9 minute read
Timm Ulrichs over Der Findling en zijn historische performance
1. Nordhorn 2 mei 1981 Onder grote publieke belangstelling laat Timm Ulrichs zich opsluiten in Der Findling, de zwerfkei waarin zijn lichaamsvorm is uitgehold.
Berlijn, Keulen, Kassel, Celle, Worpswede. De Duitse kunstenaar Timm Ulrichs is overal, in het jaar waarin hij tachtig is geworden en de Käthe Kollwitzprijs kreeg toegekend. In Nordhorn liet hij veertig jaar geleden al zijn sporen na met Der Findling, een zwerfkei waarin zijn lichaamsvorm is uitgehold. Hij liet zich er zelfs even in opsluiten. “Ik heb die steen leven gegeven.”
Misschien had hij het nog wel langer kunnen volhouden, als een filmwet geen roet in het eten had gegooid. Bijna tien uur lag Timm Ulrichs in de nacht van van 2 op 3 mei 1981 opgesloten in zijn zwerfkei, toen de filmploeg die de performance vastlegde besloot het graniet met water te besproeien. Zo zou het mooi gaan glinsteren in het licht van de bijna volle maan. Alles voor het beste plaatje. Maar het water sijpelde ook naar binnen, waardoor de toch al pijnlijke houdgreep waarin Ulrichs zich bevond steeds kouder en klammer ging voelen. Op de filmbeelden is te zien hoe de omstanders, ook om half twee ’s nachts nog royaal aanwezig, de kunstenaar na zijn opstanding met een applaus belonen.
Of hij bang was geweest, hoor je een vrouw in het publiek vragen. Bijna veertig jaar later antwoordt Timm Ulrichs aan de telefoon vanuit Berlijn opnieuw ontkennend. “Bergbeklimmers die vast komen te zitten, of die kinderen die een paar jaar geleden in een Thaise grot opgesloten raakten; zij kunnen van angst spreken. Ik wist wat ik deed.”
Op 31 maart 2020 is hij tachtig geworden. Timm Ulrichs, zelfbenoemd totaalkunstenaar. Het ‘eerste levende kunstwerk’ ook, althans volgens het visitekaartje dat hij in 1961 liet drukken. Een idee dat hij in 1966 uitwerkte door zichzelf in een glazen vitrine ten toon te stellen in een Frankfurter galerie. Hij baarde opzien door onder meer The End op een ooglid te laten tatoeëren, zijn eigen grafsteen te ontwerpen (‘Denk er altijd aan mij te vergeten’) en met een blindenstok op een Keulse kunstbeurs te verschijnen onder het motto ‘Ik kan geen kunst meer zien.’ Met betonnen afgietsels van zijn schedel maakte hij zijn eigen bestrating, Kopfsteinpflaster op z’n Duits.
De ironie in zijn werk is onmiskenbaar, maar nooit doel op zich. Voor Ulrichs (Berlijn, 1940) is het leven kunst en omgekeerd. Zijn tachtigste verjaardag wordt in 2020 gevierd met een flink aantal tentoonstellingen (deels tijdelijk onderbroken door de uitbraak van het coronavirus). Bovendien kende de Akademie der Künste in Berlijn hem de 60ste Käthe Kollwitzprijs toe.
Zicht op zwerfkei
Die mag dan aanzienlijk prestigieuzer zijn dan de Kunstprijs Nordhorn die Timm Ulrichs in 1980 ten deel viel, toch denkt hij ook daar met genoegen aan terug. Zeker omdat het de aanzet vormde voor Der Findling. Behalve uit een geldbedrag bestond de prijs uit een werkperiode en aansluitende tentoonstelling in Nordhorn. >
2. Kunstenaar Timm Ulrichs in 2019 bij de ingebruikneming van zijn installatie “wir-kl-ich” in het Sprengel Museum in Hannover.
