BRIAN DUDLEY BARRETT ANDRÉ GROENEVELD
VOLENDAM KUNSTENAARSDORP HET ERFGOED VAN HOTEL SPAANDER VOLENDAM ARTISTS VILLAGE THE HERITAGE OF HOTEL SPAANDER
VOLENDAM KUNSTENAARSDORP HET ERFGOED VAN HOTEL SPAANDER VOLENDAM ARTISTS VILLAGE THE HERITAGE OF HOTEL SPAANDER TEKST DOOR / TEXT BY BRIAN DUDLEY BARRETT SAMENGESTELD DOOR / CURATED BY ANDRÉ GROENEVELD
uitgeverij d’jonge Hond Zuiderzeemuseum
Willem Bastiaan Tholen (1860-1931) Gezicht op de Zuiderzee vanuit Hotel Van Diepen, 1921 olieverf op doek, 70 x 58,5 cm Particuliere collectie, voorheen Kunsthandel Simonis & Buunk, Ede Links ‘de toevlucht’ zie ook pagina 27 4
INHOUD / CONTENT 5 VOORWOORD 5 FORWORD 11 WAT IS EEN KUNSTENAARSKOLONIE? 10 WHAT IS AN ARTISTS’ COLONY? 25 HOLLAND MANIA KUNSTENAARSKOLONIES IN NEDERLAND 24 HOLLAND MANIA ARTISTS’ VILLAGES IN THE NETHERLANDS 47 DE BEELDTAAL VAN VOLENDAM 40 VOLENDAM’S PICTORIAL ICONOGRAPHY 75 PRAKTISCHE BIJSTAND EN TECHNOLOGISCHE VERNIEUWINGEN 82 PRACTICAL ASSISTANCE AND TECHNOLOGICAL INNOVATIONS 103 DE CRUCIALE ROL VAN HERBERGIERS DE NALATENSCHAP VAN DE SPAANDERS 102 THE CRUCIAL RÔLE OF INNKEEPERS THE SPAANDERS’ LEGACY 135 VOLENDAM ‘HET MAGENTA DORP’ LEEFT VOORT 150 VOLENDAM ‘THE MAGENTA VILLAGE’ CONTINUES 160 KUNSTENAARS UIT HET GASTENBOEK VAN HOTEL SPAANDER 1887 - 2009 160 ARTISTS FROM SPAANDERS’ GUESTBOOK 1887 - 2009
5
Nieuwsgierige kinderen kijken naar de ‘en plein air ‘ werkende kunstenaar Ivar Kamke, rond 1905 Prentbriefkaart Collectie Lieveland 6
VOORWOORD / FORWORD Wanneer anno 2009 aan een willekeurige Nederlander wordt gevraagd waaraan hij of zij denkt bij het dorp Volendam, krijgen we meestal iets te horen over het toeristische Volendam of over de vele muzikanten die de palingsound voortbrachten en wereldwijd exporteerden, zoals The Cats en BZN. Of over de meer in Nederland bekende Volendammers als Jan Smit, Nick & Simon, Piet Veerman en de voetballers Wim Jonk, Keje Molenaar en Pier Tol. Daarnaast overspoelen dagelijks busladingen toeristen de Dijk om daar een gerookte paling of verse haring aan een viskraam of in een restaurant te eten. Of ze slaan souvenirs in en laten zich fotograferen in traditionele Volendammer klederdracht. Maar er is meer. Volendam is een echt kunstenaarsdorp. Sinds 1875 deden meer dan vijftienhonderd kunstenaars het dorp aan. Ze ontmoetten elkaar in het hotel van Leendert Spaander en zijn vrouw. Het stel deed er alles aan om het de kunstenaars naar de zin te maken. Aan het hotel hing bijvoorbeeld een uithangbord met de tekst ´Artist kom binne´. Leendert zorgde voor een onderkomen, serveerde voedzame maaltijden en verschafte een ruimte waarin de kunstenaars hun modellen in klederdracht lieten poseren. De artistieke clientèle betaalde niet altijd met valuta, maar dikwijls met een schilderij of tekening, een praktijk die de meesten van ons kennen van wijlen Herman Brood. Daarnaast kocht Spaander werken van zijn gasten. Dit rijk geïllustreerde boek vertelt over vervlogen dagen en laat ook zien waar het nu om gaat in Volendam. Geen thema wordt geschuwd. Precies waar het ons om te doen is; de weergave van het dagelijks leven in al zijn schakeringen aan de voormalige Zuiderzee en het huidige IJsselmeer. Het Zuiderzeemuseum toont zich opnieuw een dynamische instelling waar iedereen zich thuis voelt en waar verleden, heden en de toekomst naadloos in elkaar over vloeien. En dat willen we graag zo houden. Daarom sluit ik af met een knipoog naar Spaander: ‘Bezoekers kom binne’. Whenever, in this day and age, any random Dutch person is asked what he or she thinks about the village of Volendam, we generally hear something about it being a tourist location or the base of the many musicians that the village has spawned and exported with the fish crates, such as The Catsand BZN. Or perhaps we may hear something about the more renowned Volendammers such as Jan Smit, Nick & Simon, Piet Veerman and the footballers Wim Jonk, Keje Molenaar and Pier Tol. In addition, busloads of tourists inundate De Dijk every day to devour smoked eel or salted herring at the various fish stands. Or they may purchase souvenirs and allow themselves to be photographed in traditional Volendammer costume. But there is more to Volendam than that. Volendam is a true artists’ community. Since 1875, more than fifteenhundred artists have visited the village. They used to meet in the hotel run by Leendert Spaander and his wife. The couple did everything to please the artists. For example, there was a sign on the outside of the hotel saying ‘Artist kom binne’ (Artists come on in). Leendert arranged accommodation, served nourishing meals, and provided a space where artists could have their models pose in traditional costume. The artistic clientele did not always pay in cash, but often by means of a painting or drawing instead, a practice that many Dutch people will know via Herman Brood, the recently deceased rock musician and artist. In addition, Spaander sometimes bought work from his guests. This splendid book with its many pictures recounts bygone days as well as indicating what is currently happening in Volendam. No theme is eschewed. It covers everything that we view as essential: a representation of everyday life in all its diversity on the former Zuiderzee and the present-day IJsselmeer. Again the Zuiderzee Museum proves itself to be a dynamic institution where everyone feels at home and where the past, present and future dovetail together seamlessly. We wish to keep it that way, and that is why I close with a light-hearted allusion to Spaander: ‘Visitors come on in.’
michael huyser Directeur Zuiderzeemuseum Director of the Zuiderzee Museum
7
DE KUNSTENAARSKOLONIE VOLENDAM IN NIEUW PERSPECTIEF VOLENDAM’S ARTISTS’ COLONY A NEW PERSPECTIVE Onbekend kunstenaar, Havengezicht olieverf op doek, 60 x 70 cm Collectie Spaander, Volendam
beatrix and nico jungmann ‘Het meest charmante en potsierlijke dorp dat ooit heeft bestaan naast droomland of de komische opera.’ ‘The most charmingly ridiculous village that ever existed away from dreamland or comic opera.’ caricaturist phil may ‘Toen ik Volendam voor het eerst binnenkwam, dacht ik in een speelgoeddorp terecht te zijn gekomen. De kleine vrolijk blauw, groen en rood geschilderde huisjes lijken meer op poppenhuizen dan iets anders.’ ‘My first impression on entering Volendam was that I had come into a toy village. The little one-storeyed houses all gaily painted blue, and green and red, look more like doll’s houses than anything else.’ art historian p.g. konody ‘Het eerste dat de bezoeker zeker niet zal ontgaan is de volkomen onverwachte kleurenpracht, die totaal haaks staat op alle vooronderstellingen aangaande de Nederlandse grijsheid.’ ‘The first thing that cannot fail to strike the observer is the totally unexpected wealth of colour, which is certainly at variance with all the preconceived ideas of Dutch greyness.’ illustrator edward penfield ’Met halfgesloten ogen, het brede (voet)pad (met de ogen) volgend, was het magenta overweldigend. Het was te zien op de rode tegels van de kleine huisjes, op de hemden van de mannen, het stak op vanuit de bakstenen bestrating, en in de zachte waas van de horizon glinsterden haar kleuren.’ ‘Primitief? Ja, maar zo gezellig ouderwets.’ ‘With partly closed eyes, looking down the broad pathway, magenta was overwhelming. It showed on the red tiles of the tiny houses, on the shirts of the men, it peeped up from the brick pavement, and on a soft haze of the horizon scintillated its colors.’ ‘Primitive? Yes, but so quietly quaint.’
Commentaar van kunstenaars en vrienden van de familie Spaander gepubliceerd omstreeks 1900 Comments published around1900 by artists and friends of the Spaanders 8
Interieur Hotel Spaander met rechtsboven het schilderij ‘Havengezicht’. Rechts Alida Spaander (1881 - 1952) en links van haar de zoon van Hille Butter, Evert Spaander jr., ca. 1950 prentbriefkaart Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 9
George Clausen (1852-1944), Portret van Leendert Spaander op 22-jarige leeftijd, 1878 olieverf op doek 28 x 23 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen legaat Van Helsdingen-Haringhuizen 10
George Sherwood Hunter (1882-1920), Portret van Aaltje Spaander, 18 september 1893 olieverf op doek 28,5 x 23,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen legaat Van Helsdingen-Haringhuizen 11
WHAT IS AN ARTISTS’ COLONY? Special gatherings of artists in certain villages blossomed after the mid-nineteenth century and proved popular up until the early twentieth century. Most people have heard of at least one, for they occurred in all countries across Europe, surprisingly. For example, the most famous artists’ colony in Wilhelmine Germany was Worpswede, near Bremen; in Great Britain it was at St. Ives, in distant Cornwall; the most famous in Scandinavia was undoubtedly Skagen; and in Belgium it was either St.Martens-Latem, outside Gent, or Terveuren, just outside Brussels. In France there were many, including Barbizon, the probably prototype, from around 1850, and Grez-surLoing, Honfleur, Pont-Aven, Concarneau and Giverny. In the Netherlands the most significant artists’colonies were at Katwijk aan Zee, Domburg, Laren-Blaricum and Volendam. These villages were enormously popular in their day and, at best, they were productive international forums for innovation, discussion, practical field work and social creativity. They were flexible fellowships, unplanned and unlike the standard art societies, yet to achieve some sort of settled continuity and sustainability the participants had to maintain an extraordinary level of mutuality, amongst themselves and with their hosts. Volendam is a shining example of many of those characteristics. There were many variable factors that affected a groups’ character, development and the art work they produced, for no two artists’ colonies are ever the same, even when they are in close proximity. They were loosely organised and did not normally rely on any single charismatic leader, but were healthily heterogeneous. The context of how Volendam achieved huge international fame exemplifies many of the artistic, social, technological and economic influences on painters, during that period and yet are just as relevant even today. The contribution they made to Modern Art has not really been fully explained in the standard art histories of this period. Here, we hope to shed some fresh light, and colour, on this special cultural mix. As in all social movements, there were both push and pull factors that caused painters to roam the countryside. They were seen in steadily increasing numbers throughout the second half of the nineteenth. Some artists settled in villages, some preferred to return regularly, while some managed perhaps only one long working trip. What is demonstrable is that they all enjoyed their time in these villages and this venture became an important reference point in their careers, helping them to gain in confidence and find their feet at a time of great uncertainty in the art profession. There are very few common criticisms by the artists in their letters, diaries and subsequent autobiographies, except perhaps about the overcrowding! It is in the fresh quality of the works of art produced in these villages that their true value may be seen and judged. 12
Hotel Spaander rond 1900 foto Particuliere collectie Achter Hotel Spaander, 1910 foto Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Archief Wouters - Hanicotte Robert Vorstman (geb. 1975), Parkeerterein achter Hotel Spaander, 2006 olieverf op doek 40 x 70 cm Collectie Spaander, Volendam
WAT IS EEN KUNSTENAARS KOLONIE?
De Oude Herberg in Hotel Spaander, 2009 Roos Schuring (geb. 1974), De Oude Herberg in Hotel Spaander met kunstenaar Justine Albronda, 2006, olieverf op doek, 30 x 30 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam Hotel Spaander voor de verbouwing prentbriefkaart Particuliere collectie
Een plek of dorp waar groepen kunstenaars bij elkaar kwamen. Deze plekken of dorpen kwamen tot bloei na de tweede helft van de negentiende eeuw en bleven populair tot in de vroege twintigste eeuw. De meesten onder ons kennen er ten minste één, aangezien ze - verrassend genoeg - in heel Europa voorkwamen. De meest bekende kunstenaarskolonie in het keizerlijke Duitsland bijvoorbeeld was Worpswede bij Bremen, in Groot Brittannië was het St. Ives in het verre Cornwall. De meest bekende in Scandinavië was ongetwijfeld Skagen, en in België was het ofwel Sint-Martens-Latem bij Gent, of Tervuren net buiten Brussel. In Frankrijk telde men er velen, waaronder Barbizon, Grez-sur-Loing, Honfleur, Pont-Aven, Concarneau en Giverny. Het dorp Barbizon was rond 1850 de eerste. In Nederland vinden we de belangrijkste kunstenaarskolonies in Katwijk aan Zee, Domburg, Laren-Blaricum en Volendam. Deze dorpen waren in hun tijd immens populair en in het beste geval waren het productieve internationale centra voor vernieuwing, discussie, praktisch veldwerk en sociale creativiteit. Het waren losse verenigingen, ongestructureerd en anders dan de gewone kunstverenigingen. Om zo’n kunstenaarskolonie werkbaar te maken en te houden moesten de kunstenaars, zowel onder elkaar als ten opzichte van hun gastheren, het principe van “voor-wat-hoort-wat” hanteren. Met andere woorden: ik help jou (met kunstwerken), jij helpt mij (met kost en inwoning). Volendam is een perfect voorbeeld van deze karakteristiek. Er waren vele variabele factoren die de aard van de groepering beïnvloedden, zoals hun ontwikkeling en het soort werk dat werd geproduceerd. Feit is dan ook dat geen twee kunstenaarskolonies gelijk waren, ook al lagen ze dicht bij elkaar. Zij waren losjes gestructureerd en steunden niet op één enkele charismatische leider, maar waren gezond heterogeen. De context, waarin verklaard wordt hoe Volendam grote internationale faam verwierf, werpt een licht op de vele artistieke, sociale, technologische en economische aspecten, die de schilders beïnvloedden tijdens die periode en die ook vandaag nog relevant zijn. Hun bijdrage tot de moderne kunst is nog niet volledig opgenomen in het standaardwerk van de kunstgeschiedenis. Hier hopen wij een frisse blik en kleur op de bijzondere culturele mix te kunnen werpen. Zoals bij elke sociale beweging waren er zowel positieve als negatieve factoren die de kunstenaars er toe aanzetten om op het platteland rond te zwerven. De kunstenaars kwamen in steeds grotere aantallen in de tweede helft van de negentiende eeuw. Sommige kunstenaars vestigden zich in dorpen, sommigen verkozen om er regelmatig terug te keren, terwijl anderen een lange werkreis ondernamen. Het is echter aantoonbaar dat zij allen genoten van hun verblijf in deze dorpen, en dat deze ongewone ervaring een belangrijk referentiepunt in hun kunstenaarsloopbaan zou worden. Dat zou hen helpen om vertrouwen te winnen en hun plaats te vinden in een periode van grote onzekerheid in de kunstwereld. Er wordt weinig gemeenschappelijke kritiek geleverd door de kunstenaars in hun brieven, dagboeken en daaropvolgende autobiografieën, tenzij misschien over de overbevolking! Het is in de frisse kwaliteit van de kunstwerken, die in deze dorpen werden geproduceerd, dat het echte belang van de kunstenaarskolonie kan worden gezien en naar waarde geschat.
13
Volendam was called ‘The Magenta Village’ by a number of artists around 1900, particularly the American designer Edward Penfield and the Anglo-Dutch couple Beatrix and Nico Jungmann who wrote about its painteriness. It remains an apt analogy, for a number of interesting reasons. They saw this colour all over the village - in the sails of the fishing boats, in the clothes of the fishermen, in the brickwork and painted on the wooden houses. This is evident in many paintings, as we shall see. Magenta was actually a new dye, one of the first synthetic, fuchsine-analine dyes, along with Mauve and Aureolin. They were derived from coal, the miracle fuel of the age and it was itself soon to be totally eclipsed by petroleum and its bi-products. So, Magenta also represents a branch of modern invention and innovation. Many participants in artists’ colonies were radical and most of them wished to be seen using the latest equipment, including the new tubes of oil paints and watercolours, which appeared increasingly from the 1860s. Traditionally, Madder was used widely as a red textile dye, and was grown in Zeeland, and it appears in folk costumes, such as those on Marken. In fact, Rose Madder is now the very last organic pigment commonly used by paint manufactures. Meanwhile, Magenta went from strength to strength because it is so powerful and because the printing industry took it up as one of its three prime colours. This in turn helped the new print-publishing industry to progress, so that Penfield’s articles for Scribner’s Magazine: ‘Christmas at Café Spaander’, 1902; ‘The Magenta Village’, 1906; and ‘Holland Sketches’, 1907, actually used this specific dye to print all the illustrations, for Scribner’s was the first ever to offer full-color illustrations.
Carl Windels (1869-1954), Artist kom binne, 1896 olieverf op doek, 63 x 105 cm Collectie Spaander, Volendam
Most of these push and pull affects were commonly held feelings in European art circles, such as the growing dissatisfaction with the traditional Academy-Salon System and a yearning for something fresh and in tune with the age. Progress in modern art went hand-in-hand with advances in modern science, particularly chemistry. This is seen in the number of new colour theories that abounded and especially, and more practically, in the manufacture of new oil paints. The new ready-made market in materials and equipment liberated artists from the necessity of working in their city studios. All century, individual artists had been achieving interesting results by painting away from the confines of the traditional, historic centres of art production. They simply began to travel, particularly after the restriction of the Napoleonic Wars. Many went as far as Rome, but they soon realised their own countrysides were equally fascinating. The Realism of artists such as John Constable, Camille Corot, Gustave Courbet, Wilhelm Liebl, Max Liebermann, soon replaced Neo-Classical idealism and painters became far less static. On another practical level, the increasingly overcrowded and noisy cities were a distraction, espe14
De Oude Herberg in Hotel Spaander, 2009. Op de bovenste foto is het schilderij ‘Artist kom binne’ te zien.
…Volendam werd omstreeks 1900 ‘Het Magenta Dorp’ genoemd door een aantal kunstenaars, in het bijzonder de Amerikaanse ontwerper Edward Penfield en het Engels-Nederlandse koppel Beatrix en Nico Jungmann, die zijn schilderachtigheid beschreven. De verwijzing naar de kleur magenta blijft een passende overeenkomst omwille van een aantal interessante redenen. Deze kleur was in heel het dorp te zien – op de zeilen van de vissersboten, in de kledij van de vissers, in de bakstenen en de verf op de houten huizen. Dit is duidelijk te bespeuren op veel schilderijen, zoals we verder zullen zien. Magenta was in feite een nieuwe kleurstof, een van de eerste synthetische, fuchsine-aniline kleurstoffen, samen met Mauve en Cobalt Geel. Deze werden gewonnen uit steenkool, de mirakelbrandstof uit die tijd, die echter snel volledig werd vervangen door petroleum en haar afgeleiden. In die zin vertegenwoordigt Magenta ook een tak van de moderne uitvindingen en vernieuwingen. Vele leden van kunstenaarskolonies waren radicaal en de meeste onder hen verkozen om gezien te worden met de nieuwste uitrusting, met inbegrip van de nieuwe tubes olie- of waterverf die vanaf 1860 steeds vaker voorkwamen. Traditioneel werd meekrap algemeen gebruikt als rode textielverf. De plant werd gekweekt in Zeeland en komt voor in traditionele klederdrachten, zoals die van Marken. In feite is Roze Meekrap thans het allerlaatste organische pigment dat nog algemeen door verffabrikanten wordt gebruikt. Intussen werd het gebruik van Magenta steeds meer verspreid, omdat het een zeer sterke kleurstof is en omdat de drukindustrie de kleur heeft overgenomen als een van haar vier primaire kleuren. Op zijn beurt bevorderde dit de vooruitgang van de druktechniek, in die zin dat de illustraties bij de artikelen van Penfield voor Scribner’s Magazine: ‘Christmas at Café Spaander’, 1902; ‘The Magenta Village’, 1906; en ‘Holland Sketches’, 1907, daadwerkelijk werden gedrukt met gebruik van deze kleurstof; Scribner was dan ook het allereerste magazine dat afbeeldingen in vierkleurendruk bracht. De meeste van deze positieve en negatieve factoren waren algemeen gangbare opvattingen in de Europese kunstkringen, zoals de steeds toenemende ontevredenheid met het traditionele academische Salonsysteem en het verlangen naar iets fris en eigentijds. De vooruitgang in de Moderne Kunst ging hand in hand met ontwikkelingen in de moderne wetenschap, vooral in de scheikunde. Dit kan gezien worden in de nieuwe kleurtheorieën die overvloedig voorkwamen en vooral, en meer in praktisch opzicht, in de productie van nieuwe olieverven. De nieuwe kant-enklaar markt van materialen en gereedschappen bevrijdde de kunstenaars van de verplichting om in hun stadsateliers te moeten werken. De hele eeuw door hadden individuele kunstenaars interessante resultaten behaald door buiten de traditionele historische kunstproductiecentra te werken. Zij begonnen eenvoudigweg te reizen, vooral na de beperkingen die de Napoleontische oorlogen hadden betekend. Velen reisden tot in Rome, maar snel kwam het besef dat het platteland in eigen land even fascinerend was. Het realisme van kunstenaars als John Constable, Camille Corot, Gustave Courbet, Wilhelm Liebl en Max Liebermann, verving snel het romantische idealisme en kunstenaars werden steeds mobieler. Ook in praktische zin werden de steeds drukker en lawaaierig wordende steden als storend ervaren, vooral tijdens de hete, droge zomers. In Parijs, bijvoorbeeld, was een gigantisch stadsvernieuwingsprogramma aan de gang van Haussmann en dus vluchtte ieder die kon naar het koelere platteland. Kunstenaars zwierven eerst langs de dorpen in de valleien langs de Seine - Argenteuil en Pontoise - en langs de noordelijke kustlijn - Honfleur en Le Touquet. Kunstacademies, kunstscholen en ateliers sloten in de zomermaanden. Na het revolutiejaar 1848 wist men nooit zeker of er rellen zouden uitbreken, dan wel dat er paniek bij het leger zou ontstaan. Deze dodelijke chaos, in combinatie met de zoveelste cholera-epidemie, zorgde ervoor dat vele kunstenaars, met name Jean-François Millet en zijn familie en vrienden zoals Charles Jacque, naar het stille dorp Barbizon trokken, waar zich een realistische school rond Jean-Jacques Rousseau en Camille Corot ontwikkelde. In Bretagne leidde vrees voor tyfus en pokken, of geruchten over dergelijke plagen, ertoe dat vele Amerikaanse schilders en kunststudenten in het bijzonder, veilige alternatieven zochten, zoals Cornwall en Nederland. Zij hadden uiteraard de verste reis gemaakt en waren het minst geneigd om naar huis terug te keren voor de zomervakantie.
Alexander Stanhope Forbes (1857-1947) Portret van Hermina Spaander 6 jaar, 1895 olieverf op doek, 40,5 x 29,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen legaat Van Helsdingen-Haringhuizen
Over het algemeen werd in de academies aanhoudend kritiek geuit op de overheid en staatsambtenaren, vooral wat hun leermethodes betrof en hun onvermogen om afgestudeerden aan werk te helpen. Dit ondanks het feit dat de klassen zeer druk bevolkt, volgens sommigen zelfs overbevolkt, waren. Het was bijzonder moeilijk voor jongere niet-gevestigde kunstenaars om gezien te worden, vooral in de grote jaarlijkse officiële tentoonstellingen van Levende Meesters die in de meeste landen gehouden werden. Inderdaad was het zo dat, als zij niet konden meedingen in de Salons, konden zij ook geen naam maken. Daarbovenop kwam dat de kunstacademies en hun Salons steeds meer het contact verloren met de nieuwe kunstmarkten. Zij waren in feite barokke, monopolistische instellingen, die een strakke controle hielden over de publieke smaak en het kunstberoep door de manipulatie van verkopen en staatsopdrachten. Slechts toen er alternatieven voor het oude academische salonsysteem werden gevonden, konden kunstenaars realistische vrijheden en zelfbeschikkingsrecht terugwinnen. Het nieuwe handelaar-criticus systeem en onafhankelijke prent- en reproductie-uitgeverijen boden gezonde alternatieven, waarop kunstenaars alle mogelijke commerciële mogelijkheden begonnen te onderzoeken, een proces dat veel kunstenaars aanspoorde de Zuiderzee, en meer specifiek Volendam, te verkennen.
