De juiste zorg op de juiste plek Door prof. mr. dr. Martin Buijsen
1.
Gezondheidszorg en mededingingsrecht
In het huidige gezondheidsrechtelijke onderwijs is aandacht voor het mededingingsrecht onontbeerlijk. Met de komst van de Mededingingswet in 1997 werden aanbieders en financiers van zorg immers door de toezichthouder als ondernemingen in de zin van die wet bestempeld, uitzonderingen daargelaten, en dat betekende dat vanaf dat moment die partijen voortaan de verbodsbepalingen van die wet in acht hadden te nemen. Beoefenaars van het klassieke gezondheidsrecht hebben het lange tijd niet willen zien, maar het belangrijkste grondrecht van het rechtsgebied – toegang voor eenieder tot noodzakelijke gezondheidszorg – is in Nederland inmiddels in een niet te onderschatten mate met behulp van het mededingingsrecht vormgegeven. Vooral het verbod op het maken van kartelafspraken heeft de zorg aanvankelijk parten gespeeld. Ook dat instrument waarborgt eerlijke en effectieve concurrentie. Ondernemingen behoren hun marktgedrag niet onderling af te stemmen maar moeten zich juist naar hun afnemers toe onderscheiden. Aldus worden zij geprikkeld om te innoveren en te komen tot betere en doelmatiger dienstverlening. Onder meer vanwege het grote aantal sancties dat in de beginjaren van de Mededingingswet aan marktpartijen in de zorg is opgelegd, heeft het aan die kant enige tijd geduurd om in te zien dat samenwerking en concurrentie elkaar niet uitsluiten. Mededinging is uiteraard geen doel op zich en veel vormen van samenwerking zijn mededingingsrechtelijk dan ook geen probleem. Ook niet in de zorg. In de loop der jaren heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit (en later de Autoriteit Consument & Markt, ACM) steeds meer richtlijnen voor deze sector ontwikkeld, vooral om aan te geven welke ruimte artikel 6, derde lid, van de Mededingingswet biedt: wanneer wegen de voordelen van samenwerking voor patiënten, cliënten en verzekerden op tegen de nadelen die zij van het beperken van de mededinging zouden kunnen ondervinden?
34
2.
Verplaatsen van zorg in het kader van JZOJP
Onder voorzitterschap van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is in 2018 onderzocht hoe de zorg in Nederland anders georganiseerd zou kunnen worden.1 Het rapport ‘De Juiste Zorg op de Juiste Plek – wie durft?’ stond vervolgens aan de basis van een aantal bestuurlijke akkoorden tussen VWS en verschillende brancheorganisaties waarbij zij zich committeren aan de gewenste transformatie naar de ‘juiste zorg op de juiste plek’ (JZOJP).2 JZOJP is een beweging van partijen in de zorg die het dagelijks functioneren van de mens weer centraal wil stellen en de zorg daarbij toekomstbestendig wil maken. In JZOJP draait het om voorkomen, verplaatsen en vervangen; (duurdere) zorg moet worden voorkomen, zorg (maar ook ondersteuning) moet worden verplaatst en vooral rondom mensen worden georganiseerd, dichter bij huis dus, en zorg moet worden vervangen door slimmere zorg, ook door de inzet van e-health.3 De ACM stelt vooral belang in de tweede pijler van JZOJP; voor verplaatsing van zorg is immers samenwerking nodig, en samenwerking vraagt om afspraken, bijvoorbeeld tussen ziekenhuizen die onderling met medisch-specialistische zorg gaan schuiven, tussen ziekenhuizen die dergelijke zorg (deels) willen overhevelen naar aanbieders in de eerste lijn of tussen zorgverzekeraars die bepaalde zorg niet meer in de tweede lijn maar slechts nog in de eerste lijn willen inkopen. Bij de verplaatsing van zorg in het kader van JZOJP ziet de toezichthouder risico’s voor de publieke belangen van kwaliteit, toeganke1 Taskforce Juiste Zorg op de Juiste Plek, De Juiste Zorg op de Juiste Plek – wie durft? Ministerie van VWS, Den Haag 2018. 2 Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg 2019 t/m 2022, Bestuurlijk akkoord huisartsenzorg 2019 t/m 2022, Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2019 t/m 2022, Bestuurlijk akkoord geestelijke gezondheidszorg (GGZ) 2019 t/m 2022 en Bestuurlijke afspraken paramedische zorg 2019-2022. 3 www.dejuistezorgopdejuisteplek.nl