Mit Ausstellungen von Berlin bis Worpswede ist das Werk des deutschen Künstlers Timm Ulrichs überall zu finden, vor allem im Jahre 2020, in dem er 80 Jahre alt und mit dem Käthe Kollwitz Preis gewürdigt wurde. In Nordhorn hinterließ er vor 40 Jahren seine Spuren mit ‚Der Findling‘, einem riesigen Stein, aus dem seine eigene Körperform ausgehöhlt ist. Er ließ sich sogar kurzzeitig hierin einschließen. „Ich habe diesen Stein zum Leben gebracht.“
Für den selbsternannten Totalkünstler Timm Ulrichs (Berlin, 1940) ist Leben Kunst und umgekehrt. Der Findling (1980) ist das Resultat einer Schaffenszeit in Nordhorn, nachdem er den Kunstpreis der Stadt gewonnen hatte. Im Jahre 1981 strömten die Einwohner zusammen um eine Performance zu sehen, bei der der Künstler sich in dem Findling einschließen ließ. Nach zehn Stunden waren sowohl der Stein als auch Ulrichs selbst unwiederbringlich verändert. Ulrichs zählt Der Findling zu den wichtigsten Werken seines Gesamtoeuvres, auch dank der historischen Performance-Aktion. „Die hat dem Werk zusätzliche Bedeutung verliehen.“
‚Findling‘ bedeutet sowohl großer Stein als auch Findelkind. Ulrichs sagt hierzu: “Michelangelo sagte einmal, dass der Bildhauer das Werk nur noch aus dem Stein zu befreien braucht. Hier ist der Stein noch da, aber die Figur heraus genommen.“ Das Werk ist hiermit ein gutes Beispiel – so der Künstler – für ein Leitthema in seinem Werk: die Anwesenheit der Abwesenheit. So lange Der Findling am Ootmarsumseweg liegt, ist Timm Ulrichs nicht aus Nordhorn wegzudenken.
3. Timm Ulrichs in 1980 gefotografeerd voor het affiche van zijn tentoonstelling in 1980 in Nordhorn.
Meer kunst in Nordhorn
Vlakbij Der Findling bevindt zich een tweede werk van Timm Ulrichs: Denkmal für Normalnull II (1969-1980) . Op precies 22.12 meter diepte onder het markeringskruis op de granieten bodemplaat plaatste de kunstenaar een voor tweederde met water gevulde plexiglazen buis, waarvan het wateroppervlak precies op het wereldwijd erkende Normaal Amsterdams Peil ligt. Als monument voor de talloze (onzichtbare) afspraken die ons beeld van de werkelijkheid bepalen, maar net zo goed heel anders hadden kunnen worden vastgelegd.
Nordhorn is sowieso een zwaartepunt van Kunstwegen, met een grote verscheidenheid aan werk uit een periode van tientallen jaren, gemaakt door kunstenaars met internationale faam. In Nordhorn zelf variërend van de Black Garden (1994) van Jenny Holzer (VS) tot de edelstalen sculptuur Uit het gezicht verliezen van Henk Visch (NL).
Bij het klooster Frenswegen net buiten de stadskern bevindt zich bovendien een grote collectie kunst in Bentheimer zandsteen. Deze werken werden ter plekke gemaakt tijdens drie beeldhouwerssymposia in 1979, 1982 en 1988. Ze zijn in de loop der tijd vergroeid met het landschap, zoals de Kruisweg van Oostenrijker Karl Prantl, Enerzijds, anderzijds van Christiane Möbus (D) aan weerszijden van de Vecht, de Zuil van Cornelius Rogge (NL) en twee titelloze stèles van Ulrich Rückriem (D).
Klaar om te verdwijnen in de steen
Daar was Ulrichs nog nooit geweest, vertelt hij. “Dat deel van Duitsland was toch een beetje niemandsland”. Al ligt het niet ver van Münster, waar hij destijds les gaf aan de kunstacademie. In atelier Stadtpark 16 bereidde hij zijn tentoonstelling voor. Eckhard Schneider, artistiek leider van de Städtische Galerie in Nordhorn, en diens vrouw Gudrun Thiessen-Schneider bekommerden zich om hem.
Vanuit het tuinhuis in het park had hij zicht op een grote zwerfkei. Daarmee drong zich het idee dat hij een jaar eerder bij de opening van het Sprengel Museum in Hannover nog had moeten laten varen opnieuw op. In Nordhorn kreeg het wel een kans, dankzij de steun van Eckhard Schneider en de gemeente, die bijvoorbeeld de kei beschikbaar stelde. Nadat de steen in Bremen doormidden was gezaagd hakte de Nordhorner steenhouwer Monser stukje bij beetje de lichaamsvorm van Ulrichs uit in het graniet. Toen dat klaar was fotografeerde Ferdinand Ullrich, een van zijn studenten in Münster, de naakte kunstenaar in foetushouding, opgevouwen in de onderste helft van de steen. Het beeld was bedoeld voor het tentoonstellingsaffiche maar zou een iconische status krijgen.
