MAGAZINE VERENIGINGSBLAD ROT TERDAMS GEZONDHEIDSRECHT DISPUUT JAARGANG 3 NUMMER 2 FEBRUARI 2016
Thema: Wet BOPZ/psychiatrie
Wetgeving over dwang blijft problematisch prof. mr. Johan Legemaate p.24 Gedwongen opname en gedwongen behandeling worden verplichte zorg en onvrijwillige zorg mr. Olga Floris p.30 “Het is maar net of je tegen een witte of een blauwe jas aanloopt.“ Interview met mr. Moniek Niele p.14
In dit nummer
Wetgeving over dwang blijft problematisch 35 Johan Legemaate 24
Gedwongen opname en gedw behandeling worden verplicht en onvrijwillige zorg
Anne Rietveld
42
Na je studie
18 19
REDACTIESTELLING
‘‘Het is logisch dat de Wet BOPZ wordt gesplitst in twee nieuwe wetten’’
ACTUALITEIT
Het laatste nieuws
12
NAAST JE STUDIE
Sanne Boersma
2
RGD Activiteiten
RGD Magazine nr 2
Mw. mr. O.A.M. Floris
34 39 46
INTERVIEW
Mirjam Nieuwendijk VAN DE DOCENTEN
Vakken 2016
UIT DE PRAKTIJK : KIENLEGAL
De onbekwame cliënt
colofon Het RGD Magazine is een uitgave van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut en verschijnt circa vier keer per jaar. Jaargang 3 Aflevering 2 Februari 2016 Hoofdredacteur Jantine de Vries
Dubbelinterview 28 Tineke Stikker 20
54
Van opnamewet tot behandelwet: is het einde nu in zicht?
Eindredactie Jantine de Vries Laurens van Wijck Redactie Andrea van Lent Handan Altun Liesbeth Kwekel Otto Casteleijn Jantine de Vries Vormgeving Otto Casteleijn
wongen te zorg
Mr. Matthijs Gardien en Mr. Dennis Zieren
Website www.rgdispuut.nl Contact redactie@rgdispuut.nl Sponsoring en adverteren: penningmeester@rgdispuut.nl
30
Social media facebook.nl/RGDispuut twitter.com/rgdispuut Aan dit nummer werkten mee: Tineke Stikker, Johan Legemaate, Olga Floris, Moniek Niele, Mirjam Nieuwendijk, Eline Huisman, Sanne Boersma, Anne Rietveld, Martin Buijsen, AndrĂŠ den Exter, Ageeth Klaassen, Nicole Kien, Marc Wiggers, CĂŠcile van der Heijden, Claudia de Geus, Matthijs Gardien, Dennis Zieren
48 Meldplicht datalekken: voorkomen is beter dan melden
RGD Magazine nr 2
3
4
RGD Magazine nr 2
Voorwoord Voor u ligt de tweede editie van RGD magazine van het collegejaar 2015-2016. Wederom een goed gevulde editie. Het thema van dit magazine is de psychiatrie of voor ons als gezondheidsjuristen in spé meer specifiek: de wet BOPZ. Een wet die weinig aan bod komt tijdens de colleges maar wel zeer complex is. Tijdens het vak ‘Encyclopedie van het gezondheidsrecht’ hebben we eenmaal een college gehad van mw. mr. Olga Floris over de wet BOPZ. Een boeiend college, want een interessante wet naar mijn mening. Gedwongen opname en gedwongen behandeling bij mensen die een ‘gevaar’ vormen, dat is een spannend onderwerp. Het staat ver van ons af en voelt ook een beetje eng. Dat kan dus, maar hoe dan en wanneer? De wet is vrij lastig te begrijpen en staat daarnaast op het punt veranderd te worden. Juist daarom een goed onderwerp als thema voor het RGD magazine. Mocht u overigens geïnteresseerd zijn in de psychiatrie, dan kan ik u aanraden eens een museum over de psychiatrie te bezoeken. Hier leert u veel over de geschiedenis van de psychiatrie en wordt getracht u zelf te laten ervaren hoe het is om bijvoorbeeld een psychose te hebben. Een aanrader dus. In deze editie vindt u onder andere twee interviews die we als redactie hebben gehouden met juristen in de praktijk. We langs geweest bij psychiatrisch ziekenhuis en hebben hier met de jurist gesproken over wat zij zoals meemaakt in de psychiatrie. Daarnaast hebben we een advocaat geïnterviewd die bij haar werkzaamheden te maken heeft met BOPZ-zaken.
De inhoudelijke artikelen zijn geschreven door professor Legemaate (Universiteit van Amsterdam), mw. Stikker (GGZ Nederland) en door mw. Floris, de docent waar ik eerder over schreef. Ook staan er verschillende bijdragen van onze sponsors in dit magazine. Dit zijn er een aantal meer dan u in de vorige editie hebt aangetroffen. We zijn namelijk een aantal sponsors rijker. We hebben Loyens en Loeff en van Doorne (beiden advocatenkantoren) mogen verwelkomen als nieuwe sponsoren. We hopen op een mooie samenwerking! Daarnaast hebben we een nieuw redactielid mogen verwelkomen. Liesbeth Kwekel is ons team komen versterken, waar we heel blij mee zijn. Verder in dit magazine zal zij zichzelf voorstellen. Naast het magazine houdt de redactie de website www.rgdispuut.nl up to date. U vindt op onze website regelmatig relevante nieuwsberichten. Ook zijn er op de site essays van studenten te lezen. De activiteitencommissie zal u op de hoogte houden van activiteiten via de website alsook via de facebookpagina (facebook.com/RGDispuut). Verder wil ik u wijzen op onze twitter-account (twitter. com/rgdispuut) waar regelmatig meer nieuwsberichten en interessante tweets verschijnen. De volgende editie van het magazine komt uit in april en zal in het teken staan van het mededingingsrecht. Ik wens u veel leesplezier! Namens de Redactie 2015/2016, Jantine de Vries - Hoofdredacteur
RGD Magazine nr 2
5
Van het bestuur Lieve leden, Voor degenen die het nog niet wisten: Het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut (RGD) is een samenwerkingsverband aangegaan met zowel Loyens & Loeff als Van Doorne! Daar zijn wij natuurlijk ontzettend trots op. Zoals jullie weten, gaan we aan de samenwerking met Loyens & Loeff invulling geven door het organiseren van een tentamentraining voor het vak Organisatie en Bestuur van de Zorg (OBZ). De advocaten van Loyens & Loeff zijn experts op het gebied van het Ondernemingsrecht en zijn dus bij uitstek geschikt om ons de fijne kneepjes van het vak te leren. OBZ staat bekend als een pittig vak en dus lijkt me een tentamentraining meer dan welkom! Wij zullen er zorg voor dragen dat de “trainers� kennis hebben van de precieze inhoud van het vak OBZ, zodat ze de training daarop in kunnen richten. Wil je de training volgen? Dat kan! De aanmeldingen gaan hard, dus geef je snel op. De samenwerking met Van Doorne krijgt een andere invulling. Zeker is dat 6
RGD Magazine nr 2
we een bezoekje zullen gaan brengen aan het mooie pand nabij de Zuidas van Amsterdam. Wanneer de precieze invulling bekend is laten we jullie dit via de gebruikelijke weg weten. Uiteraard kan de studiereis hier niet onvermeld blijven. Het RGD gaat naar het karakteristieke Lissabon! Een stad vol cultuur en sfeer. Het is en blijft een studiereis en dus zullen we ook studiegerelateerde activiteiten ondernemen. Ik kan alvast verklappen dat we een gastcollege zullen volgen aan de plaatselijke universiteit over het Portugese zorgsysteem en dat we een bezoek zullen brengen aan een ziekenhuis in Lissabon. De inschrijvingen voor de reis gingen ontzettend hard. We hebben zelfs nog een aantal plekken bijgeboekt, maar nu zitten we echt vol. We gaan er een studiereis van maken om nooit te vergeten! Sanne Boersma Voorzitter Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut 2015-2016
Uitbreiding redactie
Liesbeth Kwekel Redacteur
Sinds november 2015 maak ik deel uit van de redactie van het RGD Magazine. De afgelopen jaren heb ik naast mijn financieeleconomische baan bij de Rijksoverheid de bachelor Rechtsgeleerdheid aan de EUR gevolgd en ben dit studiejaar begonnen met de master Recht van de Gezondheidszorg. Het redactiewerk zie ik als een mooie gelegenheid om breder met de studie bezig te zijn en ik hoop onder meer met het verhaal van de enthousiaste geĂŻnterviewden bij te dragen aan een juiste indruk van de praktijk en een goede oriĂŤntatie op de toekomst.
Vraag het aan een advocaat Nu het jaar vordert wordt het voor veel studenten tijd om na te denken over de vraag: wat wil ik gaan doen na de studie? Eerst een stage of direct op zoek naar een baan? Er is veel mogelijk: werken bij de overheid, bij zorginstellingen of verzekeraars of natuurlijk de advocatuur. Om studenten tegemoet te komen die meer willen weten over de advocatuur zijn de advocaten van KienLegal bereid alle vragen van studenten hierover te beantwoorden in het RGD magazine. Het gaat dan om vragen over het zijn van advocaat, dus niet om vakinhoudelijke vragen. Dus stuur je vragen naar redactie@rgdispuut.nl zodat wij de vragen door kunnen sturen naar KienLegal. De antwoorden worden gepubliceerd in het volgende magazine.
RGD Magazine nr 2
7
Redactiestelling ‘‘Het is logisch dat de Wet BOPZ wordt gesplitst in twee nieuwe wetten’’
Het is logisch dat de Wet BOPZ wordt gesplitst in twee nieuwe wetten: een voor mensen met een verstandelijke beperking of een geriatrische aandoening (Wet Zorg en Dwang) en een andere wet voor mensen met een psychiatrische aandoening (Wet Verplichte GGZ).
Pro
Contra
Andrea
Jantine
Pro: Ja, het gaat om hele andere groepen patiënten. Mensen met een verstandelijke beperking of bijvoorbeeld dementie zullen namelijk nooit herstellen en zijn zich vaak niet eens bewust van hun aandoening. Ze tonen geen verzet en ‘gevaar’ is niet van toepassing. Dat is bij mensen met een psychiatrische aandoening heel anders. De opname is dan maar tijdelijk en gericht op herstel. Twee verschillende wetten is dus niet meer dan logisch.
8
RGD Magazine nr 2
Contra: Nee, zo vanzelfsprekend is dit niet. Het grote nadeel van het splitsen van de wet BOPZ is dat er veel patiënten zijn die als het ware tussen de wetten in gaan vallen. Zo zijn er mensen met een verstandelijke beperking die te maken hebben met psychiatrische problematiek. Wanneer zij een gedwongen opname nodig hebben kan het zijn dat zowel een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking en een psychiatrisch ziekenhuis beiden menen dat de patiënt niet bij hen opgenomen kan worden. Of wanneer er bij zo’n patiënt bijvoorbeeld een dwangbehandeling nodig is, zit men met hetzelfde probleem. Een wet voor alle groepen, maar meer uitgesplitst zou ook een logisch alternatief zijn geweest.
Actualiteiten LHV vraagt meer aandacht voor zorg aan asielzoekers
In Noord-Nederland zijn medische laboratoria beland in een concurrentiestrijd. Voor patiënten pakt dit gunstig uit; zij zijn daardoor goedkoper uit voor medische controles zoals bloedtesten en röntgenfoto’s. Volgens het Dagblad van het Noorden zijn tientallen huisartsen afgelopen tijd overgestapt naar de nieuwe Stichting Eerstelijns Diagnostiek Nederland (SEDN) en naar nieuwkomer HetHuisartslab. Dit ten koste van het grote huisartsenlaboratorium Certe. De nieuwe laboratoria rekenen lagere prijzen en laten huisartsen zelf bloedprikken. Dit is financieel voordelig voor de praktijk en het gaat niet ten koste van het eigen risico omdat huisartsenzorg vrijgesteld is van het eigenrisicoregime. Volgens huisartsenlaboratorium Certe gaat het ten koste van de kwaliteit van de zorg. Volgens de SEDN voldoen zij echter aan precies dezelfde kwaliteitseisen.
De Landelijke Huisartsen Vereniging wil meer middelen in handen krijgen om asielzoekers te helpen die in Nederlandse gemeenten worden ondergebracht. De huisartsen willen dat het mogelijk wordt gemaakt om gebruik te maken van de tolkentelefoon en zij willen vergoeding voor geleverde zorg. In totaal gaat het om ongeveer tienduizend asielzoekers die allemaal een huisarts nodig hebben. Die is er, maar kan nog niet optimaal zorg verlenen, stelt de LHV. Patiënten die versneld doorstromen naar een gemeente kennen in de meeste gevallen de Nederlandse taal niet en weten ook niet hoe de zorg in Nederland is georganiseerd. Volgens de LHV is het gebruik van de tolkentelefoon essentieel om hen te helpen. Op dit moment wordt de tolkentelefoon voor deze patiënten niet vergoed, terwijl deze wel wordt vergoed in het AZC of in de crisisnoodopvang. De nieuwe inwoners van gemeenten hebben nog geen zorgverzekering. Dat betekent dat huisartsen en andere zorgverleners wél zorg moeten verlenen, zeker wanneer er sprake is van spoedzorg, maar deze niet kunnen declareren. Hierdoor is het bijna onmogelijk om deze mensen te verwijzen of medicijnen voor te schrijven. Het risico is dus reëel dat deze mensen op dit moment niet de zorg krijgen die ze verdienen, aldus de LHV. De LHV heeft een spoedoverleg belegd met de overheid, gemeenten en het COA over deze situatie en verwacht op korte termijn een oplossing.
