RGD Magazine 1 2015_

Page 1

MAGAZINE

V e r eniging s b l a d R o t t e r d am s G ez o n d h ei d s r e c h t Di s p u u t J aa r gang 3 n u mme r 1 n o vem b e r 2 0 1 5

Thema: Tuchtrecht

Een zwarte lijst ter voorkoming van zwarte scenario’s? Iris Bakx p.24 Uitbreiding reikwijdte tuchtnorm ten aanzien van privégedragingen Caroline van der Kolk-Heinsbroek p.38 “De communicatie hoeft niet altijd heel zakelijk te zijn in het begin van de zitting.“ Interview met rechter Sandra Schreuder p.16


In dit nummer

Verenigingstuchtrecht voor logopedisten André den Exter en Olga Floris

Inge Meuleman Na je studie

10 11

35

50

REDACTIESTELLING

‘‘Gebroken pols op vakantie geen noodsituatie’’

ACTUALITEIT

Het laatste nieuws

7

VOORSTELRONDJE

Maak kennis met het nieuwe RGD!

2

RGD Magazine nr 1

Sandra Schreuder Tuchtrechter

Een zwarte lijst ter voorkoming zwarte scenario’s? Iris Bakx

38 52 54

UITBREIDING REIKWEIDTE TUCHTNORM

Caroline van der Kolk-Heinsbroek TESSA SIPKEMA

Tuchtrecht in de praktijk UIT DE PRAKTIJK : KIENLEGAL

Tuchtrechtelijke aansprakelijkheid


colofon Het RGD Magazine is een uitgave van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut en verschijnt circa vier keer per jaar.

Interview

Jaargang 3 Aflevering 1 November 2015

Dubbelinterview 28

16

Cynthia Verhagen en Anne-Marleen den Hertog 44

Hoofdredacteur Jantine de Vries Eindredactie Laurens van Wijck Jantine de Vries Redactie Laurens van Wijck Andrea van Lent Handan Altun Otto Casteleijn Jantine de Vries Vormgeving Otto Casteleijn Website www.rgdispuut.nl

g van

Contact redactie@rgdispuut.nl Sponsoring en adverteren: penningmeester@rgdispuut.nl

24

Dorien van Straten: Het nieuwe ontslagrecht

Aan dit nummer werkten mee: Sandra Schreuder Cynthia Verhagen-van Weerden Anne-Marleen den Hertog AndrĂŠ den Exter Olga Floris Iris Bakx Tessa Sipkema Inge Meuleman Jessy de Wildt Dorien van Straten Caroline van der Kolk-Heinsbroek Holla advocaten Frank Wilschut

54

RGD Magazine nr 1

3


4

RGD Magazine nr 1


Voorwoord Voor u ligt de eerste editie van RGD magazine van het collegejaar 20152016. Een gloednieuwe redactie van kersverse masterstudenten (behalve Otto Casteleijn, hij neemt nog een jaar de vormgeving op zich) is met veel enthousiasme van start gegaan met het samenstellen van het magazine. En met resultaat, deze goed gevulde eerste editie presenteren wij u met trots. Het magazine en de site van het RGDispuut zijn vorig collegejaar naar een hoger niveau getild door de vorige redactie. Wij treden in de voetsporen van de vorige redactie en zijn deze redactieleden dankbaar voor het werk dat zij hebben gedaan. Naast het volgen van de master zien wij het samenstellen van het magazine als een verdieping van onze kennis en daarnaast als een leuke ervaring. Het eerste blok is inmiddels al afgelopen en de tijd vliegt. We zijn als redactie naast het studeren bezig geweest met het nadenken over wat we willen met het magazine en hebben verschillende mensen benaderd om een bijdrage te leveren aan het blad. We kregen positieve reacties op onze vragen en konden bijvoorbeeld al snel een afspraak maken voor een interview. Dit jaar werken we met themanummers. Deze eerste editie staat in het teken van het medisch tuchtrecht. Dit sluit goed aan bij het vak ‘kwaliteit van de gezondheidszorg’ wat we als masterstudenten op dit moment volgen. Het magazine bevat veel informatie

over dit onderwerp vanuit verschillende invalshoeken. In deze eerste editie vindt u onder andere een zeer interessant interview met de voorzitter van het Amsterdams tuchtcollege Sandra Schreuder en een dubbel-interview met twee juristen van het Erasmus MC. Naast inhoudelijke artikelen bevat het magazine columns van studenten en alumni en stellen de bestuursleden en commissieleden van het RGDispuut zich aan u voor. De activiteitencommissie zal u onder andere middels het magazine op de hoogte houden van alle activiteiten die zij voor u organiseert en brengt verslag uit van activiteiten die geweest zijn. Kortom, het magazine staat voor interessante en leuke bijdrages van zowel studenten en docenten als juristen en anderen buiten de universiteit. Naast het magazine houden wij de website www.rgdispuut.nl up to date. U vindt op onze website regelmatig relevante nieuwsberichten. Ook zijn er op de site essays van studenten te lezen. De activiteitencommissie zal u op de hoogte houden van activiteiten via de website alsook via de facebookpagina (facebook. com/RGDispuut). De volgende editie van het magazine komt uit in februari. En om alvast een tipje van de sluier op te lichten: deze editie zal in het teken staan van de wet BOPZ. Ik wens u veel leesplezier! Namens de Redactie 2015/2016, Jantine de Vries - Hoofdredacteur

RGD Magazine nr 1

5


Van het bestuur Zoals jullie zien is de eerste editie van het RGD magazine weer een feit. Onze redactiecommissie heeft de afgelopen maanden hard gewerkt om weer een mega interessant magazine in elkaar te zetten. En dat allemaal naast het schrijven van de essays voor het onderzoekspracticum! Inmiddels is het studiejaar in volle gang en zit het eerste vak erop. Wat gaat de tijd snel! Dit lijkt een open deur, maar het is echt zo. Dit jaar vliegt zo voorbij. Over een jaar ben je waarschijnlijk officieel toegetreden tot de arbeidsmarkt en zit je 40 uur per week (of meer?) op kantoor. Kun je het je voorstellen? Wat ik hier alleen maar mee wil zeggen is: Geniet van dit laatste jaar als student! Om je hierbij te helpen organiseert het RGD diverse activiteiten. Tot op heden heeft het RGD al een tweetal activiteiten georganiseerd waar een aantal van jullie vol enthousiasme aan hebben deelgenomen. We hebben het jaar afgetrapt met een knusse borrel in het Erasmus Paviljoen en we hebben nuttige tips & tricks voor ons CV ontvangen 6

RGD Magazine nr 1

tijdens een workshop van het ESSC. Uiteraard was dit nog maar het begin. We gaan nog veel meer leuke en interessante activiteiten voor jullie organiseren en met als kers op de taart, althans wat ons betreft, een studiereis. Wie organiseren nu al deze activiteiten? Onze activiteitencommissie stelt zich verderop in dit magazine aan jullie voor. Mocht je zelf leuke ideeën hebben voor activiteiten, laat het ons vooral weten! Wij vinden het belangrijk om samen met de leden te kijken naar welke activiteiten gewenst zijn. Buiten het feit dat jullie vaak zelf boordevol ideeën zitten, gaan we er op deze manier ook vanuit dat de animo voor de activiteiten hoog zal zijn. Want ze zeggen toch altijd: Hoe meer mensen hoe meer vreugd?! Ach weer zo’n open deur…. Rest mij nog te zeggen dat we er een leuk jaar van gaan maken, binnen en buiten de collegebanken! Namens het bestuur, Sanne Boersma Voorzitter


Bestuur

Sanne Boersma Voorzitter

Mijn naam is Sanne en ik ben dit jaar voorzitter van het dispuut. Ik heb waarschijnlijk een andere studie-achtergrond dan de meeste andere gezondheidsrechtstudenten. Ik heb namelijk de bachelor Biomedische Wetenschappen gedaan, waarin ik veel leerde over bijvoorbeeld bacteriën en cellen en waarvoor ik regelmatig in het lab stond. Dat bleek niet iets wat ik de rest van mijn leven wilde doen. Na een master Healthcare Management aan de EUR ben ik via een schakelprogramma uiteindelijk bij de master Gezondheidsrecht uitgekomen. Ik vind deze master zo leuk, omdat het je een hele andere kijk geeft op de gezondheidszorg.

Waarde lezer, Kruidnoten, warme chocolademelk, taaitaaipoppen en speculaas, Het lekkers is al weken verkrijgbaar in het kader van sinterklaas. In dit magazine mag een kleine knipoog naar sinterklaas niet ontbreken, Hoewel ik natuurlijk ook mijn functie binnen het RGD zal bespreken. Dit jaar zal ik de rol van vicevoorzitter en secretaris vervullen, Interessante titels die stiekem ook veel gezelligheid verhullen. Voordat mijn voorzitter mij waarschuwingen en berispingen geeft, Moet u weten dat er ook een grote verantwoordelijkheid aan het bestuur kleeft. We streven er naar om dit jaar diverse activiteiten te organiseren, Waarbij we kennis, gezelligheid en verschillende doelgroepen combineren. Zo sluit een bezoek aan het tuchtcollege goed aan bij het thema ‘tuchtrecht’, Maar doen ook een avondje bowlen en een cv-workshop het niet slecht. Wellicht hebben we al kennisgemaakt of heeft u via de e-mail van mij vernomen, Zo niet, dan nodig ik ook u van harte uit om naar een activiteit te komen. Mocht u onverhoopt nog twijfelen, dan wil ik graag het volgende laten weten, We willen u graag leren kennen en willen u dan ook erg welkom heten! Tot slot wil ik het begin van een traditie graag zorgvuldig bewaken; Ik daag mijn opvolger uit om volgend jaar ook een gedichtje te maken!

Mariëlle Brouwer Penningmeester

Bo Drenth Secretaris

Mijn naam is Mariëlle Brouwer en ik ben dit jaar de penningmeester van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut. Ik heb mijn bachelor Rechtsgeleerdheid afgerond aan de universiteit van Tilburg, waarna ik ben gestart met een master Strafrecht. Naast mijn passie voor het strafrecht heeft het gezondheidsrecht ook mijn interesse gewekt. Om die reden ben ik begonnen met de master Gezondheidsrecht. Inmiddels is dit mijn tweede jaar aan de universiteit van Rotterdam en ik moet zeggen dat het mij erg goed bevalt. Mijn laatste jaar als studente wil ik mij graag inzetten voor de master als bestuurslid van het dispuut. Dit doe ik met veel plezier! Het belooft een mooi jaar te worden met veel interessante en gezellige activiteiten!


Redactie

Jantine de Vries Voorzitter

Mijn naam is Jantine de Vries en ik ben sinds september met veel plezier voorzitter van de Redactie van het RGD magazine. Ik heb (na een paar jaar HBO verpleegkunde) Beleid en Management Gezondheidszorg (BMG) gestudeerd aan de EUR en heb hierna het schakelprogramma gedaan waardoor ik dit jaar aan de master Gezondheidsrecht kon beginnen. Ik heb al ruim zes jaar een bijbaan in de zorg, in de weekenden werk ik als begeleider in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik kan wel zeggen dat ik hart voor de zorg heb, daarom past deze master ook heel goed bij me. De redactie vind ik tot nu toe ook heel erg leuk om te doen en ik hoop een stel mooie magazines uit te brengen samen met de andere redactieleden.

It is the spirit and not the form of law that keeps justice alive. ~ Earl Warren Mijn naam is Laurens van Wijck. Dit jaar heb ik de eer de functie van vicevoorzitter van de redactie te mogen invullen. Vijf jaar geleden ben ik zowel met de bachelor economie als de bachelor rechtsgeleerdheid begonnen aan de Erasmus Universiteit. De economische crisis was toen net in zijn volle hevigheid losgebarsten. Ik vond dat super interessant en wilde later graag iets doen met economisch en monetair beleid (wat de ECB doet). Snel kwam ik erachter dat dat eigenlijk niets voor mij is en alleen weggelegd voor de echte economische geniëen van deze wereld. Ik ontdekte al vroeg in mijn studie dat de gezondheidszorg super interessant en ‘hot’ is. Inmiddels heb ik een master gezondheidseconomie er op zitten en doe ik nu de master gezondheidsrecht. Een heel andere weg dus maar veel interessanter.

Laurens van Wijck Vicevoorzitter

Mijn naam is Andrea van Lent en ik ben dit jaar penningmeester van de redactie. Lid van de redactie leek me een mooie aanvulling van de master en stukken schrijven en het interviewen van mensen uit de praktijk zijn twee dingen die ik erg leuk vind om te doen. Mijn bachelor Rechtsgeleerdheid heb ik in Groningen gevolgd dus zowel de Erasmus Universiteit als de stad Rotterdam zijn nog aardig nieuw voor mij.

Andrea van Lent Penningmeester

Hallo, ik ben Handan Altun en ik vervul de functie van redacteur voor het RGDmagazine. Als redacteur komt mij veelzijdige taken toe, waardoor het nooit saai wordt! Een absolute aanrader voor ambitieuze studenten met pit. Mijn bachelor heb ik aan de Erasmus universiteit afgerond. Meteen daarna ben ik aan de master Ondernemingsrecht begonnen. Deze master heb ik met veel plezier gedaan en afgerond. Dit collegejaar wil ik mijn bagage verrijken met de master Financieel recht en de master Gezondheidsrecht. In mijn loopbaan heb ik gemerkt dat het in je voordeel werkt om van alle markten thuis te zijn én vooral hetgeen te doen wat je leuk vind. In het verleden heb ik mijn studie met verschillende soorten banen gecombineerd. Dit was een enorme verrijking voor mijn persoonlijke ontwikkeling. Op die manier ben ik er achter gekomen dat ik affiniteit heb met het gezondheidsrecht. .

Handan Altun Redacteur


Activiteitencommissie

Patricia van der Valk Voorzitter

Aangenaam! Mijn naam is Patricia van der Valk en aankomend studiejaar mag ik mij toeleggen op de functie ‘Voorzitter Activiteitencommissie RGDispuut’. Hier heb ik uiteraard onwijs veel zin in en ik hoop veel kennis op te doen vanuit de Master Recht van de Gezondheidszorg en ook door middel van de activiteiten die georganiseerd worden door het RGDispuut. Voordat ik aan deze master begon heb ik de bachelor Rechten en Bedrijfswetenschappen afgerond aan de Universiteit van Leiden. Ik ben woonachtig in Schiedam, momenteel 24 jaar jong en werk naast mijn studie in de horeca. Mijn uiteindelijke carrièredoel is werkzaam te zijn op juridisch, organisatorisch of consultancy gebied. Komend studiejaar hoop ik veel van de mede-studenten beter te mogen leren kennen en uiteraard zoveel mogelijk leuke, gezellige maar ook leerzame activiteiten te organiseren samen met het RGDispuut. Ik kijk ernaar uit!

Hallo! Ik ben Fleur van Dalsen en ik vervul naast Patricia en Annemieke een rol in de activiteitencommissie van het RGDispuut 2015-2016. Ik ben 22 lentes jong en heb mijn bachelor Rechtsgeleerdheid in Leiden gedaan, waar ik ook woon. Daarnaast ben ik lid van studentenvereniging Minerva. Met deze master hoop ik een adviseur te worden op het gebied van gezondheidsrechtelijke vraagstukken. Welk gebied dat precies zal zijn zal de tijd leren. Het nieuwe collegejaar is al weer een tijdje bezig en de activiteiten die al geweest zijn hebben duidelijk gemaakt dat de master Recht van de Gezondheidszorg gezellige, sociale maar zeker ook leergierige studenten bevat! Ik hoop dan ook dat de opkomst voor alle activiteiten die wij gaan organiseren een groot succes wordt. Met z’n drieën gaan wij in ieder geval heel hard ons best doen om zowel gezellige informele als interessante informatieve activiteiten te organiseren voor jullie. Tot in de collegebanken of daar buiten! .

Annemieke Wiersema Commissielid

Fleur van Dalsen Commissielid

Hallo allemaal! Ik ben Annemieke Wiersema en samen met Fleur en Patricia vorm ik dit jaar de Activiteitencommissie van het RGD. Twee jaar geleden heb ik hier aan de EUR de bachelor Beleid en Management van de Gezondheidszorg afgerond, waarna ik een schakeljaar heb gedaan om toegang te krijgen tot onze master. Naast keihard studeren zet ik me in voor mijn studentenvereniging en werk ik een dag per week bij een overheidsinstelling. Als geboren en getogen Rotterdammer(t) vind ik het ook ontzettend leuk om over de markt te slenteren of een rondje om de Kralingse Plas te lopen. Dit jaar hoop ik dat we iedereen kunnen motiveren om naar zowel borrels als wat meer serieuze activiteiten te komen. Zo leer je misschien wel je toekomstige collega’s kennen en kom je erachter waar jij het liefst wil gaan werken na je studie. Dus meld je allemaal aan en dan zie ik jullie allemaal snel bij de activiteiten of uiteraard in de collegebanken!


Van de redactie

‘‘Gebroken pols op vakantie geen noodsituatie’’

Vijf jaar geleden klaagde een vrouw een internist aan omdat een Nederlandse internist, die overigens op vakantie was, weigerde medische hulp te verlenen in Nepal. De vrouw had tijdens een wandeling haar pols gebroken en vroeg de arts om ernaar te kijken. De arts was vermoeid en had te horen gekregen dat de vrouw nog een uur had rond gelopen met haar gebroken pols. Hierdoor concludeerde hij dat er geen sprake was van een noodsituatie en weigerde hulp te verlenen. De vrouw werd vervolgens door een Franse arts geholpen. Terug in Nederland diende ze wel een klacht in tegen de Nederlandse arts. Het Regionaal Tuchtcollege concludeerde dat de arts geen hulp had mogen weigeren en legde de arts een waarschuwing op. In hoger beroep oordeelde het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg echter dat de internist zijn plicht niet had verzaakt. Het College oordeelde dat een gebroken pols geen noodsituatie is en dat de arts daarom niet de plicht had om ernaar te kijken. (2009/237) Wat vindt u van deze uitspraak?

Pro

Contra

Andrea

Jantine

Ik kan mij wel vinden in deze uitspraak van het Centraal Tuchtcollege. Een arts moet zich er wel eerst van vergewissen dat er geen sprake is van een noodsituatie. Dit moet hij zelf onderzoeken of op de inschatting van een ander kunnen vertrouwen. Indien er wel sprake is van een noodsituatie, moet een arts alles doen wat in zijn macht ligt om te helpen.

10

RGD Magazine nr 1

Ik kan mij niet goed vinden in deze uitspraak van het Centraal Tuchtcollege. Als een arts nagaat of er sprake is van een noodsituatie zal hij eerst naar de situatie, in dit geval de pols, moeten kijken. Dan is er in feite al sprake van onderzoek en het lijkt mij niet meer dan logisch dat een arts dan ook zijn hulp aanbiedt. Tevens is het geval dat de vrouw al een uur met de pols rond heeft gelopen niet direct een bewijs dat het niet om een noodsituatie gaat, de vrouw kon mogelijk niet anders. Misschien levert het niet behandelen van de pols wel een noodsituatie op door bijvoorbeeld complicaties die voorkomen hadden kunnen worden. Ik vind het opmerkelijk dat dit niet mee weegt.


Actualiteiten

Terugkeer van cosmetische ingrepen in basispakket

Zorgverzekeraars spreken af welke apotheekbereidingen vergoed gaan worden.

Cosmetische ingrepen die medisch noodzakelijk zijn keren mogelijk terug in het basispakket van de zorgverzekering. Dit overweegt minister Schippers (VWS). Het gaat om drie soorten ingrepen: borstconstructies voor transgenders en vrouwen die zijn geboren zonder borstklierweefsel, ooglidcorrecties bij gezichtsbeperkingen en besnijdenissen bij mannen. Deze operaties waren tot 2005 opgenomen in basispakket maar werden geschrapt vanwege de hoge kosten. Minister Schippers wil deze beslissing mogelijk weer terugdraaien. Ze riep de medische beroepswereld op om een onderscheid te formuleren tussen medisch noodzakelijkeen verfraaiende ingrepen. Dit is gebeurd. Medische beroepsgroepen dienden een concreet voorstel in. Het zorginstituut geeft voor 1 april 2016 hierover een advies. De uitbreiding zou in 2017 in kunnen gaan.

