RGD Magazine 1 2017

Page 1

MAGAZINE VERENIGINGSBLAD ROT TERDAMS GEZONDHEIDSRECHT DISPUUT JAARGANG 4 NUMMER 1 JA N UA R I 2017

Thema: Governance in de Zorg

De nieuwe Wmcz. Medezeggenschap in de zorg terug bij af? prof. mr. dr. Martin Buijsen De herziene Zorgbrede Governancecode Mr. dr. A.G.H. Klaassen Toezichtkader Goed Bestuur IGZ en NZa: behulpzaam? Mr. M. de Jong (AKD) Controles door zorgverzekeraars; nu en straks Mr. C van der Kolk-Heinsbroek en Mr J. de Vries Interview met Stan Commissaris (Ploum Lodder Princen)


In dit nummer

Oud-bestuur aan het woord Sanne Boersma, Mariëlle Brouwer en Bo Drenth

14

CONTROLES DOOR ZORGVERZEKERAARS; NU

Caroline van der Kolk-Heinsbr Jacqueline de Vries

14

Maartje de J Toezichtkad Bestuur IGZ behulpzaam

De herziene Zorgbrede Governancecode

20

Ageeth Klaassen

7 11 46

VOORSTELRONDJE

Maak kennis met het nieuwe RGD!

ACTUALITEIT

Het laatste nieuws RGD ACTIVITEITEN

AKD & Centraal Medisch Tuchtcollege

2

RGD Magazine nr 1 2017

42


colofon Het RGD Magazine is een uitgave van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut en verschijnt drie tot vier keer per jaar. Jaargang 4 Aflevering 1 Januari 2017 Hoofdredacteur Anne Brekelmans

U EN STRAKS

roek

44

Eindredactie Anne Brekelmans Helen Hukshorn

Stan Commissaris Notaris & Partner

Redactie Anne Brekelmans Sabine Kuo Helen Hukshorn Laura den Hartog

28

Jong (AKD): der Goed en NZa: m?

Vormgeving Otto Casteleijn Website www.rgdispuut.nl Contact redactie@rgdispuut.nl Sponsoring en adverteren: penningmeester@rgdispuut.nl

24

Aan dit nummer werkten mee: Prof. mr. dr. Martin Buijsen (Verbonden aan Erasmus University Rotterdam) Mr. dr. A.G.H. Klaassen (Verbonden aan Erasmus University Rotterdam) Mr. M. de Jong (AKD) Jacqueline de Vries (Holla advocaten) Caroline van der KolkHeinsbroek (Holla advocaten) Stan Commissaris (Ploum Lodder Princen)

Martin Buijsen: De nieuwe Wmcz. Medezeggenschap in de zorg terug bij af? 34 RGD Magazine nr 1 2017

3


Voorwoord Voor u ligt de eerste editie van het RGD magazine van het collegejaar 20162017. Een volledig vernieuwde redactie is dit jaar weer met veel energie en plezier van start gegaan! De redactie 2015-2016 heeft een paar hele mooie magazines gepubliceerd op basis van thema’s. Veel dank daarvoor en wij nemen dit idee graag over. Het thema van deze eerste editie is dan ook Governance in de zorg. De afgelopen jaren heeft zich een aantal misstanden in de zorg voorgedaan die het vertrouwen van de burgers en de politiek in bestuurders en toezichthouders in (onder andere) de zorgsector ernstig heeft geschaad. Zoals Femke Halsema aangeeft in haar advies ‘Een lastig gesprek’ is zowel in zorg- en onderwijsinstellingen als bij woningbouwcorporaties diverse malen 4

RGD Magazine nr 1 2017

sprake geweest van wanbestuur, er zijn door te veel instellingen buitensporig grote risico’s genomen en een beperkt aantal bestuurders heeft zich onoorbaar verrijkt. Governance in de zorg staat dus hoog op de politieke agenda en er is heel veel in beweging. Inmiddels zijn we alweer gestart met het derde blok met de vakken ‘Organisatie en bestuur van de zorg’ en ‘Ordening van de zorg’ die in elk geval bij deze redactie een licht gevoel van paniek veroorzaken. Het thema van deze editie sluit mooi aan bij het vak organisatie en bestuur en wellicht kan het ons nog helpen bij een succesvolle afronding. Beide docenten hebben in elk geval een bijdrage willen leveren waarvoor dank. Governance in de zorg wordt in deze editie vanuit verschillende invalshoeken


belicht. Ageeth Klaassen gaat nader in op de herziene Zorgbrede Governancecode 2017. De redactie is op bezoek geweest bij Stan Commissaris, notaris bij Ploum Lodder Princen die zijn visie geeft op governance en hoe je het woud aan regels kunt toepassen vanuit de praktijk. Martin Buijsen gaat in zijn bijdrage in op de nieuwe Wmcz en of deze de medezeggenschap niet weer terug bij af brengt. Maartje de Jong, advocaat bij AKD, gaat in haar column in op in hoeverre het toezichtkader Goed Bestuur IGZ en NZa wel behulpzaam is. Tenslotte gaat de zorgsector van Holla advocaten in hun bijdrage in op de uitbreiding van de controlebevoegdheid van de zorgverzekeraars. Veel dank voor al deze bijdragen! Naast inhoudelijke artikelen bevat het

magazine columns van alumni, in deze editie vertellen de bestuursleden van vorig jaar waar ze nu staan en welke tips ze hebben voor studenten van deze master. En uiteraard stellen we de nieuwe bestuursleden en commissieleden van het RGDispuut aan u voor. De activiteitencommissie heeft mooie verslagen gemaakt van de bezoeken aan AKD en het Centraal Medisch Tuchtcollege. Ze houdt u tevens op de hoogte van alle activiteiten die zij voor u organiseert. Ik wens u veel leesplezier! Namens de Redactie 2016/2017, Anne Brekelmans Hoofdredacteur

RGDRGD Magazine nr 1nr2017 Magazine 1

5


Van het bestuur Voor u ligt het eerste RGD Magazine van dit jaar. Het heeft even op zich laten wachten, maar dat maakt mij niet minder trots. Het thema van deze editie beslaat Governance in de zorg. Een zeer actueel onderwerp. De redactie heeft de afgelopen maanden hard gewerkt om dit onderwerp vanuit zoveel mogelijk invalshoeken te belichten en op die manier een volledig beeld te schetsen van de actualiteiten. Knap lastig, nu alle redactieleden naast eerstejaars redactielid ook eerstejaars student van de master Recht van de Gezondheidszorg zijn! Naast de redactiecommissie heeft het RGD dit jaar weer de luxe over een activiteitencommissie te beschikken. Zij zorgen ervoor dat elke activiteit op rolletjes verloopt en dat de studenten niets tekort komen. Een voorbeeld van zo’n activiteit is een kantoorbezoek bij AKD, waarover verderop in dit magazine

6

RGD Magazine nr 1 2017

meer. Tussen alle essays en colleges door staan er naast kantoorbezoeken ook informelere activiteiten op het programma, waaronder onze nieuwjaarsborrel die op 16 januari plaats heeft gevonden. Mochten er vanuit onze lezers ideeĂŤn zijn voor extra activiteiten die aansluiten op het vak, of ter ontspanning juist volledig die aansluiting missen, laat het ons dan gerust weten! Ten slotte dragen we allemaal bij aan het succes van het RGD. Rest mij niets anders dan u aan te bevelen dit magazine goed te lezen en u veel leesplezier toe te wensen. Namens het bestuur, Ellen Bennink Voorzitter


Bestuur

Ellen Bennink Voorzitter

Mijn naam is Ellen Bennink en ik ben dit collegejaar trotse voorzitter van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut. Na het volgen van de minor Ethiek in de Gezondheidszorg aan het Erasmus Medisch Centrum heb ik besloten mijn master ook in die richting te volgen. Met de bachelor Rechtsgeleerdheid op zak is het dan ook een logische stap om voor de Master Recht van de Gezondheidszorg te kiezen. Omdat ik mijn hele studie al actief betrokken ben bij de faculteit en de Juridische Faculteitsvereniging Rotterdam, wilde ik ook tijdens mijn master graag actief bezig zijn met wat er om de studie heen gebeurt. Het voorzitterschap draagt hier uitstekend aan bij. Het RGD groeit nog ieder jaar en ook dit jaar verzorgt onze redactiecommissie het magazine. Hun bijdrage aan het dispuut én het gezondheidsrecht is onmisbaar en ik wens u dan ook veel plezier met het lezen van hun werk.

Hoi! Mijn naam is Pien ter Hedde. Vanuit het mooie oosten, ben ik verhuisd naar het hoge noorden om mijn bachelor Rechtsgeleerdheid in Groningen te gaan doen. Het Groninger Juristen Congres heeft mijn interesse voor het gezondheidsrecht gewekt. Inmiddels ben ik begonnen aan de master Recht van de Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit. Gedurende dit collegejaar, ben ik actief als secretaris/vice-voorzitter bij het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut. Dit is voor mij de perfecte manier om de master te combineren met de praktijk, me actief in te zetten in het Rotterdamse studentenleven en een hecht team te vormen met mijn medebestuursgenoten en de commissies. Ook heb ik al praktijkervaring opgedaan op het gebied van het gezondheidsrecht, door afgelopen zomer stage te lopen bij de sectie gezondheidszorg van Nysingh advocaten-notarissen. Ik kijk uit naar een mooi jaar!

Laura van ‘t Hof Penningmeester

Pien ter Hedde Secretaris

Mijn naam is Laura van ’t Hof en ik zal mij dit jaar gaan bezighouden met cijfers en begrotingen. Oftewel, dit jaar zal ik de rol van penningmeester van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut vervullen. Afgelopen jaar heb ik mijn bachelor aan de Erasmus Universiteit afgerond. Hierna heb ik voor de master Recht van de Gezondheidszorg gekozen, omdat ik veel affiniteit heb met de menselijke kant van het recht. Dilemma’s in de zorg vind ik ontzettend interessant en ik hoop in de toekomst een bijdrage te kunnen leveren aan oplossingen hiervoor. Naast de master werk ik als buitengriffier bij de rechtbank en draai ik mee bij de rechtswinkel. Dit jaar wil ik mij daarnaast ook graag inzetten voor de master en de masterstudenten. Samen met het bestuur en de commissies zou ik graag de master zo interessant en uitdagend mogelijk willen maken door het regelen van diverse activiteiten en kantoorbezoeken. En als ik zo een kijkje neem in de boekhouding, zit een leuke studiereis er voor ons ook nog wel in! Ik kijk er naar uit om er met alle enthousiaste studenten een leerzaam en gezellig jaar van te maken.


Chani Zondervan Commissaris Interne- en Externe Betrekkingen

Mijn naam is Chani Zondervan. In de hoedanigheid van Commissaris Interne- en Externe Betrekkingen zal ik het vierde bestuur der Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut versterken. Het leggen van contacten en het socializen zijn twee van mijn vaardigheden die bijdragen aan mijn functie in het bestuur. Deze vaardigheden zijn bovendien geschikt voor de activiteitencommissie, die dit jaar onder mij zal vallen. We kijken enorm uit naar de kantoorbezoeken, de studiereis en andere mooie activiteiten, maar ook de informele activiteiten zoals borrels die onze studenten dichter bij elkaar zullen brengen, mogen niet worden vergeten! Nadat ik mijn Bachelor Rechtsgeleerdheid heb afgerond, heb ik de zomer doorgebracht in Tanzania

Redactiecommissie Mijn naam is Anne Brekelmans en ik ben dit jaar voorzitter van de Redactiecommissie van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut. Voordat ik begon aan deze master, heb ik mijn bachelor Rechtsgeleerdheid behaald op Tilburg University. Ik heb voor de master Recht van de Gezondheidszorg gekozen omdat ik grote affiniteit heb met de zorg. Ik ben naast mijn studie al 4 jaar werkzaam bij “De Kloosterhoeve”, een instelling voor mensen die lijden aan de ziekte van Huntington, een ziekte waarbij sprake is van een erfelijke hersenaandoening waarbij motorische problemen en gedrags- en persoonlijkheidsveranderingen ernstige symptomen zijn. Ik vind het zeer belangrijk om actief te zijn naast mijn studie, daarom heb ik tijdens mijn bachelor een cursus Spaans gevolgd, stage gelopen bij een advocatenkantoor, pleittrainingen gegeven op Tilburg University en een artikel geschreven voor het faculteitsblad SecJure. Ook dit jaar wil ik mezelf meer ontwikkelen door te gaan schrijven als hoofdredacteur voor het RGD Magazine. Ik heb er heel veel zin in en wens jullie heel veel leesplezier!

Sabine Kuo Secretaris

Anne Brekelmans Voorzitter

Mijn naam is Sabine Kuo en dit jaar vervul ik de rol van secretaris van de Redactiecommissie van het RGD. Ik heb mijn bacheloropleiding afgerond aan de Erasmus Universiteit en heb er voor gekozen om hier te blijven studeren. De master Recht van de Gezondheidszorg sprak mij erg aan, vooral omdat ik vroeger al ‘iets’ met geneeskunde wilde doen. Het leek me echter niets om daadwerkelijk bloed aan te moeten zien. Daarnaast was de keuze voor de opleiding rechtsgeleerdheid de beste die ik ooit had kunnen maken. Deze studie is dan ook een perfecte combinatie van gezondheid en recht. Lid worden van de redactie is een goede manier om betrokken te raken bij de studie en een mooie aanvulling daarop. Ik heb erg veel zin in het nieuwe jaar en we gaan er een mooi magazine van maken. Ik wens jullie veel leesplezier toe!


om een steentje bij te dragen aan het Human Rights Project. Ook was het tijd om te zoeken naar een master die mij aansprak. Door mijn werk als buitengriffier bij de wet BOPZ was de keuze al snel gemaakt. Vooral het patiëntenrecht spreekt mij aan, maar ook ik zal moeten geloven aan het ondernemingsrechtelijke aspect van deze master! Tot slot hoop ik er met de studenten een gezellig jaar van te maken en hen te laten zien dat er in de masterfase meer te doen is dan alleen maar studeren! Op die manier denk ik dat het deelnemen aan het bestuur bij uitstek een actief sluitstuk aan mijn studentenleven zal brengen. Rest mij niets anders dan u veel leesplezier te wensen!

Mijn naam is Helen Hukshorn en ik ben dit jaar een van de redacteuren van het RGD Magazine. In 2013 ben ik gestart met mijn bachelor rechten aan de Erasmus en die heb ik gelukkig voor de zomervakantie afgerond. Dit is niet mijn eerste studie, in 1996 ben ik al een keer afgestudeerd in Groningen (er gaat niets boven….) in politiek-diplomatieke geschiedenis. Dus ja inderdaad; ik ben ietsje ouder dan de andere commissieleden. Mijn eerste baan was bij KPN en daarna moest ik even bijkomen op wereldreis (aanrader!). Vervolgens heb ik gewerkt voor ministeries, gemeenten en uitvoeringsorganisaties van de Rijksoverheid. Sinds 2007 heb ik een eigen bedrijf met twee partners waarbinnen we alleen projecten in de publieke sector doen (bijvoorbeeld het inrichten van de Kinderombudsman, aanleg hoogspanningsverbindingen etc.) Ik heb gekozen voor de master gezondheidsrecht omdat ik de thema’s die behandeld worden heel erg interessant vind en ik (nog) niet kon kiezen voor één soort recht. Ik heb heel veel zin om met de andere leden van de Redactiecommissie een mooi en inhoudelijk sterk magazine te gaan maken!

Laura den Hartog Redacteur

Helen Hukshorn Redacteur

Mijn naam is Laura den Hartog en ik zet me dit jaar in voor het RGD als redacteur bij het RGD Magazine. Afgelopen september heb ik mijn master Privaatrecht afgerond aan de Universiteit Utrecht. Hierbij heb ik mijn scriptie geschreven over de handhavingsmogelijkheden van de IGZ binnen de governance van een zorginstelling. Mijn keuze voor het onderwerp lag echter niet geheel voor de hand. Ik kom uit een gezin waarbij beide ouders altijd werkzaam zijn geweest in de gezondheidszorg. Zelf heb ik sinds mijn 14e, zoals het een puberale dochter betaamt, altijd geroepen dat ik nooit binnen de zorgsector zou gaan werken. De keuze voor de bachelor rechtsgeleerdheid was dan ook bewust. Nu ben ik tien jaar verder en ben ik gestart met mijn master Gezondheidsrecht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Zo blijkt, het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Naast mijn studie werk ik twee dagen per week als werkstudent bij Pels Rijcken. Ik heb er ontzettend veel zin in en hoop jullie dit jaar samen met mijn commissie te kunnen verblijden met 3 mooie edities. Veel leesplezier!


