cultuur en erfgoed in Limburg mogen niet het slachtoffer van de staatshervorming worden. Door sterke en hoogwaardige projecten aan te bieden hebben we een positieve impact op de welvaart en levenskwaliteit van de bezoekers en de inwoners van Limburg. In deze nieuwsbrief vindt u een aantal van deze bijzondere projecten die met steun van de provincie gerealiseerd zijn. In de Provinciale Begijnhofkerk van Sint-Truiden vindt een kleine maar zeer fijne expositie plaats over de geschiedenis van de “Vrienden van het Begijnhof”, een “erfgoedgemeenschap” avant la lettre die zich sinds – jawel – de jaren 1930 actief inzet voor het behoud van dit uitzonderlijk erfgoed. Zij zetten zich in zowel voor het monument als voor het kunstbezit dat in een depot ondergebracht is. Zo’n vrijwillige initiatieven zijn broodnodig om mee te helpen zorg dragen voor het erfgoed en aandacht te vragen voor dit erfgoed. De “Vrienden” verdienen een dikke proficiat voor hun jarenlange belangeloze inzet. Tot slot moeten we u allen het droeve nieuws melden dat onze loyale en gedreven collega Bert Van Doorslaer ons heeft moeten verlaten. In april is hij overleden na een periode van ziekte. We verliezen met hem een loyale en zeer gedreven collega die vooral voor het industrieel erfgoed in Limburg een cruciale rol speelde. We gedenken hem in deze nieuwsbrief met een bijdrage die zijn leven, zijn inzet en zijn onschatbare betekenis voor het erfgoed in Limburg situeert.

COLOFON De deputatie van de provincie Limburg Herman Reynders, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Ludwig Vandenhove, Igor Philtjens, Frank Smeets, Jean-Paul Peuskens en Inge Moors, gedeputeerden en Renata Camps, provinciegriffier Redactie: Limburgs Erfgoed. Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed Provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt tel. 011 23 75 75, e-mail: pcce@limburg.be Tekst: Peter Bloemen, Tine Hermans, Veerle Jacobs, Jan Kohlbacher, Adriaan Linters, Anne Milkers en Betty Simon Fotografie en tekeningen: Peter Bloemen, Eddy Daniels, Stefan Dewickere, Tonny Schouteden, Bert Van Doorslaer en fotografie stad Genk Lay-out & Drukwerk: Designpartner/Drukkerij Paesen, Opglabbeek Verantwoordelijke uitgever: Sandro Claes, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt Website: www.limburg.be

Bert Van Doorslaer (1954-2015), pionier voor het industrieel erfgoed Op zondag 12 april 2015 overleed Bert Van Doorslaer. We zullen ons Bert herinneren als een loyale collega die steeds bereid was om te helpen waar nodig. Hij was bijzonder integer en gepassioneerd met zijn werk bezig. Hij mag terecht – zowel in Limburg als ver buiten onze provincie – een autoriteit genoemd worden voor zijn vakgebied, het industriële erfgoed in Limburg. Hij speelde een doorslaggevende rol bij het behoud van de belangrijkste Limburgse mijngebouwen. Als bestuurssecretaris bij het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed bekommerde hij zich ook om vele andere aspecten van het onroerend en industrieel erfgoed in Limburg. Zo werkte hij onder meer rond molens, spoorwegen, kanalen en landschappen in Limburg, dit laatste ook vanuit een diepe persoonlijke passie en omvangrijke kennis van de natuur. Aan de Gentse universiteit maakte Bert kennis met de industriële archeologie. Tijdens de eerste tentoonstelling “En toen kwam de machine, kennismaking met industriële archeologie”, die eind 1975 in de Brusselse Passage 44 plaats vond en die een onverwacht succes kende, was hij een erg actieve gids. In 1976 behaalde Bert zijn diploma aan de universiteit van Gent in de richting “Nieuwste Geschiedenis” met als eindverhandeling “ Het Kempisch steenkoolbekken 1901-1940. Een bijdrage tot haar geschiedenis en haar problematiek.”, één van de eerste historische onderzoeken over dit thema. Dit onderwerp, zowel op menselijk, technisch als sociaaleconomisch en politiek vlak zou hem nooit meer loslaten en hij verzorgde er nog talrijke publicaties over. Bert was één van de eerste leden van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie en bleef al die jaren een trouw lid. In 1981 hielp hij bij het organiseren van de eerste Vlaams-Nederlandse Ontmoetingsdag voor Industriële Archeologie en nadien nog bij zovele andere activiteiten en bijeenkomsten, studiedagen, bezoeken, en praktische werken: van modder uitscheppen bij ondergelopen molens tot het mee ontmantelen van oude stoommachines … Als vrijwilliger maakte