15
cially in the hot, dry summers. Paris, for one, experienced a huge urban renewal programme and consequently anyone who could went to the cooler countryside. Artists first roamed the villages in the valleys off the River Seine (Argenteuil and Pontoise) and along the northern coastline (Honfleur and Le Touquet). The art academies, art schools and studios also closed for ‘the long vacation’ everywhere. After the year of revolutions, 1848, one never knew if riots were going to break out and the military were going to panic. This deadly chaos combined with yet another cholera epidemic caused many artists to go to the quiet village of Barbizon, namely Jean-François Millet and his family and friends such as Charles Jacque, where a school of Realism was gathering around Rousseau and Corot. Typhoid and smallpox scares in Brittany, or rumours of such plagues, caused many American painters and art students, in particular, to seek alternatives, such as Cornwall and Holland. They had, of course, travelled the furthest and were far less likely to return home for the summer vacation. In the art academies generally there were ongoing criticisms of the state authorities and officials, chiefly as to their teaching methods and their inability to help graduates find work, even though the classes were crowded, some might say over-crowded. The younger and un-established artists had a particularly hard time gaining any visibility, especially in the huge annual official exhibitions of ’Living Masters’ in most countries. In effect, if they could not compete in the salons - they could not begin to make a name for themselves. In addition, the art academies and their salons were fast becoming out of touch with the new art markets. They were, in fact, baroque, monopolistic institutions that kept a tight control over public taste and the art profession by manipulating sales and state commissions. Only when alternatives to the old Academy-Salon System were
Georg Hering (1884-1936), In de Oude Herberg, 1926 olieverf op doek, 128 x 150 cm Collectie Spaander, Volendam De Oude Herberg in Hotel Spaander met het schilderij ‘In de Oude Herberg’, 2009
16
Wilm Wouters (1887-1957), “Uitrusten” olieverf op doek, 45 x 35 cm Collectie Spaander, Volendam ‘Souvenir de Volendam’, circa 1905 prentbriefkaarten uitgegeven door W. Spaander Collectie Lieveland
Het picturale antwoord op de vele concurrentiegebonden problemen in de overbevolkte kunstmarkt bleek te liggen in het schilderen van ongeschonden landschappen en ongerepte landelijke genre-onderwerpen. In Frankrijk werd deze beweging aangevoerd door kunstenaars als Jules Breton en Bastien Lepage, in Duitsland door Rudolf Jordan. In Nederland was het de jonge Jozef Israëls. Zoals het de gewoonte was, reisde hij eerst naar Brussel en dan naar Parijs. Door zijn bezoek aan Barbizon, waar hij werken van Jean François Millet zag, en zijn analyse van de Wereld Tentoonstelling van 1855 in Parijs, begreep hij dat historische thema’s terrein verloren ten gunste van dagelijkse thema’s. Bij zijn terugkeer in Holland zocht hij daarom specifiek naar zeegezichten in Zandvoort, Scheveningen en Katwijk aan Zee. Jozef Israëls wist op slimme wijze moderne marketingmethodes toe te passen om zijn grootschalige sentimentele doeken zichtbaarheid te geven en gebruik makend van op hoge kwaliteit gedrukte albums en folio’s, haalde hij meer opbrengsten uit één enkele compositie. Dergelijke handelspraktijken gaven ook het thema Volendam een grotere bekendheid. De plaatselijke hoteleigenaar Leendert Spaander, luisterde aandachtig naar de analyses over dergelijke markttendensen lang vóór hij zijn café opende in 1881. Vanaf 1889 organiseerde hij een reeks promotieacties, waaronder het maken van reclame en postkaarten en excursies om zijn hotel en Volendam wereldwijd bekend te maken. Voor Jozef Israëls, alsook een verrassend groot aantal Nederlandse moderne kunstenaars, kwam de eerste stap naar een grotere zelfbeschikking bij hun verhuizing naar Brussel. Saskia de Bodts artikel over de ontluikende Brusselse kunstkringen beaamt dat dit een verstandige professionele beslissing was, aangezien de kunstmarkt in België in die tijd veel groter was dan in Nederland. In deze stedelijke kunstenaarskolonie kon men de eerste generatie meesters van de Haagse School aantreffen, zoals H.W. Mesdag en Willem Roelofs, samen met vele jongere schilders uit de tweede generatie, waaronder Matthijs Maris, Jan Toorop, George Breitner en Johan Thorn Prikker. Verder waren er ook nog de meer individuele, onafhankelijke geesten, zoals Johan Bartold Jongkind en Vincent van Gogh. Vooral Toorop was onder de indruk van de bloeiende avant-garde kunstkringen in Brussel. Eerst nam hij deel aan een aantal kleine stedelijke kunstenaarskolonies, zoals die van Dendermonde en Machelen, hoewel hij de grotere, zoals die van Tervuren en SintMartens-Latem, niet bezocht zou hebben. Daarnaast ontmoette hij enkele buitengewone figuren en belangrijker nog sloot hij zich aan bij verschillende boeiende tentoonstellingsgenootschappen en werd vanaf 1883 stichtend lid van ‘Les XX’, de Twintig, een bijzonder radicale, internationale kunstvereniging met James Ensor. Hun kunsttentoonstellingen, culturele bijeenkomsten en invloeden zullen gedurende zijn hele carrière van betekenis blijven. Dit blijkt uit het feit dat hij vele moderne kunstverenigingen in Nederland heeft opgericht of heeft helpen oprichten, zoals bijvoorbeeld de Haagse Kunstkring, en in de aan de kust gelegen kunstenaarskolonies van Katwijk 17
found did artists gain realistic freedoms and self-determination. The new Dealer-Critic System and independent print-publishers provided those healthy alternatives and so artists began to explore all the commercial possibilities, a process that encouraged many artists to explore the Zuiderzee, in general, and Volendam, in particular. The pictorial answer to many of the competitive problems in the ever-crowded art market appeared to be in painting pure landscapes or unspoilt peasant genre topics. In France the movement was championed by the likes of Jules Breton and Bastien Lepage. In Germany it was Rudolf Jordan. In the Netherlands it was undoubtedly the young Jozef Israëls. Typically, he went first to Brussels and then to Paris. As a result of him visiting Barbizon, seeing works by Millet and his analysis of the Paris Universal Exposition of 1855, he saw that history subjects were loosing ground to large genre scenes. Subsequently, on his return to Holland, he sought out coastal misen-scene in Zandvoort, Scheveningen and Katwijk aan Zee. As can be seen, Israëls also cleverly applied modern marketing methods to make sure his large sentimental canvases were even more visible and, through the use of fine-print albums and folios, more revenue was extracted from one composition. Such business methods also assured Volendam greater visibility, for its hotel proprietor, Leendert Spaander, was astutely conspiring with artist-friends and listened to their analyses of such market trends long before he started his café in 1881. He initiated a series of promotional ventures to make his hotel and Volendam better known worldwide, including advertising, making postcards and organising excursions, from 1889. For Israëls, and a surprisingly large number of modern Dutch artists, the first step to greater selfenfranchisement came when they moved to Brussels. Saskia de Bodt’s synopsis of its burgeoning art circles recognises that it was a good career move, for there was a far better market for contemporary art in Belgium than in Holland. In this urban artists’ colony one could find many first generation Hague School Masters such as H.W.Mesdag and Willem Roelofs, along with many younger painters of the second generation, including Matthijs Maris, Jan Toorop, George Breitner and Johan Thorn Prikker. In addition, there were also more individual, independent spirits, such as Jongkind and Van Gogh. Toorop, in particular, was impressed by the thriving avant-garde art circles of Brussels. First, he participated in a number of small rural artists’ colonies, as at Dendemonde and Machelen, although he does not seem to have gone to the bigger ones at Terveuren or St.Martens-Latem. Second, he met some extraordinary characters and, most importantly, he joined various exciting exhibition societies and was a founder member of LesXX, or the Twenty, from 1883, a particularly radical, international, arts club. Their fine art exhibitions, cultural gatherings and influences echoe on throughout his career, personified in his forming or co-founding modern art societies in Holland, such as the Haagse Kunstkring, and the coastal artists’ colonies at Katwijk and Domburg. His enthusiasm influenced many to work in places like Volendam, not so much by his direct presence, although many of his close friends visited, namely Signac, Rijsselberghe and Whistler. It is Toorop’s enterprising range of fine art work and experimental styles that are evident in Volendam’s artists’ colony. Jozef Israëls did not invent the fisherman’s genre although he is closely associated with its spreading popularity in Holland and internationally. As his success grew so did the new ways of publicizing his rather sentimental and theatrical representations. For example, his large canvas, Passing Mother’s Grave, 1856, was widely reproduced in a series of prints, portfolios and in albums, by the art dealer Buffa & Sons, amongst others. As they were marketed widely, they thus generating ever more interest in the new genre, amongst collectors and artists alike. In a maritime nation such as The Netherlands, it was easy to access traditional fishing villages and so Israëls’ prominence directly helped to popularize both the peasant genre, generally, and the specific places he was known to work, such as Scheveningen and Katwijk. However, he does not seem to have explored the potential of the fishing harbours and communities of the Zuiderzee. Scheveningen presents art historians with some special problems, in the context of defining artists’ colonies, for, although a great many painters worked on its busy sandy beach precious few of them actually chose to live there. There needs to be a firm foundation for any artists’ colony to develop in a village, so that the scenarios at Scheveningen and Oosterbeek need to be re-evaluated. Not only was there no resident painter willing to be than firm foundation in Scheveningen, neither was their a favourite meeting place nor a favourite hotel. Most of the Dutch ‘living masters’ preferred to reside back in The Hague, just a few kilometers away, including, most famously, Israëls and Mesdag. Thus, Scheveningen was more suburban than rural. Painters commuted to the coast, which was made easy by the completion of a steam-powered tramway in 1883. The Hague School was, in fact, a loose association of artists defined by their residence in that eponymous city and their efforts to organise exhibitions – an urban artists’ colony in effect. Rural artists’ colonies were not normally planned in advance, although there are examples where art student friends or colleagues decided to spend their summers together working in a village, such as the ‘Seven Sinners’ who founded the colony at Pont-Aven. In Darmstadt, the Grand Duke Ernest Ludwig von Hesse organised a special artists’ colony for artist-craftsmen and architects, but this was also urban and artificial, although a fascinating initiative in itself. Curiously, there were few, independent rural artists’ groups before Barbizon, therefore there were no previous models upon which to draw guide-lines. Most schools or groups which had formed were guilds 18
De Lounge in Hotel Spaander, circa 1960 prentbriefkaart Particuliere collectie
aan Zee en Domburg. Zijn enthousiasme heeft velen beïnvloed om in plaatsen zoals Volendam te gaan werken, niet eens zozeer omwille van zijn plaatselijke aanwezigheid, hoewel vele van zijn intieme vrienden, waaronder Paul Signac, Theo van Rijsselberghe en James McNeill Whistler, hem daar bezochten. Het is vooral Toorops gewaagde verscheidenheid aan kunstwerken en experimentele stijlen die duidelijk naar voren komt in de Volendamse kunstenaarskolonie. Jozef Israëls vond het vissersgenre niet uit, hoewel hij wel rechtstreeks in verband gebracht wordt met de groeiende populariteit van het genre in Nederland en internationaal. Zijn groeiende succes werd op de voet gevolgd door nieuwe methoden om zijn nogal sentimentele en theatrale afbeeldingen te publiceren. Zijn grote doek Langs Moeders Graf uit 1856 werd op grote schaal gereproduceerd in een serie prenten, kunstmappen en albums, door onder meer de kunsthandelaar Frans Buffa & Zonen. Aangezien ze wijd verspreid werden, genereerden ze een steeds groeiende interesse in het nieuwe genre bij zowel verzamelaars als kunstenaars. In een maritieme natie als Nederland was het makkelijk om traditionele vissersdorpen te vinden en in die zin hielp Jozef Israëls bekendheid om het landelijke genre in het algemeen, en die plaatsen waar hij gebruikelijk werkte, zoals Scheveningen en Katwijk aan Zee in het bijzonder, te populariseren. Hij blijkt echter de veelheid aan vissershavens en dorpen aan de Zuiderzee niet te hebben verkend. Scheveningen is lastig te bestempelen als kunstenaarskolonie, omdat er wel een groot aantal schilders op haar drukke zandstranden werkte, maar er bijzonder weinig bleven wonen. Er is een sterke verankering nodig voordat een kunstenaarskolonie in een dorp tot stand komt. In die zin dienen de ontwikkelingen van Scheveningen en Oosterbeek opnieuw beoordeeld te worden. Niet alleen was er geen enkele kunstenaar die als sterke fundament kon dienen, maar er was ook geen favoriete ontmoetingsplaats of favoriet hotel. De meeste Nederlandse Levende Meesters, waaronder als meest beroemde Jozef Israëls en H.W. Mesdag, verkozen in Den Haag te wonen, op slechts enkele kilometers afstand. In die zin was Scheveningen eerder een stedelijke buitenwijk dan een landelijk dorp. Schilders pendelden naar de kust, wat makkelijk kon sinds de stoomtramlijn in 1883 was voltooid. De Haagse School was in feite een losse associatie van kunstenaars, gekenmerkt door enerzijds het feit dat ze woonden in de stad die hen hun naam gaf en anderzijds hun gezamenlijke inspanningen om tentoonstellingen op te zetten – in alle opzichten een stedelijke kunstenaarskolonie. Landelijke kunstenaarskolonies werden gewoonlijk niet vooraf gepland, hoewel er voorbeelden zijn van vrienden-kunststudenten of collega’s die besloten hun zomer samen werkend in een dorp door te brengen, zoals Les Sept Pêcheurs die de kolonie in Pont-Aven in 1886 oprichtten. In Darmstadt organiseerde groothertog Ernest Ludwig von Hesse een kunstenaarskolonie speciaal voor kunstenaars-ambachtslui en architecten en hoewel eerder niet spontaan tot stand gekomen en stedelijk, was het toch een boeiend initiatief. Vreemd genoeg zijn er weinig onafhankelijke stedelijke kunstgroeperingen vóór Barbizon, en daarom waren er ook geen vroegere modellen van waaruit richtlijnen konden worden afgeleid. De meeste scholen of groeperingen die werden opgericht waren gilden of ambachtsverenigingen van professionele schilders, met strikte regels, die op hun beurt rechtstreeks waren afgeleid van officiële instanties. De meeste landen hadden tegen het einde van de negentiende eeuw ten minste één kunstacademie opgericht zoals Engeland, Denemarken en Zweden en in de Lage Landen waren er meerdere. Er waren enkele artistieke broederschappen geweest maar deze waren veel strikter omschreven met strenge regels voor gedrag, kleding en religieuze zaken, zoals de Nazarenen of Les Barbus. Kunstenaarskolonies waren geen broederschappen, aangezien ze op een losse manier ontstonden, met het dorp en haar omstreken als enige verbindende factor. Broederschappen leken ook op de meest algemeen voorkomende culturele organisaties, de hiërarchische meesterklassen, waar één krachtige, oudere en gevestigde kunstenaar de algemene toon zette, de financiële zaken regelde en al de regels voor de ontwikkeling van zijn atelier vaststelde. Kunstenaarskolonies werden vanuit hun aard eerder als een familie opgevat en waren minder begaan met indelingen volgens nationale, religieuze, politieke, seksuele of raciale scheidingslijnen. Het is dus niet verrassend dat vrouwelijke kunstenaars het gevoel hadden dat ze in kunstenaarskolonies ernstig genomen werden, in tegenstelling tot de vooringenome rollen die hen vaak werden toegemeten in de traditionele stedelijke kunstklieken. Cynici zien vaak geld als de algemene drijfveer voor de moderne kunstmarkt. Financiële principes kunnen in Volendam zeker teruggevonden worden op elk niveau van het besluitvormingsproces. De verhuizing naar het platteland was al met al een beroepskeuze en een slimme professionele zet. De meeste hedendaagse verslagen van kunstenaarskolonies in dorpen wijzen uit dat ze als een goedkopere woonplaats werden beschouwd. In veel gevallen zal dit inderdaad zo zijn geweest, hoewel dit zeker ook deel uitmaakt van de overdreven plaatselijke mythen die in deze dorpen kunnen worden gevonden. Als het dorp geen logies kon verschaffen, dan was het hoogst onwaarschijnlijk dat het heel lang ‘bezocht’ zou worden. Daarnaast was de prijs van een kunstenaarsmodel hier aanzienlijk goedkoper, ongeveer de helft dan die van hun stedelijke tegenhangers. Het moet echter benadrukt worden dat de verhuizing naar het platteland een voorafgaande investering inhield. De meest gebruikte benodigdheden zoals verf, materialen en gereedschappen moeten vooraf aangeschaft worden. Het was pas na 1900 dat winkels in dorpen van kunstenaarskolonies investeringen waagden in de verkoop van de nieuwe verven in tubes en ander materiaal, zoals in Egmond, Laren en Volendam. 19
or trade associations of professional painters, with strict rules, that in turn traced their origins directly to official institutions. Most countries had developed at least one art academy by the late nineteenth century, such as England, Denmark and Sweden, but there were many across the Low Countries. There had been a few artistic brotherhoods, but these were more tightly circumscribed, with strict behavioural, religious and dress codes, such as the Nazarenes or the Barbus. Artists’ colonies were not like brotherhoods, for they formed in an ad hoc manner, with the village and its environs being the only signifiers. Brotherhoods were also like the most common cultural group formation of all, the hierachical master-classes, where one powerful, elderly and established artist set the whole tone, the economy and all the rules for his studio development. Artists’ colonies were more familial in nature and certainly cared less for divisions based upon national, religious, political, sexual or racial lines. Not surprisingly, women artists found they were taken more seriously in artists’ colonies, rather than the prejudiced rôles they so often encountered in traditional urban art cliques. Cynics often point to money as one common motivator for the modern art market. Push and pull financial imperatives certainly can be identified in Volendam at every stage of the decisionmaking processes. The move to the countryside was, after all, a professional choice and a shrewd career option for most artists. Most contemporary accounts of village artists’ colonies point out that they were considered a cheaper place to live. This may well have been true in many cases, but it consistently forms part of the inflated place-myths found in these villages. If the village did not have lodgings then it was highly unlikely to be ‘patronised’ for very long. The fees for artists’ models were demonstrably cheaper here, approximately half, that of their city counterparts. However, it should be emphasized that any relocation to the courtyside needed to be invested in, beforehand. The most obvious resources had to be purchased in advance, such as paints, materials and equipment. It was only after 1900 that shops in village artists’ colonies risked investment by selling the new, tubed paints and other equipment, as seen at Egmond, Laren and Volendam.
edwin hagendoorn (geb.1968), Captainsroom in Hotel Spaander, 2006 olieverf op doek, 60 x 80 cm Collectie Spaander, Volendam
Artists’ villages tended to have poor or stagnant economies, therefore the traditions, especially the architecture, remained unspoilt. Volendam fits this factor perfectly. Villagers welcomed any
Anne Jitske Salverda (geb.1956), Keuken van Hotel Spaander, 2006 olieverf op doek, 30 x 30 cm Collectie Hotel Spaander, Volendam
20
Enkele Spaander dochters en serveersters poseren in het restaurant, rond 1900, Foto, Collectie Spaander, Volendam
Kunstenaarsdorpen kenden over het algemeen een zwakke of stagnerende economie, waardoor tradities, voornamelijk in de architectuur, onaangetast bleven. Volendam past perfect in dit model. De dorpsbewoners omarmden elke nieuwe bron van inkomsten om hun verschrikkelijke armoede te verlichten. Toerisme kan een waardevolle manier zijn om de gemeenschap in zijn geheel te moderniseren. Deze situatie was, vooral wat de bezoekende kunstenaars en hun gastheren betrof, echter niet zo eenvoudig als op het eerste zicht lijkt, aangezien volwassen dorpsbewoners gewoonlijk aan het werk waren in de velden of op hun vissersboten, of hun oogst of vangst aan het verwerken waren. Gewoonlijk hadden dorpsbewoners weinig tijd om voor de kunstenaars te poseren en daarbij waren de vergoedingen uitermate laag. In het geval van Volendam is op foto’s en schilderijen vast te stellen dat de mannen niet zozeer maar ‘ergens stonden’, maar eerder bij elkaar zaten of hurkten, en dit gedurende lange tijd. Ideale modellen voor schilders. Bejaarden en kinderen konden als model geld bij het totale gezinsinkomen voegen. Er zijn hierover enkele vermakelijke confrontaties tussen dorpsbewoners en kunstenaars bekend, zoals verhalen over net iets té enthousiaste kinderen die het potentieel van deze nieuwe situatie hadden ontdekt.
Adriaan Gerard van Agtmaal (1887-1960), Serveersters van Hotel Spaander, 1930 foto, 9 x 14 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Zij poseren aan de achterzijde van het hotel. Op de achtergrond is de zijgevel van Hotel Van Diepen te zien.
De bezoekende kunstenaars, vooral de pioniers, dienden medelevend en begripvol te zijn om de gevoeligheden binnen de ontvangende gemeenschap niet te verstoren. Het was van essentieel belang goodwill te kweken, zodat de ‘kolonie’ zich op een duurzame manier zou kunnen vestigen. Het beeld van de onbeschofte, brutale bohemien, waarvan Paul Gauguin een typisch voorbeeld is, staat bijzonder ver af van de normale situatie in de landelijke kunstenaarsgroepen. In de literatuur worden de zeer verdienstelijke bijdragen, die door voorgangers zoals Les Sept Pêcheurs gedurende vele jaren werden gemaakt, vaak over het hoofd gezien. Vóór Gauguin kende Pont-Aven een artistieke kolonisatie van twintig jaar die verantwoordelijk was voor het tot stand komen van goodwill in het dorp en het opzetten van sociale structuren, die de kunstenaars ten goede kwamen en die hij, Gauguin, snel ging uitbuiten. Meningsverschillen en misverstanden komen uiteraard voor in alle gemeenschappen en worden verscherpt door zichtbare culturele verschillen. In de opbouw van de kunstenaarskolonies stelt men vast dat er één factor was die veel van dergelijke sociale spanningen kon oplossen, en die de kunstenaars in een zeer gunstige positie plaatste waar het op het verzoenen van tegenstellingen aankwam. Het onderscheidde 21
Julius Schrag (1864-1948), Breiend meisje, 1903 olieverf op doek, 46 x 40 cm Particuliere collectie Carl Windels (1869-1954), Vrouw aan het raam, 1894 of 1896 maroufle, 28 x 21 cm Collectie Spaander, Volendam Adriaan Gerard van Agtmaal (1887-1960), Poseren in Kamer 1, 1930 foto, 9 x 14 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Rechter pagina Armand Jamar (1870-1946), Interieur Kamer 1, 1927 olieverf op doek, 54 x 73,5 cm Particuliere collectie
new influx of money, to help relieve their grinding poverty. Tourism can be a useful means to modernise the community as a whole. However, this situation, vis-à-vis visiting artists and their hosts, was not as easy as one might think, for adult villagers were normally busy, in the fields, in their sailing boats or processing the crops or catch. Usually, the villagers had little time to stand around posing for artists and the fees were unappealing low. In the case of Volendam, one sees, in photographs and paintings, that the men did not so much ‘stand around’ as sit or squat, and for long quiet periods of time. Ideal models for painters. In addition, for non-adults, the very aged and the young, it offered an opportunity for them to earn money and possibly to contribute cash to the total family income. There are some amusing confrontations between villagers and artists on this subject, not least in many accounts of over-zealous children who were wise to the potential of the new situation. The visiting artists, especially the pioneers, needed to be compassionate and understanding in order not to upset the sensitivities of the host community. It was essential that goodwill was generated in order for the ‘colony’ to set root, in any meaningful way. The image of the brash, bullying bohemian, typified by Paul Gauguin, is far off the normal situation of these rural artists’ groups. The literature frequently ignores the hugely valuable contribution made by the predecessors over many years, such as the ‘Seven Sinner.’ In Pont-Aven, there was a whole generation, twenty years, of artistic colonisation before Gauguin, which was responsible for building up goodwill in the village and creating the social infrastructures that benefitted the artists, which he, Gauguin, was so quick to exploit. Misunderstandings and ambiguities occur in all communities, of course, emphasized by visible cultural differences. In the formation of artists’ colonies one sees that there is one factor that can help resolve many of those social tensions, and which the artists are in a very favourable position to placate. It also separates them distinctly from standard tourists. That factor is humour, especially self-deprecating humour. It was an absolutely essential quality in the rise of any major artists’ colony. Volendam was particularly favoured with humourists, cartoonists and caricaturists, on an international scale, with shamelful contributions from wily Dutch, British, American and French graphic artists, in particular. 22
hen ook van de gewone toerist. Deze factor was humor, vooral zelfspot. Het was een absoluut essentiële vereiste bij de groei van welke grote kunstenaarskolonie dan ook. Volendam was vooral geliefd bij humoristen, cartoonisten en karikaturisten, op een internationale schaal; getuige de schaamteloze en scherpzinnige bijdragen van hoofdzakelijk Nederlandse, Britse, Amerikaanse en Franse grafische kunstenaars. In deze dorpen was het favoriete kunstenaarshotel de beste plaats om tot begrip van de aard van de gemeenschap te komen. Het was vaak de eerste locatie waar de kunstwerken publiek getoond werden, gezien de gewoonte om onafgewerkte doeken in de lobby of de bar te plaatsen voor een gezonde portie kritiek uit de groep van gelijken. Het was ook de plaats waar ze hun humoristische schetsen toonden en, in het geval van Hotel Spaander in Volendam, belichaamde zelfs het uithangbord van de herberg een warm welkom, want het kondigde in Engels-Nederlands aan: ‘Artist kom binne’. (zie pagina 12) De rol van de plaatselijke herbergiers of hoteleigenaars was cruciaal voor de ontwikkeling van elke kunstenaarskolonie. De Spaander familie in Volendam was ongetwijfeld één van de beste voorbeelden in hun soort, want ze ‘deden alles juist’. Kennis van de beschikbaarheid van dergelijke behulpzame hoteldiensten was enorm belangrijk bij de keuze van de ene of de andere locatie, vooral omdat de meerderheid van de kunstenaars hier vreemdelingen waren en hulp nodig hadden bij het huren van een atelierruimte of de zoektocht naar modellen, en voor wie ook de taal een probleem vormde. De gemeenschappelijke voordelen die de hele gemeenschap ten goede kwamen zijn vanzelfsprekend, want deze kunstenaars maakten gratis reclame in de buitenwereld voor het dorp, wat op haar beurt uit het niets inkomsten uit toerisme binnenbracht, die gebruikt werden om de voorzieningen in de hele dorpsgemeenschap te moderniseren. In hoeverre Leendert Spaander dit culturele, sociale en economische proces in 1878 kon inschatten blijft een open vraag maar zijn ambities kunnen herkend worden in het feit, dat hij de Engels-Deense kunstenaar George Clausen zijn portret liet schilderen, dat een geheel nieuw soort vriendschap bezegelde. (zie pagina 8)
23
The favourite artists’ hotel in such villages is the best place to start an understanding of the nature of the community. It was often the first place the artwork was ever put on public show, for it was their habit to place works-in-progress in the lobby or bar for wholesome peer-group criticism. It was also the place they showed their humorous sketches and, in the case of Spaander’s Hotel, Volendam, even the inn-sign epitomized the warm welcome, for it proclaimed, in AngloDutch, ‘Artist kom binne’. (see page 12) The rôle of village innkeepers, or hotel proprietors, was absolutely crucial to the development of any artists’ colony. The Spaander family of Volendam was undoubtedly one of the best examples of their kind, for they ‘ticked all the right buttons’. Knowledge of the availability of such helpful hotel services in a village was all-important when choosing one location over another, especially amongst the majority of artists here, who were foreigners and needed assistance with obtaining models and studio space, and where language was an issue. The mutual benefits that were gained by the whole community are self-evident, for these artists advertised the character of the village to the wider world for free, which in turn attracted tourist wealth out of nothing, which paid for the improvements to modernise the utilities of the whole village community. How much Leendert Spaander imagined of this cultural, social and economic process, back in 1878, is open to question but something of his aspirations may be judged by the fact that he allowed the Anglo-Danish artist, George Clausen, to paint his portrait and thereby cement a whole new friendship. One can see, therefore, from this introduction that the development of artists’ colonies was no casual affair, but required a set of prerequisites and factors for the process to unfold, blossom and mature. Once the ideological decision to go to the countryside was made it was the morepractical considerations that sustained these artistic communities. It needed the cooperation of many people, who had not previously met or who had not even been aware of each other, and in some cases knew nothing of art. The pioneering stage of an artists’ colony was vitally important for it set the whole tone of the movement. These artists came primarily to work and draw fresh inspiration from the new situation. They made new friends and pooled knowledge amongst like-minded colleagues. They accessed information and working experiences that they would not normally have come across. This form of radical social creativity gained further impetus from being distant from the constraints of the usual orthodoxes, art authorities, state art academies and the repetitions of inner-city studio life. Volendam is an excellent example of a successful, rural, coastal, artists’ colony that was by no means a backwater, but functioned well because it was well-connected with the Modern Art markets, in more than one country. 24
Poseren in Kamer 1, rond 1900 prentbriefkaart uitgave van Hotel Spaander Particuliere collectie
Linker pagina Justine Albronda (geb. 1966), Kamer 1, 2006 olieverf op doek, 24 x 30 cm Collectie Spaander, Volendam Rechter pagina Richard Polak Wilhelmina Spaander in Kamer 1, 1903 foto, 16,5 x 21 cm Collectie Spaander, Volendam
Deze inleiding laat duidelijk zien dat de ontwikkeling van kunstenaarskolonies geen toevallige zaak was, maar een reeks voorwaarden en factoren vereiste, waardoor het proces zich zou kunnen ontwikkelen, tot bloei komen en rijpen. Wanneer eenmaal de artistieke beslissing om naar het platteland te verhuizen was gemaakt, waren het vooral praktische aangelegenheden die deze kunstgemeenschappen ondersteunden. Het veronderstelde de samenwerking tussen mensen die elkaar nog niet eerder hadden ontmoet of niet eens van elkaars bestaan afwisten en die in vele gevallen ook niets van kunst afwisten. De pioniersfase van een kunstenaarskolonie was van vitaal belang, omdat ze de toon zette voor de daarop volgende ontwikkeling. De kunstenaars kwamen hoofdzakelijk om te werken en om inspiratie uit de nieuwe situatie te halen. Zij gingen vriendschappen aan en wisselden kennis met gelijkgestemde collega’s. Zij deden informatie en werkervaring op, die ze anders niet zouden hebben opgedaan. De radicale sociale creativiteit werd verder aangemoedigd door de afstand die ontstond tussen de kunstenaars en de beperkingen van de gangbare kunstopvattingen, kunstautoriteiten, staatsacademies en de sleur van het leven in het stadsatelier. Volendam is een uitstekend voorbeeld van een succesvolle, landelijke, aan de kust gelegen kunstenaarskolonie die in geen enkel opzicht een verloren oord was, maar goed functioneerde omdat ze sterk verbonden was met de moderne internationale kunstmarkt.