Activiteitencommissie

Nicole Moshage Voorzitter

Mijn naam is Nicole Moshage en ik ben dit jaar voorzitter van de activiteitencommissie van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut. Voordat ik met de master Recht van de Gezondheidszorg begon, heb ik mijn bachelor rechtsgeleerdheid in Groningen gedaan. Tijdens mijn bachelor heb ik meerdere commissies gedaan bij mijn studentenvereniging. Hier heb ik na mijn bachelor ook nog een jaar Bestuur gedaan. Ook ben ik actief geweest bij de Rechtswinkel Groningen, waar ik juridisch telefonisch advies gaf aan inwoners van Groningen en omstreken. Ik heb tot en met 6 VWO altijd gedacht dat ik Tandheelkunde of Geneeskunde zou gaan studeren, tot ik een open dag van Rechten bezocht in Groningen, toen was ik om. De gezondheidszorg interesseert mij nog steeds, vandaar de keuze voor de master Recht van de Gezondheidszorg. Ik heb voor deze commissie gekozen om zo ook naast mijn master actief met mijn studie bezig te zijn. Verder hoop ik dat jullie allemaal bij zo veel mogelijk activiteiten aanwezig zullen zijn!

Mijn naam is Myrthe Santema, dit studiejaar ben ik actief bij het Rotterdams Gezondheidsrecht dispuut als secretaris van de activiteitencommissie. Voorafgaand aan de master Recht van de Gezondheidszorg heb ik aan de Rijksuniversiteit Groningen de bachelor Rechtsgeleerdheid gevolgd. Voeding, farmacie en gezondheid in het algemeen heeft altijd mijn interesse gehad. Toen ik daar vervolgens met het recht van de gezondheidszorg in aanraking kwam, was de keuze voor de master in die richting snel gemaakt. In Groningen heb ik naast mijn studie een aantal bijbanen gehad. Onder andere als student-assistent bij de universiteit. Het grootste deel van mijn tijd heb ik als bijrijder op stal doorgebracht, paardrijden is altijd een belangrijk onderdeel in mijn leven geweest. Afgelopen augustus ben ik naar Rotterdam verhuisd. Dit jaar richt ik me meer op de studie en lijkt het me leuk om betrokken te zijn bij de master. Ik behoefde dan ook weinig aansporing actief lid te worden en ben blij dat ik gesolliciteerd heb. De commissie is erg gezellig en ik kijk uit naar de rest van het jaar!

Els van den Hoek Penningmeester

Myrthe Santema Secretaris

Mijn naam is Els van den Hoek. Ik ben dit jaar de penningmeester van de activiteitencommissie van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut. Ik heb hiervoor een master fiscaal recht gedaan ook aan de Erasmus universiteit. Ook mijn Bachelors rechtsgeleerdheid en fiscaal recht heb ik aan deze universiteit gehaald. Ik heb voor de master recht van de gezondheidszorg gekozen omdat ik erg geĂŻnteresseerd ben in met name de organisatie kant van de gezondheidszorg. Deze interesse is vooral gewekt vanuit mijn familie waarvan een groot gedeelte bestuurlijke functies binnen de zorg uitoefent. Ik vind het belangrijk om betrokken te zijn, niet alleen bij mijn studie maar bij mijn universiteit als geheel. Naast mijn studie werk ik nu sinds ruim een jaar 2,5 dagen in de week op de research office van de Erasmus School of Law. Ook ben ik eerder actief geweest voor de JFR met een plek in de minor commissie. Ik hoop er dit jaar een mooi jaar van te maken met de activiteitencommissie.


Actualiteiten Meer onderzoek nodig naar gevolgen fusie universitair medische centra in Amsterdam

Bij het UMC Utrecht zijn ruim anderhalf jaar lang ‘procedurefouten’ gemaakt bij het IVF-laboratorium. Door een besmette pipet zijn de eicellen van zesentwintig vrouwen mogelijk bevrucht geraakt met de zaadcellen van de verkeerde vader. Dertien vrouwen zijn inmiddels zwanger of bevallen. Volgens het UMC Utrecht is de kans klein dat hun kinderen een andere vader hebben, maar kan dit niet worden uitgesloten. De ouderparen zijn dinsdag allemaal gebeld en ingelicht door het ziekenhuis. Negen van de dertien vrouwen hebben een kind, vier zijn nog zwanger. Van de andere dertien vrouwen liggen de embryo’s nog ingevroren klaar in de vriezer. Het laboratorium voert jaarlijks 150 duizend vruchtbaarheidsbehandelingen uit. De inspectie werd vlak voor Kerstmis ingelicht over de fout. ‘Wij hebben nog geen heftige reacties van ouders teruggehoord’, zegt de woordvoerder. Hij kan niet zeggen of ouders om dna-onderzoek hebben gevraagd. De ouders zijn allemaal uitgenodigd voor een gesprek met het ziekenhuis, om te bekijken wat ze willen. ‘Voor hen is natuurlijk het ergst’, zegt hij. ‘Maar ook de laborant is erg aangeslagen .’ Of hij schadeclaims verwacht? ‘Wij houden met alles rekening.’

Het Academisch Medisch Centrum (AMC) en het VU medisch centrum (VUmc) in Amsterdam moeten een vergunning aanvragen voor hun voorgenomen fusie. Dat concludeert de Autoriteit Consument & Markt (ACM) na het eerste onderzoek. Er is meer onderzoek nodig naar de gevolgen van de fusie voor de (hoog)complexe ziekenhuiszorg. De twee universitair medische centra in Amsterdam bieden zowel basiszorg als (hoog)complexe zorg. Daarnaast doen deze ziekenhuizen medisch wetenschappelijk onderzoek en leiden zij artsen en specialisten op. De ACM constateert dat er geen concurrentieproblemen bij onderzoek en onderwijs zijn. De ACM concludeert dat bij de (hoog) complexe ziekenhuiszorg de concurrentie zou kunnen worden beperkt. (Hoog)complexe zorg bestaat onder andere uit ingewikkelde operaties, patiënten met meerdere gezondheidsproblemen of behandelingen waar zeer gespecialiseerde apparatuur voor nodig is. De twee ziekenhuizen hebben samen een groot aandeel in de (hoog)complexe ziekenhuiszorg in Amsterdam en omgeving. Als de ziekenhuizen besluiten een vergunning aan te vragen, volgt nader onderzoek door de ACM. De ACM kijkt dan vooral naar de gevolgen van de fusie voor de (hoog)complexe zorg voor patiënten en zorgverzekeraars. De ACM onderzoekt of er voor patiënten voldoende ziekenhuizen overblijven om uit te kiezen. Zorgverzekeraars zijn op dit moment kritisch over deze fusie omdat zij risico’s zien voor hun onderhandelingspositie. De ACM onderzoekt of zorgverzekeraars na de fusie nog goede inkoopafspraken voor hun verzekerden kunnen maken over prijs en kwaliteit.

Bron: www.volkskrant.nl , 27 december 2016

Bron: Rechtennieuws.nl, 14 december 2016

UMC Utrecht bevruchtte mogelijk 26 vrouwen met zaad verkeerde man

RGDRGD Magazine Magazine nr 1nr2017 4

11


Actualiteiten

Op de hoogte blijven? Bezoek rgdispuut.nl

NZa mag informatie over zorgkosten per zorgaanbieder niet openbaar maken De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft terecht geweigerd informatie openbaar te maken over gedeclareerde zorgproducten per zorgaanbieder uit het zogenoemde landelijke Diagnose Behandeling Combinatie (DBC)Informatiesysteem. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald in een uitspraak van vandaag (21 december 2016). Zij bevestigt hiermee in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank Amsterdam die in oktober 2015 tot hetzelfde oordeel is gekomen. Tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Zorgakkoorden hielpen groei zorgkosten te temperen

De NZa wees in maart 2014 een verzoek van iemand die verbonden is aan Open State Foundation om openbaarmaking van deze gegevens af, omdat daardoor vertrouwelijke bedrijfsinformatie van zorgaanbieders openbaar zou worden. De verzoeker betwist dat. Volgens hem gaat het hier niet om vertrouwelijke bedrijfsinformatie, omdat uit de gegevens geen wetenswaardigheden over de afzet van zorgproducten kunnen worden afgeleid. Ook zou de gevraagde informatie niet meer concurrentiegevoelig zijn.

De akkoorden die de minister van VWS in de afgelopen jaren sloot met onder meer medisch specialisten, huisartsen en verzekeraars hebben zeer waarschijnlijk hun doel bereikt en een rem gezet op de groei van de uitgaven aan zorg. Deze conclusie trekt de Algemene Rekenkamer na onderzoek waarbij de zorgakkoorden tegen het licht zijn gehouden. Het onderzoek spitste zich toe op de resultaten van afspraken in de jaren 2012 – 2015 in de curatieve, op genezing gerichte zorg. Hierin gaat 37 procent van de zorgkosten om (26 miljard euro).

Bron: Rechtennieuws.nl, 21 december 2016

Bron: Boardroomzorg.nl, 7 december 2016

12

RGD Magazine nr 1 2017


De Hoge Raad laat zich voor het eerst uit over kansschade bij medische aansprakelijkheid De Hoge Raad liet zich op 23 december 2016 voor het eerst uit over het leerstuk van kansschade in een medische aansprakelijkheidszaak. Lijdend voorwerp was een kind dat kort na de geboorte blind werd. In de zaak staat onder meer de vraag centraal of het ziekenhuis – in dit geval het Erasmus MC - aansprakelijk is voor het verlies van een kans op een beter behandelingsresultaat. In cassatie ging het om de vraag of het hof het beroep op (vergoeding van) kansschade op de juiste wijze heeft beoordeeld. De Hoge Raad bevestigt dat het leerstuk van de kansschade van toepassing is in geval van medische aansprakelijkheid en legt in rechtsoverweging 3.5.3 uit hoe een beroep van een patiënt op het verlies van een kans moet worden beoordeeld. “Bij de beantwoording van de vraag of voor een patiënt een kans op een beter behandelingsresultaat verloren is gegaan, dient eerst te worden beoordeeld of is gehandeld in strijd met de norm van hetgeen een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot betaamt. Indien wordt geoordeeld dat in strijd met deze norm is gehandeld, dient vervolgens ter beoordeling van het causaal verband tussen de normschending en de gestelde schade een vergelijking te worden gemaakt tussen de feitelijke situatie na de normschending en de hypothetische situatie zoals die geweest zou zijn als de normschending zou zijn uitgebleven. Wat de feitelijke situatie betreft, gaat het om de vaststelling van hetgeen daadwerkelijk is voorgevallen. Wat de hypothetische situatie betreft, gaat het om de vaststelling van wat feitelijk zou zijn gebeurd zonder de normschending. Voor die hypothetische situatie dient dus niet te worden uitgegaan van de norm van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot, maar van de behandeling die feitelijk zou hebben plaatsgevonden, zij het dat daarbij wel uitgangspunt moet zijn dat geen normschending zou hebben plaatsgevonden.” De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en verwijst het geding naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing. Bron: www.recht.nl & ECLI:NL:HR:2016:2987

Rechter: zorgverzekeraar niet op stoel van arts Op 4 januari 2017 heeft de Voorzieningen­ rechter van de rechtbank Zeeland-WestBrabant uitspraak gedaan in een kort geding dat aanhangig was gemaakt door een revalidatie-instelling en een drietal patiënten. De procedure had betrekking op het machtigingsvereiste dat CZ en Zorg en Zekerheid per 1 januari 2016 hadden geïntroduceerd voor (o.a.) medisch specialistische revalidatie. Op grond van dit vereiste moeten verzekerden van CZ en Zorg en Zekerheid toestemming vragen aan hun verzekeraar alvorens in behandeling te kunnen komen. Volgens de revalidatieinstelling en een drietal patiënten gingen de zorgverzekeraars daarbij te zeer op de stoel van de behandelend arts zitten. Bovendien zouden veel aanvragen ongemotiveerd afgewezen worden. De Voorzieningen­ rechter komt in het vonnis tot de conclusie dat de beide zorgverzekeraars in de voorgelegde drie casussen inderdaad onvoldoende hebben gemotiveerd waarom tot afwijzing is overgegaan. De rechtbank spreekt daarbij in termen van “zonder enige motivering”, “een volstrekt onredelijke eis” en “onbegrijpelijk”. Nog belangrijker is dat de rechtbank bij herhaling aangeeft dat het oordeel van de behandelend arts uitgangspunt dient te zijn voor zorgverzekeraars. Bron: Dirkzwagergezondheidszorg.nl, januari 2017

RGD Magazine nr 1 2017 RGD Magazine nr 2

13 13

4


Na je studie We hebben aan het oud RGD bestuur van collegejaar 2015-2016 gevraagd wat hun motieven waren toen zij begonnen met de studie, wat het actief lidmaatschap hen heeft opgebracht en waar ze na hun studie zijn beland. We vragen het in dit inverview aan Sanne Boersma, oud-voorzitter.

Sanne, zou je jezelf kunnen voorstellen aan de lezers van het Magazine van het RGD? Natuurlijk, mijn naam is Sanne Boersma. Ik ben 24 jaar oud en woonachtig te ’s-Hertogenbosch. Voorafgaand aan de master Recht van de Gezondheidszorg heb ik een bachelor biomedische wetenschappen aan de VU gevolgd en een master in Healthcare Management aan het Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg van de EUR. Tijdens mijn master Healthcare Management heb ik stage gelopen in het Rivierenland ziekenhuis en daar kwam ik er al snel achter dat juridische kennis belangrijk is. Dat ontbrak grotendeels in het curriculum

Ik wilde sowieso graag nog een tweede masterstudie doen. Werken kan je nog lang genoeg! De master Recht van de Gezondheidszorg leek me een mooie aanvulling op mijn eerste master. Bij de informatieavond over de Master Recht van de Gezondheidszorg was ik meteen enthousiast. Om aan deze Master deel te mogen nemen, moest ik wel eerst de Premaster behalen. De Premaster heb ik gevolgd tijdens de master Healthcare management, zo liep ik niet te veel uit. Waarom ben je tijdens de studie actief lid geworden bij het RGD? Ik wilde graag lid worden van het bestuur, omdat bestuurservaring als zeer

“Een stage vult je studie perfect hou je er, net zoals ik, wel een ba van de master Healthcare Management, vandaar mijn keuze voor de Master Recht van de Gezondheidszorg. Na mijn stage in het Rivierenland ziekenhuis, heb ik daar ook mijn huidige baan aangeboden gekregen in de functie van projectmanager. In deze functie doe ik in principe geen juridische projecten, maar mijn juridische achtergrond komt toch vaak goed van pas. Het recht is nu eenmaal overal in verweven. Wat waren, buitenom het feit dat je tijdens je eerste studie merkte dat bepaalde juridische kennis ontbrak, nog meer redenen om te kiezen voor de Master Recht van de Gezondheidszorg?

14

RGD Magazine nr 1 2017

belangrijk wordt ervaren door bedrijven. Daarnaast denk ik dat je op deze manier ervaringen op doet, die je anders niet op zou doen. Voor mijn gevoel is het echt een meerwaarde. Dit wordt door veel bedrijven ook zo gezien en zo vergroot je je kansen op het vinden van een leuke baan. Heb je nog andere studiegerelateerde activiteiten ondernomen tijdens je studie? Vanuit mijn eerste studie heb ik in het bestuur gezeten van de Health Business Week. Daarnaast heb ik zoals gezegd verschillende stages gelopen, waarmee


Sanne Boersma

duidelijk werd wat ik wilde (of juist niét wilde) na mijn studie. Zoals gezegd ben je momenteel werkzaam als projectmanager in het Rivierenland Ziekenhuis. Wat heb je meegenomen vanuit de Master Recht van de Gezondheidszorg, dat belangrijk is voor dit werk? Tijdens deze Master heb ik geleerd om op een goede en gestructureerde manier stukken te schrijven en zaken te onderbouwen. Dit zijn algemene dingen die ik dagelijks nodig heb in de functie die ik nu bekleed. Daarnaast heb ik tijdens deze master een bepaalde manier van denken en beredeneren geleerd, die ik nu meeneem in mijn werk. Een specifiek juridisch vraagstuk waar ik onlangs te maken heb gehad

t aan. En wie weet aan aan over!” is de vraag wanneer de Ondernemingsraad of de Cliëntenraad moet worden ingeroepen. Ik heb veel gehad aan het ondernemingsrechtelijke aspect van de master in dat opzicht. Niet het leukste vak, maar voor mijn dagelijkse werk wel het nuttigste. Heb je nog tips voor de aankomende afgestudeerde Gezondheidsrecht juristen? Een belangrijke tip vind ik stage lopen. Probeer diverse stages uit, zodat je uitvogelt wat je het meest interessant vindt en bij je past. Daarnaast wordt een stage ook van belang geacht voor op je CV. Kortom een stage vult je studie perfect aan! En wie weet hou je er, net zoals ik, wel een baan aan over!