Het bestuur van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft besloten dat zorgverzekeraars gezamenlijk gaan afspreken welke apotheekbereidingen vergoed gaan worden. Het gaat om op maat gemaakte geneesmiddelen welke niet geregistreerd zijn. Deze worden door ĂŠĂŠn apotheek gemaakt en doorgeleverd aan andere apotheken. Binnenkort wordt een landelijke vergoedingslijst bekend gemaakt welke duidelijkheid moet geven aan verzekerden. Nu is het namelijk nog zo dat bepaalde geneesmiddelen door sommige verzekeraars wel worden vergoed en door andere verzekeraars niet. Dit druist volgens ZN in tegen het principe dat het basispakket voor iedereen hetzelfde moet zijn. Een gezamenlijk besluit van zorgverzekeraars kon mogelijk strijd zijn met de Mededingingswet, maar deze gezamenlijke afspraken zijn mogelijk als de toezichthouder Zorginstituut Nederland aanwezig is bij de overleggen. Als deze aanpak bevalt wil ZN ook op andere terreinen afspraken gaan maken.

Bron: de Volkskrant

Bron: nu.nl

RGD Magazine nr 4 nr11 RGD Magazine 1

11


Actualiteiten

Op de hoogte blijven? Bezoek rgdispuut.nl

Thuiszorgbedrijf Meavita ging failliet door wanbeleid van top Rekening ziekenhuis valt vaak hoog uit

De Ondernemingskamer in Amsterdam heeft vandaag bepaald dat de vroege top van thuiszorgorganisatie Meavita zich schuldig heeft gemaakt aan wanbeleid. De vakbond FNV bondgenoten had deze zaak aangespannen tegen het bestuur van Meavita en heeft dus gewonnen. Meavita ontstond in 2007 door een fusie en ging al snel failliet met een miljoenenschuld. Het ging om een thuiszorgorganisatie die zorg verleende aan ouderen en chronisch zieken. De ondernemingskamer vond onder andere dat de fusie ”onvoldoende doordacht en onvoldoende uitgewerkt” was. Verder maakte het bestuur enkele ongelukkige keuzes die zorgden voor een uiteindelijk faillissement. Volgens de rechter hadden de bestuurders juist in deze tijd zorgvuldiger keuzes moeten maken. Ook had het bestuur bepaalde beslissingen niet voorgelegd aan de ondernemingsraad en de raad van commissarissen. Loek Hermans was destijds voorzitter van de Raad van Commissarissen en de rechters hebben scherpe kritiek op hem. Hij heeft onder andere ”ten onrechte niet volledig over de bestaande problemen geïnformeerd”. Loek Hermans stapt als gevolg van deze zaak op als senator van de VVD. Het nummer van de uitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2015:4454

Patiënten controleren steeds vaker de ziekenhuis nota, zeker nu het eigen risico hoger wordt. Deze controle loont. Cliënten van CZ hebben dit jaar meer foute rekeningen dan ooit gemeld. Uit onderzoek blijkt dat er voor 4 ton onterecht in rekening is gebracht, dat is een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar. CZ is de enige zorgverzekeraar die bijhoudt hoeveel foute nota’s worden gemeld door cliënten. Het gaat volgens de zorgverzekeraar niet om fraude maar om fouten in de declaratiesoftware. Deze fouten gaan ten koste van het eigen risico van de patiënten. Er wordt bijvoorbeeld dubbel gedeclareerd. De zorgverzekeraars moedigen dan ook de verzekerden aan nota’s goed te controleren, want alleen zijzelf weten of de behandeling ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Eenvoudig is deze controle niet aangezien de DBC-codes enkel een korte omschrijving geven die moeilijk na te gaan is. De Nederlandse patiëntenfederatie is in gesprek met ziekenhuizen en zorgverzekeraars om de nota’s begrijpelijker te maken.

Bron: nu.nl

Bron: Algemeen Dagblad

12

RGD Magazine nr 1


UMC Utrecht verzwijgt dodelijke incidenten Het UMC Utrecht heeft twee dodelijke incidenten op de afdeling KNO verzwegen voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), blijkt uit een onderzoek van het televisieprogramma Zembla. Onder druk van de media heeft het UMC Utrecht de incidenten alsnog gemeld. De IGZ neemt de zaak hoog op en is een onderzoek gestart. In 2013 sneed een chirurg per ongeluk een halsslagader door, waarna de patiënt is overleden. De lijkschouwer is nooit geweest en er is dus geen verklaring van natuurlijk overlijden afgegeven, ook al staat in het dossier dat deze verklaring wel gegeven is. Dit jaar vond een tweede incident plaats. Dezelfde chirurg raakte tijdens een neusoperatie een slagader, de patiënt overleed ter plekke. Ook dit incident is niet gemeld, waarvoor geen argument te bedenken is. Van het eerste incident is anoniem melding gemaakt, de IGZ heeft het ziekenhuis toen om opheldering gevraagd. De melders wilden uit angst geen verdere informatie geven en daarom heeft IGZ het onderzoek toen gesloten. De Raad van Bestuur meldde dat noch de Raad, noch de vertrouwenspersoon van het ziekenhuis op de hoogte waren van de kwestie. Volgens de anonieme melders is er wel contact geweest met de vertrouwenspersoon, namelijk door chirurg Wreesman. Na de melding van Wreesman deed het ziekenhuis een melding bij de IGZ over het functioneren van de chirurg en is de chirurg ontslagen. Alle problemen zijn volgens de anonieme melders te wijten aan de verziekte werksfeer op de afdeling KNO. Het UMC Utrecht vindt het geschetste beeld eenzijdig en negatief. Het ziekenhuis meent zorgvuldig gehandeld te hebben met betrekking tot het onderzoek naar de geschetste cases die Zembla heeft voorgelegd. Er is volgens het ziekenhuis geen aanleiding om te twijfelen aan de medewerkers, de afdeling of het kwaliteitssysteem. Bron: NOS

Rechtbank vindt weigering inzage zorgkosten terecht De Rechtbank Amsterdam heeft besloten dat zorgaanbieders de zorgkosten niet openbaar hoeven te maken. Open State Foundation (OSF) had hierom gevraagd. De Rechtbank oordeelde dat de gehanteerde prijs per zorgproduct, per zorgaanbieder en het aantal gedeclareerde zorgproducten aan te merken zijn als bedrijfs- en fabricagegegevens. OSF is teleurgesteld in de uitspraak van de rechtbank. “Omdat wij vinden dat iedereen het recht heeft om te weten wat de prijs en kwaliteit van zorg is, is een hoger beroep bij de Raad van State onvermijdelijk”, zegt Arjan El Fassed, directeur van OSF. De wet biedt volgens de organisatie meer ruimte voor transparantie, ook al hoeven niet alle technische fabricagegegevens openbaar gemaakt te worden. Zonder aantallen te noemen is het wel mogelijk de tarieven per zorgproduct per zorgaanbieder inzichtelijk te maken. De OSF heeft met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur bij de NZa verzocht om openheid over de door zorgaanbieders gehanteerde prijzen, declaraties en aantal behandelingen. De NZa wees het verzoek af en daarom stapte OSF naar de rechter. Volgens OSF is de informatie van groot belang voor patiënten. Zo kunnen zij nagaan hoeveel een behandeling kost bij de zorgaanbieders in de buurt en daarmee kosten voor hun eigen risico besparen. De NZa erkent dat patiënten recht hebben op informatie over de kosten voor behandelingen, of in elk geval op een indicatie van kosten. De NZa is continu op zoek naar manieren om burgers inzicht te geven in de kosten van hun zorg. Patiënten kunnen bijvoorbeeld de website www.opendisdata. nl raadplegen voor een gemiddelde prijs van hun behandeling. Bron: skipr.nl

RGD Magazine nr 1

13

RGD Magazine nr 2

13


Naast je studie Onze medestudent Jessy de Wildt vertelt deze keer in de rubriek ‘naast je studie’ over de activiteiten die zij doet naast de master Gezondheidsrecht. En dat zijn er nogal wat! Een leuk column dus in het eerste magazine van dit seizoen.

Mijn naam is Jessy de Wildt en ik ben dit jaar begonnen aan de master Recht van de Gezondheidszorg. Voorafgaand aan deze master heb ik de bachelor Gezondheidswetenschappen en de master Health Care Management (HCM) afgerond. Tijdens deze opleidingen heb ik de Nederlandse gezondheidszorg vanuit verschillende invalshoeken leren kennen en daarmee een multidisciplinaire denkwijze ontwikkeld. Hoewel ik van mening ben dat het goed is om de

een patiëntgericht kwaliteitssysteem dat onder meer normen bevat met betrekking tot correcte identificatie van patiënten, het verbeteren van (mondelinge) communicatie, dossiervoering, infectiepreventie en het beheer van medische apparatuur. Op grond van deze normen moet een organisatie eenduidige werkafspraken maken en implementeren. Ten behoeve van de implementatie van JCI in de Verpleging, Verzorging en Thuiszorg

“De combinatie van werken en s mijn idee heel waardevol.” gezondheidszorg vanuit verschillende perspectieven te bezien, heb ik altijd een bijzondere interesse gehad in het gezondheidsrecht. Daarom heb ik uiteindelijk toch besloten om me daarin te gaan specialiseren. Naast mijn studie werk ik bij Rivas Zorggroep. Dat is een ketenzorgorganisatie die verschillende vormen van zorg aanbiedt, waaronder ziekenhuiszorg, verpleeghuiszorg en thuiszorg. In de functie van projectmedewerker ben ik op dit moment betrokken bij de implementatie het internationale kwaliteitssysteem Joint Commission International (JCI). Dit is

14

RGD Magazine nr 1

(VVT)-sector ben ik onder meer bezig geweest met het opstellen van praktische werkinstructies voor zorgverleners. Zo heb ik in samenwerking met medewerkers van de beademingsafdeling van een verpleeghuis bijvoorbeeld werkinstructies opgesteld ter preventie van lagere luchtweginfecties bij patiënten. Het was een uitdaging om de landelijke richtlijnen op het gebied van infectiepreventie, de normen van JCI en de gemaakte werkafspraken samen te brengen in één werkwijze die bovendien werkbaar is voor zorgverleners. Na de implementatie komen er surveyors


column

Jessy de Wildt

langs om te beoordelen of de gemaakte werkafspraken in overeenstemming zijn met de normen van JCI en om te toetsen of deze werkafspraken in de praktijk ook echt worden uitgevoerd. Dit wordt getoetst door middel van tracers waarbij de surveyors meelopen in het zorgproces en in gesprek gaan met zorgverleners, vrijwilligers en patiënten. In de afgelopen maanden hebben de accreditatiebezoeken in de VVT–sector plaatsgevonden en sinds september zijn alle verpleeghuizen, woonzorgcentra en

studeren is naar thuiszorgteams van Rivas Zorggroep officieel JCI geaccrediteerd. Inmiddels zijn we begonnen met de implementatie van JCI in ons ziekenhuis, het Beatrixziekenhuis. Ik vind het ontzettend interessant en leerzaam om mee te maken hoe een zorgorganisatie in de praktijk vorm geeft aan de wettelijke verplichting om verantwoorde zorg te leveren. Mijn ervaring is bovendien dat wat je leert in de collegebanken pas écht gaat leven wanneer je aan de slag gaat in de praktijk. Dat maakt de combinatie van werken en studeren naar mijn idee heel waardevol.

RGD Magazine nr 1

15


“Ik zie vaak gemiste diag verkeerde behandelingen Wat doet u op een normale dag? Heel veel. Voor een deel ben ik voorzitter van inhoudelijke zittingen. Deze zittingen bereid ik voor, behandel de zaken met partijen en daarna schrijf ik een aantal uitspraken. Ik bekijk ook conceptuitspraken die juristen van het tuchtcollege schrijven. Daarnaast leggen deze juristen juridische vragen en knelpunten uit dossiers voor aan mij. 16

RGD Magazine nr 1

Daarover moet ik deze juristen adviseren. Tevens onderhoud ik contact met het ministerie van VWS. Ik overleg met het ministerie over heel veel verschillende zaken. De meeste zijn operationeel, zoals de doorlooptijd, efficiĂŤntie, communicatie en kantoorlocatie van het tuchtcollege. Maar ook kan het zijn dat ik bijvoorbeeld als voorzitter wordt gevraagd voor input van de evaluatie van de wet BIG. Verder


interview

Sandra Schreuder Tuchtrechter Na haar studie rechten in Groningen is Sandra Schreuder begonnen als advocaat. Na drie jaar is zij de raio-opleiding gaan doen. Tegenwoordig werkt zij als civiel rechter bij de rechtbank Overijssel en als voorzitter van het regionaal medisch tuchtcollege te Amsterdam. Zij is van de zomer te zien geweest in het NTR-programma ‘Kijken in de ziel’. De redactie is afgereisd naar Amsterdam om haar te interviewen over haar werkzaamheden.

gnoses en n.” houd ik mij op dit moment intensief bezig met het jaarverslag. Als voorzitter ben je dus verantwoordelijk voor een heel breed spectrum aan zaken. En hoeveel zaken heeft u? Ik moet eerlijk zeggen dat ik ze niet heb geteld. Ik schat dat er per week een zaak of 15 op mijn bureau wordt gelegd. Iedere donderdag is er juristenoverleg.

Fleur van Dalsen Laurens van Wijck

Dan bespreken we juridische vragen en knelpunten van dossiers. Er is dus veel inhoudelijk overleg over zaken. Daarnaast doe ik ongeveer 1 keer in de 6 weken zelf een zitting. Er gaat veel tijd in de voorbereiding van zittingen zitten. Die dossiers moet je tijdig voorbereiden en goed in je hoofd hebben. Na het raadkameroverleg verdelen we dan RGD Magazine nr 1

17


de zaken waarvoor we de uitspraak schrijven. Als voorzitter neem ik vaak de lastigste zaken. Deze verscheidenheid aan verantwoordelijkheden maakt deze baan zo leuk. Aan de ene kant ben ik echt juridisch bezig met lastige zaken en juridische vragen, aan de andere kant ben ik ook veel bestuursmatig en organisatorisch bezig. U heeft voor een rechter best een organisatorische baan. Ja toch wel. Als voorzitter zit ik ook nog in het voorzittersoverleg van de medische tuchtcolleges. Dat is een overkoepelend

medisch tuchtcollege ben ik ook nog 1 dag rechter in de rechtbank Overijssel in de afdeling Civiel. Ik houd me daar bezig met deelgeschillen, letselschade- en andere civiele zaken. Ik ben ook heel lang rechter-commissaris in faillissementen en schuldsaneringen geweest. . Eigenlijk ben ik het medisch tuchtrecht in gerold doordat ik een nevenfunctie had bij het tuchtcollege Zwolle. Ik vond het zo ontzettend leuk dat ik heb gesolliciteerd op de vacature voor voorzitter van het tuchtcollege Amsterdam. Al met al kunnen mijn dagen lang duren. Soms moet ik in het weekend echt even tegen mezelf zeggen dat ik ook even iets anders dan mijn werk moet gaan doen.

“Na ongeveer drie maa hij een weekje naar Ne wel zou redden zonder overleg van de 5 tuchtcolleges in Nederland. Iedere voorzitter heeft binnen dat overleg zijn eigen portefeuille. Ik ben bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het mediabeleid en kwaliteit van de tuchtrechtspraak. De belangstelling vanuit de media voor tuchtrecht en gezondheidsrecht is toegenomen, met name door de Jansen-Steur zaak. Er is nu een persprotocol. Maar ook zijn er naar aanleiding van de toenemende aandacht woordvoerders van tuchtcolleges ingevoerd. Zo is het duidelijk voor journalisten aan wie ze vragen moeten stellen over zaken en beslissingen. Ik treed vaker op als perswoordvoerder. Hoe lang duurt uw werkdag? Naast voorzitter van het Amsterdams

18

RGD Magazine nr 1

Ik krijg wel veel energie van mijn baan en vind het niet erg om er zo druk mee te zijn. Als advocaat had ik dat gevoel minder. Ja, want u heeft een aantal jaar als advocaat gewerkt. Hoe was dat? Ik ben als advocaat begonnen op een klein kantoor. Ik werd heel snel in het diepe gegooid. Na ongeveer drie maanden zei mijn patroon dat hij een weekje naar New York ging en dat ik het wel zou redden zonder hem. Toen kwam er in die week een cliĂŤnt binnen met een dagvaarding. Hartstikke spannend natuurlijk als je net drie maanden advocaat bent. Dat is toen wel tot een goed einde gebracht hoor. Maar het onvoorspelbare van de advocatuur stond mij tegen. Ik wilde ook


veel liever de knoop doorhakken. Na mijn advocaatstage ben ik de raio-opleiding gaan doen. Waarom heeft u voor rechten gekozen? Ik wilde eigenlijk kinderarts worden. Ik was helaas echt een alfa. Ik heb geprobeerd bèta vakken te volgen met extra uitleg en huiswerkbegeleiding, maar dat mocht niet baten. Mijn vader had een kennis die rechter was. De zaken waar hij over vertelde vond ik heel boeiend. Ik dacht wel dat je echt een soort juridisch genie moest zijn om rechter te worden. Advocaat worden leek mij tijdens mijn studie wat makkelijker en toegankelijker. Ik had nog wel gekeken

voor het rouwproces. Deze mensen kunnen niet accepteren dat een dierbare is overleden. In technisch opzicht is er vaak in deze zaken niks misgegaan maar voor een dierbare is het moeilijk te verkroppen dat een arts geen fout heeft gemaakt. Veel klachten zijn gericht tegen huisartsen en tandartsen, maar dit zijn dan ook grote medische beroepsgroepen waar veel behandelingen plaatsvinden. Samenvattend is het heel divers waar je als medisch tuchtrechter tegen aanloopt. We hebben afgelopen jaar ongeveer 1700 klachten gehad over de 5 tuchtcolleges. Wordt dit meer? Ja, het aantal klachten stijgt wel door

anden zei mijn patroon dat ew York ging en dat ik het r hem.“ naar de raio-opleiding, maar voor starters bedroeg de selectieprocedure een jaar. Ik kon via-via meteen aan de slag als advocaat-stagiaire, en dat leek me toen ook wel wat. Als ik terug kijk was die 3 jaar advocatuur voor mijn verdere ontwikkeling in de rechtspraak heel waardevol. Voor rechters is het heel belangrijk om voldoende bagage en mensenkennis te hebben. Daar heeft mijn werk als advocaat aan bijgedragen. Wat ziet u veel in de rechtszaal? We zien vaak gemiste diagnoses, verkeerde behandelingen en communicatieproblemen. Maar ook mensen die het tuchtrecht gebruiken

de tijd. Maar misschien wordt het met invoering van de WKKGZ weer minder. Verandert het soort klachten ook door de tijd? Het is grappig dat je ziet dat bepaalde ontwikkelingen in de samenleving ook voorkomen bij het tuchtcollege. Social media vormt bijvoorbeeld een nieuwe bron van klachten. Ik heb laatst een zaak gezien van een verpleger die op de facebook van een hem bekende patiënt schreef of het weer goed met hem ging na zijn opname in het ziekenhuis. De patiënt diende een klacht in vanwege een schending van zijn privacy en het beroepsgeheim. Je ziet dat beroepsnormen zich constant moeten aanpassen aan maatschappelijke

RGD Magazine nr 1

19


ontwikkelingen. Als tuchtrechter is het heel leuk daar een bijdrage aan te leveren.

om te beoordelen of er zorgvuldig is gehandeld of een fout is gemaakt.

Een ander voorbeeld zijn vechtscheidingen. Psychologische behandelaars worden aangeklaagd als de ouders hun zin niet krijgen met betrekking tot omgang met hun kinderen. Maar ook bij asielprocedures zie je vaker tuchtzaken. Asielzoekers proberen bijvoorbeeld op medische gronden in Nederland te blijven. Als een arts oordeelt dat er geen medische noodzaak is en de asielzoeker prima zorg in het land van herkomst kan krijgen, wordt de arts soms tuchtrechtelijk aangeklaagd.

Ik heb als voorzitter wel een taak om orde en emoties te handhaven in de rechtszaal. Ik had vorige week een zaak waar de patiënt is overleden. Zijn hele familie zat in de zaal. Bij alles wat de arts zei kwam er boegeroep en gehoon uit de zaal. Ik heb toen wel duidelijk gemaakt dat ondanks alle emoties hier wel een rechtszaak aan de gang is waarbij partijen hun standpunt moeten kunnen verdedigen. De arts moet zich namelijk toetsbaar opstellen en daar wel ruimte toe hebben.