Kamer 1, rond 1900, prentbriefkaart Particuliere collectie
Er was vóór 1920 een verrassend aantal kunstenaarsdorpen verspreid over heel Nederland, waaronder Bergen, Domburg, Egmond, Katwijk aan Zee, Laren-Blaricum, Oosterbeek en Veere. Ook de meeste dorpen aan en eilanden in de Zuiderzee, zoals Marken, Spakenburg, Urk en Volendam trokken schilders aan. Wat echter vreemd lijkt aan dit landelijke verspreidingspatroon is dat het geen dorpen omvat van een aantal toch zeer schilderachtige provincies, noch enig eiland in het Friese Waddengebied. Nochtans beantwoordden deze eilanden aan de meeste vereisten om zowel landschap- als genreschilders aan te trekken. Ze waren onaangeroerd door de moderne vooruitgang, en boden natuurlijke landschappen zonder enig spoor van industriële verminking of verstedelijking. Ze hadden schilderachtige dorpen en heel eigen tradities, herbergen en pensionnetjes in overvloed, een charmante traditionele klederdracht en ze hielden vele traditionele gebruiken in stand. Historici wijzen op de gebrekkige verkeersinfrastructuur als de reden voor deze afwezigheid. Het ontstaan van kunstenaarskolonies, echter, bleef zelfs na 1900 onlogisch, hoewel het nationale treinnet goed uitgebouwd was, waardoor zelfs de verst verwijderde uithoeken van het land makkelijk bereikbaar werden volgens het standaard criterium van één dag reizen vanuit de meeste grote steden. Bij de analyse van de situatie in andere landen zoals Denemarken, Engeland, Duitsland en Frankrijk, blijkt merkwaardig genoeg dat de eerste kunstenaarskolonies ook binnen deze limiet van de eendagsreis lagen, los van het feit of het transport nu te paard, per stoomtrein of zeil gebeurde.
Poseren in Kamer 1, rond 1900 prentbriefkaart uitgave van Hotel Spaander Particuliere collectie 25
ARTISTS’ VILLAGES AND COLONIES IN THE NETHERLANDS There was an astonishing number of artists’ villages before the 1920s across the Netherlands, including : Bergen, Domburg, Egmond, Katwijk, Laren-Blaricum, Oosterbeek and Veere. In fact, most villages at, and islands in the Zuiderzee area attracted painters, such as Marken, Spakenburg, Urk and Volendam. Yet, what appears oddest about this distribution pattern, nation-wide, is that it neither includes any villages from a number of perfectly picturesque provinces, nor any islands in the Frisian archipelago. These islands, in particular, fulfilled most of the conditions necessary to attract both landscape and genre painters. They were unspoilt by modernisation, attractive, had natural scenery with no signs of industrial spoilage or urbanisation. They had picturesque villages and distinctive traditions, with inns and pension in abundance, and had charming folk costumes and maintained many traditional customs. Historians point, therefore, to the poor transport infrastructure as the cause of this absence. However, the formation of artists’ colonies remained irrational even after 1900, when the national network of railways was wellestablished, and so access to the most distant parts of the country was easy, within the standard one-day-criteria from metropolitan capital cities. Interestingly, analysis of other countries, such as Denmark, England, Germany and France, reveals their earliest artists’ colonies were within this one-day travel limit, whether the transport was by horse-power, steam-power or sail. It can be seen that one cannot easily predict where artists’ colonies formed, although it is easier to say why. One might imagine, for example, that picturesque villages stood the greatest chance of attracting painters. They did, of course, but a beauty spot may not always be condusive to generating that special sense of ‘discovery’ and ‘sense of place’, nor that special bonding between fellow artists and their hosts. Villages, such as, Barbizon and Giverny (France), Worpswede and Dachau (Germany), Walberswick (England) and Skagen (Denmark) were not particularly picturesque, or had any distinctive architecture. It was a combination of their physical and metaphysical features that really counted. The notion that a place had to be newly ‘discovered’ certainly helped colonisation. This was still the Age of Romanticism and ‘place-myths’ abounded. For example, Barbizon, the ‘Mecca of Realism’, was a quiet undistinguished hamlet, about 50 km. south of Paris. It is by no means picturesque, but it is next to the Forest of Fontainebleau and this was seen as a highly romantic landscape - a heady mixture of deer park, ancient forest and primeval limestone karst scenery, a place where bouregois day-trippers from Paris thrilled at the names of such locations as The Caves of the Brigands, The White Queen, etc. One irony is that the single most-famous picture from Barbizon is Millet’s The Angelus, yet is not of the forest but of the plain. Worpswede, NE of Bremen, was similarly just a simple hamlet, yet it nestled mysteriously under an isolated hillock overlooking the uninhabited marshes and peat-bogs of the Teufelsmoor, a place the artists soon populated with imaginary medieval knights and ladies-in-waiting. Skagen was one of the remotest artists’ colonies, laying as it does at the very end of a wild, sandy peninsular, the northernmost tip of Jutland and where a ‘sense of place’ is remarkable. These locations all have special atmospheres but the geography is not everything. The range of factors that governed the choice of a village is wide and, as we shall see, some of the main elements may even be absent altogether from the basic list, yet the creativity still blossomed, as at Volendam. 26
Jack Walker, karikatuur “Two Minds…”, 1907 inkttekening, 17,5 x 23 cm Collectie Spaander, Volendam Tom Browne (1872-1910), Volendams meisje met kan “To Alida” aquarel, 27 x 18 cm Collectie Spaander, Volendam Willy Sluiter (1873-1949), karikatuur kunstenaar Jan Bakker aan het biljarten, 1922 pastel, 31 x 20 cm Collectie Spaander, Volendam
KUNSTENAARS DORPEN EN KOLONIES IN NEDERLAND Het is duidelijk dat de plek waar de kunstenaarskolonies ontstonden niet eenvoudigweg te voorspellen is, hoewel er wel een aantal redenen te bedenken zijn. Men kan zich voorstellen, dat bijvoorbeeld pittoreske dorpen de grootste kans maakten om schilders aan te trekken. Dat gebeurde ook, hoewel een mooie plek niet altijd de meest geschikte was om dat speciale gevoel van ‘ontdekking’ en ‘plaatsgevoel’ op te wekken, noch die speciale band tussen collega-kunstenaars en hun gastheren. Dorpen zoals Barbizon en Giverny (Frankrijk), Worpswede en Dachau (Duitsland), Walberswick (Engeland) en Skagen (Denemarken) waren niet bijzonder pittoresk en hadden ook geen bijzondere kenmerkende architectuur. Het was eerder de combinatie van hun fysieke en metafysische karakteristieken die van belang waren. De idee dat een plaats recent ‘ontdekt’ was, speelde duidelijk een rol in de kolonisatie. Het was nog steeds de tijd van de Romantiek en er waren talrijke mythes met betrekking tot specifieke plaatsen. Barbizon, bijvoorbeeld, het ‘Mekka van het Realisme’, was een rustig gehucht zoals vele andere en lag ongeveer 50 km ten zuiden van Parijs. Het was niet echt pittoresk maar het lag naast het Bos van Fontainebleau, dat als een hoogst romantisch landschap gezien werd. Een opwindende combinatie van een hertenpark met een eeuwenoud woud en een kalkstenen karstlandschap uit de oertijd, een plaats waar bourgeois-dagjesmensen uit Parijs verrukt huiverden bij de namen van plaatsen als ‘Les Caves des Brigands’ (de Grotten van de Struikrovers) en ‘La Reine Blanche’ (Koningin Blanche). Ironisch genoeg toont de meest beroemde afbeelding van Barbizon, ‘L’Angelus’ van Jean François Millet, niet het bos, maar wel de omliggende velden. Worpswede, ten noordoosten van Bremen, was ook een eenvoudig dorpje, maar het lag mysterieus aan de voet van een alleenstaand heuveltje, dat zicht bood op de verlaten moerassen en turfvenen van de Teufelsmoor, een plek die kunstenaars snel bevolkten met denkbeeldige middeleeuwse ridders en hofdames. Skagen was één van de meest verafgelegen kunstenaarskolonies, gelegen op het einde van een wild, zanderig schiereiland, de meest noordelijke punt van Jutland met een heel bijzondere sfeer. Al deze locaties hadden zo’n speciale sfeer, maar hun ligging was niet de enige factor. Het scala van factoren die de keuze van een dorp bepaalden, was zeer uitgebreid, en zoals we zullen zien ontbraken soms zelfs de meest essentiële elementen uit de lijst van basisbenodigdheden. En toch kwam creativiteit er volop tot bloei, zoals in Volendam.
John Axel Richard Beer (1853-1906), Feestvierende artiesten “Hotel Spaander” tekening, 45 x 66 cm Collectie Spaander, Volendam Tom Browne (1872-1910), Volendammer jongen met sigaar “To Alida”, aquarel, 21 x 14,5 cm Collectie Spaander, Volendam John Axel Richard Beer (1853-1906), “Pauline consults the docter” tekening, 34,5 x 51,5 cm Collectie Spaander, Volendam
In ‘Holland Mania’, een fascinerend relaas over de stroom Amerikaanse kunstenaars die rond de eeuwwisseling naar Nederland reisden, citeert Annette Stott de schilder Charles Sheeler, een vaste gast in Volendam na 1900: “Nederland was tegelijk pittoresk en bevreemdend”. Zij vermeldt de vele speciale karakteristieken van de Nederlanders die de Amerikanen, zowel de kunstenaars als de kunstverzamelaars, aantrokken. De schilders merkten veel algemeen verspreide bewonderenswaardige kwaliteiten en praktijken op, zelfs bij de armen van het platteland, zoals een traditionele zin voor netheid (bijvoorbeeld, vrouwen die fier hun stoep schrobden of hun potten en pannen). Er heerste eerder vlijt dan nijverheid. Een typisch voorbeeld voor dit soort beelden is de op bestelling van Century Magazine vervaardigde serie van Iris M. Andrews uit Ohio, die een kunstmap maakte met de titel ‘Three Dutch Types from Volendam’. Een werk uit deze serie, ‘Always Knitting’, heeft een symbolische betekenis gekregen. Het is een tekening van een Volendams meisje dat een pad afwandelt terwijl ze vlijtig doorgaat met haar breiwerk. Dit thema werd onder meer ook behandeld door John Rettig, Hans von Bartels en Jules Benoit-Levy. Een ander commentaar van een enthousiaste Amerikaanse schrijfster, Florence Albrecht, illustreert het dilemma van de kunstenaar hier: ‘niet in het vinden van beelden, maar in het maken van een keuze.’ 27
Janneke Viegers (geb.1952) Nachtelijk Panorama van de Haven, 2009 olieverf op doek, 200 x 200 cm Collectie Spaander, Volendam Gemaakt op haar hotelkamer, gelegen op de derde etage van Hotel Spaander, tijdens de ‘artists in residence’ week. Luchtfoto haven van Volendam, 1910 - 1915 prentbriefkaart Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Rechter pagina Panorama vanaf de kerk op de Dijk met Hotel Spaander, Hotel Van Diepen en enkele ateliers, 1927 prentbriefkaart Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Luchtfoto van de Dijk en het Kleipark met Hotel Spaander en de ateliers, 1927 prentbriefkaart, Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
28
3
1
12
10 9
8 2
3
13 12
7 1
4
5
11 6
1 Hotel Spaander, 2 Garage van hotel Spaander met ateliers, 3 Hotel Van Diepen, 4 Atelier van Wouters (de Toevlucht), 5 Ateliers van Hotel Spaander 6 Kleipark, 7 Huis van Hille Butter, 8 Brijkje, 9 Meerzijde, 10 Haven (De Dijk), 11 Noordeinde, 12 Art Store, 13 Doolhof 29
In Holland Mania, a fascinating account of the wave of American artists who came to the Netherlands around the turn of the century, Annette Stott quotes the painter Charles Sheeler, a regular in Volendam after 1900: ‘Holland was both picturesque and strange.’ She high-lights the many special characteristics of the Dutch that appealed to Americans, both to artists and patrons of the arts. Painters noted many admirable qualities and practices widespread even in the rural poor, such as a traditional cleanliness (women taking just pride in washing their front doorsteps, for instance, or their pots and pans). There was an air of industriousness rather than industry. Typical of this imagery is one commissioned series for Century Magazine done by Iris M. Andrews of Ohio, who completed a portfolio entitled ‘Three Dutch Types from Volendam’. In this series one in particular became symbolic, ‘Always Knitting.’. It is a drawing of a Volendam girl walking along a path yet she continues assiduously to work. This theme was also taken up by John Rettig, Emile Frechon, Hans von Bartels and Jules Benoit-Levy, amongst others. (see page 30 and 33) Another comment by an enthusiastic American, Florence Albrecht, an accomplished photographer, points to the artists’ dilemma here, for the problem was ‘not in finding views lies the difficulty, but in selecting them.’ The movements of American art enthusiasts act as a very pertinent guide as to how, why and where artists’ colonies formed, although, curiously, a borderline can be drawn across northern Holland (from Egmond aan Zee to Nunspeet and eastwards) which forms an invisible barrier to their wonderings, for they did not generally explore into the countryside of either N.Germany or Scandinavia. The spread of Americans across the continent from the 1860s was palpable and welcomed by most art circles, for they were usually more adventurous and wealthier than their European counterparts. They came in various useful manifestations: as professional painters or as individual art students, in art school groups, as agents and as collectors or patrons of the arts. The seriously rich combed Europe for art works to take back to their American mansions. William Randolf Hearst, for instance, stayed at Hotel Spaander, while looking for fine art to take back to his palatial Californian castle at San Simeon. In Laren, W.H. Singer Jr. and his wife were one of 30
Johan Marinus Henri ‘Mari’ Ten Kate (1831-1910), IJsvermaak Volendam olieverf op doek, 70 x 102 cm Collectie Spaander, Volendam
Johan Marinus Henri ‘Mari’ Ten Kate (1831-1910), Kinderen vliegeren bij de haven olieverf op doek, 63,5 x 95,5 cm Collectie Spaander, Volendam
Het rondreizen van Amerikaanse kunstliefhebbers door Nederland dienen als een zeer duidelijke gids om te zien hoe, waar en waarom kunstenaarskolonies gevormd werden, hoewel er, vreemd genoeg een grenslijn kon worden getrokken door Noord Holland (van Egmond aan Zee tot Nunspeet en dan verder oostwaarts). Die vormt een onzichtbare barrière voor hun tochten, aangezien ze over het algemeen noch het platteland van Noord-Duitsland, noch dat van Scandinavië gingen verkennen. De verspreiding van de Amerikanen over het continent vanaf 1860 was zeer voelbaar en werd in de meeste kringen verwelkomd, aangezien de Amerikanen doorgaans avontuurlijker en rijker waren dan hun Europese tegenhangers. Ze verschenen in verschillende ‘nuttige’ gedaanten: als professionele schilders of individuele kunststudenten, in groepen van kunstacademies, als agenten en verzamelaars of kunstliefhebbers en sponsors. De zeer rijken speurden Europa af op zoek naar kunstwerken, die ze naar hun Amerikaanse herenhuizen mee terug konden nemen. William Randolf Hearst bijvoorbeeld verbleef in Hotel Spaander tijdens zijn zoektocht naar kunstwerken voor zijn paleisachtige Californische herenhuis in San Simeon. In Laren vestigden William H. Singer Jr. en zijn vrouw zich als één van de weinige Amerikaanse koppels in Nederland. Hun collectie schilderijen vormt vandaag de dag de basis van de collectie van het Singer Museum, die enkele van de mooiste werken uit de kunstenaarskolonie Laren-Blaricum omvat. Industriëlen die het té druk hadden om de Atlantische Oceaan over te steken, deden beroep op agenten om werken aan te kopen. Deze nieuwe generatie verzamelaars had een verregaande invloed op de kunstmarkten van Londen, Parijs, Den Haag en Amsterdam, waar kunsthandelaars en galerieën bloeiden als nooit tevoren. De verkoop van werken van de Haagse School was verbluffend, niet in het minst omdat ze hoofdzakelijk naar het buitenland Groot Brittannië, Canada en de Verenigde Staten - verscheept werden. Het buitengewone succes van de Haagse School maakte dat er naar verhouding veel kunstgalerieën in Nederland waren, ook in de dorpen. De Larensche Kunsthandel had één filiaal in het dorp en een galerie in het centrum van Amsterdam (Herengracht 495), naast een bloeiende postorderhandel met agenten in New England. Dorpen die een generatie ervoor nog nauwelijks één winkel telden, hadden nu verrassend genoeg gespecialiseerde kunstzaken. In Volendam, op het adres Haven 16, opende Jacobus Simons in 1910 The Art Store, haast recht tegenover de voordeur van Hotel Spaander. Na 1925 opende de firma Guyt & Sier hier een lijstenmakerij. Rond 1925 was een andere plaatselijke ondernemer, Bruin Sul, begonnen met de verkoop van kunstmaterialen in zijn winkel in het midden van de hoofdstraat van Volendam - Haven nr. 22 - en hij verhuurde er ook twee bovenkamers als atelier. (zie pagina 27) 31
the few American couples to settle in the Netherlands. Their collection of paintings forms the basis of a fine art museum today, showing some of the best works from that artists’ colony. If industrialists were too busy to cross the Atlantic themselves then they employed agents to buy works. This new generation of collectors had a profound effect on the new art markets of London, Paris, The Hague and Amsterdam, where art dealers and galleries began to thrive as never before. The sale of Hague School paintings was astonishing, not least for they mostly went abroad, to Great Britain, Canada and the USA. Because of the extraordinary success of The Hague School, there were proportionately more art galleries in the Netherlands, including in villages. The Larensche Kunsthandel ran one branch in the village and another gallery in central Amsterdam (495 Herengracht), and it had a healthy mail order business direct to New England agents. Amazingly, villages which had barely a shop one generation before now had specialist art outlets. In Volendam, at Haven nr. 16, Jacobus Simons opened The Art Store in 1910, almost directly opposite Hotel Spaander’s front door. Here, the firm of Guyt & Sier opened a framemaking business, after 1925. Earlier, around 1905, another local entrepreneur, Bruen Sul, at Haven nr.22, began to sell artists’ materials in his shop in the middle of Volendam’s main street and he rented out two rooms above as ateliers. 32
Het Brijkje, rond 1900 foto Particuliere collectie Linker pagina Jules Benoit-Levy (1866-1925), Het breistertje, 1901 olieverf op doek, 29 x 44 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Aan het eind van de negentiende eeuw waren kunstenaars mobieler dan ooit tevoren. Scheepsladingen vol Amerikanen arriveerden en het goedkope internationale treinverkeer maakte dat ze tot in de verste uithoeken van Europa konden reizen. Er waren nu haast geen reisbeperkingen en er woedden geen oorlogen in Europa, althans voorlopig niet. Amerikaanse studenten zochten eerst de traditionele artistieke scholings- en trainingscentra op. Hun verspreidingspatroon toont aan dat ze de neiging hadden zich te verdelen langs nationale of culturele breuklijnen, in die zin dat Amerikanen van Duitse afkomst naar de academies in München of Düsseldorf trokken. Maar Parijs werd toch snel de uitverkoren stad bij de internationale avant-garde, de uitgewekenen uit kunstenaarskringen en emigranten. De weinig taalvaardige Amerikanen bleven in Engeland, tot ze daar hun plaats min of meer gevonden hadden. Edwin Austin Abbey bijvoorbeeld, één van de vele Amerikaanse kunstenaar-illustratoren, vond zijn thuisbasis in een prachtig herenhuis in de Cotswolds van Midden Engeland. Vanaf 1880 reisde hij vaak naar Nederland, meestal samen met George Boughton, en samen publiceerden zij veel toen al geïllustreerde artikelen over het pittoreske Nederland, met vooral aandacht voor Volendam. Twee nog meer ondernemende Amerikanen, Gari Melchers en George Hitchcock, die beiden Volendam bezochten, stonden aan de basis van een kleine kunstenaarskolonie in Egmond. Melchers was van Duits-Amerikaanse afkomst en studeerde eerst in München, hoewel beiden een tijdje in Düsseldorf werkten, dat toen beroemd was vanwege zijn nieuwe, moderne kunstacademie en progressieve docenten zoals Prof. Eugène Dücker. Die zocht langs de Nederlandse kust naar pittoreske vissersdorpen en moedigde zijn studenten aan om dit ook te doen. Amerikanen vormen één van de drie belangrijkste buitenlandse groepen in de Nederlandse kunstenaarskolonies, samen met Duitse en Engelse schilders. Dit blijkt zeer duidelijk in plaatsen zoals Katwijk aan Zee, Laren-Blaricum en Volendam en in mindere mate in kleinere gemeenschappen, zoals die in Hattem, Heeze en Nunspeet. Er waren half zoveel Fransen als Britten, en half zoveel Belgen als Fransen in Volendam, en nog minder Oostenrijkers, Zweden en Hongaren. Melchers en Hitchcock namen het initiatief in Egmond en richtten een school op, hoofdzakelijk voor de drommen Amerikanen die een Europese opleiding zochten. Er waren ook georganiseerde groepen van kunststudenten, vaak onder leiding van een vooraanstaand kunstenaar zoals William Meritt Chase, die Nederland sinds 1883 al vaker had bezocht. Arletta Lothrop begeleidde in 1902 een andere groep The Art Students League of Buffalo, Ohio, naar Volendam. Nog weer andere groepen werden vanaf 1905 geleid door Alexander Robinson. Een groep kunststudenten van het prestigieuze Art Institute of Chicago kwam samen met Johan Vandepoel, een Nederlandse 33
Artists were more mobile than ever before by the end of the nineteenth century. Americans arrived by the ship load and cheap international rail networks meant they could access the furthest corners of Europe There were now few travel restrictions and no wars in Europe, at least for a while. American students initially sought out the traditional centres of art education and training. Distribution patterns indicate a propensity for them to split along partisan or cultural lines, so that German-Americans went to art academies in Munich or Düsseldorf, although Paris fast became the city of choice for the international avant-garde, artistic exiles and émigrés. Those Americans with few linguistic skills stayed in England, until they found their feet. For example, Edwin Austen Abbey, another American artist-illustrator, made his base in a beautiful manor house in the Cotswolds of Middle England. He journeyed frequently to the Netherlands from 1880, most noteably with George Boughton, who together published many early illustrated articles on the picturesqueness of Holland, publicizing Volendam in particular. Two more enterprising Americans formed the basis of a small artists’ colony at Egmond - Gari Melchers and George Hitchcock (both of whom visited Volendam). Melchers was of German-American stock and so studied at first in Munich, yet both worked in Düsseldorf for a period, which was then famed for its new, modern art, academy and its progressive teachers such as Prof. Eugène Dücker. He explored the Dutch coast for fishing villages and encouraged his students and colleagues to do the same. Americans form one of the main three foreign participants in Dutch artists’ colonies, along with German and British painters. This is apparent at places such as Katwijk, Laren and Volendam, and to a lesser extent in the smaller communities in Hattem, Heeze and Nunspeet. There were half as many French artists as British, and half as many Belgians as French, in Volendam, followed decreasingly by Austrians, Swedes and then Hungarians. Melchers and Hitchcock took the initiative at Egmond and started a school, mostly for the droves of Americans who wanted training in Europe. There were also organised groups of art students often led by prominent artists such as William Merritt Chase, who had been visiting Holland since 1883. Arletta Lothrop, for example, led another group, The Art Students League of Buffalo, Ohio, to Volendam in 1902, and others 34
Friedrich Kallmorgen (1856-1924), Zaans jacht in de Meersloot, 1907 maroufle, 41 x 53 cm Particuliere collectie Zaans jacht in de Meersloot, 1907 prentbriefkaart Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Jules Benoit-Levy (1866-1925), De voyeur, ‘Hollande’ 1902 olieverf op doek, 46,5 x 38,5 cm Particuliere collectie 35