RGD Magazine nr 1 2017

15


Na je studie We hebben aan het oud RGD bestuur van collegejaar 2015-2016 gevraagd wat hun motieven waren toen zij begonnen met de studie, wat het actief lidmaatschap hen heeft opgebracht en waar ze na hun studie zijn beland. We vragen het in dit inverview aan Mariëlle Brouwer, oud-penningmeester.

Mariëlle, zou je jezelf kunnen voorstellen? Mijn naam is Mariëlle Brouwer, ik ben 25 jaar oud en woon in Hendrik-IdoAmbacht (waarschijnlijk voor velen van jullie bekend door de dagelijkse files). Na mijn bachelor Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Tilburg ben ik gestart met de master Rechtsgeleerdheid, accent strafrecht. In de functie van penningmeester heb ik tijdens mijn master met veel plezier deel uit mogen maken van het derde bestuur van het RGD. Mijn laatste jaar als studente wilde

de zorg. Tijdens de master wordt ook duidelijk dat er een grote diversiteit bestaat tussen de functies die een toekomstig gezondheidsrechtjurist kan vervullen. Van een jurist bij een ziekenhuis of verzekeringsmaatschappij, tot een jurist bij de Nederlandse Zorgautoriteit of een advocaat-stagiaire op een gerenommeerd kantoor. Juist om die reden is het goed om je tijdens de master te oriënteren om duidelijk voor ogen te hebben waar je als afgestudeerd jurist werkzaam wil zijn.

“Goede oriëntatie in de ve mogelijkheden is essentie ik een bijzondere bijdrage leveren aan de masteropleiding door mij in te zetten voor het dispuut en de leden. Dit was voor mij de uitgelezen kans om dit jaar een bijzondere invulling te geven. Ik kijk terug op een leerzame en (zeker niet onbelangrijk) gezellige tijd! Hoe ben je destijds op de keuze voor deze master gekomen? Door het volgen van het keuzevak Gezondheidsrecht tijdens de bachelor heb ik een bijzondere interesse ontwikkeld voor dit rechtsgebied. Om die reden ben ik toen gestart met de masteropleiding in Rotterdam. Tijdens de opleiding wordt het recht vanuit verschillende invalshoeken benaderd. Dit geeft een goed beeld van de vraagstukken uit de praktijk. Van ethische vraagstukken, medische aansprakelijkheid en het tuchtrecht tot de mededingings- en ondernemingsrechtelijke aspecten van

16

RGD Magazine nr 1 2017

Heb je nog andere studiegerelateerde activiteiten ondernomen tijdens je studie? Gedurende de studie rees bij mij vooral de vraag of een baan in de advocatuur een geschikte keuze zou zijn. Hier wordt tenslotte vaak de nadruk op gelegd. Echter, de vele mogelijkheden als afgestudeerd gezondheidsrechtjurist maakt de uiteindelijke keuze niet eenvoudiger. Waar kan je daar beter achter komen dan in de praktijk? In augustus en september van dit jaar heb ik dan ook stage gelopen bij Holla Advocaten in Eindhoven. Ik moet zeggen: de lange reistijd was het meer dan waard! Door deze stage heb ik een goed beeld gekregen van het werk als advocaat binnen het gezondheidsrecht. Bovendien is de sfeer op kantoor prettig. Tijdens mijn stageperiode mocht ik diverse zittingen bijwonen, waaronder een getuigenverhoor bij de Rechtbank


Mariëlle Brouwer

Maastricht, een zitting van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Eindhoven en (best uitzonderlijk) mocht ik mee naar een Bopz zitting waarbij de rechter beslist tot het al dan niet voortzetten van een gedwongen opname van een cliënt. Waar ben je momenteel werkzaam? Momenteel loop ik voor vijf maanden stage bij MediRisk: de verzekeraar voor medische aansprakelijkheid van ziekenhuizen. Als stagiair leer je alles over het proces van een schadeclaim, vanaf het indienen tot het

erschillende eel.” afwikkelen. Vooral aspecten van medisch aansprakelijkheidsrecht zoals de GOMA en de Wkkgz worden hierbij in de praktijk gebracht. Bij het behandelen van een claim heb je naast het schadedossier ook inzage in het medisch dossier. Dit is zeer interessant, omdat veel medische termen onbekend zijn. Heb je nog tips voor de aankomende afgestudeerde Gezondheidsrecht juristen? Inmiddels ben ik bijna klaar met het afronden van mijn master. Zowel de stageperiode bij Holla Advocaten als bij MediRisk hebben bijgedragen aan mijn beeldvorming van het werk als gezondheidsrechtjurist. Als tip wil ik de huidige studenten meegeven: doe zoveel mogelijk ervaring op door het lopen van een stage en deelname aan de activiteiten van het RGD. Goede oriëntatie in de verschillende mogelijkheden zijn essentieel om de juiste stappen te maken na het behalen van je masterdiploma!

RGD Magazine nr 1 2017

17


Na je studie We hebben aan het oud RGD bestuur van collegejaar 2015-2016 gevraagd wat hun motieven waren toen zij begonnen met de studie, wat het actief lidmaatschap hen heeft opgebracht en waar ze na hun studie zijn beland. We vragen het in dit inverview aan Bo Drenth, oud-secretaris

Zou je jezelf kunnen voorstellen, Bo? Mijn naam is Bo Drenth, ik ben 23 jaar en woon in Rotterdam. Ik sport graag, heb een vriend en ik woon met een vriendinnetje in een studentenhuis. Helaas heb ik nu geen ruimte of tijd voor een huisdier – nee, niet over vissen beginnen – , maar ik kan niet wachten tot een Berner Sennen pup door het huis wandelt. Een Newfoundlander kan er ook wel mee door trouwens (zo houd ik mijn vriend te vriend, mocht hij dit interview ooit onder ogen krijgen). Hoe ben je destijds op de keuze voor deze master gekomen? De keuze voor de master Recht van de Gezondheidszorg was voor mij bijna vanzelfsprekend. Voor en tijdens

ondernomen? Voordat ik met de master begon, kwam ik erachter dat de master een Dispuut heeft dat zich zeer actief inzet voor studenten. Naar mijn mening is een studie heel interessant, maar niet zonder inhoudelijke nevenactiviteiten. Het RGD biedt die kans en daarnaast vind ik het fantastisch om activiteiten te organiseren, contacten te onderhouden en te kijken hoe het er in de praktijk aan toe gaat. Ik heb dan ook niet getwijfeld om te solliciteren voor een actieve functie binnen het RGD. Ik heb de functie van vicevoorzitter en secretaris vervuld; een geweldige tijd en het was absoluut een aanvulling op de master. Gedurende mijn bachelor ben ik voortdurend actief geweest bij de Juridische

Of ik weleens twijf Yes, en dat is maar

18

mijn bachelor (Rechtsgeleerdheid aan de EUR) heb ik geruime tijd in een verpleeghuis gewerkt. Daarnaast werd in mijn eerste jaar aandacht besteed aan het gezondheidsrecht. Destijds had ik – als groentje - nog geen idee dat een hele juridische master aan het gezondheidsrecht is gewijd, maar de combinatie rechten en gezondheidszorg sprak direct aan. In mijn derde jaar heb ik de minor Gezondheidsrecht gevolgd en daarna wist ik zeker dat ik de master wilde volgen.

Faculteitsvereniging Rotterdam. Ik heb onderdeel uitgemaakt van verschillende commissies, waaronder de goede doelen commissie en een commissie die een lesmodule over rechten heeft ontwikkeld voor basisschoolkinderen. Naast het commissiewerk heeft het veel (blijvende) vrienden, activiteiten en gezelligheid opgeleverd. Verder heb ik tijdens mijn studie student-stages gelopen bij een voormalig nichekantoor (gezondheidsrecht) en bij Loyens & Loeff in Amsterdam.

Waarom ben je toentertijd actief lid geworden bij het RGD en heb je nog andere studiegerelateerde activiteiten

Ben je momenteel ergens werkzaam? Die vraag kan ik als bijna-afgestudeerde nog niet (definitief) beantwoorden. Ik sta

RGD Magazine nr 1 2017


Bo Drenth

met één voet in het studentenleven en met mijn andere voet in een keurige pump – klaar voor een werkdag. Ik heb een bijbaan bij Schaap Advocaten Notarissen en ga voorzichtig richting afstuderen. Een spannende tijd die mijn huisgenoot en ik tot onze quarterlifecrisis hebben gebombardeerd: Waar wil je werken, waar wil je wonen, en hoe combineer je fulltime werken met een sociaal leven, sporten en het huishouden? Welke vaardigheden en ervaringen vanuit je master heb je meegenomen? Vanuit de master neem ik voornamelijk mee dat studeren vanzelf gaat als je enthousiast bent over de onderwerpen die worden behandeld. Uiteraard zijn ook schrijf- en onderzoeksvaardigheden essentieel, maar ik ben er zelf van overtuigd dat passie uiteindelijk écht het verschil maakt. Verder hebben alle werkveldbezoeken en (bijbehorende)

fels heb? goed ook. borrels ervoor gezorgd dat de puzzelstukjes die gepaard gaan met mijn quarterlifecrisis – en dan voornamelijk ‘waar wil ik werken’ – langzaam maar zeker op hun plek vallen. Onder meer ziekenhuizen, advocatenkantoren, zorgverzekeraars, zorginstellingen en de overheid zijn voortdurend op zoek naar gezondheidsrechtjuristen. Door mijn bijbaan en de stages die ik heb gelopen, ben ik inmiddels overtuigd van een loopbaan in de advocatuur. Ik heb een keuze gemaakt, maar tegelijkertijd weet ik ook dat alles weer kan veranderen. Vastberaden? Jazeker! Of ik weleens twijfels heb? Yes, en dat is maar goed ook. Die zorgen ervoor dat je scherp blijft en geen kansen laat schieten.

RGD Magazine nr 1 2017

19


De herziene Zorgbrede Governancecode

Inleiding Op 1 januari 2017 gaat de zorgsector werken met de nieuwe Zorgbrede Governancecode (ZGC 2017) [1]. Deze code is opgesteld door ActiZ, GGZ Nederland, NFU, NVZ en VGN. Zij zijn verenigd in de Brancheorganisaties Zorg (BoZ) [2]. De ZGC van 2017 is de derde code voor de zorgsector. In 2006 verscheen de eerste code [3]. Deze code is in 2010 herzien. [4] Sinds de laatste versie van de Zorgbrede Governancecode uit 2010 (ZGC 2010) is er veel veranderd binnen de gezondheidszorg. Kennis, opvattingen en verwachtingen rond goed bestuur en toezicht, professioneel handelen en governance zijn gewijzigd. De BoZ heeft daarom besloten tot een geheel herziene code. Dit roept de vraag op in welke opzichten de ZGC 2017 verschilt van die van 2010. Wat zijn daarbij opvallende zaken? Deze bijdrage geeft een overzicht van een aantal aspecten van deze herziene ZGC. De opzet is als volgt. Ik begin eerst met een achtergrondschets. Daarna behandel ik een aantal zaken over de ZGC. Vervolgens ga ik in op de verantwoordelijkheden van de raad van bestuur en de raad van toezicht. Daarbij 20

RGD Magazine nr 1 2017

richt ik mij vooral op ‘rechtspersoonlijke’ aspecten. Vervolgens ga ik in op de naleving van de ZGC. Wat ging eraan vooraf? Hoe zijn de opvattingen van goed bestuur en toezicht de afgelopen jaren gewijzigd? Hoewel in de inleiding op de ZGC 2017 niet wordt verwezen naar het rapport van de Commissie Maatschappelijk verantwoord bestuur en toezicht in de semipublieke sector (Commissie Halsema) heeft dit rapport onmiskenbaar invloed gehad op de nieuwe code. [5] Het kabinet heeft deze commissie ingesteld omdat zich een aantal incidenten heeft voorgedaan die het vertrouwen van burgers in het functioneren van bestuurders en toezichthouders in semipublieke sectoren heeft geschaad. [6] Denk voor de zorgsector aan bijvoorbeeld Philadelphia, de IJsselmeer Ziekenhuizen, Orbis en Meavita. De adviezen van de commissie Halsema hebben mede geleid tot het wetsvoorstel Wet Bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR). [7] Dit wetsvoorstel moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van bestuur en toezicht in de semipublieke sector, waaronder de zorgsector. [8] Doel van deze wet is de uniformering van een aantal regels over bestuur en


verdieping Ageeth Klaassen is universitair docent ondernemingsrecht aan de Erasmus School of Law van de Erasmus Universiteit Rotterdam, sectie Handels- en ondernemingsrecht. In 2007 promoveerde zij aan de Rijksuniversiteit Groningen op het proefschrift Bevoegdheden van de algemene vergadering van aandeelhouders: historische, concernrechtelijke en rechtsvergelijkende beschouwingen, in het bijzonder over structuurwijzigingen. In het kader van het onderwijs verzorgt zij vakken in zowel de bachelor- als masterfase van de opleiding Rechtsgeleerdheid. Voor de Master Recht van de Gezondheidszorg verzorgt zij het vak ‘Organisatie en bestuur van de zorg’. Sinds 2013 is Ageeth Klaassen lid van een raad van toezicht van een stichting in de eerstelijnsgezondheidszorg. Van 2010 tot 2012 was zij voorzitter van de universiteitsraad van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij publiceert regelmatig in wetenschappelijke artikelen op het terrein van het ondernemingsrecht en het gezondheidsrecht, onder meer in de tijdschriften Ondernemingsrecht, Tijdschrift voor Toezicht en het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht.

Ageeth Klaassen

toezicht voor alle rechtspersonen in Boek 2 BW. Mede door de WBTR ziet VWS af van een wetsvoorstel over Goed bestuur in de zorg. [9] De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zet in op aanpassing van de Zorgbrede Governancecode (ZGC). [10] VWS heeft hierover verschillende gesprekken met de BoZ gevoerd.

Hoe werkt de Zorgbrede Governancecode? Zeven principes De opzet van de ZGC 2017 is een andere dan die van de ZGC 2010. De ZGC 2017 kent zeven principes. Die principes zijn vervolgens uitgewerkt in bepalingen of gedragsregels die de concrete toepassing van het principe beschrijven, soms voorafgegaan door een korte introductie. In overeenstemming met een van de adviezen van de commissie Halsema richten twee principes (principe 1 en 3) zich meer tot de zorgorganisatie en de andere vijf principes tot raad van bestuur en/of raad van toezicht (principe 2, 4, 5, 6 en 7). De maatschappelijke doelstelling van zorgorganisaties staat centraal in de principes.