Zullen er dan meer zaken met bijvoorbeeld uitgeprocedeerde Syriërs komen? Dat zou best kunnen. Ik snap ook wel dat

Heeft u wel eens getwijfeld door emotionele uitlatingen van patiënten? Je leert als rechter dat je de zaak hoe

“De communicatie hoeft in het begin van de zittin uitgeprocedeerde asielzoekers die hier al een tijd zijn alle strohalmen pakken die er zijn, zeker als je medische behandeling nodig hebt. Zaken die bij het tuchtrecht liggen kunnen soms best emotioneel zijn voor partijen. Hoe gaat u om met die emoties? Wat ik heb geleerd is om ruimte te geven voor wat meer persoonlijke benadering. De communicatie hoeft niet altijd heel zakelijk te zijn in het begin van de zitting. Het is goed om te vragen aan de patiënt hoe het nu met hem is en of bijvoorbeeld een behandeling al werkt. Daarnaast moet je uitleggen dat ondanks alle emoties die er spelen de gang naar de rechter wel een juridische, ergo een zakelijke is. Er wordt naar feiten gekeken

20

RGD Magazine nr 1

emotioneel ook, toch heel feitelijk moet bekijken. Als je dat doet komt vanzelf de goede oplossing.t. Je doet dit met je ratio en met je rechtsgevoel. Dat de patiënt heel hard huilt, beïnvloedt dat rechtsgevoel bij mij niet. Geldt dit ook voor beroepsgenoten die in het tuchtcollege zitten? Worden die beïnvloed door zaken als emoties? Ik merk dat ons werk als juristen en artsen heel erg overeenkomt. Ook artsen kijken naar feiten, ordenen die en stellen een diagnose. Ze volgen hierbij professionele regels en richtlijnen. Dit lijkt qua methodiek op het werk wat de rechter doet. Dit maakt het leuk om met artsen in een tuchtcollege te zitten. We redeneren op dezelfde manier.


Het is ook goed dat artsen meebeslissen. Zij kijken toch anders naar de medische praktijk en plaatsen de feiten in een andere context.. Een veelgehoord argument is dat een arts geen verwijt kan worden gemaakt als hij de richtlijnen volgt. Soms doet de richtlijn echter geen recht aan de situatie en moet dus worden afgeweken. Artsen kunnen beter beoordelen of, gezien de feiten en richtlijnen, een fout is gemaakt en of misschien de richtlijn niet moest worden gevolgd. Heeft u ooit wel eens iemand geschrapt uit het BIG register? Ja, dat komt wel voor. Dit noemen we de maatregel van doorhaling. Dit is gelukkig niet elke week het geval, maar gebeurt toch wel tientallen keren per jaar.

want bepaalde zorgverleners horen niet thuis in de patiëntenzorg. Je legt de maatregel van doorhaling op als je als tuchtcollege ervan overtuigd bent dat je aan deze arts geen patiënten meer kan toevertrouwen. Voor de veiligheid moet zo iemand nooit meer aan de slag als arts. Tegen uw uitspraken kunnen partijen in beroep gaan. Heeft u wel eens gedacht: ‘hoe heeft het Centraal Tuchtcollege dit kunnen bedenken?’ Ja, dit heb je wel eens een keer. Je maakt je uitspraak naar eer en geweten terwijl het Centraal Tuchtcollege dan heel anders beslist over een zaak. Laatst had ik een zaak over een beleidsmedewerker op een ministerie die nog BIG-geregistreerd was. Hij werd

niet altijd heel zakelijk te zijn ng.“ Zorgverleners maken het dan wel heel bont. Voorbeelden zijn hulpverleners die literatuur niet willen bijhouden, die echt verkeerde behandelingen uitvoeren en niet willen uitleggen waarom ze onzorgvuldig hebben gehandeld, die relaties met patiënten zijn aangegaan, die kinderen misbruikt hebben. Doorhalen is een vergaande maatregel. U verbiedt eigenlijk iemand om zijn beroep uit te oefenen. Ja, hoewel volgens de huidige wetgeving doorgehaalde hulpverleners nog steeds onder supervisie hun beroep mogen uitoefenen. Dit zal gaan veranderen met de introductie van het beroepsverbod, zoals nu opgenomen in het wetontwerp Wet BIG. Dit is een goede ontwikkeling

tuchtrechtelijk aangeklaagd, maar het tuchtcollege Amsterdam vond dat deze klacht niet onder het tuchtrecht moest vallen omdat deze beleidsmedewerker zich niet bemoeide met patiëntenzorg. Het Centraal Tuchtcollege dacht daar anders over en verklaarde de klacht toch ontvankelijk onder de tweede tuchtnorm. Daar kun je over twisten. Omdat de hoogste rechter gesproken heeft betekent dit niet dat ik het er altijd mee eens ben. Maar dat is een onderdeel van onafhankelijke rechtspraak. Daar heb je je bij neer te leggen. Heeft u nog advies voor studenten? Je kan bij het tuchtcollege stage lopen. Dan doe je bijvoorbeeld onderzoek naar ontvankelijkheidskwesties en mag je

RGD Magazine nr 1

21


andere juridische kwesties uitzoeken. Wij laten stagiaires bijvoorbeeld ook meekijken in de rechtszaal en bij het raadskameroverleg. Kijk vooral goed om je heen en probeer zo veel mogelijk ervaringen op te doen. Kijk daarbij niet naar wat het kost, maar wat het je aan ervaring oplevert. Stages betalen soms niet zo veel, maar je leert er als student zoveel van. En kies vooral iets wat je leuk vindt en wat bij je past. Actualiteiten Wat vindt u eigenlijk van het tuchtrecht. Zijn sommige onderdelen achterhaald? Het mag best worden gemoderniseerd op punten. Er zijn soms zorgverleners waarbij snel duidelijk is dat het onverantwoord is patiënten aan hun zorg

Moeten naast BIG-nummers waarschuwingen ook achterhaald kunnen worden? De waarschuwing wordt nu niet gepubliceerd. Het idee van het tuchtrecht is dat goede artsen soms ook een fout begaan. Fouten maken is menselijk. De waarschuwing functioneert als een wake-up call. De berisping wordt daarentegen wel gepubliceerd, ook in plaatselijke kranten. Dat is een wettelijke verplichting. Zn artikel in de krant dekt vaak niet de lading van een heel tuchtrechtelijk proces. Er staat alleen kort in dat een dokter is berispt omdat hij een toerekenbare fout heeft gemaakt. Zo’n dokter kan prima functioneren en een goede hulpverlener zijn. In social media en in de plaatselijke kranten wordt hij daardoor wel aan de schandpaal

“Veel klachten die bij tuc beter behandeld worden toe te vertrouwen. Zo iemand moet je gedurende het proces kunnen schorsen. Dit vind ik een goede ontwikkeling. Of dat tuchtcolleges klachten kunnen verwijzen naar klachtinstanties bij zorginstellingen zelf. Niet voor iedere klacht is een weg bij het tuchtcollege de goede. Tuchtrechtelijk zit er soms weinig in een klacht, maar het kan nuttig zijn om deze klachten door een klachtinstantie te laten behandelen. Mensen moeten makkelijker aan een BIG-nummer komen. Soms komen klagers met een klacht over een dokter, maar dan weten ze nauwelijks een naam, laat staan een BIG-nummer. Zo een klacht strandt dan vaak omdat wij niet weten om wie het gaat en ook niet aan het BIG-nummer kunnen komen.

22

RGD Magazine nr 1

genageld, waardoor patiënten niet door deze arts behandeld willen worden.. Dit vertekent de kwaliteiten.. Bewaar nou deze schandpaalacties voor de zorgverleners die er echt een potje van maken. Ik zou het dan ook toejuichen om pas in de krant te publiceren vanaf de maatregel van schorsing. Vindt u dat het tuchtrecht steeds meer op het strafrecht gaat lijken? Het tuchtrecht heeft twee functies, een lerende en een repressieve. Een arts krijgt een maatregel opgelegd als hij al dan niet verwijtbaar de fout in gaat. De arts en de beroepsgroep leren van die fouten. Het strafrecht heeft daarnaast een punitieve functie, om te straffen. Het tuchtrecht en het strafrecht verschillen


op dat punt fundamenteel van elkaar, maar ik kan me voorstellen dat artsen een maatregel ervaren als een straf. Helemaal nu handelen in de privésfeer ook onder het vergrootglas wordt gelegd. Hoe gaat die privé aansprakelijkheid van artsen veranderen? Artikel 47 wet BIG zal worden veranderd. In het wetsontwerp is opgenomen dat een arts tuchtrechtelijk aansprakelijk zal zijn als hij in strijd handelt met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Dit is ook de norm die geldt in de advocatuur en het notarisambt. Het is overigens nog wat vaag wat daar dan precies onder moet worden verstaan. Zou een dokter bijvoorbeeld niet dronken op straat mogen lopen? Zonder meer is

Hoe gaat het tuchtrecht zich verhouden tot het nieuwe klachtrecht? Op zich is het een goede ontwikkeling dat je bepaalde klachten bij klachteninstanties legt. Veel klachten die bij tuchtrechter komen, kunnen beter behandeld worden bij een klachtinstantie. Daarbij moet je vooral denken aan communicatieklachten, onheuse bejegening en dat soort klachten. Ook kan je in beginsel schadevergoeding krijgen tot €25.000 volgens de WKKGZ, het nieuwe klachtrecht. Het nieuwe klachtrecht is laagdrempelig: je hebt geen advocaat nodig, je hoeft niet naar de rechtbank. Ook voor het tuchtrecht is dit positief, dat kan zich weer richten op het oorspronkelijke doel van het tuchtrecht, terwijl patiënten makkelijker schade vergoed zien.

chtrechter komen, kunnen bij een klachtinstantie. “ het vreemd als je je huisarts dronken op straat ziet, maar maakt dit hem ook een slechte dokter? Dat wordt een hele moeilijke vraag. Op het moment dat patiëntveiligheid in het geding is, moet de dokter tuchtrechtelijk worden aangesproken. Maar als dat niet het geval is moet je ook niet te snel overgaan tot tuchtrechtelijke maatregelen. Aan de andere kant is het ook weer moeilijk een arts te vertrouwen als je weet dat hij in het weekend onbetamelijke dingen doet. Op deze punten is de samenleving de laatste tijd strenger geworden. Men vindt sneller iets niet kunnen, onbetamelijk. Het is een grijs gebied. Het zou best kunnen dat over dit soort onderwerpen in de toekomst lastige zaken komen.

Toch zitten er valkuilen in het nieuwe klachtrecht. Vanuit mijn werk als civiele rechter weet ik hoe moeilijk het soms is schade en de causaliteit, wat is oorzaak en gevolg, vast te stellen. Heeft het medisch handelen geleid tot een bepaald gevolg en wat is dan precies de schade die is veroorzaakt door het medisch handelen. Het tuchtrecht kijkt niet naar het gevolg maar naar de intentie. De apotheker die per ongeluk verkeerde medicijnen meegeeft aan een patiënt is tuchtrechtelijk aansprakelijk. Voor civiele aansprakelijkheid is het noodzakelijk dat uit die gedraging schade voortvloeit. Als klachtcommissie is het belangrijk dat je goede juristen en goede medici in huis hebt die over medische causaliteit kunnen oordelen.

RGD Magazine nr 1

23


Een zwarte lijst ter voorkoming van zwarte scenario’s? Minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zet zich al enige tijd in voor een openbare Europese zwarte lijst met disfunctionerende artsen. De vraag is of dit de beste manier is om de patiënt te beschermen tegen onbevoegde hulpverleners. Deze vraag staat in dit artikel centraal. 1 Inleiding In 2016 wordt de Europese beroepskaart voor migrerende beroepsbeoefenaren ingevoerd. Deze kaart wordt ingevoerd in het kader van de wijziging van de Richtlijn erkenning beroepskwalificaties en de IMI- Verordening zoals die in 2013 is vastgesteld.[1] Het doel van deze wijziging is het versterken van de interne markt en het eenvoudiger, efficiënter en transparanter maken van de erkenningsprocedure van beroepsbeoefenaren.[2] Indien een beroepsbeoefenaar wil emigreren, dient hij een Europese beroepskaart aan te vragen. De kaart heeft de vorm van een digitaal getuigschrift en wordt gekoppeld aan het informatiesysteem voor de interne markt (hierna: IMI).[3] De genoemde wijziging van de Richtlijn erkenning beroepskwalificaties en de IMIVerordening is onder andere ingegeven door de wens om de bescherming van de consument te versterken. Voor een aantal beroepen, waaronder beroepen in de gezondheidszorg, zal een waarschuwingssysteem ingesteld worden. Zodra een hulpverlener zijn bevoegdheid tijdelijk of permanent 24

RGD Magazine nr 1

verliest door middel van een tuchtrechtelijke of een strafrechtelijke maatregel dient er een waarschuwing te worden gegeven via het IMI-systeem.[4] Minister Schippers heeft met een aantal landen bilaterale afspraken gemaakt om de periode tot de invoering van het waarschuwingssysteem in 2016 te overbruggen.[5] Ook zullen alle EU-landen maandelijks een lijst ontvangen met in Nederland aan beroepsbeoefenaren opgelegde strafrechtelijke en tuchtrechtelijke maatregelen.[6] Ondanks de keuze van Europa voor de invoering van de Europese beroepskaart en het Europese waarschuwingssysteem is er vanuit Nederland altijd gelobbyd voor een zogenaamde zwarte lijst met disfunctionerende hulpverleners, al dan niet naast het Europese waarschuwingssysteem.[7] Deze discussie lijkt nog altijd niet te zijn geluwd.[8] Op deze openbare lijst zullen beroepsbeoefenaren geplaatst worden aan wie in een van de Europese lidstaten een beroepsbeperking is opgelegd door de tuchtrechter of een beroepsverbod is opgelegd door de strafrechter. Met een dergelijke lijst wordt beoogd de Europese patiënt te beschermen tegen onbevoegde hulpverleners. De roep om een Europese zwarte lijst is terug te voeren naar 2009. In die tijd werd een aantal gevallen bekend van beroepsbeoefenaren die in Nederland hun bevoegdheid waren kwijtgeraakt en daarna zonder beperkingen in een


verdieping Mr. Iris Bakx is als promovenda verbonden aan de sectie Recht & Gezondheidszorg van het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dit artikel is een bewerking van de masterscriptie van Iris Bakx. De zwarte lijst voor artsen: een heel actueel onderwerp waar veel verschillende meningen over bestaan. Ook in de interviews in dit nummer komt dit onderwerp aan de orde. Dankzij deze bijdrage van Iris kunnen we beter een mening vormen over dit belangrijke en interessante onderwerp.

Iris Bakx andere EU-lidstaat werkzaam bleken te zijn. Vaak bleek dat hun bevoegdheid in het land waarnaar zij emigreerden (hierna: de ontvangende lidstaat) niet of nauwelijks gecontroleerd is.[9] Een bekende zaak is die van de Twentse neuroloog.[10] Deze – inmiddels – exneuroloog, Jansen Steur, is in 2003 bij het Medisch Spectrum Twente ontslagen wegens medicijndiefstal. Na zijn ontslag werd bekend dat hij tijdens zijn werkzaamheden diverse ernstige fouten had begaan. Toch is hij in Duitsland in diverse instellingen werkzaam geweest. Toen zijn Duitse werkgever via de media op de hoogte werd gesteld van het verleden van de neuroloog, werd hij op staande voet ontslagen.[11] Deze gebeurtenissen brengen de angst met zich mee dat er in Nederland ook hulpverleners werkzaam zijn die hun bevoegdheid in een ander land hebben verloren. Zo is er in 2014 is ophef ontstaan omtrent een tandarts die zijn bevoegdheid in het Verenigd Koninkrijk verloor en zich vervolgens zonder problemen in Nederland had laten registreren.[12] Mede gezien de discussies uit het verleden bij de invoering van de Nederlandse zwarte lijst met disfunctionerende hulpverleners[13] kan de vraag opgeroepen worden of een Europese openbare zwarte lijst, zoals door Nederland voorgesteld, de meest geëigende wijze is om het probleem op te lossen. Voor de beantwoording van deze vraag zullen achtereenvolgens de wenselijkheid (paragraaf 4), de

praktische haalbaarheid (paragraaf 5) en de effectiviteit (paragraaf 6) van een Europese openbare zwarte lijst besproken worden. Tevens zullen een aantal alternatieven voor een openbare zwarte lijst besproken worden (paragraaf 7). 2 De Nederlandse zwarte lijst Het Nederlandse voorstel tot een Europese zwarte lijst kan begrepen worden vanuit de vergelijkbare lijst die Nederland kent.[14] Om inzicht te krijgen in de werking van een dergelijke lijst in de gezondheidszorg wordt ingegaan op de Nederlandse zwarte lijst met aan artsen opgelegde maatregelen die in 2009 is ingevoerd. Nederland kent sinds 2009 een openbare lijst met disfunctionerende hulpverleners. De lijst, die op de website van het BIG-register in te zien is, wordt in de volksmond “de zwarte lijst” genoemd.[15] Alle BIGgeregistreerden die een maatregel, niet zijnde een waarschuwing, door een van de Nederlandse Tuchtcolleges voor de gezondheidszorg, het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) of een Nederlandse rechterlijke instantie opgelegd hebben gekregen, zijn op deze lijst te vinden. Ook hulpverleners aan wie in het buitenland een maatregel door een rechterlijke instantie is opgelegd worden op deze lijst geplaatst. Beroepsbeoefenaren worden onder vermelding van de reden RGD Magazine nr 1

25


met naam, opgelegde maatregel, duur van de maatregel en woonplaats op de lijst geplaatst.[16] Sinds de publicatie van de lijst in 2009 zijn het doel en de opzet ervan veranderd. Aanvankelijk werden alleen beroepsbeperkende maatregelen – doorhalingen en schorsingen – opgelegd door een Nederlands tuchtcollege of het college van Medisch Toezicht op de lijst vermeld. Hiermee werd beoogd om patiënten te beschermen tegen onbevoegde hulpverleners.[17] Sinds 2011 zijn hier ook beroepsbeperkende maatregelen die door een buitenlandse (tucht)rechter aan in Nederland ingeschreven beroepsbeoefenaren zijn opgelegd aan toegevoegd.[18] Met ingang van 7 juli 2012 zijn tevens opgelegde geldboetes en berispingen op de lijst te zien.[19] Hiermee wordt beoogd de patiënt optimaal in staat te stellen om een goede keuze te maken met betrekking tot een door hem te raadplegen hulpverlener.[20] Om de toegankelijkheid van deze informatie te vergroten, is het Nederlandse BIG-

3 De Europese zwarte lijst Het gebruik van zwarte lijsten in het algemeen is naar Europees recht toegestaan. In 2002 heeft de artikel 29-werkgroep een rapport over zwarte lijsten uitgebracht.[25] Deze werkgroep is ingesteld bij artikel 29 van de PrivacyRichtlijn, naar het gelijknamige artikel. Dit onafhankelijke advies- en overlegorgaan bestaat uit vertegenwoordigers van de Privacytoezichthouders van de lidstaten, een vertegenwoordiger van de Europese Privacytoezichthouder (European Data Protection Supervisor (EDPS)) en een vertegenwoordiger van de Europese Commissie.[26] De artikel 29-werkgroep stelt in zijn rapport dat zwarte lijsten zijn toegestaan, mits er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Zo geeft de werkgroep aan dat het recht op gegevensbescherming een fundamenteel recht is, zelfstandig ten opzichte van het recht op privacy en het recht op

“Het plaatsen van individuen een inbreuk op fundamentel register sinds de zomer van 2013 in het Engels te raadplegen.[21] Daarnaast wordt er gewerkt aan het plaatsen van verwijzingen naar buitenlandse registers. [22] Een beroepsbeoefenaar die het niet eens is met een plaatsing op de zwarte lijst, dient in beroep te gaan tegen de aan hem opgelegde maatregel.[23] Indien de beslissing onherroepelijk is geworden kan de beroepsbeoefenaar in principe niet meer van de lijst gehaald worden. Hierop is één uitzondering. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan de hulpverlener bij koninklijk besluit in zijn bevoegdheden worden hersteld. [24] Dit brengt met zich mee dat ook de plaatsing op de zwarte lijst ongedaan gemaakt zal worden. 26

RGD Magazine nr 1

geheimhouding van communicatie.[27] Het recht op gegevensbescherming is onder andere neergelegd in artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het plaatsen van individuen op een zwarte lijst is een inbreuk op dit fundamentele recht en op het fundamentele recht op privacy zoals neergelegd in artikel 8 EVRM. Een zwarte lijst moet daarom voldoen aan de legitimiteitseisen van de PrivacyRichtlijn en moet de rechten die daarin aan individuen worden gegeven respecteren. [28] Er zal altijd een afweging plaats dienen te vinden tussen het publieke belang van bescherming van de patiënt en het individuele belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de beroepsbeoefenaar.