Bron: nu.nl
Bron: skipr.nl
Laboratoria in concurrentiestrijd
RGD Magazine nr 4 nr 92 RGD Magazine
9
Actualiteiten
Op de hoogte blijven? Bezoek rgdispuut.nl en volg @rgdispuut op twitter
Pgb dreigt onuitvoerbaar te worden De manier waarop het persoonsgebonden budget geregeld wordt in de Zorgverzekeringswet (Zvw), verdeelt de betrokken partijen. Zorgverzekeraars zijn bang dat de wettelijke verankering van de wijkverpleging de regeling onuitvoerbaar zal maken. Belangenvereniging Per Saldo is van mening dat het wetsvoorstel van VWS niet ver genoeg reikt en dat de regels van zorgverzekeraars op dit moment juist belemmerend werken voor het zelf organiseren van zorg. Het wetsvoorstel bepaalt dat zorgverzekeraars ook na dit jaar het Zvw-pgb in hun polissen moeten aanbieden. Tevens biedt het wetsvoorstel de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de hoogte van de vergoeding van zorg en over de voorwaarden waaronder verzekerden hiervoor in aanmerking komen. De wijkverpleging, wat voorheen geregeld was in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, moet overgeheveld worden naar de Zorgverzekeringswet. De Tweede Kamer heeft daarom de regering verzocht het pgb voor de wijkverpleging onder te brengen in de Zvw. In de praktijk ging het al zo, wettelijke verankering ontbrak alleen nog. Het Kamerdebat stond gepland op 20 januari maar gezien het aantal amendementen besloot de Staatssecretaris van VWS het twee weken uit te stellen. Ook ontving de staatssecretaris veel brieven van zowel Zorgverzekeraars Nederland (ZN) als Per Saldo. ZN maakt zich zorgen over drie amendementen waarin staat dat de Zvwpgb grotendeels bij wet geregeld wordt en
10
RGD Magazine nr 2
gemodelleerd dient te worden naar het pgb in andere domeinen, in het bijzonder dat van de langdurige zorg. Dit zou volgens de zorgverzekeraars kunnen leiden tot rechtsongelijkheid tussen verzekerden waardoor de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg in het geding zou zijn, zo schrijven de verzekeraars in hun brief. Staatssecretaris Van Rijn onderschrijft dit in zijn reactie op de amendementen. Per Saldo is van mening dat het wetsvoorstel van VWS onvoldoende waarborg biedt voor een toegankelijk en flexibel pgb. “De ervaringen na 1 jaar pgb in de Zvw hebben ons geleerd, dat de huidige regels van de verzekeraars zo belemmerend werken dat mensen geen eigen regie kunnen voeren over hun leven met zorg”, zegt Aline Saers, directeur Per Saldo. “Dit kan zo niet langer. De Kamer moet nú kiezen voor een goede wettelijke verankering van een volwaardig, toegankelijk en flexibel pgb in de Zvw.” Pgb staat voor gepaste en zuinige zorg, omdat voor het pgb altijd lagere tarieven dan voor zorg in natura worden gerekend. Volgens Per Saldo leidt verankering van het pgb in de Zvw juist tot meer rechtsgelijkheid. De vereniging wijst hierbij naar de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De NZa concludeerde al in april 2015 dat in 80 procent van de gevallen waar zorg in pgb wordt geleverd er geen andere mogelijkheden zijn om de benodigde zorg te leveren, aldus Per Saldo. De oproep van Per Saldo wordt ondersteund door een vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties. Bron: Skipr.nl
VUmc en AMC stappen dit jaar nog naar de ACM om fusie Het VU medisch centrum en het Academisch Medisch Centrum doen een hernieuwde poging tot een bestuurlijke fusie. De twee umc’s willen nog dit najaar een fusieverzoek indienen bij de Autoriteit Consument Markt. Wanneer de Nederlandse Zorgautoriteit besloten heeft of belanghebbenden voldoende in staat zijn gesteld om hier een oordeel over te geven, stappen VUmc en AMC naar ACM. Die zal dan gaan onderzoeken of de mededinging in de zorg voldoende gewaarborgd blijft als deze twee umc’s fuseren. De twee ziekenhuizen hopen dat ACM het traject rond de jaarwisseling zal afronden, zodat zij in 2017 bestuurlijk kunnen fuseren. VUmc en AMC hebben al langer plannen om te fuseren, maar de ACM keurde dit voornemen in 2014 af. De ACM oordeelde dat de ziekenhuizen pas met elkaar kunnen samengaan als ze beide een zelfstandige rechtspersoon zijn. Het VUmc zat namelijk nog samen met het VU in een stichting maar inmiddels heeft de VUmc zich losgemaakt van de Vrije Universiteit. Daarmee is de weg formeel vrijgemaakt voor een fusie. De afgelopen jaren zijn de twee Amsterdamse ziekenhuizen al meer gaan samenwerken. Zo hebben zij een gezamenlijk elektronisch patiëntendossier in gebruik genomen: het EPD-VUmc (EVA). VUmc en AMC denken door samen te gaan op hun kernactiviteiten de lat hoger te kunnen leggen. Ze verwachten samen ‘op onderdelen’ bij de wereldtop te kunnen behoren. Bron: Skipr.nl
Hulp bij zelfdoding blijft strafbaar Hulp bij zelfdoding bij ‘voltooid leven’ blijft strafbaar. De commissie-Schnabel ziet geen noodzaak de wet aan te passen. De commissie van wijzen was aangesteld door minister Schippers van VWS. Volgens de commissie zijn er weinig oude mensen die om euthanasie vragen terwijl zij geen medische klachten hebben. Meestal is er sprake van een opeenstapeling van ouderdomsklachten waardoor er wordt voldaan aan het criterium ‘ondraaglijk en uitzichtloos lijden’ en kan de hulp van een arts ingeroepen worden volgens de Wet toetsing levensbeëindiging (WTL). De commissie-Schnabel acht het vanwege de ‘veiligheid, deskundigheid en toetsbaarheid’ ontoelaatbaar dat familieleden en vrienden worden ingeschakeld. Er komt als het aan de commissie ligt ook geen ‘pil van Drion’ (zelfmoordpil), waarmee mensen zelf het moment van overlijden kunnen bepalen. Het kabinet komt voor de zomer met een reactie. Bron: NOS
RGD Magazine nr 2
11
RGD Magazine nr 2
11
Naast je studie Sanne Boersma kennen we natuurlijk allemaal als de voorzitter van het RGDispuut van 2015/2016. Vóór de master gezondheidsrecht heeft Sanne al een master afgerond, namelijk Healthcare Management bij het iBMG. Naast de master werkt Sanne als projectleider binnen een zorginstelling. In dit column vertelt ze ons hoe ze hier terecht is gekomen en hoe het is om al te werken naast de master.
Naast het volgen van de master Recht van de Gezondheidszorg ben ik werkzaam als projectmanager in een streekziekenhuis in Tiel (Rivierenland Ziekenhuis). Veel mensen stellen mij de vraag: “Hoe ben je daar terecht gekomen?” Na de bachelor Biomedische Wetenschappen afgerond te hebben aan de VU in Amsterdam besloot ik dat een levenslange onderzoekscarrière niet iets is wat bij mij past. Ik besloot dat een bedrijfskundigere rol beter aansloot bij
Binnen de master Healthcare Management is er de mogelijkheid om naast je vakken een duaal traineeship te volgen. Dit leek mij een mooie kans om ervaring op te doen in de praktijk en te ontdekken wat ik na het behalen van het felbegeerde papiertje wilde gaan doen. Als ik één tip zou mogen geven aan alle studenten: Ga stage lopen! Ik ging stage lopen in het Rivierenland Ziekenhuis in Tiel bij de zorgmanagers. Dit is de managementlaag net onder de raad van
“Oh, en had ik al gezegd dat je e gaan lopen?!“ mijn wensen, maar dan wel in de zorg! De zorg is een sector die constant in beweging is en een complex speelveld van partijen vormt. Ik besloot de master Healthcare Management te gaan volgen aan het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit. Dat bleek een goede keus. Waar ik in mijn bachelor vooral bezig was met medisch inhoudelijke zaken, zoals tumorcellen en afweersystemen, leerde ik nu een balans lezen en logistieke processen optimaliseren. Dat was even een overstap! Ik heb daar ontzettend veel van geleerd en die kennis pas ik nu nog dagelijks toe in de praktijk.
12
RGD Magazine nr 2
bestuur. De zorgmanagers geven leiding aan de afdelingsmanagers, waarbij er doorgaans een onderscheid wordt gemaakt in snijdende en schouwende specialismen. Ik heb stage gelopen bij de zorgmanager, die ging over de schouwende specialismen. In deze stage heb ik veel verschillende opdrachten opgepakt, van procesverbeteringen tot het opzetten van projectgroepen. Daarnaast mocht ik bij veel overleggen aanwezig zijn, waardoor ik een goed kijkje in de keuken kon nemen. Toen de stage bijna afgerond was, vroeg mijn stagebegeleider of ik beschikbaar was om na de stage twee
column
Sanne Boersma
dagen per week als projectmanager aan de slag te gaan. De vakgroepen Neurologie en Longgeneeskunde waren al langere tijd bezig om een slaapcentrum op te zetten, maar dat kwam niet echt van de grond. Ze zochten een projectmanager om de bedrijfskundige kanten rond te krijgen. Zo ben ik dus aan de slag gegaan in het Rivierenland Ziekenhuis. Dit was zo’n 1,5 jaar geleden. Inmiddels is het project Slaapcentrum afgerond en ben ik aan nieuwe projecten begonnen. Op dit moment ben ik bijvoorbeeld bezig met het implementeren van
echt stage moet de richtlijn “Elektronisch Voorschrijven” en de richtlijn “Medicatieverificatie”. Daar zit een link met de master Recht van de Gezondheidszorg. Bij het draaien van dergelijke projecten ervaar je pas hoe ingewikkeld het kan zijn om dit soort landelijke wet- en regelgeving te vertalen naar en te implementeren in de praktijk. Ik kan je vertellen: Dat baart een hele hoop mensen kopzorgen! Ik vind het interessant dat ik kennis uit de colleges terug zie komen en direct kan toepassen in de praktijk. Dat is voor mij echt een meerwaarde van werken en studeren tegelijk! Oh, en had ik al gezegd dat je echt stage moet gaan lopen?!
RGD Magazine nr 2
13
“Het is maar net of je tegen een witte of een blauwe jas aanloopt.“ Door Liesbeth Kwekel en Jantine de Vries
Kunt u iets vertellen over Parnassia? De Parnassia Groep is een grote geestelijke gezondheidszorginstelling in Nederland. Juridisch gezien is het een holding met zorgbedrijven. Die zorgbedrijven zijn BV’s. Onderdelen zijn bijvoorbeeld Parnassia, PsyQ, Brijder, Lucertis en Bavo Europoort. Het zijn er ongeveer tien en er werken in totaal tienduizend medewerkers. Patiënten die bij ons terecht kunnen zijn jeugdigen, psychotische mensen (bijvoorbeeld in het kader van schizofrenie) depressieve mensen, mensen met een persoonlijkheidsstoornis of een dwangstoornis, verslaafden en ouderen. Eigenlijk dus alle groepen die er zijn binnen de geestelijke gezondheidszorg. We hebben trouwens ook forensische psychiatrie. Dit zijn niet echt tbs’ers, die zitten in beter beveiligde klinieken. Wij hebben meer voorwaardelijke tbs of voorwaardelijke beëindiging, of mensen die te psychotisch zijn om in een cel te zitten. Opname bij ons staat dan gelijk aan hechtenis op het politiebureau. Gaat het dan om overlastgevers? In de gemeenten zijn meldpunten voor overlast en zijn er allerlei samenwerkingsverbanden om overlastgevers aan te pakken. Mensen die 14
RGD Magazine nr 2
overlast geven worden besproken en in de gaten gehouden. Ik zit niet bij dergelijke besprekingen maar ik werk mee aan de convenanten waarin de samenwerking wordt geregeld en ik geef advies over wat er tijdens een overleg doorgegeven mag worden bijvoorbeeld aan de politie of de woningbouwvereniging. Melden mensen zich zelf aan? En worden er ook gedwongen opnames gedaan? We nemen mensen ook gedwongen op, maar zo min mogelijk. Mensen die vrijwillig opgenomen worden moeten een verwijzing hebben van de huisarts. Dat is een eis van de zorgverzekeraar. We zijn sindsdien strenger geworden. Ik denk dat mensen zich wel kunnen aanmelden of binnenlopen, maar er wordt dan wel gewezen op de verwijzing. Als mensen het zelf willen betalen is de verwijzing niet nodig. Er zijn ook mensen die niet betalen omdat ze niet zijn verzekerd. We zijn dan verplicht om noodzakelijke medische zorg te verrichten. Vervolgens helpen we die mensen met het aanvragen van een verzekering. Ook bij gedwongen zorg moeten mensen verzekerd zijn, zij betalen zelf hun eigen risico. Dat heeft minister Schippers bepaald. Een enkele keer krijgen we daar een klacht
interview
Moniek Niele Jurist bij Parnassia Bavo Groep Moniek Niele is sinds 2000 jurist bij Parnassia Bavo Groep. Haar werkzaamheden zijn zeer veelzijdig. Zo geeft zij klinische lessen, adviseert de Raad van Bestuur en is betrokken bij samenwerkingsverbanden. Ze houdt zich met name bezig met patiëntenrechten. De redactie interviewde Moniek over haar werkzaamheden en de wet BOPZ.
over omdat patiënten niet willen betalen voor een opname die zij zelf niet gewild hebben. Hoe bent u bij Parnassia terecht gekomen? Ik ben verpleegkundige van huis uit. Ik heb de specialisatie psychiatrie gedaan destijds. Later ben ik rechten gaan studeren omdat ik voldoende vrije tijd had. Ik werkte in de crisisdienst, ik moest er ‘s nachts op uit en overdag had ik dus tijd over. Ik ben toen in de avonduren rechten gaan studeren. Eigenlijk niet met de intentie hierin te gaan werken. Maar in het laatste jaar zei de psychiater: “Waarom ga je geen gezondheidsrecht doen?” Toen ben ik er als het ware in gerold. Ik werd aangenomen bij (een voorloper van) Parnassia, het was toen nog een kleine organisatie. Daarna is het een steeds grotere organisatie geworden. Ik ben er achteraf heel blij mee dat ik hier terecht ben gekomen, hoewel ik mijn werk als sociaal psychiatrisch verpleegkundige ook met veel plezier heb gedaan. Waar houdt u zich zoal mee bezig? Ik houd me vooral bezig patiëntenrechten. Ik houd me
met niet
bezig met het ondernemingsrecht en fusies. De rechtsgebieden zijn het tuchtrecht, de wet BOPZ, de WGBO, de vertegenwoordigingswetgeving, de privacywetgeving en de klachtenwetgeving. Dit zijn onderwerpen waar ik advies over geef. Mijn werk is heel gevarieerd. Ik beantwoord vragen van medewerkers en geef voorlichting over zeer verschillende onderwerpen. Vandaag kreeg ik bijvoorbeeld het volgende dilemma voorgelegd: een dronken cliënte was weggelopen en had haar spullen laten staan. Pas na twee maanden kwam ze weer terug. Ze wilde haar spullen terug die waren opgeslagen. Haar tablet deed het niet meer dus eiste ze geld. De hulpverlener belde me in paniek op om advies. Verder zijn er vaak kwesties rondom het beroepsgeheim. De politie wil soms dossiers inzien, of de gemeente of zorgverzekeraar willen medische gegevens. Vragen van hulpverleners kunnen gaan over de wet BOPZ, hoe de formulieren ingevuld moeten worden of wanneer je iemand mag vastbinden. Het kan ook gaan over WGBO, of een patiënt het dossier mag inzien. Ook krijg ik vragen
Fleur van Dalsen Laurens van Wijck
RGD Magazine nr 2
15
over patiënten die zichzelf te gronde richten of ernstig verwaarlozen en waarbij zorg vrijwel onmogelijk is omdat patiënt dat niet wil, of over een dementerende die een vertegenwoordiger nodig heeft. Dat zijn veel verschillende gebieden. Ja, je moet tussen veel verschillende gebieden manoeuvreren. Dit krijg je niet allemaal in je studie. Gelukkig kun je altijd een andere jurist mailen of bellen die ook in de GGZ werkt. Het werk is heel veelzijdig en van hele grote tot hele kleine zaken. Ik werk veel samen met de geneesheer-directeur. Zij controleert of artsen hun werk op de goede manier doen en ze controleert meldingen voor deze naar de Inspectie gaan. Ik heb
mogelijk zelf, waarbij ik regelmatig advies vraag aan een advocaat. Voor familie is er sinds kort een familievertrouwenspersoon, maar nog steeds komen de klachten bij mij terecht. Ook komt het voor dat de helpdesk een vraag binnen krijgt. De helpdesk vraagt dan mij om dat af te handelen. Dan heb ik wel eens rechtstreeks met een patiënt of een familielid contact, bijvoorbeeld over de rechten en plichten bij een gedwongen opname. Met de nieuwe klachtwet is het onder andere de bedoeling dat er minder klachten naar de tuchtcolleges gaan. De klachtenfunctionarissen zullen dan veel klachten op moeten gaan vangen. Het is nog afwachten hoe dit in de praktijk
“Maar je kunt toch m vastbinden aan de ke
16
ook contact met de Raad van Bestuur over bijvoorbeeld de transitie binnen de jeugdzorg, en dan over het onderdeel privacy, dus de gegevensuitwisseling met de gemeente.
zal gaan uitpakken. We zijn nu wel aan het nadenken over hoe we dit binnen Parnassia willen gaan vormgeven. Er zullen klachtenfunctionarissen moeten komen.
