2016/4 Limburgs Erfgoed

Page 1

PB- PP B-

BELGIE(N) - BELGIQUE

Limburgs Erfgoed afgiftekantoor 3500 hasselt 1 oktober / november / december 2016 jaargang 21 nummer 4 3-maandelijks tijdschrift erkenningsnummer p 509 339

kelen van 850

van het smok Reconstructie

schapen door de

“d

dens WO I oodendraad” tij

en

CE, Peter Bloem

in Bocholt © PC


Woord Vooraf door Igor Philtjens gedeputeerde van Cultuur, Erfgoed en Toerisme Op het terrein zien we in Limburg heel wat geslaagde initiatieven en samenwerkingen tussen erfgoedorganisaties en het onderwijs. In deze laatste nieuwsbrief “Limburgs Erfgoed” van 2016 kan u kennismaken met twee erfgoededucatieprojecten. In 2017 start het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed met het erfgoededucatieproject “Jong redt oud”. Bovendien willen we via het netwerk erfgoededucatie “Erfgenoten in Limburg” praktijkvoorbeelden van erfgoededucatie in Limburg in kaart brengen. Naast de reeds bestaande intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst Oost-Haspengouw & Voeren of kort IOED Oost werden in april van dit jaar in Limburg drie nieuwe intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten erkend. In september werd een werkingssubsidie van de Vlaamse overheid toegekend, zodat hun werking nu volop van start kan gaan. Zij voeren voor de partnergemeenten taken uit rond een integraal onroerenderfgoedbeleid dat zowel bouwkundig, landschappelijk als archeologisch erfgoed omvat. In het totaal telt Limburg nu vier IOED’s. Meer hierover in deze nieuwsbrief! De 40ste verjaardag van het Emile Van Dorenmuseum in Genk was de perfecte aanleiding om het verhaal van het kunsthistorisch belang van Genk als een station d’artistes terug onder de aandacht te brengen. Met financiële steun van de provincie Limburg werd dit verhaal in boekvorm uitgegeven, met naast een Nederlandse versie ook een vertaling in het Frans en het Engels. De tentoonstelling die hierbij aansluit, brengt ons terug naar de kiem van het kunstenaarsoord. In het kader van het onderzoek rond het leven en de cultusverering van Harlindis en Relindis werden op 24 augustus 2016 in de SintCatherinakerk in Maaseik de reliekkisten en reliekhouders van beide zusters onder grote belangstelling geopend. Dit onderzoek vormt de basis voor een vernieuwende museale ontsluiting van de kerkschatten door de Musea Maaseik. Tot slot maakt u in deze nieuwsbrief kennis met het digitaal stappenplan voor het waarderen, selecteren en herbestemmen van roerend religieus erfgoed in parochiekerken in Vlaanderen, ontwikkeld door het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur i.s.m. de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen. Graag wensen wij u en uw familie prettige eindejaarsfeesten, alsook een gelukkig en voorspoedig 2017!

COLOFON De deputatie van de provincie Limburg Herman Reynders, gouverneur-voorzitter; Frank Smeets, Ludwig Vandenhove, Igor Philtjens, Erik Gerits, Jean-Paul Peuskens en Inge Moors, gedeputeerden en Renata Camps, provinciegriffier Redactie: Limburgs Erfgoed. Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed Provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt tel. 011 23 75 75, e-mail: pcce@limburg.be Tekst: Peter Bloemen, Tine Hermans, Katrien Houbey en Anja Neskens, Anne Milkers, Kristof Reulens en Betty Simon Lay-out & Drukwerk: Designpartner/Drukkerij Paesen, Opglabbeek Verantwoordelijke uitgever: Sandro Claes, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt Website: www.limburg.be/pcce

BoerenGoed © Erfgoed Haspengouw

Erfgoededucatie op maat van leerlingen in de eigen schoolbuurt De directe omgeving van kinderen en jongeren biedt een ongemeen rijke schat aan landschappen, onroerend erfgoed, roerend en immaterieel erfgoed en dus vormt de omgeving een sterke informele leeromgeving. Scholen kunnen hiervan gebruikmaken om buiten het klaslokaal te komen en samen erfgoed te ontdekken. Erfgoededucatie gaat niet zozeer over feitenkennis uit een boek, maar eerder over het ontwikkelen van vaardigheden zoals leren waarnemen en beleven. Het gebruik van de zintuigen is daarbij bijzonder belangrijk. Op het terrein zien we in Limburg heel wat bijzonder geslaagde initiatieven en samenwerkingen tussen erfgoedorganisaties en het onderwijs. We geven hier een tweetal voorbeelden aan, maar horen graag welke initiatieven in het veld momenteel nog lopen, in opstart zijn of recent zijn afgelopen. Het PCCE start in 2017 met het erfgoededucatieproject Jong redt oud (werktitel).