De barenzaal van de mijn van Winterslag (Genk)

hij een periode deel uit van de redactie van het “Vlaams-Nederlands Tijdschrift voor Industriële Archeologie”. Het Limburgs Industrieel Erfgoed leerde hij kennen aan de cursisten van de module “inleiding tot de Industriële archeologie” die de VVIA regelmatig organiseert. Toen Adriaan Linters eind 1979 aangezocht werd om in Limburg het “Project Industrieel Erfgoed” op te starten, was het meteen duidelijk dat Bert de meest geschikte persoon was om daaraan mee te werken. Hij verhuisde naar Limburg en hielp mee aan het bekendmaken van het Limburgse industrieel erfgoed. Het verwerven van meer erkenning en waardering voor het industrieel pionierswerk van onze voorouders was hun doel. De geschiedenis van onze razendsnel evoluerende maatschappij wilden ze bij een zo breed mogelijk publiek bekendmaken door middel van uitleenbare koffertentoonstellingen – waarvoor hij tot ’s nachts thuis ook zorgde voor het ontwikkelen en afdrukken van door hem gemaakte foto’s – , diareeksen, video’s en vlot leesbare brochures over diverse thema’s (bv. steenkoolontginning, spoorwegen, buurtspoorwegen, kanalen, …). Bert werkte mee aan de druk bekeken tvdocumentaire “Limburgse koolputters spreken” van Eric Pertz uit 1983 en aan de radioserie “Het Zwarte Goud” van Dree Peremans uit 1986. Toen in 1985 Adriaan Linters zijn werkzaamheden in Limburg stopte, werkte Bert onverdroten verder. Hij was een gedegen onderzoeker – een vat vol kennis over het erfgoed van de steenkoolmijnen en het andere Limburgse industrieel en technisch erfgoed. Hij had een visie op hoe er met het (mijn)erfgoed kon en moest worden omgegaan. Vooral tijdens en na de hectische periode van de mijnsluitingen ging hij voortdurend op zoek naar inzicht en inspiratie om een maatschappelijk te verantwoorden invulling / toekomst voor die industriële erfenis op te bouwen samen met andere betrokkenen. Naast bijna clandestiene acties voor het behoud van de rijke mijnarchieven in samenwerking met professoren geschiedenis van de verschillende Vlaamse universiteiten vertaalde zich dit ook in veelvuldige bezoeken aan buitenlandse (mijn) musea en technische installaties tijdens zijn vakanties. Vaak werden “voor de dienst” interessante publicaties meegebracht om verdere ex-

Bert Van Doorslaer (vooraan rechts) bij de uitbraak van een stoommachine in Turnhout in beginjaren 1980.

pertise op te bouwen. Soms lachte zijn echtgenote: “Ik kan aan weinig mensen vertellen dat wij een deel van onze vakanties gaan wandelen tussen oud roest en dat dat nog kennis bijbrengt ook … ” Zijn inzichten deelde hij met alle betrokken partijen in de regio onder meer op studiereizen naar het Duitse Ruhrgebied of naar Nord-Pasde-Calais. In 1996, tijdens het Nederlandse jaar van het industrieel erfgoed, vroeg Bert door middel van tentoonstellingen, publicaties en colloquia aandacht voor het hergebruik van industriële panden in de Euregio en in Limburg. De Interlimburgse Monumentendag werd gewijd aan het thema “Ecomusea of netwerken van kleinschalige musea over en rond ambachten en nijverheid”. Het succes van de Open Monumentendag 1997 rond Monumenten van Arbeid en de rechtstreekse uitzending van de slotmanifestatie vanuit de nog niet gerestaureerde mijnsite van Winterslag (nu C-mine) was een hoogtepunt in het bekendmaken van het Limburgs mijnpatrimonium. Tot slot kwam in Winterslag het mijnpatrimonium van Noord-Frankrijk, Wallonië, de beide Limburgen en het Akense aan bod. Er vond een vergelijkende infoavond plaats over de mijncités bij ons en in Nederlands-Limburg. In 1996 schreef Bert, toen men zich in Limburg letterlijk geen raad wist met het mijnerfgoed, een gedetailleerd plan uit om dit erfgoed op een zinvolle manier te bewaren en voor iedereen te ontsluiten. Geen zeven mijnmusea, maar op elke mijnsite een karakteristiek bezienswaardig stuk eigenheid van de voormalige mijnzetel, zodat men vertrekkend vanuit het Vlaams Mijnmuseum in Beringen een ronde van Limburg kon maken doorheen de mijngeschiedenis in al zijn verscheidenheid. In 2002 verscheen zijn boek “Koolputterserfgoed. Een bovengrondse toekomst voor een ondergronds verleden”. In de inleiding stond zijn credo: “Erfgoed spreekt niet voor zichzelf. Het kan pas ten volle gewaardeerd en beleefd worden als we de sociaal-economische context, de geschiedenis en uiteindelijk ook de menselijke verhalen die erin verankerd zijn, kennen en met elkaar delen.