Heeft u ook contact met patiënten zelf? Dat heb ik haast niet. Voor de patiënten heb je de patiëntenvertrouwenspersoon. Er zijn wel patiënten die veel klagen en ook regelmatig tuchtzaken beginnen, die zie ik wel eens in de rechtszaal. Kleine zaken (bijvoorbeeld bij de kantonrechter) handel ik zelf af. Bij grote aansprakelijkheidsstellingen ben ik de contactpersoon voor de verzekeraar omdat er veel mensen en afdelingen bij betrokken zijn. Ik doe dan een feitenonderzoek en spreek betrokken behandelaren. Tuchtzaken doe ik waar
Heeft u wel eens incidenten meegemaakt? We hebben wel eens te maken met grensoverschrijdend gedrag van een hulpverlener, bijvoorbeeld op het gebied van (seksuele) relaties of agressie. Er wordt dan door de geneesheer-directeur melding gemaakt bij de Inspectie en indien noodzakelijk worden er arbeidsrechtelijke of tuchtrechtelijke maatregelen getroffen. Een intern onderzoek naar het incident is de eerste stap. Hoor en wederhoor en dossieronderzoek volgt. Gedurende het hele proces ben ik erbij betrokken. Dat is ook het geval bij incidenten tussen
RGD Magazine nr 2
patiënten. Er kan mij gevraagd worden hoe om te gaan met de situatie waarin de benadeelde niet zelf een (tucht)klacht indient, of aangifte doet. Toen er, enige jaren geleden in een sloot hier op het terrein een stoffelijk overschot werd gevonden, zat de media er bovenop. De politie wilde dossiers inzien. Er volgde een vordering tot afgifte van het OM. In overleg met de geneesheer-directeur zijn er toen geen dossiers afgegeven maar is er beklagprocedure (het gevraagde dossier ging in een verzegelde envelop naar de rechter) gestart. De rechter besloot toen dat wij ons terecht op het beroepsgeheim hadden beroepen omdat het OM de gevraagde gegevens ook op een andere manier had kunnen
patiënten informatie te geven in het kader van waarheidsvinding. Je hebt dan te maken met het beroepsgeheim. Er moet dan een belangenafweging gemaakt worden. Factoren die daarbij een rol spelen zijn, de ernst van het delict, het recidive gevaar, of de informatie ook op een andere manier te verkrijgen is en of de patiënt toestemming geeft voor informatie uitwisseling. Zijn jullie hiermee wel eens de fout ingegaan? Nee, niet dat ik me zo herinner. Fouten en klachten kunnen heel leerzaam zijn. Achteraf kun je soms concluderen dat we het wel anders hadden kunnen aanpakken. Maar zo zwart-wit is het
moeilijk een patiënt eukentafel?“ verkrijgen. Voor alle incidenten waarbij de media informatie wil, wordt de afdeling communicatie ingeschakeld. Hoe is jullie relatie met de politie? Bij een politieonderzoek is de geneesheerdirecteur het aanspreekpunt. De relatie met de politie is goed, hoewel we te maken hebben met tegenstrijdige belangen. Enerzijds heb je de politie hard nodig bij de orde handhaving, bijvoorbeeld bij agressie op een afdeling. Wij zijn niet bevoegd om iemand in de boeien te slaan. De politie helpt ons dan met schilden en alles erop en eraan als het de verpleging en de beveiliging niet lukt om de patiënt te separeren. Anderzijds komt het voor dat we onder druk worden gezet door de politie om
niet. Achteraf is pas te zeggen of er bij de afhandeling van het incident fout gehandeld is; het gaat dan om het leggen van accenten. Het toepassen van hoor en wederhoor is in elk geval heel belangrijk. We hebben de constructie van het blame free melden; interne informatie over fouten wordt in principe niet gebruikt voor andere procedures dan waarvoor ze verzameld zijn en de verslagen vallen niet onder de WOB. Dit is ook geregeld in de nieuwe klachtwet, daar ben ik heel blij mee omdat medewerkers dan open kaart kunnen spelen en er maatregelen getroffen kunnen worden om herhaling te voorkomen. Hoe vindt u dat de huidige wet BOPZ functioneert? Met de huidige wet- en regelgeving en
RGD Magazine nr 2
17
jurisprudentie kunnen we wel uit de voeten. Hoe kijkt u tegen de nieuwe wetsvoorstellen aan? Het voordeel van de wijziging is dat de hulpverlener meer invloed heeft, er is een ruimere onderhandelingspositie. De patiënt kan langer thuis gehouden geworden, wat voordelen heeft. Bij de praktische uitwerking heb ik wel zo mijn vragen. Zorg kan gedwongen worden toegepast in de thuissituatie. Maar je kunt toch moeilijk een patiënt vastbinden aan de keukentafel? Hoe dit uitwerkt moeten we dus nog afwachten. Wat ik goed vind aan de nieuwe wetgeving is de verplichting voor de hulpverlener om het behandelplan na te komen. Als dat niet gebeurt, kan er een klacht worden ingediend. Deze wederkerigheid vind ik mooi aan de nieuwe wet.
directeur zal sterk toenemen, over iedere beslissing kan apart geklaagd worden deze zullen in de toekomst vermoedelijk dan ook toenemen. En dat terwijl er al veel klachtmogelijkheden zijn. Vaak heb je in de psychiatrie te maken met onredelijke klagers, de grond ontbreekt en mensen gaan door tot aan de hoogste instantie. Ook zijn er veel achterdochtige klagers die blijven procederen omdat ze bijvoorbeeld de klachtencommissie niet vertrouwen. Zo was er laatst een klager die zelfs het Centraal Tuchtcollege ‘corrupt’ noemde. Toch moeten ook deze klachten worden behandeld. Nu wordt een dergelijke klacht vaak in de Raadkamer afgedaan maar kan de klager nog naar het Centraal Tuchtcollege, die kunnen het niet in de Raadkamer afdoen maar op een zitting wat tijd, geld en moeite kost. Met de komst van een klachtenfunctionaris (en de wijzigingen
“De rechtspositie van sterker door de nieuw Wat betekent dit voor uw werk? De verwachting is dat er meer werk zal komen voor de geneesheer-directeur en voor de jurist. Ook de taak van de hulpverlener wordt omvangrijker doordat familie en buurt bij de beslissing over de zorg betrokken moeten worden. Er is nog geen goede digitale ondersteuning. Vragen rijzen over de uitvoerbaarheid en het toezicht. Zoals ik al zei kan ambulant dwang toegepast worden maar bij de patiënt thuis kan er bijvoorbeeld niet gedwongen worden gespoten. Ook kan de betrokkene weigeren de politie binnen te laten. Het aantal te nemen beslissingen door de rechter en de geneesheer-
18
RGD Magazine nr 2
in de wet BIG betreffende het tuchtrecht) kan dit mogelijk worden ondervangen. De rechtspositie van de patiënt wordt sterker door de nieuwe wet. Het is niet duidelijk hoe dit uitpakt, wellicht dat het leidt tot meer bureaucratie en vermoedelijk dus meer werk. Nog even iets anders; zou iemand met een karakterstoornis en daarmee niet direct verband houdende agressie (zoals in geval van de ex tbs-er Udo D) binnen de GGZ moeten vallen? Mensen met een karakterstoornis in de antisociale sfeer vormen een groot probleem, omdat een karakterstoornis als deze niet zo makkelijk te behandelen
is. Het is overigens de vraag of er bij Udo D sprake is van een dergelijke stoornis. Soms vallen deze mensen tussen wal en schip. Als er sprake is van gevaar voor de maatschappij moet hen een veilig gestructureerde omgeving geboden worden met een gesloten deur. Waar dat is, maakt dan niet uit, als er maar deskundig personeel aanwezig is. Er is meer een gevangenisregime nodig dan mogelijk is in de wet BOPZ. In de gevangenis kun je bijvoorbeeld de deuren dagelijks sluiten van 6 tot 8 uur, dat kan niet zomaar onder de wet BOPZ. Er komt een nieuwe wet forensische zorg, het zogenaamde schakelartikel. Eerder kenden we de art. 37 procedure (strafrechtelijke RM) maar dat kan dan niet meer. De rechter kan straks bij de strafzitting al een gedwongen RM opleggen. Wij kunnen deze categorie patiënten niet zonder meer opnemen. Dan zijn extra beveiligde
blauwe jas tegen dan kom je terecht in het strafrecht. Pas later wordt dan beoordeeld waar de diegene nu eigenlijk hoort. En regelmatig is er geen passende voorziening. Sommige psychiatrische patiënten zitten in een cel, zonder behandeling en komen daarna weer op straat terecht zonder enige nazorg. Hier moet een oplossing voor komen. De wijziging in de forensische wetgeving kan hier een oplossing bieden. Heeft u nog tips voor studenten? Het gezondheidsrecht kent vele facetten, het heeft een zogenoemde harde kant, de financieel-economische zaken zoals de mededinging en fusies, en een zachte kant waarbij het om bijvoorbeeld de patiënten, de familie of de hulpverlener gaat. Op dat gebied is er genoeg werk. Mogelijk krijg je te maken met concurrentie van HBO-ers die goed zijn
n de patiënt wordt we wet.“ afdelingen nodig. Als zorginstelling in de GGZ moeten we meebewegen met het aanbod. Zodra de financiering verandert moeten wij ook ons aanbod veranderen. Dat zie je bijvoorbeeld bij de transitie van de jeugdzorg en straks met mensen die een delict hebben gepleegd en in de GGZ terecht komen. Behandelbaarheid is niet het criterium in de wet. Deze mensen kunnen zeer ontwrichtend zijn op de afdeling. In het algemeen kun je zeggen dat het bij overlastgevers maar de vraag is of je tegen een witte of een blauwe jas aanloopt. Kom je een witte jas tegen dan val je als patiënt onder de wet BOPZ, en krijg je een IBS of RM. Kom je een
in uitvoerende werkzaamheden. Als je sterke punten zijn; het werken met mensen, belangenafwegingen maken, goed met open normen uit de wet om kunnen gaan en je veel rechtsgebieden eigen maken is dit een geknipte richting voor je en moet je geen wetgevings- of beleidsjurist worden.
RGD Magazine nr 2
19
Van opnamewet tot behandelwet: is het einde nu in zicht? Inleiding Na een lange voorbereidingstijd en een nog langere parlementaire behandelperiode (bijna 22 jaar) is op 17 januari 1994 de wet BOPZ (bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen) in werking getreden. Deze wet kwam in de plaats van de Krankzinnigenwet uit 1884, die zich beperkte tot een regeling voor onvrijwillige opnemingen van personen met een geestelijke stoornis. Verzet tegen de opneming kon om reden van bestwil voor de patiënt gebroken worden. De wet BOPZ geldt niet alleen voor personen die zich verzetten tegen opneming, maar ook voor personen die niet de nodige bereidheid tonen voor een vrijwillige opneming. In de plaats van het bestwil criterium kreeg het gevaarscriterium een wettelijke basis: gevaar voor de patiënt zelf, of voor een of meer anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Anders dan de naam van de wet BOPZ doet vermoeden, is de wet ook van toepassing op instellingen voor verslavingszorg, psychogeriatrische zorg, verstandelijk gehandicaptenzorg en psychiatrische afdelingen van algemene en universitaire ziekenhuizen. De wet BOPZ in een kort overzicht De wet BOPZ bestaat uit regelingen voor gedwongen opnemingen (externe rechtspositie) en uit voorschriften die gelden binnen de instelling zodra de patiënt is opgenomen (interne rechtspositie). De criteria die gelden voor een gedwongen opname zijn voor de verschillende opnametitels enigszins anders: zie bijvoorbeeld de RM 20
RGD Magazine nr 2
(rechterlijke machtiging) en de last tot IBS (inbewaringstelling): Voor de rechterlijke machtiging zal de rechter kijken naar de volgende criteria: - Is er sprake van een geestesstoornis, - die betrokkenen gevaar doet veroorzaken en die zo ernstig is dat opname gerechtvaardigd is. Bovendien beoordeelt de rechter of betrokkene al dan niet de nodige bereidheid tot vrijwillig verblijf vertoont en of er geen alternatieven zijn die minder ernstig zijn dan dwangopname. Voor een spoedprocedure, waarvoor de gang naar de rechter niet kan worden afgewacht, bestaat de last tot in bewaringstelling die de burgemeester kan opleggen. De patiënt moet na de opneming in een kliniek binnen 3 dagen bezocht worden door de rechter die dan alsnog bepaalt of voortzetting van de ibs noodzakelijk is. Bij een last tot IBS of voortzetting daarvan wordt gekeken of er sprake is van gevaar, dat zo onmiddellijk dreigend is dat een gewone rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. De burgemeester geeft de last alleen indien het ernstige vermoeden bestaat dat een psychische stoornis het gevaar veroorzaakt. Ook de burgemeester moet oordelen of betrokkene al dan niet de nodige bereidheid tot vrijwillig verblijf vertoont en of er geen alternatieven zijn die minder ernstig zijn dan dwangopname. Andere opnametitels zijn de voortgezette rechterlijke machtiging tot verblijf, de rechterlijke machtiging op eigen verzoek en de zelfbindingsmachtiging.
verdieping Mr. T.E. Stikker werkt als jurist bij GGZ Nederland. Ze houdt zich met name bezig met patiënten- en kwaliteitswetgeving en met forensische wetgeving. In dit artikel bespreekt ze zowel de geschiedenis als de toekomst van de Wet BOPZ. Eveneens komt de Wet forensische zorg aan bod, mede door het rapport van de commissie Hoekstra dat in 2015 is verschenen naar aanleiding van de vermoedelijke moordenaar van oudminister Borst. De verdachte lijdt vermoedelijk aan een psychiatrische aandoening.
Tineke Stikker
Wetswijzigingen en jurisprudentie Oorspronkelijk was de wet BOPZ puur een opnamewet (zie de titel); na vele wetswijzigingen en jurisprudentie in de afgelopen 22 jaar is de wet op veel onderwerpen aangepast. Onder meer is een extra mogelijkheid in de wet gekomen om het gevaar af te wenden door middel van het stellen en naleven van voorwaarden. In dat geval hoeft de patiënt met een stoornis waardoor hij gevaar veroorzaakt, niet te worden opgenomen, als hij maar bepaalde voorwaarden zou naleven. Dit is de zogenaamde voorwaardelijke rechterlijke machtiging. Ook op het gebeid van het klachtrecht is veel gewijzigd, en op het gebied van de mogelijkheid tot dwangbehandeling. Dwangbehandeling Na de dwangopneming wordt in overleg met de patiënt een behandelingsplan opgesteld, meestal na een observatieperiode waarin de behandelaar (psychiater veelal) beziet wat de beste behandeling zal zijn voor deze patiënt. Als er geen overeenstemming over het plan kan worden bereikt, of de patiënt verzet zich na eerder gegeven toestemming alsnog tegen de uitvoering van de behandeling, mag erin principe niet behandeld worden. De uitzondering daarop is als een behandeling volstrekt noodzakelijk is om ernstig gevaar, voortvloeiend uit de stoornis, af te wenden. Het ernstige gevaar kan gericht zijn tegen de patiënt zelf, of tegen anderen. In 2001 trad een belangrijke wetswijziging in werking, toen het woordje ‘ernstig’
kwam te vervallen: dwangbehandeling was mogelijk indien dat volstrekt noodzakelijk was voor afwending van gevaar. Maatschappelijke teloorgang kwam als reden voor dwangbehandeling vaker voor: geen ernstig gevaar, maar wel voldoende latent gevaar om behandeling ondanks verzet te starten. In 2004 kwam een volgende wetswijziging, waarmee naast de bestaande grond voor dwangbehandeling in geval er sprake was van (acuut) gevaar in de kliniek, bijvoorbeeld door een acute psychose, een andere grond voor dwangbehandeling werd geïntroduceerd: het zogenaamde externe gevaar. Het gevaarcriterium werd aangevuld met de grond ‘voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat betrokkene door een stoornis van zijn geestvermogens doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.’ Hulpverleners en familie met name voelden een verlamming in de behandeling, wanneer het gevaar door opname in de kliniek was weggenomen. De stoornis bleef onbehandeld, wanneer de patiënt door gebrek aan ziekteinzicht, niet instemde met welke behandeling dan ook. Zo kon een patiënt langdurig onbehandeld opgenomen blijven, en zo in een steeds slechtere situatie belanden. Met de nieuwe grond mocht dan toch worden ingegrepen en kon de patiënt toch een noodzakelijke behandeling krijgen.