groups were led by Alexander Robinson from 1905. One group of art students from the prestigeous Art Institute of Chicago came with Johan Vandepoel, a Dutch-American. He chose as his base, unusually so, in Rijsoord, near Dordrecht. This tiny village only had one main street, two churches and a shop, yet where it crossed the Waal River/canal stood an old Koffiehuis. The owners invested in a modern pre-fabricated extension and created the spacious Hotel Warendorp, situated right on the riverbank. Art students here canoed through the pastures, alongside the flax fields and tree-lined waterways, even fished from the balconies. From 1886 it was host to visiting groups from art schools, for it easily found room for them all and had enough space left over on the second floor for classes and a working atelier. One factor of note here was the presence of a cooperative proprietess. She was tolerant enough to let them use her mangle as an improvised printing press. The American art students were mostly young ladies and the only resident artist was also an American, Wilhelmina Douglas Hawley, from 1892, who also taught painting in Paris. These sorts of local factors and the kindness of individuals made all the difference when choosing villages, not only for Americans, for it is known also that groups came to Rijsoord from the art academy of Karlsruhe. With the spreading fame of The Hague School, or Northern Impressionism, artists poured into the Netherlands no matter in which genre they chose to paint. In a way, bucolic scenes with cows or sheep had flooded the market, subject-wise. The new demand in fine art was for greater authenticity and this involved closer observation. The focus was on narratives that were moralistic but that had little or no political overtones. It is paradoxical that industrialists wanted landscape paintings that showed little or no signs of modern commerce, no factories, no trains or telegraph poles and no sprawling suburbia. Everywhere, the art market demanded pictures of an unspoilt countryside where the inhabitant carried on life closer to nature, preferably in traditional regional costume. The Netherlands was in a very good position to offer up plenty of such subjects, for it was not widely industrialised and folk-costumes were still common in rural areas. Volendam was distinguished by having an array of characterful male and female clothing plus an appealing setting in its harbour and domestic architecture, so appealing that it became stereotypical for the whole of the country. There is much evidence to suggest Americans were also influential in the choice of the Volendam costume over all other possible candidates and the finger points suspiciously at certain editors, that is to say editorial staff of the new, mass-circulation, illustrated magazines, such as Harper’s Monthly, Atlantic Monthly and, of course, Scribner’s Magazine. They liked to deal in simplified images and there was a strong tendency towards supplying the public with simple, superficial pictorial imagry, a branch of Symbolism. This speaks volumes about the multi-culturalism of the USA, what Stott concludes: “[They] furthered the tendency to rely on preconceptions and surface impressions.” However, the new illustrated magazines were enormously popular in all countries and served to promote the visual image over traditional oral or written histories. Artists and magazine editors realised that the ‘old world’ was rapidly disappearing, even in 1880s, and sent out painters and photographers to record and document the remnants of those traditional ways of life. Abbey, was commissioned repeatedly from 1880, when he first visited Volendam, by Harper’s Monthly Magazine of New York to seek out unspoilt villages, what Havard called ‘Dead villages.’ It was also a kind of challenge, as Abbey’s colleague F.D. Millet later wrote: ‘the remote districts fired our ambition to visit them.’ There was a tendency for some painters to move around between the various artists’ colonies, either on one tour, several tours or, like Willy Sluiter, they built villas and settled in more than one village. The Austro-English couple, Marianne and Adrian Stokes, for example, were in Brittany, Normandy, St.Ives, Laren, Marken, Volendam and ventured as far north as Skagen, where they even appeared in one of that artists’ colony’s most iconic paintings. Rumours abounded between artists over the painterliness of one village’s folk costume or another’s cottages, hence Clausen’s famous pictorial faux-pas, mixing Volendam’s costume and Monnickerndam church. Laren, although positioned at the bottom of the Zuiderzee and having a small canal nearby, does not offer maritime subjects. However, villages near the North Sea coast presented artists with, arguably the widest range of physical features and human traditions. Coastal areas had unspoilt landscapes and complex human dramas linked to the tragedies of going to sea. The stoic properties of seafarers were deemed important in the struggle for national identities. Sailing ships were a good test of draughtsmanship, while the beach was a platform for yet more theatre. The sanddunes offered elevation and vistas, but because of the flatness of the geography it was the skies that dominated the atmospheres, as with most of the Hague School. At Volendam, because it faced east, the only pictorial element it lacked was a good sunset. Yet, here artists actually sailed out onto the exposed waters of the Zuiderzee with good results, when elsewhere they remained beached. Artists such as Hans von Bartels, Johan van Mastenbroek, Maurice Sijs and Anthonie Pieter Schotel all captured the special nature of these sturdy fishing boats under sail. (see page 56 - 59, 62, 72 - 73) By 1910s tourism was a well-established factor in the economies of coastal artists’ villages. The position of Domburg as an artists’ colony was peculiar but not totally unique, for this distant Walcheren coastal village was neither a fishing community nor barely a farming one. Its existence from the 1850s was, in reality, a gentle mixture of a quiet retirement resort and a health 36
Henri Cassiers (1858-1944), Meerzijde tempera, 18 x 22,5 cm Particuliere collectie Adriaan Gerard van Agtmaal (1887-1960) Dorpsgezicht met links de Edammerweg en Drilbrug, 1930 foto, 9 x 12 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Teun van Essen (1877-1940), Meerzijde, 1915 olieverf op doek, 39 x 49 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam
Amerikaan, naar Nederland. Hij koos, zeer ongebruikelijk, Rijsoord bij Dordrecht als zijn basis. Dit kleine dorpje had slechts één hoofdstraat, twee kerken en een winkel, hoewel op de kruising met de Waal een Koffiehuis stond. De eigenaars investeerden in een moderne aanbouw en stichtten zo het aan de rivieroever gelegen, ruime Hotel Warendorp. Hier konden de studenten kanovaren langs de velden en de vlasakkers op de met bomen geflankeerde waterwegen, en zelfs vissen vanaf de balkons. Vanaf 1886 ontving het hotel kunstschoolgroepen, met op de tweede verdieping ruimte voor klaslokalen en een atelier. Een belangrijk element hier was de aanwezigheid van een meewerkende eigenares. Zij was creatief genoeg om hen haar mangel als een geïmproviseerde drukpers te laten gebruiken. De Amerikaanse kunststudentes waren meestal jonge dames en de vanaf 1892 inwonende kunstenares was eveneens een Amerikaanse, Wilhelmina Douglas Hawley, die ook in Parijs schilderen doceerde. Dit soort lokale factoren en de vriendelijkheid van individuen maakten het verschil bij de keuze van een dorp, niet alleen voor de Amerikanen, want ook groepen van de kunstacademie van Karlsruhe kwamen naar Rijsoord. Door de groeiende faam van de Haagse School of het Noordelijk Impressionisme stroomden kunstenaars Nederland binnen, ongeacht welke schilderstijl zij tanteerden. In feite hadden werken met landelijke taferelen van koeien en schapen de markt volledig overspoeld. Er kwam een vraag naar meer authenticiteit, gebaseerd op meer aandachtige observatie. De aandacht ging uit naar moralistische verhalen met weinig of geen politieke boventonen. Het is paradoxaal dat industriëlen landschappen verkozen die weinig of geen tekenen vertoonden van moderne handel, fabrieken, treinen, telegraafpalen of snelgroeiende voorsteden. Overal op de kunstmarkt kwam de vraag naar afbeeldingen van een ongerept platteland waar de bewoner een leven dicht bij de natuur leidde, bij voorkeur in een traditionele regionale klederdracht. De situatie in Nederland was bijzonder geschikt om in een ruim aanbod van dergelijke onderwerpen te voorzien, aangezien het land nog niet zo zeer geïndustrialiseerd was en de traditionele klederdracht in landelijke streken nog gebruikelijk was. Volendam sprong er uit door haar verscheidenheid in zowel de mannelijke als vrouwelijke kledij, plus de aantrekkelijke omgeving van haar haven en de omliggende plaatselijke architectuur. Het dorp was in die mate succesvol dat het een stereotiep beeld voor het hele land werd. 37
38
Er zijn veel aanwijzingen voor de gedachte dat de Amerikanen ook van invloed zijn geweest bij de keuze voor de Volendamse klederdracht, ten nadele van andere kandidaten. Een hoofdrol is weggelegd voor redacteuren en staf van de nieuwe, in grote oplage verspreide geïllustreerde magazines zoals ‘Harper’s Monthly’, ‘Atlantic Monthly’ en ‘Scribner’s Magazine’. Zij hadden een voorkeur voor vereenvoudigde afbeeldingen en er heerste een sterke neiging om het publiek eenvoudige, oppervlakkige plaatjes voor te schotelen, alsof het om een soort Symbolisme ging. Dit spreekt boekdelen over de multiculturele smeltkroes in de Verenigde Staten, waarbij Stott besluit: “[Zij] promootten de neiging om op vooroordelen en oppervlakkige indrukken voor te gaan.” De nieuwe geïllustreerde magazines waren echter in alle landen immens populair en dienden om het visuele beeld te promoten ten koste van de traditionele mondelinge of schriftelijke overleveringen. Kunstenaars en magazineredacteurs beseften dat de ‘oude wereld’ snel aan het verdwijnen was, zelfs al in 1880, en stuurden schilders en fotografen op pad om de laatste resten van deze traditionele levensstijlen vast te leggen en te documenteren. Abbey werd vanaf 1880, zijn eerste bezoek aan Volendam, regelmatig ingehuurd door het New Yorkse ‘Harper’s Monthly Magazine’ om ongerepte dorpen op te sporen; ‘Dode Dorpen’, zoals Henry Havard ze noemde. Het werd ook een soort uitdaging, schreef Abbey’s collega F.D. Millet later: “De afgelegen gebieden voedden onze ambitie om hen te bezoeken.”
Linker pagina Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), Het gele bruggetje met het Doolhof olieverf op doek, 41 x 32,7 cm Collectie Kunsthandel Simonis & Buunk, Ede Rechter pagina Lucien Frank (1857-1920), Het Brijkje, olieverf op doek, 80 x 105 cm Collectie Spaander, Volendam
Sommige schilders hadden de neiging om naar verschillende kolonies te gaan, hetzij in één rondreis, of in meerdere tochten, of, zoals Willy Sluiter, om villa’s te bouwen en zich in meer dan één kolonie te vestigen. Het Oostenrijks-Engelse koppel Marianne en Adrian Stokes bijvoorbeeld, reisde naar Bretagne, Normandië, St.Ives, Laren-Blaricum, Marken en Volendam. Ze trokken helemaal noordwaarts tot in Skagen, waar zij zelfs te zien waren op één schilderij dat bij uitstek de icoon van deze kunstenaarskolonie is geworden. Er deden tal van geruchten de ronde tussen verschillende kunstenaars over de schilderachtigheid van de klederdracht van het ene dorp, dan wel de huisjes van een ander. Vandaar George Clausens beruchte ‘blunder’ bij het combineren van de Volendamse klederdracht met de kerk van Monnikendam. Laren-Blaricum, dat bij een uithoek van de Zuiderzee ligt, bood geen maritieme onderwerpen. De dorpen aan de Noordzeekust boden kunstenaars wellicht de ruimste keuze. Zij leverden ongerepte landschappen en complexe menselijke drama’s, die verband hielden met de tragedies van het leven aan of op zee. 39
spa, set near to clean water and sands. It had no harbour, no special buildings, no sailing ships, no distinct costumes or customs, yet a few artists had been active here for decades, such as F.A.Lamoriniere in the 1870s. Modest new Domburg is in contrast to old Veere, just around the same island. Veers is a much more likely candidate for an artists’ colony, as it exudes distinctive character and architecture in a magnificient setting, with its medievel church, brick harbour, cobbled streets, etc. It also possessed a cosy inn, het Schotehuys, set in the old bastion walls, where Whistler, amongst others lodged briefly. Artists came and went but few settled and there was, seemingly, no-one interested in founding a home-from-home. Motivation is an important factor. Unlike Laren, for example, Veere and Domburg had no major artists of the likes of Mauve and Neuhuys to generate interest and possible revenue. Toorop was reasonably well-known for his paintings and graphic works, yet as an avant-gardist he was never going to be as popular or as rich as Israëls. When Toorop arrived in Domburg, primarily for his health, he had not planned to make it a byword for a new generation of artists’ colonies. Yet he brought with him an extraordinary amount of international awareness of the potential of art and a network of good contacts, gained ever since his days in Brussels with LesXX. From his arrival at Domburg in 1898 the idea of doing something for the local artists grew, in part because amongst his immediate friends was an astonishing array of talent, such as Piet Mondriaan, Ferdinand Hart-Nibbrig and Jacoba van Heemskerk van Beest, plus the aplomb of millionairess Marie Tak van Poortvliet. For a decade at least things went well at the centre of their colony, which took the form of a stylish figurehead, the well-known, art nouveau, wooden gallery set in the sand-dunes. However, with Toorop’s failing health, failing marriage, a lack of other neutral social centres, amongst other issues, the group lost its cohesion. Yet, at its height, Domburg attracted an extraordinary number of international painters and styles, including the Expressionist Henri Le Fauconnier, Symbolist Degouve de Nunques, Pointillist van Rijsselberghe and Abstract Expressionist Theo van Doesburg and Piet Mondriaan, some of whom stayed on in Holland and participated in other artists’ colonies, such as Volendam. The resounding success of the Hague School gave the Netherlands a distinct advantage when it came to marketing Modernism. What is now generally called the Dealer-Critic System had totally replaced the Academy-Salon System by the 1890s. In effect this meant there were now many more independent outlets for the sale and commissioning of fine art than ever before in the Netherlands. The state had gradually withdrawn anyway from the big Triennial Exhibitions, yet their monopolistic tendencies were still sadly carried over to the major new painters’ societies, namely Arti et Amicitae and Pulchri Studio. Dissatified artists continued to seek initiatives which resulted, by 1900, in many, new, exciting, specialist associations, such as the Haagse Kunstkring, again organised by Toorop and his friends. The Hague and Amsterdam now had new internastional art dealers, such as Goupils (the French company that took over C.M.van Gogh’s gallery), Frans Buffa & Zonen (Italian immigrants) and H.J. & C.J.van Wisselingh, yet many smaller entreprises starting up all across the Netherlands as the economy improved and foreign buyers explored further away from the traditional centres of artistic production. Artists’ colonies should be seen in this light, very much a part of the changes in the modern movement, even though some foreign critics thought the Dutch artists far too commercial. Laren was probably the best known and internationally famous Dutch artists’ colony, or at least it generated the highest sales. A firm foundation for this image came from artists Mauve and Neuhuys, in particular. The sewcond generation got themselves even more organised by forming a cooperative group, calling themselves De Tien.from 1905, for the pruposes of first marketing their works outside the village. Hotelier Jan Hamdorff sold paintings personally at auction, as far away as London, and then, from 1913, in ever-larger and more-fashionable exhibitions, posters for which were designed by Willy Sluiter. There was no equivalent of these in Volendam, for the artists did not form an association or club together to organise their own gallery, as happened in Domburg, 1910-20, and with the Kunstvereeniging Katwijk 1908-1910. Knight’s comments therefore seem a little ingenuous, for Volendam had none of the well-organised aspects apparent in Laren at the time, except for Hotel Spaander. In fact, in her choice of lodgings, Pension Kram, she would have been able to buy artists’ paints supplied by J. Schulmann of Hilversum, who later opened a shop on the Brink, close to Hotel Hamdorff. Therefore, these artists’ villages were far from sleepy backwaters, but, as we shall see, with the help of the painters and their hoteliers, they soon began to feel the full benefits of all kinds of modernisation.
Georg Hering (1884-1936), “Volendam”, 1918 olieverf op doek, 130 x 150 cm Particuliere collectie Links op de voorgrond schilderde Hering zijn dochter Dorothea met pop. Rechts op de achtergrond een groep mannen met links ‘t Jagertje en in het midden de man wiens portret te zien is op pagina 117. 40
41
VOLENDAM’S PICTORIAL HERITAGE Throughout the nineteenth century the nature of what constituted Fine Art was hotly debated. The traditional orthodoxies were under fire from every side, both in the subject matter and the technical methodology. This radicalism went arm in arm with the latest scientific theories and discoveries. By 1900, the highly-polished historical parables and classical allusions were loosing ground not only to landscape and genre paintings but also to further post-impressionist alla prima colour theories. However, there was not a sudden sea-change in all paintings or in all painters. What one finds in free associations, such as artists’ colonies, is that they did not follow one single doctrine but showed a healthy variety of influences and trends. This ‘mongrel vigour’ meant, in practise, that they were more adaptable to changing circumstances and changing public tastes. So, one finds, that a traditonalist such as ‘Mari’ ten Kate (see page 28 and 29) is found on the same Volendam dyke painting the same harbour-side as a young colourist such as Wilm Wouters. If we concentrate here mostly on the early decades of this artists’ colony, up to the 1st World War, then we will have a better understanding of the pioneers and the dominant interests prevalent at the time. Every year more and more painters explored the potential of the Voloendam and one sees a remarkably fresh range of styles and subjects. This quality is found in all the best artists’ villages, for the longer they stayed the closer they engaged with their subjects, and the more depth they discovered, in their hosts, their environment and especially within themselves. Technically, there are to be found the usual variations of Impressionism or Realism, but because of the lateness of the period, we also see a wide range of Neo- and Post-Impressionist canvases which added increasingly more colour and personal expression to what still remained a traditional, representational set of compositions. 42
De stoïcijnse karaktertrekken van de zeelui werden belangrijk bevonden in de strijd om nationale identiteit. Zeilende schepen bleken een uitstekende test voor tekenvaardigheid, terwijl het strand een uitgelezen platform was voor dramatiek. De zandduinen boden hoogte en panoramische vergezichten, maar vanwege de vlakheid van het landschap was het de hemel die uiteindelijk de sfeer het meest bepaalde, zoals bij werken van de Haagse School. Volendam, dat oostwaarts gelegen was, ontbrak het daarom slechts aan één schilderachtig element: een zonsondergang.
Linker pagina Paul Arntzenius (1883-1965), Calckoengracht en Edammerweg olieverf op doek, 39,5 x 55 cm Particuliere collectie Rechts op de achtergrond de aanlegplaats van de trekschuit naar Edam. Edammerweg en links de Calckoengracht foto Particuliere collectie Rechter pagina Franz Theodoor Türcke (1877-1957), Huizen aan Edammerweg, 1904 olieverf op doek, 54 x 70 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam Het rechthoekige huis is het latere pension ‘Veldhuizen’.
Omstreeks 1910 was het toerisme een vaste factor geworden in de economieën van de kunstenaarsdorpen aan zee. De positie van Domburg als kunstenaarskolonie was uitzonderlijk maar niet uniek, aangezien het verafgelegen kustdorp op Walcheren noch een vissers-, noch een landbouwgemeenschap was. Vanaf 1850 was het dorp een aangename mengeling van een stil verblijfsoord voor gepensioneerden en een kuuroord, gelegen dichtbij helder water en stranden, gelegen. Het had geen haven, geen bijzondere gebouwen, geen zeilschepen, geen eigen klederdracht of gebruiken, en toch was een aantal kunstenaars daar al enkele jaren actief, zoals F.A. Lamoriniere rond 1870. Het bescheiden nieuwe Domburg staat in schril contrast met het oude Veere, dat aan de andere kant van hetzelfde eiland ligt. Veere is een betere kandidaat voor een kunstenaarskolonie, met zijn unieke karakter en architectuur in een prachtige omgeving, zijn middeleeuwse kerk, bakstenen haven en straten met kasseien. Het had ook een gezellige herberg, ‘het Schotehuys’, gelegen tussen de oude versterkte stadswallen, waar onder andere Whistler kort verbleef. Kunstenaars kwamen en gingen, maar er scheen blijkbaar niemand geïnteresseerd te zijn in het bouwen van een eigen huis-weg-van-huis. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Laren, hadden Veere en Domburg geen belangrijke kunstenaars, zoals Anton Mauve of Albert Neuhuys, om belangstelling en mogelijke inkomsten te genereren. Toorop was bekend om zijn schilderijen en grafische werken, hoewel hij als avant-garde kunstenaar nooit de populariteit noch de rijkdom van Jozef Israëls zou verkrijgen. Toen Toorop in Domburg aankwam, hoofdzakelijk vanwege gezondheidsredenen, had hij niet de minste intentie om van dat dorp een begrip te maken in een nieuwe generatie van kunstenaarskolonies. Hij bracht echter wel een zeer grote kennis van de internationale potentie van kunst en een netwerk met goede contacten mee dat hij in Brussel had opgebouwd tijdens zijn periode met Les XX. Vanaf zijn aankomst in 1898 groeide de gedachte om iets voor de lokale kunstenaars te doen, deels omdat er bij zijn vrienden veel talent aanwezig was, zoals bij kunstenaars als Piet Mondriaan, Ferdinand Hart-Nibbrig en Jacoba van Heemskerk van Beest, en daarbij ook nog de zelfverzekerdheid van de miljonaire Marie Tak van Poortvliet. Voor ten minste één decennium liep alles voorspoedig in de kolonie, die een stijlvol boegbeeld werd met haar beroemde houten galerie in art nouveau stijl in de duinen. De groep verloor echter haar samenhang, onder andere door Toorops zwakke gezondheid en mislukte huwelijk. Op het hoogtepunt echter trok Domburg een immens aantal internationale kunstenaars en stijlen aan - zoals de expressionist Henri Le Fauconnier, de symbolist Degouve de Nunques, de pointillist Theo van Rijsselberghe en de abstract expressionisten Theo van Doesburg en Piet Mondriaan. 43
Ferdinand Kruis (1869-1944) De Dijk, 1903 gouache, 53,5 x 67 cm Particuliere collectie 44
45
In coastal villages it is usually marine painters who arrive first, drawn in by the sailing ships, the harbour or, in the case of Scheveningen and Katwijk, by the curiously beached boats. Henry Havard, the ‘artistic discoverer’ of Volendam, famously arrived by sailing ship in 1873. He journeyed around the Zuiderzee and along distant waterways with his Dutch friend and guide, the artist J.E. van Heemskerk van Beest, the father of Jacoba, of Domburg and Laren fame. Havard’s first small, illustrated book about the ‘lost villages’ was published in both in French and British editions, although his subsequent publications certainly reached a wider public, including American universities. Maritime painting has a long tradition in the Netherlands and commissions were hugely competitive and international. Paintings of ships, especially full-rigged ones, remained of interest to collectors, although large sailing ships could never enter Volendam’s small harbour. Spaander’s merchant ship, a tjalk called Zulu, was painted by marine painter Frank Mason in 1899. It was the same size of vessel as Havard’s, but Leendert traded far outside the Zuiderzee with it. It was also incidental in the meeting of Spaander and Clausen two decades previous. Marine painters in Volendam seem to enjoy exploring in and amongst the two hundred or so, sturdy, wooden fishing craft, paintings them from a variety of new angles, especially the prolific A.P. Schotel, Henri Berssenbrugge and Johan van Mastenbroek. (see page 62, 63, 72 and 73) New ideas emerged in the second half of the century which brought more drama to many maritime pictures, epitomized by the Düsseldorf School. Previously marine landscapes were typically distant, the people small and the ships were the centre of attention, as one sees at Katwijk, for example. The new artistic focus shifted up the shore and , as we see in Volendam, into the 46
Linker pagina Piet van der Hem (1885-1961), Twee lachende vrouwen met een voorbij lopende visser met mand olieverf op doek, 76 x 88,5 cm Collectie Spaander, Volendam Rechter pagina Otto Pieper, Twaalf Volendammers bij de visafslag, 1910 olieverf op doek, 200 x 170 cm Collectie Spaander, Volendam Jan Siewers (1848-1918), Poseren op de Dijk bij het nieuwe kantoor van de visafslag circa 1906 prentbriefkaart Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen Links staat een kunstenaar in stofjas. Rechts het kantoorgebouw van de visafslag gebouwd in 1905. Dit pand staat nu in het Museumpark van het Zuiderzeemuseum.