GouwGoed: erfgoed voor kinderen en jongeren Erfgoed Haspengouw nam in 2014 samen met w wh at* vzw (voorheen de Kunstbank) het initiatief om kinderen en jongeren in aanraking te brengen met cultureel erfgoed uit de regio. Ze ontwikkelden een originele methodiek waarbij vrijwilligers jongeren en erfgoed rechtsreeks met elkaar in contact brengen. Momenteel is een team van zes creatieve erfgoedbemiddelaars (CEB) actief. Dit zijn zes vrijwilligers gepassioneerd door het diverse erfgoed van Haspengouw. Onder de noemer GouwGoed ontdekken ze samen met leerlingen wat erfgoed betekent, hoe herkenbaar dit kan zijn en welke betekenis eraan gegeven kan worden. De creatieve erfgoedbemiddelaars brengen erfgoed in de klas en dit op maat van de kinderen. Creativiteit, interactie en bemiddelingsmethodieken uit de kunsteducatie vormen de ingrediënten voor dit bijzondere aanbod voor scholen. Afhankelijk van het thema gaat het over workshops voor de eerste, tweede en/of derde graad lager onderwijs. De thema’s zijn AppelGoed, BoerenGoed, BroekzakGoed, MeetGoed, FietsGoed en StilteGoed. We citeren even: “Door te onderzoeken, te ervaren en te doen, ontdekken de kinderen de verhalen achter de meegebrachte objecten. Ze kijken, voelen en spreken samen, verruimen elkaars woordenschat en dagen elkaar uit om meer te zien en meer te weten te komen.” De ontwikkeling van GouwGoed gebeurde langzaam en doordacht én altijd in samenspraak met de creatieve erfgoedbemiddelaars. Een bewuste keuze die zijn vruchten afwerpt. Het oproepen van verwondering en nieuwsgierigheid maakt dat de kinderen op een speelse manier leren. Dit is een voorbeeld van een interessante en vernieuwende erfgoedpraktijk! Meer info vind je op www.erfgoedhaspengouw.be.


Stokkem, met de klas op stap in de Rechtestraat © Basisschool Uiterwaard Stokkem (Dilsen-Stokkem) Lanklaar, met de klas op stap in en nabij het Brugwachtershuisje © De Vreedsel Lanklaar (Dilsen-Stokkem)

| CULTUREEL ERFGOED | Leerlingen op zoek naar de tijd van toen in Lanklaar Over de lokale Maaslandse schilder René Simons (1906-1973) ontwikkelde de geschied- en heemkundige kring De Vreedsel in Lanklaar (Dilsen-Stokkem) gedurende 2015-2016 een totaalproject met een belangrijk educatief luik. Het werd een uitmuntend voorbeeld van een kruis­bestuiving tussen erfgoed, intergenerationeel leren en onderwijs. In november 2016 werd de kring nog genomineerd voor de titel van “Ambassadeur Heemkunde Vandaag” van Heemkunde Vlaanderen. Het project bestond uit het opsporen van kunstwerken van René Simons in particuliere verzamelingen, de uitgave van het boek “Rene Simons schildert, het Maasland schittert …”, een tentoonstelling in het voorjaar 2016 en een samenwerking met de twee basisscholen in de

Buurten met erfgoed © afdeling Onroerend Erfgoed

gemeente, De Startbaan en Uiterwaard. Leerlingen van het 5de en 6de leerjaar maakten kennis met erfgoed en gingen in de omgeving van Lanklaar, Stokkem en Eisden op zoek naar sporen uit het verleden aan de hand van tekeningen en schilderijen van René Simons. Op deze manier vergeleken ze de leefwereld van de kunstenaar (20ste eeuw) met hun eigen leefwereld vandaag. Ze namen foto’s van de omgeving, vergeleken deze met de kunstwerken en zochten met de begeleiders van de heemkundige kring en de leerkracht naar veranderingen in het landschap. Hun eigen foto’s bespraken ze ook nog met ouders en grootouders. Gegevens en foto’s van de leerlingen zijn in een schetsboek gebundeld. Vervolgens maakten ze kennis met de kunstenaar en met behulp van een werkboekje “In de voetsporen van René Simons” leerden ze gericht kijken naar kunst. Als kers op de taart mochten ze zelf aan de slag: “In de huid van René”. Elke klas koos een schilderij. Dit werd in vakjes verdeeld. Iedere leerling vergrootte en schilderde zijn stukje. Onderling overleg was een noodzaak. Alle deeltjes werden samengevoegd. De vier schilderijen werden in aanwezigheid van genodigden op een vernissage onthuld door burgemeester en schepenen. De scholen van de gemeente tekenden opnieuw in voor een gelijkaardig project de komende jaren. Het project werd gedragen door de samenwerking tussen de vrijwilligers, provincie Limburg, erfgoedcel Mijn-Erfgoed en Kristof Reulens van het Emile Van Dorenmuseum.