Pas toe en leg-uit beginsel Voor de ZGC 2010 gold het zogenoemde ‘pas toe of leg uit’-beginsel. Een bepaling werd toegepast door zorginstellingen of een afwijking werd goed gemotiveerd uitgelegd. De BoZ willen op een vernieuwende wijze omgaan met dit beginsel. Naar de mening van de BoZ kan bij toepassing soms juist uitleg nodig zijn en soms kan afwijking niet aan de orde zijn. Het is niet de bedoeling dat de code een afvinklijstje gaat worden. Centraal moet staan de bedoeling van de bepaling en de dialoog daarover. Het beginsel is nu ‘pas toe en leg uit’. Rechtsvormen De meeste zorgorganisaties hebben nog steeds de rechtsvorm van een stichting. De ZGC 2017 is net zoals de ZGC 2010 geschreven voor alle rechtsvormen. Deze ZGC 2017 is in tegenstelling tot de ZGC 2010 ook van toepassing op UMC’s. [11] In een aanvullende paragraaf van de ZGC 2017 wordt ingegaan op de toepassing van de code in specifieke situaties, zoals die van UMC’s. [12] Bestuursmodellen Een belangrijk onderdeel van de governance van de zorginstelling is het RGD Magazine nr 1 2017

21


bestuursmodel. De ZGC 2010 hanteert als uitgangspunt het raad van toezichtmodel en benoemt dit als zodanig. [13] De ZGC 2017 veronderstelt een raad van toezicht-model. De ZGC 2017 gebruikt nog steeds de in de praktijk gebruikelijke term ‘raad van toezicht’. De wettelijke term in Boek 2 BW wordt met de WBTR ‘raad van commissarissen’. Wat wordt er van bestuurders verwacht? Naast de verantwoordelijkheid voor het besturen van de zorgorganisatie is de raad van bestuur ook verantwoordelijk voor de inrichting van de medezeggenschap van de zorgorganisatie. Het is belangrijk dat de wensen en behoeften van cliënten (en werknemers) centraal staan in de besluitvorming door zorgaanbieders. Bij de inrichting van de medezeggenschap moet de raad van bestuur rekening houden met de Wet op de ondernemingsraden (WOR) en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ). [14] Dat drie bepalingen in de ZGC 2017 zijn gewijd aan medezeggenschap is een verbetering ten opzichte van de ZGC

(nieuw) te staan dat bestuurders zich bij de vervulling van hun taak dienen te richten naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Deze Boek 2 BW-bepaling wordt in de ZGC 2017 nog concreter ingevuld dan in de ZGC 2010. In bepaling 5.3 staat dat de raad van bestuur zich bij de vervulling van zijn taak dient te richten op het belang van de zorgorganisatie op korte en lange termijn, vanuit het perspectief van het realiseren van de maatschappelijke doelstelling van de zorgorganisatie en de centrale positie van de cliënt daarin. Daarnaast dient de raad van bestuur een zorgvuldige en evenwichtige afweging te maken tussen de belangen van de cliënten, de publieke en maatschappelijke belangen, de belangen van medewerkers en de overige in aanmerking komende belangen van interne en externe belanghebbenden. [17] Kortom, de raad van bestuur dient met veel aspecten en belangen rekening te houden. Dit is naar verwachting geen gemakkelijke opgave voor de bestuurders.

“Volgens de commissie Hals permanente opleiding van be 2010, waarin slechts eenmaal het woord medezeggenschap (in de toelichting) voorkomt. Medezeggenschap kan een belangrijke rol vervullen in de checks and balances binnen een zorginstelling. In de Meavita-uitspraak van de Ondernemingskamer (OK) bij het Gerechtshof Amsterdam leidde de schending van de adviesrechten van de ondernemingsraad en cliëntenraad tot de vaststelling wanbeleid. [15] Hoewel de Hoge Raad [16] inmiddels heeft geoordeeld dat de OK de zaak moet overdoen, is wel duidelijk dat het passeren van de medezeggenschapsorganen bij het beleid geen voorbeeld is van goed bestuur. Met de WBTR komt in art. 2:9 lid 3 BW 22

RGD Magazine nr 1 2017

Van een raad van bestuur die bestaat uit meerdere personen wordt verwacht dat de raad de bestuurstaken verdeelt, zodanig dat herkenbaar is welk lid eerste aanspreekpunt is voor specifieke aandachtsgebieden zoals de kwaliteit en veiligheid, financiën, personeel. Dit staat in de nieuwe bepaling 5.1.2. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat in de wet Goed bestuur in de zorg een bepaling zou komen te staan dat een van de bestuurders belast moest worden met de kwaliteitsportefeuille. Nu de wet Goed bestuur in de zorg er niet komt, wilde de minister dat dit werd opgenomen in de ZGC. [18] Overigens ontslaat deze taakverdeling de leden van de raad van bestuur niet van hun


gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken binnen de zorgorganisatie, aldus dezelfde bepaling. Aan de deskundig­ heid en professionaliteit van de raad van bestuur worden (terecht) hoge eisen gesteld. Dat vraagt om permanente ontwikkeling, feedback en reflectie op hun handelen en prestaties en een regelmatige evaluatie of de bestuurders nog passen bij de opgaven waar de zorgorganisatie voor staat, zo staat bij principe 7. Volgens de commissie Halsema is een permanente opleiding van bestuurders de norm. De minister van VWS is geen voorstander van een geschiktheidstoets zoals is opgenomen in de Wet op het financieel toezicht (Wft) voor banken en (zorg)verzekeraars. [19] De NVZD, de beroepsvereniging voor bestuurders in de zorg, heeft zelf een accreditatietraject voor bestuurders ontwikkeld en is hiermee in 2013 gestart. Dit traject wordt nadrukkelijk in de ZGC 2017 genoemd. Doel van de NVZD is dat tweederde van de NVZD-leden – ongeveer 500

belangrijk omdat de stichting geen leden of aandeelhouders kent. De belangrijkste taak van de raad van toezicht is het toezicht op het beleid van de raad van bestuur en de algemene gang van zaken in de zorgorganisatie. [22] Van de leden van de raad van toezicht wordt verwacht dat zij zonder last en ruggespraak handelen. Zij zijn dus geen vertegenwoordiger van enig intern of extern belang. [23] Over het voordrachtsrecht van de cliëntenraad bij de benoeming van een lid van de raad van toezicht bestaat om die reden discussie. [24] De minister van VWS wil het voordrachtsrecht handhaven, [25] dat momenteel opgenomen is in art. 7 lid 2 WMCZ. [26] Een optie zou kunnen zijn om de cliëntenraad invloed te geven op de profielschets van de raad van commissarissen. [27] Deze aanbeveling is terug te vinden in de introductie op bepaling 6.3.1. Daarin staat ook dat via de statuten of het reglement de raad van toezicht aan de ondernemingsraad een vergelijkbaar recht kan worden gegeven.

sema is een estuurders de norm.“ bestuurders [20] – het accreditatietraject eind 2018 heeft doorlopen. De NVZD is er van overtuigd dat het traject het meest effectief is als bestuurders zelf de meerwaarde van accreditatie inzien. Dit is ook de mening van de minister van VWS. De NVZD en de NVTZ, de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders in Zorg en Welzijn, hebben de accreditatie van bestuurders opgenomen in hun modelarbeidsovereenkomst. [21] Wat wordt er van leden van de raad van toezicht verwacht? Verhoudingsgewijs gaan de meeste pagina’s uit de ZGC 2017 over de uitwerking van principe 6 dat zich richt tot de raad van toezicht. De taak van de raad van toezicht is in een stichting

Dit staat al in een aantal cao’s. Als leden van de raad van toezicht te lang ‘op het pluche’ blijven zitten, kan dit het functioneren van de raad van toezicht (meestal negatief) beïnvloeden. Een goed voorbeeld van een bepaling die de ZGC 2010 al kent, maar die is aangescherpt is de bepaling over de zittingstermijnen van de leden van de raad van toezicht. In art. 4.2.7 ZGC 2010 staat dat een lid van de raad van toezicht maximaal tweemaal voor een periode van vier jaar zitting kan hebben in de raad van toezicht. Volgens bepaling 6.2.3 wordt een lid van de raad van toezicht voor maximaal vier jaar benoemd en kan hij, inclusief herbenoemingen, maximaal acht jaar zitting hebben in de raad van RGD Magazine nr 1 2017

23


toezicht van de zorgorganisatie en haar rechtsvoorgangers of -opvolgers. Een terechte aanscherping. Van leden van de raad van toezicht mag worden verwacht dat zij op tijd opstappen. In het belang van het goed functioneren van de raad van toezicht is het belangrijk dat de raad beschikt over voldoende deskundigheid en vaardigheden. Bij het opstellen van de profielschets voor de samenstelling van de raad van toezicht dient hiermee rekening te worden gehouden. Een belangrijk aspect van toezicht houden op het beleid van een zorginstelling is dat er kennis is van de zorgsector. In art. 4.2.5 ZGC 2010 staat dan ook dat ten minste een lid van de raad van toezicht beschikt over voor de zorgorganisatie relevante kennis van en ervaring met de zorg. Opmerkelijk is dat deze bepaling niet terugkeert in de ZGC 2017. In bepaling 6.2.4 staat alleen dat de raad van toezicht in zijn samenstelling zorgt voor diversiteit naar geslacht, maatschappelijke achtergrond, deskundigheid, leeftijd, regionale binding en rol in het team. In verschillende rapporten over incidenten in de zorg is geconstateerd dat de zorgkennis onmisbaar is om risico’s voor de kwaliteit van zorg te kunnen schatten en aldus proactief toezicht te kunnen houden. [28] Een nieuwe bepaling is bepaling 6.4.2. Daarin staat dat de raad van toezicht een visie dient te hebben op de wijze waarop hij het toezicht uitvoert, de toezichtvisie. Door het opstellen van een toezichtvisie worden de leden van de raad van toezicht gedwongen om na te denken hoe de raad zijn toezichtsfunctie gaat uitoefenen en aan welke voorwaarden voldaan moet zijn om die functie te kunnen vervullen. In aanvulling daarop staat in bepaling 6.4.3 dat de raad van toezicht zijn eigen agenda bepaalt. Dit is ook nieuw. Benadrukt wordt dat de leden van de raad van toezicht een eigen verantwoordelijkheid hebben voor hun informatievoorziening. De raad van toezicht dient te beoordelen of deze informatie passend is om zijn taak goed te kunnen uitoefenen. De ZGC 2017 omschrijft de nieuwe verantwoordelijkheid van de raad van toezicht beter dan de ZGC 2010. Nieuw in de ZGC 2017 is de bepaling over commissies van de raad van toezicht. 24

RGD Magazine nr 1 2017

Volgens bepaling 6.4.4. kan de raad van toezicht werken met commissies uit zijn midden ter voorbereiding van of advisering over de besluitvorming in de raad van toezicht. Voor de hand liggend zijn een kwaliteitscommissie, een selectie- en renumeratiecommissie en/of een auditcommissie. De raad van toezicht kan zo zijn taken verdelen. Niettemin blijft de gehele raad van toezicht verantwoordelijk. Het gaat om de voorbereiding van bepaalde onderwerpen. Besluitvorming vindt plaats in de raad van toezicht. Met de nieuwe code krijgt de raad van toezicht een zogenoemde ‘vergewisplicht’ bij de benoeming van bestuurders. Voorafgaand aan de benoeming van een bestuurder dient de raad van toezicht zich, volgens bepaling 6.5.3. te vergewissen van het werkverleden van een bestuurder, zijn integriteit, kwaliteit en geschiktheid voor de functie. Ook dient de raad van toezicht zich ervan te vergewissen of er belangentegenstellingen of nevenfuncties zijn die de bestuurder in het uitoefenen van zijn functie kunnen belemmeren. Volgens VWS is deze plicht een van de maatregelen [29] om (potentieel) disfunctionerende bestuurders te weren. [30] Deze plicht zou eerst in de wet Goed bestuur in de zorg worden opgenomen. [31] De code is voor een dergelijke plicht een betere plek. De vergewisplicht past binnen de werkgeversrol die de raad van toezicht heeft. Naar aanleiding van een uitzending van RTL-nieuws brak er commotie uit over declaraties van zorgbestuurders. Declaraties van bestuurders [32] (in de semi-publieke sector) moeten sober, eenduidig, doelmatig en transparant zijn en het beleid daarover maakt evident onderdeel uit van behoorlijk bestuur, aldus de ministers van Onderwijs, Wonen en VWS. [33] In gesprekken tussen VWS en de BoZ is de wenselijkheid van heldere declaratienormen aan de orde geweest. [34] Dit heeft geleid tot bepaling 6.5.4. De raad van toezicht dient een beleid op te stellen voor de vergoeding van onkosten van de raad van bestuur en het aannemen van geschenken en uitnodigingen door de raad van bestuur. [35] Dit beleid moet openbaar worden gemaakt. Het toezien


op de naleving daarvan is ook een verantwoordelijkheid van de raad van toezicht. Ook aan leden van de raad van toezicht worden in verband met de gewenste deskundigheid en professionaliteit hoge eisen gesteld. De NVTZ is (ook) begonnen met het inrichten van een accreditatieinstrument voor leden van de raad van toezicht. Er wordt toegewerkt naar een verplicht accreditatietraject in 2019. Hoe wordt de naleving van de code bevorderd? De ZGC 2017 is een vorm van zelfregulering. [36] Dit betekent echter niet dat de ZGC 2017 vrijblijvend is. Lidmaatschap Deze ZGC 2017 maakt, net zoals de ZGC 2010, deel uit van de lidmaatschapsverhoudingen van de BoZ. Met hun lidmaatschap verplichten de leden van ActiZ, GGZ Nederland, NFU, NVZ zich tot toepassing en naleving van de code. Dit betekent ook dat zorginstellingen die geen lid zijn van deze brancheorganisaties niet op deze wijze aan de code gebonden zijn. Het gaat dan vooral om aanbieders in de eerstelijnszorg. [37] Naar het oordeel van de BoZ zijn de principes van de ZGC 2017 en de uitwerking daarvan zo algemeen bruikbaar dat ook andere zorgaanbieders of brancheorganisaties deze code op zichzelf van toepassing kunnen verklaren. In de praktijk is dit voor de ZGC 2010 gebeurd. Mijn verwachting is dat dit ook voor deze code gaat gebeuren. Governancecommissie Gezondheidszorg Belanghebbenden die menen dat zij op enigerlei wijze nadeel hebben ondervonden van de wijze van naleving van de ZGC door een zorgorganisatie, kunnen hierover een toetsingsverzoek indienen bij de Governancecommissie Gezondheidszorg. De bepaling over de naleving van de code is verplaatst van de laatste paragraaf van de ZGC in 2010 (paragraaf 7) naar bepaling 3.4 in de ZGC 2017. De tekst is verder hetzelfde gebleven. [38] Inmiddels heeft deze Governancecommissie acht uitspraken gepubliceerd. [39] Opvallend vaak gaat dit over situaties waarin de bestuurder vertrekt en de voorzitter van de raad van toezicht of een van de andere leden van

de raad van toezicht de bestuurdersrol op zich neemt. Governance innovatieen adviescommissie Een nieuw element, om de naleving van de code te bevorderen, is de Governance innovatieen adviescommissie. Deze zal na 1 januari 2017 worden geïnstalleerd en onder leiding staan van een onafhankelijke voorzitter. Verder zal de commissie bestaan uit externe en interne deskundigen. Deze commissie zal adviseren over algemeen governancevraagstukken. [40] Daarnaast zal de commissie thematisch onderzoek doen om de ontwikkeling van governance in de zorg te monitoren en advies te geven over eventuele aanpassingen van de code. Bovendien is een taak van deze commissie het verspreiden van best practices op het gebied van goed bestuur en toezicht. Dit orgaan moet volgens de minister van VWS bijdragen aan de bewustwording in het veld dat de ZGC niet langer vrijblijvend is. [41] IGZ De minister van VWS vindt de naleving van de code zodanig cruciaal dat de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) deze code prominent zal gebruiken in haar reguliere toezicht. [42] IGZ zal de code gaan hanteren als sectorbrede veldnorm. Deze manier van werken is al gebruikelijk ten aanzien van de kwaliteit van de zorg en wordt ook gebruikelijk voor de kwaliteit van het bestuur. [43] Voor toezicht door de overheid op goed bestuur zijn de eigen normen van de sector zoals vastgelegd in de code leidend. [44] Slot Van bestuurders en leden van de raad van toezicht van zorgorganisaties wordt nog meer verwacht dan in deze bijdrage is aangestipt. De zorgorganisaties zijn met deze nieuwe code weer aan zet. Bestuurders en leden van de raad van toezicht dienen de ZGC 2017 zo spoedig mogelijk op hun agenda’s te zetten, als dat al niet is gebeurd. In het kader van de professionalisering van bestuurders en leden van de raad van toezicht is weer een stap gezet. Besturen is een serieuze taak. Voor toezicht houden geldt dat ook. Ooit was het lidmaatschap van de raad van toezicht een erebaan. Die tijd is echt voorbij. RGD Magazine nr 1 2017