Vooralsnog lijkt er in het Europese recht geen juridische basis te bestaan voor een dergelijke lijst. In 2010 heeft de Europese Commissie aangegeven dat de destijds geldende Richtlijn erkenning beroepskwalificaties[29] geen ruimte bood voor een openbare Europese zwarte lijst.[30] In reactie op het Groenboek van de Europese Commissie met betrekking tot de herziening van de Richtlijn[31] heeft de Nederlandse overheid aangegeven dat zij een voorstander is van een Europese openbare zwarte lijst met disfunctionerende zorgprofessionals. [32] De Europese Commissie heeft aangegeven dat de verplichtingen van de lidstaten om informatie over beroepsbeoefenaren uit te wisselen onder de nieuwe Richtlijn worden verzwaard en dat lidstaten elkaar proactief dienen te waarschuwen wanneer een hulpverlener zijn bevoegdheid verliest. [33] Dit zal vorm krijgen in het bij de herziening van de Richtlijn ingestelde waarschuwingsmechanisme, aan de hand waarvan de lidstaten elkaar zullen waarschuwen via het IMI-systeem.

de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.[34] Op basis van deze Verordening is de verwerking van gegevens inzake overtredingen, strafrechtelijke veroordelingen of veiligheidsmaatregelen en de doorgifte daarvan door middel van een register dat bedoeld is om het publiek voor te lichten alleen mogelijk indien daar een gedegen Europeesrechtelijke basis voor is en er gezorgd is voor passende waarborgen.[35] Het toezicht op de naleving van Verordening 45/2001/ EG ligt bij de EDPS.[36] De Verordening geeft een aantal waarborgen waar de gegevensverwerking aan zal dienen te voldoen. Dit betekent dat de verwerking van de gegevens eerlijk en rechtmatig moet geschieden.[37] Hiervoor kan verwezen worden naar artikel 5 van de Verordening. Op basis van dit artikel mag de verwerking slechts geschieden indien dit noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang op grond van de verdragen tot oprichting

n op een zwarte lijst is le recht op privacy.“ Hiermee lijkt de Richtlijn vooralsnog geen ruimte te bieden aan een Europese openbare zwarte lijst. Derhalve zal de Richtlijn opnieuw aangepast dienen te worden alvorens een dergelijke lijst ingevoerd kan worden. De Europese openbare zwarte lijst zoals door Nederland voorgesteld zal worden opgesteld en bijgehouden door de Europese Commissie en zal beroepsbeoefenaren bevatten aan wie door een rechterlijke instantie in een van de lidstaten een bevoegdheidsbeperking of een (tijdelijk) beroepsverbod is opgelegd. Daarmee valt deze lijst niet onder de eerder genoemde privacyRichtlijn, maar onder de Verordening betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met

van de Europese Gemeenschappen of op basis van die verdragen vastgestelde wetgevingsbesluiten. Voorts bepaalt de Verordening dat de te verwerken gegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verkregen en op een met die doeleinden verenigbare wijze worden verwerkt.[38] Dit betekent dat de openbare zwarte lijst een juridische basis dient te hebben in het Europese recht. Tevens zou de bescherming van de patiĂŤnt aangemerkt kunnen worden als een taak van algemeen belang. Het moet derhalve voor een hulpverlener vooraf duidelijk zijn welke gedragingen een plaatsing op de zwarte lijst tot gevolg kunnen hebben. Het dient kenbaar te worden gemaakt dat een bevoegdheidsontnemende RGD Magazine nr 1

27


of bevoegdheidsbeperkende tuchtrechtelijke of strafrechtelijke maatregel tot een plaatsing op de Europese zwarte lijst leidt. De gegevensverwerking zelf dient adequaat, ter zake dienend en niet buitensporig te zijn.[39] Op de zwarte lijst mogen niet meer gegevens worden geplaatst dan strikt noodzakelijk. Met het oog op de belangen die met de zwarte lijst worden gediend zal alleen de naam van de disfunctionerende beroepsbeoefenaar op de lijst geplaatst mogen worden, samen met de aan hem opgelegde maatregel en de duur daarvan. Voorts bepaalt de Verordening dat onjuiste, onnauwkeurige of onvolledige gegevens dienen te worden gecorrigeerd of te worden gewist.[40] Dit betekent dat de zwarte lijst op regelmatige basis gecontroleerd zal moeten worden op de juistheid van de daarin opgenomen gegevens. Tot slot dienen tot een individu herleidbare gegevens niet langer dan strikt noodzakelijk voor de verwerkelijking van de doeleinden van de gegevensverwerking worden bewaard. [41] Beroepsbeoefenaren dienen derhalve

te gaan. Als alle disfunctionerende beroepsbeoefenaren direct op een openbare lijst geplaatst worden is het bij de registratieautoriteiten, overheden en potentiele werkgevers snel bekend welke beroepsbeoefenaren niet meer in de gezondheidszorg werkzaam mogen zijn. De autoriteiten zullen de registratie van deze beroepsbeoefenaren weigeren. Ook de patiënt zelf heeft de mogelijkheid om de lijst te raadplegen alvorens hij zich tot een arts wendt. Alles overziend zou een op de lijst geplaatste hulpverlener niet eenvoudig een functie kunnen vinden binnen de Europese Unie. Toch zijn er een aantal kanttekeningen te maken bij een Europese openbare zwarte lijst. Op basis van de in paragraaf 3 genoemde Verordening 45/2001/EG dient er een zorgvuldige belangenafweging plaats te vinden voordat de gegevens verwerkt mogen worden. De verwerking van persoonsgegevens dient noodzakelijk te zijn voor de vervulling van een taak van algemeen belang, opgedragen door een van de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap of een op basis van die verdragen vastgesteld

“De publicatie op een openb bijkomende sanctie kunnen niet langer op de lijst te staan dan de duur van de aan hen opgelegde maatregel. De naam van de hulpverlener moet van de zwarte lijst gehaald worden wanneer de maatregel vervallen is en de betreffende hulpverlener weer in zijn bevoegdheden hersteld is. 4 Wenselijkheid Europese zwarte lijst Op het eerste gezicht lijkt een Europese openbare zwarte lijst, indien deze voldoet aan de in de vorige paragraaf genoemde waarborgen, een goede bijdrage te kunnen leveren om het probleem van onbevoegde hulpverleners die de uitoefening van hun werkzaamheden in een andere lidstaat voortzetten tegen 28

RGD Magazine nr 1

wetgevingsbesluit. [42] Zoals reeds gesteld in paragraaf 3, vormt de plaatsing op een Europese zwarte lijst een inbreuk op het recht op privacy zoals neergelegd in artikel 8 EVRM. Er zal een afweging plaats moeten vinden tussen het publieke belang van bescherming van de Europese patiënt tegenover het fundamentele recht op privacy van de hulpverlener zoals neergelegd in artikel 8 EVRM. Een dergelijke afweging dient te geschieden aan de hand van een proportionaliteitstoets en een subsidiariteitstoets.[43] De gegevensverwerking dient in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Een inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan


zowel materiele als immateriële schade teweegbrengen. Een openbare lijst die de gehele (Europese) samenleving bereikt kan grote gevolgen hebben. De kans op een baan in de toekomst, ook buiten de medische sector, kan aanzienlijk worden verkleind. Het is immers voor iedere toekomstige werkgever duidelijk dat er ooit een beroepsnorm is geschonden. Door deze verstrekkende gevolgen kan het gevoel ontstaan dat het tuchtrecht een soort sanctierecht is, terwijl het doel van het tuchtrecht niet het bestraffen van fouten is, maar het bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening.[44] De publicatie zou als een bijkomende sanctie kunnen worden ervaren, terwijl de tuchtrechter terughoudend wordt met het opleggen van maatregelen doordat de impact zo groot is. Dit was destijds ook een van de kritiekpunten bij de publicatie van niet-beroepsbeperkende maatregelen op de Nederlandse zwarte lijst.[45] Voorstelbaar is dat deze bezwaren ook spelen bij de invoering van een lijst in Europese context. Voorts speelt er in Europa de vrees dat een zwarte lijst teveel het karakter van naming and

Inspiratie voor de werking van een dergelijk systeem kan gevonden worden bij het Nederlandse waarschuwingssysteem in de detailhandel. Dit register wordt beheerd door de Stichting Fraude Aanpak detailhandel en wordt door werkgevers in de detailhandel gebruikt om frauderende werknemers te rapporten. Zodra een nieuwe werknemer solliciteert, kan de werkgever met behulp van een aantal gegevens van de sollicitant een zoekactie uitvoeren in het systeem.[47] Hoewel dit systeem op nationaal en niet op Europees niveau functioneert, kan er met dit voorbeeld aangetoond worden dat een waarschuwingssysteem een goede oplossing is en bovendien minder ingrijpend is dan een openbare Europese zwarte lijst. Doordat de informatie alleen terecht komt bij potentiële werkgevers is de schending van de privacy aanzienlijk kleiner. Dit geldt eveneens voor het Europese waarschuwingsmechanisme, waarbij de informatie rechtstreeks bij de registratieautoriteiten terecht komt. Deze autoriteiten zijn de aangewezen instantie om de inschrijving van een disfunctionerende beroepsbeoefenaar te

bare lijst zou als een n worden ervaren.“ shaming heeft.[46] Dit gaat het doel van de bescherming van de patiënt te buiten. Toch zou er, net als bij de invoering van de Nederlandse zwarte lijst, betoogd kunnen worden dat het grote publieke belang van bescherming van de patiënt opweegt tegen de schending van de persoonlijke levenssfeer van de beroepsbeoefenaar. Het kan echter niet met zekerheid gezegd worden dat er geen minder ingrijpend middel bestaat om het probleem op te lossen. Het is derhalve niet zeker of de Europese openbare zwarte lijst de subsidiariteitstoets kan doorstaan. Het Europees waarschuwingssysteem, zoals dat in 2016 in werking wordt gesteld, is een minder ingrijpend middel waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt.

weigeren. Op deze manier blijft de patiënt beschermd en wordt tegelijkertijd de privacy van de individuele hulpverlener gerespecteerd. Bij de werking van dit systeem in de detailhandel kan wel een kanttekening geplaatst worden. In 2007 is uit een onderzoek door het College Bescherming Persoonsgegevens gebleken dat er niet altijd een proportionaliteitstoets wordt uitgevoerd zodat werknemers die gefraudeerd hebben met een verwaarloosbaar bedrag ook op de lijst terecht komen[48], terwijl het voor een plaatsing op de lijst om fraude van betekenis dient te gaan.[49] Ook in de Verenigde Staten wordt er met een besloten waarschuwingssysteem gewerkt: de National Practitioner Data RGD Magazine nr 1

29


Base (hierna: NPDB). Dit systeem is ingesteld op basis van de Health Care Quality Improvement Act van 1986.[50] Het doel van de NPDB is vergelijkbaar met de doelen van de Europese zwarte lijst en het Europese waarschuwingssysteem: zorgen dat onbevoegde beroepsbeoefenaren hun werkzaamheden niet in een andere Staat voortzetten.[51] Onder andere betalingen die gedaan zijn naar aanleiding van (vermeend) disfunctioneren en acties die tot een bevoegdheidsbeperking hebben geleid dienen te worden gemeld in dit register.[52] De NPDB is op aanvraag toegankelijk voor registratieautoriteiten, werkgevers en advocaten die een actie wegens disfunctioneren jegens een bepaalde hulpverlener heeft ingediend. [53] Zorginstellingen zijn verplicht iedere solliciterende beroepsbeoefenaar op te zoeken in deze databank. Ook worden zij geacht iedere twee jaar te controleren of de bij hen werkzame hulpverleners in de NPDB opgenomen zijn.[54] Door de beperkte toegankelijkheid van deze databank wordt, net als bij het waarschuwingsregister in de detailhandel, de privacy beter gewaarborgd dan bij een openbare zwarte lijst. Dit voorbeeld wijst uit dat een dergelijk systeem ook in de gezondheidszorg kan werken. Nadelen van het gebruik van dit systeem in de Verenigde Staten zijn zorgen over reputatieschade en het gebruik van vertrouwelijke informatie. [55] Daarnaast worden alle betalingen van schadevergoeding gerapporteerd, ongeacht of er daadwerkelijk een beroepsfout is gemaakt.[56] 5 Praktische haalbaarheid Europese zwarte lijst Naast de wenselijkheid van een Europese openbare zwarte lijst speelt ook de praktische haalbaarheid ervan een rol bij de beantwoording van de vraag of dit een goede oplossing is om te voorkomen dat disfunctionerende artsen hun beroep zelfstandig blijven uitoefenen. Omdat er binnen de Europese Unie verschillen bestaan tussen de diverse culturen en rechtssystemen zal een Europese zwarte lijst vergaande harmonisatie vergen. Het zal niet eenvoudig zijn om overeenstemming te bereiken omtrent de vraag welke personen en maatregelen openbaar gemaakt dienen te worden. Dit probleem 30

RGD Magazine nr 1

kan geïllustreerd worden aan de hand van de Ierse abortuswetgeving. In Ierland kan het uitvoeren van een abortus leiden tot een beroepsverbod,[57] terwijl deze ingreep in Nederland onder omstandigheden is toegestaan.[58] Een rigide toepassing van de Europese zwarte lijst zal het gevolg hebben dat een Ierse arts die om deze reden een beroepsverbod opgelegd heeft gekregen ook in Nederland niet zou mogen werken. Dergelijke situaties brengen met zich mee dat er van geval tot geval bekeken moet worden of een opgelegde maatregel in de ontvangende lidstaat overgenomen dient te worden. Naast verschillen in het tuchtrecht bestaan er tevens verschillen in de registratiesystemen van de lidstaten. Een blik op de bestaande registratiesystemen in enkele Europese landen wijst uit dat Nederland ogenschijnlijk het enige land is dat een openbare lijst met beroepsbeoefenaren aan wie een maatregel is opgelegd hanteert. Enkele landen, waaronder Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, kennen een openbaar register met beroepsbeoefenaren.[59] Het Deense register, bijgehouden door de Danish Health and Medicine Authority, kent een zoekfunctie: er kan gezocht worden op naam, geboortedatum, registratiennummer of beroep. Het register bevat openbaar beschikbare informatie betreffende verscherpt toezicht, bevelen tot veranderingen in de beroepsuitoefening en beperkingen in de registratie. Op de website van de Danish Health and Medicine Authority wordt voorts uitdrukkelijk vermeld dat niet al deze informatie openbaar is.[60] In het Verenigd Koninkrijk wordt het register van beroepsbeoefenaren bijgehouden door de General Medical Council. De registratiestatus van iedere hulpverlener die op of na oktober 2005 ingeschreven was, is op deze lijst te vinden. Er kan gezocht worden op naam en registratienummer. Ook informatie met betrekking tot de bevoegdheid van een hulpverlener in de periode van oktober 2005 tot heden is in dit register te vinden.[61] België en Duitsland kennen in het geheel geen openbaar register waarin patiënten de bevoegdheid van een beroepsbeoefenaar kunnen controleren. Zoals gezegd kent geen van deze landen een openbare lijst met disfunctionerende hulpverleners.


Nederland lijkt hierin voorop te lopen. Uit het voorgaande overzicht blijkt dat niet alle Europese landen een met het BIG-register vergelijkbaar openbaar registratiesysteem kennen. Het is aannemelijk dat een Europese openbare zwarte lijst voor deze landen een te grote stap is. Een laatste kanttekening met betrekking tot de praktische haalbaarheid van de Europese openbare zwarte lijst kan gevonden worden in de verschillen tussen de privacywetgeving binnen Europa. Sommige landen, waaronder Duitsland, kennen een relatief strikte privacywetgeving waardoor het publiceren van de namen van disfunctionerende hulpverleners bemoeilijkt wordt.[62] Soortgelijke problemen spelen ook bij de Europese zwarte lijst voor luchtvaartmaatschappijen die in 2006 is opgesteld door de Europese Commissie. [63] Op deze openbare lijst worden alle luchtvaartmaatschappijen geplaatst die in verband met de veiligheid niet van en naar de Europese Unie mogen vliegen.[64] Zoals gezegd verschillen de tuchtrechtsystemen in de diverse lidstaten van elkaar. Dit geldt ook voor de veiligheidscontroles voor luchtvaartmaatschappijen. Evenals bij disfunctionerende hulpverleners, vinden de controles in de lidstaten zelf plaats.[65] De Europese Commissie heeft dit ondervangen door een lijst met algemene criteria op te stellen. Vervolgens wordt er aan de hand van de omstandigheden van het geval bekeken op de luchtvaartmaatschappij een verbod krijgt in de hele Europese Gemeenschap.[66] Of het opstellen van algemene criteria ook een uitkomst is voor een eventuele Europese zwarte lijst moet nog worden bezien. In ieder geval is het aan te raden dat er in een dergelijk geval altijd rekening gehouden wordt met de omstandigheden van het geval. 6 Effectiviteit Europese zwarte lijst Uit het bovenstaande blijkt dat er vraagtekens gezet kunnen worden bij de wenselijkheid en de haalbaarheid van een Europese openbare lijst. In deze paragraaf zal ten slotte de effectiviteit van een dergelijke lijst kritisch beschouwd worden. Een nadere blik op het eerder aangehaalde voorbeeld van ex-neuroloog Jansen Steur

maakt duidelijk dat een Europese zwarte lijst niet in alle gevallen de gewenste bescherming zal kunnen bieden. De exneuroloog zou niet op de lijst terecht gekomen zijn, omdat hij zich in 2009 heeft laten uitschrijven uit het BIG-register. Toentertijd is er geen tuchtprocedure tegen hem aangespannen.[67] Een maatregel opgelegd door de strafrechter of de tuchtrechter is echter een voorwaarde voor een plaatsing op de Europese zwarte lijst. Zodoende biedt de lijst geen bescherming tegen disfunctionerende beroepsbeoefenaren die zichzelf uitschrijven. Bovendien kan een openbare zwarte lijst alleen de beoogde bescherming bieden indien iedere patiënt de lijst daadwerkelijk raadpleegt. Dit is niet waarschijnlijk. Zo zijn er niet veel Nederlandse patiënten die het BIGregister raadplegen voordat zij zich tot een arts wenden, ervan uitgaande dat zij op de hoogte zijn van deze mogelijkheid. Bovendien is het tuchtrecht, vanwege de aard ervan[68], voor een leek moeilijk te begrijpen. Voor de patiënten die een openbare lijst met opgelegde maatregelen bekijken zal het niet eenvoudig zijn deze maatregelen juist te interpreteren. Een openbare lijst met maatregelen opgelegd in verschillende landen met verschillende tuchtrechtsystemen vormt hierbij een complicerende factor. 7 Alternatieven voor de Europese zwarte lijst Uit het bovenstaande blijkt dat het niet eenvoudig zal zijn om een openbare zwarte lijst met disfunctionerende hulpverleners in te voeren. Zo dient de wetgeving van veel lidstaten aangepast te worden om te komen tot een inzichtelijk, alomvattend systeem. Er zal vergaande harmonisatie nodig zijn om dit te realiseren. Het is de vraag of dat haalbaar, maar ook wenselijk en effectief is. Daarom verdient het aanbeveling om naar andere oplossingen te kijken. 7.1 Bilaterale afspraken en een Europees waarschuwingssysteem Het Europees waarschuwingssysteem tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zoals dat per 2016 ingevoerd wordt vormt een goed alternatief voor de Europese openbare zwarte lijst. Via het Europese waarschuwingsmechanisme komt de informatie direct bij de bevoegde RGD Magazine nr 1

31


“België en Duitsland kennen in het geheel geen een openbare lijst met disfunctionerende hulpverleners. “ autoriteiten van de lidstaten terecht. Deze autoriteiten bezitten de expertise die vereist is om te kunnen beoordelen of een opgelegde maatregel in hun eigen land overgenomen dient te worden en welke waarde daaraan gehecht zal moeten worden.[69] De patiënt hoeft dan niet zelf uit te zoeken of zijn arts bevoegd is. Bovendien is een dergelijk systeem minder ingrijpend voor de individuele beroepsbeoefenaar dan een openbare zwarte lijst. Ten slotte is voor de invoering van het Europese waarschuwingssysteem geen ingrijpende harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten vereist waardoor deze manier om het probleem op te lossen voor veel landen de voorkeur zal hebben. Hierbij kan gedacht worden aan de lidstaten die (vooralsnog) geen openbaar register met beroepsbeoefenaren kennen of de lidstaten die een strenge privacywetgeving hanteren. De bilaterale afspraken die minister Schippers met een aantal landen heeft gemaakt[70] vormen tevens een alternatief voor de Europese openbare zwarte lijst. Door middel van het maken van bilaterale afspraken kan er beter rekening gehouden worden met de verschillende systemen van tuchtrecht en strafrecht en de registratie van beroepsbeoefenaren in de diverse lidstaten, omdat er met ieder land afzonderlijk specifieke afspraken gemaakt worden. Het maken van bilaterale afspraken gaat echter ook 32