De kolenwasserij van Beringen Mijn in 1990, de enige in het Limburgse mijnbekken bewaard, toont aan hoe omvangrijk de kolenproductie in de Kempen geweest is. Limburgs Erfgoed | 3


Verbindingskanaal Lanaken- Neerharen (Lanaken), foto van Bert Van Doorslaer. Fotografie, één van zijn vele passies.

Een Afrikaanse parkwachter zei ooit: “We zullen maar bewaren wat we graag zien, waar we van houden; we zullen maar houden van dingen die we kennen en die we begrijpen; we zullen maar dingen kennen en begrijpen als ze ons toegelicht en verklaard worden”.” Het is dan ook mee zijn verdienste dat de Limburgers de mijnen vandaag waardevol erfgoed vinden. Het was onder andere mede dankzij hem dat het merendeel van de Limburgse mijngebouwen na de sluiting overeind bleef en later een nieuwe invulling kreeg. Plannen voor hergebruik of herbestemming van gebouwen werden door Bert doorgaans erg kritisch benaderd. Hij hamerde telkens op de inherente kwaliteit en maatschappelijke betekenis van het erfgoed en waarschuwde voor oneigenlijk (her)gebruik ervan. Voor de vele veldwerkers onder andere in het Limburgse mijnverleden was hij niet alleen de grootste deskundige terzake, maar ook een geduldige raadgever, een ankerpunt, een steun. Met veel geduld wist hij hen in het juiste spoor te houden. Zij kregen vele tips, raadgevingen, lessen voor de beoefening van de mondelinge geschiedenis. Trouwens iedereen die initiatieven omtrent (industrieel) erfgoed wilde ontwikkelen, kon rekenen op zijn inhoudelijke steun en advies. Dit geldt ook voor de vele studenten die hij tijdens zijn loopbaan bij hun eindwerken begeleid heeft. Voor de kunstbiënnale Manifesta 9 die in 2012 in Waterschei plaatsvond, was hij voor curator Cuauthémoc Medina een graag geziene gesprekspartner. Bert situeerde de sociaaleconomische en historische context van de mijnregio uitvoerig, een inhoudelijk facet dat sterk in de kunstbiënnale vertegenwoordigd was. Alhoewel steenkool, de Limburgse mijnsites, de mijnwerkers en hun werk als een rode draad doorheen de loopbaan van Bert vervlochten waren, was hij ook intens bezig met andere aspecten van het technisch en industrieel erfgoed. Vaak resulteerde dit in publicaties voor het grote publiek naar aanleiding van de Open Monumentendag. Hij was zowel betrokken bij de voorbereiding van dit jaarlijks terugkerend evenement als bij de begeleiding van de vrijwilligers. Hij stond mee aan de kar te trekken bij de organisatie van de eerste Zuid-Limburgse Molendag, wat o.a. in 1996 - na gedegen onderzoek en inventarisatie – leidde tot de publicatie van de brochure “Molens in Limburg. Met de stroom mee of tegen de wind in?”. Als kind van de Schelde hadden water en waterlopen een bijzondere betekenis voor hem: de brochure “Over en langs jaagpaden. Kanalen in Limburg.” is hiervan getuige. Bert was van in de vroege jaren 1990 betrokken bij de ontwikkeling van het fruitstreekmuseum in Haspengouw waar hij woonde. Materiaal verzamelen, zowel inhoudelijk als materieel, via een door de streek rondreizende tentoonstelling (die hij vaak mee ging opbouwen en verplaatsen ) was een vertrekpunt. Vele avonden nam hij deel aan vergaderingen om de groep vrijwilligers te begeleiden. Vanuit deze betrokkenheid nam hij deel aan de werkgroep “fructuaria” en zorgde hij, samen met anderen,