Handleiding. Dieper dan Shakespeare, hoger dan de kathedraal. Erfgoededucatie in de schoolbuurt, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel 2016 De handleiding Dieper dan Shakespeare, hoger dan de kathedraal. Erfgoededucatie in de schoolbuurt spoort scholen en gemeente­ besturen aan om werk te maken van het ontdekken van het onroerend, natuurlijk, roerend en immaterieel erfgoed in de eigen schoolbuurt. Leerkrachten van de basisscholen gaven eerder aan dat ze het erfgoed in de schoolomgeving onvoldoende kennen en het amper in hun lessen gebruiken. Daarom startte het Agentschap Onroerend Erfgoed vanaf het schooljaar 2011-2012 het project Buurten met erfgoed in een twaalftal proefscholen en vier pilootgemeenten. In elke school werkten de leerkrachten, de directie en geëngageerde ouders van een aantal scholen samen met lokale en regionale erfgoeddeskundigen. Het doel was een erfgoedproject op maat van de leerlingen in de eigen schoolbuurt. De lokale en regionale erfgoeddeskundigen waren onder meer lokale sleutelfiguren, gemeentelijke erfgoeddiensten, heemkundige

kringen, erfgoedorganisaties, de erfgoedcellen, Natuurpunt, de Regionale Landschappen, ... Partners in het project waren onder meer FARO, CANON, Heemkunde Vlaanderen, Herita, Mooss vzw en Educatie voor Duurzame Ontwikkeling van het departement Leefmilieu. Het traject “Buurten met erfgoed” is momenteel afgerond. De brochure blikt terug en neemt tegelijk een aantal resultaten van de piloot­ projecten mee. We onthouden een interessante passage op p. 43: “In het geschiedenisonderwijs ligt de klemtoon op het conceptualiseren en analyseren, bij erfgoededucatie gaat het eerder om waarnemen (zien, ruiken, voelen en aanraken …) en verbeelden. (…) Erfgoededucatie verbindt het kleine verhaal van dichtbij met de grote, algemene geschiedenis. Ondanks de verschillen hebben de geschiedenis- en erfgoedinvalshoek dezelfde grond. Ze vertrekken vanuit hetzelfde respect voor feiten en opvattingen, zodat de collectieve herinnering geen valse of vertekende voorstelling van zaken wordt.”

Contactpersoon Jan Van den Bossche, gsm 0495 20 78 30; e-mail: jan.vandenbossche2@telenet.be

Oproep! Het netwerk erfgoededucatie Erfgenoten Limburg wil graag praktijkvoorbeelden van erfgoededucatie in Limburg in kaart brengen. Welke zijn concrete ervaringen op het terrein? Hoe verliep de samenwerking? Waar liggen kansen of valkuilen? In 2017 worden de praktijkvoorbeelden verzameld en gedeeld. Contacteer ons via: tel. 011 23 75 80; e-mail: erfgenotenlimburg@limburg.be of anne.milkers@limburg.be Limburgs Erfgoed | 3


Villa “Les Abeilles” in cottagestijl in Genk, thuisbasis voor de IOED Regionaal Landschap Kempen en Maasland © RLKM

Kasteel Fauconval in Kortessem, thuisbasis voor de IOED Oost-Haspengouw en het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren © Frederik Santermans

| CULTUREEL ERFGOED |

Drie nieuwe IOED’s In Limburg hebben drie nieuwe intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten of IOED’s een werkingssubsidie van de Vlaamse Overheid gekregen. In totaal zijn er nu in Limburg vier IOED’s. Zij voeren voor de partnergemeenten taken uit rond een integraal onroerenderfgoedbeleid dat zowel bouwkundig, landschappelijk als archeologisch erfgoed omvat. Zij ondersteunen gemeenten, erfgoedactoren en vrijwilligers in hun hele werkingsgebied. In Zuid-Oost Limburg bestond reeds sinds 2004 een intergemeentelijke archeologische dienst ZOLAD. Toen deze dienst in 2009 ook een werking voor bouwkundig en landschappelijk erfgoed uitbouwde, werd deze dienst het prototype voor de huidige IOED’s. In 2015 werd deze dienst in het kader van de nieuwe wetgeving één van de eerste erkende IOED’s met ook een nieuwe naam: de IOED Oost-Haspengouw & Voeren of kort de IOED Oost, actief in Bilzen, Riemst en Voeren. Deze laatste twee gemeenten hebben dit jaar ook een erkenning aangevraagd en verkregen om zich nu onroerenderfgoedgemeente te mogen noemen. Met deze erkenning krijgen de gemeenten Riemst en Voeren ook meer autonomie rond onroerend erfgoed. Naast de IOED Oost hebben begin dit jaar drie nieuwe IOED’s een aanvraag voor erkenning ingediend die in april goedgekeurd werd. In september werden ook de werkingssubsidies door de Vlaamse Overheid toegekend en nu kunnen deze IOED’s volop van start gaan met hun werking.