André den Exter en Olga Floris
Wetsevaluaties Nadat de wet BOPZ driemaal is geëvalueerd, in 1997, in 2002 en in 2007 RGD Magazine nr 2
21
heeft de laatste evaluatiecommissie geconcludeerd dat de wet BOPZ niet meer toekomstbestendig is en meer het karakter van een patiëntvolgende wet zou moeten krijgen dan een locatiegebonden wet. Behandeling zou meer centraal moeten zijn, in plaats van dat opname centraal staat. Het Kabinet heeft dat standpunt overgenomen, en in 2008 is door de ministeries van VWS en Justitie gestart met het ontwerpen van een nieuwe ‘behandelwet’, die de wet BOPZ voor de sector psychiatrie moest vervangen en waarbij onder andere speciale aandacht
te geven aan de kwaliteitsverbetering van de forensische zorg op meerdere fronten. Belangrijkste aanleiding is dat justitiële inrichtingen al tientallen jaren te maken hebben met personen die lijden aan een psychische stoornis, een drugsverslaving of een verstandelijke beperking. Dit aantal neemt alleen maar toe. De mogelijkheid om deze personen in een justitiële setting de benodigde zorg en behandeling te geven blijkt beperkt te zijn. Dit verhoogt de kans op recidive. Met het wetsvoorstel krijgen de Officier van Justitie en de rechter de mogelijkheid om iemand binnen het strafrecht
“Het kabinet wil herhaling van door goede zorg te bieden als moest komen voor de rechtspositie van kinderen en jeugdigen en van forensische patiënten. Er moest meer samenhang komen tussen de bestaande straf- en zorgsystemen, om continuïteit van zorg van forensische patiënten mogelijk te maken. Tegelijkertijd werden voorstellen gedaan te komen tot een aparte wet Zorg en Dwang als vervanger van de wet BOPZ voor de sectoren psychogeriatrie en verstandelijk gehandicaptenzorg. Wet Forensische zorg, de wet Verplichte GGZ en de wet Zorg en Dwang in samenhang Op 4 juni 2010 diende toenmalig minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin, een wetsvoorstel in voor de vaststelling van een Wet forensische zorg (Wfz) en de daarmee verband houdende wijzigingen in verschillende andere wetten. Het wetsvoorstel regelt de invoering van een nieuw stelsel voor forensische zorg. Hiermee wordt getracht een impuls 22
RGD Magazine nr 2
sneller geestelijke zorg te bieden. De belangrijkste doelen van dit wetsvoorstel zijn: - Het verkrijgen van de juiste patiënt op de juiste plek; - Het creëren van voldoende forensische zorgcapaciteit; - Het bieden van kwalitatief goede zorg gericht op de veiligheid van de samenleving; - Het verkrijgen van een goede aansluiting tussen de forensische en de curatieve zorg. Het kabinet wil herhaling van strafbare feiten terugdringen door goede zorg te bieden als onderdeel van een straf. De wet Verplichte GGZ De conclusies en aanbevelingen van de derde evaluatiecommissie en de schets van de contouren van een nieuwe regeling in het evaluatierapport ‘Voortschrijdende inzichten’[1] zijn als uitgangspunt gehanteerd bij het ontwerpen van het wetsvoorstel. De nieuwe wet zou
verdieping
eenvoudiger moeten zijn en de rollen van de verschillende actoren anders geformuleerd. Bovenal moet de nieuwe regeling een patiëntvolgende regeling zijn, en niet zoals de Wet BOPZ, een locatie gebonden regeling. Dit betekent dat het wetsvoorstel niet de opname van betrokkene centraal stelt, maar de behandeling. Hiermee is het mogelijk om de betrokkene te behandelen in de eigen omgeving (ambulantisering). Uitgangspunt van de nieuwe regeling[2] is de keuzevrijheid voor de burgers ten aanzien van de zorgaanbieder en de zorg die zij willen ontvangen. In bijzondere
forensische zorg al zijn aangenomen door de Tweede Kamer en voor behandeling is aangeboden aan de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft echter aangegeven de drie wetten in samenhang te willen behandelen, dus nu wordt gewacht op behandeling van het wetsvoorstel verplichte ggz. Inmiddels is naar aanleiding van de moord op oud minister Borst het rapport verschenen van de commissie Hoekstra (op 25 juni 2015) die verschillende aanbevelingen heeft gedaan onder andere voor het wetsvoorstel Verplichte GGZ. De verdachte was een patiënt
n strafbare feiten terugdringen s onderdeel van een straf.“ situaties waarbij de weigering van noodzakelijke zorg ertoe leidt dat de veiligheid van betrokkene zelf of van andere burgers in gevaar komt of een persoon niet meer in staat is tot een redelijke beoordeling van zijn situatie, rust er op de overheid een verplichting om medeburgers te beschermen en de noodzakelijke zorg, in het uiterste geval tegen de wil van de persoon in, te verlenen. Hoofddoelstellingen van de WVGGZ zijn: - Het versterken van de rechtspositie van personen met een psychische stoornis aan wie tegen hun wil zorg wordt verleend; - Het zoveel mogelijk voorkomen van dwang en het beperken van de duur van de dwang; - Het aansluiten bij de ‘stepped care’ benadering in de zorg en in het verlengde daarvan de ambulantisering van de zorg; Een bespreking van de wet Zorg en Dwang blijft hier achterwege, behalve de opmerking dat deze wet net als de Wet
die vele jaren zorg afwees, maar die wel duidelijk zorg nodig had. Na verschillende incidenten van bedreiging en na de moord op zijn zuster, is door middel van DNA onderzoek vastgesteld dat de verdachte ook verdachte was van de moord op mevrouw Borst, een jaar daarvoor. Die aanbevelingen zijn zo veel mogelijk verwerkt in een eerdere versie van het wetsvoorstel, en het wachten is nu op adviezen hierover van de Autoriteit Persoonsgegevens (voorheen College bescherming persoonsgegevens) en van de Raad van State. Bij positieve adviezen kan het wetsvoorstel dan redelijk snel, voor de zomer 2016, worden aangeboden voor behandeling in de Tweede Kamer. Tot die tijd wordt in alle sectoren nog steeds gewerkt met de wet BOPZ, zo goed en zo kwaad als dat gaat.
RGD Magazine nr 2
23
Wetge dwan proble
Binnen het gezondheidsrecht vraagt wetgeving over dwang altijd speciale aandacht. In de gezondheidszorg staan de autonomie en het daaruit voortvloeiende recht op zelfbeschikking van patiĂŤnten centraal, maar in bepaalde 24
RGD Magazine nr 2
gevallen kunnen er goede redenen zijn om die autonomie tijdelijk te beperken. Dat is met name aan de hand in gevallen waarin patiĂŤnten ten gevolge van een psychische stoornis een gevaar veroorzaken voor zichzelf of voor anderen. In die gevallen
verdieping
eving over ng blijft ematisch Johan Legemaate Prof. mr. Johan Legemaate is hoogleraar gezondheidsrecht verbonden aan het AMC/Universiteit van Amsterdam en is projectleider thematische wetsevaluatie Gedwongen Zorg (ZonMw, 2014). Hij heeft veel publicaties op zijn naam staan welke we als studenten regelmatig tegen komen tussen de verplichte stof. Daarnaast zat dhr. Legemaate in het Centraal Tuchtcollege toen we als RGD in november een zaak bezochten. Hij neemt ons in dit artikel mee door het gehele politieke wetgevingsproces waarbij de wet BOPZ steeds is aangepast en waardoor uiteindelijk de Wvggz is ontstaan.
voorziet de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) in de mogelijkheid van dwangopneming en dwangbehandeling. Vanwege het ingrijpende karakter van dergelijke maatregelen, voorziet de Wet Bopz
in tal van materiĂŤle en procedurele waarborgen tegen misbruik en willekeur: de wet bevat vrije strenge inhoudelijke criteria en regelt uitvoerige besluitvormingsprocedures, veelal via de rechter. Op die manier wordt zowel RGD Magazine nr 2
25
voorzien in de wettelijke mogelijkheid in nauw omschreven situaties met dwang te kunnen ingrijpen als in de rechtsbescherming van de persoon ten aanzien van wie die dwang wordt uitgeoefend. Dit tegen de achtergrond van art. 5 EVRM en de jurisprudentie daarover van het Europese Hof in Straatsburg. In het algemeen kan worden gesteld dat de Wet Bopz EVRM-proof is. De Wet Bopz trad in werking in 1994, 23 jaar (!) nadat een eerste wetsvoorstel was ingediend bij de Tweede Kamer. Tijdens deze extreem lange parlementaire behandeling is het oorspronkelijke wetsvoorstel ingrijpend gewijzigd, maar tegelijkertijd zijn enkele uitgangspunten uit 1971 bewaard gebleven. Dit leidde ertoe dat de wet die in 1994 in werking trad op dat moment eigenlijk deels al achterhaald was. Het wetsvoorstel Bopz uit 1971 was vooral gericht op gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis, hetgeen in die tijd de voornaamste dwanginterventie was. In de jaren negentig was de psychiatrie al verregaand vermaatschappelijkt
als de organisatie van de zorg hadden en hebben andere kenmerken dan in de psychiatrie het geval is, maar de Wet Bopz hanteert in vrijwel alle gevallen hetzelfde systeem, zonder mogelijkheden tot differentiatie. Er werd dan ook al in de wetsevaluatie uit 2002 voor gepleit om de Wet Bopz te beperken tot de psychiatrie, en voor de beide andere sectoren een aparte wet te ontwikkelen. Mede als een gevolg van de genoemde wetsevaluaties is de Wet Bopz in de jaren na 1994 enkele malen aangepast en aangevuld. Deze wijzigingen kwamen deels voort uit veranderende opvattingen met betrekking tot het toepassen van dwang. In 1994 was de Wet Bopz een strenge wet, met strikte criteria voor dwangopname en dwangbehandeling. In de jaren daarna nam de maatschappelijke en politieke onrust toe over de overlast die werd veroorzaakt door psychiatrische patiënten, en klonk steeds vaker de roep om de criteria voor dwangopneming en –behandeling te verruimen. Tot op heden bleef het criterium voor dwangopnemin (het gevaarscriterium)
“Is een aparte wet voor de sect verstandelijk gehandicaptenzo en geambulantiseerd, en stond de opsluiting in een psychiatrisch ziekenhuis veel minder centraal dan 20 jaar daarvoor. De Wet Bopz was en is nog steeds in overwegende mate een ‘opnamewet’, maar trad in werking in een periode waarin de psychiatrie steeds minder ‘opnamegericht’ werd. Dat is de afgelopen jaren altijd blijven ‘schuren’, zoals ook blijkt uit de in 1997, 2002 en 2007 uitgevoerde evaluaties van de Wet Bopz. Daaruit bleek niet alleen dat de Wet Bopz al in een vroeg stadium na de inwerkingtreding problemen opleverde in de psychiatrie, maar vooral ook in de beide andere sectoren waarop de wet van toepassing is: de zorg voor verstandelijk gehandicapten en de psychogeriatrie. Zowel patiënten in deze beide sectoren 26
RGD Magazine nr 2
ongewijzigd, maar wel werd in enkele stappen het wettelijk criterium voor dwangbehandeling verruimd. Dit moest een einde maken aan de situatie waarin de wet een vrij strikt onderscheid maakte tussen een dwangopname en een dwangbehandeling, en wel in die zin dat een dwangopneming niet automatisch leidde tot een dwangbehandeling. Hierdoor had een gedwongen opgenomen patiënt een zekere marge om binnen de instelling behandeling te weigeren, waardoor de gedwongen opneming langer kon duren dan strikt genomen nodig was. Die marge is door aanpassing van de wettelijke criteria verkleind. Er kan nu eerder een dwangbehandeling worden ingezet, vooral in gevallen waarin de verwachting
bestaat dat door die dwangbehandeling de duur van de dwangopneming kan worden verkort. Een nog belangrijker wijziging van de Wet Bopz vormde de introductie in 2008 van de zogenaamde voorwaardelijke rechterlijke machtiging. Tot dan toe voorzag de wet vrijwel uitsluitend in rechterlijke machtiging tot gedwongen opneming in een ziekenhuis. Weliswaar kon het ziekenhuis vervolgens de patiënt onder voorwaarden met verlof sturen, maar duurde dit verlof langer dan ontstond een juridisch onduidelijke situatie. Daaraan maakte de komst van de voorwaardelijke machtiging een einde. Sindsdien kan de rechter door het opleggen van zo’n voorwaardelijke machtiging bepalen dat de patiënt in de samenleving kan verblijven zolang hij zich aan bepaalde voorwaarden houdt (de meest gebruikelijke voorwaarde is: het regelmatig gebruiken van medicatie). De gedwongen opneming is dan niet meer de kern van de rechterlijke machtiging, maar een stok achter de deur, in gevallen waarin de patiënt zich niet aan de opgelegde voorwaarden
voor verstandelijk gehandicapten en psychogeriatrie een aparte wettelijke regeling te maken. Dit resulteerde in 2009 in de indiening bij de Tweede Kamer van het wetsvoorstel zorg en dwang (Wzd, wetsvoorstel 31996). Inmiddels was in 2007 ook de derde evaluatie van de Wet Bopz verricht, uit welke evaluatie naar voren kwam dat ook in de psychiatrie de Wet Bopz teveel begon te knellen en te weinig ruimte liet voor innovatie. In reactie op deze evaluatie besloot de regering de Wet Bopz maar helemaal af te schaffen. Naast de Wzd werd in 2010 dan ook een wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg ingediend (Wvggz, wetsvoorstel 32399), dat ertoe strekt in de psychiatrie de Wet Bopz te vervangen. Zowel de Wzd als de Wvggz zijn geheel anders opgezet dan de Wet Bopz en hebben een veel bredere reikwijdte. Beide wetsvoorstellen richt zich op het toepassen van dwang ongeacht locatie. Ook dwangtoepassingen buiten de instellingsmuren vallen onder deze beide regelingen, bijvoorbeeld in de thuissituatie van de patiënt. Met name in
toren psychogeriatrie en org wel echt nodig?“ houdt. In de jaren na 2008 is het aantal voorwaardelijke machtigingen sterk toegenomen. Dit past bij de al genoemde ambulantisering van de psychiatrie. Overigens waren niet alle wijzigingen van de Wet Bopz succesvol. Enkele jaren geleden werd in de wet een kortdurende observatiemachtiging opgenomen. Deze maatregel is inmiddels al weer uit de wet verdwenen, wegens een gebrek aan succes. Ook werd aan de Wet Bopz een zelfbindingsregeling toegevoegd. Deze regeling staat nog steeds in de wet, maar wordt niet of nauwelijks toegepast. Terug naar de grote lijnen van het wetgevingstraject. Na de wetsevaluatie van 2002 werden door het ministerie van VWS voorbereidingen gestart om met betrekking tot de sectoren zorg
de Wvggz is gedwongen opneming niet meer de centrale maatregel van de wet, maar een van de instrumenten uit een breder scala van dwanginterventies. De parlementaire behandeling van de Wzd en de Wvggz verloopt tot op heden net zo moeizaam als die van de Wet Bopz. Beide wetsvoorstellen zijn na hun indiening bij de Tweede Kamer al weer ingrijpend herzien. De Wzd is inmiddels door de Tweede Kamer aanvaard. Met betrekking tot de Wvggz is de Tweede Kamer wederom in afwachting van toegezegde herziening van het wetsvoorstel. De Eerste Kamer heeft laten weten met de behandeling van de Wzd te wachten tot ook de Wvggz door de Tweede Kamer is aanvaard. De Eerste Kamer wil beide wetsvoorstellen graag gezamenlijk bespreken, vanwege RGD Magazine nr 2
27
de samenhang ertussen. Over die samenhang is discussie ontstaan door de publicatie in 2014 van de Thematische wetsevaluatie gedwongen zorg. In deze evaluatie wordt de noodzaak van twee separate wetsvoorstellen ter discussie gesteld en wordt bovendien gewezen op onverklaarbare verschillen tussen beide regelingen. Voorgesteld wordt te opteren voor één wettelijk kader voor alle huidige Bopz-sectoren, binnen welk kader dan wel qua aanpak en mate van rechtsbescherming zou moeten worden kunnen gedifferentieerd tussen de verschillende sectoren. Uit de thematische wetsevaluatie werd duidelijk dat er op het terrein van gedwongen zorg sprake is van een zeer omvangrijk en heterogeen wetgevingscomplex. Daarbij gaat het niet alleen om de sectoren die nu onder de Wet Bopz vallen, maar ook om wetgeving over dwangtoepassing in de forensische zorg en in de jeugdzorg. Er is binnen en tussen sectoren sprake van aanzienlijke verschillen, zowel waar het gaat om de doelstelling en de systematiek als om de inhoud van de wet- en regelgeving.
tussen ministeries en dat veel wettelijke regelingen tijdens de parlementaire behandeling op onderdelen zijn gewijzigd als gevolg van een politiek momentum dat min of meer toevallig ontstond en waarbij niet altijd acht werd geslagen op de structuur van de wet of de daaraan ten grondslag liggende gedachten en uitgangspunten. De thematische wetsevaluatie laat zien dat er op het terrein van de gedwongen zorg de afgelopen jaren veel te weinig ‘wetgevingsregie’ is geweest: momenten van reflectie aan de zijde van de verantwoordelijke ministeries (VWS en V&J) die benut hadden kunnen en moeten worden om naar een wetgevingscomplex als geheel te kijken, om te voorkomen dat wettelijke regelingen die thematisch samenhangen los van elkaar worden geconcipieerd of tussentijds worden gewijzigd. Een belangrijk discussiepunt is nu het verschil in benadering tussen de Wvggz en de Wzd. De Wvggz richt zich anders dan de Wzd op personen met een psychische stoornis bij wie veelal nog behandeling mogelijk is. Beide wetsvoorstellen delen
“Verontrustend is wel dat de pa Wzd en Wvggz begint te lijken o Deze verschillen houden verband met de karakteristieken van de verschillende sectoren (of deelgebieden daarbinnen), maar ook het ontstaansmoment en de ontstaansgeschiedenis van de betreffende wettelijke regelingen. De huidige wettelijke regelingen dateren uit verschillende tijdvakken, de betrokken ministeries (of verschillende afdelingen binnen eenzelfde ministerie) hebben, vanwege hun specifieke beleidsopdracht, bij de totstandkoming ervan verschillende doelen voor ogen gehad en de regelingen zijn, op een enkele uitzondering na, nimmer in de sleutel van vergelijking en (eventuele) harmonisatie geplaatst. Daar komt nog bij dat er sprake is geweest van bevoegdheidsverschuivingen 28
RGD Magazine nr 2
enkele belangrijke uitgangspunten: het toepassen van dwang dient zoveel mogelijk te worden voorkomen; het zijn beide persoonsgebonden, en niet locatiegebonden regelingen; de erin opgenomen rechtsbescherming is overwegend procedureel van aard. Tegelijk zijn er ook belangrijke verschillen. Een belangrijk punt is dat beide wetten hun eigen omschrijving kennen van gedwongen zorg; de Wvggz regelt de voorwaarden voor ‘verplichte zorg’, dat wil zeggen zorg die ondanks verzet kan worden verleend, terwijl voor ‘onvrijwilligheid’ in de Wzd geen verzet is vereist. Alles bijeen genomen – en ondanks een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten – verschillen de
Wvggz en de Wzd aanzienlijk in grondbegrippen en concepten van rechtsbescherming. De vraag is in hoeverre die verschillen gerechtvaardigd worden door het uiteenlopend karakter van de doelgroepen. Is een aparte wet voor de sectoren psychogeriatrie en verstandelijk gehandicaptenzorg wel echt nodig? De regering acht het wel zinvol te onderzoeken of beide regelingen op termijn kunnen samengaan, maar wil ze eerst een periode afzonderlijk van elkaar laten werken en hun waarde laten bewijzen in de praktijk. Goed denkbaar is een scenario waarin de Wvggz als kaderwet ook voor de Wzdsectoren gaat gelden, met mogelijk op een aantal punten een voor die sectoren afwijkende regeling. De Wzd roept ook vragen op met betrekking tot het EVRM, nu dit wetsvoorstel interventies mogelijk maakt die de facto kunnen neerkomen op vrijheidsbeneming, zonder (voorafgaande) bemoeienis van de rechter. De regering handhaaft vooralsnog dus zowel de Wzd als de Wvggz. Uiteindelijk zal de Eerste Kamer het verlossende woord moeten spreken.