voor de ontsluiting van dit “natuurlijk” erfgoed. In 1996 verscheen ook “Dat bestond vroeger niet … Getuigenissen over het dagelijks leven in Limburg, 1900-1940.” Deze bundeling van interviews afgenomen door studenten van professor Yvan Vanden Berghe en Noël Paesen (LUC) kende een groot succes en was een gevolg van Bert zijn aandacht voor “mondelinge geschiedschrijving”, het weergeven van niet in archieven terug te vinden gebeurtenissen, feiten, handelswijzen, gewoonten, … van onze voorouders. Verschuivingen in de opdrachten voor het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed leidde tot deelname aan werkgroepen rond het bepalen van historische ankerpunten in het landschap, adviescommissie in verband met ruimtelijke uitvoeringsplannen enz. Rond al deze onderwerpen bouwde Bert een gedegen netwerk uit van zowel professionelen als van gedreven vrijwilligers waarop hij steeds beroep kon doen en zij op hem. Ook het rijk gedocumenteerde fotoarchief – dat hij in de toekomst verder wilde benoemen en ontsluiten – en de uitgelezen documentatiebibliotheek over “zijn” industrieel erfgoed vormen een deel van de intellectuele erfenis van Bert. Tijdens de laatste jaren van zijn leven, getroffen door het noodlot en ziekte, bleef Bert desondanks nauw contact houden met zijn collega’s. Van zodra hij zich op krukken kon verplaatsen, kwam hij bijna wekelijks goeiedag zeggen, vragen waarmee ze bezig waren, advies en richting aan jongere collega’s geven en thuiswerk meenemen. Alhoewel zeker geen computerfanaat hield hij ook via mail contact om teksten, afspraken met derden verder op te volgen. Laten we eindigen met de woorden van de voorzitter van ETWIE (Expertisecentrum voor Technisch, Wetenschappelijk en Industrieel Erfgoed) Peter Scholliers: “Zijn bijdrage aan de werking rond het industrieel erfgoed in Vlaanderen kan niet overschat worden. Met het overlijden van Van Doorslaer verliest de sector een monument.” Ook de woorden van Jan Kohlbacher bij de afscheidsdienst blijven hangen “bescheiden mens, té bescheiden …”

Bemvoortse molen, ca. 1855 (Overpelt). 4 | Limburgs Erfgoed


Maaswinkel in Maasmechelen. Aan het einde van zijn loopbaan was Bert Van Doorslaer begaan met landschappelijk erfgoed en de waardering en bescherming ervan.

Selectieve bibliografie – VAN DOORSLAER, A., Het Kempisch steenkoolbekken 1901-1940. Bijdrage tot haar geschiedenis en haar problematiek., onuitgegeven verhandeling, Gent, 1976. – VANDENBERGHE, L., VAN DOORSLAER, B., LINTERS, A., Beringenmijn: wonen en werken, 1979. – VAN DOORSLAER, B., Historiek, toepassingsmogelijkheden en praktische tips voor het mondeling geschiedenisonderzoek. Dat bestond vroeger niet ... Getuigenissen over het dagelijks leven in Limburg, 1890-1940, 1980. – Projektwerkgroep mijnwerkersgeschiedeis, Mijnen. Limburgse koolputters spreken., Berchem, 1981. – LINTERS, A., VAN DOORSLAER, B., Steenkool en spoorwegen, 1982. – VAN DOORSLAER, B., Steenkool in Limburg, 1983-1984. – Projetwerkgroep mijnwerkersgeschiedeis, In de mijn is iedereen zwart., Berchem, 1984. – VAN DOORSLAER, B., Het zwarte goud der Kempen, M & L (Monumenten en Landschappen), 1988. – VAN DOORSLAER, B., Patrimoine industriel des sites charbonniers en Campine. Les monuments techniques de la mine, patrimoine culturel, Actes du colloque de Bochum, Strasbourg, Conseil de l’Europe, 1989. – VAN DOORSLAER, B., Zwarte monumenten in groen Limburg. Naar een verdiende toekomst voor het mijnpatrimonium, M & L (Monumenten en Landschappen), 1990. – VAN DOORSLAER, B., Spoorwegen in Limburg, 1991. – VAN DOORSLAER, B., Inventaris van een deel van het plannenarchief van Beringen, 1991-1992, overgedragen aan het Rijksarchiefdepot van Beveren-Waas. – Les charbonnages du Limbourg et propositions pour la sauvegarde intégrée d’une sélection des grands complexes houillers. Industry, man and landscape. Industrie, homme et paysage, 1992. – MINTEN, L., VAN DOORSLAER, B., e.a., Een eeuw steenkool in Limburg, 1992. – VAN DOORSLAER, B., Le bassin de la Campine, L’héritage des gueules noires. De l’histoire au patrimoine industriel, 1994. – VAN DOORSLAER, B., Het Kempens Mijnbekken, Ons Heem. Tijdschrift Geschied- en Heemkundige kring Kinrooi. 48(3): 139-148, 1994. – CONINCKX, D., KUSTERS, J., VAN DOORSLAER, B., Beleid, literatuur, mijnen en mijnwerkers. Acta van het Colloquium, 1945-1992, 1994. – VAN DOORSLAER, B., Mijnpatrimonium als collectieve geheugensteun voor een motiverende reconversie van Midden-Limburg., RAM-cooloquia, Euracom, Genk, 1994.