IOED De Merode Deze IOED is ontstaan uit het plattelandsproject De Merode van de Vlaamse Landmaatschappij. Dit project voert doorgedreven plattelandsherwaardering door op verschillende domeinen zoals landbouw, natuur, maar ook door op toerisme en erfgoed gecoördineerd in te zetten. De regio kenmerkt zich door een sterke verbondenheid met de familie de Merode en met de abdij van Averbode. Met de erkenning en subsidie kan nu de werking voor erfgoed verankerd worden in een stevige structuur die gedragen wordt door de deelnemende gemeenten

Kerk van de norbertijnenabij van Averbode (Scherpenheuvel-Zichem) © PCCE, Tonny Schouteden 4 | Limburgs Erfgoed

op het kruispunt van drie provincies: Antwerpen, Limburg en VlaamsBrabant. In Limburg neemt de gemeente Tessenderlo deel aan IOED De Merode. De IOED is momenteel bezig met het aanstellen van een coördinator, waarna de werking volop van start kan gaan.

IOED Regionaal Landschap Kempen en Maasland Zoals de naam doet vermoeden is deze IOED ontstaan uit het Regionaal Landschap Kempen en Maasland en zij werken dan ook nauw samen. De IOED brengt de regio samen om een gezamenlijk beleid uit te bouwen rond landschappelijk, bouwkundig en archeologisch erfgoed en zal in de nabije toekomst ook de structuur vormen voor het behoud en beheer van het kandidaat Unesco werelderfgoedgebied. De deelnemende gemeenten zijn: As, Bree, Genk, Kinrooi, Lanaken, Maaseik, Maasmechelen, Meeuwen-Gruitrode, Opglabbeek, Peer en Zutendaal. De IOED zal de komende tijd inzetten op het ontsluiten van archeologische informatie en ondersteuning organiseren bij de vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Eén van de eerste projecten waaraan zij dit jaar al meegewerkt hebben, is de reconstructie van het smokkelen van 850 schapen door de “doodendraad” tijdens WO I in Bocholt, waarbij het landschap van het Kempen Broek met activiteiten en geleide wandelingen voor het publiek ontsloten werd.

IOED Haspengouw West De IOED Haspengouw West is ook gegroeid uit een regionaal landschap, het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren. In het westen van Haspengouw hebben de gemeenten Alken, Borgloon, Gingelom, Heers, Kortessem en Wellen besloten om samen te werken rond gemeenschappelijke erfgoedthema’s: agrarisch erfgoed, GalloRomeins erfgoed, religieus erfgoed en kastelenlandschappen. De IOED werkt nauw samen met het Regionaal Landschap en met de IOED Oost. De erfgoedcel Haspengouw is eveneens een betrokken partner. Hun eerste projecten zullen samen met het agentschap de nieuwe vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed en de opmaak van een onroerenderfgoedrichtplan voor de Haspengouwse hoogstamboomgaarden zijn. De IOED heeft pas een nieuwe medewerker aangeworven, Alexander Massoels, die als erfgoedconsulent de gemeenten en hun inwoners zal ondersteunen.


Kelchterhoeve, 21 september 1846, tekening van Edmond Tschaggeny © Stichting Jos Tysmans Route de Geliere, Genck, 18 september 1847, tekening van Edmond Tschaggeny ©Stichting Jos Tysmans