Het ongekende succes van de Haagse School gaf Nederland een uitgesproken voordeel op de markt van het Modernisme. Wat vandaag algemeen het Handelaar-Criticus systeem wordt genoemd had omstreeks 1890 het Academie-Salon systeem volledig vervangen. Dit hield in dat er in Nederland veel meer onafhankelijke kanalen voor opdrachten en verkoop van kunst waren dan ooit tevoren. De staat had zich geleidelijk teruggetrokken uit de grote Driejaarlijkse Tentoonstellingen, alhoewel hun monopolistische neigingen jammer genoeg werden overgedragen aan nieuwe schildersverenigingen, zoals ‘Arti et Amicitae’ en ‘Pulchri Studio’. Teleurgestelde kunstenaars bleven alternatieven zoeken, wat omstreeks 1900 uitmondde in boeiende gespecialiseerde groeperingen zoals de ‘Haagse Kunstkring’, wederom georganiseerd door Toorop en zijn vrienden. In Den Haag en Amsterdam kwamen nieuwe internationale kunsthandelaars zoals ‘Goupils’ (de Franse maatschappij die ‘C.M.van Goghs’ galerie overnam), ‘Frans Buffa & Zonen’ (Italiaanse immigranten) en ‘H.J. & C.J.van Wisselingh’. Verspreid over heel Nederland werden vele kleine ondernemingen opgericht toen de economie zich herstelde en buitenlandse kopers steeds verder weg van de traditionele centra voor artistieke productie op zoek gingen. Kunstenaarskolonies moeten in dit licht gezien worden, als een belangrijk element in de veranderingen in de modernisering van de kunstmarkt, zelfs al werden Nederlandse kunstenaars door sommige buitenlandse critici als té commercieel werden beschouwd. Laren was waarschijnlijk de meest bekende en internationaal beroemde Nederlandse kunstenaarskolonie en ze genereerde de meeste opbrengsten opgestart door kunstenaars als Mauve en Neuhuys. De tweede generatie organiseerde zich beter en richtte vanaf 1905 een coöperatieve vereniging op, die ‘De Tien’ heette, met als doel eerst hun werken buiten het dorp voor verkoop aan te bieden. Hoteleigenaar Jan Hamdorff verkocht persoonlijk schilderijen op veilingen tot in Londen, en daarna, vanaf 1913, op steeds groter en stijlvoller wordende tentoonstellingen waarvoor Willy Sluiter de affiches ontwierp. In Volendam vormden de kunstenaars geen groep of vereniging om zo hun eigen galerie te organiseren, zoals dat wel het geval was in Laren van 1910 tot 1920 , en in Katwijk met de ‘Kunstvereeniging Katwijk’, van 1908 tot 1910. De commentaren van Knight lijken daarom een beetje gezocht, gezien het feit dat Volendam toen geen van de goed georganiseerde voorwaarden kon bieden, die wel in Laren aanwezig waren, met uitzondering van Hotel Spaander. In feite had zij in de door haar gekozen logeergelegenheid, Pension Kram, kunstschilderverven kunnen kopen, geleverd door J. Schulmann uit Hilversum, die later een winkel op de Brink zou openen, dicht bij Hotel Hamdorff. In die zin waren deze kunstenaarsdorpen geen saaie achtergebleven gebieden en, zoals we nog zullen zien, begonnen zij spoedig, met hulp van de schilders en hun hoteleigenaars, de grote voordelen van allerlei moderniseringen te ervaren. 47
harbour. Genre artists now examined the friends and families anxiously awaiting the return of the fishing fleets. This is the basis for the Volendam artists, such as Hering, Wouters and is seen as early as 1885 in Abbey’s compositions. In truth, this tension lays behind all the pictures of this community, for all their lives depended on the sailors’ successful return. The fisherman genre also followed them indoors, with narratives that shared in the pathos, the grief and the grim realities, including drowning. Volendam’s geographical situation is such that huge storms were more infrequent than those witnessed by the fleets based directly on the North Sea or the Atlantic Ocean, but ‘navigation [was] both difficult and perilous… with terrible tales of shipwrecks and danger abound’ wrote Havard. The majority of artists working in Volendam did not come to paint the pastoral landscape, that kind of work was best done elsewhere, in places such as Laren, Heeze or Edam. They came here to study this primitive fishing community precisely because it had survived, in the traditional manner, uncorrupted by modernity. Just as Volendam’s harbour and its shipping lay at the centre of the community then so it was with most pictures, but, as in all thriving artists’ colonies, the eyes of the painters gradually sought out all manner of details and forms elsewhere. There were five main subjects of interest in the village: the harbour and all fishing activity; the houses, back alleys, steps and canals; the social customs of the villagers; the costumes of men, women and children; and the old interiors, particularly around the tiled fireplaces. One never seems far from the water in Volendam, either side of the dyke. The aquatic pictures can be further divided into salt water and ‘fresh’ water, although the canals were not exactly clean.. So we see pictures that concentrate on the fisging boats, the harbour, warfs, wooden piers, the visafslag buildings and the peculiar raised plank walk-ways. The canals have barges, rowing boats and punts, which ferried people, goods and even cattle on the inland waterway to Edam, together with the small backwaters, slooten, bridges and alleys of the village. Curiously, the washing of clothes is a popular theme, no matter whether it is in their back yards or gardens, in the canals or in the harbour, although we never see people washing or bathing themselves, either in sketches, paintings or photographs. 48
Linker pagina Onbekend kunstenaar, Een zonnige dag op de Dijk voor het postkantoor, circa 1900 olieverf op doek, 70 x 90 cm Collectie Lieveland Rechter pagina Augustin Hanicotte (1870-1957), De Dijk olieverf op board, 24 x 40 cm Collectie Spaander, Volendam Willy Sluiter (1873 - 1949), De Dijk olieverf op board 24.3 x 76,9 cm Collectie Kunsthandel Simonis & Buunk, Ede De Dijk en Haven met kade gezien in noordelijke richting, jarenvijftig. foto Particuliere collectie Wasdag. De Dijk in zuidelijke richting, circa 1900 prentbriefkaart Particuliere collectie
DE BEELDTAAL VAN VOLENDAM Gedurende de hele negentiende eeuw stond de aard van wat als ‘Schone Kunst’ beschouwd verwoed ter discusssie. De traditionele opvattingen kwamen vanuit verschillende richtingen onder vuur te liggen, zowel wat de thematiek als de technische methodologie betreft. De radicalisatie ging hand in hand met nieuw wetenschappelijke theorieën en ontdekkingen. Tegen 1900 hadden de hooggepolijste historische parabels en klassieke zinspelingen afgedaan ten voordele van niet alleen het landschap- en genreschilderen, maar ook andere postimpressionistische alla prima (nat-in-nat) kleurtheorieën. Er was echter geen sprake van een plotse kentering in alle schilderijen en bij alle schilders. Vrije groeperingen zoals kunstenaarskolonies volgden geen enkele doctrine maar adopteerden een gezonde veelheid van invloeden en tendensen. Deze ‘bastaardvitaliteit’ betekende dat ze beter aangepast waren aan veranderlijke omstandigheden en een wisselende publieke smaak. Zo schilderde een traditionalist als ‘Mari’ ten Kate (zie pagina 28 en 29) op dezelfde Volendamse dijk eenzelfde havenzicht als de jonge colorist Wilm Wouters. Focus op de vroege decennia van deze kunstenaarskolonie tot aan de eerste wereldoorlog, leidt tot een beter begrip van de ontwikkeling van haar pioniers en de belangrijkste zorgen die toen speelden. Ieder jaar waren er meer kunstenaars die de mogelijkheden binnen de Volendamse kunstenaarskolonie exploreerden in opvallend frisse veelheid aan stijlen en onderwerpen. Deze kwaliteit is terug te vinden bij de beste kunstenaarsdorpen, want hoe langer de kunstenaars er verbleven, hoe dichter zij in contact kwamen met hun onderwerpen, en hoe meer diepte zij ontdekten in hun gastheren, hun omgeving en vooral in henzelf. De gebruikelijke variaties op Impressionisme of Realisme kwamen voor, maar daar het al laat in de periode is, bestond er ook een ruime verscheidenheid aan Neo- en Post-Impressionistische doeken die steeds meer kleur en persoonlijke expressie brachten in wat tot dan toe traditioneel en representatief was. In de kustdorpen zijn het gebruikelijk de schilders van zeegezichten die het eerst aankomen, aangetrokken door de zeilschepen, de haven of, in het geval van Scheveningen en Katwijk aan Zee, door de op het strand getrokken vissersschepen. Henry Havard, de ‘artistieke ontdekker’ van Volendam, kwam inn 1873 per zeilschip aan. Hij reisde op de Zuiderzee en langs waterwegen met zijn Nederlandse vriend en gids, de van Domburg en Laren befaamde kunstenaar J.E. van Heemskerck van Beest, de vader van Jacoba. Havards eerste kleine geïllustreerde boek over de ‘verloren dorpen’ werd zowel in een Franse als een Britse editie gepubliceerd, hoewel zijn volgende werken zeker een groter publiek, waaronder Amerikaanse universiteiten, bereikten. Zeegezichten kent een lange traditie in Nederland en opdrachten waren uiterst competitief en internationaal. Schilderijen van schepen, vooral driemasters, bleven de verzamelaars interesseren, hoewel grote zeilschepen nooit de kleine haven van Volendam konden binnenvaren. Het koopmansschip van Leendert Spaander, een tjalk met de naam Zulu, werd in 1899 door de schilder Frank Mason afgebeeld. Het was een even groot vaartuig als dat van Havard, maar Leendert voer er ver buiten de Zuiderzee mee om handel te drijven. Het speelde ook een rol in de ontmoeting tussen Spaander en Clausen twee decennia eerder. Schilders van zeegezichten in Volendam, in het bijzonder de zeer productieve A.P. Schotel, Henri Berssenburgge en Van Mastenbroek, hielden ervan om in vissersschepen op verkenning te gaan en vanuit een veelheid aan perspectieven te schilderen. 49
50
Linker pagina Ivar Kamke (1882-1936) Poseren op het Spieringpad, circa 1905 olieverf op doek, 92 x 73 cm Particuliere collectie Rechter pagina Arthur BriĂŤt (1867-1939) Moeder en kind op balkon Zuideinde olieverf op doek 78 x 50 cm Particuliere collectie
51
Around the harbour curved the main thoroughfare and promenade, a narrow, brick-paved dyke, faced with imported basalt blocks on the seaward side and with the tightly packed houses, just below it, on the landward side. This slight yet sudden elevation is almost unique in flat Holland and was exploited for dramatic effect, with many pictures showing the cobbled steps and rickety plank staircases. One particular construction along the dyke acted as a central point for the community and therefore many paintings, the klappelpaa’or klokkenpaa’ or bell-tower. It had many uses, but the most painterly one involved decorating it when there was a wedding. The dyke was also the scene for many activities, including the annual fairs or kermis, net-mending, processions, fish processing, general gossip, street entertainments such as playing barrel-organs and brass bands, and it was the favourite place where the menfolk sat or squatted characteristically in groups, silently, for hours at a time, who thus served as very useful models. All these scenes were commonly painted by most artists, in part because the dyke street, Haven, ran, conveniently, right infront of their hotel. The houses were not particuarly distinguished, architecturally, yet their modest simplicity and cosy proximity offered a distinctive flavour all of their own. To some they looked like colourful toys, see Junkman, May, Konody and Penfield, but there was no disguising the weather-beaten poverty of this village. The houses were tightly packed around ponds, pools and canals, on the inland side, that eventually rose steeply up and over the main dyke onto De Palenbuurt and the harbour itself. The red-tiled rooves, the rustic balconies, worn flights of steps, walkways and fences were all subjects painted regularly, along with the special drilbrug, as characteristic of Holland as the windmill. Later, with expansion and porsperity, came more brick buildings and successive church enlargements. Volendam’s modest catholic church does not, in fact, feature strongly as subject matter, outside or in, although it is commonly seen rising above all other rooftops. The religious proclivities of painters in rural artists’ colonies is not usually prominent in the iconography, although graffiti indicates anti-clerical feelings amongst the youthful. Simple crucifixes and icons can be seen in some domestic interiors. There are a few noteable and well-constructed exceptions to the non-ecclesiastical subject rule, here in Volendam, for the temptation was too great for artists to paint, or more likely sketch, as people dressed in their ‘Sunday-best’ and sat still for hours. There is a fine series of figure compositions by Wouters made of the congregation sat in box-pews and likewise Elisabeth Nourse made her famous canvas here, entitled In the Church at Volendam, 1892. Similarities to the dry tonal Realism of the German Wilhelm Leibl can be traced here and to puritanical Early-American subjects. Interestingly, there are other crowd scenes, often showing hundreds of Volendammers at a time, such as those produced by Hanicotte, Galloway and Jungmann. These are Bruegelesque, in that they show, for example, masses of children at play on Kleipark and on the frozen canal. Such works are rare in rural artists’ colonies but have a long tradition, of course, in the art of the Low Countries. 52
Onbekend fotograaf, ‘Zondagmorgen’, 1910-1913 foto Collectie Zuiderzeemuseum archief Wouters/Hanicotte, Enkhuizen De Dijk ligt vol met viskaren. In het midden het verbouwde café Mastenbroek en op de achtergrond de nieuwe kerktoren.
Nieuwe ideeën die meer dramatiek in de zeegezichten introduceerden, kwamen in de tweede helft van de 19de eeuw naar voren. De Düsseldorfse School is daar het extreme voorbeeld van. Vroegere zeegezichten waren gebruikelijk vergezichten, met kleine personages en de schepen als centraal aandachtspunt, zoals bijvoorbeeld in werken uit Katwijk aan Zee is te zien. De artistieke focus verschoof naar de strandlijn, zoals in werken uit Volendam ook naar de haven.
Eleanoor Parke Custis (1879-1983) Viskaren op de dijk met figuren olieverf op doek, 51,2 x 61,1 cm Collectie Kunsthandel Simonis & Buunk, Ede
Genrekunstenaars bestudeerden de vrienden en families die de terugkeer van de vissersvloten angstvallig afwachtten. Dit vormde de basis voor Volendamse kunstenaars zoals Georg Hering en Wilm Wouters en vanaf 1885 voor composities van Abbey. Deze spanning is onderliggend in alle afbeeldingen vanuit Volendam. Het leven was afhankelijk van de veilige terugkeer van de zeelieden. De kunstenaars volgden hen ook binnenshuis, met verhalen die deelden in de pathos, het verdriet en de rauwe aspecten van de realiteit, waaronder ook de verdrinkingsdood. De geografische ligging van Volendam maakte dat grote stormen minder frequent voorkwamen dan die waar de vloten op de Noordzee of de Atlantische oceaan getuige van waren, maar het “navigeren [was] zowel moeilijk als gevaarlijk en verschrikkelijke verhalen van schipbreuk en gevaar komen veelvuldig voor”, schreef Havard. De meeste kunstenaars die in Volendam werkten waren niet gekomen om het pastorale landschap te schilderen, dat soort werk werd beter elders gemaakt, op plaatsen als Laren en Heeze. Ze waren gekomen om de eenvoudige vissersgemeenschap te bestuderen omdat deze op traditionele wijze, onbezoedeld door de moderniteit, had overleefd.
De Dijk met viskaren foto, Particuliere collectie 53
Willem Bastiaan Tholen (1860-1931), Haven vanuit Hotel Van Diepen, circa 1930 olieverf op doek, 48,5 x 73 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Rechts het oude postkantoor en De Dijk. (zie pagina 27) 54
55
Raoul Hynckes (1893-1973), Haven met botters olieverf op doek, 57 x57 cm Collectie Lieveland 56
Raoul Hynckes (1893-1973), Zomerdag olieverf op paneel, 42,3 x 56 cm Particuliere collectie 57
The traditional nature of the house interiors was of more interest than the detailing of any architectural features. The homes were primitive and sparcely furnished, mostly with papered or painted wooden walls. ‘Delft’ tiles around the stove featured in many paintings and the usual cluttered mantle-piece. When people sit alone in these still interiors they appear melancholy. Men sit around tables smoking pipes, often playing cards, as in Georg Hering’s ‘In de herberg’ van Hotel Spaander, 1926. (see page 14) This cosy old front parlour was naturally popular with the artists, for it was also a room where they too congregated, drank, played billiards and socialized. Many revealing pictures were also set here during the riotous days, in fact weeks, when the kermis came to town. The hotel walls were cleared of all paintings and the parlours were prepared for lengthy sessions of drinking and dancing. Unlike in many coastal artists’ colonies, the nature of the light itself does not feature strongly, pictorially, here. At Skagen, for example, artists were fascinated by the bright qualityof its light. Its intensity was a result of the vast areas of sands around the village, which reflected and concentrated the normal sunlight. The artists’ interest in light spread to their paintings of interiors too, usually domestic scenes in kitchens. Artists such as Anna Ancher, Christen Krohg and Viggo Johansen took great pains to capture the natural illumination inside fisherman’s cottages. This bright light is also visible in paintings from Katwijk and Scheveningen, such as Anton Mauve’s magnificent Riders on Scheveningen Beach, 1876. There is yet a natural richness to the light in Volendam, for the moisture seems to hang in the air, deepening the tones and thus the pictorial intensity. Marken, nearby, also had a colourful costume and charming setting but they were wary islanders who forbid lodgers, although individuals welcomed artists and the fees they brought. 58
Linker pagina Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), Botters in de haven met Hotel Van Diepen gouache, 37 x 30,5 cm Particuliere collectie Rechter pagina Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), Haven met plankier gouache, 35 x 35 cm Collectie Lieveland Dit werk is een voorstudie voor het schilderij op pagina 72 boven
Anthonie Pieter Schotel (1890-1958) Binnenlopende botter VD 162 olieverf op doek, 80 x 100 cm Collectie Lieveland Willy Sluiter (1873-1949), ‘Uitvarende vissersschepen olieverf op doek, 63,5 x 50 cm Particuliere collectie
Net zoals Volendams haven en schepen in het centrum van de gemeenschap lagen, waren ze ook te zien op de meeste afbeeldingen, hoewel de schilders gaandeweg allerlei vormen en details elders gingen zoeken, zoals in alle bloeiende kunstenaarskolonies. Het dorp bood vijf belangrijke onderwerpen: de haven en alle vissersactiviteiten; de huizen, steegjes, trappen en grachten; de sociale gebruiken van de dorpsinwoners; de klederdracht van de mannen, vrouwen en kinderen, en de oude interieurs, voornamelijk de ruimte rond de betegelde haarden. Niets is ver van het water verwijderd in Volendam aan welke kant van de dijk ook. De nautische beelden kunnen verder opgedeeld worden in zout en zoet water. Enerzijds zijn er beelden die zich toespitsen op thema’s als vissersboten, de haven, de kaaien, houten pieren, de visafslaggebouwen en de ongewone, verhoogde loopplanken. Anderzijds zijn op de grachten schuiten te zien, roeiboten en vletten, die mensen, goederen en zelfs vee heen en weer voeren op de inlandse waterwegen naar Edam, en langs de smalle sloten, de bruggen en de steegjes van het dorp. Vreemd genoeg is ook het wassen van kleren een populair thema, ongeacht of dit zich in hun tuinen of achtertuinen dan wel in de grachten of in de haven afspeelt, hoewel nooit mensen in beeld zijn die baden of zich wassen, noch in schetsen, schilderijen of foto’s. De Dijk draaiden om de haven heen. Aan de zeezijde had die een smalle, met bakstenen geplaveide dijk en geïmporteerde basaltblokken. Aan de landzijde net onder de dijk bevonden zich de dicht opeengepakte huisjes. Deze geringe maar plotse verhoging is bijna uniek in het vlakke Nederland en in vele afbeeldingen werden de dijken gebruikt voor hun dramatisch effect, met hun trappen in keien en gammele planken trappen. Langs de dijk was er één bouwsel in het bijzonder dat diende als centraal punt in de gemeenschap en dat daardoor ook in vele schilderijen voorkwam, de klappelpaal of klokkenpaal of klokkentoren. De dijk was ook de achtergrond voor menige activiteit, zoals de jaarlijkse markt of kermis, het herstellen van netten, processies, visbewerking, roddel, straatanimatie met draaiorgels en fanfares, en het was ook de favoriete plek waar de mannen zaten of hurkten, gewoonlijk in groep, zwijgzaam, uren aan een stuk, wat hen dus tot ideale modellen maakte. Al deze taferelen werden door de meeste kunstenaars afgebeeld, deels ook omdat de dijkstraat, Haven, vóór het hotel liep. De huizen waren architecturaal niet echt verfijnd, maar hun bescheiden eenvoud en gezellig bijelkaar-staan gaf hen een aparte, eigen flair. Sommigen zagen hen als gekleurd speelgoed, zoals Jungmann, May, Konody en Penfield, maar de armoede van dit door de natuur geteisterde dorp viel niet te verbergen. De huizen lagen dicht bijeengepakt langs vijvers, poelen en grachten aan de landzijde, die plots steil over de hoofddijk rees naar De Palenbuurt en de haven zelf. De rode pannendaken, de rustieke dakterrassen, afgesleten trappen, paden en hekken werden vaak geschilderd, samen met de bijzondere ophaalbrug, even typisch voor Nederland als de windmolen. Toen er later meer rijkdom kwam en het dorp zich uitbreidde, werden er meer bakstenen huizen gebouwd en werd de kerk stelselmatig uitgebreid. De bescheiden katholieke kerk van Volendam is geen vaak voorkomend onderwerp, ook haar interieur niet, hoewel ze steevast te zien is boven alle andere daken uit. De religieuze voorkeur van de schilders in landelijke kunstenaarskolonies is gewoonlijk niet prominent in beeld. Eenvoudige kruisen en iconen zijn te zien in sommige interieurs. Er zijn enkele opmerkelijke en goed uitgevoerde uitzonderingen die wel kerkelijke onderwerpen in Volendam in beeld brengen. Voor de kunstenaars was de verleiding groot om de inwoners, gekleed in hun zondagse pak en urenlang stilzittend, te schilderen of te schetsen. Er is een mooie serie van figuurcomposities die Wouters maakte van de in kerkbanken gezeten congregatie en ook Elizabeth Nourse maakte in 1892 haar beroemde doek In the Church at Volendam. Men kan gelijkenissen zien met de droge teneur in het Realisme van de Duitser Wilhelm Leibl en de vroege puriteinse Amerikaanse onderwerpen. Interessant genoeg zijn er ook andere groepstaferelen, vaak van honderden Volendammers tegelijk, zoals die van Augustin Hanicotte, William Albert Dennis Galloway and Nico Jungmann. Deze zijn eerder Bruegheliaans, in de zin dat ze bijvoorbeeld hele groepen spelende kinderen aan het Kleipark of op een bevroren gracht tonen. Dergelijke werken zijn uitzonderlijk in landelijke kunstenaarskolonies maar kennen uiteraard een lange traditie in de kunst van de Lage Landen. De traditionele sfeer van de interieurs van de huizen was interessanter dan de gedetailleerde weergave van bepaalde architecturale kenmerken. De huizen waren primitief en schaars gemeubileerd. Meestal hadden ze geschilderde, gehoute of met behang beklede houten wanden. Delftse tegels rond de stoof en de gewoonlijk rommelige schouwmantel zijn in vele schilderijen afgebeeld. De stilzittende mensen in deze interieurs lijken melancholisch. Mannen zitten rond de tafel, roken pijpen, spelen kaart, zoals te zien is in ‘In de herberg’ van Hotel Spaander van Georg Hering uit 1926. (zie pagina 14) De gezellige oude gelagkamer was populair bij de kunstenaars, omdat ook zij er samenkwamen, dronken en kaartspeelden. Vele ‘onthullende’ afbeeldingen werden ook hier geplaatst tijdens de onstuimige dagen, in feite zelfs weken, van kermis in het dorp. De muren van het hotel werden ontdaan van alle schilderijen en de zalen werden klaargezet voor langdurige drink- en danssessies.
59
Maurice Sijs (1880-1972), Zaterdag in de haven olieverf op doek, 57,5 x 73 cm Particuliere collectie 60
61
62
In tegenstelling tot andere aan de kust gelegen kunstenaarskolonies, speelde het licht als picturaal element weinig mee. In Skagen bijvoorbeeld, waren de kunstenaars gefascineerd door de helderheid van het licht. Dat ontstond door de uitgestrekte zandvlaktes rond het dorp, die het zonlicht concentreerden en reflecteerden. De fascinatie van de kunstenaars voor het licht ging er ook verder binnenshuis, in hun schilderijen van interieurs, meestal huiselijke taferelen in keukens. Kunstenaars als Anna Ancher, Christen Krohg en Viggo Johansen deden grote moeite om de natuurlijke verlichting in de vissershuisjes vast te leggen. Dit felle licht is ook terug te vinden in schilderijen van Katwijk en Scheveningen, zoals het prachtige Morgenrit langs het strand van Anton Mauve uit 1876. Het licht in Volendam was echter beladen met een natuurlijke weelderigheid; vochtigheid hangt in de lucht, wat de kleuren en dus ook de picturale intensiteit krachtiger maakt. De Volendamse schilders leken eerder geïnteresseerd in kleur, in primaire vorm te zien geschilderd in en om de huizen, en in veel subtielere kleurtonen geëtst in de gezichten van de bewoners. Vandaar het commentaar van P.G. Konody in 1899: “Het eerste wat een bezoeker niet kan ontgaan is de totaal onverwachte kleurenpracht, die totaal haaks staat op alle vooronderstellingen aangaande de Nederlandse grijsheid.’
Willy Sluiter (1873-1949), Botters olieverf op doek, 80,5 x 64,7 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen David Schulman (1881-1966), Zomeravond in haven, 1925 olieverf op doek, 63 x 79,5 cm Particuliere collectie
In 1873 merkte Havard de ‘oosterse’ sfeer in Volendam op, vooral in de manier waarop de mannen in groepen hurkten, pijp rokend, met hun dikke, zakachtige zwarte broeken, strakke kleurrijke tunieken en bontmutsen of ‘karpoets’. Eerder Turks oosters dan Chinees. Dat de mannen gewoonlijk een dik, dagelijks plunje droegen, was ongetwijfeld één van Volendams belangrijkste bezienswaardigheden. Het was immers ongewoon dat de dagelijkse kledij van mannen zo opvallend was. Meestal was het de kledij van de vrouwen en kinderen die traditioneel de meeste belangstelling kreeg. Sommige andere klederdrachten zagen er té gekunsteld of belachelijk uit, maar de Volendamse kledij was praktisch en sterk en eerder rijk gekleurd dan luisterrijk versierd. De kledij van de mannen veranderde niet maar op schilderijen zijn subtiele veranderingen in de kledij van de 63
What appears of more interest to Volendam painters was the colour, which one can see in both its primary forms, painted on and in houses, and in much subtler tones, etched in the faces of the inhabitants. Thus the comment by P.G. Konody, writing in 1899: ‘The first thing that cannot fail to strike the observer is the totally unexpected wealth of colour, which is certainly at variance with all the preconceived ideas of Dutch greyness.’ Havard, back in 1873, noted an ‘oriental’ feel about Volendam, especially in the way the men squatted in groups smoking pipes, wore thick, baggy, black trousers, tight colourful tunics and with their fur hats or Karpoets. Turkish oriental rather than Cathay. The fact that the men naturally wore a hearty, textural daily outfit is undoubtedly one of Volendam’s major attractions. It is unusual for the everyday male costumes to be so characteristic. It is the women’s and children’s folk costumes that are the traditional focus of interest. Some other folk costumes can look too mannered and absurd, yet the Volendam attire was practical and robust, deeply colourful rather than fancifully decorative. The men’s clothes remained the same but paintings document the slight changes in women’s attire, such as the appearance of the lace cap entensions or the disappearance of the straw hat or hullehoedje, as seen in Nourse’s congregation. Costumed figure compositions dominate Volendam’s collective iconography, whether they are men, women, children, at festivals, in tragedies or just plain portraits. There are early pictures and photographs showing the drabness of some working cloths, but generally the Volendam costumes are expressive and colourful, and proved highly appealing to graphic artists, painters, sculptors, etc. irrespective of which style they used. The weather-beaten faces of both the fishermen and their women reveal the harsh, realities of their lives, so it is even more surprising, and a relief, when they are portrayed laughing. We witness, in many pictures, the ribald humour of drinking men, lighthearted flirtations, wry smiles, family fun and public tomfoolery. We do not see the passing of the seasons so much here as in other rural communities set in farmland, for example, yet the rhythms of life are visible in the regularity of annual festivals, traditional ceremonies and in the nature of the background weather. Hanicotte made a series of paintings and photographs of children at play, but he also perhaps most famous, in Volendam, powerful treatment of a more sombre subject. His ‘The Funeral of a Fisherman’, 1911, (see page 106-107) is a truly monumental canvas that took him years to finish. This image of grim reality, of life lived on the edge, is echoed by others, such as Sherwood Hunter’s ‘A Child’s Funeral’. (see page 108) This Realism is a powerful statement of Volendam life, just as gripping as Israëls’ ‘Passing Mother’s Grave’ but without overplaying the pathos. On a much lighter note, village folk festivals and traditional celebrations did become a subject of much interest to patrons of the arts and the general buying public all over Europe. The kermis and fun-fares seem to be particular favourites, here as elsewhere, seen in many early paintings as Paul Hermanus’ ‘Kermis op de Noorderhavendijk met Turkse Schommel’, 1898, but the artists who consistently enjoyed the riotous occasion was undoubtedly Willy Sluiter. His sketchbooks and cartoons document the revelry amusingly and always with a touch of sympathy and compassion. (see page 121-125) 64
Johan Hendrik van Mastenbroek (1875-1945), ‘Depart des bateaux de pêche a Volendam/Zuiderzee, Hollande’, Vertrek Botters olieverf op doek 70,4 x 128,7 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Jan Siewers (1848-1918), Vissers aan de haven, rond 1900 prentbriefkaart Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen Op de bovenste prentbriefkaart baseerde Johan Hendrik van Mastenbroek zijn hier afgebeelde schilderij. Het schilderij is minstens zeven jaar na de uitgave van de prentbriefkaart gemaakt.