– VAN DOORSLAER, B., Molens in Limburg. Met stroom mee of tegen de wind in?, 1996. – VAN DOORSLAER, B., VIAENE, P., Koolputterserfgoed in NoordFrankrijk, Wallonië, beide Limburgen en het Akense mijnbekken, 1996. – VAN DOORSLAER, B., Het Limburgse mijnlandschap: een uitzonderlijke uitdaging, een unieke kans, in Kultuurleven, maandblad voor cultuur en samenleving, p. 50-53, 1996. – BOUTSEN, P., DE GROOTE, P., DELHAISE, L., VANDERMEULEN, H., VAN DOORSLAER, B., VIAENE, P., Een concept voor een Mijnstreekmuseum voor Limburg en Vlaanderen, 1996. – PAESEN, N., VANDEN BERGHE, Y., VAN DOORSLAER, B., Dat bestond vroeger niet … Getuigenissen over het dagelijks leven in Limburg, 19001940, 1996. – VAN DOORSLAER, B., Valorisering van het Limburgse mijnpatrimonium, in Kultuurleven, maandblad voor cultuur en samenleving, p. 96-99, 1997. – VAN DOORSLAER, B, (red.), Monumenten van arbeid : van economisch overbodig tot de kunst van het vernietigen., PCCE, 1997. – VAN DOORSLAER, B., e.a., Alles open. Welkom in de open mijnmonumenten. Kolenspoorfestival, 1998. – VAN DOORSLAER, B., Milkers, A., Over en langs jaagpaden. Kanalen in Limburg., s.d. – VAN DOORSLAER, B., Mijn-beeld beveiligd. Veel van industrieel erfgoed (gelukkig) bewaard, nu nog de ontsluiting, in De eeuw van het zwarte goud, p. 94-95, 2001. – VAN DOORSLAER, B., Koolputterserfgoed. Een bovengrondse toekomst voor een ondergronds verleden, 2002. – VAN DOORSLAER, B., Koolputterserfgoed als industriecultuur: het voorbeeld van de mijncités in Belgisch-Limburg, in Jaarboek van het Sociaal Historisch Centrum van Limburg, 2004 p.31-56. – VAN DOORSLAER, B., De koolputters. De geschiedenis van de Limburgse mijnwerkers. Aflevering 1: De Zeven mijnzetels, 2005. – NELIS, C., VAN DOORSLAER, B., De koolputters. De geschiedenis van de Limburgse mijnwerkers. Aflevering 18 : De sluitingen en het mijnerfgoed, 2006. – VAN DOORSLAER, B., DE RYNCK, P. Mijnerfgoed in Limburg. Ondergronds verleden, bovengrondse toekomst. Van Beringen tot Eisden, 2012. – m.m.v. VAN DOORSLAER, B., Les mines, De mijnen, The mines. 14 films over de Belgische steenkoolmijnen., Cinematek, 2012. Limburgs Erfgoed | 5


De luchtfabriek in Zolder In het pas gerestaureerde monumentale ophaalmachinegebouw op de mijnsite van Zolder is op de Erfgoeddag 2015 een gloednieuw erfgoedparcours geopend en dit met E-XTRA-subsidies van de provincie Limburg, EFRO-middelen van de Europese Unie en Toerisme Vlaanderen. Het parcours leidt bezoekers langs de beschermde compressoren in de persluchtcentrale en langs de beschermde ophaalmachine. Bert Van Doorslaer was een groot voorstander om op het parcours het technische verhaal van de machines te vertellen, op zo’n manier dat elk aspect van werking, gebruik, gebruiker en rol in de mijn en daarbuiten als een puzzel in elkaar valt tot een toegankelijk en aantrekkelijk verhaal. Met volle overtuiging deelde hij zijn expertise met de gemeente en de makers van het parcours die zijn raad ter harte genomen hebben bij de realisatie van dit bijzonder geslaagde erfgoedparcours. Het parcours start met een boeiende film waarin een overzicht van de geschiedenis van de mijn van Zolder en haar impact op de streek gegeven wordt. De rol van perslucht en de ophaalmachines wordt gekaderd. Onderweg krijgt de bezoeker informatie over hoe de compressoren en de ophaalmachine werkten en wat hun vitale rol voor het werk in de mijn was. Perslucht is een zuivere bron van energie diep onder de grond, waar gassen voor mogelijk ontploffingsgevaar zorgen. Lucht onder hoge druk dreef de afbouwhamer aan die de mijnwerkers gebruikten om kolen los te drillen. Ook lieren om materiaal en kolen te hijsen werden door luchtdruk aangedreven en zelfs de locomotieven van de ondergrondse treintjes. Via aanraakschermen kan je precies volgen hoe de machines werkten. Op schermen langs het parcours kunnen bezoekers interviews volgen met de mensen die deze machines bedienden. Op die manier krijg je niet alleen een technisch verhaal, maar ook informatie over de arbeid van deze mensen en de organisatie van het werken in de mijn. Moderne lichtkunstwerken geven een extra beleving aan de site. Ze vestigen de aandacht op de monumentale verluchtingsbuizen of geven een indruk van de diepte van de mijnschachten.