| MUSEA |

Veertig jarig Emile Van Dorenmuseum vertelt honderdzeventig jaar oud verhaal Met meer dan driehonderd waren ze: de landschapsschilders die een eeuw lang Genk als centrale uitvalsbasis kozen om de Kempische heide, duinen, vijvers en moerassen op doek of papier te vereeuwigen. Deze episode uit de Belgische kunstgeschiedenis is weinig bekend, zelfs binnen Limburg. Ooit was dit anders, getuige het groot aantal internationale kunstenaars die er voet aan de grond zetten, met de Franse realist Jules Breton (1827-1906) als bekendste. Ook kunstenaars uit Duitsland, Nederland, Noorwegen en Groot-Brittannië zetten er hun schildersezel neer. Octave Maus, de Jan Hoet van zijn tijd, schalde in een artikel in L’Art Moderne de loftrompet van Genk, waar tal van kunstenaars hun eerste stappen in de beeldende kunst zetten. Het kunsthistorische belang van Genk als een station d’artistes werd in oktober 2016 bestendigd, doordat het Emile Van Dorenmuseum (waar deze geschiedenis thuis is) kon toetreden tot EuroArt. EuroArt verenigt meer dan veertig kunstenaarskolonies binnen Europa, met o.a. Barbizon, Worpswede en Domburg, evenals SintMartens-Latem en Tervuren. Voor het wetenschappelijk comité van de organisatie was het snel duidelijk: Genk was in de 19de eeuw een kunstenaarskolonie, vergelijkbaar met deze van de roemrijke leden. Om dit verhaal terug onder de aandacht te brengen en zijn rechtmatige plek in de nationale (kunst)geschiedenis terug te geven, besloot het museum – financieel geruggensteund door de provincie Limburg – het verhaal van het kunstenaarsoord, samengevat in boekvorm, uit te geven, met naast een Nederlandse versie ook een vertaling in het Frans en het Engels. De veertigste verjaardag van het Emile Van Dorenmuseum was hiertoe de perfecte aanleiding. Het museum is opgericht in 1976 dankzij het legaat van Fanny Van Doren, de dochter van de landschapsschilder, wiens naam onlosmakelijk met deze plek verbonden is. Zij schonk na haar dood de villa Le Coin Perdu en de inboedel aan de stad Genk. De eerste dertig jaar van zijn bestaan wijdde het museum zich haast exclusief aan het verhaal van Emile Van Doren, maar in 2010 kwam hierin verandering. Na een restauratie en inhoudelijke verdieping heropende het museum als “huis van landschap en kunst”, met als ambitie de geschiedenis van Genk als een kunstenaarsoord in de periode 1840-1940 ten volle te verzamelen, te bestuderen en te ontsluiten met tijdelijke tentoonstellingen, publicaties en popupmusea. Bovendien bouwt het museum zelf verder aan deze geschiedenis en nodigt ze hedendaagse kunstenaars in residentie uit. Geïnspireerd door het landschap en de stedelijke realiteit van vandaag, voegen zij telkens weer een nieuw hoofdstuk toe aan het verhaal.

het kunstenaarsoord. Centraal staan de tekeningen van Edmond Tschaggeny (1818-1873), uit de collectie van de Stichting Jos Tysmans. De 79 tekeningen, die met ondersteuning van de erfgoedcel MijnErfgoed gerestaureerd werden, belandden via een bevriende familie in de handen van de kunstenaar Jos Tysmans (1893-1974), die zowel in Haspengouw als in de Kempen actief was, waarvan hij na de Tweede Wereldoorlog definitief zijn thuis maakte, in Houthalen. De oudste tekening krijgt (voorlopig, tot mogelijk een illustere voorganger opduikt) het predicaat van geboorteakte van het station d’artistes. Het is een kleine potloodschets van enkele koeien aan een waterpoel, gedateerd Genck, 3 septembre 1846. Uit datzelfde jaar worden nog vijf andere tekeningen bewaard. Deze tonen aan dat Tschaggeny minstens een hele septembermaand lang in de Kempen verbleef. Een schets lijkt te bevestigen dat hij niet alleen op doortocht was. Met enkele potloodtrekken schetste Tschaggeny namelijk ook enkele kompanen, rustend ergens in Kelchterhoef. Of Tschaggeny in 1846 voor het eerst in de Kempen actief was, kunnen we niet met zekerheid stellen. Wel is het duidelijk dat er inspiratie in overvloed was en dat het er goed toeven was, want ook in 1847 en 1848 trok hij opnieuw voor verschillende weken doorheen het landschap, zijn schetsboek in de hand. Gedurende vele jaren zou hij terugkeren. Naarmate de eeuw vorderde, groeide het aantal kunstenaars dat jaar na jaar de weg naar het hart van de Limburgse Kempen vond. De tentoonstelling “De kiem van een kunstenaarsoord”, waarin je dit en nog veel meer kan ontdekken, is nog tot 5 maart 2017 te bezoeken.

Praktische info Emile Van Dorenmuseum. Huis van landschap en kunst, Henri Decleenestraat 21, 3600 Genk Open elke zondag van 14 tot 18 uur of op afspraak Gesloten op 25 december 2016 en 1 januari 2017

Meer info De laatste episode die het museum intensief onderzocht en in de huidige tentoonstelling ontsluit, brengt ons terug naar de kiem van

www.emilevandorenmuseum.be www.facebook.com/emilevandorenmuseum Limburgs Erfgoed | 5