RGD Magazine nr 1

met veel moeilijkheden gepaard. Het is tijdrovend en de variëteit aan afspraken die ontstaat, kan voor verwarring en rechtsonzekerheid zorgen. Daarom moeten bilaterale afspraken vooral gezien worden als tussenoplossing, in afwachting van de inwerkingtreding van het waarschuwingssysteem. 7.2 Verantwoordelijkheden werkgever In het voorgaande is steeds gesproken over de verantwoordelijkheden van de overheid om te voorkomen dat disfunctionerende beroepsbeoefenaren hun werkzaamheden elders in Europa voortzetten. Hierbij is echter ook een belangrijke rol weggelegd voor werkgevers. Er mag van hen verwacht worden dat zij de bevoegdheid van sollicitanten nagaan.[71] De raden van bestuur van zorginstellingen hebben immers ook een belangrijke rol bij het waarborgen van de veiligheid van hun patiënten. Zo bestaat er naar Nederlands recht bijvoorbeeld een beperkte onderzoeksplicht voor de werkgever. Deze dient na te gaan of een sollicitant voldoende gekwalificeerd is voor de functie.[72] Dit betekent dat hij onder andere na zal moeten gaan of de hulpverlener nog bevoegd is om zijn beroep uit te oefenen. Het is mogelijk om, na toestemming van de sollicitant, een onderzoek in te stellen naar alle facetten uit diens verleden die van invloed kunnen


zijn op de uitoefening van het beroep.[73] Aan beroepsbeoefenaren kan derhalve gevraagd worden naar tuchtmaatregelen uit het verleden. Zorginstellingen hebben de kennis in huis om te kunnen beoordelen welke waarde een opgelegde tuchtmaatregel heeft en of dit met zich meebrengt dat een sollicitant ongeschikt is voor de functie. Onder omstandigheden mag een toekomstige werkgever vragen naar het strafrechtelijke verleden van een kandidaat. Dit is slechts toegestaan indien het van belang is voor de uit te oefenen werkzaamheden.[74] In verband met de soms zeer ingrijpende handelingen in de levenssfeer die hulpverleners in de uitoefening van hun werkzaamheden verrichten is het goed verdedigbaar dat een werkgever naar het strafrechtelijke verleden van een sollicitant vraagt. Ook is het naar Europees recht toegestaan om een verklaring van goed gedrag te vragen.[75] Zorgaanbieders kunnen op verschillende manieren aan hun onderzoeksplicht voldoen. Zij kunnen zich tot de registratieautoriteiten in hun eigen land te wenden om te controleren of de sollicitant nog bevoegd is. Als de sollicitant uit het buitenland komt dient er contact opgenomen te worden met de registratieautoriteiten aldaar. Bovendien verdient het aanbeveling om naar de vorige werkgever te bellen voor referenties, ook – misschien juist – als deze zich in het buitenland bevindt. Een telefoontje naar de Nederlandse werkgever van Jansen Steur had voor zijn Duitse werkgever waardevolle informatie kunnen opleveren. Zelfs een simpele zoekopdracht op het internet kan in sommige gevallen het een en ander naar

voren brengen. Uiteraard kan een openbare zwarte lijst deze onderzoeksplicht gemakkelijker maken voor de werkgever. Zo kan hij immers snel zien of een sollicitant bevoegd is. De invoering van het waarschuwingssysteem in 2016 maakt de onderzoeksplicht eveneens eenvoudiger. Doordat de registratieautoriteiten maatregelen die in hun lidstaten tegen beroepsbeoefenaren worden genomen direct aan elkaar melden, hoeft de werkgever alleen nog contact op te nemen met de registratieautoriteiten in zijn eigen lidstaat.

[1] Richtliijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (,,de IMI- Verordening), (Pb EU 2013, L 354/132). [2] Richtlijn 2013/55/EU, overweging 4. [3] Art. 1 lid 3 sub k, art. 4 bis, art. 4 ter, art. 4 quinquies en art. 7 lid 4 Richtlijn 2013/55/EU. [4] Art. 56 bis Richtlijn 20315/55/EU. [5] Met het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Finland, Ierland, Slovenië en Noorwegen is een proactieve informatie-uitwisseling afgesproken. Met Denemarken, Estland, Oostenrijk, Polen en Letland is afgesproken dat er informatie-uitwisseling plaatsvindt indien een beroepsbeoefenaar migreert. België en Duitsland hebben nationale contactpunten ingesteld in respectievelijk Brussel en Berlijn. Kamerstukken II 2013/14, 21501-31, 341, p. 6. [6] Kamerstukken II 2013/14, 21501-31, 341, p. 6. [7] Aanhangsel Handelingen II 2008/09, 3102,

p. 6540 en Aanhangsel Handelingen II 2010/11, 2029, p. 2 en Dutch Government’s response to the Green Paper “Modernising the Professional Qualifications Directive, COM (2011) 367 final. p. 11. [8] Kamerstukken II 2013/14, 21501-31, 341, p. 3 en p. 7 en Handelingen II 2013/14, 103, item 5, p. 1. [9] Zo is bijvoorbeeld gebleken dat ex-neuroloog Jansen Steur zijn bevoegdheid heeft aangetoond door verouderde documenten te tonen aan zijn nieuwe werkgever. Zijn nieuwe werkgever is hier akkoord mee gegaan, terwijl dergelijke documenten slechts beperkt geldig zijn, in de meeste lidstaten is de geldigheidsduur 3 maanden. Kamerstukken II 2012/13, 31016, 37, p. 8. [10] Een andere bekende zaak is de zaak van Nick Reijnen. Volkskrant.nl,www. v o l k s k r a n t . n l / v k /n l / 2 6 6 4 / N i e u w s /a r t i c l e / detail/3379469/2013/01/18/Omstreden-artsEmmen-werkte-bij-Heilbronn.dhtml (31 mei 2015). Overigens is Reijnen op 13 mei 2014 door de Rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken voor het toebrengen van lichamelijk letsel aan een patiënte. Rechtbank Noord-Nederland 13 mei

8 Conclusie Alles afwegende lijkt het Nederlandse voorstel tot een Europese zwarte lijst is onwenselijk, onhaalbaar en ineffectief. Er zijn voldoende alternatieven beschikbaar om de Europese patiënt te beschermen tegen disfunctionerende hulpverleners. Met de invoering van het Europese waarschuwingssysteem in 2016 wordt een goede stap gezet om dit doel te bereiken. Als de registratieautoriteiten direct op de hoogte worden gesteld van de onbevoegdheid van een beroepsbeoefenaar, zullen zij diens registratie weigeren. Het is niet duidelijk wat de meerwaarde van een Europese openbare zwarte lijst is in combinatie met een dergelijk waarschuwingssysteem. De patiënt is er niet bij gebaat en de plaatsing op een Europese openbare zwarte lijst vormt een te grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken hulpverlener. De verantwoordelijkheid van de bescherming van de patiënt dient dan ook te blijven liggen bij de zorgaanbieders en de registratieautoriteiten.

RGD Magazine nr 1

33


2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:2384, TvGR 2014, p. 514-520.. Ook de zaak Joop Peperkamp is veelvuldig in de media aan bod gekomen. Bbc.com,www.bbc.com/ news/uk-england-nottinghamshire-22345888 (31 mei 2015). [11] Rapport Externe Onderzoekscommissie MST, En waar was de patiënt..? Rapport over het (dis)functioneren van een medisch specialist en zijn omgeving, Medisch Spectrum Twente 1 september 2009, p. 7 en p. 31. [12] Demonitor.ncrv.nl, http://demonitor. n c r v.nl/fo u te - d o k te rs/ta n da r ts-me t-b r itsberoepsverbod 31mei 2015)en Handelingen II 2013/14, 103, item 5. [13] M.A.J.M. Buijsen, ‘Zwarte lijsten in de gezondheidszorg – vergeet de waarborgen niet!’, NJB 2009, p. 1508-1511 en D.Y.A. van Meersbergen, ‘KNMG: de ene zwarte lijst is de andere niet’, Medisch Contact 2009, p. 1224. [14] Bigregister.nl, www.bigregister.nl/doc/ pdf/20150518_Lijst%20maatregelen%20wet%20 BIG_35746.pdf (31 mei 2015). [15]. Bigregister.nl, www.bigregister.nl/doc/ pdf/20150518_Lijst%20maatregelen%20wet%20 BIG_35746.pdf (31 mei 2015). [16] Art. 9 jo. art 11 Wet BIG jo. art. 5 lid 2 onder b Registratiebesluit BIG. [17] Stb. 1995, 558, p. 6-7. Hier werd al gesproken over het openbaar maken van deze gegevens, omdat dit belangrijk zou zijn voor patiënten. Later werd besloten dat dit niet alleen in weekbladen zou geschieden, maar ook op het internet. Stb. 2009, 337, p. 3. [18] Stb. 2011, 568. Zie art. 9 lid 2 Wet BIG. [19] Stb. 2011, 568. Zie art. 9 lid 1 onder b en c jo. art. 11 Wet BIG. [20] Kamerstukken II 2011/12, 33000 XVI, 168, p. 3. [21] Bigregister.nl, www.bigregister.nl/en/ (31 mei 2015). [22] Kamerstukken II 2013/14, 21501-31, 341, p. 6. [23] Art. 73 lid 1 onder b Wet BIG. [24] Art. 50 lid 1 Wet BIG. Bij de toepassing van deze regel zal het voornamelijk gaan om gewijzigde opvattingen, waardoor de betreffende maatregel nu niet meer zal worden opgelegd. Daarnaast kan een dergelijk besluit genomen worden indien de betreffende beroepsbeoefenaar zich zo gedraagt dat het niet meer waarschijnlijk is dat hij dezelfde fouten opnieuw zal begaan. Kamerstukken II 1985/86, 19522, 3, p. 78 en p. 117-118 (MvT). Uit het tweede lid van art. 50 Wet BIG volgt dat het herstel van bevoegdheden ook onder voorwaarden kan geschieden. Als betrokkene zich niet aan deze voorwaarden houdt kan bij koninklijk besluit worden bepaald dat de ingetrokken maatregel weer van kracht wordt. [25] WP 65 (11118/02/final). [26] Artikel 29 Richtlijn 95/46 EG. [27] WP 65 (11118/02/final), p. 2. [28] WP 65 (11118/02/final), p. 3. [29] Richtlijn 2005/36/EG van het Europees parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, (Pb EU 2005, L 255/22). [30] Parliamentary Questions 24 September 2010, E-7533/2010, OJ C 243 E, 20/08/2011. [31] COM (2011) 367 final. [32] Dutch Government’s response to the Green Paper “Modernising the Professional Qualifications Directive, COM (2011) 367, p. 11. [33] Richtliijn 2013/55/EU, overweging 29. [34] Verordening (EG) Nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, (PbEG 2001, L 8/1). [35] Art. 9 lid 6 sub f jo. art. 10 lid 5 Verordening 45/2001/EG. [36] Art. 1 lid 2 jo. art. 41 Verordening 45/2001/EG. [37] Art. 4 lid 1 onder a Verordening 45/2001/EG. [38] Art. 4 lid 1 onder b Verordening 45/2001/EG. [39] Art. 4 lid 1 onder c Verordening 45/2001/EG. [40] Art. 4 lid 1 onder d Verordening 45/2001/EG. [41] Art. 4 lid 1 onder e Verordening 45/2001/EG. [42] Art. 5 onder a Verordening 45/2001/EG. [43] Art. 8 lid 2 EVRM. [44] Kamerstukken II 1985/86, 19522, 3, p. 64 (MvT). [45] S. Broersen, ‘Openbaarmaking beinvloedt tuchtrechter’ (intverview H. Hermans), Medisch Contact 2010, p. 2236. [46] Kamerstukken II 2011/12, 21501-31, nr. 262, p. 8. [47] Stichtingfad.nl, www.stichtingfad.nl/ stichting-fad/ (31 mei 2015) en www.stichtingfad. nl/waarschuwingsregister/ (31 mei 2015).

34

RGD Magazine nr 1

[48] Rapport College Bescherming Persoonsgegevens, Zwarte lijsten detailhandel. De werking van drie Incidentenregisters en het Waarschuwingsregister van de Stichting Fraude Aanpak Detailhandel, Den Haag: juli 2007, p. 16-17. [49] Stichting Fraude Aanpak Detailhandel, Protocol Zwarte Lijst FAD 2014, 5.2 onder 6, p. 7.fad.nl. [50] 42 U.S. Code Chapter 117 en 45 CFR paragraph 60. 1. [51] 42 U.S. Code Chapter 117, paragraph 11101, onder 2. [52] 45 CFR paragraph 60.5 onder a jo. 45 CFR paragraph 60.7 en 45 CFR paragraph 60.5 onder d jo. 45 CFR paragraph 60.11. [53] 45 CFR paragraph 60.13. [54] 45 CFR paragraph 60.12 onder a. [55] S.L. Horner, ‘The Health Care Quality Improvement Act of 1986: Its History, Provisions, Applications and Implications’, American Journal of Law and Medicine Vol. XVI, no. 4, 1990, p. 457. [56] D. Illich, ‘NPDB-HIPDB 101: An Introduction to the Natinal Practitioner Data Bank and the Healthcare Integrity and Protection Data Bank’, The Journal for Nurse Practittioners, p. 397-403. [57] In beginsel zijn abortus en het assisteren daarbij niet toegestaan naar Iers recht. Art. 58 en art. 59 Offences Against The Person Act, 1861. Op grond van de Protection of Life During Pregnancy Act, 2013 kan er een uitzondering gemaakt worden indien de zwangerschap een bedreiging vormt voor het leven van de zwangere vrouw. [58] Wet Afbreking Zwangerschap van 1 mei 1981. [59] Sundhedsstyrelsen.dk, http:// sundhedsstyrelsen.dk/en/ds/opslagautreg.aspx (31 mei 2015). [60] Sundhedsstyrelsen.dk, http:// sundhedsstyrelsen.dk/en/registration/onlineregister-registered-health-professionals (31 mei 2015). [61] Gmc.uk.org,http://www.gmc-uk.org/doctors/ register/LRMP.asp (31 mei 2015). [62] Duitsland kent een lange traditie van privacywetgeving. De Duitse grondwet kent diverse bepalingen die betrekking hebben op privacy. Voorbeelden zijn art. 10 van de Grundgesetz waarin het briefgeheim beschermd wordt en art. 13 Grundgesetz dat het huisrecht beschermt. In 2008 heeft het Bundesverfassungsgericht een nieuw grondrecht op integriteit en vertrouwelijkheid van informatiesystemen aangenomen. BVerfG 27 februari 2008 (Online Durchsuchung), ECLI:DE:BVerfG:2008:rs20080227.1BvR037007. Bondskanselier Merkel zet zich ook in voor betere privacybescherming in Europa. Bbc.com, www. bbc.com/news/world-europe-26210053 (31mei 2015). [63] Art. 3 en art. 9 Verordening 2111/2005 EG. [64] Art. 1 lid 1 onder a jo. Art. 3 Verordening 2111/2005 EG. [65] Art. art. 3 lid 3 Verordening 2111/2005 EG. [66] Art. 3 lid 2 Verordening 2111/2005 EgGen bijlage bij Verordening 2111/2005 EG. [67] Inmiddels heeft een dergelijke procedure, evenals een strafrechtelijke procedure, wel plaatsgevonden. Het regionale tuchtcollege in Zwolle bepaalde dat Jansen Steur zich nooit meer mag inschrijven als arts Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 20 december 2013, ECLI:NL:TGZRZWO:2013:66. De rechtbank heeft Jansen Steur in de tegen hem ingestelde strafzaak veroordeeld tot 3 jaren gevangenisstraf. Rechtbank Overijssel 11 februari 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:646, NJFS 2014/79. Momenteel wordt de zaak behandeld in hoger beroep. E wordt een gevangenis van 6 jaren geëist. Nrc.nl, www.nrc.nl/nieuws/2015/05/20/exneuroloog-jansen-steur-hoort-zes-jaar-tegenzich-eisen-in-hoger-beroep/ (31 mei 2015). [68] Kamerstukken II 1985/86, 19522, 3, p. 64. [69] KNMG, brief aan minister Schippers van 15 maart 2011, p. 1. [70] Kamerstukken II 2013/14, 21501-31, 341, p. 6. [71] KNMG, position paper 7 maart 2013, p. 2 en Kamerstukken II 2013/14, 21501-31, 341, p. 8. [72] C.J. Loonstra & W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata, Den Haag: Boom juridische uitgevers 2010, p. 80. [73] Loonstra & Zondag 2010, p. 83. [74] R.F. Kötter, “Verzwijging strafrechtelijk verleden. Wie zwijgt die blijft?”, Arbeidsrecht 5-2013, p. 7. [75] Art. 50 lid 1 en Bijlage VII lid 1 onder d, Richtlijn 2005/36 EG. ECLI:DE:BVerfG:2008:rs20080227.1BvR037007. Bondskanselier Merkel zet zich ook in voor betere privacybescherming in Europa. Bbc.com, www. bbc.com/news/world-europe-26210053 (31mei 2015).


verdieping

Verenigingstuchtrecht voor logopedisten AndrĂŠ den Exter en Olga Floris

Volgens de wet BIG vallen logopedisten onder de zogenaamde artikel 34 beroepen, hetgeen inhoudt dat zij - anders dan de artikel 3 beroepen - niet onder het wettelijk, maar het verenigingstuchtrecht vallen. Logopedisten die aangesloten zijn bij de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Fionatrie (NVLF) vallen daarmee onder het intern tuchtrecht. Het College van Toezicht op de naleving van de beroepscode voor logopedisten (hierna het College) is het orgaan van de NVLF dat klachten over leden van de NVLF behandelt en beoordeelt. Indien het College de klacht gegrond verklaart dan kan het de aangeklaagde een sanctie opleggen. Beroepscode Het College toetst aan de gedragsregels zoals opgesteld door de beroepsgroep. Deze regels staan in de ‘Beroepscode voor Logopedisten’. De Beroepscode geeft een nadere invulling van de wet- en regelgeving voor logopedisten. Tevens geeft de beroepsgroep met de Code aan dat logopedisten tot een speciale groep

behoren met eigen normen voor het gedrag, met een eigen traditie en eigen groepsbewustzijn. De Beroepscode als toetsingsnorm heeft als oogmerk de kwaliteit van de beroepsuitoefening te waarborgen en te bewaken. De bepalingen van de Beroepscode (2013) volgen de wettelijke bepalingen van de Wet op de Geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) omtrent de beroepsuitoefening (goed hulpverlenerschap), behandelrelatie (informatie, toestemming, dossiervorming, geheimhoudingsplicht, etc.), als ook het verbod op eenzijdige opzegging van de behandelrelatie door de hulpverlener, behoudens gewichtige reden. Daarnaast bevat de Beroepscode een bepaling omtrent collegialiteit (respecteren professionele opvattingen betrokken collega-logopedist, elkaar aanspreken op een mogelijke schending van de Code), de inschakeling van stagiaires, en regels rond het bedrijven van publiciteit. Hoewel de Beroepscode en daarmee het interne tuchtrecht bindend is voor logopedisten aangesloten bij de NVLF, RGD Magazine nr 1

35


kunnen ook niet-leden logopedisten de uitoefening van hun beroep laten toetsen door het College. Een en ander onder de voorwaarde dat zij zich conformeren aan de uitspraak. De hoorzitting De procedure bij het College wordt aanhangig gemaakt via een klaagschrift van de klager, dan wel diens vertegenwoordiger. Wanneer de klacht ontvankelijk is, wordt de beklaagde logopedist een schriftelijke reactie, het verweerschrift, gevraagd. Vervolgens worden klager en beklaagde opgeroepen

met redenen omkleed. Tevens kan het College sancties opleggen, waaronder: een waarschuwing, schorsing van het lidmaatschap van de vereniging voor maximaal vijf jaar, publicatie van de overtreding met sanctie, al dan niet met vermelding van persoonsgegevens. Daarnaast kan het College het NVLFbestuur adviseren om een sanctie toe te passen, waaronder de onvoorwaardelijke ontzetting uit het lidmaatschap. Uitspraken van het College zijn niet vatbaar voor beroep, maar het staat partijen vrij, los van de tuchtrechtelijke route, eventuele juridische stappen te