De Neanderthalersite op het Hezerwater in Veldwezelt (Lanaken) Vlakbij de grens tussen Lanaken en Maastricht ligt op de rand van een golfterrein één van Vlaanderens belangrijkste archeologische sites. Deze site heeft dan ook als eerste gebruik mogen maken van de nieuwe premie van de Vlaamse Overheid voor het herstel en onderhoud van archeologisch erfgoed. De provincie Limburg subsidieerde met E-XTRA-investeringssubsidies de in– richting om de site voor het publiek te ontsluiten. De archeologische site ligt aan het Hezerwater, een beekje dat in de Maas uitmondt. Op deze plek zijn sporen teruggevonden van bewoning in open lucht door Neanderthalers die tot 133 000 jaar oud zijn. Het zijn de oudste sporen van de aanwezigheid van de Neanderthaler in Vlaanderen en de oudste in situ bewoningssporen in België. Neanderthalers kwamen naar deze plek om tussen het grind naar vuurstenen te zoeken. In een nieuwe periode van bewoning vanaf 85 000 jaar geleden maakten de Neanderthalers op deze plek stenen werktuigen. In de laatste periode van bewoning vanaf 55 000 jaar geleden werden enkel sporen gevonden die op voedselverwerking en consumptie duiden. De site werd tussen 1998 en 2003 opgegraven door de diensten van de KU Leuven. Bij de ontsluiting van deze site was de KU Leuven eveneens nauw betrokken, samen met het Gallo-Romeins Museum, die ook voor de opleiding van de gidsen voor deze site instaan. De site is een langwerpige brede sleuf in de grond. Je betreedt het dieper gelegen gedeelte via een lang pad waarlangs een tijdsbalk is aangebracht. Elke vijftien centimeter staat voor een eeuw. Zo krijg je een indruk van de ouderdom van de vondsten. Dan kom je bij drie aarden wanden met een afdak boven. Dit zijn de plekken waar je kan aflezen in welke geologische periode de vondsten gedaan zijn. Er zijn langs het pad door de site bordjes met extra uitleg aangebracht en er is op de grond in beton een enscenering gemaakt van de sporen van het maken van werktuigen. De site is enkel onder begeleiding te bezoeken, behalve op speciale dagen die door Toerisme Lanaken aangekondigd worden.

Praktische info De luchtfabriek, Markt 5 in Zolder, is dagelijks geopend van 10 tot 17 uur. De toegang is gratis. Een rondleiding voor 25 personen kost 50 euro plus 10 euro administratiekosten.

Meer info Toerisme Heusden-Zolder, tel. 011 80 80 88 of e-mail: toerisme@heusden-zolder.be 6 | Limburgs Erfgoed

Meer info Toerisme Lanaken, Kanaalstraat 11, 3621 Rekem (Lanaken); tel. 089 72 24 67, e-mail: visit@lanaken.be, www.visitlanaken.be


Prominente Truienaren en de “Vrienden van het Begijnhof van Sint-Truiden” poseren voor de gerestaureerde begijnhofkerk, 7 juli 1935.