Inhoud reliekkisten uit 1652 en 1660 © Musea Maaseik

| CULTUREEL ERFGOED |

Een onvervalste cultusverering uit de 8ste eeuw In de aanloop naar de herlokalisering van de Kerkschatten van Sint-Catharina zijn er diverse wetenschappelijke onderzoeken lopende om een nieuwe en boeiende verhaallijn te kunnen schrijven. Het onderzoek naar de relieken van Harlindis en Relindis is één hiervan. Harlindis en Relindis werden geboren als dochters van Adalhardus en Grinuara. Volgens de vita stuurden Adalhardus en Grinuara hun dochters naar een klooster in Valenciennes waar ze hun religieuze opleiding genoten en leerden lezen en schrijven. Daarnaast leerden ze er ook de kunst van het illumineren, naaien en weven. Na hun terugkeer in Aldeneik werd gestart met de bouw van het klooster en de kerk op een stuk grond van hun vader, gelegen in de buurt van een klein, nutteloos bos vlakbij de Maas. De zussen werden achtereenvolgens tot abdis gewijd door Willibrordus en Bonifatius. Na de eerdere opzienbarende opening van het Odiliaschrijn in de abdij van Colen (Borgloon), wenste het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) (Brussel) ook in een uitdagend en voortschrijdend onderzoek naar de reliekkisten van de heiligen Harlindis en Relindis te investeren. Op 24 augustus 2016 werden de reliekkisten van beide zusters en diverse andere reliekhouders - twee armreliekhouders van Harlindis en Relindis en een grote, zilveren reliekhouder van Relindis van de Vrouwen van Bethanië - onder grote belangstelling geopend door bisschop Patrick Hoogmartens in de Sint-Catharinakerk te Maaseik. Gedurende twee dagen voerde het onderzoeksteam een “blitzonderzoek” uit, waarbij de nodige stalen genomen werden en alles zorgvuldig gedocumenteerd werd. Het onderzoek werd geleid door Mark Van Strydonck, ingenieur van het radiokoolstofdateringslaboratorium van het KIK. De belangrijkste vraagstelling tijdens dit onderzoek was dubbel: enerzijds, uiteraard, het aftoetsen van de materiële resten uit de reliekkisten aan de vita van Harlindis en Relindis en anderzijds het beantwoorden van de vraag of de botfragmenten daadwerkelijk aan Harlindis en Relindis kunnen worden toegewezen. De diverse reliekhouders van Harlindis en Relindis omvatten meerdere botresten, maar ook voorwerpen in textiel, been, aardewerk, ivoor, hout en metaal. De kleinste reliekkist uit 1660 was bij de opening leeg. Reeds in 1867 werden enkele reliekhouders en textielfragmenten uit de kist verwijderd met het oog op het tentoonstellen ervan. De grootste reliekkist, uit 1652, omvatte diverse linnen zakken, omhuld met moderne plastieken zakken uit 1988. Tot eenieders verrassing werden als eerste de plastieken zakken rond de relieken waargenomen, waar6 | Limburgs Erfgoed

Officiële opening van de reliekkisten op 24 augustus 2016 © Musea Maaseik door het team kon concluderen dat de kisten in een recentere periode geopend werden. Nader archiefonderzoek gaf aan dat de reliekkisten in 1966 inofficieel geopend werden o.l.v. Pater Sangers om ze te laten behandelen tegen houtworm. Een tweede opening vond plaats in 1988 o.l.v. de kerkfabriek, wanneer diverse textielfragmenten voor conservatie overgebracht werden naar het KIK. In het totaal konden zes groepen onderscheiden worden, variërend van verbrand tot onverbrand materiaal en diverse objecten. De botten uit de twee houten armreliekhouders en de zilveren reliekhouder zijn te relateren aan de inhoud van de reliekkisten. De radiokoolstofdatering groepeert de objecten onmiddellijk in vier periodes: late middeleeuwen, volle middeleeuwen, Merovingische periode en Romeinse periode. De bemonstering werd niet enkel uitgevoerd op botmateriaal, maar ook op hout, zaden en zelfs uitwerpselen, naar alle waarschijnlijkheid geitenkeutels. De resultaten werden gekoppeld aan het stilistisch onderzoek van enkele voorwerpen en het fysisch-antropologisch onderzoek. Een belangrijk element waarmee men in de interpretatie rekening moet houden, is het feit dat de botresten zeer gefragmenteerd zijn. Dat betekent dat Caroline Polet, fysisch-antropoloog, niet met 100%


Verbrande resten van minimaal twee individuen © Mark Van Strydonck

zekerheid het aantal individuen kan bepalen, noch de sekse, noch de ouderdom. In het totaal zijn er minimaal twaalf individuen aangetroffen in de kist: vijf volwassen Romeinen, zes Merovingers, van wie twee kinderen en vier volwassenen en één volwassene uit de volle middeleeuwen. In de kisten zijn ook objecten aangetroffen uit twee periodes. Wat de Merovingische periode betreft trof het team een mantelspeld, naaldenkoker, ivoren container, houten container, pruimenpit en geitenkeutels aan. Daarnaast werden enkele drinkbekers in Siegburgaardewerk en een textielfragment van een hoofdreliek van één van de 11 000 maagden uit de late middeleeuwen ontdekt. Intrigerend is een zak vol met verbrande resten. Belangrijk te vermelden, is dat het niet om gecremeerde resten gaat. Er is immers slechts één fragment verbrand aan 700°C. De andere botten zijn slechts gedeeltelijk of geheel verbrand aan 300°C à 400°C. Het gaat om een opmerkelijk fenomeen. Hier zijn dus personen niet bewust verbrand, maar eerder per ongeluk blootgesteld aan een brand. Al deze botten dateren van 550 tot 750. Minimum twee volwassen individuen kunnen hier onderscheiden worden, van wie de sekse en de ouderdom niet bepaald kunnen worden. De verbrande botten, de houten container, de ivoren container, de naaldenkoker en de mantelspeld werden begraven tussen 550 en 750. Dit is principieel te oud om te kunnen relateren aan de periode van Harlindis en Relindis. Uiteraard moet voor ogen gehouden worden dat de geboortedatum, de bouw van de kerk, de sterftedatum, … gissingen zijn van historici.