“Binnen de beroepsgroep is spr omtrent omgangsvormen en pr te verschijnen voor een hoorzitting op een door het College te bepalen datum. Hoewel partijen zich tijdens de zitting kunnen laten vertegenwoordigen is dit niet verplicht. Het College bestaat uit 4 ledenlogopedist werkzaam in de verschillende sectoren (vrije sector, verpleeghuis-, en onderwijssector), en wordt voorgezeten door een onafhankelijk jurist, die optreedt als voorzitter. Het College wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris, eveneens jurist. Tijdens de zitting worden partijen door het College bevraagd over de voorliggende kwestie, en worden partijen in de gelegenheid gesteld over en weer te reageren. Vervolgens wordt de zitting geschorst en beraadt het College zich over de klacht en over een mogelijke uitkomst. Partijen worden schriftelijk geïnformeerd over de uitkomst van de hoorzitting en het beraad. Het oordeel van het College luidt een gehele of gedeeltelijke gegrondof ongegrondverklaring van de klacht, 36

RGD Magazine nr 1

ondernemen. Voordelen van deze tuchtrechtlijke procedure zijn: de korte termijn waarbinnen de klacht wordt afgehandeld (max. 6 weken); de procedure is kostenloos, klager is geen griffiegeld verschuldigd, en vertegenwoordiging door een raadsman is niet noodzakelijk. Desondanks blijkt uit de praktijk dat met name de beklaagde zich laat bijstaan door een jurist, dan wel een collegalogopedist. Klachten: meer dan alleen gebrekkige communicatie Wat betreft de aard van de klachten signaleert het College in de opeenvolgende jaarverslagen een beperkte toename van het aantal klachten (12 in 2014), waarvan een beperkt deel betrekking heeft op vermeende onheuse bejegening van de patiënt door de hulpverlener. In toenemende mate is er tevens sprake van klachten over schendingen van het beroepsgeheim


verdieping

(onderwijssector), en gebrekkige dossiervorming. Daarnaast wordt het College regelmatig geconfronteerd met klachten over de eenzijdige opzegging van de behandelingsovereenkomst, o.a. wegens betalingsachterstand of het niet betalen van de rekening. Ook het in rekening brengen van een ‘noshow’ tarief is een bron van klachten. Het aantal klachten dat betrekking heeft op logopedisch-technisch handelen is over langere tijd nagenoeg stabiel. Globaal wordt ca. de helft van het aantal ontvankelijke klachten gegrond verklaard.

tevens aandacht moeten worden besteed aan de betekenis van de beroepsnormen. Overigens lenen niet alle uitspraken van het College lenen zich voor publicatie. Het betreft een bijkomende sanctie, en wordt alleen opgelegd indien er een logopedisch, dus kwaliteitsbelang mee gediend is. Als regel worden uitspraken geanonimiseerd. Slechts in een enkel geval wordt daarvan afgeweken. Na de eenzijdige opzegging van de behandelingsovereenkomst door de logopedist zonder een gewichtige reden, weigerde de hulpverlener te verschijnen voor het College. Voor het College diende

rake van een kennishiaat rofessionele gedragsnormen.“ Kennishiaat en consequenties Wat het College vooral zorgen baart – ondanks het beperkt aantal klachten – is de gebrekkige kennis van beklaagden omtrent elementaire beroepsnormen. Handen af van ‘lastige’ kinderen is kennelijk geen universele norm, evenals het zwijgen over de testresultaten tegenover leerklachten, en het niet vermengen van een professionele en amoureuze relatie met de patient. De uiteenlopende reacties na publicatie van de betreffende uitspraak in het verenigingsblad, bevestigen het beeld dat er binnen de beroepsgroep sprake is van een kennishiaat omtrent omgangsvormen en professionele gedragsnormen. Hier wreekt zich het beperkt aantal contacturen ‘Ethiek en Recht’ in de opleiding. Weliswaar worden vanuit de NVLF periodieke bijen nascholingsbijeenkomsten georganiseerd, maar daarin zou naast de logopedisch-technische innovaties

publicatie van de niet geanonimiseerde uitspraak een publiek belang. Tevens werden de verwijzers op de hoogte gesteld. In een recente casus heeft het College een logopedist voorgedragen voor volledige ontzetting uit het verenigingslidmaatschap omdat niet alleen was gebleken van tekortkomingen in de organisatie van de beroepsuitoefening, maar ook van het schromelijk tekortschieten in methodisch logopedisch handelen. Hierbij toonde verweerder geen zelfinzicht, zodat niet aangenomen kon worden dat verweerder door scholing of ontwikkeling wel tot een professionele beroepsuitoefening zou kunnen komen. Zo bezien kan toetsing aan de beroepsnormen tevens consequenties hebben voor de bedrijfsvoering van de logopediepraktijk, aangezien NVLF-lidmaatschap veelal geldt als randvoorwaarde voor contractering door de zorgverzekeraar. RGD Magazine nr 1

37


Uitbreiding reikwijdte tuchtnorm ten aanzien van privégedragingen Caroline van der Kolk-Heinsbroek is sinds 2011 werkzaam als advocaat bij Holla advocaten. Zij heeft naast Nederlands Recht, met als afronding de master ‘Recht van de Gezondheidszorg’, Geneeskunde gestudeerd aan de EUR. Caroline heeft zich van meet af aan gespecialiseerd in gezondheidsrecht en houdt zich in de dagelijkse praktijk onder andere bezig met het medisch tuchtrecht. In dit artikel beschrijft ze een belangrijke verandering binnen het tuchtrecht: de tuchtnorm voor artsen. Mogen artsen ook tuchtrechtelijk aangesproken worden voor privégedragingen? Een spannend en interessant onderwerp!

Inleiding De medische tuchtprocedure neemt een steeds belangrijkere positie in. Dit is onder meer af te leiden uit het feit dat het aantal tuchtzaken de laatste jaren aanzienlijk is gestegen. Vergelijken we het aantal tuchtzaken die in 2006 zijn aangemeld bij de tuchtcolleges met het aantal zaken die zijn aangemeld in 2014, dan zien we een toename van 20%. Dat de tuchtprocedure een steeds belangrijker positie inneemt blijkt ook uit het feit dat de overheid in 2012 heeft besloten de opgelegde maatregelen te openbaren in het BIG-register met uitzondering van de maatregel ‘waarschuwing’. Daarnaast wordt er ook steeds meer gekozen om uitspraken openbaar te maken in dagbladen. Ten slotte blijkt de steeds belangrijker wordende positie uit de wens van de minister van VWS om strenger op te treden tegen 38

RGD Magazine nr 1

beroepsbeoefenaren. In dat verband zien we ook dat tuchtcolleges de laatste jaren meerdere malen privégedragingen van beroepsbeoefenaren onder de reikwijdte van de tuchtnorm hebben laten vallen. Om die reden is dan ook in het wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG[1] opgenomen om wat betreft artikel 47 lid 1 sub b aansluiting te zoeken bij de formulering van de tuchtnorm in bijvoorbeeld de Advocatenwet. In artikel 46 van de Advocatenwet is namelijk opgenomen dat advocaten aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten (..) ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dit houdt onder meer in dat een advocaat zich zodanig dient te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn


verdieping Caroline van der Kolk-Heinsbroek Advocaat bij Holla advocaten

eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad. Ook niet-beroepsmatige gedragingen van de advocaat kunnen zijn functioneren raken. In het nieuwe voorstel van artikel 47 lid 1 sub b Wet BIG wordt eenzelfde soort bepaling opgenomen. Met de voorgestelde nieuwe tuchtnorm kan ten aanzien van beroepsbeoefenaren in het zware regime (artikel 3) een tuchtmaatregel worden opgelegd indien deze zich niet gedragen als een behoorlijke beroepsbeoefenaar. Hoe artikel 47 lid 1 sub b Wet BIG gewijzigd dient te worden, naar de mening van de minister van VWS, komt later in dit artikel aan de orde. In dit artikel zal ik tevens een aantal uitspraken van de tuchtcolleges de revue laten passeren waarin privéhandelingen van een beroepsbeoefenaar reeds onder de reikwijdte van de huidige tuchtnorm werden geschaard.

Huidige tuchtnorm Zoals eerder opgemerkt zijn de tuchtnormen opgenomen in artikel 47 lid 1 Wet BIG. Dit artikel bepaalt dat de in het BIG-register ingeschreven arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige of verpleegkundige onderworpen is aan tuchtrechtspraak ter zake van: a. enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van: 1 °: degene, met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand verleent of zijn bijstand is ingeroepen; 2 °: degene die, in nood v e r k e r e n d e , bijstand met betrekking tot zijn gezondheids­toestand behoeft; 3°: de naaste betrekkingen van de onder RGD Magazine nr 1

39


1° en sub 2° bedoelde personen; b: enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg. Door de huidige formulering van de tuchtnormen in artikel 47 Wet BIG kan het tuchtrecht in principe niet worden gebruikt om de beroepsbeoefenaar aan te spreken op privégedragingen. Echter, de laatste jaren is door de tuchtrechter meerdere malen geoordeeld dat onder de vlag van de tweede tuchtnorm ook het verrichten van handelingen in de privésfeer kan vallen, voor zover dit handelen onverenigbaar is met de zorgvuldige beroepsuitoefening.[2] Dat de tuchtcolleges zelf ook nog niet op één lijn zitten ten aanzien van de vraag of privéhandelingen kunnen worden

IGZ verweet de arts dat hij de tweede tuchtnorm had geschonden zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 sub b Wet BIG, vanwege het feit dat de arts zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord en voor opzettelijke brandstichting waarbij levensgevaar voor een ander te duchten was. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle oordeelde in zijn beslissing van 15 november 2013 dat de IGZ niet-ontvankelijk was omdat het handelen van de arts niet was begaan in de hoedanigheid van beroepsbeoefenaar. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle merkte ten aanzien daarvan op dat “bij de invoering van de Wet BIG er bewust voor is gekozen handelen waarbij de betrokkene niet de hoedanigheid van BIG-geregistreerd beroepsbeoefenaar had, anders dan in het voordien geldende

“meerdere malen is geoordeel kunnen worden geschaard ond geschaard onder de tweede tuchtnorm, blijkt onder andere uit de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle van 15 november 2013[3] en de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 12 februari 2015[4]. Het ging in deze tuchtprocedures om een arts die in juli 2003 door twee drugsverslaafden een aanslag had laten plegen op zijn ex-vrouw, door haar met benzine te laten overgieten en in brand te laten steken. Door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is op 27 mei 2013 een spoedklacht ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. De 40

RGD Magazine nr 1

medisch tuchtrecht uit 1928, niet onder het bereik van het tuchtrecht te brengen.” Daarnaast merkte het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle in zijn beslissing op dat: “anders dan in de onderhavige procedure bij het tuchtcollege, bestaat een procedure bij het college van medisch toezicht die uitsluitend de Inspectie aanhangig kan maken, de mogelijkheid om te laten beoordelen of verweerder al dan niet geschikt moet worden geacht tot de uitoefening van het beroep van arts, in welk verband opdracht kan worden gegeven hem psychiatrisch te onderzoeken op zijn actuele psychische gesteldheid.” Tegen deze beslissing is de IGZ in hoger beroep gegaan. Het Centraal


verdieping

tuchtcollege voor de Gezondheidszorg oordeelde - in tegenstelling tot het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle - dat de tweede tuchtnorm een ruimere strekking heeft. De onderbouwing hiervan is als volgt: “De strekking van het wettelijk tuchtrecht is erop gericht het vertrouwen van de samenleving in de beroepsuitoefening van degenen die aan het tuchtrecht in de gezondheidszorg zijn onderworpen, te versterken en te borgen. In het onderhavige geval is door het handelen van de arts dat vertrouwen in zijn handelen in de hoedanigheid van arts wezenlijk aangetast. Daarom brengt een redelijke uitleg van de tweede tuchtnorm en met name van de woorden ‘in die hoedanigheid’ mee dat deze norm in dit geval waarin niet in de uitoefening van die hoedanigheid is gehandeld van

interpretatie hebben gegeven aan de strekking van de tweede tuchtnorm. Een andere uitspraak waarin het handelen in de privésfeer door een beroepsbeoefenaar onder de tweede tuchtnorm werd geschaard, is de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven van 2 december 2014.[5] Het ging in deze zaak om een ervaren verpleegkundige die in de privésfeer grensoverschrijdend gedrag had vertoond bij een minderjarige verstandelijk gehandicapte jongen die aan hem was toevertrouwd. De verpleegkundige had daardoor misbruik gemaakt van de zeer afhankelijke positie waarin die jongen verkeerde. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven oordeelde in deze zaak dat de

ld dat privéhandelingen der de tweede tuchtnorm“ overeenkomstige toepassing is, zodat de arts ook tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor dat handelen.” De klacht van de IGZ is door het Centraal tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gegrond verklaard, maar gezien de strafrechtelijke veroordeling, de reeds verstreken tijd en het feit dat de arts in detentie een resocialisatieprogramma gericht op hervatten van zijn werkzaamheden als arts heeft gevolgd, achtte het Centraal tuchtcollege voor de Gezondheidszorg het opleggen van de verzochte maatregel, doorhaling in het BIG-register, in de gegeven omstandigheden disproportioneel. Uit voornoemde uitspraken blijkt wel dat deze tuchtcolleges ieder een eigen

verpleegkundige: “door de verstandelijk en lichamelijk gehandicapte jongen van de instelling te helpen met zwemmen, handelingen verrichtte op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Bij deze activiteit is ervaring en kennis van gespecialiseerd verpleegkundige wel haast onontbeerlijk. De activiteit is dan ook verricht in de functie van vrijwilliger van de instelling.” Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven oordeelde dat onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat de verpleegkundige in de hoedanigheid van gespecialiseerd verpleegkundige heeft gehandeld, althans dat er voldoende verband is tussen het handelen en de hoedanigheid RGD Magazine nr 1

41


van de verpleegkundige. “Dat er gedeeltelijk sprake is van handelen in de privésfeer doet daaraan in dit geval niets af”, aldus het college. Tot slot breng ik nog graag de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle van 20 maart van dit jaar[6] onder uw aandacht. Het ging in deze zaak om een psychiater die in de periode 2007-2009 meer dan 60.000 kinderpornografische afbeeldingen en films heeft gedownload en in bezit heeft gehad. Ook in deze zaak werd het verweer gevoerd dat het handelen in de privésfeer heeft plaatsgevonden en niet in de hoedanigheid van BIG-geregistreerd arts/psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle heeft daarover opgemerkt dat: “het vertrouwen dat de maatschappij moet kunnen stellen in BIGgeregistreerde beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in het algemeen, en in dit geval in de psychiater als verlener van psychiatrische gezondheidszorg, wezenlijk is aangetast door het gedrag waarvoor verweerder strafrechtelijk is veroordeeld. Tegen deze achtergrond is het handelen van hem niet los te zien van zijn hoedanigheid van BIG-geregistreerd beroepsbeoefenaar en is er voorts dus sprake van voldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg.” Ook in dit geval achtte het college de IGZ ontvankelijk in haar klacht. In deze uitspraak lijkt aansluiting gezocht te zijn bij hetgeen het Centraal Tuchtcollege heeft overwogen in zijn uitspraak van 12 februari 2015, gezien de overeenkomstige bewoordingen: “vertrouwen … wezenlijk aangetast”.[7] Toekomstige(?) tuchtnorm De voornoemde uitspraken zijn niet de enige uitspraken waarin privéhandelingen onder de tweede tuchtnorm zijn geschaard. Door de toename van zaken waarin privéhandelingen door de verschillende tuchtcolleges onder de tweede tuchtnorm zijn geschaard en de thans blijvende discussie of het de bedoeling is geweest van de wetgever om deze handelingen aan het tuchtrecht 42

RGD Magazine nr 1

te onderwerpen, is het begrijpelijk dat de minister het voornemen heeft geuit om de tuchtnormen aan te passen. De minister van VWS wil artikel 47 lid 1 sub b aanpassen in die zin dat ook het tuchtrecht van toepassing moet kunnen zijn op handelingen die de BIGgeregistreerde niet in de hoedanigheid van geregistreerde heeft verricht. Zij heeft hierbij aangegeven dat het dan gaat om handelen of nalaten dat een beroepsbeoefenaar niet betaamt. Artikel 47 zal, indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, als volgt gewijzigd worden: 1. In het eerste lid wordt in de aanhef van onderdeel a, “hij” vervangen door: die beroepsbeoefenaar. 2. Het eerste lid, onderdeel b komt te luiden: b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten: 1°. in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg; 2°. in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. 3. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende: huidtherapeut. 4. In het vierde lid wordt “schorsing of doorhaling” vervangen door: doorhaling. [8] Indien de voorgestelde wijziging zal worden doorgevoerd zal dat mijns inziens hoogstwaarschijnlijk leiden tot een verdere stijging van het aantal zaken waarin het handelen in de privésfeer van de beroepsbeoefenaar centraal staat. Of dit daadwerkelijk zal gaan gebeuren dienen we nog even af te wachten. Holla Advocaten is onder andere gespecialiseerd in het Gezondheidsrecht. De sectie gezondheidsrecht van Holla bestaat uit 4 advocaten en Rolinka Wijne (medewerker van het wetenschappelijk bureau). Wij adviseren onder andere beroepsbeoefenaren, instellingen en verzekeraars ten aanzien van de geneeskundige


verdieping

“De wetswijziging zal een stijging veroorzaken van zaken die gaan om handelen in privésfeer“ behandelingsovereenkomst, de wet BIG, het medisch tuchtrecht, de Wet bescherming persoonsgegevens, het klachtrecht, de Wet Bopz, de Zorgverzekeringswet, de Wlz, de overeenkomsten met zorgverzekeraars, maatschapsovereenkomsten en overeenkomsten in het kader van het op te richten medisch specialistisch bedrijf.

Daarnaast hebben wij natuurlijk de ontwikkelingen omtrent de Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg (Wkkgz) nauwlettend in de gaten gehouden. Holla advocaten biedt daarnaast de mogelijkheid tot het lopen van een specifieke gezondheidsrechtelijke stage. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met C.vanderkolk@holla.nl.