80 jaar “Vrienden van het Begijnhof van Sint-Truiden” De begijnhofkerk van Sint-Truiden, beschermd monument, Unesco-werelderfgoed én een nog te zeer verborgen parel, kent een bewogen geschiedenis die tot de 13de eeuw teruggaat. Het zijn vooral de muurschilderingen - in 1860 ontdekt - die het SintTruidense begijnhof uniek maken. De “Vrienden van het Begijnhof van Sint-Truiden” hebben gedurende 80 jaar een cruciale rol gespeeld in het behoud en het toegankelijk maken van het begijnhof en de begijnhofkerk. Zij mogen dus bijzonder fier terugblikken op die 80-jarige geschiedenis. Een bescheiden maar stijlvol geïntegreerde tentoonstelling in de begijnhofkerk vertelt hun verhaal. Het verhaal van een erfgoedgemeenschap avant la lettre. De geschiedenis van de begijnhofkerk gaat terug tot de 13de eeuw, een periode waarin begijnhoven vooral in de Zuidelijke Nederlanden ontstaan. Van de 13de tot de 18de eeuw leefde de gemeenschap van begijnen in Sint-Truiden aan de rand van de stad in het begijnhof dat zich geleidelijk ontwikkelde en vooral in de 17de en het begin van de 18de eeuw floreerde. Na de Franse Revolutie komt de begijnhofkerk in privéhanden. De kerk vervalt geleidelijk en de eigenaar probeert de kerk over te dragen, omdat de kosten voor onderhoud te hoog oplopen. In 1928 wordt de kerk voor de eredienst gesloten. In 1933 wordt ze beschermd als één van de eerste monumenten sinds de “nieuwe” monumentenwet van 1931. Dat betekent een eerste kantelpunt. In 1934 wordt de vzw “Vrienden van het Begijnhof van Sint-Truiden” opgericht. De toenmalige eigenares Mathilde barones de PitteursHiégaerts schenkt de begijnhofkerk, het kerkhof en de inboedel aan de vzw. Eén van de voorwaarden is dat het koor van de kerk als grafkapel voor de familie in gebruik blijft. De restauratie kan met overheidssubsidie opgestart worden. Die gaat hoofdzakelijk over het herstellen van het dak en de restauratie van de muurschilderingen door Cornelis Leegenhoek. De “Vrienden” bekommeren zich niet alleen om de begijnhofkerk. De stichtingsakte vermeldt ook als doel om “gebeurlijk” het behoud van “van alle andere soort monumenten in het kanton Sint-Truiden” te verzekeren. Zo ijverden ze in 1937 onder meer voor het behoud van het kerkje van Guvelingen bij Sint-Truiden. De stad koopt het kerkje. De “Vrienden” zorgen voor herstelling. De werking van de vzw gebeurt op basis van lidgelden en giften aan de vzw. De begijnhofkerk fungeert vanaf 1935 als museum. De “Vrienden” organiseren er enkele opgemerkte tentoonstellingen zoals “Kerkschatten in Limburg” (1935) en “Madonna’s in Limburg” (1936). Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog wordt het Festraetsuurwerk in de kerk geplaatst en (te) druk bezocht. In 1966 verhuist het uurwerk naar een gebouw nabij de kerk.

Bij akte van 2 april 1970 wordt de begijnhofkerk samen met huis nummer 3 door de “Vrienden” overgedragen aan de provincie Limburg om er een Provinciaal Museum voor Religieuze Kunst in te richten. Een ingrijpende restauratiecampagne is opnieuw aan de orde en verloopt over verschillende jaren met als stip de restauratie van de prachtige muurschilderingen door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (Brussel). Van 1979 tot 1997 organiseert het Provinciaal Museum voor Religieuze Kunst wetenschappelijke tentoonstellingen in de kerk en draagt zorg voor een zorgvuldig uitgekozen selectie aan meubilair in de kerk. Een groot deel van het oorspronkelijk meubilair en roerend erfgoed, afkomstig van deze kerk, blijft ondergebracht in een depot dat tot op vandaag nog altijd met toewijding door de “Vrienden” beheerd wordt. Verder werken de “Vrienden” in 2008 i.s.m. de stad Sint-Truiden en de provincie Limburg mee aan de viering van 750 jaar Begijnhof. Naar aanleiding van deze viering verschijnt het boek “In zuiverheid leven. Het Sint-Agnesbegijnhof van Sint-Truiden”, uitgegeven door het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed i.s.m. de provincie Limburg. De grote verdienste van de “Vrienden van het Begijnhof van SintTruiden” is dat ze met een groot hart, met respect en met kennis van zaken, gedurende decennia aandacht vragen voor het begijnhof en de waardevolle schatten die eraan verbonden zijn. Hun 80-jarige viering is een prima gelegenheid om het belang van deze “erfgoedgemeenschap” voor het behoud van dit waardevolle erfgoed te duiden. De “Vrienden” mogen zich over de jaren heen gerust een erfgoedgemeenschap noemen, in de zin zoals de kaderconventie van de Raad van Europa over de waarde van cultureel erfgoed voor de samenleving (de zgn. Faro conventie van 27 oktober 2005) het exact bedoeld heeft. Vandaag bestaan de “Vrienden” uit een 15-tal leden. De tentoonstelling “80 jaar Vrienden van het Begijnhof van Sint-Truiden” loopt nog tot eind oktober 2015. Tijdens weekdagen geopend van 10 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 17 uur; op zaterdag, zon- en feestdagen van 13.30 tot 17 uur.

Een recent uit de collectie van de “Vrienden van het Begijnhof van Sint-Truiden” opgedoken en opgepoetste koperen plaat (links) werd in 1936 bevestigd aan de begijnhofkerk als aandenken aan de overdracht van de kerk aan de “Vrienden” en de daaropvolgende restauratie en ontsluiting als museum. Limburgs Erfgoed | 7


| VORMING |

Behoud en beheer

Op handen gedragen

Dit najaar worden in Limburg twee workshops rond het thema behoud en beheer georganiseerd. Deze staan open voor museum-, archief- en bibliotheekmedewerkers en voor vrijwilligers uit de erfgoedsector. Voor het volledige cursusaanbod verwijzen we je graag door naar de vormingskalender van FARO op faronet.be. Een cursus op maat, door het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed of door Monumentenwacht, is eveneens mogelijk op aanvraag.