of gaat het hier mogelijk om haar ouders of andere personen. Dit kan niet met zekerheid gesteld worden. Noemenswaardig is ook de aanduiding van de verbrande botten als de resten van Harlindis en Relindis tijdens de opening in 1388. Hieruit kan wel geconcludeerd worden dat de cultusverering rond Harlindis en Relindis wel degelijk in de 8ste eeuw startte en dat we dus niet te maken hebben met een vervalste cultus uit latere periodes. De niet verbrande botten uit de Merovingische periode kunnen gecombineerd worden met de botten uit de Romeinse periode en de kaak uit de 10de eeuw. Deze botten zijn te relateren aan de oorkonde van 1202, waarin bisschop Guido van Praeneste (Palestina) oproept om de vrome devotie opnieuw leven in te blazen. In de daaropvolgende periode stijgt de vraag naar relieken in vele gebieden en ook in Aldeneik. De oproep van de bisschop leidde tot een intensere aandacht voor het geloof en het vrome levenspad van de heilige Harlindis en Relindis. Daarbij werd de bevolking aangespoord om opnieuw stil te staan bij het geloof en de waarden en normen die het christendom aanreikt om een vroom leven te kunnen leiden. De verering van een reliek werd hierbij ervaren als een hulp op deze religieuze tocht. Men beschikte in de 13de eeuw enkel over de verbrande botten van de heilige Harlindis en Relindis, die zeer fragmentair waren. Vermoedelijk werd er daarom besloten over te gaan tot een tweede uitgraving om aan de vraag naar relieken te kunnen voldoen. Tijdens deze uitgraving werden botten uit diverse periodes opgegraven. Deze botten werden in de inventarissen van 1388 en 1472 naast de verbrande botten nooit omschreven als zijnde van de heilige Harlindis en Relindis, maar wel als “niet toegewezen botten”.

In de hoop verbrande botten werden ook geiEen exacte toewijzing van de verbrande bottenkeutels en een pruimenpit aangetroffen. Deze objecten waren niet verbrand, maar ten aan Harlindis en Relindis is dus niet kunnen zondermeer makkelijk bewaard blijmogelijk, omdat de fragmentatie van de botven in deze toestand als ze zich in een droge ten te groot is. Verder historisch onderzoek omgeving bevinden. De aanwezigheid van zal meer licht moeten werpen op de oude deze objecten wijst op een uitgraving buiten geschatte dateringen rond het leven van Harde kerk en worden gedateerd tussen de 8ste lindis en Relindis. We kunnen met zekerheid eeuw en de 9de eeuw. Er zit ongeveer een Onderzoek van de verbrande resten door fysischzeggen dat het hier niet gaat om vervalste antropoloog Caroline Polet © Mark Van Strydonck eeuw tussen de begraving en de uitgraving. relieken, maar effectief om een oude cultus De botten zijn tijdens de uitgraving partieel verbrand. Er moet dus iets die in de 8ste eeuw gestart werd. Dit is eveneens erg belangrijk voor de gebeurd zijn: een brand, een inval …? Deze botten zijn dus kort voor of gemeenschap van Maaseik waar nog om de 25 jaar een processie georna de dood van Harlindis en Relindis opgegraven in netelige omstanganiseerd wordt tussen Aldeneik en Maaseik. In 2022 vindt de eerstvoldigheden en bewaard tot bij de verheffing van Harlindis en Relindis in gende processie plaats. de Karolingische kerk op het einde van de 9de eeuw. Men heeft deze botten dus steeds beschouwd als zijnde van de heilige Harlindis en De resultaten van het onderzoek worden uitgegeven in een wetenRelindis. Betekent dit dat de dames misschien eerder geleefd hebben schappelijk artikel, dat in de loop van 2017 gepubliceerd zal worden. Limburgs Erfgoed | 7


| CULTUREEL ERFGOED |

Waarderen en herbestemmen van roerend religieus en agrarisch erfgoed Recent werden de resultaten van twee projecten rond de waardering van erfgoed gepresenteerd en gepubliceerd. Het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) ontwikkelde samen met de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen een digitaal stappenplan voor het waarderen, selecteren en herbestemmen van roerend religieus erfgoed in parochiekerken in Vlaanderen. Het Centrum Agrarische Geschiedenis en de provincie West-Vlaanderen hebben een vergelijkbare methodiek ontwikkeld voor agrarisch erfgoed in Vlaanderen. Beide instrumenten kunnen erg nuttig blijken voor het dagelijkse beheer van een collectie of in het uiterste geval voor de herbestemming ervan.