Henri Berssenbrugge (1873-1959), Uitladen fuikenboot, 1923 gomdruk, 30,5 x 40 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Willy Sluiter (1873-1949), Plankier langs de haven, 1916 aquarel, 34,7 x 43,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Willy Sluiter (1873-1949), Plankier langs de haven, 1916 tekening, 22 x 28 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
vrouwen te bespeuren, zoals de kanten ‘wieken’ van de hullen, of het strooien hoedje of ‘hullehoedje’ (zie pagina 124), te zien in het kerkinterieur geschilderd door Nourse. Composities met figuren in klederdracht overheersen, of het nu mannen, vrouwen of kinderen zijn, op kermissen, of afgebeeld in tragische gebeurtenissen, of gewoon geportretteerd. Er zijn enkele vroege foto’s die de ‘grauwheid’ van sommige werkkledij illustreren, maar over het algemeen was de Volendamse klederdracht expressief en kleurrijk, en zeer aantrekkelijk voor grafische kunstenaars, schilders, beeldhouwers, los van welke stijl zij ook hanteerden. De verweerde gezichten van zowel de vissers als hun vrouwen weerspiegelen de harde realiteit van hun leven, en in die zin is het verrassend en een opluchting wanneer ze lachend zijn geportretteerd. Vele beelden tonen de ruwe humor van de drinkende mannen, frivool geflirt, zuur glimlachende gezichten, familiepret en publieke gekkigheid. De wisseling van de seizoenen is in afbeeldingen van Volendam niet zo nadrukkelijk te zien als bij landelijk gelegen kunstenaarsdorpen, hoewel het ritme van het leven zichtbaar wordt in de regelmaat van de jaarlijkse feestelijkheden, traditionele ceremonies en in het weer op de achtergrond. Hanicotte maakte een reeks schilderijen en foto’s van spelende kinderen, maar nog bekender is zijn krachtige verbeelding van een meer somber onderwerp in Volendam. Zijn ‘L’enterrement du pêcheur’, uit 1911 is een monumentaal doek waar hij jaren aan werkte. (zie pagina 106-107) Dit beeld van de rauwe realiteit, van het leven op het scherpst van de snee, wordt ook door anderen geschilderd, zoals in ‘A Child’s Funeral’ van George Sherwood Hunter uit 1887. (zie pagina 108) Dit Realisme is een krachtige uitdrukking van het leven in Volendam, even aangrijpend als ‘Langs Moeders Graf’ van Jozef Israëls, maar zonder overdreven pathos. Van veel lichtere aard was het thema van de volkse dorpsfestivals en traditionele feesten die op veel bijval van kunstliefhebbers en het grote publiek overal in Europa konden rekenen. De kermissen waren bijzonder geliefd, zowel hier als elders, zoals te zien is in vele vroege werken als ‘Kermis op de Noorderhavendijk met Turkse Schommel’, 1898, van Paul Hermanus. De kunstenaar die het meest van deze onstuimige gebeurtenissen hield, was ongetwijfeld Willy Sluiter. In zijn schetsboeken en prenten legt hij de pretmakerij steevast met veel humor, maar ook altijd met een gevoel van sympathie en mededogen vast. In Volendam bestond een jaarlijks herfstritueel, een processie bij kaarslicht, de Kevelaerprocessie. Deze unieke religieuze openluchtparade werd minutieus vastgelegd in een werk van Nico Jungmann in 1899. Het toont de schare, uitgestrekt over de straten en over de brug, triomfantelijk naar de kerkdeuren stappend. Bevalliger misschien is een ander kaarslichtgebeuren dat gehouden werd op Sint-Maartensdag, waarbij kinderen met papieren lampions rondliepen. Dit werd door vele kunstenaars afgebeeld, waaronder W.O.J. Nieuwenkamp, Teun van Essen en Willem Maris. 65
Otto Scheinhammer (1897-1982), Haven en Dijk, 1926 olieverf op doek, 64 x 74 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam 66
Haven en Dijk, 1921 foto Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Jan Kruijsen, Portret van een visser olieverf op doek, 59,7 x 50,3 cm Collectie Kunsthandel Simonis & Buunk, Ede
Georg Hering (1884-1936), Portret Pokkie van den Pranger, 1912 olieverf op doek, 56,5 x 46 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen legaat Van Helsdingen-Haringhuizen
67
Reinier Pijnenburg (1884-1968), Portret van Gerrit Schilder olieverf op doek, 45 x 35 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam 68
Paul Rink (1861-1903), Studie bruidegom voor het schilderij ‘Bruid en bruidegom bij de klokkenpaal’, 1903 olieverf op doek, 65 x 45 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam
69
Reinier Pijnenburg (1884-1968), Visser met gezondheid, rond 1920 olieverf op doek, 52 x 40 cm Particuliere collectie
70
Theo Swagemakers (1898-1994), Visser met gezondheid, 1930 olieverf op doek, 73 x 61 cm Collectie Spaander, Volendam
71
Hans von Bartels (1856-1913), Portret van ’t Jagertje, 1912 olieverf op doek, 46 x 34 cm Collectie Lieveland
72
Willy Sluiter (1873-1949), ‘Aan Piet Kramer’, 1922 pastel, 48 x 37 cm Collectie Lieveland Willy Sluiter (1873-1949), Portret van ‘t Jagertje marouflé, 37 x 31 cm Collectie Lieveland Reinier Pijnenburg (1884-1968), Volendammer met pijp olieverf op doek, 50,2 x 40,7 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
De grote verscheidenheid aan schilderijen van kinderen maakt dit een belangrijke eigen groep, die uitdrukking gaf aan de meer sentimentele kant van de smaak uit die periode. De kunstenaars hielden er zeer uiteenlopende meningen over de Volendamse kinderen op na. Volgens sommige beschrijvingen werden ze zeer veel aandacht vragend en duur bevonden, terwijl andere ze welwillend en charmant vonden. Hoe heethoofdig ze ook mogen zijn geweest, feit is dat opeenvolgende generaties van Volendamse kinderen opgroeiden met de notie dat ze zeer in trek waren en als modellen maakten zij daar het beste van. Laat we niet vergeten dat het dorp nog aan de rand van de armoede stond toen de schilders aankwamen en dat de houding van de ouders tegenover het model staan van de kinderen dus beïnvloed werd door het extra inkomen dat dit bracht voor hun families en ook voor de winkels in het dorp. Meestal werden ze spelend afgebeeld, of taakjes vervullend, kijkend naar de volwassenen, meisjes vaak breiend en jongens rokend, en allemaal in klederdracht. (zie pagina 33) Het is moeilijk om precies vast te stellen wat het brede internationale publiek zo aantrekkelijk vond aan afbeeldingen van de Volendamse klederdracht. In Engeland waren er geen uitgesproken klederdrachten, tot grote teleurstelling en ergernis van de genrekunstenaars, wat schilders als Walter Langley en Alexander Stanhope Forbes er toe bracht het vasteland te gaan verkennen. De Volendamse vrouwelijke klederdracht heeft zijn origine in de zeventiende eeuw maar mist de verfijning van de statusvolle gouden hoofdornamenten, oorijzers, die elders in Nederland bestond. Kunstenaars doorzochten het platteland op zoek naar traditionele kledij als een aspect van de beweging rond regionale identiteit. Van kanten hoofdtooisels van de Nederlandse vrouwen, waaronder de ‘kornet’, ‘floddermuts’, ‘luifelmuts’ en de ‘bolvormige zak’, was het de Volendamse ‘hul’ die de kunstenaars het meest aansprak. De hul verenigde vrouwelijkheid, karakter en beweeglijkheid in een makkelijk identificeerbaar beeld, aantrekkelijk en uiteindelijk voor de internationale kunstmarkt zeer stereotiep. 73
74
Linker pagina Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), De Haven van Volendam met Hotel Van Diepen olieverf op doek, 80 x 100 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), Scheepshelling van Pieter Spaander in de sneeuw olieverf op doek, 40 x 50 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), Zuiderzeebotters olieverf op doek, 50 x 61 cm Collectie Zuiderzeemuseum Rechter pagina Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), Uitzeilende botter olieverf op doek, 145 x 175 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Rijkdom viel gewoonlijk af te lezen aan het aantal onderrokken, maar er was ook een zeer typisch roodkoralen halssieraad met gouden sluiting, ‘slot met kralen’. Bij het mannenkostuum werd status afgelezen aan de hand van de grootte van de ronde zilveren knopen, de zogenaamde ‘klapstukken’. De houten klompen leken hier perfect aan te sluiten bij de sculpturale aard van de Volendamse klederdracht, hoewel klompen uiteraard in heel Europa werden gedragen; in onder meer Engeland werden ze clogs genoemd, traesko in Scandinavië en sabots in Frankrijk. Afsluitend is het interessant om een opvallende afwezigheid in de Volendamse thema’s te vermelden. Er werden wel vissers en hun boten afgebeeld maar geen vissen. Er zijn enkele schilderijen van mannen die vissen schoonmaken, in manden verkopen of in kisten laden en er is er tenminste één van een vis op een bord, maar gedetailleerde beelden van deze fijne schepsels, de haring, ansjovis of paling, kwamen over het algemeen niet voor. In de collectie van Hotel Spaander is slechts één visstilleven te vinden geschilderd door de kunstenaar Abbot Graves. Dit geldt trouwens voor het grootste deel van het dierenrijk. Tot 1910 waren er nog steeds boerderijen in Volendam met de gebruikelijke gedomesticeerde dieren, zoals koeien en schapen. Er was echter een overvloed aan wilde vogels aanwezig op de stranden en in de moerassen: eenden, ganzen, meeuwen, waadvogels, futen, reigers, kraanvogels, roerdompen, snippen, zwanen en allerhande roofvogels. Dit is vrij typerend voor de meeste landschapskunst. Vaak komt een vogel slechts gedetailleerd voor wanneer hij geschoten aan de schuurdeur is genageld. Geen vossen, geen herten, zelfs geen enkele haas! Duidelijk is dat de kunstenaars niet naar het platteland kwamen om zich met de natuur bezig te houden, althans niet van dichtbij.
75
76
TECHNOLOGISCHE VERNIEUWINGEN Bij haast elke stap in de ontwikkeling van de kunstenaarskolonies speelt de invloed van nieuwe technologie een rol. Bepaalde technologische vernieuwingen hielpen kunstenaars de weg naar het platteland te vinden terwijl andere hen in hun werk voorthielpen en hen toelieten om langer dan ooit tevoren in de dorpen te verblijven. Het transport was niet de enige factor, hoewel daar vaak eerst aan wordt gedacht. In het geval van Volendam was het gebrek aan communicatiemiddelen de oorzaak dat het dorp in een primitieve toestand bleef. De sporen waren gebrekkig en een spoorlijn werd pas in 1906 aangelegd. Het sloot aan op het dichtstbijzijnde spoor in Kwadijk, ten zuiden van Edam. Eén trein werd beschreven als een ‘opmerkelijke bezienswaardigheid… een oude naaimachine, een glazen portiek op wielen en een koeienstal.’ Historisch gezien was Volendam de buiten haven van Edam, verbonden via een kanaal van 3 tot 4 kilometer. Sommige kunstenaars wandelden het jaagpad af of voeren mee op het trage, door mensen getrokken schip, de trekschuit. De kunstenaars Boughton en Abbey huurden een paardenkoets om Nederland rond te reizen en nadat ze de dijkweg van Edam hadden genomen, slaagden ze erin met het rijtuig vast te raken op de Drilbrug in het centrum van Volendam. In juli 1900 kwam een onverschrokken groep Amerikanen, The Big Four, waaronder Ernest Blumenschein en Felix Gendrot, met fietsen aan. Tegen die tijd konden kunstenaars Volendam makkelijker via de zee bereiken, vertrekkende vanuit het Centraal Station van Amsterdam. Leendert Spaander organiseerde excursies die bezoekers eerst naar Monnickendam brachten, daarna naar het eiland Marken, om vervolgens naar zijn hotel in Volendam door te stomen voor het middagmaal.
Paul Rink (1861-1903), Twee Oude Volendammers aan de haven aquarel, 54 x 37 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Paul Rink (1861-1903), ‘Rooie Kiltje’ aan het roer van zijn botter, 1901 aquarel, 37 x 54 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Treinen en trams maakten dorpen in heel Nederland bereikbaar, hoewel hier ook negatieve aspecten aan verbonden waren. Sommige dorpen waren bijna te makkelijk bereikbaar en werden snel voorstedelijke gebieden, zoals Scheveningen. Kunstenaars uit Den Haag konden snel even naar de kust om te schilderen en terug zijn tegen etenstijd. Stedelijke en voorstedelijke condities zijn niet echt bevorderlijk voor essentiële banden die aanwezig dienen te zijn in kunstenaarskolonies. Daarbij komt nog dat de kunstenaars vaak de neiging hadden om hun ontdekkingen te trivialiseren of er oppervlakkige opmerkingen over te maken. Toch waren kunstenaars, kopers, uitgevers en kunstliefhebbers enthousiast over de frisse beelden van het platteland en omstreken. In de periode van het nationalisme, ervaarden de kunstenaars dat hun beelden van het stoïcijnse karakter van de vissers en hun families wereldwijd werden begeerd. 77
In addition, there was an annual autumn ritual, a candle-light procession called Kevelaerprocessie. This rare, Dutch, religious, outdoor parade was painstakingly captured in a long picture by Nico Jungmann in 1899, where one sees the crowd stretching down lanes and over the bridge, leading up triumphantly to the church doors. More endearingly, perhaps, is another very charming candle-light occasion on Saint Martins Day, when children carry paper chinese lanterns. This was pictured by many artists, including W.O.J. Nieuwenkamp, (Sint Maartenoptocht I and II), Teun van Essen and Willem Maris. The large variety of paintings of children form a substantial subject group all of their own, and catered to the more sentimental side of the period’s tastes. Opinions differed widely amongst the artists as to the behaviour of the Volendam children, some accounts found them very demanding and expensive, yet others found them cooperative and charming. Whatever their degree of irracibility, the truth of the situation was that successive generations of kids grew up knowing they were in demand and they made the most of it. Not forgetting that this village was still on the edge of poverty when the painters arrived, the parents’ attitude towards the children modelling seems to have been influenced by the easy extra income it brought to the families and therefore the few shops in the village. They were pictured at play, most often; doing chores; watching adults; girls frequently knitting and boys smoking; but all are in folk costume. It is difficult to state precisely what it was about the Volendam costumes that appealed to the wider international audience. In England there was no distinct folk costumes, a fact that disappointed and greatly frustrated its genre artists and thus caused painters such as Walter Langley and Alexander Stanhope Forbes to explore the Continent. 78
Willy Sluiter (1873-1949), ‘Ochtend op de Zuiderzee’ olieverf op doek, 100 x 120 cm Collectie Spaander Henri Berssenbrugge (1873-1959), Fuikenboot, 1925 gomdruk, 30,3 x 39,8 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Wat het technische aspect van de kunstuitoefening betreft, was een van de belangrijkste vernieuwingen ongetwijfeld de verbetering van de kwaliteit en de verpakking van de olieverven. De groei in de markt van kant-en-klaar kunstenaarsmateriaal (en uitrusting) maakte de professionele schilders in ruime mate los van de beperkingen van hun ateliers en bracht het creatieve proces binnen ieders handbereik. ‘De opvouwbare metalen tube voor olieverven’ werd voor het eerst in 1841 gepatenteerd en werd in het daaropvolgende decennium geperfectioneerd. Het revolutioneerde de verfproductie door het verbeteren van de kwaliteit en hielp het aanbod van kleuren te vergroten. De flexibele metalen tube liet kunstenaars toe en plein air te schilderen en voor langere periodes in de dorpen te werken. Het verloste hen zeker ook van het eentonige werk om zelf verf te mengen en het liet ook toe dat gespecialiseerde chemici betrouwbare bestanddelen ontwikkelden, in plaats van te blijven vertrouwen op de diensten van de lokale apothekers. Bruin Sul, een ondernemer uit Volendam, begon vanaf 1905, verven in tubes en andere materialen te verkopen in zijn winkel. Het is ook bekend dat Paul Signac verf in tubes werd toegestuurd tijdens zijn reizen, zeker vanaf 1894, en ook tijdens zijn verblijf in Saint-Tropez en Volendam. Er zijn enkele leuke verhalen bekend van kunstenaars die met te veel materiaal kwamen aanzetten, vooral dat uit 1913 van John Hardwich over een Amerikaanse kunstenares. Zijn karikatuur illustreert een aantal tendensen, niet alleen het succes van de kant-en-klare markt, maar ook het ontstane gemak in gebruik van verftubes. Er zijn weinig foto’s van de eerste ‘en plein air’ kunstenaars in Volendam. Eén ervan toont Ivar Kamke die aan de havenkant schildert. Op een andere rond 1905 zien wij zijn schildersezel op straat. (zie pagina 4, 142-143)
Maurice Sijs (1880-1972), Haringfuiker, 1919 pastel, 20 x 35,5 cm Particuliere collectie Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), Jonge visser in fuikenboot paneel, 40 x 13 cm Particuliere collectie
Sommige technologische innovaties veroorzaakten zowel positieve als negatieve effecten. De meest intense schok voor de schilderkunst kwam ongetwijfeld met de stapsgewijze perfectionering van de fotografie na 1840. De portretkunst leed er eerst onder, vooral kunstenaars die waren gespecialiseerd in miniaturen. Tegen 1880 verschenen professionele kunstfotografen in de Nederlandse kunstenaarskolonies. De meest beroemde was ongetwijfeld de New Yorker Alfred Stieglitz die in 1894 Katwijk aan Zee bezocht. In Volendam staan in het register van Hotel Spaander meer dan twintig fotografen genoteerd, waaronder Edgar Carpenter uit England in 1903, (zie pagina 132) de Amerikaan William Kennedy Dickson in 1897, de Duitser Emil Meyer in 1905 en Nederlandse fotografen Richard Polak in 1903 (zie pagina 23), en Henri Berssenbrugge rond 1925. (zie pagina 76, 86-87) Rond 1900 gebruikten vele kunstenaars al foto’s als ‘aide mémoire’, zoals Wouters en Hanicotte, die ook vroege postkaarten verzamelde. De Edamse fotograaf Jan Siewers maakte rond die tijd fotoreeksen van Volendam. (zie pagina 45, 62 en 103) Dit herinnert er ons aan dat de kunstenaarskolonies niet enkel uit schilders bestonden, hoewel ze vaak in de meerderheid waren. Beeldhouwers zoals Albert Termote (zie pagina 147), Charles van Wijk (zie pagina 138) en Tjipke Visser hadden ateliers in Volendam. In het gastenregister van Spaander komen handtekeningen van componisten en muzikanten voor. De beroemdste daarvan zijn die van Edvard Grieg en Pablo Casals. Architecten, wevers, pottenbakkers, dichters, schrijvers, kunstcritici en journalisten behoorden tot kunstenaarskolonies en Volendam was daarbij geen uitzondering. Ook bezochten vele cineasten het dorp en namen er vele films op. 79
Maurice Sijs (1880-1972), Botter op de Zuiderzee gouache, 49 x 44 cm, Collectie Lieveland 80
Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), Zuiderzee met het eiland Marken olieverf op doek, 50 x 60,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 81
The Volendam women’s costume can be traced to common seventeenth century origins, but it lacks the finery of high-status, gold, head adornments, Oorijzers, that are found elsewhere in the Netherlands. Artists combed the whole countryside looking for costumes as part of the movement to promote regional identity. Of all the Dutch women’s lacy head-gear, which includes the ‘Kornet’, ‘Floddermuts’, ‘Luifelmuts’ and the ‘Bolvormige Zak’, it was the Volendam ‘Hul’ that seems to have won over most artists. The hul combines enough femininity, character and flexibility with the easily identifiable image, appealingly and, eventually, so stereotypically for the international art market. Wealth was generally counted by the number of petticoats worn, but there was also a special distinctive red-coral and gold-clasped necklace. Status in the men’s costume is said to appear in proportion to the size of the round silver buttons. The wooden shoes here seem to harmoniously match the sculptural nature of the Volendam costumes but, of course, klompen were worn all across Europe; variously called clogs in Britain, traesko in Scandinavia and sabots in France, amongst many others. Before leaving the topic of the artists’ subject matter it is interesting to note some anomalies or absences. They painted the fishermen and their boats but not the fish themselves. There are a few paintings of men gutting fish, selling them in baskets or stacking them in barrels, and there is at least one on a dinner plate, yet they avoided detailed pictures of these fine creatures, the herring, anchovies or even eels. One may extend this observation to include much of the natural wildlife. There were still farms in Volendam until the 1910s and one sees the usual array of domesticated animals, such as cows and sheep. Yet, these shores and marshes abound with wild-fowl: ducks, geese, gulls, wading birds, grebes, herons, cranes, bitterns, snipe, swans and all ranks of birds of prey. Some birds appear anecdotally, perhaps, but not as main subjects in their own right. In fact, this anomaly was quite common in rural art everywhere. Often, the only time birds appear in detail is when they had been shot and were hanging or tacked to the barn door. No foxes, no deer, not even a hare! The artist, one can only conclude, did not come to the countryside to paint or engage with Nature, or at least not up close. 82
Linker pagina André Krigar (geb.1952), Visstal van Jan Snoek, 2007 olieverf op doek, 60 x 80 cm Collectie Spaander, Volendam Deze visstal is ook te zien op het hier rechts afgebeelde schilderij. Rechter pagina Sibylle Bross (geb. 1959), Haven Volendam, 2007 olieverf op doek 80 x 60cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam De werken werden gemaakt tijdens de ‘artists in residence’ week.