25


[1] < http://www.brancheorganisatieszorg.nl/doc/zorgcode%202017%20versie%20ALV.pdf>. [2] De ledenvergaderingen van ActiZ, GGZ Nederland, NFU, NVZ en VGN hebben de nieuwe Governancecode Zorg goedgekeurd. Zie <http://www.brancheorganisatieszorg.nl/>. Nieuws, Governancecode Zorg goedgekeurd, 23 november 2016. [3] Sinds vijftien jaar kent de gezondheidszorg enige vorm van een code. De start hiervan vormden de dertig aanbevelingen van de commissie Health Care Governance in 2000. [4] Voorafgaand aan de door de ALV goedgekeurde versie is eerst een concept-versie in de zomer van 2016 ter consultatie aangeboden. < http://www.brancheorganisatieszorg.nl/doc/Consultatieversie%20 ZGC%202017%2023%20mei%202016.pdf>. Hierop zijn verschillende reacties gekomen. Dit heeft in elk geval geleid tot een stevige aanpassing. Zie <http://www.brancheorganisatieszorg.nl/>. Nieuws, Vernieuwde governancecode voorgelegd aan leden, 23 september 2016. [5] Advies Commissie Behoorlijk bestuur (commissie Halsema), Een lastig gesprek, september 2013. [6] Kamerstukken II 2012/13, 28479, nr. 66, p. 1. [7] Kamerstukken II 2015/16, 34491, nr. 2. [8] Kamerstukken II 2015/16, 34 491, nr. 3, p. 3. [9] Kamerstukken II 2014/15, 32012, nr. 24, p. 23. Zie hierover A.G.H. Klaassen, Geen wetsvoorstel Goed bestuur in de zorg: terecht of niet?, TvGR 2016, p. 18 e.v. [10] Kamerstukken II 2014/15, 32012, nr. 23. [11] UMC’s in Nederland zijn publiekrechtelijke rechtspersonen (UMCG, UMC Utrecht, AMC, LUMC, Erasmus MC en MUMC+) of stichtingen (VUmc en Radboudumc). Zij hadden een eigen code, de Governancecode UMC’s. [12] Er wordt bijvoorbeeld ook aandacht besteed aan kleine zorgorganisaties. [13] ZGC 2010, p. 11. [14] Over deze laatste wet is eind september een ambtelijk voorontwerp verschenen. <https://www. internetconsultatie.nl/wijziging_wet_medezeggenschap_clienten_zorgsector>. [15] Hof Amsterdam (OK) 2 november 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4454 (Meavita). [16] HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2614 (Meavita). [17] Zie voor de raad van toezicht, bepaling 6.4.1 ZGC 2017. [18] Kamerstukken II 2014/15, 32012, nr. 23, p. 4. [19] Kamerstukken II 2013/14, 32012, nr. 15, p. 7. [20] Dit is ongeveer de helft van het totaal aantal bestuurders in de zorg. [21] Kamerstukken II 2015/16, 32012, nr. 37, p. 3 en p. 4. [22] Bepaling 6.1 ZGC 2017. [23] Zie de introductie bij bepaling 6.2 ZGC 2017. [24] Zie H. van de Bovenkamp, P. Meurs & M. de Lint, Gevarieerde medezeggenschap in zorginstellingen en bij zorgverzekeraars, Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (IBMG), Erasmus Universiteit Rotterdam mei 2016, p. 27. Zij zijn geen voorstander van de bindende voordracht van cliëntenraden bij zorginstellingen. [25] Kamerstukken II 2015/16, 31765, nr. 209, p. 3. [26] Zie art. 11 lid 1 WMCZ (nieuw). < https://www.internetconsultatie.nl/wijziging_wet_medezeggenschap_ clienten_zorgsector>. [27] Zie ook IBMG 2016, p. 28.. [28] RVZ, Governance en kwaliteit van zorg, Den Haag 2009, p. 13, 35 en 36; IGZ, De vrijblijvendheid voorbij, Sturen en toezichthouden op kwaliteit en veiligheid in de zorg, Staat van de gezondheidszorg 2009, Den Haag 2009, p. 42 en 43; Externe onderzoekscommissie MST, En waar was de patiënt…?, rapport over het (dis)functioneren van een medisch specialist en zijn omgeving, 2009 (Commissie Lemstra), p. 51. [29] Zie A.G.H Klaassen, Bestuurderstoets voor de zorg (of niet)?, TvGR 2014, p. 642 e.v. [30] Kamerstukken II 2013/14, 32012, nr. 15, p. 7. [31] Kamerstukken II 2013/14, 32012, nr. 15, p. 5. [32] Zie <http://www.brancheorganisatieszorg.nl/>. Nieuws, Rondetafelgesprek Tweede Kamer over declaraties in de zorg, 24 mei 2016. [33] Kamerstukken II 2015/16, 33822, nr. 5, p. 2. [34] Kamerstukken II 2015/16, 33822, nr. 8, p. 2. [35] Jaarlijks moet openbaar worden verantwoord welke bedragen op grond hiervan zijn uitgegeven, gespecificeerd naar vaste en andere onkostenvergoedingen, binnenlandse en buitenlandse reiskosten, opleidingskosten, representatiekosten en overige kosten. [36] Zie de inleiding op de ZGC 2010, p. 3. [37] Kamerstukken II 2014/15, 32012, nr. 23, p. 5. [38] Met uitzondering van de code waarnaar wordt verwezen. [39] < http://scheidsgerechtgezondheidszorg.nl/uitspraken/uitspraken-governancecommissie >. Zie hierover A.G.H. Klaassen, Uitspraken van de Governancecommissie Gezondheidszorg: de dans rond de stoel van de bestuurder, TvGR 2016, p. 174 e.v. [40] Voor geschilbeslechting blijft de Governancecommissie Gezondheidszorg. [41] Kamerstukken II 2014/15, 32012, nr. 23, p. 5. [42] <http://www.igz.nl/Images/Toezicht%20op%20goed%20bestuur%20IGZ-NZa%202016%20def_ tcm294-376751.pdf>. [43] Kamerstukken II 2014/15, 32012, nr. 23, p. 5. [44] Kamerstukken II 2015/16, 32012, nr. 35, p. 5.

26

RGD Magazine nr 1 2017

BO OV IJM JM BO OV IJM JM BO OV IJM JM BO OV IJM JM BO OV IJM JM V IJM JM BO OV IJM JM BO OV IJM JM BO OV MI BO OV IJM JM BO OV RIJ IJ BO OV JM MIB IJM JM BO OV MIBO BO BO OV IJM JM MIB IJM JM BO OV JM M V JM M V JM M V JM M V JM M V JM M


VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V BO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMI VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V JMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJ VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJWILLIGERSWERK VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJ BO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIB MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V O VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM BO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIB MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V Wij zoeken ook talenten die werk maken van hun vrije tijd. MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM Talenten met karakters die wij nog niet kennen. Talenten die de diversiteit vergroten en verbindingen VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V kunnen leggen. Om zo sterker te kunnen adviseren in complexe zaken; want daar geloven wij in. Dat noemen wij MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM de verbindende kracht. Ga naar werkenbijvandoorne.nl om te zien of jouw unieke kracht bij ons past. VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM


Interview met

Stan Commissaris De redactie van het RGD Magazine is op bezoek bij Stan Commissaris op het kantoor van Ploum Lodder Princen in Rotterdam. Stan is als notaris en partner gespecialiseerd in het ondernemings­ recht. Hij wordt ingeschakeld bij financieringsen zekerhedentransacties, bij (her) structureringen van concerns en samenwerkingsverbanden en bij de begeleiding van fusies en overnames. Stan Commissaris is tevens lid van het Team Zorg van het kantoor. Dat is een multidisciplinair team waarin de kennis en ervaring op verschillende relevante rechtsgebieden voor de zorg is gebundeld. Het team bestaat uit zowel advocaten als notarissen die veel kennis en ervaring hebben binnen de gezondheidszorg. Ze werken met name voor zorgaanbieders zoals 28

RGD Magazine nr 1 2017

ziekenhuizen, zelfstandige behandel­ centra, revalidatiecentra, verpleeg- en verzorgingsinstellingen, thuiszorg­ organisaties, huisartspraktijk­groepen, arbodiensten en de preventieve gezondheids­zorg. Wat is uw ervaring met de ontwikkelingen op het gebied van governance in de zorg? Op het gebied van governance in de zorg is er heel veel gaande. Zelfs voor iemand die dagelijks werkt met governance, is het speelveld erg breed. Voor veel juristen, advocaten en notarissen is het een lastige kwestie. Regelgeving op dit gebied staat in veel verschillende wetten, besluiten en beleidsregels en in documenten zoals de Zorgbrede Governancecode. Je moet een specialist zijn om hier een duidelijk overzicht van te hebben. Er gaat in principe niks van af,


interview

er komen alleen maar regels bij. Daarom is het ook van belang om te werken met een multidiciplinair team als het gaat om governance in de zorg. De Zorgbrede Governancecode is onlangs vernieuwd. Denkt u dat er veel verandert doordat de code nu minder vrijblijvend is? Het is inderdaad zo dat de regels uit de nieuwe code minder vrijblijvend zijn. Tegenwoordig is het zo dat je de regels zal moeten toepassen. Vroeger gold het principe van ‘pas toe of leg uit’. Het is nu niet (meer) aan de zorgaanbieder om te kiezen om van de code af te wijken. De zorgaanbieder kan bijvoorbeeld niet zeggen dat hij een bepaald principe niet hoeft op te nemen in zijn statuten omdat het al beschreven staat in de governancecode. De vorige governancecode was echter

ook al niet zo vrijblijvend, dus het verschil met deze code valt denk ik wel mee. Zorgverzekeraars speelden bijvoorbeeld ook een grote rol in dit speelveld. Zij hanteerden hun eigen regels en voor het contracteren van bepaalde zorg hebben zij verlangd van zorgaanbieders dat bepaalde regels uit de governancecode in de statuten werden opgenomen. Hierdoor ontstond de situatie dat zorgverzekeraars, die private partijen zijn, eisen stellen met betrekking tot de implementatie van de governancecode. Ik ben van mening dat enkel de overheid deze eisen zou mogen stellen. Het is namelijk nogal wat dat een private partij óók nog regels kan stellen met betrekking tot wat de zorgaanbieder moet opnemen in zijn statuten. Wat zijn de belangrijkste wijzigingen in de Zorgbrede Governancecode 2017? RGD Magazine nr 1 2017

29


De persoon van de bestuurder of toezicht­ houder speelt een belangrijke rol. Er worden veel regels gesteld waar de bestuurder of toezichthouder aan moet voldoen, denk aan onafhankelijkheids­ regels, geschiktheidsregels enzovoort. Er bestaat een zekere mate van bestuurdersdruk: waar vind je bijvoorbeeld goede toezichthouders en bestuurders? Het is allemaal niet meer zo gemakkelijk en vrijblijvend als het vroeger was. Een goede toezichthouder zijn is een serieuze taak waarop grote verantwoordelijkheden en potentiële aansprakelijkheden rusten. Toezichthouders zien het belang van hun rol groeien, bij bestuurders bestond het besef van hun verantwoordelijkheden al langer. Het is op zich een goede ontwikkeling dat de rol van een zorgbestuurder of toezichthouder aangescherpt wordt. Zorg en gezondheid zijn velden waar fouten maken het minst geoorloofd is. Goed bestuur is noodzakelijk om de kwaliteit binnen een instelling te waarborgen. Het eindproduct is goede zorg en dat is waar het voor cliënten om draait. Toezichthouders en bestuur staan ten dienste van dat grotere goed. Zelf zijn wij bezig met het instrumentarium om de bestuurders- en toezichtszijde goed vorm te kunnen geven, maar uiteindelijk gaat het om de personen die het uitvoeren. Echter, een veelvoud aan (strenge) regels betekent niet automatisch dat het dan ook goed uitgevoerd wordt. Het blijft mensenwerk.

mijn ideaalbeeld, en het zou mooi zijn als het zo zou werken. Ik ben dus sceptisch als gaat over te veel regelen. Een afvinkcultuur daar hebben we niet veel aan; als alle vinkjes zijn gezet dan is het goed? Nee, zo werkt het niet. De vorige governancecode zorgde een beetje voor een afvinkcultuur. De nieuwe zorgbrede governance code kent open normen. Maar als je echt goed leest is hij nog behoorlijk gedetailleerd.

Als u een bepaald principe zou mogen vervangen of toevoegen, welke zou dat dan zijn? In het algemeen ben ik een beetje wars van overreguleren. Soms wordt het zo gedetailleerd dat ik me afvraag of het wel zin heeft. Idealiter zouden we van het gedetailleerd alles op papier zetten moeten overstappen op principle based. Eigenlijk zou men genoeg moeten hebben aan één enkele regel: wees een goed bestuurder. Houd daarbij rekening dat je in een zorginstelling werkt en stel het belang van de cliënt voorop. Dit is

Wat houdt governance in de zorg nog meer in? Governance in de zorg is wat ons betreft niet uitsluitend het gedwee toepassen van alle regels, maar ook het actief kijken naar wat binnen die regels wel kan en mag, om op die manier wensen van groepen zorgverleners tot stand te brengen. Zo heeft ons team jaren geleden veel gedaan voor een aantal huisartsen. De huisartsen hadden in het verleden huisartsenposten opgezet om de krachten te bundelen en de lasten te verdelen bij diensten in de nacht en in

30

RGD Magazine nr 1 2017

Voorziet u problemen in de implementatie dan wel interpretatie van de nieuwe code? Op kantoor zijn we druk bezig met statuten opstellen. Hierbij moeten we rekening houden met nieuwe ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de nieuwe wetswijziging voor stichtingen (Wet Bestuur en Toezicht rechtspersonen) en uiteraard de nieuwe Zorgbrede Governancecode. Het opstellen van de statuten van zorgaanbieders is geen standaard werk. Het is lastig te bepalen wat wel en wat niet opgenomen moet worden over de code in de statuten. Het is nogal technisch van aard, de statuten zijn namelijk de regels die je opstelt voor je organisatie. Aan de ene kant proberen we de statuten zoveel mogelijk ‘lean and mean’ te houden, maar aan de andere kant moeten de statuten ook een goed en compleet beeld geven van alle toepasselijke regels. Het is gemakkelijk de weg kwijt te raken in de hoeveelheid regels die er nu worden gesteld voor zorgaanbieders. Ik denk dat er op een gegeven moment ergens een grens zal worden bereikt.


interview

het weekend. Deze huisartsenposten, die vaak in de vorm van een stichting werden gedreven, werden door een aanpassing in de WTZi ineens zorginstellingen die zich te houden hadden aan de daarbij behorende regels. Een van de gevolgen was dat die huisartsenposten een onafhankelijke raad van toezicht moesten hebben. En zo gebeurde het dat de huisartsen, die tot dan toe steeds zelf ‘de baas’ waren in hun eigen huisartsenpost, te maken kregen met onafhankelijke buitenstaanders die als toezichthouders aan de belangrijkste touwtjes trokken. Veel huisartsen voelden zich niet langer de baas en waren op zoek naar een mogelijkheid om toch de uiteindelijke zeggenschap over hun organisatie te behouden. Daarbij hebben wij kunnen helpen, door de juridische structuur van

de huisartsenposten te veranderen. De stichting, waarin de huisartsenpost was ondergebracht, werd omgezet naar een BV, waarvan een huisartsenvereniging of -coöperatie de enig aandeelhouder werd. De gezamenlijke huisartsen hadden middels deze vereniging of coöperatie de zeggenschap over de huisartsenpostBV en voelden zich weer de baas, en tegelijkertijd werd aan alle regels van de WTZi en de code voldaan. Qua organisatie bleef alles hetzelfde alleen het juridische jasje werd anders. Governanceregels kunnen dus ook op een slimme manier gebruikt worden. Dit wordt ook van ons verlangd: dat we zaken anders inkleden en andere constructies bieden met als uiteindelijk doel dat de zorg wordt geoptimaliseerd.

De advocaten van Ploum Lodder Princen hebben ruime ervaring op het gebied van mededingings,- en aanbestedingsrecht. Wij zijn graag bereid zorgaanbieders te adviseren over het toepassen en doorlopen van het Wmoinkoopproces en met u na te gaan of er sprake is van verboden afspraken, een juiste inkoopproces en de verschillende rechten en verplichtingen van partijen hierbij. U kunt daartoe contact opnemen met Michel Jacobs, Frank Barendrecht, Dennis Zieren en Leyla Bozkurt.