Studie- en contactdag over erfgoed van processies

Behoud van fotografisch erfgoed Vele organisaties hebben fotografisch materiaal in hun erfgoedcollectie: dia’s, fotopositieven, fotonegatieven, glasplaten, albums en dergelijke meer. Een beeld zegt vaak meer dan woorden, dus blijkt dit materiaal een onmisbare bron voor geschiedschrijving en erfgoededucatie. De tijd, mensenhanden, ongedierte en klimaat zorgen echter ervoor dat fotografisch materiaal aftakelt en zo aan waarde verliest. Digitaliseren neemt de zorg voor de fysieke collectie niet weg. Hoe kan je de stukken veilig hanteren, verpakken en opbergen? De lesgever neemt je mee op een boeiende ontdekkingsreis. Lesgever: Herman Maes (hoofdrestaurator Nederlands Fotomuseum) Datum: dinsdag 29 september 2015, van 10.00 – 16.30 uur Locatie: Stadsarchief Hasselt Deelnameprijs: 25,00 euro per persoon Maximum aantal deelnemers: 15 Inschrijven: tel. 011 23 75 68, e-mail: erfgoeddepot@limburg.be

Processies maken deel uit van het immateriële culturele erfgoed. Tal van organisaties en vele vrijwilligers koesteren deze tradities en willen ze doorgeven aan volgende generaties. Een studie- en contactdag “Op handen gedragen” wil alle vrijwilligers die hieraan meewerken, samenZevenjaarlijkse Kroningsfeesten ter ere brengen en ondersteunen. van O.-L.-V. Oorzaak Onzer Blijdschap, 1904 Door het uitwisselen van kennis en ervaringen kan het processiegebeuren in Vlaanderen beslist worden versterkt. De studiedag is een organisatie van LECA, CRKC en KADOC-KU Leuven en vindt plaats op zaterdag 10 oktober 2015 in het Cultureel Centrum van Hasselt. Vrijwilligers leren elkaar en de processiecomités kennen en kunnen ervaringen uitwisselen. Tijdens drie workshops krijg je tips om met het processie-erfgoed aan de slag te gaan. Na de lunch kan je kennismaken met het rijke erfgoed dat processies hebben nagelaten. Je ontdekt Hasseltse religieuze topstukken, bezoekt Het Stadsmus of neemt een kijkje achter de schermen van de Virga Jesseommegang. Iedereen die processies en hun erfgoed op handen draagt, is van harte welkom!

Meer info LECA, Sint-Amandstraat 72, 9000 Gent; tel. 09 223 97 00 e-mail: info@ophandengedragen.be http://crkc.be/studie-en-contactdag-op-handen-gedragen-hasselt

Ook wanneer collectiestukken niet tentoongesteld zijn, maar (tijdelijk) in een depotruimte opgeslagen staan, garandeer je optimale bewaaromstandigheden van deze objecten. Een goed onderhoud van het depot is hierbij essentieel. Welke maatregelen kan je nemen om het depot stofvrij te houden? Hoe kan je insecten weren? Hoe kan je individuele objecten in diverse formaten reinigen? En hoe kan je een grondige toestandscontrole uitvoeren? Lesgevers: Wouter Lammens (depotconsulent West-Vlaanderen), Brecht Lagae en Andries Deknopper (monumentenwachters interieur) Datum: maandag 16 november 2015, van 10.00 – 16.30 uur Locatie: Museum De Mindere, Sint-Truiden Deelnameprijs: 15 euro per persoon Maximum aantal deelnemers: 15 De inschrijvingen voor deze vormingsreeks worden centraal opgevolgd door de provincie Antwerpen. Aanmelden kan via tel. 03 240 64 14 of e-mail: erfgoeddepot@provincieantwerpen.be.

provincie Limburg Universiteitslaan 1 B-3500 HASSELT limburg.be

De provincie Limburg stelde een prachtige dvd samen met een fictiefilm en een tentoonstellingsfilm over “Limburg 1914-1918: kleine verhalen in een Groote Oorlog”. Geen veldslagen, wel menselijke beleving en persoonlijke getuigenissen staan centraal.

Exclusieve dvd U kan deze unieke dvd bestellen voor slechts 8 euro plus verzendingskosten via www.limburg1914-1918.be of tel. 011 23 75 75 of e-mail: pcce@limburg.be.

v.u. Sandro Claes, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt

In goede handen: erfgoed in depots Module “Niet te verwaarlozen: onderhoud in depot”


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.