83
TECHNOLOGICAL INNOVATIONS At almost every step in the rise of artists’ colonies, anywhere, one sees the influence of new technology. Certain technological innovations help guide them to the countryside while others offered practical improvements to help their work and enabled them to stay in the villages for greater lengths of time, as never before. Transport was not the only factor, although it often comes to mind first. In the case of Volendam it was the lack of communications that kept the village in its primitive state. Tracks were poor and a tramway was only constructed in 1906. It linked up with the nearest railway at Kwadijk, south of Edam. One wag described it as a ‘remarkable curiosity…an old sewing machine, glass porch on wheels and [a] cowshed.’ Volendam, historically, was the outer port for Edam, linked to it by a simple canal 3-4 kilometers long. Some artists walked along its towpath or caught the slow, man-powered barge, De Trekschuit. Boughton and Abbey famously hired a horse-drawn carriage to ride around Holland and after using the dyke road from Edam managed to get the cart stuck on the drilbrug in central Volendam. In July 1900, even more unusually, came another group of intrepid Americans, ‘The Big Four’ who arrived on bicycles, including painters Ernest Blumenschein and Felix Gendrot. By then artists could access Volendam more regularly by sea, starting at Amsterdam’s Central Station. Leendert Spaander did much to organise these excursions that took visitors first to Monnickendam and the island Marken, before steaming to Volendam and his hotel for lunch. 84
Linker pagina Robin Akkerman (geb.1952), Haven Volendam, 2006 olieverf op doek, 40 x 60 cm Collectie Spaander, Volendam Rechter pagina Sibylle Bross (geb.1959), Marker bootje, 2007 olieverf op doek, 60 x 50 cm Collectie Spaander, Volendam
85
Tramways opened up the access to villages all over the Netherlands, however there were also certain down-sides. Such artists villages were almost too accessible and rapidly suburbanized communties, such as Scheveningen. Artists based in The Hague could easily pop to the coast, paint and be back for supper. Urban and suburban situations do not encourage the essential bonding implicit in rural artists’ colonies. In addition, there was a tendency to trivialize or make superficial observations about what they found. Nevertheless, artists, buyers, editors and patrons of the arts were excited by the fresh images of the countryside and the regions. This was still a time when the concept of the nation-state was developing and artists found that images of the special stoic character of fishermen and their families found a wider resonance. One of the most significant advances, on the technical side of the art profession, was undoubtedly the improvement and packaging of oil paints. The increase in the ready-made market of artists’ materials and equipment greatly liberated professional painters from the confines of their studios and now made the creative process available to all. ‘The collapsible metallic tube for oil colours’ was first patented in 1841 and perfected over the following decade. It revolutionized paint manufacturing by improving the quality and helped widen the range of colours, as never before. The flexible alloy tube enabled artists to paint en-plein air and work in villages for longer periods. It certainly liberated them from the tedium of mixing paints themselves and it allowed specialist chemists to blend in reliable additives, rather than rely on local pharmacists. One entrepreneur in Volendam, Bruen Sul, began to sell tubed paints and equipment in his shop from 1905. It is also known that Paul Signac received tubed paints by post when he was travelling, from at least 1894, including during his stays in St. Tropez and Volendam. There are some amusing stories of artists arriving with an excess of equipment, especially one of an American woman artist, by John Hardwick in 1913. This caricature illustrates a number of trends, not only the success of readymade market but also the ease of their use by women and amateurs in particular. There are a few photographs of the earliest Volendam artists working en-plein air. One shows Sluiter painting on the harbourside while another shows Jan Rinke in 1900 at his easel, outside, in a suit and bowler hat, although this looks somewhat posed. There were push and pull affects with certain technological innovations too. Perhaps, the most profound shock hit the art profession when photography was gradually perfected after the 1840s. Portraiture was the first to suffer, especially those that specialised in miniatures. By the 1880s we see the appearance of professional art photographers in Dutch artists’ colonies. 86
Linker pagina Georg Hering (1884-1936), Portret ’t Jagertje, 1912 pastel, 48 x 42 cm Collectie Spaander, Volendam Zie ook pagina 70-71 en 90 Rechter pagina Hans von Bartels (1856-1913), Botters op de Zuiderzee gouache, 49 x 36,5 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam
87
Henri Berssenbrugge (1873-1959), Botters en spiegelingen, 1924 foto, 24,3 x 17,9 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 88
Onbekend fotograaf, Haven met Hotel Van Diepen foto, Particuliere collectie
89
The most famous was perhaps New Yorker Alfred Stieglitz in Katwijk, in 1894. In Volendam, Spaander’s Hotel register shows over twenty photographers, including Edgar Carpenter from England in 1903 (see page 132); the American William Kennedy Dickson in 1897; the German Emil Meyer in 1905; and Dutch photographers such as Richard Polak, in 1903 (see page 23) and Henri Berssenbrugge (see page 76, 86-87) around 1925. Many artists used photographs as an aide memoire by 1900, such as Wouters and Hanicotte, who also collected early postcards. The Edam photographer Jan Siewers and Jac Simons both made photo-series on Volendam by that time. This also acts to remind us that artists’ colonies included not just painters, although they were usually in the majority. Sculptors such as Albert Termote (see page 147), Charles van Wijk (see page 135) and Tjipke Visser had ateliers in Volendam. Spaander’s guest register exhibits the signatures of composers and musicians, most famously Edvard Grieg and Pablo Casals. Architects, weavers, potters, poets, writers, art critics and journalists were participants in artists’ colonies and Volendam was no exception. Cineasts and filmdirectors visited Volendam as well. Other major technological innovations developed in printing. They were as contentious as photography, although taken together they had profound consequences on the development of society. Lithography was invented just a century before and its use spread slowly northwards from Bohemia and Munich. It offered artists who were good draughtsmen extra employment and income. Althaus, Galloway, Rink and Cassiers made lithographs as did the enterprising Augustin Hanicotte, who annually produced lithographic New Years’ Greetings Cards from 1900, for example. It boosted small illustration commissions, such as menu cards, letterheards, posters, calenders, etc. Hoever, by far the biggest economic consequence came as a result of improvements to line-block printing and commercial steel-engraving, especially in combination with industrial, steam-powered presses. These innovations were responsible for the international surge in the number of art magazines, magazines that had art sections and all manner of illustrated publications, who subsequently employed artists, commissioning them to travel, many of whom came to Volendam. 90
Paul Rink (1861-1903), Havendijkje olieverf op doek, 60 x 80 cm Collectie Spaander, Volendam
Andere belangrijke technologische vernieuwingen werden in de drukkunst ontwikkeld. Ze waren even controversieel als de fotografie, hoewel ze allen samen genomen een belangrijke invloed op de ontwikkeling van de samenleving hebben gehad. De lithografie was pas een eeuw geleden uitgevonden en verspreidde zich langzaam naar het noorden, van Bohemen naar München. Het bood een bijkomend inkomen aan kunstenaars die goed konden tekenen. Althaus, Galloway, Rink en Cassiers maakten lithografieën alsook de ondernemende Augustin Hanicotte, die bijvoorbeeld vanaf 1900 jaarlijks litho’s voor nieuwjaarswenskaarten produceerde. Het stimuleerde kleine illustratieopdrachten, zoals voor menu’s, briefhoofden, posters, kalenders, enz. De grootste economische impact kwam echter als gevolg van de verbeteringen van het linotype drukken en het commerciële staalgraveren, voornamelijk in combinatie met industriële stoomdrukpersen. Deze vernieuwingen waren verantwoordelijk voor een internationale toename in het aantal kunstmagazines, tijdschriften die kunstbijlagen brachten en allerhande geïllustreerde publicaties, die bijgevolg kunstenaars in dienst namen die ze opdracht gaven om te reizen, en waarvan er vele naar Volendam trokken. Leendert Spaander liet ansichtkaarten drukken en verstuurde die naar kunstacademies in binnen- en buitenland. (zie pagina 15 en 23)
Paul Rink (1861-1903), Drie oude Volendammer vissers aan de haven aquarel, 32 x 44 cm, Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Prof. Willi Hans Burger-Willing (1882-1969), Twee vissers olieverf op doek, 68,5 x 78,5 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam
Het is duidelijk dat een groot aantal van de kunstenaars die de eerste decennia naar Volendam kwamen, zoals Sluiter, Browne, May, Penfield, Havard, Hanicotte, Abbey en Herbert Vos, connecties hadden met uitgeverijen. Zij werden gecommissioneerd om geïllustreerde artikelen over Volendam te maken, die op hun beurt het typische karakter van het dorp verder verspreidden. Engelstalige tijdschriften lijken deze prille handel te domineren met titels zoals The Graphic, Punch, Scribner’s Magazine en Harpers New Monthly. Vanaf ongeveer 1910 begaven Nederlandse uitgeverijen zoals Elsevier zich ook op deze markt. Ieder land had echter invloedrijke nieuwe geïllustreerde magazines die als frisse bronnen van informatie over de kunsten dienden. Zij verspreidden het algemeen gebruik van het visuele beeld en het gesproken woord als dragers voor het verspreiden van kennis. In Scandinavië belichtte de Illustrede Tidende vanaf de jaren 1870 de moderne kunst, met inbegrip van de kunstenaarskolonie in Skagen. In Duitsland verscheen een reeks gespecialiseerde kunstmagazines om voor het eerst de hongerige vraag naar informatie over de nieuwste trends in de moderne kunst te kunnen beantwoorden; enkele daarvan waren onder meer ‘Der Kunstmarkt’, ‘Der Cicerone’, ‘Die Kunst für Alle’, ‘Kunst und Künstler’, ‘Pan, Jugendstil’, ‘Simplicissimus’, ‘Die Jugend’ en ‘Die Insel’. 91
It can be seen that a large proportion of the artists who came to Volendam in the early decades had connections to print-publishers, such as Sluiter, Browne, May, Penfield, Havard, Hanicotte, Abbey and Herbert Vos. They were commissioned to make illustrated articles on Volendam and these in turn further publicized its character. English-language periodicals seem to dominate this early trade, titles that included The Graphic, Punch, Scribner’s Magazine and Harpers New Monthly. From around 1910 Dutch publishers such as Elsevier expand into this business. Yet, every country had influential new illustrated magazines that acted as fresh ciphers of information on the arts. They brought the pictorial image into common useage and challenged literature and the spoken word as processes for disseminating knowledge. Across Scandinavia the Illustrede Tidende advertised modern art trends including the artists’ colony at Skagen from the 1870s. In Germany a host of specialist art magazines arose to cater, for the first time, to the hungry demands for news about modern trends in art - titles that included: Der Kunstmarkt, Der Cicerone, Die Kunst für Alle, Kunst und Künstler, Pan, Jugendstil, Simplicissimus, Die Jugend and Die Insel. If we examine the career of the Dutch artist Willy Sluiter, a regular in Volendam and also a coregroup member of other artists’ colonies at Katwijk and Laren, we can understand the new kind of freedom artists were capable of at the time. By 1910, his work illustrating for magazines and print-publishers exceeded that for his sales of paintings. He worked for a wide variety of popular illustrated magazines all over the country, such as De Nieuwe Groene, De Kamoioen, De Criticus, Het Hamertje and the satirical journal De Ware Jacob. Sluiter produced posters as diverse as the Splendo Tobaksartikel, Naval Peppermint, Bakker Branden (tyres) and for Hamdorff’s fashionable art exhibitions and galas from 1913. Accepting commercial work from print-publishers was a divisive issue in certain art circles, in Holland and elsewhere, yet it was a serious option even for top artists, as we have seen with Jozef Israëls. Criticism increased when the demands of printprocessing began to influence the form of painterly styles. It encouraged the highly polished narrative, as produced by the Pre-Raphaelites and their followers in England, causing Holamn Hunt, William Powell Frith and Rosa Bonheur, for example, to be paid more for their copyright than for the original painting. In Dutch art this may also be seen in the oeuvres of Ary Scheffer and Laurens Alma Tadema. In Volendam, it may be seen in works by Sluiter, Cassiers, Hanicotte and in all the American illustrator-artists. It must be noted that professional artists could no longer survive on producing one ‘grand machine’, as in the past, and now they had to craft a career how, when and where they could. 92
Linker pagina Georg Hering (1884-1936), Volendammers, 1917 olieverf op doek, 84 x 128 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Geheel links ‘t Jagertje, ook geportretteerd op pagina 70, 71 en 84
Rechter pagina Georg Hering (1884-1936), Vissers onder elkaar, 1926 olieverf op doek, 82 x 147 cm Particuliere collectie van links naar rechts Jaap Schilder bijgenaamd ‘Baasoog’ Jaap Veerman beter bekend als ‘Jaap van Dikke Piet’ Crelis Bond bijgenaamd ‘De Pul’ Geheel rechts Klaas Steur bijgenaamd ‘Ôentje’ (hondje) Vissers zittend naast elkaar. foto Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen van links naar rechts ‘Pinkhof’, Frerik Schokker, en twee onbekende jongere vissers
Als we de loopbaan bestuderen van de Nederlandse kunstenaar Willy Sluiter, een vaste bezoeker in Volendam en ook een lid van de vaste kern van andere kunstenaarskolonies in Katwijk en Laren, dan kunnen we inzicht krijgen in de nieuwgewonnen vrijheid die kunstenaars toen genoten. Omstreeks 1910 oversteeg zijn illustratiewerk voor magazines en uitgeverijen van prenten dat van de verkoop van zijn schilderijen. Hij werkte voor een grote verscheidenheid aan populaire geïllustreerde Nederlandse magazines, zoals ‘De Nieuwe Groene’, ‘De Kampioen’, ‘De Criticus’, ‘Het Hamertje’ en de satirische krant ‘De Ware Jacob’. Sluiter maakte posters van heel uiteenlopende aard zoals voor ‘Splendo Tobaksartikel’, ‘Naval Peppermint’, ‘Bakker Branden’ (banden) en voor Hamdorff’s modieuze kunsttentoonstellingen en gala’s van 1913. Over het aannemen van commercieel werk van prentuitgeverijen waren de meningen in bepaalde kunstkringen, zowel in Nederland als elders, verdeeld, hoewel het een belangrijke optie was, zelfs voor topkunstenaars, zoals we hebben gezien bij Jozef Israëls. De kritiek nam toe wanneer de vraag voor gedrukte prenten de aard van de schilderstijlen begon te beïnvloeden. Het bevorderde de productie van werken met een heel gepolijste thematiek, zoals die van de pre-Raphaelieten en hun volgelingen in Engeland, wat er toe bijdroeg dat bij voorbeeld Holamn Hunt, William Powell Frith en Rosa Bonheur meer betaald werden voor hun auteursrechten dan voor het originele schilderij. Dit komt in de Nederlandse kunst ook voor in de oeuvres van Ary Scheffer and Laurens Alma Tadema. In Volendam zien we het in de werken van Sluiter, Cassiers, Hanicotte en bij al de Amerikaanse illustrator-kunstenaars. Het dient opgemerkt te worden dat professionele kunstenaars niet langer konden overleven met de productie van een ‘groot werk’, zoals in het verleden, en hun loopbaan zo goed zij konden dienden te ontwikkelen, waar, hoe en wanneer dat mogelijk was. Wetenschappelijke vooruitgang ging hand in hand met een toename van kennis betreffende kleur en het maken van verven, niet louter via de productie van de tube maar ook door het ontwikkelen van nieuwe pigmenten. Het verkrijgbare kleurenpalet verdubbelde in de tijdspanne vanaf het begin tot het einde van de negentiende eeuw. Kenmerkend hier is Magenta, het woord waar Penfield, Jungmann en anderen het kleurrijke Volendam mee begonnen te associëren. Traditioneel verkozen de kunstautoriteiten nieuwe technologie als onderwerp te vermijden, in die zin zien we bijvoorbeeld weinig monumentale schilderijen van spoorwegen vóór de Franse Impressionisten en weinig afbeeldingen van stoomschepen in de schone kunst. Volendam vertegenwoordigt een tussenfase, want hoewel we geen telefoonlijnen of stoomschepen van welke aard ook in de schilderijen te zien krijgen, worden er wel gaslantaarns langs de hoofdstraat afgebeeld. Misschien is Paul Signac het beste voorbeeld voor deze tweeslachtigheid, aangezien hij een avant-garde kunstenaar was. In 1906 schilderde hij een groot doek van de drukke haven van Rotterdam, met sleepboten, sorteersluizen, en de lange ijzeren spoorwegbrug, maar toen hij in Voldendam was in 1895-96, schilderde hij de haven zonder één teken van moderne vernieuwing.
93
Georg Hering (1884-1936), Jobstijding, 1930 olieverf op doek, 58 x 118,5 cm Particuliere collectie van links naar rechts Onbekend, Veerman ‘de Stekeraap’, Steur ‘Heilige Bruintje’, Evert Molennaar ‘Van de Loos’, Bond ‘de Pul’ en Frederik Schokker 94
95
96
Georg Hering (1884-1936), Twee vissers, Klaas Zwarthoed ‘Pinkhof’ en Frerik Schokker, 1931 olieverf op doek, 63,5 x 56 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Willem van den Berg (1886-1970), Portret van Frerik Schokker, 1941 olieverf op paneel, 44,9 x 32,1 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 97
98
Willy Sluiter (1873-1949), Portret oude visser, 1917 olieverf op doek, 50,5 x 41 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Wilm Wouters (1887-1957), Twee volendammers olieverf op doek, 60 x 50 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 99
100
Carl Jacoby (1853-1928), ‘Eene oude geschiedenis’, 1901 olieverf op doek (drieluik), 202 x 101,4 (links en rechts) en 221,5 x 232,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 101
Progress in science went hand-in-hand with the advances in our knowledge about colour and paint making, not only in the manufacture of the tube container but by inventing new pigments. The array of colours available doubled from beginning to end of the nineteenth century, typified here by Magenta, the name Penfield, Jungmann and others began to associate with colourful Volendam. Traditionally, the art authorities prefered to ignore new technology as a subject, for one sees very few monumental paintings of railways before the French Impressionists and few fine-art images of steamships. Volendam represents a transitional phase, for although one sees no telephone lines or steamers of any kind in the paintings, one can see gas lamps all along the main street. Perhaps Paul Signac exemplifies the dichotomy best, for he was an avant-garde artist. He painted one large canvas of Rotterdam’s bussling harbour, complete with tugboats, billowing funnels and the long, iron-girder, railway bridge, in 1906, but he when came to Volendam, in 1895-6, he painted the harbour devoid of any signs of modern innovations. One of the place-myths about village life in general was that they were cheaper than the cities, but in actual fact a period spent in the countryside had to be planned for in advance and thus invested in financially. By the 1880s, catalogues were printed regularly showing the new ranges of sketchbooks, canvases and millboards; the new tin ‘square’ brushes; many kinds of portable easels and a wide range of boxed sets of paints. There were new supply shops in most cities by 1900, such as Van der Linde, founded 1898, and Claus & Fritz, the largest in the country, founded 1856, in Amsterdam. Their printed catalogues contain a fascinating array of accessories, besides the paints themselves, and include advertisements for publications on all the latest colour theories and guides to oil and watercolour painting. Improvements in commercial printing also resulted in more travel books and specialist guides, a niche-market dominated early on by Karl Baedeker of Leipzig from the 1870s. These were used by many foreign painters, as they were full of cultural information, concise histories and practical data on trains, trams, hotels, restaurants, etc. However, Abbey led one group of pioneering American painters northwards precisely because it was beyond the usual guidebook itinerary. Volendam gets only a small mention prior to 1900 and there was nothing then on any guesthouse in the village. Word of mouth or mention in early exhibition catalogues and art magazines generally remained the best advertisement for artists’ villages. Yet, Leendert Spaander did not sit back quietly in Volendam, for he actively invested in new ways to advertise both the services of his hotel and the artistic attractions of Volendam.
102
Piet van der Hem (1885-1961), Kerkgang op het Brijkje houtskool, pastel en aquarel, 67 x 84 cm Collectie Lieveland Gineke Zikken (geb.1959), Het Brijkje met Katholieke kerk, 2006 olieverf op doek, 50 x 40 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam
Piet van der Hem (1885-1961), Kerkgang op de Dijk olieverf op doek, 58,8 x74,4 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Uitgaan der kerk prentbriefkaart Particuliere collectie
Eén van de plaatsgebonden mythes over het dorpsleven in het algemeen was dat het goedkoper was dan in de stad, terwijl een verblijf op het platteland vooraf gepland diende te worden, wat dus ook een financiële investering inhield. Omstreeks 1880 werden regelmatig catalogi gedrukt met daarin de nieuwe reeksen schetsboeken, schildersdoeken en bordkarton; de nieuwe metalen “vierkante” penselen; vele soorten draagbare schildersezels en een breed scala aan schildersdozen met verven. Tegen 1900 waren er nieuwe winkels van schildersbenodigdheden in de meeste steden, zoals Van der Linde, opgericht in 1898, en Claus & Fritz, de grootste van het land, opgericht in 1856, in Amsterdam. De gedrukte catalogi tonen een fascinerend aanbod van benodigdheden, naast de verven zelf, alsook publicaties over de laatste kleurtheorieën en gidsen over het olie- of waterverfschilderen. Door verbeteringen in het commerciële drukproces werden meer reisboeken en gespecialiseerde gidsen gedrukt, een nichemarkt die gedomineerd werd door Karl Baedeker uit Leipzig vanaf de jaren 1870. Deze werden door vele buitenlandse schilders gebruikt gezien ze boordevol culturele informatie, bondige geschiedkundige beschrijvingen en praktische informatie over treinen, trams, hotels, restaurants, enz. stonden. Abbey leidde echter een groep pionierende Amerikaanse schilders noordwaarts omdat dit net buiten de gewone routebeschrijving van de reisgids lag. Volendam wordt nauwelijks vermeld voor 1900 en er was niets geschreven over welk gastverblijf dan ook. Mond-tot-mondreclame of een vermelding in vroege catalogi en kunsttijdschriften bleven algemeen de beste reclame voor de kunstenaarskolonies. Leendert Spaander echter, bleef niet stilletjes in Volendam zitten, want hij investeerde in nieuwe manieren om zowel de diensten van zijn hotel als de artistieke attracties van Volendam te promoten. Kunstenaarskolonies ontwikkelden zich in een verscheidenheid aan landschappen, zoals op de heide, in open velden, in bossen en langs de kust. In de eerste plaats moesten deze landschappen niet spectaculair of zelfs pittoresk zijn, hoewel er toch een speciale sfeer aanwezig moest zijn. Ten tweede, moesten ze door de kunstenaars ‘ontdekt’ zijn, in tegenstelling tot bekende mooie plekken. Hoe primitiever het dorpsleven was, hoe beter. Barbizon had destijds geen winkel, café, kerk noch herberg. Dit is niet ongewoon, zie bijvoorbeeld Skagen, Newlyn of Ekensund, maar er zijn ook volledig tegengestelden, namelijk St.Ives en Katwijk aan Zee. 103
THE CRUCIAL RÔLE OF ARTISTS’ INNKEEPERS Village artists’ colonies formed in a variety of landscapes, including moorlands, open plains, forests or along coasts. Firstly, these environment did not have to be spectacular or even picturesque, yet they were required to have a special atmosphere. Secondly, artists wanted to ‘discovered’ them, as opposed to being well-known, beauty spots. The more primitive the village life the better. Barbizon, for example, which was a sort of prototype for village artists’ colonies, had neither a shop, café, church nor inn at the time. This is not unusual, cf. Skagen, Newlyn or Ekensund, however, there are complete opposites, namely St.Ives and Katwijk. Thirdly, and equally as important, the pioneers needed a special kind of innkeeper to resolve their many practical problems. The proprietor of the chosen guest-house, inn or hotel needed to have social skills, adaptable and tolerant, for an establishment full of cosmopolitan, artistic bachelors on workingholidays was a challenging concept for a village hostelry. Curiously, even before he developed his guest-house, the young enterprising Leendert Spaander was already discussing the potential of the situation with artists, probably from 1875. By 1878, Leendert was friendly enough with one painter George Clausen, for the young AngloDanish artist painted Spaander’s portrait. They met in Volendam as Spaander smoothly docked his merchant ship Zulu. Their friendship predates the artist’s move to Paris, but it is likely he already knew of Barbizon and its famous artists’ inn, Auberge Ganne. French illustrated magazines mentioned Barbizon’s inn as a Mecca for artists as early as 1853. Later, it is not surprising that one of the most popular and influencial illustrated art journals of the day, The Magazine of 104
Herman van de Haar (1867-1938), Watersnood, 1916 olieverf op doek, 60 x 80 cm, Collectie Spaander, Volendam Willy Sluiter (1873-1949), ‘Volendam onder water’, januari 1916 tekening, 17,5 x 25 cm, Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
DE CRUCIALE ROL VAN DE HERBERGIERS
Ten derde, en zeker niet minder belangrijk, was het feit dat de kunstenaars een bijzonder soort herbergier nodig hadden om hun vele praktische problemen op te lossen. Hij had bijzondere sociale vaardigheden nodig en moest zich kunnen aanpassen en tolerant zijn, want een verblijf vol kosmopoliete, artistieke vrijgezellen op werkvakantie was een hele uitdaging voor een dorpslogement. Opmerkelijk genoeg was de jonge ondernemende Leendert Spaander zich al bewust van die specifieke situatie, hetgeen hij al met de kunstenaars besprak vóór hij zijn herberg startte. In 1878 was Leendert Spaander al bevriend met de Engels-Deense schilder George Clausen, want hij schilderde diens portret (zie pagina 8). Zij ontmoetten elkaar in Volendam toen Spaander zijn koopmansschip ‘Zulu’ vlotjes aanlegde. Hun vriendschap dateert van vóór de verhuizing van de kunstenaar naar Parijs, maar het is zeer waarschijnlijk dat hij Barbizon en haar beroemde kunstenaarsherberg ‘Auberge Ganne’ al kende. Franse geïllustreerde magazines vermeldden al vanaf 1853 de herberg van Barbizon als hét Mekka voor kunstenaars. Het is niet vreemd dat later één van de meest populaire en gezaghebbende geïllustreerde uitgaven, The Magazine of Art, de bekende auteur Robert Louis Stevenson inhuurde om een serie artikelen te schrijven over de vele kunstenaarsherbergen in de streek van Fontainebleau, waaronder ‘Auberge Ganne’ in Barbizon en ‘Mere Antony’s’ in Marlotte. Stevensons eerder negatieve beeld van deze herbergen en hun eigenaars vertoont echter weinig gelijkenissen met dat van vergelijkbare gelegenheden buiten Frankrijk. Er werden in Nederland bijvoorbeeld geen leningen afgesloten met herbergiers zoals Jan Hamdorff in Laren en Leendert Spaander in Volendam.
Jan Siewers (1848-1918), Watersnood, 1916 diverse prentbriefkaarten Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
De plezierige verhouding tussen de familie Spaander en de schilders ligt aan de basis van de ontwikkeling van de Volendamse kunstenaarskolonie. Dit gegeven wordt nog belangrijker als we weten dat er tijdens de eerste decennia van de kolonie geen schilders permanent verbleven. De Spaanders vormden de basis waarop de kolonie verder uitgroeide. Leendert was een slimme zakenman die zijn herberg vanaf het begin uitbouwde op het Kleipark, net buiten de dorpsdijk. Het is belangrijk op te merken dat deze cruciale rol niet alleen afhing van de eigenaar alleen, want in dit geval speelden zijn vrouw Aaltje, en later tenminste vier van hun zeven dochters, zeker een rol in de groei van de kunstenaarskolonie. Het waren de vrouwen die zorgden voor de 105
Achille van Sassenbrouck (1886 - 1980), Portret van een visser, 17 oktober 1921 houtskool, 80 x 65 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam
106
Augustin Hanicotte (1870-1957), Voorstudie ‘Leur Mer’, circa 1900 -1904 houtskool, 68 x 57cm Collectie Lieveland
107
Augustin Hanicotte (1870-1957), ‘L’enterrement du pêcheur’ Begrafenis van een visser, 1911 olieverf op doek, 229,8 x 234,8 cm en rechts drie voorstudies Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
108
109
Art, employed the well-known author Robert Louis Stevenson to write a series on the many artists’ hostelries around the Forest of Fontainebleau, such as Auberge Ganne at Barbizon and Mere Antony’s in Marlotte. But Stevenson’s patronising image of these hostels and their proprietors bares little resemblance to similar village establishments outside of France. For example, no credit or loans were seemingly ever arranged with the likes of Jan Hamdorff in Laren and Leendert Spaander in Volendam. The superb relationship between the Spaander family and the painters lays at the heart of the development of Volendam’s artists’ colony. This is all the more important when one knows that there was no resident painters in the village in the first few decades of the colony. The Spaanders were the firm foundation upon which the colony grew. Leendert was a shrewd businessman first and foremost, crafting his career from its roots on the same piece of wasteland, Kleipark, just outside the village dyke. It is important to emphasize that this crucial rôle was not contingent upon just the proprietor, for in this case certainly his first wife, Aaltje, and, later, at least four of their daughters, played their part in the rise of this artists’ colony. It was the women who prepared, welcomed, accommodated and sustained this extraordinary experiment in village artistic creativity. For a period after they opened their original café in 1881, Leendert Spaander continued to go to sea, trading in Hamburg and London. He remained the family’s chief bread-winner, yet Aaltje and then Alida organised the business on a day to day basis. Proof of this can be seen on the hotel walls, for many of the pictures and most of the cartoons contain dedications to these proprietresses. Yet, Leendert was still in charge, for Konody provides us with one incident of his proprietorial coolness in 1898, for on arrival he declines to offer the tired visitor any sort of bed, until Konody mentioned he was also an artist. The favourite innkeepers or hoteliers in all good artists’ colonies recognised this new cultural capital early on and consequently they separated them from standard tourists, sometimes physically, so that different rules applied to these painters. Wally Moes writes how Mrs Hamdorff, Jan’s mother, who actually started the family pension, put her artist-cleintele at a special table in a corner of the dining room. The old bar at Hamdorff’s Hotel, De kroegje, was kept for the artists and villagers. Similarly, the old wooden parlours, bar and billiard room was kept intact at Spaander’s Hotel. There is only one major artists’ colony in the whole of north-west Europe that managed to develop without a favourite village inn and the Worpswede group suffered as a consequence, 110
George Sherwood Hunter (1850-1919),’A Dutch funeral’ Kinderbegrafenis, 1887 olieverf op doek, 48 x 71 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Rechter pagina Kate Florence Upton (1873-1922), Meisje en profil en het Noordeinde maroufle, 37 x 30,5 cm Particuliere collectie Willem Maris Jbz (1872-1929), Portret Volendams meisje aquarel, 20,5 x 17 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Theo Molkenboer (1871-1920), Portret van een meisje, 1912 karton, 30 x 22 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Otto Piltz (1846-1910), Jongensportret olieverf op doek, 30 x 25 cm Collectie Spaander, Volendam
verwelkoming, begeleiding en ondersteuning van dit ongelooflijke experiment. Na de opening van hun herberg in 1881 bleef Leendert Spaander nog actief op zee, en dreef handel in Hamburg en London. Hij was de belangrijkste broodwinner in het gezin, hoewel Aaltje en later Alida de dagelijkse gang van de zaken regelden. Het bewijs hiervan is te zien op de muren van het hotel, want veel van de schilderijen en tekeningen werden opgedragen aan Leendert Spaander of één van zijn dochters. Leendert bleef echter de baas, en het verhaal van de kunstenaar P.G. Konody getuigt van de koele zakelijkheid van de eigenaar wanneer hij bij aankomst in 1898 hem een slaapplaats ontzegt, totdat Konody vermeldt dat hij kunstenaar is. De favoriete herbergiers en hoteleigenaars van alle goede kunstenaarskolonies wisten dit nieuwe culturele fenomeen naar waarde te schatten en scheidde hen van de gewone toeristen, soms zelfs fysiek, zodat andere regels golden voor schilders. Wally Moes beschrijft hoe mevrouw Hamdorff, de moeder van Jan, die het familiepension was begonnen, de kunstenaars aan een aparte tafel in een hoek van de eetkamer plaatste. De oude bar in het Hotel Hamdorff, ‘het kroegje’, was gereserveerd voor kunstenaars en dorpsbewoners. Op die manier werd ook de oude houten herberg in het Hotel Spaander behouden. Er is slechts één kunstenaarskolonie in heel Noord-Europa die zich moest ontwikkelen zonder een favoriete dorpsherberg en dit kwam de groep van Worpswede niet ten goede, want ieder lid trok zich terug op zijn eigen terrein, in zijn eigen huis en zijn eigen atelier. Daardoor nam de samenwerking binnen de kunstenaarskolonie af. De dorpsherberg speelde een multifunctionele rol in de ontwikkeling van kunstenaarskolonies, en was daarin succesvol omdat het een plek was waar kunstenaars elkaar konden ontmoeten en problemen konden bespreken. Vanuit het standpunt van de kunstenaars fungeerde de herberg als een sociaal centrum, een clubhuis, een kamer voor debatten, een bar en een plek voor zowel plezier als werk.