RGD Magazine nr 1 2017

31


Symposium ‘Toezicht op fusie en overnames in de zorg’ Donderdag 9 maart 2017, 15:00-17:00

Save the date! Wij kijken uit naar uw komst! Met vriendelijke groet, Frank Barendrecht & Michel Jacobs Namens Team Zorg Op donderdag 9 maart 2017 organiseren Ploum Lodder Princen en het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut een symposium over toezicht op fusies en overnames in de zorg. De verplichte meldingen bij de NZa en de ACM zijn niet te onderschatten onderdelen van een fusie- of overnametraject. Weet u wanneer uw instelling een fusie, overname of oprichting van een gezamenlijke onderneming bij een van deze autoriteiten moet melden? Weet u hoe de NZa en de ACM zo’n melding beoordelen? En weet u hoe een melding goed kunt voorbereiden, zodat de procedure voorspoedig verloopt? De antwoorden op deze en andere vragen zullen aan de orde komen tijdens het symposium. Ook zal aan de orde komen hoe de regelgeving op dit vlak gaat veranderen en wat dat betekent voor het toezicht door de ACM en de NZa. Het definitieve programma is nog in ontwikkeling. Wel kunnen wij u al melden dat wij twee sprekers van de ACM zullen hebben. Noteert u verder vooral de datum nu vast in uw agenda. Het symposium vindt plaats van 15:00 tot 17:00 uur ten kantore van Ploum Lodder Princen te Rotterdam. Na afloop is er gelegenheid tot napraten tijdens een borrel.



De nieuwe Wmcz. Medezeggenschap in de zorg terug bij af? Inleiding De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) gaat al een hele poos mee. Maar niet omdat het zo’n goede en beproefde wet is. Sinds 2000 is al wel duidelijk dat de wet, die collectief gefinancierde zorgaanbieders verplicht tot het instellen van een raad die de gemeenschappelijke belangen van cliënten in instellingen behartigt, niet brengt wat men ervan gehoopt had. Er schort veel aan de medezeggenschap binnen zorg­ instellingen. En hoewel opeenvolgende bewindslieden meermaals nieuwe regels in het vooruitzicht gesteld hebben, is het om uiteenlopende redenen nooit tot wetgeving gekomen. Nu is er dan toch eindelijk een conceptwetsvoorstel. In het hiernavolgende schets ik de voorgeschiedenis, zet ik de hoofdlijnen van de huidige wet en het ambtelijk ontwerp uiteen, en besluit ik met enkele kritische noten. Voorgeschiedenis Met de Wmcz is iets raars aan de hand. De wet kent een lange voor­ geschiedenis. Eerdere wets­ voorstellen strandden en werden vervolgens ingehaald door maatschappelijke en 34

RGD Magazine nr 1 2017

politieke ontwikkelingen. Nadat de wet eenmaal een feit geworden was, op 1 juni 1996, heeft zij geen noemenswaardige wijzigingen meer ondergaan. Voor een zorgwet is dat uniek. Toch is het moeilijk voorstelbaar dat zich in de afgelopen 20 jaar geen relevante maatschappelijke ontwikkelingen hebben voorgedaan. In 1974 toog de commissie Van der Burg aan het werk om advies uit te brengen over het democratisch en doelmatig functioneren van gesubsidieerde instellingen van de gehele overheid. Het wetsvoorstel dat pas in de tachtiger jaren naar de Raad van State gezonden werd, kende een gedetailleerde wettelijke regeling voor alle op rijksniveau gesubsidieerde instellingen, omvatte zowel de medezeggenschap van cliënten als van personeel als van vrijwilligers, en had tevens betrekking op het klachtrecht van de eersten. In de jaren die volgden veranderde het politieke klimaat echter. De roep om spreiding van inkomen, kennis en macht verstomde en het geloof in de sturende mogelijkheden van de overheid nam af. De verantwoordelijkheid moest volgens de nieuwe inzichten gelegd worden bij de maatschappelijke partijen: de instellingen en de (organisaties van) cliënten en patiënten. In 1988 volgde dan


verdieping verdieping

Martin Buijsen Martin Buijsen is als hoogleraar Recht & gezondheidszorg verbonden aan het Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg en de Erasmus School of Law.

een voorstel voor een Wet democratisch functioneren zorginstellingen: een raamwet met minimum­ garanties die bij algemene maatregel van bestuur sectoraal zou moeten worden uitgewerkt voor een beperkt aantal intramurale instellingen voor volksgezondheid. Omdat dit voorstel in de Kamer op veel bezwaren stuitte, werd de behandeling opgeschort. In 1991 kondigde staats­ secretaris Simons echter aan met een nieuw wetsvoorstel te zullen komen dat beter zou aansluiten op de maatschappelijke ontwikkelingen die zich sinds het begin van het wetgevingstraject hadden voorgedaan. Volgens Simons moest ook het voeren van de discussie over de regeling van medezeggenschap gelegd worden op het niveau waar deze volgens hem thuishoorde: dat van de instelling. Het voorstel dat uiteindelijk in 1993 werd ingediend, het wetsvoorstel Regels ter bevordering van de medezeggenschap van de cliënten van uit collectieve middelen gefinancierde zorgaanbieders op het terrein van de maatschappelijke zorg en de gezondheidszorg[2],kende nog slechts de verplichting voor de zorgaanbieder om een cliëntenraad in te stellen, gekoppeld aan adviesrecht over een reeks van onderwerpen die

raken aan de levens van cliënten. [3] De beslissingsbevoegdheid lag bij de zorgaanbieder oftewel het bestuur van de instelling. Wel kende het voorstel een verplichte vertegenwoordiging van ten minste één vertegenwoordiger van de cliënten in het instellingsbestuur. [4] Voor een aantal onderwerpen gold een verzwaard adviesrecht, aanvankelijk ‘instemmingsrecht’ genoemd. [5] In geval van verschil van mening met de zorgaanbieder over besluiten op dat domein stond beroep open bij een commissie van vertrouwenslieden. [6] Het klachtrecht voor cliënten werd ondergebracht in een afzonderlijk wetsvoorstel, de latere Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz), die inmiddels heeft plaatsgemaakt voor de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Ten tijde van de parlementaire behandeling werd de bepaling toegevoegd dat de door de cliënten te voeren rechtsgedingen ten laste komen van de zorgaanbieder, doch alleen wanneer deze vooraf daarvan in kennis is gesteld. [7] Aan de lijst met onderwerpen waarop het verzwaard adviesrecht van toepassing was, werd de benoeming van het afdelingshoofd toegevoegd als sprake is van een langdurig verblijf in RGD Magazine nr 1 2017

35


residentiële instellingen. [8] Na jaren van discussie over medezeggen­ schap trad de Wmcz dan eindelijk in werking op 1 juni 1996, en ook andere gesubsidieerde instellingen (op de terreinen van het onderwijs, de kinderopvang en de volkshuisvesting) kregen eigen medezeggenschapsregelingen. De Wmcz en haar tekortkomingen De Wmcz bewerkstelligde tweeërlei. In de geestelijke gezondheidszorg en de ouderenzorg (verpleeg- en verzorgingshuizen) formaliseerde de wet de positie van de cliëntenraden die sinds de jaren zeventig in die sectoren waren ontstaan. Voor de curatieve sector liep de Wmcz vooruit op de ontwikkelingen. Deze sector kende op het moment van inwerking­ treding nauwelijks cliëntenraden. De eerste wetsevaluatie (2000) wees uit dat in de sectoren die al een traditie van medezeggenschap kenden, de cliëntenraden zich verder hadden ontwikkeld, hoewel de invloed op de besluitvorming beperkt bleef. Ten tijde van die evaluatie bleken cliëntenraden echter slechts bij een klein aantal ziekenhuizen te zijn ingevoerd. Daarnaast stelden de onderzoekers vast dat de advisering van de raden de directe leefwereld van de cliënt slechts in beperkte mate raakte. Ook constateerden zij dat de zorgaanbieders in hun regelingen onvoldoende gebruik maakten van de ruimte die het systeem bood. [9] De tweede evaluatie, die plaatsvond in 2004, richtte zich op het verzwaard adviesrecht en de invloed die de cliëntenraden uitoefenen op de besluitvorming. De onderzoekers constateerden dat veel zorgaanbieders geen of te laat advies vragen aan de raden. Daarbij zorgen zij zelden voor begrijpelijke teksten. Cliëntenraden bleken ook veel moeite te hebben met het verkrijgen van de informatie die nodig is om het verzwaard adviesrecht te kunnen uitoefenen. In de praktijk wordt weinig gebruik gemaakt van de juridische middelen die de cliëntenraden 36

RGD Magazine nr 1 2017

ter beschikking staan. Ook hebben zij veelal geen inzicht in wat met hun adviezen aan het bestuur is gedaan. Daarbij is de personele bezetting van de raden nogal eens problematisch, evenals hun bekendheid bij de cliënten. Meer contact met de achterban zou volgens de onderzoekers de positie van de raad ten opzichte van het instellingsbestuur versterken. [10] In haar proefschrift (2005) concludeert ook Van der Voet dat cliëntenraden voorzien in een behoefte in die sectoren waar al een traditie bestaat. En zij kunnen dat ook doen in sectoren waar cliënten gedurende langere tijd afhankelijk zijn en waar de zorg bepalend is voor hun leefsfeer. Maar er zijn volgens deze schrijfster ook sectoren waar cliënten geen behoefte hebben aan deze vorm van inspraak en waar het ook zeer lastig is om een cliëntenraad in te stellen. Zij denkt daarbij aan instellingen voor kortdurende en/of extramurale zorg. Hier zouden de doelen van de wet beter bereikt kunnen worden met andere vormen van cliëntenparticipatie, zoals panels en enquêtes. De Wmcz is volgens Van der Voet in deze sectoren onnodig beperkend. Daarnaast is de wet in haar ogen op onderdelen onvoldoende uitgewerkt. De waarborgen voor de totstandkoming en instandhouding van een onafhankelijke en representatieve cliëntenraad zouden onvoldoende zijn. Onvoldoende uitgewerkt zijn ook het recht op informatie, op overleg en op facilitaire en financiële ondersteuning. Ten slotte zou de wet onvoldoende mogelijkheden verschaffen om door gebruik van het adviesrecht de besluitvorming van het bestuur te beïnvloeden. De wetgever is er niet in geslaagd, zo concludeert zij, om een goede balans te vinden tussen wat wettelijke regeling behoeft en wat aan zelfregulering kan worden overgelaten. [11] In 2007 doet de regering een voorstel tot wijziging van de Wmcz die deels aan de genoemde bezwaren tegemoet komt. Het wetsvoorstel wordt echter in 2010 ingetrokken met verwijzing naar het wetsvoorstel Cliëntenrechten zorg (Wcz), dat tevens bepalingen over medezeggenschap zal bevatten. Op dit


verdieping voornemen komt de regering terug in 2012 en stelt zij een wetsvoorstel Goed bestuur in de zorg in het vooruitzicht, waarin de regeling van medezeggenschap zal samenkomen met andere regels voor een goede governance in de zorg. In 2015 verschijnt het rapport Medezeggenschap op maat, het verslag van onderzoek uitgevoerd onder 14 instellingen in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) naar aanleiding van het voornemen om in een wettelijke regeling te voorzien. De onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut stellen vast dat de medezeggenschapspraktijk in de zorg rijk geschakeerd is. Aan de ene kant van het spectrum brengen formele cliëntenraden gevraagd en ongevraagd advies uit aan de zorgaanbieder. Daar ligt het accent op het verbeteren van de kwaliteit en de veiligheid van de zorg, informatievoorziening en bejegening door de professionals en het geboden voorzieningenniveau. Aan de andere kant vindt informeel overleg plaats tussen cliënten, verwanten, medewerkers en leidinggevenden op het niveau van een organisatieonderdeel van de zorginstelling (locatie, afdeling, woongroep, etc.), dat vooral in het teken staat van het vergroten van de zeggenschap over zorg en leven. [12] Daarnaast is het beeld van het functioneren van de cliëntenraden wisselend. Er zijn raden die het gevoel hebben serieus genomen te worden en die het gevoel hebben meer of minder invloed uit te oefenen op besluiten over kwesties die door de achterban belangrijk gevonden worden. Daarbij tekenen de onderzoekers aan dat het aan de representativiteit van die raden nogal eens schort en dat er veel aandacht uitgaat naar bestuurlijke kwesties, waardoor het risico aanwezig is dat deze cliëntenraden ingekapseld raken in de systeemwereld van het bestuur en zich onvoldoende kritisch opstellen. Anderzijds zijn er raden die het gevoel hebben achter de feiten aan te lopen, omdat zij onvoldoende worden geïnformeerd en er weinig met hun adviezen gedaan wordt. De onderzoekers constateren dat de huidige (minimum)

regeling voor medezeggenschap van cliënten in de zorg en uitgaat van het model van de cliëntenraad, in de praktijk niet altijd goed wordt ingevuld. Maar daarnaast blijken zich in de praktijk tal van informele vormen van overleg ontwikkeld te hebben. Is een cliëntenraad daarom nog wel het aangewezen model? [13] In 2015 komt de Minister van VWS terug op het voornemen om de medezeggenschap te regelen in een Wet goed bestuur in de zorg. De Wmcz zal worden gewijzigd. De internetconsultatie van het ambtelijk ontwerp van de Wet tot wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen begint op 30 september 2016. [14] Het ambtelijk ontwerp Blijkens de toelichtende tekst wordt met de wijziging van de Wmcz een tweetal doelen nagestreefd. Om te beginnen moeten de cliëntenraden goed in positie worden gebracht ten opzichte van de zorgaanbieder, opdat deze de cliënt werkelijk centraal zal zetten. De cliënt heeft het recht om mee te praten over de wijze van zorgverlening, omdat hij immers de consequenties van beslissingen daarover aan den lijve ondervindt. Daarnaast moet de gewijzigde wet beter aansluiten op de wens van zorgaanbieders en cliëntenorganisaties om meer maatwerk mogelijk te maken in de wijze waarop instellingen in samenspraak met de cliëntenraad aan medezeggenschap vormgeven. Op deze wijze moet ruimte ontstaan voor vernieuwende manieren van medezeggenschap waarin vooral ook plaats is voor directe participatie waarbij de betrokken cliënt zijn eigen wensen en ervaringen onder de aandacht kan brengen. [15] De eerste belangrijke wijziging betreft de facilitering en de financiering van de cliëntenraad. In de huidige wet is bepaald dat de zorgaanbieder schriftelijk moet regelen over welke materiële middelen de cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan beschikken. Omdat deze bepaling onvoldoende gebleken is, wordt de zorgaanbieder nu verplicht RGD Magazine nr 1 2017

37


de raad het gebruik toe te staan van de noodzakelijke voorzieningen alsmede de financiële middelen ter beschikking te stellen die hij redelijkerwijze nodig heeft om zijn taak te kunnen uitvoeren. De financiële afhankelijkheid van de welwillendheid van de zorgaanbieder moet zo worden verminderd. Bovendien is uitdrukkelijk bepaald dat onder de redelijkerwijze noodzakelijke kosten onder meer de kosten van scholing en ondersteuning vallen. Bepalend is dus wat een cliëntenraad redelijkerwijze nodig heeft om zijn taak te kunnen vervullen. Geschillen over de vraag of de facilitering en bekostiging redelijkerwijs toereikend zijn voor de taakvervulling, kunnen worden beslecht door de commissie van vertrouwenslieden. [16]

zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen. Blijkens de toelichting zou hiermee het huidige verzwaard adviesrecht worden vervangen door een instemmingsrecht. [17] Ruimte voor maatwerk in de medezeggenschap moet worden geboden door een aantal aanpassingen. Om te beginnen wordt de verplichting tot instellen van een cliëntenraad gelegd bij iedere zorgaanbieder die in de regel door meer dan tien personen zorg doet verlenen. Daarmee wordt de verplichting tot instellen van een cliëntenraad beperkt tot de grotere zorgaanbieders. Daarnaast is bepaald dat zorgaanbieder en raad in hun regeling kunnen afwijken van de wettelijke advies- en instemmingsrechten