op de grondrechten en rechtsbeginselen die aan de orde zijn. Het gaat om fundamentele zaken, waarover niet lichtvaardig moet worden besloten. Maar toch is het verbazingwekkend dat het in de politieke arena zo moeilijk blijkt te zijn om dergelijke wetgeving op een systematische en voortvarende manier te behandelen. En de kans bestaat nog steeds dat de Eerste Kamer te zijner tijd veel kritiek zal hebben op zowel de Wzd, de Wvggz als de samenhang daartussen. Dan bestaat de kans dat beide wetsvoorstellen, zo’n tien jaar na hun conceptie respectievelijk indiening bij de Tweede Kamer, alsnog aan hun einde komen. Dan zal de Wet Bopz nog veel langer van kracht blijven, en dat is een zeer onaantrekkelijk vooruitzicht. Kijkend naar de literatuur en commentaren uit de medische en juridische praktijk valt op dat over de Wzd veel kritischer wordt geoordeeld dan over de Wvggz. Het zou zeer te betreuren zijn als in de Eerste Kamer de situatie ontstaat dat kritiek op de Wzd er ook toe leidt dat de Wvggz in gevaar komt. Dan is het beter de Wvggz door te laten gaan, en de Wzd
arlementaire behandeling van op die van de Wet Bopz. “ Onduidelijk is hoe lang de parlementaire behandeling van de Wzd en de Wvggz nog zal duren en tot welk resultaat dat zal leiden. Ondertussen ploetert de rechtspraktijk voort met de Wet Bopz. Lastig is dat wel, maar onmogelijk ook weer niet. Vele betrokkenen zijn al jaren vertrouwd met de Wet Bopz en weten deze op een creatieve manier toe te passen. Verontrustend is wel dat de parlementaire behandeling van Wzd en Wvggz qua duur en inhoud begint te lijken op die van de Wet Bopz. Dat zegt iets over de weerbarstigheid en de complexiteit van regelgeving op het terrein van gedwongen zorg. Dat dergelijke wetgeving veel politieke, maatschappelijke en juridische aandacht krijgt is volkomen terecht, gelet
af te wijzen. Dat leidt er dan toe dat in de zorg voor verstandelijk gehandicapten en psychogeriatrie op dat moment de Wet Bopz nog blijft gelden. Dan zal er een keuze moeten worden gemaakt: voor deze beide sectoren een nieuwe regeling maken in plaats van de Wzd of de werkingssfeer van de Wvggz ook weer tot deze sectoren uitbreiden, maar dan wel met mogelijkheden voor differentiatie. Te hopen valt dat er de komende jaren in dit dossier meer wetgevingsregie zal zijn dan de afgelopen jaren en decennia het geval was.
RGD Magazine nr 2
29
Gedwongen opname en gedw behandeling worden verplich en onvrijwillige zorg Mw. Floris kennen we bij de master als de ‘BOPZ-expert’. De colleges over dit onderwerp worden door haar verzorgd met veel enthousiasme. Niet meer dan logisch dus dat we mw. Floris hebben gevraagd een artikel te schrijven voor dit magazine en zij dit met plezier heeft gedaan.
De wet Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) regelt de dwangopname en eventuele dwangbehandeling van mensen in psychiatrische ziekenhuizen, instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking en verpleeghuizen (psychogeriatrie). Deze wet zorgt ervoor dat niemand tegen zijn wil – dus zonder informed consent – wordt opgenomen, laat staan behandeld, zonder voldaan te hebben aan de voorwaarden die in deze wet staan. Die voorwaarden zijn – kort samengevat: - Er moet sprake zijn van een geestelijke stoornis; daaronder valt ook een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens; - Door die stoornis veroorzaakt betrokkene gevaar voor zichzelf of voor anderen. Er moet dus een causaal verband zijn tussen de stoornis en het gevaar; - Het gevaar moet niet op een andere wijze dan door opname zijn af te wenden. Gedwongen opname moet dus het uiterste en laatste middel zijn waardoor het gevaar kan worden voorkomen of gestopt.
30
RGD Magazine nr 2
Gedwongen opname kan plaatsvinden via een zogenaamde Rechterlijke Machtiging (RM) of – in spoedgevallen - met een Inbewaringstelling (IBS). Zo’n IBS geldt maar tijdelijk en dient zo snel mogelijk te worden opgevolgd door een (voorlopige) RM. Ook is het mogelijk mensen te laten opnemen met een indicatiemachtiging (art. 60 Wet Bopz). Dat geldt alleen voor mensen die niet duidelijk kunnen maken of zij al dan niet instemmen met opname, de zogenaamde gbgb-groep (geen bereidheid-geen bezwaar). Deze mogelijkheid is er voor mensen uit de VG (verstandelijk gehandicapten)sector en de PG (psychogeriatrie)sector. In dat geval geldt in plaats van het gevaarscriterium het handhavingscriterium. Voldoende is dat mensen zich niet buiten de instelling kunnen handhaven. Zodra deze mensen zich verzetten tegen opname, wat verder gaat dan het niet kunnen instemmen, dient ook voor hen een IBS- dan wel een RM-procedure in gang gezet te worden. In schema ziet dit er als volgt uit: VGZ=verstandelijkgehandicaptenzorg PG = pschychogeriatrie APZ=algemeen psychiatrisch ziekenhuis
verdieping
wongen hte zorg
Mw. mr. O.A.M. Floris universitair docent aan de Erasmus Universiteit
Opname in: VGZ PG
Verzet
IBS/RM
APZ
Geen verzet
Bereidheid
Geen bereidheid
Vrijwillig
Art. 60 Bopz
Wanneer een persoon onder de Wet BOPZ is opgenomen, betekent dat nog niet automatisch dat er ook zonder instemming behandeld mag worden. Eerst moet overeenstemming
Bereidheid
Geen bereidheid
Vrijwillig
IBS/RM
komen met de betrokkene en/of diens vertegenwoordiger over het behandelingsplan alvorens het plan kan en mag worden uitgevoerd. Dit, tenzij er ook binnen de muren van de instelling
RGD Magazine nr 2
31
sprake is van gevaar dat niet op een andere manier kan worden afgewend. In dat geval kan – wanneer betrokkene niet instemt met behandeling - het behandelingsplan tegen de wil van de betrokkene worden uitgevoerd. Dat heet dwangbehandeling. Daarnaast kennen we de toepassing van zogenaamde ‘middelen en maatregelen’, die alleen in een noodsituatie en niet langer dan zeven dagen achtereen mogen worden toegepast. In die tijd moet naar een meer structurele oplossing worden gezocht, bijvoorbeeld de aanpassing van het behandelingsplan. Middelen en maatregelen kunnen ook worden ingezet wanneer er bijvoorbeeld nog geen behandelingsplan is opgesteld, maar ook dan geldt weer het gevaarscriterium. De ‘middelen en maatregelen’ staan nauw omschreven in het Besluit middelen en maatregelen BOPZ:
en PG. De psychiatrie was van oudsher gewend te werken met de voorloper van de Wet Bopz, de Krankzinnigenwet, maar voor de verstandelijkgehandicapten- en verpleeghuiszorg waren de regels nieuw en slecht toepasbaar. De roep om meer aangepaste regelgeving heeft er nu toe geleid dat er twee nieuwe wetsvoorstellen voorliggen: het voorstel van Wet zorg en dwang (Wzd) en het voorstel van Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De Wzd gaat gelden voor de sectoren VG en PG en ligt op dit moment bij de Eerste Kamer. De Wvggz gaat gelden voor de psychiatrie en is nog in behandeling bij de Tweede Kamer. De Eerste Kamer wacht met de behandeling van de Wzd totdat ook de Wvggz aan haar wordt aangeboden, zodat zij beide wetsvoorstellen in samenhang kan bezien en beoordelen.
“De vraag is of de rechtsbesch groepen niet nog meer onder d afzondering, separatie, fixatie, medicatie en gedwongen toediening van vocht of voeding. Let wel: dwangbehandeling en toepassen van middelen en maatregelen, zijn alleen – en onder strikte voorwaarden – toegestaan bij gedwongen opgenomen patiënten. Als het noodzakelijk is om vrijwillig opgenomen patiënten tegen hun wil te behandelen, dienen zij eerst onder het regime van de Wet Bopz gebracht te worden. Dat wil zeggen dat voor hen een IBS, een RM of een indicatiemachtiging dient te worden aangevraagd en verkregen. Hun verblijfsstatus verandert dan van vrijwillig in onvrijwillig Op de Wet Bopz is sinds de inwerkingtreding in 1994 veel kritiek geweest, vooral vanuit de sectoren VG 32
RGD Magazine nr 2
Wat zijn de belangrijkste veranderingen in de nieuwe regelgeving? De belangrijkste verandering is waarschijnlijk het feit dat betrokkenen niet meer – al dan niet gedwongen – behoeven te zijn opgenomen alvorens gedwongen kan worden behandeld. Beide wetsvoorstellen gebruiken andere termen voor dwangbehandeling en dwangopname, waardoor het misschien minder erg lijkt, maar de strekking blijft hetzelfde. De Wvvgz spreekt van ‘verplichte zorg’ : zorg die ondanks het verzet van betrokkene of zijn vertegenwoordiger kan worden verleend. De Wzd spreekt van ‘onvrijwillige zorg’: zorg waarmee de cliënt of zijn vertegenwoordiger niet heeft ingestemd
verdieping
of waar de cliënt zich tegen verzet. Verder is het gevaarscriterium in de Wvggz vervangen door ‘een aanzienlijk risico op ernstige schade’ en spreekt de Wzd over ‘ernstig nadeel’. Met name dit ‘ernstignadeel’-criterium kan heel ruim worden geïnterpreteerd en baart zorgen temeer in de Wzd de rechter een minder belangrijke rol speelt dan in de Wvggz en in de huidige Wet BOPZ. In de verstandelijkgehandicapten- en psychogeriatrische sector wordt veel meer overgelaten aan de beslissingsbevoegdheid van de zorgaanbieder. Daarbij komt – zoals hiervoor is opgemerkt - dat men niet hoeft te zijn opgenomen in een instelling om verplichte dan wel onvrijwillige zorg te moeten ondergaan. Dat kan dus ook in de thuissituatie of in bijvoorbeeld aanleunwoningen in een ambulante setting.
middelen en maatregelen , als het gevaar absoluut niet op een andere manier kan worden afgewend; het zogenaamde ultimum-remedium-beginsel. Natuurlijk valt er veel voor te zeggen om mensen waar mogelijk in de eigen situatie te laten en opname zo veel mogelijk te voorkomen. De vraag is echter wel of zonder rechterlijke tussenkomst de rechtsbescherming van deze kwetsbare groepen niet nog meer onder druk komt te staan. Op dit moment onder de Wet BOPZ worden op mensen zonder enige rechterlijke tussenkomst of zonder indicatiemachtiging vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast in niet daartoe aangemerkte instellingen. De nieuwe regelgeving maakt dat alleen maar gemakkelijker. Ik wil toch eindigen met een pluspuntje. In de Wzd wordt (eindelijk) de
herming van deze kwetsbare druk komt te staan.“ De Regering spreekt van een ‘behandelwet’ in plaats van een ‘opnamewet’. Ook wordt in dit verband benadrukt dat deze regelgeving ‘patiëntvolgend ’is in plaats van ‘locatiegebonden’. Onbegrijpelijk is dat regelmatig is te lezen in de parlementaire stukken en in voorlichtingspublicaties dat in deze nieuwe regelgeving het ‘nee, tenzij’-principe geldt. Dat wil zeggen dat verplichte of onvrijwillige zorg niet gegeven mag worden, tenzij er aanzienlijk risico op ernstige schade dan wel ernstig nadeel valt te verwachten. Dat lijkt mij onder de Wet Bopz niet anders, omdat daar wordt voorgeschreven dat eerst kan worden overgegaan tot dwangopname, dwangbehandeling of toepassing van
aanstelling van een onafhankelijke cliëntvertrouwenspersoon (cvp) in de VG- en PG-instellingen verplicht. In de psychiatrie kennen we al de verplichting van de onafhankelijke patiëntvertrouwenspersoon (pvp). Afwachten is wel hoe dat dan gaat met ambulante toepassing van verplichte of onvrijwillige zorg. Komt de pvp of cvp dan regelmatig bij de mensen thuis?
RGD Magazine nr 2
33
“We moesten de zaak voortzetten in de nabijgel speeltuin.”
Waarom heeft u voor de advocatuur gekozen? Tijdens mijn studententijd wist ik al dat ik advocaat wilde worden. Het leek mij een heel interessant beroep omdat je juridisch inhoudelijk bezig bent, cliënten adviseert, zaken in de rechtbank presenteert en onderhandelt met de wederpartij. Na mijn studie ben ik min of meer in de baan als griffier bij de rechtbank gerold. Dat vond ik super leuk. Je krijgt inzage in hoe rechters denken en tot een uitspraak komen. Dat is handig als je daarna advocaat wordt. Advocaat worden bleef in mijn achterhoofd zitten en toen de kans zich voordeed ben ik stagiair geworden. Sinds een aantal jaren werkt u voor Cleerdin en Hamer Advocaten, waarom 34
RGD Magazine nr 2
heeft u voor dit kantoor gekozen? Bij Cleerdin en Hamer staat kwaliteit voorop en iedere advocaat is gespecialiseerd in het rechtsgebied waar hij of zij werkzaam is. Het kantoor is verdeeld in verschillende secties, zo werk ik op de sectie familierecht. Dit vind ik prettig want daardoor is er ruimte voor verdieping. Kunt u beschrijven hoe een gemiddelde werkdag er voor u uitziet? Het kantoor in Almere is mijn vaste standplaats. Als ik ‘s ochtends binnen kom begin ik met de post. Met mijn secretaresse bespreek ik aan de hand daarvan wat er moet gebeuren. Vervolgens ga ik zittingen voorbereiden of processtukken opmaken. Vaak
legen
interview
Mirjam Nieuwendijk Advocaat bij Cleerdin en Hamer Advocaten Na afronding van haar doctoraal strafrecht en bachelor criminologie aan de Universiteit Leiden, heeft Mirjam Nieuwendijk als gerechtssecretaris gewerkt bij de sector jeugd van de rechtbank Amsterdam en bij de Commissie van Toezicht van de penitentiaire inrichting in diezelfde stad. Vervolgens heeft zij een algemene advocatenpraktijk bij een kantoor in Breukelen gehad en is zij sinds 2012 werkzaam bij de vestiging in Almere van Cleerdin en Hamer Advocaten. Hier heeft zij zich gespecialiseerd in het personen- en familierecht en de Wet Bopz. In de vestiging Amsterdam interviewde de redactie haar over haar werkzaamheden.