[1] Wetsvoorstel modernisering tuchtrecht wet BIG consultatieversie 23-09-2015, p.48. [2] CTG 12 februari 2015, EVLI:NL:TGZCTG:2015:56; RTG Eindhoven 2 december 2014, ECLI:NL:TGZREIN:2014:102; RTG Zwolle 20 maart 2015, ECLI:NL:TGZRZWO:2015:32; RTG ‘s-Gravenhage 29 oktober 2013, ECLI:NL:TGZRSGR:2013:25; RTG Eindhoven 8 januari 2014, ECLI:NL:TGZREIN:2014:5 en RTG Groningen 8 juli 2014 ECLI:NL:TGZRGRO:2014:21. [3] RTG Zwolle 15 november 2013, ECLI:NL:TGZRZWO:2013:52. [4] CTG 12 februari 2015, EVLI:NL:TGZCTG:2015:56. [5] RTG Eindhoven 2 december 2014, ECLI:NL:TGZREIN:2014:102. [6] RTG Zwolle 20 maart 2015, ECLI:NL:TGZRZWO:2015:32. [7] CTG 12 februari 2015, EVLI:NL:TGZCTG:2015:56. [8] Wetsvoorstel modernisering tuchtrecht wet BIG consultatieversie 23-09-2015, p.7-8. RGD Magazine nr 1

43


Juristen bij het Erasmus M

Dubbelinterview met Cynthia Verh

Cynthia Verhagen is letselschadejurist bij het Erasmus MC. Na haar studie rechten in Rotterdam heeft zij bij verschillende verzekeringsmaatschappijen gewerkt als letselschadebehandelaar. Sinds 2008 is zij werkzaam in het ziekenhuis. Anne-Marleen is na haar studie rechten in Leiden begonnen als advocaat. Tegenwoordig werkt zij als advocaat in loondienst bij het Erasmus MC. Zij houdt zich onder andere bezig met tuchtrecht. Mevrouw Verhagen, u bent letselschade足 specialist bij het Erasmus MC. Wat heeft u gedaan tijdens uw studie en hoe bent u in het Erasmus MC terecht gekomen? C: Ik heb rechten gestudeerd in Rotterdam. Ik ben in 1992 civielrechtelijk afgestudeerd. Dat is inmiddels een tijdje geleden. Ik heb vier jaar gedaan over mijn gehele studie. Daarna ben ik begonnen bij een verzekeringsmaatschappij als letselschadebehandelaar. Ik hield me bezig met letselschades in brede zin, dus bijvoorbeeld met ongelukken op de werkvloer. Daar kwam ik ook in aanraking 44

RGD Magazine nr 1

met de medische aansprakelijkheid. Op het moment dat in een ziekenhuis iets verkeerd ging met letselschade als gevolg kwam dat op mijn bordje. Dat wekte mijn interesse in medische aansprakelijkheid en letsel. Ik heb ook nog een tijdje gewerkt voor een verzekeraar speciaal gericht op ziekenhuizen en ziekenhuisaansprakelijkheid. En alweer vanaf 2008 werk ik hier in het Erasmus MC. En hoe is uw route naar het Erasmus MC geweest, mevrouw Den Hertog? AM: Ik heb in Leiden civielrecht en bedrijfsrecht gestudeerd. In 2001 ben ik afgestudeerd, waarna ik ben begonnen als advocaat-stagiaire bij Houthoff Buruma in Rotterdam. Tijdens mijn advocaat-stage ben ik begonnen bij de sectie aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, waar ik vooral een procespraktijk had. Na anderhalf jaar ben ik overgestapt naar de sectie vastgoed. Dat was ook een procespraktijk, met name gericht op huurrecht. In 2008 zag ik een vacature bij het Erasmus MC. Het sloot niet voor 100% aan bij


interview

MC

hagen en Anne-Marleen den Hertog tekst: Laurens van Wijck

wat ik tot dan toe had gedaan en mijn werkervaring. Het leek me wel erg leuk om voor een organisatie als het Erasmus MC te werken, dus ging ik er voor. Waarom was u uitgekeken op advocatuur? AM: De advocatuur is meer gericht op de korte termijn. Je hebt verschillende cliënten die je een tijdje bijstaat als advocaat. Na het einde van een zaak verlies je de cliënt uit het oog en weet je niet meer hoe het geschil ervoor staat na de uitspraak van de rechter. Nu, bij het Erasmus MC, ben je veel meer betrokken bij de organisatie en de cliënten. Ook kunnen we bij het Erasmus MC in een eerder stadium invloed uitoefenen op de wijze hoe men reageert op een conflict. Daarbij lag het commerciële karakter van de advocatuur mij minder. Dat commerciële karakter is minder aan de orde bij een publiekrechtelijke instelling als het Erasmus MC. Wat voor zaken behandelt u bij het Erasmus MC? AM: Ik houd mij met veel verschillende

zaken bezig. Ik begeleid bijvoorbeeld bestuursrechtelijke zaken en met een collega doe ik ook de tuchtzaken. Af en toe procedeer ik ook namens het Erasmus MC in de rechtbank in civiele zaken. Ik sta namelijk nog steeds ingeschreven als advocaat. Ik probeer mijn werkzaamheden te beperken tot mijn specialismen, maar bij een organisatie als het Erasmus MC komen zoveel verschillende soorten zaken voorbij dat je niet kan voorkomen dat je veel verschillende geschillen behandelt. Als ik maandag op mijn werk kom kan er dus een verscheidenheid aan zaken op mijn bureau liggen. Een voorbeeld van een civiele procedure is dat het Erasmus MC een product krijgt geleverd dat het niet doet, bijvoorbeeld een CT-scanner. In tuchtzaken gaat het vaak om dokters of verpleegkundigen die betrokken zijn geweest bij een behandeling die mis is gegaan. Daarnaast zit ik met mijn collega Verhagen nog in de medisch-ethische toetsingscommissie. Als juristen kijken wij naar medisch wetenschappelijke onderzoeken met mensen. Wij toetsen RGD Magazine nr 1

45


onder meer of de belangen van de patiënt goed genoeg zijn gewaarborgd en of de verzekeringen kloppen. Daarnaast zorgen we ervoor dat de testresultaten ook door onderzoekers van het Erasmus MC mogen worden gepubliceerd. De commissie toetst studies aan de voorkant. Voor de studie start kijken wij naar medische risico’s en hoe patiënten daarover worden voorgelicht. Bij fase 1 studies zijn die risico’s voor patiënten vaak moeilijk in te schatten. Wij beoordelen dan met name of de patiënt eerlijk is ingelicht en of hij op basis van de informatie die hij krijgt, kan begrijpen dat er risico’s aan deze trials zitten. De patiënt moet begrijpen dat hij zelf er in principe weinig mee op zou kunnen schieten. Hij moet in de studie willen participeren om de wetenschap verder te helpen. Ondanks

de

goede

voorlichting

het geval kan zijn. Wij letten daar als ethische commissie goed op. Dit kan anders zijn bij trials waarbij bijvoorbeeld de werking van medicijnen wordt onderzocht bij een grote groep gezonde vrijwilligers. In kranten zie je soms advertenties daarvoor langskomen. Deze studies kennen vaak een hogere vergoeding. En wat ligt er op een typische maandag op uw bureau, mevrouw Verhagen? C: Ik houd mij veel bezig met dossiers waarbij een standpunt moet worden ingenomen over eventuele aansprakelijkheid van het ziekenhuis. Ik beoordeel dus aansprakelijkheid van het Erasmus MC en de zorgverleners. Een patiënt kan bijvoorbeeld claimen dat er bij een operatie een fout is gemaakt en dat hij daardoor schade heeft geleden. Het Erasmus MC

“meerdere malen is geoordeeld kunnen worden geschaard ond gaat het natuurlijk wel eens fout en komt er een claim van de patiënt. C: Ja, de claims komen dan vaak op mijn bureau te liggen. Bij de meeste medische trials is een proefpersonenverzekering afgesloten. Als het mis gaat met een proefpersoon zal deze een beroep kunnen doen op de proefpersonenverzekering en zal in overleg met de verzekeraar worden bekeken of de schade kan worden vergoed. Dus het eventuele risico op schade zit niet verdisconteerd in de vergoeding voor de proefpersoon? C: Het is niet de bedoeling dat proefpersonen aan een trial participeren vanwege financieel gewin, zeker niet bij studies met een hoog risico zoals dat bij fase 1 en fase 2 studies

46

RGD Magazine nr 1

behandelt deze claims ook ziekenhuizen die laten behandelen door behandelaars bij

intern. Er zijn deze claims letselschade­ verzekeraars.

Ziet u dat de aard en de hoeveelheid van de klachten door de tijd verandert? C: Patiënten hebben tegenwoordig steeds makkelijker toegang tot medische informatie en informatie over hun rechten. Het aantal claims is niet zo sterk veranderd door de tijd. De aard van de claims en de volhardendheid van de claimanten is wel veranderd. Waar vroeger mensen wel eens na een uitleg over de misgelopen behandeling en een excuus hun claims lieten rusten, komt men nu vaker op de claim terug om toch die schadevergoeding te


interview krijgen. De omvang van de schade is ook toegenomen. Dat komt onder meer omdat de overheid minder kosten voor zijn rekening neemt. Uitkeringen en werkloosheidsverzekeringen worden steeds minder. Mensen belanden eerder in de bijstand. Daardoor lopen bijvoorbeeld misgelopen inkomsten door een medische fout sneller op en zullen patiënten een hogere schadevergoeding krijgen. Als jurist binnen een ziekenhuis lijkt mij dat je best betrokken bent bij de zaak. Je zal toch een oordeel moeten vellen over de fout van een collega van je. Dat is anders dan wanneer een externe advocaat een zaak behandelt. Hoe gaat u daarmee om? C: Het is onze taak kritisch naar het functioneren van een arts te kijken. De andere kant is dat wij ook in het ziekenhuis werken. Ik zie mezelf ook wel als belangbehartiger van de arts.

AM: Nee, zo kun je de situatie niet beschrijven, hoewel je je als interne jurist wel bewust moet zijn en blijven van dat risico. Bij het Erasmus MC werken echter zo’n 12.000 mensen, de organisatie is zo groot dat je de meeste interne cliënten niet kent voordat ze in verband met een klacht of claim langskomen. Het overgrote merendeel van de artsen zien wij niet langskomen op de juridische afdeling en het is ook nog nooit voorgekomen dat tweemaal dezelfde arts langskomt bij een tuchtklacht. Wij zien gelukkig niet zoveel tuchtzaken. C: Afdelingshoofden en eind­ verantwoordelijken zie ik nog wel eens vaker langskomen, maar dat ligt aan hun verantwoordelijkheden en de afspraak dat het afdelingshoofd altijd wordt betrokken bij de afhandeling van een claim. Tweemaal dezelfde arts in schadeclaims is echt een uitzondering.

d dat privéhandelingen der de tweede tuchtnorm“ Maar dat kan je alleen maar zijn als je kritisch luistert naar het verhaal van een arts en de patiënt en kijkt wat de arts daarover in het medisch dossier heeft opgeschreven. Als er echt een fout is gemaakt, heeft ontkennen weinig zin. Fouten komen uiteindelijk toch wel uit. Daar kan je het beste vanaf het begin eerlijk en open over zijn. AM: Het heeft inderdaad geen zin om iets te ontkennen als later duidelijk blijkt dat deze arts en daarmee het ziekenhuis echt aansprakelijk is. Wij zijn er ook voor om aan de arts duidelijk te dat het soms beter is om zijn fout toe te geven. Dus er is geen situatie waarbij de slager zijn eigen vlees keurt?

Het gezondheidsrecht is op het moment in beweging, onder andere door toenemende maatschappelijke en sociale druk en aandacht voor een aantal spraakmakende zaken. Kijken jullie anders tegen klachten en claims aan daardoor? AM: De hoogte van de schade wordt zoveel mogelijk objectief bepaald. Je probeert zo goed mogelijk te waarderen welke financiële gevolgen een eventuele fout heeft voor de betrokken patiënt. De hoogte daarvan is niet onderhevig aan sociale druk. Maar inderdaad is er meer maatschappelijke aandacht voor het tuchtrecht. Het tuchtrecht was vroeger meer gericht op de beroepsgroep, maar is nu meer en meer een onderwerp

RGD Magazine nr 1

47


van maatschappelijke discussie. C: Aandacht voor medische missers is wel van alle tijden. Nu is er op social media en in programma’s als Radar veel aandacht voor medische missers, maar voor jullie tijd (interviewer is 23 lentes jong, red.) waren er ook al tvprogramma’s over ‘wantoestanden’ in ziekenhuizen en medische missers. Heeft u het gevoel dat het tuchtrecht opschuift in de richting van het strafrecht? AM: Er is nu een speciale medische officier van justitie, dus er is zeker meer aandacht voor strafrechtelijke gevolgen van medische fouten. De maatschappij ziet het tuchtrecht wellicht ook meer als mogelijkheid om een zekere (morele) genoegdoening te krijgen. Je moet echter niet onderschatten hoeveel impact een tuchtklacht op een dokter of verpleegkundige heeft. Los van de sanctie voelt een tuchtrechtelijke

gevolgen hebben, maar niettemin is het een incident. Voor de dokter heeft publicatie van een berisping verstrekkende gevolgen terwijl het maar de vraag is of het opleggen van de maatregel en publicatie daarvan de kans op medische fouten verkleint. Overigens heeft de KNMG in een brief aan het ministerie van VWS aangegeven dat deze ontwikkelingen in het tuchtrecht niet wenselijk zijn. U maakt de patiënten en dokters van dichtbij mee. Patiënten en andere mensen kunnen erg geëmotioneerd zijn, bijvoorbeeld na het overlijden van een dierbare. Hoe gaat u daarmee om? C: Het is inderdaad soms lastig om aan patiënten duidelijk te maken dat ondanks hun emoties en ondanks de dood van een dierbare er medisch gezien geen misser is begaan. Maar het

“Het is inderdaad soms lastig dat er medisch gezien geen m klacht als een persoonlijk verwijt. De dokter heeft iets niet goed gedaan. Het tuchtrecht is ook strenger geworden. Er is bijvoorbeeld geopperd dat tuchtcolleges in beginsel een berisping zouden moeten opleggen als een klacht gegrond is. Deze berisping wordt dan vervolgens ook gepubliceerd. Is dat een goede zaak? AM: De publicatie van een berisping kan erg belastend zijn voor de betrokken beroepsbeoefenaar. Hij of zij kan het gevoel krijgen aan de schandpaal genageld te worden, terwijl de meeste tuchtklachten op zichzelf staande situaties zijn met weinig kans op herhaling. De dokter heeft inderdaad een fout begaan en deze fout kan ernstige

48

RGD Magazine nr 1

is niet aan mij om te bepalen wat voor een patiënt of voor nabestaanden het juiste moment is om juridische stappen jegens het ziekenhuis ondernemen. Wij geven zo duidelijk mogelijk aan wat er wel en niet mis is gegaan en wij bieden aan om nog eens rustig met de dokter over de behandeling te praten. Hoe gaat de WKKGZ uw werkzaamheden veranderen? C: Het is nog niet geheel duidelijk wat de implicaties zijn van het nieuwe klachtrecht. De tijd zal moeten uitwijzen hoe het nieuwe klachtrecht zich verhoudt tot de nu bestaande rechtsmiddelen. Ik verwacht geen stijging van het aantal claims. Wat wel zou kunnen is dat via de geschilleninstantie zal worden geprobeerd om een


interview schadevergoeding te krijgen in een klachtprocedure. Nu zijn dat in de meeste gevallen gescheiden trajecten. Is het voor patiënten dan zo’n hoge drempel om naar de rechter te stappen? AM: Ja, zeker als je van mening verschilt over de aansprakelijkheid. Dan komen er veel kosten bij kijken, zoals advocaaten andere proceskosten. Ook moet je je niet vergissen de tijd die in een zaak gaat zitten. Je kan zo een jaar bezig zijn voordat de rechter uitspraak doet. Met name voor kleine schades kan dit een grote drempel zijn. Als het Erasmus MC aansprakelijkheid erkent, krijgen patiënten veelal een vergoeding voor gemaakte proceskosten. De drempel om naar de rechter te gaan is dan lager. C: Wij hopen in dat laatste geval natuurlijk er samen met de patiënt uit te komen. Maar soms komt het voor dat

tuchtzaak wordt er een persoonlijk verwijt aan het adres van de dokter gemaakt en dit verwijt kan in een uiterst geval gevolgen hebben voor de mogelijkheden om in de toekomst zijn beroep uit te oefenen. Dat is voor de dokter een grotere last. U beoordeelt vaak achteraf of er een fout is begaan. Komt het ook voor dat dokters naar u toe gaan met de vraag wat zij in bepaalde situaties moeten doen om niet aansprakelijk te zijn? AM: Dat soort vragen komen wel eens voor. In het Sophia-kinderziekenhuis is er een speciale casuïstiekcommissie die zich buigt over dat soort vragen van dokters. In die commissie zitten naast juristen ook ethici en artsen. Gezamenlijk bespreken we dan de casus en beslissen we bijvoorbeeld of doorbehandelen of andersom, het stopzetten van een behandeling medisch,

g om duidelijk te maken misser is begaan“ we geen overeenstemming bereiken over de hoogte van het schadebedrag. Patiënten en het Erasmus MC moeten dan naar de rechter om over de hoogte een gerechtelijke uitspraak te krijgen. De proceskosten van de patiënt kunnen dan inderdaad voor rekening van het Erasmus MC komen. Maar mede gezien de duur van een rechtszaak hopen we natuurlijk dat een procedure voorkomen kan worden. Een zaak kan dus lang duren. Hoe gaat een dokter om met een claim die tegen hem loopt gedurende een jaar? Is dat een last voor hem? AM: Het Erasmus MC heeft medische aansprakelijkheid verzekerd, zodat de dokter zelf geen financiële consequenties voelt van zijn medische fout. Bij een

ethisch en juridisch door de beugel kan. Heeft u als laatste nog advies voor studenten? C: Wij hebben van de master Gezondheidsrecht regelmatig stagiaires. Die schrijven bijvoorbeeld hun scriptie of doen een meeloopstage. Wij vinden het heel leuk dat te organiseren en over het algemeen vinden de studenten het ook heel interessant. Stage lopen hoeft natuurlijk niet per se in het Erasmus MC. Ook andere ziekenhuizen hebben te maken met juridische problemen. Probeer zoveel mogelijk ervaringen uit de praktijk mee te krijgen zodat je ook na je studie kan kiezen voor iets wat je leuk vindt.

RGD Magazine nr 1

49


Is er leven na de studie? Inge Meuleman startte met de Master Recht van de Gezondheidszorg in het studiejaar 2014-2015. Tijdens dit studiejaar zette zij zich als Voorzitter actief in voor het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut. Nu het einde van de master in zicht is, vertelt zij jullie graag over haar voorbereiding met betrekking tot het leven na de master.

Nu de eerste periode afgelopen is, de nieuwigheid er af is en de boeken voor periode 2 allang weer zijn besteld wordt er langzaamaan nagedacht over het leven na de master. Want welke kant ga jij op, na het behalen van dat felbegeerde papiertje? Het leuke – en tevens het lastige - van deze master vind ik dan ook dat het opleidt tot allround-juristen. Zo kun je natuurlijk een togaberoep gaan uitoefenen, maar ook een functie in de zorgsector zelf gaan vervullen. Aan mij de taak om jullie in dit stuk iets te vertellen over mijn ervaring met betrekking tot het leven na de master.

4 aan. Waar een groot deel van de medestudenten deze periode begonnen met het schrijven van hun scriptie, besloot ik deze periode te gebruiken om stage te lopen. Belangrijk deel van de voorbereiding is immers de eeuwige twijfel tussen het werken in de advocatuur of een zorginstelling/bedrijfsleven weg te kunnen nemen. Tijdens mijn stage heb ik gedurende drie maanden actief mogen meewerken op de juridische afdeling van ziekenhuis de Gelderse Vallei in Ede. Dit heeft ervoor gezorgd dat ik een goed beeld heb gekregen van de dagelijkse werkzaamheden van een jurist in het

“Voordeel van in de zomer sch het feit dat je geen andere vakk Graag had ik jullie dan ook iets verteld over mijn eerste maanden als advocaatstagiair bij een groot advocatenkantoor op de Zuidas of over de pittige vraagstukken waar ik mee te maken kreeg als junior bedrijfsjurist van een zorginstelling. Echter ben ik momenteel nog bezig met de afronding van mijn master, waardoor ik jullie graag iets vertel over mijn voorbereiding. Mijn voorbereiding op het leven na de studie. Na drie blokken vol colleges, papers en tentamens brak eindelijk periode 50

RGD Magazine nr 1

ziekenhuis. In het vorige RGD-magazine vind je een kort verslag over mijn opgedane ervaringen in Ede. Keerzijde van deze planning was het feit dat dit betekende dat ik in de zomer moest gaan beginnen met het schrijven van mijn scriptie. Bij het maken van deze planning schoten natuurlijk de naarste scenario’s door mijn hoofd; literatuur- en jurisprudentie onderzoek doen terwijl je vrienden op het strand liggen of festivals bezoeken, en natuurlijk het vroege opstaan terwijl anderen nog tot minimaal 10 uur in hun bed liggen. Gelukkig kan ik


na je studie

Inge Meuleman

achteraf stellen dat dit allemaal wel mee valt. Voordeel van in de zomer schrijven is natuurlijk het feit dat je geen andere vakken volgt, en je dus volledig vrij bent in het indelen van je week. Dit betekent dat zowel dagjes naar het strand, als uitslapen tot 10:00uur nog mogelijk is; het is immers ook nog niet nodig om stipt 08:00 uur voor de universiteitsbibliotheek te staan. Na een productieve zomer en vele scriptiehoofdstukken verder diende deel 2 van de voorbereiding op het leven na de studie zich alweer aan: het lopen van een studentstage in de advocatuur. De komende zes weken loop ik namelijk stage op zowel de sectie Gezondheidsrecht als Strafrecht van

hrijven is natuurlijk ken volgt� Dommerholt Advocaten te Zwolle. Hoewel ik er nog maar 1 week van deze tweede stage er op heb zitten, kan ik nu al zeggen dat het lopen van deze twee stages bij mij de eeuwige twijfel heeft weggenomen. Naast dat het goed staat op je CV, het duidelijkheid verschaft met betrekking tot de verschillende functies die je kunt vervullen, is een stage tevens een unieke kans om de sfeer bij een bedrijf of instelling te proeven. Dus; klim in die pen of schrijf een goede mail en zorg ervoor dat je goed georiÍnteerd de arbeidsmarkt betreedt in september!