Nog wat laatste hakwerk
De performance die Ulrichs voor ogen stond kwam in een stoomversnelling doordat de Saarländischer Rundfunk werkte aan een tv-documentaire over hem. Filmmaker Hanns-Gert Hillgruber wilde de Kunstaktion graag vastleggen. Op 2 mei 1981 aan het begin van de middag was de in het zwart geklede Ulrichs klaar om te verdwijnen in de steen, die voor de Konzert- und Theatersaal was neergelegd. De steenhouwer hakte ter plekke nog wat graniet weg om zijn schouderpartij meer ruimte te geven. Ulrichs weigerde de kalmeringspil die hem door de toezichthoudende arts was aangeboden en nestelde zich, gewikkeld in reddingsfolie, in de kei. Een kraan liet het bovendeel zakken. Door een kleine spleet tussen de twee steenhelften kon de kunstenaar ademen en eventueel iets roepen. “Ik hoorde hoe het publiek kwam en ging, maar ik zag niks”, vertelt hij.
Nadat er tien uren waren verstreken van de vierentwintig die hij had willen volmaken zorgde de sproeiactie van de filmploeg, maar ook ondraaglijke pijn in zijn schouder voor een voortijdig einde. “Ik schreeuwde dat ik het niet meer uithield”, aldus Ulrichs, die de performance nog altijd als een succes beschouwt. “Het was toch een mooie prestatie”. Voor het publiek zat de sensatie vooral in de verbeelding van wat er mis kon gaan, stelt hij vast. “De mensen waren banger dan ik. Bovendien, wat is levensgevaarlijk? Filmmaker Hillgruber overleed vlak nadien en ik leef nog steeds”.
Aanwezigheid van afwezigheid
Der Findling ligt nog altijd op z’n oude plek voor het theater aan de Ootmarsumerweg, ook al is de Städtische Galerie verhuisd naar een andere locatie. Timm Ulrichs rekent het tot de belangrijkste werken in zijn oeuvre. Mede dankzij de historische Aktion, meent Ulrichs: “Die heeft het werk extra gewicht gegeven”. Bovendien biedt Der Findling een rijkdom aan associaties, zoals hij opmerkt, zowel voor hemzelf als voor het publiek. Alleen al door de naam, die in het Duits zowel zwerfkei als vondeling betekent.
Ulrichs: “Die dubbele betekenis wilde ik op een filosofische manier oprekken. Michelangelo zei ooit dat de beeldhouwer het werk alleen nog uit de steen hoeft te bevrijden. Dit is eigenlijk het omgekeerde principe: de steen is er nog, maar de figuur is eruit weggenomen.” Zo is Der Findling, beaamt de kunstenaar, een goed voorbeeld van een leidend thema in diens werk: de aanwezigheid van afwezigheid. “Misschien wel het beste voorbeeld”, klinkt het zacht vanuit Berlijn.
Maar er is meer, zoals “de kijk op de menselijke figuur in de kunst”. “Heldhaftig en monumentaal aan de ene kant, kwetsbaar aan de andere kant”, zegt Ulrichs. Want zoals zijn lichaamsvorm zich aftekent in die steen, zo zie je soms ook de contouren van verkeersslachtoffers op het wegdek. Waardoor ook de dood meeresoneert in het graniet. Net als het begin van het leven, via een tekening van Da Vinci van een embryo in het moederlichaam. “Je ziet ook een mens die op zichzelf is teruggeworpen. En Christus in zijn graf.” Een fossiel, zo je wilt. Of een oester in zijn schelp.
Welke associatie je er ook bij hebt, feit is volgens Ulrichs dat de kracht van het beeld in die steen in Nordhorn nog niets aan kracht heeft ingeboet. Dat het eerst werd opgenomen in de Skulpturenweg Nordhorn en later onderdeel werd van Kunstwegen heeft dat alleen maar versterkt, vindt de kunstenaar. “Die context is heel belangrijk”. Al is wat hem betreft niet elke concessie aan bezoekers geoorloofd. “Een tijdje geleden wilden ze er drie banken van steen omheen zetten. Daar heb ik me tegen verzet, want ze ontnamen het zicht op het werk.”
Zoals Ulrichs bijna veertig jaar na dato nog kan navoelen hoe versteend hij uit de zwerfkei tevoorschijn kwam, zo heeft hij op zijn beurt menselijke warmte in het graniet achtergelaten. “Ik heb die steen leven gegeven.” Zolang Der Findling er ligt, is Timm Ulrichs niet weg te denken uit Nordhorn. \