Door Andrea van Lent en Liesbeth Kwekel
heb ik ook afspraken, gemiddeld één per dag en af en toe heb ik een zitting, de ene periode wat meer dan de andere. Het is heel afwisselend. Daarom wilde ik advocaat worden. Hoeveel zaken heeft u in behandeling? Ik denk dat er in mijn kast wel honderd zaken hangen. Maar niet in alle zaken ben ik wekelijks aan het werk. In sommige zaken gebeurt soms maanden niets, bijvoorbeeld omdat je wacht op een zittingsdatum van de rechtbank. In andere zaken ben ik dagelijks bezig. Heeft u weleens geweigerd een zaak aan het nemen of erover getwijfeld? Nee, eigenlijk niet. Wat natuurlijk soms wel lastig is als cliënten een standpunt
innemen dat juridisch niet verdedigbaar is. Dan zal je toch met iemand in gesprek moeten om na te gaan waarom een bepaald standpunt wordt ingenomen. Ook als een cliënt iets van je verwacht waar je als advocaat niet achter staat, zal je moeten zeggen: “Dit kan ik niet voor je doen, je zult op zoek moeten gaan naar een andere advocaat”. Dat heb ik wel eens gehad in het verleden. Welke zaken zijn u het meest bijgebleven? De zaken die mij het meest bijblijven zijn toch wel de echte vechtscheidingen. Het gaat daarbij om vaak heftige echtscheidingsprocedures, waarbij partijen jarenlang strijd voeren en kinderen het slachtoffer worden. Als advocaat probeer je dat te voorkomen, maar soms RGD Magazine nr 2
35
maken partijen dat zelf onmogelijk. In Bopz-zaken zie je de mensen maar kort, maar het zijn wel zaken die mij erg bijblijven. Het gaat om mensen die in de war of ernstig gestoord zijn. Onlangs stond ik iemand bij die depressief was, ze wilde echt dood. Ze leed al 35 jaar aan depressies en er was nooit een middel gevonden dat bij haar hielp. Uiteindelijk heeft ze shocktherapie gehad. Maar ook dat werkte bij haar slechts voor korte duur. Dat was schrijnend. De psychiater zei tegen haar: “We gaan nog één keer shocktherapie proberen, lukt dit niet dan zal worden onderzocht of we een euthanasietraject in gang gaan zetten”. Dat zijn zaken die je bij blijven. Ook omdat bij haar zo duidelijk was hoe erg zij leed onder haar depressies. Ook is mij een zaak bijgebleven van een student geneeskunde die psychotisch
of dat ze tegen je schreeuwen. Ik heb een keer meegemaakt dat de rechter werd bedreigd en we de zaak moesten voortzetten in de nabijgelegen speeltuin. Het huis was sterk vervuild, cliënte vermagerd en haar zoon radeloos. Je moet dan roeien met de riemen die je hebt. Dat lijkt me soms best eng, je moet eigenlijk weten in wat voor stemming iemand is. Je krijgt van te voren een geneeskundige verklaring van een psychiater. Daarin lees je hoe iemands gemoedstoestand op dat moment is. Als je iemand dan bezoekt weet je daardoor enigszins wat je kunt verwachten. Soms zitten cliënten in de separeer, dan zijn er wel begeleiders bij. In deze zaken ging het om volwassenen,
“Als een cliënt ambulant kan w de voorkeur boven een geslote was geworden. Deze cliënt kon niet verder met de summer course die hij op dat moment volgde. Het was een intelligent persoon die opeens waanbeelden kreeg dat hij was verkracht. Tot hij zich op enig moment realiseerde in welke situatie hij zich bevond. Op de PAAZ-afdeling van een ziekenhuis. Dat zijn de ergste gevallen; de mensen die zich realiseren dat ze ziek zijn. Die weten: dit is niet goed, ik heb mensen verdriet gedaan, maar ik wil niet aan de medicatie, ik wil er niet door afgestompt worden. Als Bopz-advocaat maak je veel mee. Soms wonen cliënten nog thuis voordat zij gedwongen worden opgenomen. Dan ga je bij ze op huisbezoek. Je maakt dan mee dat je niet wordt binnengelaten
36
RGD Magazine nr 2
heeft u ook wel eens met kinderen te maken gehad? Ik heb weleens een verstandelijk beperkte jongen bijgestaan die in een strafrechtelijk traject was beland maar die daar eigenlijk niet thuis hoorde. Hij is in het kader van de Wet Bopz opgenomen en de strafrechter heeft hem uiteindelijk geen straf opgelegd. Verder heb ik niet heel vaak met minderjarigen te maken gehad. Welke ontwikkelingen hebben tot uw Bopz-specialisatie geleid? Vanaf 2013 doe ik ook Bopz-zaken. Daar is een specialisatiecursus voor nodig van drie dagen. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de drijfveren van mensen. In de Bopz kom je mensen tegen die in een moeilijke periode
interview van hun leven zitten en daardoor heel kwetsbaar zijn. Dan is het belangrijk dat ze door een advocaat worden bijgestaan die hun belangen helder voor ogen heeft. Dat is iets wat mij erg aanspreekt in de Bopz; dat je echt iets voor iemand kunt betekenen op dat moment. Zijn er veel Bopz gespecialiseerde advocaten? Iedereen kan zich voor de cursus inschrijven, maar afhankelijk van het arrondissement waar je werkzaam bent zijn er wachtlijsten. Bijvoorbeeld in Amsterdam; ik heb met een advocaat gesproken die al tien jaar op de wachtlijst stond. In mijn arrondissement heb je geen wachtlijst dus ik kon meteen aan de slag. Naast het volgen van de cursus moet je ook een aantal keren meelopen met een collega. Als je eenmaal aan de vereisten hebt voldaan ben je verplicht cursussen
U heeft ook criminologie gestudeerd, heeft u daar nog baat bij in de praktijk waarin u nu werkzaam bent? Tijdens mijn bachelor criminologie heb ik vakken als onderzoeksvaardigheden, statistiek, psychologie en sociologie gevolgd. De laatste twee vakken zijn wel van belang voor je mensenkennis, maar de praktijk is toch de beste leerschool gebleken. Waar loopt u in uw Bopz-zaken tegen aan? Wat bij Bopz-zaken vaak lastig is, is de bewijspositie van de cliënt met betrekking tot de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan de rechterlijke machtiging. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat een buurvrouw bij de politie meldt dat zij ’s nachts vanuit de woning van cliënt luid geschreeuw heeft gehoord. Dit is vaak lastig te weerleggen. Je cliënt is in de war en heeft geen
worden behandeld heeft dat en plaatsing.“ te volgen om je kennis op peil te houden. Wat is uw rol bij Bopz-zaken? Mijn rol als advocaat is om de belangen van mijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen. Je kijkt als advocaat niet naar het algemeen of therapeutisch belang. Daarvoor zijn de psychiater en de rechter. Jouw taak als advocaat is om de visie van je cliënt zo helder mogelijk naar voren te brengen en te controleren of zijn rechten worden gewaarborgd. Als advocaat heb je ook de taak te onderzoeken wat de alternatieven voor een gesloten opname zijn. Als een cliënt ambulant kan worden behandeld heeft dat de voorkeur boven een gesloten plaatsing.
telefoonnummer van de buurvrouw paraat om dit te kunnen verifiëren. Heeft u hierbij ook contacten met hulpverleners? Bij het eerste gesprek met de cliënt informeer ik of er al hulpverlening is ingezet. Als cliënt aangeeft ambulant in behandeling te zijn, dan neem ik contact op met de ambulant behandelaar. Op die manier kun je meer informatie over de cliënt verkrijgen en onderzoeken welke alternatieven er in het ambulant kader nog mogelijk zijn. Als iemand voor een langere periode opgenomen is heb je contact met de behandelaar over de concrete invulling van de behandeling.
RGD Magazine nr 2
37
interview
Wat vindt u van een casus zoals die van de ex tbs-er Udo D. die door het ontbreken van een direct verband tussen zijn karakterstoornis en zijn gewelddadigheid niet gedwongen kon worden opgenomen en vervolgens een aantal misdrijven beging? Ik ken de casus niet en kan er daarom niet zoveel over zeggen. Wat ik heb gelezen is dat Udo D. opgenomen was met een rechterlijke machtiging. Op verzoek van Udo D. zelf, zou de geneesheer directeur hem (voorwaardelijk) ontslag hebben verleend. De geneesheer directeur beschikt over de bevoegdheid iemand ontslag te verlenen lopende de rechterlijke machtiging. Op dit moment valt de zorgverlening en dwangbehandeling van mensen met dementie of met een verstandelijke beperking onder de Wet Bopz, maar er ligt een wetsvoorstel Zorg en dwang dat gericht is op deze twee doelgroepen. Wat vindt u van dit wetsvoorstel? Dementerenden en verstandelijk beperkten vormen een kwetsbare groep, het betreffen mensen met een chronische ziekte. Personen met een psychotische stoornis kunnen door het gebruik van medicatie weer normaal in de maatschappij functioneren. Dementerenden en verstandelijk beperkten zullen daarentegen altijd met hun beperking moeten leven. Zij behoeven langdurig specialistische zorg. Het wetsvoorstel heeft voor ogen dat de zorg zoveel mogelijk in het vrijwillige kader moet plaatsvinden met zo min mogelijk dwang. Dit kan betekenen dat
38
RGD Magazine nr 2
iemand in het verzorgingstehuis kan blijven waar hij of zij op dat moment woont en de hulpverlener ambulante hulp biedt. Op deze manier kan iemand met zo min mogelijk dwang toch in de maatschappij blijven functioneren. Wat verwacht u van de andere wetswijzigingen? (Waaronder het wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg) In het wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg is er sprake van zorgmachtigingen. Door die nieuwe zorgmachtigingen wordt er gekeken of iemand met minder zware maatregelen ook geholpen kan worden. Dus bijvoorbeeld gedwongen hulpverlening aan huis of gedwongen medicatie in plaats van dat iemand gedwongen wordt opgenomen. Bij het verlenen van een zorgmachtiging vindt een rechterlijke toetsing plaats waarbij de bijstand van een advocaat mogelijk is. Het wetsvoorstel zal waarschijnlijk tot gevolg hebben dat er minder personen gedwongen in een instelling worden opgenomen. Tot slot; zou u studenten gezondheidsrecht een advies willen meegeven? Ik wil als tip meegeven dat studenten zich niet blind moeten staren op de theorie, maar vooral de praktijk moeten leren kennen. Kijk of er een mogelijkheid is om stage te lopen of zoek een juridische bijbaan.
Van de docenten
Europees Gezondheidsrecht Op 24 februari as. start het keuzevak Europees gezondheidsrecht. Gedurende 7 weken worden studenten geïnformeerd over de betekenis van de Europese Unie voor de gezondheidszorg. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder meer: grensoverschrijdende zorg en de betekenis van de nieuwe richtlijn patiëntenmobiliteit, de erkenning van buitenlandse diploma’s van medische hulpverleners en de belemmeringen in de uitoefening van medische beroepen elders in de EU, de harmonisatie van het Europees geneesmiddelenrecht, ebola en het Europees volksgezondheidsbeleid en recht, de invloed van het EU mededingingsrecht op de gezondheidszorg, het EU Grondrechtenhandvest en de betekenis voor de gezondheidszorg, maar ook de relatie tussen de EU en externe organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO), alsook de betekenis van de associatieverdragen voor de gezondheidszorg, afgesloten tussen de EU en potentiële lidstaten. Kortom, een breed pallet aan onderwerpen waarin de invloed van ‘Brussel’ al dan
niet rechtstreeks doorwerkt op de verschillende onderdelen van de gezondheidszorg en de bijbehorende wet- en regelgeving. Kennis van het Europees gezondheidsrecht is een must voor iedere beginnende en ervaren jurist gezondheidsrecht. Tijdens de interactieve bijeenkomsten worden naast de geselecteerde literatuur, diverse voor de gezondheidszorg spraakmakende uitspraken van het EU Hof van Justitie besproken, en de gevolgen voor nationale wet- en regelgeving. Daarnaast wordt op 6 april een unieke excursie naar de Europese instellingen georganiseerd, waarbij studenten kennis maken met de Brusselse werkelijkheid! Dit keuzevak wordt tevens online aangeboden aan studenten verbonden aan universiteiten elders in Europa en daarbuiten. De voertaal tijdens de bijeenkomsten is dan ook Engels. Gezien de beschikbare multimedia faciliteiten is een het aantal toegelaten EUR deelnemers beperkt. Vooraanmelding is noodzakelijk. Contact: denexter@bmg. eur.nl
Organisatie en bestuur van de Zorg Op dit moment volgen de studenten het vak ‘Organisatie en Bestuur van de Zorg’. Dit jaar is het vak verdeeld over twee blokken. Tijdens het vak komen onderwerpen vanuit het ondernemingsrecht aan bod, gericht op de gezondheidszorg. In blok 3 staan de zorgverzekeraars en de patiëntenverenigingen centraal. De zorginstellingen worden behandeld in blok 4. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder meer: bestuur en intern toezicht van zorginstellingen en zorgverzekeraars, de aansprakelijkheid en beloning van bestuurders en commissarissen. Daarnaast wordt ingegaan op maatschappen en medisch specialisten. Ook het medezeggenschaprecht komt aan de orde, zoals de positie van de ondernemingsraden en de cliëntenraden.
Tevens worden de arbeidsrechtelijke aspecten in de zorg behandeld. Kortom, een breed vak waarin de belangrijkste aspecten van zorgorganisaties aan bod komen. De colleges zijn interactief van opzet, waarin de belangrijkste thema’s worden behandeld. Tevens wordt er veel geoefend om het inzicht in de materie te vergroten. Naast relevante jurisprudentie, is er ook aandacht voor uitspraken van het scheidsgerecht gezondheidszorg en de governancecommissie gezondheidszorg. Tijdens het vak worden ook verschillende gastcolleges verzorgd waarbij de koppeling met de praktijk gemaakt wordt. Een zeer relevant vak waar menig student dankbaar gebruik van zal maken in het werkende leven na de master.
Van de docenten
Practicum in de gezondheidszorg Nicole Kien is al meer dan twintig jaar advocaat en heeft onder meer bij Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn en (het oude) Trenité van Doorne gewerkt. Vijftien jaar geleden heeft zij KienLegal opgezet, advocatenkantoor in de lifescience & health sector. Dit kantoor bestaat uit deskundige topadvocaten die diepgaande kennis van de markt hebben. KienLegal richt zich op een out-of the box aanpak buiten de gebaande paden om zo tot grensverleggende, buitengewone oplossingen te komen. Naast haar werk als advocaat is Nicole Kien onder meer auteur van het handboek ‘Formeel Mededingingsrecht’ en diverse publicaties in (juridische) tijdschriften. Ook heeft zij diverse nevenfuncties. Vanwege haar expertise wordt zij regelmatig door de media benaderd om een uitleg te geven bij actuele juridische vraagstukken in de zorg. Vanwege haar grote praktijkervaring in het gezondheidsrecht geeft zij sinds het collegejaar 2012-2013 als gastdocent
colleges aan de Erasmus Universiteit en later verzorgde zij het keuzevak practicum in de gezondheidszorg. Insteek van het practicum was om een brug te slaan tussen de theorie en de beroepspraktijk. Het keuzevak bestaat uit opdrachten voor studenten om de lesstof op een praktische wijze toe te kunnen passen en vaardigheden te kunnen oefenen. Nicole Kien hanteerde in het practicum het uitgangspunt van ‘learning by doing’. Studenten werden uitgedaagd om in (praktijk)casussen bijvoorbeeld een advies aan de cliënt te schrijven en een brief aan de advocaat van de wederpartij. Sinds het collegejaar 2015-2016 is haar practicum verplicht onderdeel van de master Recht van de Gezondheidszorg en valt binnen het vak Organisatie en bestuur van de zorg. In deze colleges wordt ernaar gestreefd om studenten inzicht te geven in de praktijk van de gezondheidsrechtjurist.
International Health law In het laatste blok van het jaar wordt International health law aangeboden. In dit vak staan mensenrechten centraal. Het wordt wel eens vergeten maar het recht op gezondheidszorg is een sociaal grondrecht, neergelegd in tal van internationale en Europese verdragen waarbij Nederland partij is. Gedurende zeven weken zullen we stilstaan bij het begrip ‘menselijke waardigheid’, bij moderne mensenrechtentheorie, bij het recht op gezondheidszorg in het algemeen en zijn betekenis voor zogenaamde ‘vulnerable groups’ (vrouwen, kinderen, gevangenen, gehandicapten, ouderen), bij jurisprudentie van het Europese hof voor de rechten van de mens, etc. International health law is het enige volledig Engelstalige vak onder de verplichte onderdelen van het masterprogramma. De literatuur 40
RGD Magazine nr 2
is Engelstalig, het onderwijs wordt in het Engels verzorgd en het tentamen wordt in het Engels afgenomen. Hoewel veel studenten vooral tegen dat laatste opzien, is in de afgelopen jaren gebleken dat de schroom om zich in het Engels uit te drukken meestal al na een week verdwenen is. Met het oog op het Engelstalige tentamen kunnen studenten bovendien meedoen aan een credit-regeling. Zij die wekelijks schrijfopdrachten vervullen, kunnen een vol punt op het tentamenresultaat verdienen. Op de ingeleverde werkstukjes volgt feedback op het gebezigde Engels, zodat de studenten op het tentamen beter beslagen ten ijs komen. Ook dit jaar hopen we weer interessante gastdocenten voor het vak te kunnen strikken. .
VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO IBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMI VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO JMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJ VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJWILLIGERSWERK VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJ BO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIB MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO O VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIB VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM BO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIB MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V Wij zoeken ook talenten die werk maken van hun vrije tijd. MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM Talenten met karakters die wij nog niet kennen. Talenten die de diversiteit vergroten en verbindingen VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V kunnen leggen. Om zo sterker te kunnen adviseren in complexe zaken; want daar geloven wij in. Dat noemen wij MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM de verbindende kracht. Ga naar werkenbijvandoorne.nl om te zien of jouw unieke kracht bij ons past. VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM RGD Magazine nr 1 41 VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO V MIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJMIBO VRIJM
Het werkende leven Anne Rietveld was vorig collegejaar voorzitter van de redactie van het RGD magazine. Met veel enthousiasme heeft ze zich ingezet voor het blad. Inmiddels is ze al een tijdje aan het werk bij het Prinses Máxima Centrum. In deze column vertelt ze ons hoe het werkende leven haar bevalt.