RGD Magazine nr 1

51


Tuchtrecht in de praktijk Tessa Sipkema startte in 2014 met de master Gezondheidsrecht, maakte vorig studiejaar deel uit van het bestuur van het RGDispuut en liep tot voor kort stage bij Holla advocaten. Ze vertelt in dit column over haar werkzaamheden en ervaringen in de praktijk die te maken hebben met het tuchtrecht.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft enige tijd geleden de opdracht gekregen vanuit het ministerie van VWS om krachtiger op te treden. Het aantal medische tuchtzaken is door deze aanpak gestegen en komen onder andere bij Holla Advocaten op de sectie Gezondheidsrecht terecht. Zij staan daarbij voornamelijk aan de zijde van de arts. Dat is precies de reden waarom ik bij Holla Advocaten een stage wilde lopen. Voor het eerst zag ik een compleet medisch dossier. Een dag of twee ben ik bezig geweest de inhoud daarvan enigszins te begrijpen. Na het zoveelste dossier krijg je er handigheid in en herken je bepaalde medische termen. Gelukkig bestaat er zoiets als een

gebeuren. In enkele gevallen procedeert Holla ook namens de patiënt. Dit is met name het geval binnen de letselschadepraktijk. Bijna altijd zijn dit tragische gevallen. Een internist had bijvoorbeeld een darmpoliep bij cliënte gevonden en na nader onderzoek van het – waarschijnlijk verkeerd afgenomen - weefsel bleek het om iets anders te gaan. De poliep werd niet verwijderd en cliënte werd niet geïnformeerd over de ontdekking hiervan. Tevens had de arts niet naar haar ziektegeschiedenis gevraagd. In haar familie kwam darmkanker veel voor. Aan deze ziekte is cliënte een aantal jaar later uiteindelijk ook overleden. Was de poliep destijds verwijderd, dan had het

“Vrijwel alle aspecten die tijdens zijn gekomen, komen ook terug medisch woordenboek. In mijn tweede week kon ik al gelijk aanschuiven bij een zitting bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven. In die zaak ging het over een -overigens uiterst bekwame- plastisch chirurg die een opeenstapeling van fouten maakte op één dag en daarvoor werd berispt.[1] Een verkeerde ingreep, een vloeistoffout, verkeerde nazorg en het niet op tijd informeren van de patiënt en zijn behandelaren leidden tot deze beoordeling. Tijdens de voorbespreking met cliënte merkte ik wat voor impact deze tuchtzaak op haar had. Zij had er dan ook alles aan gedaan zodat deze fouten niet nogmaals op de OK konden 52

RGD Magazine nr 1

levenspad van cliënte er heel anders uitgezien. Er is al een tuchtrechtelijke veroordeling[2]. De arts en het ziekenhuis worden nu gedagvaard voor de schade die cliënte heeft geleden. In deze zaak heb ik een memo geschreven over de mogelijkheid om de QALY-methode als berekeningsmethode voor de smartengeldvergoeding te gebruiken. Ook vragen als ‘Wat is de juridische status van een non-reanimatieverklaring van wilsonbekwame personen?’ en ‘Mag een zorgverzekeraar in zijn contract een bepaald keurmerk als contractsvoorwaarde opnemen?’, kwamen voorbij. Vrijwel alle aspecten


na je studie Tessa Sipkema

die tijdens de master aan bod zijn gekomen, komen ook terug in de praktijk. Mijn dagelijkse bezigheden bestonden voornamelijk uit het schrijven van memo’s, het doorlezen van (medische) dossiers, het bijwonen van zittingen en het maken van samenvattingen voor www. gzr-updates.nl. Hier in het zuiden mochten zelfs de student-stagiaires mee naar de Jonge Balie Biercantus bij Banning Advocaten. Zo zie je je collega’s weer eens op een andere manier (lees: luid en (redelijk) dronken brallend op de tafels). Doordat de gemiddelde leeftijd van de advocaten hier vrij laag ligt, kwamen er ook altijd interessante - en zeker niet geschikt voor kinderen - gespreksonderwerpen aan de lunchtafel en tijdens de vrijdagmiddagborrels voorbij. Conclusie: als je van een beetje treinreizen niet vies bent, raad ik een stage bij

s de master aan bod in de praktijk.” Holla Advocaten in Eindhoven zeker aan! Via de Meesterweek Recruitmentday ben ik in contact gekomen met dit kantoor. Je werkt in een leuk team en leert veel. Tip: neem wel een opblaasbaar nekkussentje mee zodat je de gemiste slaapuurtjes in de trein kan meepakken. [1] RTG Eindhoven 19 oktober ECLI:NL:TGZREIN:2015:83. [2] RTG Eindhoven 13 april ECLI:NL:TGZREIN:2015:34.

2015, 2015,

RGD Magazine nr 1

53


uit de praktijk

Tuchtrechtelijke aansprakelijkheid Mr. J. van der Meer en Mr C. van der Heijden, Advocaten bij KienLegal

Een huisarts die niet tijdig overleg zoekt over afwijkende labuitslagen,[1] een cardioloog die een inschatting geeft over arbeidsongeschiktheid van een patiënt,[2] een arts die zijn ex-vrouw door junks om het leven liet brengen,[3] zomaar een willekeurige greep uit de tuchtrechtuitspraken die wekelijks worden gepubliceerd en die soms ook de landelijke media halen. Onder artsen (en andere beroepsbeoefenaren) bestaat een grote belangstelling voor het medisch tuchtrecht, maar er leven ook veel emoties bij artsen over tuchtrecht. Het medisch tuchtrecht kent twee tuchtnormen aan de hand waarvan wordt bepaald of de beroepsbeoefenaar tuchtrechtelijk aansprakelijk is. Het betreft twee open normen, waaraan invulling wordt gegeven door middel van de stand en mogelijkheden van de wetenschap, relevante wetgeving, regelgeving, normen binnen de beroepsgroep en ethische criteria.[4] Wat beroepsbeoefenaren lastig vinden aan het tuchtrecht is dat het tuchtcollege op grond van artikel 66 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg buiten de gronden van de ingediende klacht kan treden. Als advocaat kun je je niet blindstaren op het tuchtrecht als afzonderlijk rechtsgebied. Weliswaar kunnen tuchtnormen bekeken worden in de enge context van het tuchtrecht, maar feitelijk beslaan de uitspraken aspecten van de dagelijkse praktijkuitvoering. Zo kunnen tuchtklachten niet alleen betrekking hebben op medische fouten of het de aanwezigheid risico’s hierop, maar evenzeer op dossiervoering, praktijkvoering en communicatie met zowel patiënten als familieleden, maar ook de verhouding met 54

RGD Magazine nr 1

collega’s en andere beroepsbeoefenaren. Het beschouwen van tuchtrecht als een afzonderlijke tak van sport is dan ook een onverstandige houding als advocaat. Het is de kracht van een advocaat om een arts binnen deze ‘jungle’ te adviseren, ook als het (nog) niet direct gaat om een tuchtklacht. Denk daarbij aan verplichtingen die moeten zijn gewaarborgd in contracten met zorgverzekeraars of onderlinge samenwerkingsverbanden. Het is de kunst om deze aspecten (waaronder goede dossiervoering, informatieplicht) altijd mee te nemen in advisering en zo goed mogelijk te organiseren waarbij de arts daar zo min mogelijk ‘werk’ aan heeft. Voorkomen is immers beter dan genezen.

[1] CTG 20 augustus 2015, C2014.416. [2] RTG Den Haag, 25 augustus 2015, ECLI:NL:TGRSGR:2015:119. [3] http://nos.nl/artikel/2018911-arts-magdoorwerken-na-aanslag-op-ex-vrouw.html [4] W.R. Kastelein, ‘De relatie tussen civiel medische aansprakelijkheid en tuchtrechtelijk medische aansprakelijkheid, huidige en toekomstige ontwikkelingen’, in: T. Hartlief, W.R. Kastelein & Chr. H. van Dijk (e.a.), Medische aansprakelijkheid. Actuele en toekomstige ontwikkelingen, Den Haag: Sdu Uitgevers 2009, p. 45 en G.A. van Eikema Hommes, ‘Klachtrecht in de gezondheidszorg’, in: P.P.T. Bovend’Eert, L.E. de Groot- van Leeuwen & Th.J.M. Mertens (red.), Het recht om te klagen. Een bijzondere vorm van rechtspleging, Deventer: Kluwer 2011, p. 39.



Het nieuwe ontslagrecht; meer of minder zorg voor de werkgever? Dorien van Straten is na haar studie Nederlands recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam in 2004 als advocaat begonnen. Zij heeft zich gespecialiseerd in het arbeidsrecht. Sinds februari 2014 is zij werkzaam bij Ploum Lodder Princen. Zij heeft ruime ervaring opgedaan in zowel het adviseren als procederen over onder meer (individueel en collectief) ontslag, reorganisaties, concurrentiegeschillen, arbeidsongeschiktheid en medezeggenschap. Daarnaast legt Dorien zich toe op privacy vraagstukken die gerelateerd zijn aan het arbeidsrecht. Binnen Ploum Lodder Princen maakt Dorien deel uit van Team Zorg.

Het zal u niet zijn ontgaan. Sinds 1 juli 2015 staat de arbeidsrechtpraktijk op zijn kop. Het arbeidsrecht is met ingang van die datum drastisch gewijzigd door de invoering van de Wet werk en zekerheid (WWZ). Het doel van deze wet is om bij te dragen aan een fatsoenlijke arbeidsmarkt: flex moet minder flex en vast moet minder vast. Oftewel, werknemers met een tijdelijk contract moeten eerder in aanmerking komen voor een vast contract en voor werkgevers zou het makkelijker en bovenal goedkoper moeten worden om werknemers met een vast dienstverband te ontslaan. Het is de vraag of dit wordt bereikt, zeker wanneer de meest voorkomende ontslaggrond disfunctioneren aan de orde is. In deze bijdrage zal ik de wijzigingen van het ontslagrecht kort aanstippen en nader ingaan op de gevolgen hiervan bij de beëindiging van een arbeidsovereenkomst met een disfunctionerende werknemer. Tot 56

RGD Magazine nr 1

slot zal ik stilstaan bij de vraag of er in geval van een gegronde klacht jegens bijvoorbeeld een arts in loondienst ook sprake kan zijn van een redelijke grond om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Het oude ontslagrecht Onder het oude recht had de werkgever de keuze om in geval van een eenzijdig ontslag van een werknemer – dus niet met wederzijds goedvinden – toestemming voor opzegging te vragen aan het UWV of ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken bij de kantonrechter. De consequenties van deze keuze waren voor de werknemer groot. Indien de werkgever toestemming kreeg van het UWV om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen, had de werknemer in beginsel geen recht op een beëindigingsvergoeding. Het lag dan op de weg van de werknemer om een kennelijk onredelijk ontslagprocedure


uit de praktijk

Dorien van Straten Advocaat bij Ploum Lodder Princen

op te starten om zo alsnog te proberen een schadevergoeding te vorderen. Een dergelijke bodemprocedure was tijdrovend, veelal kostbaar en – als het ontslag al kennelijk onredelijk werd geacht – de schadevergoeding pakte vaak laag uit. Als de werkgever koos voor ontbindings­ procedure bij de kantonrechter werd de kantonrechters­ formule (aantal gewogen dienstjaren x bruto beloning per maand x correctie-factor) toegepast voor het bepalen van de hoogte van de ontbindingsvergoeding. Afhankelijk van de verwijtbaarheid van de reden voor de ontbinding aan de zijde van de werkgever of de werknemer werd de correctiefactor door de kantonrechter naar boven of naar beneden bijgesteld ten opzichte van de neutrale correctiefactor 1. In een dergelijke procedure was de werknemer dus in veel gevallen verzekerd van een veel hogere vergoeding dan in geval van

een ontslagprocedure bij het UWV. Dit onderscheid was aan een leek moeilijk uit te leggen. Het nieuwe ontslagrecht De werkgever heeft onder het nieuwe recht geen keuzemogelijkheid meer. De route voor een ontslag is nu afhankelijk van de ontslaggrond. In geval van een reorganisatie of een beëindiging na twee jaar ziekte is alleen het UWV bevoegd en in alle andere gevallen de kantonrechter, zoals bij een beëindiging wegens disfunctioneren. In beide situaties heeft de werknemer recht op de transitievergoeding, die overigens een stuk lager uitvalt dan de kantonrechtersformule. Zo op het eerste gezicht lijken deze wijzigingen het ontslagrecht eenvoudiger en goedkoper te maken. Maar is dat ook zo als de werkgever een arbeidsovereenkomst wil beëindigen met een werknemer die niet naar behoren functioneert? RGD Magazine nr 1

57


uit de praktijk Disfunctioneren Anders dan voorheen staat nu expliciet in de wet (artikel 7:669 lid 3 sub d BW) dat de werkgever een werknemer (1) tijdig van disfunctioneren in kennis moet stellen, (2) hem in voldoende mate in de gelegenheid moet stellen zijn functioneren te verbeteren en (3) de ongeschiktheid niet het gevolg mag zijn van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer en voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer. Slechts als aan deze voorwaarden door de werkgever is voldaan en de werknemer niet – al dan niet met behulp van scholing – kan worden herplaatst in een andere passende functie, zal de kantonrechter overgaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Als gezegd, heeft de werknemer dan recht op de transitievergoeding. Een werkgever zal zijn dossier dus goed op orde moeten hebben. De werknemer zal een verbetertraject moeten worden aangeboden waarin hem een eerlijke kans wordt geboden zijn functioneren op het gewenste niveau te brengen. Dat was voor 1 juli 2015 toch ook het geval? Dat klopt. Alleen was het toen vaak mogelijk voor een werkgever om de verzochte ontbinding te verkrijgen in situaties waarin het dossier niet volledig op orde was. Kantonrechters redeneerden veelal dat het voor beide partijen toch beter was de arbeidsovereenkomst te ontbinden en compenseerden de tekortkomingen van de werkgever door de correctiefactor naar boven bij te stellen, zodat de werknemer met een hogere ontbindingsvergoeding naar huis ging. Aan deze praktijk is een einde gekomen. In dergelijke situaties zal de verzochte ontbinding nu worden geweigerd. Dit brengt met zich dat – zeker ingeval van disfunctioneren – het ontslag

58

RGD Magazine nr 1

van een werknemer wellicht in veel gevallen goedkoper is geworden, maar allesbehalve makkelijker. In theorie lijkt het niet meer dan redelijk dat van een werkgever mag worden verwacht met de disfunctionerende werknemer een goed verbetertraject te doorlopen, maar in de praktijk blijkt dit een stuk lastiger. Veel leidinggevenden vinden het namelijk erg moeilijk om hun ondergeschikten aan te spreken op hun functioneren met als gevolg dat kritiek wordt afgezwakt in een gesprek, evaluaties worden uitgesteld, etc. Juist om die reden verzorgen wij veel workshops bij grote werkgevers binnen onder meer de zorg om leidinggevenden en HR-medewerkers hierin te trainen. Tuchtrechtelijke klacht en disfunctioneren Het is niet ondenkbaar dat in geval van een tuchtrechtelijke klacht die gegrond wordt verklaard door een Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg er arbeidsrechtelijk sprake is van disfunctioneren. Uiteraard zal afhangen van de ernst en aard van de klacht of de werkgever ook een redelijke grond heeft voor ontslag. Als de klacht in die zin meevalt, zal er meer aan de hand moeten zijn wil een werkgever aannemelijk kunnen maken bij een kantonrechter dat de arts of verpleegkundige ongeschikt is tot het verrichten van arbeid en zal het dossier aan bovengenoemde voorwaarden moeten voldoen. Als de klacht dusdanig ernstig is, dat de zorgverlener uit het BIGregister wordt geschrapt en om die reden zijn beroep niet meer kan uitoefenen, is niet de ontslaggrond disfunctioneren aan de orde, maar zal de werkgever een ontbindingsverzoek kunnen indienen gebaseerd op verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (artikel 7:669 lid 3 sub e BW) of op de zogenaamde restgrond (artikel 7:669 lid 3 sub h BW).


Activiteiten RGDispuut Kennismakingsborrel De eerste borrel van het huidige collegejaar werd georganiseerd op 14 september in het Erasmus Paviljoen. Het was een goede gelegenheid om studiegenootjes te leren kennen. De borrel had een mooie opkomst en het heeft de aftrap gegeven voor zowel informele als informatieve activiteiten komende studiejaar. Hopelijk worden alle borrels net zo gezellig! We hebben er alle vertrouwen in.

RGD Magazine nr 4

59


Activiteiten RGDispuut Bowlen Op woensdag 4 november was het dan zo ver: bowlen! In de eerste borrel was dit al geopperd, en zodoende was het een paar weken later zo ver. De opkomst was erg hoog, wat ontzettend leuk was en een goede motivatie is voor het organiseren van de volgende activiteit. Er ontpopten zich zowaar enkele natuurtalenten (Bo, Daan, Patricia en Gerjan). Helaas waren er ook een aantal die zichtbaar andere talenten hebben (we zullen geen namen noemen). Aansluitend hebben we gezellig geborreld. Daarna wachtte op ons een tafeltje bij ‘De Beren’. Dit blonk niet uit van lekkerheid, maar dat mocht de pret niet drukken. Lang getafeld en uiteindelijk vertrok iedereen, na een super gezellige middag en avond te hebben gehad, naar huis. De volgende informele activiteiten zijn tijdens deze dag al weer geopperd: lichtjesavond in Delft, singlesfeest in Leiden (en nee, dit is niet alleen voor singles, je kunt hier een plaatje/’single’ aanvragen) en carnaval zowel in Breda als in Den Bosch. Genoeg leuke dingen om samen te gaan doen dus! We hopen dat iedereen het erg naar zijn zin heeft gehad en op weer een mooie opkomst bij de volgende activiteit. We vinden het hartstikke leuk als je ons aanspreekt tijdens college of daarbuiten als je nieuwsgierig bent geworden naar meer informele activiteiten die we gezamenlijk zullen ondernemen.

60

RGD Magazine nr 1


RGD Magazine nr 4

61


Activiteiten RGDispuut CV workshop Het RGD organiseerde op 25 september een cv-workshop waar vele handige tips uit zijn voort gevloeid. Het was een erg informatieve middag en zeer zeker aan te raden. We hebben veel tips gekregen over dingen die er vaak door de jaren insluipen en toch eigenlijk niet zo netjes staan. Ook weten we nu precies vanuit welk perspectief we een CV moeten opstellen en nog vele andere do’s and don’ts. Al met al erg geslaagd.

62

RGD Magazine nr 1


RGD Agenda 26

nov

6

jan

22

jan

26 november / Den Haag / Centraal Tuchtcollege Het RGDispuut brengt in november een bezoek aan het Centraal Tuchtcollege. Het medische aansprakelijkheidsrecht staat in de zitting centraal. Er zal een zitting bijgewoond worden van een uroloog die een schorsing van een jaar opgelegd heeft gekregen wegens onzorgvuldig handelen. In hoger beroep vecht hij deze maatregel aan. De feiten van de zaak zullen zo snel mogelijk worden gepubliceerd op de site en Facebook-pagina van het RGDispuut.

6 januari / Rotterdam / Nieuwjaarsborrel Een nieuw jaar is begonnen en dat viert het RGDispuut tijdens de Nieuwjaarsborrel! Tijdens deze avond kun je genieten van enkele hapjes en drankjes en kun je bijpraten over allerlei onderwerpen omtrent de Master Recht van de Gezondheidszorg. We hopen op deze avond buiten de huidige lichting studenten ook een aantal oud studenten en docenten te mogen ontvangen. Heb jij zin in een gezellige avond en ben je ge誰nteresseerd om het nieuwe jaar op een originele en leuke manier in te luiden? Neem je goede voornemens mee en wees erbij!

22 januari / Utrecht / KBS advocaten Maak samen met het RGDispuut kennis met KBS advocaten! KBS advocaten is een middelgroot advocatenkantoor in Utrecht. KBS advocaten is werkzaam voor instellingen, organisaties en individuele beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, verzekeringsmaatschappijen, ondernemingen, maatschappelijke instellingen en particulieren. Tijdens het bezoek wordt actief een casus behandeld en er wordt afgesloten met een gezellige borrel. Heb jij een hands-on mentaliteit en wil jij je netwerk vergroten? Grijp deze kans en meld je snel aan want het aantal plaatsen is beperkt!

Aanmelden kan via activiteiten@rgdispuut.nl RGD Magazine nr 1

63


Gezocht: betrokken studenten Ben jij student van de master Recht van de Gezondheidszorg en wil jij een bijdrage leveren aan dit magazine? Neem dan contact met ons op! We zijn zeer ge誰nteresseerd in geschreven essays en scripties (een samenvatting hiervan) en zijn op zoek naar studenten die willen reageren op een redactiestelling. Ook andere bijdragen zijn van harte welkom! Mail je bijdrage naar redactie@rgdispuut.nl of neem contact met ons op voor meer informatie.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.