“Het gebruik van de begri en ‘medezeggenschap’ is De tweede wijziging betreft het verzwaard adviesrecht. In de Wmcz is ten aanzien van een aantal categorieën van besluiten geregeld dat de zorgaanbieder geen van het advies van de cliëntenraad afwijkende beslissing mag nemen, tenzij de commissie van vertrouwenslieden heeft vastgesteld dat de zorgaanbieder in redelijkheid tot zijn voorgenomen besluit heeft kunnen komen. Omdat juist in zaken die de directe leefwereld van de cliënt betreffen een zodanige marginale toets niet langer wenselijk geacht wordt, vindt aanscherping plaats van het criterium waaraan de commissie van vertrouwenslieden de besluiten toetst. De commissie moet in het vervolg bezien of de beslissing van de cliëntenraad om geen instemming te geven onredelijk is dan wel of het voorgenomen besluit van de aanbieder gevergd wordt om 38

RGD Magazine nr 1 2017

die met de gewijzigde Wmcz aan de cliëntenraden zullen zijn toegekend. Aan de zorgaanbieder die een instelling in stand houdt waarin cliënten in de regel langdurig verblijven worden bovendien extra verplichtingen opgelegd. Deze zorgaanbieder moet voortaan in de medezeggenschapsregeling opnemen op welke wijze een cliëntenraad wordt betrokken bij de voorbereiding van besluiten over een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing alsmede bij de selectie en benoeming van personen die leiding geven aan zorgverleners. [18] Volgens de huidige Wmcz kunnen cliënten die zorg ontvangen van een instelling bij de kantonrechter terecht wanneer de aanbieder de verzuimt een cliëntenraad in te stellen. [19] Omdat de drempel voor het starten van een dergelijke procedure


verdieping te hoog geacht wordt, zeker waar cliënten een grote afhankelijkheid ervaren, is besloten de gang naar de kantonrechter te vervangen door publiek toezicht door de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ). Deze kan zo nodig ook handhavend ingrijpen door middel van een last onder bestuursdwang of dwangsom. [20] Een laatste belangrijke aanpassing betreft het enquêterecht. Dit maakt het mogelijk om gedragingen van het bestuur en het toezichthoudende orgaan door de Ondernemingskamer te laten onderzoeken. Mochten er redelijke gronden zijn om te vermoeden dat er sprake is van wanbeleid, dan kan een dergelijk verzoek worden gedaan. In het Uitvoeringsbesluit WTZi is momenteel bepaald dat – in geval van een stichting

verbeteringen op belangrijke onderdelen. Het toegekende recht op facilitering en bekostiging, waaronder de financiering van scholing, ondersteuning en het voorleggen van geschillen aan de commissie van vertrouwenslieden, zal door veel cliëntenraden worden verwelkomd. En ook is het goed dat aan de onduidelijkheid over de enquêtebevoegdheid een einde komt. Daarbij is tevens bepaald dat in rechtsgedingen tussen de zorgaanbieder en de cliëntenraad de laatste niet in de proceskosten kan worden veroordeeld. Een belangrijke drempel om daadwerkelijk van dit zware middel gebruik te kunnen maken, het financiële risico dat raadsleden persoonlijk lopen in geval van kostenveroordeling, is daarmee

ippen ‘zeggenschap’ s verwarrend. “ of een vereniging waarvoor ingevolge de Wet op de ondernemingsraden een ondernemingsraad moet worden ingesteld – in de statuten van die zorginstelling een orgaan dat cliënten vertegenwoordigt, wordt aangewezen als het orgaan dat een enquêteverzoek kan indienen. [21] In de praktijk is echter niet altijd duidelijk welk orgaan dat is. Bovendien bevatten de statuten meer dan eens drempels die gebruik van het recht nagenoeg onmogelijk maken. In het ontwerp is daarom bepaald dat cliëntenraden op basis van de Wmcz het recht van enquête hebben, ongeacht de rechtspersoonlijkheid van de aanbieder. [22] Kanttekeningen Het concept­ wetsvoorstel

biedt

weggenomen. Op andere onderdelen valt het nog te bezien of het ontwerp een verbetering inhoudt. Zo zijn de nalevingsartikelen van de Wmcz vervangen door publiekrechtelijk toezicht door IGZ. De tijd zal moeten uitwijzen of deze toezichthouder voldoende in staat is klachten of verzoeken tot handhaving van de Wmcz te beoordelen. Op weer andere onderdelen schiet het ontwerp beslist tekort. Het streven naar maatwerk heeft bewerkstelligd dat de bepalingen over het (verzwaard) adviesrecht beginnen met de zinsnede ‘Tenzij in de medezeggenschapsregeling anders is bepaald’. [23] Met andere woorden, in de medezeggenschapsregeling kunnen rechten worden bekrachtigd, maar ook worden uitgebreid en ingeperkt. Omdat RGD Magazine nr 1 2017

39


uit de onderzoeken naar voren komt dat cliëntenraden feitelijk de zwakkere partij zijn, lijkt het mij niet wenselijk dat ook in de mogelijkheid van het afstaan van rechten wordt voorzien. Dat is niet alleen onwenselijk, het is ook onnodig. Cliëntenraden kunnen immers altijd besluiten om geen gebruik te maken van bepaalde rechten. Andere tekortkomingen hangen samen met de wensen van de Kamer. In 2015 aanvaardde deze de motie Bouwmeester/ Dik-Faber, waarin de regering verzocht werd ‘in het wetgevingstraject mee te nemen dat de zeggenschap van verzekerden, patiënten en cliënten bij hun zorginstelling en hun verzekeraar wordt vergroot door hen onafhankelijk te laten verkiezen en hun zeggenschap te geven over dienstverlening en kwaliteitsbeleid, waarbij ook ondersteuning en financiering beschikbaar zijn’. [24] Om te beginnen wordt in het ontwerp met geen woord gerept over onafhankelijke verkiezingen. Nu staat het ontwerp deze ook niet in de weg en daarbij zal dit ook niet altijd mogelijk zijn raadsleden op basis van verkiezingen te laten benoemen. Desalniettemin ware het juister geweest om in het ontwerp benoeming op basis van onafhankelijke verkiezingen als uitgangspunt te nemen. Niet alleen wordt geen gevolg gegeven aan de motie, ook de legitimiteit van cliëntenraden in zorginstellingen is zo onvoldoende gewaarborgd. Natuurlijk wordt een cliëntenraad geacht representatief te zijn en moet hij in staat zijn de belangen van de betrokken cliënten te behartigen. [25] En ook is bepaald dat de zorgaanbieder stimuleert dat de cliëntenraad de wensen en meningen van de cliënten van de instelling en hun vertegenwoordigers inventariseert. [26] Maar daarmee is uiteraard niet gezegd dat de leden in de raad zitting hebben met instemming van degenen wiens belangen zij geacht worden te behartigen. Het laatste en wellicht grootste bezwaar hangt samen met het in de motie gebezigde woordje ‘zeggenschap’. In de toelichting bij het ontwerp onderscheidt men ‘zeggenschap’ van ‘medezeggenschap’, waarbij onder 40

RGD Magazine nr 1 2017

het eerste de bevoegdheid wordt begrepen om besluiten te nemen die de zorginstelling binden. Het begrip ‘medezeggenschap’ is dan omschreven als de bevoegdheid om invloed uit te op de besluitvorming van de instelling. Met dit onderscheid sluit men aan bij de bevindingen van het rapport Gevarieerde medezeggenschap in zorginstellingen en bij zorgverzekeraars, in 2016 opgesteld door onderzoekers van het Rotterdamse Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg in opdracht van de Minister van VWS. In dat rapport wordt gesteld dat de mate van invloed die cliënten kunnen hebben ver kan gaan, van normaal adviesrecht via verzwaard adviesrecht tot instemmingsrecht, maar dat zij in de praktijk niet op de stoel van de bestuurder kunnen gaan zitten, zonder ook diens verantwoordelijkheden over te nemen. [27] Dit gebruik van de begrippen ‘zeggenschap’ en ‘medezeggenschap’ is verwarrend. Om te beginnen is het gemaakte onderscheid niet precies. Instemmingsrechten binden wel degelijk, en zo bezien is het maar de vraag of het instemmingsrecht waarvan in het ontwerp gesproken wordt ook echt een instemmingsrecht is. Indien instemming achterwege blijft, heeft het instellingsbestuur immers de mogelijkheid dat besluit aan te vechten. Daarbij is het bovendien zo dat het gemaakte onderscheid slechts gebaseerd is op een (gebrekkige) analyse van het rechtspersonenrecht van Boek 2 BW. De vraag is of men niet meer oog had moeten hebben voor het eigene van de zorg. Want in de meest wezenlijke relatie aldaar, die tussen hulpverlener en patiënt of cliënt, is instemming de regel. De eerste mag in termen van geneeskundige behandeling (in de zin van de Wet op de geneeskundige behandelings­ overeenkomst) niets beginnen zonder het consent van de laatste. [28] In die zin heeft de patiënt of cliënt zeggenschap. De patiënt of cliënt kan evenwel slechts voorstellen aanvaarden of weigeren die in overeenstemming zijn met de professionele standaard van de


verdieping

hulpverlener. [29] In die zin heeft de hulpverlener zeggenschap. De patiënt of cliënt en de hulpverlener hebben samen zeggenschap of – anders gezegd – elk van de betrokken partijen heeft medezeggenschap. Dit zijn de werkelijke betekenissen van ‘zeggenschap’ en ‘medezeggenschap’ in de zorg en die betekenissen zouden het vertrekpunt van de nieuwe wetgeving moeten zijn. Zo bezien is zowel de huidige wet als de voorgestelde gewijzigde Wmcz niet meer dan inspraakwetgeving. Medezeggenschap in eigenlijke zin is méér dan inspraak. De Kamer heeft de regering verzocht cliënten van zorginstellingen zeggenschap te geven. Het komt mij voor dat de Minister serieus moet

bezien welke voorwerpen van collectieve belangenbehartiging in zorginstellingen zich lenen voor bescherming door echte instemmingsrechten. Slotsom De Wmcz is al geruime tijd aan vernieuwing toe. Na tal van afgeblazen pogingen ligt er dan nu een conceptvoorstel. Dat voorstel behelst een aantal wijzigingen van de bestaande wet. Ofschoon het op onderdelen verbeteringen inhoudt, getuigt het ambtelijk ontwerp al met al van weinig verbeeldingskracht. En van weinig gevoel voor het eigene van de zorg.

[1] Martin Buijsen is als hoogleraar Recht & gezondheidszorg verbonden aan het Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg en de Erasmus School of Law. [2] De latere Wmcz. [3] Art. 2 lid 1 en art. 3 lid 1 Wmcz [4] Art. 7 Wmcz [5] Art. 4 lid 2 Wmcz [6] Art. 4 lid 2 Wmcz [7] Art. 2 lid 5 Wmcz [8] Art. 3 lid 1 onder m Wmcz [9] J. de Savornin Lohman e.a., Evaluatie Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. Den Haag: Zorg Onderzoek Nederland 2000. [10] R. Hoogerwerf e.a., De invloed van cliëntenraden. Het verzwaard adviesrecht in de dagelijkse praktijk vanuit cliëntenraadsperspectief. Leiden: Research voor Beleid 2004. [11] G. van der Voet, De kwaliteit van de Wmcz als medezeggenschapswet. Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2005. [12] A. Mein en D. Oudenampsen, Medezeggenschap op maat. Onderzoek naar de wijze waarop vorm en inhoud wordt gegeven aan medezeggenschap van cliënten in de zorg. Utrecht: Verweij-Jonker Instituut 2015. [13] Ibidem. [14] Het ambtelijk ontwerp en de ontwerptoelichting zijn te vinden op https://www.internetconsultatie.nl/ wijziging_wet_medezeggenschap_clienten_zorgsector [15] Ontwerptoelichting, par. 6. [16] Art. 6 Ambtelijk ontwerp en zie Ontwerptoelichting, par. 6.1. [17] Art. 8 Ambtelijk ontwerp en zie Ontwerptoelichting, par. 6.2. [18] Artt. 3, 7 en 8 Ambtelijk ontwerp en zie Ontwerptoelichting, par. 6.3. [19] Art. 10 lid 2 Wmcz [20] Artt. 12 en 13 Ambtelijk ontwerp en zie Ontwerptoelichting, par. 6.4. [21] Art. 6.2 WTZi [22] Art. 9 Ambtelijk ontwerp en zie Ontwerptoelichting, par. 6.6. [23] Art. 7 lid 1 en art. 8 lid 1 Ambtelijk ontwerp [24] Kamerstukken II 2015/16, 34 300 XVI, nr. 94. [25] Art. 3 lid 2 Ambtelijk ontwerp [26] Art. 5 lid 3 Ambtelijk ontwerp [27] H. van de Bovenkamp e.a., Gevarieerde medezeggenschap in zorginstellingen en bij zorgverzekeraars. Een pleidooi voor het koesteren van veelzijdigheid. Rotterdam: iBMG 2016, p. 8-9. [28] Art. 7: 453 BW [29] Art. 7: 450 lid 1 BW

RGD Magazine nr 1 2017

41


Toezichtkader Goed Bestuur IGZ en NZa: behulpzaam?

Juristen bij het Erasmus M Goed bestuur in de zorg staat hoog op de politieke agenda. De afgelopen tijd doet de overheid verschillende pogingen om ‘goed bestuur’ in de zorgsector te bevorderen. Eén van die pogingen betreft het gezamenlijk kader Toezicht op Goed Bestuur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (“IGZ”) en de Nederlandse Zorgautoriteit (“NZa”), dat zij in juli 2016 publiceerden.[1] Het gezamenlijk toezichtkader vermeldt wat de IGZ en de NZa verwachten van zorgaanbieders op het terrein van ‘goed bestuur’. De vraag is of dit toezichtkader in positieve zin zal bijdragen aan de discussie over ‘goed bestuur’ in de zorg. Relatie tussen goed bestuur en kwaliteit van zorg Op grond van artikel 2 lid 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (“Wkkgz”) moet een zorgaanbieder “goede zorg” leveren. Onder “goede zorg” wordt volgens de Wkkgz verstaan zorg van goede kwaliteit en van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is, tijdig wordt verleend, en is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en waarbij zorgverleners handelen in overeenstemming met de professionele standaard. Deze bepaling wordt in de praktijk door de IGZ zo toegepast dat de raad van bestuur van de zorginstelling is aan te merken als eindverantwoordelijke. [2] Het toezichtkader koppelt goed bestuur aan de kwaliteit van zorg, terwijl dat niet vanzelfsprekend is. Het is denkbaar dat

42

RGD Magazine nr 1 2017

een gebrekkig bestuur gevolgen heeft voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg, maar de omgekeerde situatie ligt minder voor de hand. Zo levert een gebrek in de kwaliteit en veiligheid van de zorg niet van automatisch onbehoorlijk bestuur op. Een disfunctionerende kinderarts in een ziekenhuis zegt in principe niets over het functioneren van de raad van bestuur van dat ziekenhuis. Het causaal verband ontbreekt. Inhoudelijke bezwaren Zoals minister Schippers zelf ook inziet, is ‘goed bestuur’ moeilijk te operationaliseren.[3] Het toezichtkader geeft daar ook blijk van. Het staat vol met vage normen: “het bestuur is open en integer”, “toont leiderschap”, “draagt een duidelijke visie op leidinggeven uit”, “is voortdurend in dialoog met de interne toezichthouder”, “bevordert een open werkklimaat” enzovoort. [4] Dat zijn normen waarop het moeilijk toezicht houden is en waarop zinvol en juridisch stevig overheidsingrijpen niet voor de hand ligt. Het opleggen van een last onder dwangsom vanwege het uitdragen van een onduidelijke visie op leiderschap, lijkt mij een lastig verhaal. Juridische bezwaren Ook vanuit juridisch oogpunt zijn er enkele bezwaren aan te voeren tegen het toezichtkader van de IGZ en NZa. Allereerst wordt de bestuurstaak verkeerd omschreven. In de factsheet behorende bij het toezichtkader staat


MC

interview

Maartje de Jong, advocaat bij AKD N.V. te Amsterdam.

onder meer vermeld dat bestuurders “eindverantwoordelijk” zijn voor de “betaalbaarheid en de toegankelijkheid” van de zorg. Dat is niet juist. Een bestuurder mag onbetaalbare zorg leveren. Vanuit commercieel oogpunt is dat misschien niet handig en ook op bestuurlijk niveau levert het mogelijk slecht bestuur op jegens de zorg­instelling, maar dat gaat de NZa niet aan. Hetzelfde geldt ten aanzien van de toegankelijk­heid, dat is een systeem­­verantwoordelijkheid van de overheid, waarop een bestuurder van een individuele aanbieder niet kan worden aangesproken. Het toezicht­ kader geeft er blijk van dat de NZa en IGZ het zicht op de bevoegdheden die hen krachtens de wet toekomen, lijken te verliezen. Zo is één van de thema’s van het toezichtkader “Wat verwachten wij van de cliëntenraad?” Niets vanzelfsprekend, de cliëntenraad is geen verantwoording verschuldigd aan publiekrechtelijke toezichthouders. De IGZ en de NZa hebben hier geen bevoegdheid.

dat al hetgeen de NZa de 17 pagina’s daarvoor in het toezichtkader heeft geschreven over ‘goed bestuur’ niet tot haar takenpakket hoort. Conclusie Gelet op het voorgaande heb ik grote aarzelingen bij de bruikbaarheid van het toezichtkader van de IGZ en NZa. Ik voeg daar nog een observatie aan toe. Los van de vraag of ze een wettelijke bevoegdheid hebben, vraag ik me af of ze wel de competentie, dat wil zeggen de kennis hebben om goed bestuur en slecht bestuur te onderscheiden. Het vage toezichtkader dat er nu ligt, zal naar mijn idee nauwelijks behulpzaam zijn.