Tijdens mijn bachelor Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Utrecht, ben ik een halfjaar op uitwisseling geweest naar Wales. Hier volgde ik het vak ‘Medicine, Ethics and Law’ en dat sprak mij zo erg aan dat ik bij terugkomst al gelijk wist dat mijn bachelorscriptie over de tweede evaluatie van de Wet BIG moest gaan en dat ik niet kon wachten tot ik mij kon inschrijven voor de master Recht van de Gezondheidszorg (nerd-alert). De keuze voor de master was aldus de spreekwoordelijke kat in het bakkie. Studeren voor tentamens, het tikken van essays en papers, het lopen van een
Toeval of geen toeval, net toen ik in het ritme kwam van het “zware” leven van een stagiaire kreeg ik een hele mooie kans aangeboden, waardoor mijn twijfel over de toekomst als sneeuw voor de zon verdween. Ik kreeg een baan aangeboden als junior bedrijfsjurist bij het Prinses Máxima Centrum. Een centrum waarin gespecialiseerde zorg, research, onderwijs en opleiding op het gebied van kinderoncologie samen worden gebracht. Wat ik zo leuk vind aan mijn baan is de veelzijdigheid ervan. Naast het geven van juridisch advies en het ondersteunen
“Ik heb tijdens de stage veel nie terug zult vinden in boeken en a leuke stage; hoewel ik toewerkte naar het einde van de master, en daarmee het einde van mijn studententijd, was het bedenken wat ik dan daadwerkelijk na mijn master wilde gaan doen, helaas wat moeilijker. Vorig jaar rond deze tijd was ik bezig met de afronding van de laatste mastervakken en zou ik bijna beginnen aan mijn stage bij het Radboudumc, toen ik mij besefte dat ik totaal geen plan had voor ‘de toekomst’. Wilde ik toch nog een master doen of liever een (half)jaartje reizen? En als ik zou kiezen voor het werkende leven: waar zou ik mijn carrière dan beginnen? 42
RGD Magazine nr 2
van de bedrijfsjurist, ben ik ook ambtelijk secretaris van de cliëntenraad. Het uitwerken van verslagen van (overleg) vergaderingen, het geven van juridisch advies over bijvoorbeeld het gewoon en verzwaard adviesrecht en de schakel zijn tussen de cliëntenraad en de raad van bestuur, behoren onder andere tot mijn werkzaamheden als ambtelijk secretaris. Daarnaast ben ik momenteel betrokken bij de oprichting van de Kinderadviesraad. Bij het Prinses Máxima Centrum wordt kindparticipatie erg belangrijk gevonden. Tevens houd ik mij nu ook bezig met een aantal zaken
na je studie
Anne Rietveld
op het gebied van research (onder andere het opstellen van een integriteitscode). Ten slotte stel ik contracten op. houd ik een register bij van alle contracten en attendeer ik collega’s op de (juridische) verplichtingen. Hoewel ik een passie heb voor het gezondheidsrecht, vind ik het ook erg leuk en leerzaam dat ik met andere rechtsgebieden in aanraking kom. Hoewel het werkende leven mij erg goed bevalt, ben ik nog niet helemaal student-af. Ik wissel mijn baan af met bezoekjes aan de universiteitsbibliotheek, zodat ik hopelijk binnenkort mr. voor mijn naam kan plakken. Het onderwerp van mijn masterscriptie (de Zorgbrede Governancecode), sluit gelukkig
euwe dingen geleerd die je niet artikelen.” goed aan op waar ik me in mijn werk mee bezig houd. Probeer, ook al zit je in de laatste fase van je master, nog een leuke stage te regelen. Naast het algemene verhaaltje dat het goed staat op je CV, is het eigenlijk ontzettend belangrijk voor je ontwikkeling. Ik heb veel nieuwe dingen geleerd, naast de master, die je niet terug zult vinden in boeken en artikelen. Daarbij hebben mijn stages bijgedragen aan de vaardigheden die ik nu toe pas in mijn werk. Ten slotte kan een stage ook helpen bij het verzinnen van een leuk onderwerp voor je masterscriptie. Ik zeg: meerdere vliegen in één klap. RGD Magazine nr 2
43
De grote mensenwereld Eline heeft vorig jaar de master Recht van de Gezondheidszorg afgerond. Naast haar studie zat ze in het bestuur van de RGD en heeft ze stage gelopen bij Ploum Lodder Princen. In deze column geeft ze wat tips aan de huidige masterstudenten.
Het leek altijd zo ver weg: het moment dat je afstudeert en op zoek moet naar een ‘grote mensenbaan’. Tot op de dag van mijn afstuderen bleef ik het idee houden dat ik nog tijd genoeg had. Hoewel het na de kerstvakantie steeds meer tot me door begon te dringen dat het toch echt serieus werd, hadden andere zaken prioriteit. Ik ging stage lopen bij Ploum Lodder Princen, ik begon aan mijn scriptie en moest Organisatie en Bestuur van de Zorg overleven, het vak waar je vele angstaanjagende verhalen over had gehoord. Die baan kwam later wel. Achteraf heb ik me druk gemaakt om niks, maar had ik wel wat dingen anders gedaan. Voor de huidige lichting masterstudenten dan ook wat tips om het laatste half jaar van je master succesvol door te komen (sommige open deuren):
ik wil de advocatuur in. Hoe je je het best op kunt stellen tijdens je stage is natuurlijk een beetje afhankelijk van het type organisatie, maar over het algemeen geldt dat het belangrijk is om interesse te tonen in het bedrijf. Neem bijvoorbeeld deel aan sociale activiteiten buiten werktijd als je hiervoor gevraagd wordt en meng je ook met de medewerkers van andere afdelingen. Daarnaast is het belangrijk om vragen te stellen, als je die hebt. Je bent er tenslotte om te leren. Neem tot slot niet al teveel hooi op je vork. Je maakt een betere indruk wanneer je je werkzaamheden met een mooi resultaat afrondt dan wanneer je moet gaan vertellen dat je het niet af hebt gekregen. 2. Ga op studiereis Deze tip is stiekem
meer
een
“OBZ is voor velen het moeilijk master.” 1. Ga stage lopen Tijdens mijn bachelor heb ik een bestuursjaar gedaan bij de grootste stagebemiddelaar van Nederland. Als geen ander wist ik hoe belangrijk het is om stage te lopen. Je ontdekt wat er bij je past: een grote/kleine organisatie, welk vakgebied, de sfeer binnen de organisatie etcetera. Bovendien kun je beter beoordelen waarom je voor een bepaalde richting kiest en maak je kans dat je na afloop van je stageperiode meteen aangenomen wordt. Na mijn stageperiode bij Ploum wist ik het zeker: 44
RGD Magazine nr 2
promopraatje. Als ex-bestuurder van het RGD heb ik vorig jaar samen met mijn bestuursgenoten de allereerste RGD studietrip georganiseerd, met als bestemming Boedapest. De studiereis is echt dé manier om je studiegenoten buiten de collegebanken om te leren kennen. Naast de studiegerelateerde activiteiten was er natuurlijk veel ruimte voor gezelligheid. Drankjes en dansjes doen in de leukste clubs van Boedapest en lekker relaxen in een van de vele badhuizen die de stad rijk is! Die paar dagen in Boedapest hebben ervoor gezorgd dat we vaker buiten collegetijd
na je studie
Eline Huisman met elkaar hebben afgesproken. Ook Lissabon zal ongetwijfeld veel gezelligheid brengen! 3. OBZ OBZ is voor velen het moeilijkste vak van de master.. Het vak gaat met name over stichtingen en het recht daaromtrent is tijdens de meeste bachelors niet al te uitgebreid aan de orde gekomen. Binnen korte tijd krijg je veel stof naar je toegeworpen. Zoals eigenlijk altijd wel geldt, moet je op tijd beginnen met voorbereiden. Lees vooral de voorgeschreven teksten goed door. Voor wat betreft het essay is het belangrijk dat elk detail in orde is (formulering, interpunctie, spelling en grammatica). Kies vooral een onderwerp waar nog niet teveel over geschreven is (in voorgaande jaren) en houd je aan het opgegeven schema. 4. Scriptie De afstudeerscriptie is in de meeste gevallen het laatste onderdeel van je carrière als student.
kste vak van de Je zult er veel tijd aan kwijt zijn, dus kies vooral een onderwerp dat je interesseert. Probeer daarnaast voor jezelf deadlines te stellen. Eis niet teveel van jezelf, maar deel het op in delen. Stel bijvoorbeeld een deadline per hoofdstuk. Zeker als je scriptie het enige is wat je om handen hebt, want dan ligt het uitstelgedrag op de loer. Tot slot is het aan te raden om goed bij te houden welke literatuur je gebruikt en hier ook van meet af van goed opgestelde voetnoten bij te maken. Met deze tips, die veelal toch open deuren inhouden, hoop ik jullie een beetje op de goede weg geholpen te hebben. Ik wens jullie allemaal veel succes met de laatste loodjes! RGD Magazine nr 2
45
uit de praktijk De onbekwame cliënt Mw. de Geus heeft een aantal jaren geleden de master in Rotterdam gevolgd en is secretaris geweest van de redactie van het RGD magazine. Beide auteurs zijn advocaat bij Kien Legal en hebben als aandachtgebieden: gezondheidsrecht, farmaceutisch recht en privacyrecht. Mw. van der Heijden heeft daarnaast nog als aandachtsgebied het marktordeningsrecht. In deze column sluiten zij qua onderwerp aan bij het thema van deze editie van het RGD magazine.
Door mr. C.I. de Geus & mr. C.E. van der Heijden(KienLegal)
Als advocaat krijg je in je dagelijkse praktijk met veel verschillende soorten cliënten te maken. Grote bedrijven en particulieren. Cliënten die de hele zaak aan de advocaat overlaten en geopinieerde cliënten. Cliënten die heel gemakkelijk zijn in de omgang en cliënten waarmee de communicatie wat stroever verloopt. Moeilijke cliënten zijn bijvoorbeeld cliënten met een psychische stoornis. Soms zijn personen die zich tot een advocaat wenden onderhevig aan een door de rechter opgelegde beschermingsmaatregel. Vaak is dit duidelijk omdat de bewindvoerder, mentor of curator zich tot jou wendt voor juridische bijstand, maar het komt ook voor dat een dergelijke cliënt zelf bij jou aanklopt. In dergelijke situaties, waarin soms door iemands gedrag het vermoeden kan ontstaan dat deze persoon mogelijk niet wilsbekwaam is, kan in het curatele- en bewindregister op www.rechtspraak.nl worden nagegaan of iemand onder curatele of bewind is gesteld. Daarbij is het van belang om je te realiseren dat deze registers niet oneindig lang teruggaan. Dat wil zeggen dat onder omstandigheden contact met de rechtbank moeten worden opgenomen om navraag te doen naar de desbetreffende potentiële cliënt. De cliënt die onder curatele is gesteld wordt niet in staat geacht zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De communicatie verloopt dan uitsluitend via de curator. In het geval van bewind kan degene die een 46
RGD Magazine nr 2
juridische hulpvraag heeft niet zijn eigen vermogensrechtelijke belangen behartigen en wanneer er een mentor is aangesteld, draagt de mentor zorg voor de belangen van niet-vermogensrechtelijke aard. Curatele en/of bewind betekenen voor de advocaat in de praktijk kort gezegd het volgende: De advocaat dient zorgvuldig na te gaan of degene die zich tot hem wendt bekwaam is, wie in het desbetreffende geval bevoegd is om de opdracht tot bijstand te verlenen alsook met wie hij dient te corresponderen over de zaak. Er zijn ook cliënten met een psychische stoornis aan wie geen beschermingsmaatregel is opgelegd. Bij die cliënten hoeft de advocaat dan ook geen rekening te houden met eventuele derden die toestemming moeten geven. In dat geval is het van groot belang om alle communicatie of wel schriftelijk te laten verlopen of om eventuele mondelinge communicatie daarna schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Ook dient bij cliënten waarbij een psychische stoornis wordt vermoed voor ogen te worden gehouden dat zij mogelijk niet in staat zijn hun wil te bepalen. In dat geval is de overeenkomst van opdracht tussen de advocaat en de desbetreffende persoon vernietigbaar is op grond van artikel 3:34 BW. Al met al vragen cliënten met een psychische stoornis, al dan niet wilsonbekwaam, om een grote zorgvuldigheid van de advocaat in de behandeling van de zaak.
Meldplicht datalekken: voorkomen is beter dan melden Dhr. Zieren heeft twee postdoctorale Grotius specialisatieopleidingen afgerond: Informaticarecht en Europees en Nederlands aanbestedingsrecht. Sinds 2014 maakt hij deel uit van het dagelijks bestuur van Ploum. Dhr. Gardien heeft in augustus 2014 zijn master Recht van de Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam met goed gevolg afgerond. Na een student-stage te hebben gelopen in 2014 bij Ploum Lodder Princen, is Matthijs in november 2014 gestart als juridisch medewerker. Sinds november 2015 is Matthijs werkzaam als advocaat. Beide auteurs zijn zij (onder andere) werkzaam op het gebied van zorg, IT en privacy. Tevens zijn ze beiden lid van het zorgteam van Ploum Lodder Princen.
“Een journalist van Omroep Max heeft tijdelijk toegang gehad tot patiëntgegevens van ziekenhuizen via een softwareleverancier. Hierbij zat ook een rapport met screenshots van gegevens van 52 patiënten van CWZ. Het gaat daarbij om data als de naam, geboortedatum, patiëntnummer en het bezochte specialisme.” Zo luidde de persverklaring van het Nijmeegse CWZ ziekenhuis eind januari 2016. Door het gebruik van een onbeschermde internetlink waren deze vertrouwelijke gegevens gedurende enkele weken toegankelijk voor onbevoegden. Dit is niet het enige voorbeeld van rondslingerende patiëntgegevens. Denk aan het UMC Groningen, dat begin 2015 in het nieuws kwam omdat de dossiers die zij door een werkvoorzieningsbedrijf liet vernietigen op straat kwamen te liggen. Of het Groene Hart Ziekenhuis waarvan in 2012 door middel van een hack het patiëntenbestand met de informatie van ruim 493 duizend personen is gestolen. Maar niet alleen deze grootschalige incidenten zijn voer voor de pers. Ook de kwijtgeraakte USB-sticks en de gestolen laptops met patiëntendossiers doen veel stof opwaaien.