Er beweegt heel wat in het kerkenlandschap. Op verschillende niveaus wordt nagedacht over het huidige en toekomstige gebruik van de parochiekerken in Vlaanderen. Sommige kerken krijgen naast de religieuze functie ook een andere invulling. Af en toe krijgen kerkgebouwen zelfs een geheel andere bestemming. Dat heeft uiteraard een impact op de omvangrijke collectie voorwerpen die zich in deze kerken bevindt. Meestal kunnen niet alle objecten ter plaatse bewaard blijven. Het beheren van dit waardevolle religieuze patrimonium is een belangrijke taak op de schouders van de kerkbesturen. Het begrijpen van de collectie, het selecteren en het waarderen van de stukken én het bepalen van een gepaste herbestemming kunnen erg lastig zijn. Om kerkbesturen hierbij te ondersteunen ontwikkelde het CRKC samen met de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen het “Stappenplan voor waarderen, selecteren en herbestemmen van roerend religieus erfgoed in parochiekerken”. De nieuwe tool loodst je stap voor stap doorheen het complexe proces van die opeenvolgende acties. Bovendien houdt de methodiek rekening met het wettelijk kader en de kerkelijke richtlijnen. Zo helpt het kerkbesturen om correct met het erfgoed om te gaan en verantwoorde keuzes te maken. Je kan het stappenplan volledig online opvolgen via www.stappenplanreligieuserfgoed.be. Mits een goede voorbereiding kan je het hele traject in een zestal maanden afronden. Het stappenplan werd al meermaals in de praktijk toegepast en getest. Op Depotwijzer.be vind je een beschrijving van de voorbeeldprojecten in Rieme en Serskamp in Oost-Vlaanderen.

bundelt de resultaten van dit omvangrijke project, met heel wat praktische tips voor inventarisatie en beheer. De handleiding is vrij digitaal te raadplegen of te bestellen bij de provincie West-Vlaanderen, dienst Cultuur. Op Depotwijzer.be vind je ook een beschrijving van het totaalproject en van een deelproject rond de herbestemming van de collectie Landbouwmuseum Leiedal in Bissegem. In de nasleep van dit traject werkt het CAG, als expertisecentrum voor agrarisch erfgoed, verder aan een thesaurus van het agrarisch erfgoed.

Het belang van de inventaris Hou rekening ermee dat het opstellen van een inventaris vooraf wenselijk is. Dat alleen kan al snel enkele maanden in beslag nemen. Objecten waarderen kan niet zonder een goed, volledig overzicht van de collectie. Een bestaande inventaris kan binnen het traject wel verbeterd worden.

Meer info www.stappenplanreligieuserfgoed.be www.depotwijzer.be/project

| VORMING |

Tijd voor de lenteschoonmaak! Bij het begin van het toeristisch seizoen moet alles weer op zijn paasbest zijn. Dit is het moment voor een grondige onderhoudsbeurt, om rommel op te ruimen en alles weer netjes op zijn plek te zetten. Waaraan moet je denken? Welke werkwijze en welke producten zijn geschikt? In deze periode plan je ook best een jaarlijkse controle van de inventaris, de beveiliging en de aanwezigheid van schadelijke insecten of schimmels. Hiervoor geven we je graag praktische tips mee.

Agrarisch erfgoed In opdracht van de provincie West-Vlaanderen registreerde en waardeerde het Centrum Agrarische Geschiedenis vzw (CAG) tussen 2011 en 2016 de grote landbouwcollecties daar aanwezig. Dit vormde concreet de aanleiding voor het schrijven van een methodiek voor heel Vlaanderen. Deze werd op 1 december 2016 voorgesteld aan het erfgoedveld. De publicatie “De hand aan de ploeg. Handleiding voor het registreren, waarderen en herbestemmen van agrarische collecties”

provincie Limburg Universiteitslaan 1 B-3500 HASSELT limburg.be

Praktische info Docent: An Breyne, monumentenwachter interieur Limburg Datum: dinsdag 21 februari 2017 van 13.30 tot 16.30 uur Locatie: Oud kerkje van Laak, Kleine Heresteeg 122, 3530 Houthalen-Helchteren Prijs: 15,00 euro Aanmelden en meer info: erfgoeddepot@limburg.be

v.u. Sandro Claes, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt

Religieus erfgoed


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.