[1] Toezicht op Goed Bestuur, IGZ-NZa (2016), te raadplegen via http://www.igz.nl of http://www. nza.nl (geraadpleegd op 11 december 2016). [2] Kamerstukken II, 2009/10, 32 402, nr. 3, p. 65; Zie ook artikel 2 lid 1 en 2 Wkkgz; Artikel 3.1.1. van de Zorgbrede Governancecode (2010). [3] Kamerstukken II, 2014/15, 32 402, nr. 23, p. 2-4. [4] Toezichtkader, p. 8-9.

Vooral de NZa betreedt een terrein waartoe de wet haar geen toegang heeft gegeven. Op pagina 18 van het toezichtkader komt die aap ook wel uit de mouw. Daar schrijft de NZa: “De maatregelen die de NZa richting zorgaanbieders kan nemen, hebben betrekking op correct declareren en transparantie van zorg en niet op goed bestuur.” Daarmee is gezegd RGD Magazine nr 1 2017

43


Controles door zorgverzekeraars; nu en straks In deze bijdrage wordt kort ingegaan op de aanstaande wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en de Zorgverzekeringswet, waarmee wordt beoogd de controlebevoegdheden van zorgverzekeraars uit te breiden.

Controles door zorgverzekeraars Zorgverzekeraars voeren controles uit op de declaraties die door zorgaanbieders worden ingediend. Daartoe zijn zij op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (‘Wmg’), in samenhang bezien met de Zorgverzekeringswet (‘Zvw’), ook verplicht. Uit artikel 35 lid 3 Wmg volgt dat een zorgverzekeraar alleen een nota mag betalen als de door de zorgaanbieder in rekening gebrachte prestatie ook daadwerkelijk is geleverd. Een zorgverzekeraar moet controleren of volgens de regels wordt gedeclareerd. De regels voor de verwerking van (medische) persoons­gegevens zijn neergelegd in verschillende wetsartikelen. Zo is er artikel 87 Zvw voor gegevensuitwisseling in verband met de basiszorgverzekering en artikel 68a Wmg voor gecontracteerde zorg op basis van een aanvullende zorgverzekering. In hoofdstuk 7 van de Regeling Zorgverzekering (‘Rzv’) is de te volgen werkwijze voor zorgverzekeraars uitgewerkt.[1] Deze regels zijn overigens ook van toepassing op controle van de aanvullende zorgverzekering, op grond van de Regeling die is gebaseerd op de Wmg.[2] Door Zorgverzekeraars Nederland zijn de regels voor materiële controle[3] ook nader uitgewerkt in het ‘Protocol materiële controle’.[4] De materiële controle: toepasselijke wetten en regelingen De materiële controle kenmerkt zich als een controle waarbij de zorgverzekeraar nagaat of de gedeclareerde zorg daadwerkelijk is geleverd (‘rechtmatigheid’) en of de verleende 44

RGD Magazine nr 1 2017

zorg het meest was aangewezen in het licht van de gezondheidstoestand van de patiënt (‘doelmatigheid’).[5] De in de Rzv vervatte regeling voor het uitvoeren van de materiële controle voorziet in een ‘stappenplan’.[6] De werkwijze waarin de Rzv thans voorziet, en de bijbehorende privacywaarborgen, zijn volgens de regering voldoende stabiel.[7] De beoogde wijziging van de Wmg en Zvw Met het wetsvoorstel ‘Wijziging Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving’[8] wordt (ook) beoogd zorgverzekeraars meer bevoegdheden in verband met het uitoefenen van (materiële) controles te geven. Aanleiding voor de wetswijziging vormen onderzoeksresultaten van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (‘IGZ’) en Nederlandse Zorgautoriteit (‘NZa’), naar aanleiding van de zogenaamde ‘Europsyche-casus’:[9] Gebleken is dat zorgverzekeraars bepaalde misstanden moeilijk kunnen opsporen en in de controle van niet-gecontracteerde, maar wel bij hen gedeclareerde, Zvwzorg worden belemmerd. Zonder de aanpassing van de Wmg - en ook de Zvw - is er geen wettelijke mogelijkheid voor een zorgverzekeraar om rechtstreeks bij een zorgaanbieder een materiële controle uit te oefenen, in het geval de zorgaanbieder eerst de declaratie aan de verzekerde verstrekt en de verzekerde de declaratie daarna doorzendt aan zijn verzekeraar met de bedoeling deze te betalen aan de zorgaanbieder of deze


Jacqueline de Vries en Caroline van der Kolk-Heinsbroek

aan de verzekerde te vergoeden.[10] Door het herformuleren van de genoemde wetsartikelen wordt hier verandering in gebracht. De wijziging van artikel 87 Zvw gaat over de (basis) zorgverzekering; de wijziging van artikel 68a Wmg heeft betrekking op de aanvullende zorgverzekering. De genoemde ministeriële regelingen de Rzv en de Regeling persoonsgegevens vrijwillige ziektekostenverzekeringen Wmg - blijven vooralsnog bestaan: het zorgvuldig uitoefenen van de bevoegdheid tot het uitvoeren van de materiële controle en het daarbij noodzakelijkerwijs verkrijgen van inzicht in medische persoonsgegevens is daarin immers uitgewerkt.[11]

Holla Advocaten is onder andere gespecialiseerd in het gezondheidsrecht. De sectie gezondheidsrecht van Holla bestaat uit 4 advocaten en Rolinka Wijne (medewerker van het wetenschappelijk bureau). Wij adviseren onder andere beroepsbeoefenaren, instellingen en verzekeraars over onder andere de Wgbo, de Wet BIG, de Wbp, Wkkgz, de Wet BOPZ, de Zvw, de Wlz en Wmg. Holla Advocaten biedt daarnaast de mogelijkheid tot het lopen van een specifieke gezondheidsrechtelijke stage. Voor meer informatie kun je contact opnemen met Jacqueline de Vries (j.devries@holla.nl) of Caroline van der Kolk-Heinsbroek (c.vanderkolk@holla.nl).

[1] Stcrt. 2010, nr. 10581. Laatstelijk gewijzigd bij: Stcrt. 2016, nr. 1579. [2] De op artikel 68a Wmg gebaseerde regeling betreft de ‘Regeling persoonsgegevens vrijwillige ziektekostenverzekeringen WMG’, Stcrt. 2011, nr. 10339 (laatstelijk gewijzigd bij Stcrt 2014, nr. 36648). Ingevolge artikel 5 van die Regeling zijn, met betrekking tot het uitvoeren van formele en materiële controle, het doen van fraudeonderzoek, het enquêteren door een verzekeraar en met betrekking tot het beroepsgeheim van zorgaanbieders, de artikelen 7.4 en 7.5 tot en met 7.10 van de Regeling zorgverzekering van overeenkomstige toepassing. [3] Er wordt in de Rzv onderscheiden tussen formele-, materiële- en detailcontrole, alsook fraudeonderzoek. Zie voor de definities artikel 1 Rzv. [4] Een bijlage bij de ‘Gedragscode Verwering Persoonsgegevens Zorgverzekeraars’; beschikbaar via <https://www.zn.nl/350584837/Gedragscode>. Het protocol is een vorm van zelfregulering en biedt geen kader om het handelen van de verzekeraars te toetsen, vgl. College van Beroep voor het Bedrijfsleven 8 maart 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BV8297 en Stcrt. 2010, nr. 10581, p. 8. [5] Zie voor de begripsbepalingen artikel 1 van de Rzv en zie hierover ook Protocol Onderzoek Zvw met oplevering in 2016 (van de NZa), p. 51-52. Dit Protocol is gepubliceerd in Stcrt. 2015, nr. 22298. [6] Beschreven in Hoofdstuk 7 van de Rzv. Een goed beeld van het ‘systeem’ geeft de bijlage (nr. 700758) bij Kamerstukken II 2015/16, 33980, nr. 10. [7] Kamerstukken II 2015/16, 33980, nr. 10, p. 5. [8] Kamerstukken II 2015/16, 33980, nr. 2. [9] Kamerstukken II 2012/13, 29 689, nrs. 397, 413 en 428. [10] Kamerstukken II 2013/14, 33980, nr. 3, p. 32. [11] Die regeling is tot stand gekomen met alle veldpartijen, vgl. Kamerstukken II 2013/14, 33980, nr. 3, p. 32 en Kamerstukken II 2015/16, 33980, nr. 10, p. 4.

RGD Magazine nr 1 2017

45


Kantoorbezoek bij AKD 46

Donderdag 10 november was het dan zover! Het eerste kantoorbezoek met het RGD van dit collegejaar. En het was een mooie aftrap met een prachtig kantoorbezoek namelijk bij een van onze sponsoren AKD op de Zuidas. Met maar liefst 21 studenten van de master Recht van de Gezondheidszorg zijn we naar Amsterdam afgereisd. AKD is een groot kantoor gespecialiseerd in bijna alle belangrijke rechtsgebieden. Ook beschikt AKD over een speciale afdeling zorg, wat voor de master Recht van de Gezondheidszorg natuurlijk erg interessant is. Na ontvangst met een kopje koffie of thee in het prachtige The Edge, het meest duurzame kantoorgebouw ter wereld, was het tijd voor een korte rondleiding waarna we verzamelden in een van de vergaderzalen. Advocaten Joris Rijken en Willemijn van der Wel, beide werkzaam in de sectie zorg, hebben een introductie gegeven

RGD Magazine nr 1 2017

waarbij duidelijk werd wat AKD voor een kantoor is. Zij maakten een praatje over zichzelf, hoe hun carrière is begonnen en hoe zij bij AKD zijn terechtgekomen, wat voor cliënten ze nu eigenlijk bijstaan en met wat voor zaken ze zich vooral bezig houden. Nadat wij onszelf ook allemaal kort mochten introduceren was het tijd voor een case. In drie verschillende groepen is er gediscussieerd over wat er allemaal komt kijken bij de oprichting van een ziekenhuis, welke wetten er van belang zijn en wat voor contracten er opgesteld moeten worden. Helaas hadden wij pas één blok van onze master afgerond dus helemaal zelf kwamen wij er nog niet uit. Maar met hulp van partner en advocaat Klaas Meersma heeft iedereen veel geleerd van deze dag. Om de dag op een informele manier af te sluiten was het hierna tijd voor een borrel in de bar van het kantoor. Voor alle studenten een leerzame en gezellige dag!


RGD Activiteit

RGD Magazine nr 1 2017

47


Op bezoek bij het Centraal Medisch Tuchtcollege Donderdag 8 december heeft het RGD een bezoek gebracht aan het Centraal Medisch Tuchtcollege in Den Haag. Dit tuchtcollege hanteert een vorm van tuchtrecht die ten doel heeft de kwaliteit van de beroepsbeoefening van iedereen die BIG-geregistreerd is te toetsen. De tuchtrechtspraak in de gezondheidszorg is nadrukkelijk niet gericht op genoegdoening of schadevergoeding voor de patiĂŤnt, maar is er juist om toe te zien of het handelen van iemand van de beroepsgroep voldoet aan de eisen 48

RGD Magazine nr 1 2017

die men daaraan zou mogen stellen. Een tuchtcollege bestaat daarom uit 3 juridisch geschoolde leden en daarnaast ook uit 2 medici uit dezelfde beroepsgroep als de aangeklaagd hulpverlener. Een tuchtcollege kan waarschuwingen, boetes en tijdelijke of permanente verboden uitdelen ten aanzien van het uitoefenen van het beroep. Deze middag hebben we in twee groepen twee tuchtzaken tegen huisartsen bijgewoond. De eerste groep heeft een


RGD Activiteit

zaak bijgewoond over een vrouw die last zou hebben van een metalen voorwerp in haar voet. Volgens de klaagster was er sprake van een echte klacht die veel eerder opgepakt had moeten worden. Volgens de huisarts was er sprake van een psychische klacht en daarnaast bepleitte zij dat ze alles had gedaan wat in haar vermogen lag. De tweede groep heeft een zaak bijgewoond over een man die vond dat hij door de huisarts niet snel genoeg was doorgestuurd naar een specialist. De man bleek een goedaardige tumor te hebben die door zijn arts is

aangezien voor een vetknobbeltje. Na afronding van de rechtszaken is er bij beide groepen de mogelijkheid geweest om vragen te stellen aan de leden van het tuchtcollege. Hierbij is onder andere het nut van het tuchtcollege in verzoening tussen de klager en de hulpverlener ter sprake gekomen. Een deel van de groep had er na de tuchtzaken nog geen genoeg van en heeft nog een zitting van de politierechter bijgewoond.

RGD Magazine nr 1 2017

49


“Houd jij van een persoonlijke aanpak?”

“Dan maken wij graag hoogstpersoonlijk kennis!”

Wij zijn op zoek naar talent dat méér in huis heeft. Ben jij op zoek naar een werkgever waar niet alleen cliënten maar ook collega’s altijd persoonlijk worden benaderd? Een werkplek waar jij jezelf kunt zijn én waar jij jezelf verder kunt ontwikkelen als professional? Kom dan binnen bij Holla Advocaten. Wij zijn een full-service juridische dienstverlener met expertise op vele rechtsgebieden. Holla behoort tot één van de grootste advocatenkantoren in Zuid-Nederland. Wij zijn informeel en werken met korte en persoonlijke lijntjes. Jij bent van harte welkom om kennis met ons te komen maken. Wij zijn erg nieuwsgierig naar je! Kijk voor meer informatie en onze actuele vacatures op binnenbijholla.nl.


Je laat je niet makkelijk opzijzetten.

Jouw ideeën en oplossingen staan als een huis. Want je weet waar je het over hebt. De nauwe samenwerking met cliënten speelt daarin een belangrijke rol. Je weet alles over hun wereld, bent nieuwsgierig en leergierig. Dat geeft je energie. Jouw grenzen eindigen niet bij de rand van je bureau. Je houdt van aanpakken, no-nonsense en een steile leercurve. Zie je het voor je? Bel met Robin of Thaira: 088-253 53 86 of mail naar recruitment@akd.nl.

Kijk op werkenbijakd.nl AMSTERDAM BREDA EINDHOVEN ROTTERDAM BRUSSEL LUXEMBURG


Gezocht: redacteurs Ben jij master student Recht van de Gezondheidszorg en heb jij affiniteit met schrijven? Wil jij actief lid worden van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut en meer betrokken raken bij je studie? Wij zijn op zoek naar gemotiveerde studenten die lid willen worden van de redactiecommissie! Mail je motivatiebrief en CV naar redactie@rgdispuut.nl!

52

RGD Magazine nr 1 2017


26 Januari 2017: Kantoorbezoek Van Doorne Amsterdam

26

jan

9

9 maart 2017: Symposium Ploum Lodder Princen Rotterdam

mrt

23

23 maart 2017: Tentamentraining Loyens en Loeff

mrt RGD Magazine nr 1 2017

Aanmelden kan via activiteiten@rgdispuut.nl

RGD Agenda

53


Lees verder op rgdispuut.nl En volg ons op Facebook: facebook.com/RGDispuut


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.