48
RGD Magazine nr 2
Gezien de bijzondere aard van deze gegevens, de toenemende digitalisering van de zorg en de vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en patiënt is het niet vreemd dat er zo veel aandacht is voor dit onderwerp. Meldplicht datalekken Ook de wetgever heeft dit onderwerp hoog op de agenda staan. Zo is op 1 januari 2016 met de Wet meldplicht datalekken een brede meldplicht van datalekken in werking getreden. Hierdoor zijn ook zorgaanbieders verplicht inbreuken op de beveiliging van persoonsgegevens te melden aan de Autoriteit Persoonsgegevens (tot 1 januari 2016: College Bescherming Persoonsgegevens). In sommige gevallen is melding aan de Autoriteit Persoonsgegevens niet voldoende en moet de zorgaanbieder tevens de betrokkene inlichten. Met betrokkene wordt hier bedoeld degene op wie de gelekte persoonsgegevens betrekking heeft. Maar wat is een datalek, wanneer moet een zorgaanbieder een datalek melden, wat houdt deze melding in, kan een datalek eigenlijk voorkomen worden en wat zijn de sancties? Wat is een datalek?
uit de praktijk
Mr. Matthijs Gardien Mr. Dennis Zieren Advocaten bij Ploum Lodder Princen
De meldplicht is opgenomen in artikel 34a van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wpb). De Wbp is, behoudens uitzonderingen, van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens. Wanneer een gegeven direct of indirect te herleiden is tot een persoon is dit een persoonsgegeven in de zin van de wet. Van een verwerking is bijvoorbeeld al sprake wanneer de persoonsgegevens worden opgeslagen of geraadpleegd. Op basis van de Wbp mogen persoonsgegevens alleen worden verwerkt in overeenstemming met de wet en op een behoorlijke en zorgvuldige manier. Ingeval van een beveiligingsincident waarbij, net als in de hierboven genoemde voorbeelden, een inbreuk wordt gemaakt op de beveiliging van persoonsgegevens is sprake van een datalek. Wanneer moet een zorgaanbieder een datalek melden? Sinds 1 januari 2016 is een zorgaanbieder verplicht het datalek te melden. Deze meldplicht bestaat uit twee onderdelen: melding aan de Autoriteit Persoonsgegevens en melding aan de betrokkene. De zorgaanbieder moet allereerst de
Autoriteit Persoonsgegevens onverwijld op de hoogte brengen als een datalek leidt tot de aanzienlijke kans op ernstige nadelige gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens. De aard van de gelekte gegevens is hierbij van belang. Gezien het feit gezondheidsgegevens bijzondere persoonsgegevens zijn in de zin van de Wbp, geldt over het algemeen met betrekking tot patiĂŤntgegevens dat een melding aan de Autoriteit Persoonsgegevens noodzakelijk is. Zo moet er bij de Autoriteit Persoonsgegevens worden gemeld indien er door een haperende beveiliging medische gegevens zijn ingezien door onbevoegden. Maar melding kan achterwege blijven wanneer het ziekenhuispersoneel gebruik maakt van de inlogcode van een arts om toegang te verkrijgen tot de medische gegevens. Dit is eerder een schending van interne voorschriften van het ziekenhuis (disciplinaire maatregelen!). Indien de zorgaanbieder genoodzaakt is een datalek te melden aan de Autoriteit Persoonsgegevens, betekent dit niet automatisch dat ook aan de betrokkene moet worden gemeld. Deze melding is pas vereist als het datalek waarschijnlijk ongunstige gevolgen RGD Magazine nr 2
49
uit de praktijk heeft voor de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene. Dit betekent dat inbreuken waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die leiden tot aanmerkelijke kans op nadelige gevolgen voor de bescherming van betrokken persoonsgegevens aan de betrokkene dienen te worden gemeld. De betrokkene kan in zijn belangen worden geschaad wanneer er bijvoorbeeld gegevens over diens gezondheid op straat liggen. Dit kan aantasting in eer en goede naam veroorzaken, maar ook discriminatie op de arbeidsmarkt of bij het afsluiten van een zorgverzekering. Zo mag volgens de Beleidsregels voor toepassing van artikel 34a Wbp (Beleidsregels) worden aangenomen dat er aan de betrokkene moet worden gemeld, indien wegens een kwetsbaarheid in een webapp van een
levensverzekeraar formulieren met medische gegevens konden worden ingezien. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft het laatste woord met betrekking tot de vraag of tevens aan de betrokkene moet worden gemeld. Indien na onderzoek door de Autoriteit Persoonsgegevens blijkt dat er toch een noodzaak tot melden bestaat, kan de Autoriteit Persoonsgegevens het besluit van de zorgaanbieder om betrokkene niet te informeren overrulen. Wat houdt een melding in? De melding dient in ieder geval de navolgende informatie te bevatten: de aard van het datalek, de instanties waar meer informatie over het datalek kan worden verkregen en de aanbevolen maatregelen om de negatieve gevolgen van het datalek te beperken. Dit dienen
De advocaten van Ploum Lodder Princen hebben ruime ervaring op het gebied van mededingings,- en aanbestedingsrecht. Wij zijn graag bereid zorgaanbieders te adviseren over het toepassen en doorlopen van het Wmoinkoopproces en met u na te gaan of er sprake is van verboden afspraken, een juiste inkoopproces en de verschillende rechten en verplichtingen van partijen hierbij. U kunt daartoe contact opnemen met Michel Jacobs, Frank Barendrecht, Dennis Zieren en Leyla Bozkurt.
50
RGD Magazine nr 2
maatregelen te zijn die de betrokkene zelf kan of moet nemen, zoals het veranderen van gebruiksnamen of wachtwoorden. De melding aan de Autoriteit Persoonsgegevens moet bovendien worden uitgebreid met een beschrijving van de geconstateerde en de vermoedelijke gevolgen van het datalek en de maatregelen die de zorgaanbieder heeft getroffen om deze gevolgen te herstellen.
het burgerservicenummer van patiënten of cliënten verwerken. Deze NEN-normen regelen de wijze van informatiebeveiliging in de zorg. Denk hierbij aan toegangsbeveiliging voor besturingssystemen die patiëntgegevens verwerken alleen door middel van authenticatie op basis van twee afzonderlijke kenmerken. Bijvoorbeeld door het invoeren van een wachtwoord in combinatie met biometrie.
De wijze waarop de melding kan plaatsvinden behoeft niet complex te zijn. De melding aan de Autoriteit Persoonsgegevens kan via haar website geschieden en bij de melding aan de betrokkenen geldt in zijn algemeenheid dat een behoorlijke en zorgvuldige informatievoorziening moet worden geborgd.
Boetebevoegdheid Niet alleen kan het nalaten te melden of het onvoldoende treffen van passende technische maatregelen ernstige reputatieschade opleveren. De zorgaanbieder kan ook op de vingers worden getikt door de toezichthouder. Sinds begin dit jaar heeft de Autoriteit Persoonsgegevens namelijk een verruimde boetebevoegdheid. Niet alleen kan de toezichthouder in meer gevallen boetes uitdelen, ook het maximum is aanzienlijk verhoogd. De boete wordt hoger naar mate de aard van de geschonden wetsbepaling ernstiger is. Zo is de boete op het opzettelijk niet melden van een datalek hoger dan het overschrijden van een maximale bewaartermijn van gegevens. In het ergste geval kan de boete oplopen tot EUR 820.000 of 10 % van de jaaromzet, wanneer het eerstgenoemde bedrag geen passende maatregel zou zijn.
Wanneer hoeft er niet gemeld te worden? Wanneer de zorgaanbieder passende technische beschermingsmaatregelen heeft getroffen waardoor de gelekte persoonsgegevens onbegrijpelijk of ontoegankelijk zijn, kan een melding aan de betrokkene achterwege blijven. Uit de parlementaire stukken behorende bij de Wbp blijkt dat encryptie (versleuteling) en hashing (het omzetten van gegevens in een unieke code) goede voorbeelden zijn van passende technische beschermingsmaatregelen. Hierbij moet de zorgaanbieder wel acht slaan op de actuele stand van de techniek. Indien de versleuteling niet adequaat is en derhalve eenvoudig te kraken, zal het datalek toch ook gemeld moeten worden aan de betrokkene. Naast voornoemde algemene voorbeelden van passende technische beschermingsmaatregelen, zijn er ook zorgspecifieke normen waar de zorgaanbieders rekening mee moeten houden. Op grond van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg is de NEN 7510 en de uitwerkingen daarvan in de NEN 7511 en NEN 7512 verplicht voor zorgaanbieders. Deze Nederlandse normen, aanvullingen op de internationale ISO 27001, zijn verplicht wanneer zorgaanbieders
Uit het voorgaande blijkt wel dat het van belang is dat een zorgaanbieder de juiste beveiligingsnormen hanteert, maar dat zij ook een draaiboek heeft klaarliggen. Volgens de Beleidsregels van de Autoriteit Persoonsgegevens moet er zo mogelijk binnen 72 uur na ontdekking van het incident aan de toezichthouder gemeld worden – snel handelen is dus essentieel. Daarnaast heeft de Autoriteit Persoonsgegevens op 28 januari 2016 de toezichtagenda 2016 gepresenteerd. Eén van de vijf prioriteiten dit jaar is het toezicht houden op het gebruik van medische gegevens. Hoogste tijd voor de zorgaanbieders om maatregelen te treffen die het lekken van patiëntgegevens voorkomen.
RGD Magazine nr 2
51
Zorginstellingen onder druk door nieuwe regels en wetgeving Marc Wiggers (advocaat) is lid van de praktijkgroep Mededinging & Aanbesteding van Loyens en Loeff. Hij maakt deel uit van het Zorgteam. Marc is gespecialiseerd in EU- en (Nederlands en Europees) mededingingsrecht en zorgrecht. Dit artikel is een bewerking van een persbericht van Loyens & Loeff dat is uitgegaan op 10 februari 2016.
De zorgmarkt is nog altijd in transitie en de overheid zoekt de oplossing voor veel problemen in extra regels en toezicht. Zo moeten zorginstellingen dit jaar onder meer het salarishuis aanpassen, de arbeidsverhoudingen met zelfstandigen opnieuw fiscaal beoordelen, datalekken verplicht melden, verplicht een interne klokkenluidersregeling invoeren, het werkverleden voor nieuwe zorgverleners nagaan en ontslag wegens ernstig disfunctioneren melden bij de IGZ. Op het gebied van compliance moeten zorgaanbieders daarom alle zeilen bijzetten om aan de strenge eisen van de overheid te voldoen. De druk op de zorginstellingen wordt in dit kader nog eens verhoogd door de zware sancties, zoals hoge boetes, die de verschillende toezichthouders kunnen opleggen als de wetten niet worden nageleefd. Compliance is dus key, maar een concrete en toekomstgerichte opzet van compliance is voor veel zorginstellingen nog moeilijk. Dit geldt natuurlijk helemaal wanneer de overheid jaar in jaar uit nieuwe wetgeving doorvoert. De opeenstapeling van 52
RGD Magazine nr 2
mr. dr. Marc Wiggers, senior associate (Loyens en Loeff.)
nieuwe wet- en regelgeving veroorzaakt implementatieproblemen bij zorginstellingen en werkt overtredingen en potentieel hoge boetes in de hand. Kortom als zorginstellingen niet goed oppassen, zullen zij geheid in de problemen raken. De afgelopen jaren is immers ook gebleken dat toezichthouders hard optreden wanneer wetten niet worden nageleefd. Misstanden worden daarbij breed uitgemeten in de media. Om misstanden te voorkomen en reputatieschade te vermijden moeten zorginstanties de (nieuwe) wetgeving vertalen in praktische en heldere interne regelgeving en processen. Het ‘Handboek compliance in de zorg’ biedt zorginstellingen concrete en praktische hulp bij de implementatie van compliance-programma’s. Het handboek, uitgegeven door Uitgeverij Paris, besteedt aandacht aan alle relevante deelgebieden van compliance, zoals ethiek, governance, arbeidsrecht, toezicht, kwaliteit en veiligheid, privacy, mededinging, fraude, financiering en belastingrecht. Voorkomen is beter dan genezen en dat geldt helemaal voor de in transitie zijnde zorgmarkt!
Sommige studenten hebben een wereldreis nodig om zichzelf te leren kennen. Anderen doen het in 5 dagen.
De Loyens & Loeff Summer Course 2016. Ben jij die talentvolle derde- of vierdejaars student Nederlands recht, notarieel recht, fiscaal recht en/of fiscale economie, die deze zomer zichzelf ĂŠn Loyens & Loeff nog beter wil leren kennen? Meld je dan aan voor deze ministage van 4 t/m 8 juli, waarbij je op onze kantoren in Rotterdam, Amsterdam en Londen aan een actuele casus werkt en diverse trainingen volgt. Inschrijven kan tot 23 mei via www.loyensloeffacademy.com
AC A D E M Y
Arrest Samenvatting uitspraak Centraal Tuchtcollege d.d. 12 januari 2016. Onderwerp: onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Waar gaat de zaak ook al weer over? (samenvatting op rechtspraak.nl) Uroloog verricht re-excisie bij eerder onvoldoende verwijderd melanoom. Klaagster verwijt de uroloog dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door zich niet te houden aan de geldende richtlijnen en de patiënt met een zogenaamd goede uitslag naar huis te laten gaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond geacht en de inschrijving van de uroloog in het BIG-register geschorst voor de duur van een jaar. Samenvatting gemaakt van overwegingen uit de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege: In hoger beroep heeft de uroloog - kort samengevat - aangevoerd dat de gevolgen van de opgelegde maatregel niet in verhouding staat tot de verwijten die hem kunnen worden gemaakt. Klaagster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Het Centraal Tuchtcollege overweegt het volgende. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de uroloog met voornoemde handelswijze niet de zorg heeft geboden die hij ten opzichte van de patiënt had behoren te betrachten. Ook is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de uroloog blijk heeft gegeven van onvoldoende professionele distantie. Wat betreft de uitvoering van de re-excisie verenigt het Centraal Tuchtcollege zich
54
RGD Magazine nr 2
grotendeels met het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. De patiënt had, voorafgaand aan de ingreep, adequaat moeten worden voorgelicht over de te volgen procedure, de voor- en nadelen ervan, de vooruitzichten en de eventuele alternatieven en hem had voldoende bedenktijd moeten worden geboden. Ook ten aanzien van de nazorg volgt het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de uroloog in zijn verplichtingen jegens de patiënt is tekortgeschoten. De uroloog heeft het in de richtlijn voorgeschreven vervolgtraject, de zogenaamde schildwachtklierprocedure, niet aangeboden, niet besproken en de patiënt dus ook geen gelegenheid gegeven om dat traject in te gaan. Concluderend kan worden gesteld dat het Centraal Tuchtcollege van oordeel is dat de uroloog op onjuiste wijze een operatie heeft uitgevoerd, waarvan hij zich had kunnen en moeten realiseren dat hij daarvoor niet bekwaam was, de patiënt voorafgaand aan deze operatie onvoldoende heeft geïnformeerd en de patiënt adequate nazorg heeft onthouden. Dit handelen is zodanig verwijtbaar dat de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel, te weten een onvoorwaardelijk schorsing van de inschrijving van de uroloog in het BIG-register voor de duur van een jaar, is gerechtvaardigd. Daarmee wordt het beroep verworpen.
Activiteiten RGDispuut KBS advocaten 22 januari Het RGD heeft op 22 januari jl. een bezoek mogen brengen aan KBS advocaten te Utrecht. Vergezeld door een groep gemotiveerde studenten werd ons de opdracht gegeven zelf aan de slag te gaan met een casus! Er ontstond een heuse strijd op het moment dat de beide partijen in de zogenaamde oefenrechtbank tegenover elkaar stonden en met verschillende argumenten de zaak probeerden te winnen. Aan het einde van de middag lichtte de advocaat die deze zaak had behandeld enkele aspecten nog eens uitvoerig toe. Dit was voor ieder van ons zeer interessant. De middag werd afgesloten met een gezellige borrel waar studenten kennis konden maken met enkele kantoorgenoten. Het was een erg interessante, informatieve en leuke dag!
Tuchtcollege 26 november Op 26 november jl. bezocht het RGD het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag om een spraakmakende zaak bij te wonen. Ontzettend leuk dat de opkomst zo groot was en het geeft tevens aan dat het een interessante richting is. Velen van ons hebben zeer aandachtig zitten luisteren en met enige verbazing geluisterd naar het commentaar van degene die voor de tuchtrechter stond. Op 12 januari 2016 is de beslissing in Hoger Beroep uitgesproken en heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege gehandhaafd blijft. De samenvatting van de uitspraak is te vinden op blz 54.
RGD Magazine nr 2
55
Activiteiten RGDispuut Nieuwjaarsborrel 6 januari Op woensdag 06 januari 2016 hebben we de nieuwjaarsborrel gehouden in cafÊ de Dijk te Rotterdam. Er was een grote opkomst en de sfeer was daardoor in korte tijd erg gezellig. Er waren ook oud RGD’ers, een docent, en zelfs studenten van de Master Gezondheidsrecht uit Amsterdam. Ontzettend leuk dat de borrel zo veel mensen heeft bereikt. Tijdens de borrel werd de bestemming van de studiereis bekend gemaakt: Lissabon! Hier zullen we naar toe gaan van zondag 10 tot en met woensdag 13 april. Als hint voor de reis waren er speciale Portugese zoete gebakjes. Na enkele gezellige uurtjes is iedereen met een tevreden gevoel weer naar huis gegaan en kijken we terug op een erg geslaagde avond!
56
RGD Magazine nr 2
RGD Agenda 24
feb
16
mrt
25
mrt
10
apr
24 februari / Rotterdam / Schaatsen Wie van het RGDispuut blijkt een geboren schaatstalent? Vergeet je muts en handschoenen niet en ga woensdag 24 februari mee het ijs op! Voor een kleine bijdrage (â‚Ź 7,50) kun je schaatsen en borrelen op en rond de Schaatsbaan Rotterdam. Aanmelden kan door een e-mail te sturen naar activiteiten@rgdispuut.nl.
16 maart / Rotterdam / Studiereis borrel Leer al je mede reisgenoten vast kennen en kom kennismaken en proosten op de mooie reis die jullie te wachten staat. De tijd en locatie worden later bekend gemaakt. Deze activiteit is uitsluitend bedoeld voor studenten die meegaan op de studiereis.
25 maart / Amsterdam / Tentamentraining Voor een goede voorbereiding op het tentamen van het vak Organisatie en Bestuur van de Zorg, vindt op 25 maart een tentamentraining plaats in samenwerking met advocatenkantoor Loyens & Loeff. Let op er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Aanmelden kan tot en met 18 maart door een e-mail te sturen naar activiteiten@rgdispuut.nl.
10-14 April / Lissabon / Studiereis In april zal het RGDispuut een bezoek brengen aan Lissabon! Naast studiegerelateerde activiteiten zullen we Lissabon leren kennen en de sfeer proeven. Het maximum aantal inschrijvingen is bereikt. Het belooft een mooie reis te worden!
Aanmelden kan via activiteiten@rgdispuut.nl RGD Magazine nr 2
57
Lees verder op rgdispuut.nl En volg @rgdispuut op twitter