111
Willy Sluiter (1873-1949), Moeder en dochter aan de haven, olieverf op doek, 65 x 80 cm Particuliere collectie Willy Sluiter (1873-1949), Moeder en kind in interieur, 1907 aquarel, 66,5 x 51,5 cm, Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Franz Charlet (1862-1928), Moeder met kind, circa 1890 olieverf op paneel, 38 x 31 cm Particuliere collectie Carl Jacoby (1853-1928), Interieur met vrouw Kieft, circa 1900 olieverf op doek, 114 x 134 cm Particuliere collectie 112
May Auduban Post (1864-1929), Meisje met pop olieverf op doek, 40 x 38 cm Collectie Spaander, Volendam
113
Georg Hering (1884-1936), Drie Volendamse meisjes olieverf op doek, 100 x 80 cm, Collectie Kunsthandel R. Polak, Den Haag
114
Het gekozen hotel bood zowel individuen als groepen een uitgebreid aanbod van praktische raad en gespecialiseerde bijstand. De eerste bezoekende kunstenaars hadden ook een aandeel in de situatie en veel hing af van de benadering van de verschillende gastheren en -vrouwen. Goedwillendheid was nodig in iedere fase van de ontwikkeling van de betreffende kolonie, want en plein air schilders hadden veel en bijzondere verlangens. Ogenschijnlijk waren de eerste gasten in Spaanders gastenverblijf allen buitenlandse kunstenaars. Er dient nog veel onderzoek naar dit onderwerp te gebeuren, aangezien het gastenboek van de Spaanders pas vanaf enkele jaren na de opening werd bijgehouden en slechts een twintigtal schilders in de eerste negen jaar worden vermeld. Dit proces ging meestal traag van start, hoewel kunstenaars de neiging hadden om voor een langere periode te blijven dan de meeste toeristen. De pioniers van de kunstenaarskolonies waren vaak jong, hoewel in Volendam de gemiddelde leeftijd niet rond de twintig lag, maar begin dertig. Het aantal kunstenaars steeg tegen het einde van de 19de eeuw, met ongeveer 180 schilders onder het totaal van de gasten. Als gevolg daarvan werd het houten café annex herberg stapsgewijs uitgebouwd tot het uiteindelijke hotelcomplex met zijn bakstenen gevel en twee verdiepingen. Het is grappig te weten dat wanneer zij in het dorpscentrum een herberg hadden gekocht, er geen uitbreidingsmogelijkheden zouden zijn geweest. De huizen stonden daar namelijk zo dicht bijeengepakt dat er geen plaats was om uit te breiden. Oorspronkelijk diende een houten brug vanaf de dijk als toegang tot hun café/herberg. George Stephenson (onbekend), Breiende vrouw met kind bij de schouw, ‘For Alida’ olieverf op doek, 54 x 70 cm Collectie Spaander, Volendam Max Fleck (1870-onbekend), Meisje voor schouw, 1904 olieverf op doek, 26,5 x 24,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
De Spaanders waren, zoals vele eigenaars van landelijke kunstenaarshotels, geen echte dorpelingen; de herkomst van de familie van beide kanten lag buiten de Volendamse gemeenschap. Het waren geen vissers hoewel ze toch met de zee verbonden waren. De vader van Leendert, Jan, bijgenaamd ‘Janbaas’, was een zeilmaker en handelaar die pas in 1859 in het dorp kwam wonen. Hij verhuisde in 1866 met zijn gezin naar het Kleipark, waar hij toestemming kreeg om een houten huisje met een verdieping, de Toevlucht, te bouwen. Leendert was toen 11 jaar oud. 115
Wilhelm Gdanietz (1883-1962), Oude Volendammer met fuik olieverf op doek, 81 x 70 cm Collectie Spaander, Volendam 116
Georg Hering (1884-1936) Groep mannen in interieur, 1911 olieverf op doek, 119 x 126 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Willy Sluiter (1873-1949) Man en vrouw in interieur marouflé, 29,5 x 25,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
De ligging buiten het dorp had zowel voor- als nadelen, en zijn wellicht van invloed geweest op de jonge man en hebben zijn ambities aangescherpt. Hij observeerde deze besloten gemeenschap objectiever als buitenstaander, een proces dat nog werd versterkt toen hij een privé school bezocht in Edam. Deze Franse School lag aan de basis van zijn interesse in vreemde talen, een vaardigheid die hem toen hij zeeman-handelaar werd en later eigenaar van een internationaal hotel van dienst zouden zijn. Het is duidelijk dat hij echt geloofde in modernisering, aangezien hij zelfs vóór de grote uitbreiding van zijn hotel, na 1900, verbeteringen aan de openbare voorzieningen van het dorp aanmoedigde. Zijn zakelijk inzicht werd officieel erkend en hij werd gemeenteraadslid van 1894 tot 1915. In die hoedanigheid liet hij het wegdek, de verlichting en de watervoorzieningen moderniseren, zoals ook hotelier Jan Hamdorff dat in Laren deed. Spaander was ook verantwoordelijk voor de bouw van de visveiling, Visafslag, en een school voor jonge zeelieden, waar hij zelf ook les gaf. In zijn hotel investeerde hij in vele moderne voorzieningen, zoals een grote keuken uitgerust met de nieuwste snufjes, elektrische generatoren, mechanische wasinrichtingen en voorzieningen voor leiding- en afvalwater. Later liet hij ook een garage bouwen, samen met andere faciliteiten, en was lid van internationale auto- en touringclubs. Hoewel de kunstenaarshoteliers de moderniteit omarmden begrepen zij ook het belang van het behoud van tradities. De originele, houten herberg aan de voorzijde van Hotel Spaander werd intact gehouden, waardoor de eetkamer, de salon en de bar relatief ongewijzigd bleven. Dit werd met opzet gedaan, en diende om een grote verscheidenheid van mensen, van toeristen, kunstenaars tot vrienden en dorpelingen, tevreden te houden. Zij bleven allen genieten van de unieke, warme en gezellige sfeer. De kunstenaars hielden er ook van om te verpozen op het nieuwe overdekte terras aan de achterzijde met uitzicht op de Zuiderzee. Op de eerste etage werd Kamer 1 speciaal voor de kunstenaars ingericht als een ‘authentiek’ Volendams interieur. Deze kamer stond vol met antieke spulletjes om hen in het hotel zelf, een atelier ‘uit vroeger tijd’ te kunnen aanbieden en ze werd dan ook veelvuldig gebruikt getuige de vele schilderijen. (zie pagina 2023) In feite boden de Spaanders een enorme hoeveelheid ateliers en werkruimtes aan, in totaal wel meer dan twaalf, zowel in het hotel zelf, als boven andere locaties of winkels die de familie bezat. Spaander bouwde op het Kleipark, aan de zeezijde van zijn hotel, twee ruime afzonderlijke ateliers, uitgerust met lichtkappen. 117
Wilm Wouters (1887-1957), Portret van Geertje (de grootmoeder van Bart Smit) olieverf op doek, 35 x 25 cm Collectie Spaander, Volendam 118
Georg Hering (1884-1936), Volendammer met pijp, 1915 aquarel en gouache, 70 x 56 cm Collectie Spaander, Volendam
119
Professor Arhur Heyer (1872-1931), Kermis in Spaander, 1913 olieverf op doek, 62 x 78 cm Collectie Lieveland 120
121
Jules Benno KobĂŠ (1882-1940), Kermis in Volendam, 1925 olieverf op doek, 41 x 36 cm, Particuliere collectie Vergelijk de huisjes op dit werk met die op de prentbriefkaart. 122
Foto’s van de Franse schilder Augustin Hanicotte en de Noor Fritz Thaulow tonen dat Spaanders ateliers ruim en goed verlicht waren. Het bood de kunstenaars op deze manier de mogelijkheid om monumentale doeken te schilderen. Dit is een ongewone voorziening, aangezien de meeste kunstenaars en plein air kleine werken maakten, uit noodzaak, want een groot doek op een ezel bij een forse wind kan nogal problematisch zijn. Ook waren er nog ateliers op de zolder van de Toevlucht, waar kunstenaars als Wilm Wouters en later Adri Bleijs woonden en werkten. Later kwamen er nog drie ateliers bij, ook zolderverdiepingen, boven de garage van Hotel Spaander, Haven 30. Bouwen op het braakliggend gebied buitendijks bleek riskant. In de nacht van 13 op 14 januari 1916 ontstond er een overstroming na een zware storm, waardoor er schade werd aangericht aan alle houten gebouwen op het Kleipark en de twee ateliers. De overstroming richtte ook schade in het dorp aan, zoals is te zien op foto’s, tekeningen en schilderijen. (zie pagina 102-103) Het is niet ongewoon dat kunstenaarshotels extra ruimten voor studiowerk ter beschikking hadden, maar slechts weinigen hadden er zo veel. In Skagen liet Degn Brøndum kunstenaars werken in een halfverzonken tuinhuis op het hotel terrein. In Katwijk aan Zee, boden zowel ‘Hotel du Rhin’ als ‘Hotel Zeerust’ kamers met ateliers en ook Jan Hamdorff had verschillende atelierruimten in zijn hotel in Laren. Opmerkelijk genoeg was er één kunstenaar die daar voor meer dan 30 jaar verbleef: Arina Hugenholtz, dé grande dame van de kolonie.
Willy Sluiter (1873-1949), Kermis te Volendam, 1922 aquarel, 26,8 x 33 cm Collectie Kunsthandel Simonis & Buunk, Ede Jan Siewers (1848-1918), Kermis te Volendam prentbriefkaart Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Een goed kunstenaarshotel beantwoordde aan een aantal basisbehoeften, slapen en eten, maar in Volendam boden de Spaanders een breed scala aan diensten, allen van grote waarde voor de bezoekende schilders, vooral die van buiten Nederland. Leendert Spaander had een buitengewone talenkennis, door zijn schoolopleiding en zijn werkzaamheden als zeemanhandelaar. Hij sprak vloeiend Frans, Duits en Engels en zorgde ook dat zijn familieleden hun kennis van vreemde talen vervolmaakte, wat positieve gevolgen had. Het ging zelfs zo ver dat hij zijn oudste dochter, Elizabeth, ‘Betty’, naar München stuurde om de Duitse taal te leren en de cultuur te leren kennen. Voor kunstenaars was het taalprobleem cruciaal bij het huren van modellen. De Engelse aquarellist Walter Langley schreef in zijn dagboek op 9 mei 1905: ‘Ik zal nooit de taal leren en ben [dus] zwaar benadeeld.’ 123
124
Linker pagina Willy Sluiter (1873-1949), Dansende Volendammer ‘Kermis Volendam’, 1914 olieverf op doek, 220 x 175 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Rechter pagina Willy Sluiter (1873-1949), Dansende Volendammer ‘Kermis Volendam’, 1913 pastel, 40 x 50 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Willy Sluiter (1873-1949), Schetsboekbladen voorstudies Dansende Volendammer ‘Kermis Volendam’ tekening Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Langley was een toegewijde maar trage schilder, zoals we kunnen zien in zijn fijne figuurcomposities. Voor andere Engelse kunstenaars zoals Phil May en Tom Browne boden snelle tekeningen en studies een passende oplossing voor veel van dergelijke hindernissen. De Spaanders zorgden ook voor modellen die in Volendamse klederdracht poseerden. Hun dochters kleedden zich in traditionele dracht en poseerden voor postkaarten en foto’s, initiatieven die Leendert Spaander aanmoedigde daar ze zowel zijn hotel als Volendam promootten. Zo ging hij in 1898 naar de opening van een tentoonstelling van zijn bevriende kunstenaar Nico Jungmann in Londen, samen met twee van zijn in klederdracht gestoken dochters. Bekwame hoteliers bemiddelden bij de gevoelige onderhandelingen betreffende de vergoeding van modellen, die bijzonder ongemakkelijk waren voor buitenlanders die de taal niet voldoende machtig waren. De vergoeding van de modellen was een cruciaal thema in locaties als Volendam waar de traditionele klederdracht een belangrijk onderdeel van de aantrekkingskracht uitmaakte. In 1899, vertelt P.G. Konody hoe hij onwetend het dubbele van het standaardtarief had betaald, en streng berispt werd door de hoteleigenaars voor het veroorzaken van deze inflatie. Een direct gevolg was dat Spaander een bericht aan de muur hing om alle schilders in te lichten over het belang van het volgen van het gangbare tarief. Een goed kunstenaarshotel, zoals dat van Spaander, was een combinatie van een normaal gastenhuis, dat voorzieningen voor slapen en eten bood, en een herenclub, een ‘Kunstverein’, een sociaal centrum, een atelier, een kunstschool, een sport- en ontspanningscentrum, een adviesbureau, een postkantoor, een bistro en restaurant, een wassalon, een bibliotheek, een informatiecentrum, een reisagentschap, een antiekwinkel, en een kunstgalerij. Het hotel werd het synoniem voor de kunstkolonie en fungeerde in die zin als een ‘beeldmerk’. Het werd een pronkstuk dat stond voor hun collectieve creativiteit en waarschijnlijk was het de eerste keer dat de dorpsbewoners in contact kwamen met kunstwerken. Er zijn uiteraard vele redenen waarom een kunstenaar besluit om naar een bepaald dorp te trekken en zijn schildersbenodigdheden mee te nemen. Het is bekend dat sommige kunstenaars naar Volendam kwamen zonder dat daar een schilderij uit voortkwam, zoals bij Auguste Renoir in 1898. Waar Britse of Amerikaanse kunstenaars aanwezig waren werden gewoonlijk ook sportmanifestaties georganiseerd, zoals cricket wedstrijden, tennis, baseball of rugby. Feestelijke sportevenementen werden gehouden in de kunstenaarskolonies van Newlyn en Giverny. Dit versterkte het groepsgevoel, net zoals de zo nu en dan gehouden theatervoorstellingen, de muzikale soirees, dansavonden en gekostumeerde bals, die in alle kunstenaarskolonies voorkwamen. 125
each founder-member retreating far too early into his own domaine, his own house and his own atelier. The cooperative nature of the artists’ colony is therefore diminished. The village inn had a multifunctional rôle in the rise of any artists’ colony, that worked because it was a neutral venue for the artists to meet and to rise to the occasion. From the artists’ point of view it was a mixture of a social centre, a club-house, a debating chamber, a bar and a venue for both fun and serious work. It was, in fact, the first piece of territory in the colonisation process. The chosen hotel offered individuals and the group an expansive range of practical advice and specialised assistance. The first artists to arrive also had their part to play and a great deal depended upon their gentle approach to all their hosts. Goodwill was necessary at every step in the settling of the territory, for plein-air painters had many new and unique demands. It is said that the first lodgers at the Spaanders’ guesthouse were all foreign artists. There is still much research to complete on this topic, for the Spaander’s guest book starts a few years later and documents only around twenty painters in those first nine years. This process often had a slow beginning, although artists had a tendency to stay for much longer periods of time than most tourists. It is often remarked that the pioneers of artists’ colonies were young, but here the average age is not around twenty but well into the early thirties. The number of artist-clientele rises sharply in the following decade, the 1890s, when approximately 180 guests were painters. As a consequence the wooden café grew gradually into a fine, two-storeyed, brick-fronted hotel. Ironically, if they had bought a house in the village proper any expansion would have been difficult as the buildings were so tightly packed there was no room to enlarge in the way that it did. As it was, their café was initially entered over a wooden bridge from the dyke, which acted as the main street of the narrow village. This wooden house was built on piles, on an open area of wasteground outside the sea dyke. This cley and shingle bank is situated on one side of the main harbour and, being largely unwanted, allowed the Spaanders to expand further, eventually making it a huge multi-story hotel complex. Typical of many rural artists’ hoteliers, the Spaanders were not true villagers, both having family origins and ancestral lines outside the Volendam community. They were not fishermen yet connected with the sea. Leendert’s father, Jan, nicknamed ‘Janbaas’, for instance, was a sailmakerchandler who moved to the village only in 1859. He moved the family to the Kleipark in 1866, where he was allowed to erect a two-story, wooden house, ‘Toevlucht’, next to the harbour. Leendert was then aged 11 yrs. Being slightly detached from the community had its advantages, as well as its pit-falls, and may well have influenced the young man and raised his aspirations. He observed this closed community more objectively as an outsider, a process enhanced when he attended a private school in Edam. This ‘French school’ started his interest in foreign languages, a skill that was to become very useful when he became a merchant trader and later as proprietor of an international hotel. It can be seen that he consistently believed in modernisation, for even before the major expansion of his hotel, after 1900, he encouraged improvements to the village utilities. His business acumen was recognided officially, as he became a town councilor, from 1894-1915. In this position he brought about modernisation to the street paving, lighting and water improvements, not unlike hotelier Hamdorff in Laren. He was also responsible for building the fish auction, Visafslag, and a school to train young sailors, where he also taught. In his hotel he invested in many modern facilities, including a large state-of-the-art kitchen, electric generators, mechanical laundries, piped-water and sewage; eventually adding garage facilities, amongst other amenities, with membership of international motor and touring clubs, etc. Although artists’ hoteliers embraced modernity they also knew the wider importance of preserving traditions. The original, wooden front rooms of Hotel Spaander were kept intact, so that the dining-room, parlour and bars remained relatively unaltered. This was done with a purpose, and served to satisfy a broad range of people from the tourists and the artists to friends and villagers. They all continued to enjoy the special warm, snug atmosphere. The artists also liked to lounge in the new, long, covered, back terraces which faced out to sea. Up-stairs ‘Old Room nr 1’ was specially preserved for the artists. It was decorated with antiques and bric-a-brac to offer them an in-house ‘period’ studio, which was widely used (see page 20-23). In fact, the Spaanders offered an astonishing large number of ateliers and studios, in total over a dozen, both in the hotel grounds and above other premises or other businesses owned by the family. They built two spacious detached ateliers, complete with sky-lights, out on the Kleipark, on the seaward side of the hotel. This was in addition to the studios in the loft of ‘the Toevlucht’, where artists Willem Wouters lived and later Adri Bleijs. Later, there were three ateliers, also loft conversions, above Hotel Spaander’s Garage, at Haven nr.30. However, building on the wasteground outside the dyke was risky and so it was in 1916 that a severe storm damaged all the wooden structures on the Kleipark, including all the ateliers. The flood also affected all the village, as photographs, cartoons and pictures show all too clearly. (see page 102-103) Nevertheless, recognising the huge demand for such studio-space, the Spaanders replaced the ateliers almost immediately. It is not unusual to find artists’ hotels that provided extra space for studio work, but few had so many. In Skagen, for example, Degn Brøndum allowed many artists to live and work in a half-sunken, garden-storehouse in the grounds of his hotel. In Katwijk, the ‘Hotel du Rhin’ and ‘Hotel Zeerust’, both provided rooms with en-suite ateliers and, of course Jan Hamdorff organised various studio spaces in his huge hotel complex in Laren. 126
Willy Sluiter (1873-1949), Volendams bruidspaar, 1936 olieverf op doek, 75,8 x 62,5 cm Collectie Kunsthandel Simonis & Buunk, Ede Willy Sluiter (1873-1949), Kermis te Volendam, 1913 pastel, 40 x 50 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Rechter pagina Willy Sluiter (1873-1949), Schetsboekbladen ‘Kermis Volendam’ met ondermeer een zoenend jong stel tekening Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
127
Astonishingly, he even had one artist resident there for over 30 yrs., Arina Hugenholtz, the grande dame of the colony. Photographs of the French painter Augustin Hanicotte and the Norwegian Fritz Thaulow show that Spaander ateliers were well-lighted and spacious, capable, therefore, of allowing artists to paint huge monumental canvases in the village. This is an unusual facility, for most plein-air paintings are smallish, of necessity, for a big canvas on an easel in a high coastal wind is liable to be troublesome. A good village artists’ hotel usually catered to a few basic demands, besides sleeping and eating, but in Volendam the Spaanders are distinguished as providing almost the widest range possible of services, all of great value to visiting painters, especially those from outside the Netherlands. Leendert Spaander had a remarkably good grasp of languages, derived from his schooling and his time as a merchant seaman. He spoke French, German and English fluently, and also made his family improved their foreign language skills, which, we will see, had positive results. He went so far as to send his eldest child, Elizabeth, ‘Betty’, to Munich to learn the language and culture. From the artists’ point of view the language problem could be crucial in hiring models, as the English watercolourist Walter Langley recognised immediately. He recorded in his diary, on the 9th May 1905, that ‘I shall never pick up the language and [thus] am at a great disadvantage.’ Langley was a diligent and slow painter, as may be seen in all his fine figure compositions, but for some of his compatriots, such as Phil May, Tom Browne and others from London sketching clubs, quick drawings and studies thus got round many of those problems. The Spaanders also provided models to pose in Volendam costume. His daughters also dressed in the folk costume and posed for postcards and photographs, initiatives Leendert Spaander particularly encouraged as they promoted both Volendam and his hotel at the same time. Similarly, on one occasion, in 1898, he took two daughters to London and appeared at an exhibition, with them in folk costume, and an artist-friend, Nico Jungmann. Good artists’ hoteliers intervened in the delicate matter of modelling fees, which were particularly problematic for foreigners who did not have a good grasp of the language and those figure painters who were not naturally stute hagglers. Modelling fees were a major issue in locations such as Volendam where the folk 128
Augustin Hanicotte (1870-1957), ‘fou rire’ De slappe lach pastel en houtskool 54,5 x 65 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam
Gekostumeerde gala’s en dansavonden waren de regel in Volendam, waarschijnlijk omdat er zo’n groot aantal vrouwen in de kolonie verbleef. Langley was misschien niet zo begaafd in talen maar hij was zeker niet timide waar het op optreden aankwam; zo staat vermeld dat hij in een musical in Penzance optrad en in Volendam werd hij tapdansend geschetst in 1905. Een grote tekening van Willy Sluiter toont een gekostumeerd bal van kunstenaars in oktober 1911. Nog twee tekeningen uit 1907, één van P.G. Konody en de andere van de Amerikaan Leo Cheney, tonen aan dat het nieuwe populaire biljartspel het belangrijkste groepsvermaak in Hotel Spaander was. Jan Hamdorff plaatste een biljarttafel in zijn kunstenaarshotel in Laren en er was er ook één in ‘Hotel de Zwaan’ in Katwijk aan Zee. Ze waren populair bij de kunstenaars. In Volendam is er slechts één andere verwijzing naar een buitensport, het schieten van wild gevogelte, zoals we kunnen zien in een humoristisch aquarel van februari 1918 van Piet van der Hem, waar hijzelf en Wilm Wouters op afgebeeld staan. Het kwam vaak voor dat schilders sterke sympathie voelden voor de armen in het dorp, vooral voor de kinderen. Er bestaan vele documenten over de feesten en het vermaak die zij organiseerden. Wally Moes, Jan Veth en anderen organiseerden dergelijke feesten in de dorpsschool van Laren. In Katwijk aan Zee zamelden kunstenaars geld in voor een weeshuis en hielpen een grote tentoonstelling voor de vissersgemeenschap, waar ook Leendert Spaander aan bijdroeg, in te richten. Al bij zijn eerste bezoek in 1899 werd Augustin Hanicotte betrokken bij een speciale gebeurtenis. Hij verkleedde zich niet alleen als Sinterklaas, maar hij gaf ook een feestje voor de kinderen en gaf hen geschenken. Het kostuum dat hij voor deze gelegenheid droeg, liet hij over komen uit zijn geboorteplaats Bethune in noord Frankrijk. Willy Sluiter en Nico Jungmann maakten ook deel uit van de feestelijkheden, zij verkleedden zich als ‘de wijze mannen uit het Oosten’. Een ander sociaal gebeuren in de kunstenaarskolonies vond in Volendam drie maal plaats, daar waar dit normaal gesproken misschien één keer voorkomt. Kunstcriticus R.A.M. Stevenson, neef van de schrijver Robert Louis, was van mening dat ‘eender welke schrijver je kan vertellen dat deze kolonies meer geschikt zijn voor de studie van het menselijke hart dan voor (die van) bomen of rotsen.’ Verhoudingen tussen deze vrijgezellen-kunstenaars en de dochters van de dorpshotelier waren voorspelbaar en gelukkig was de uitkomst bevredigend. Twee van de meest bekende voorbeelden voor dit fenomeen vonden plaats in 1828 op het eiland Frauenchiemsee, waar Maximillian Haushofer op het meer in een storm terechtkwam en daardoor langer bleef dan hij oorspronkelijk gepland had. Hij ontmoette Anna Dumbser en trouwde met haar. Zo stond hij aan de wieg van één van de eerste landelijk gelegen kunstenaarskolonies in Duitsland en in het Deense Skagen, waar de gereserveerde kunstenaar Michael Ancher er uiteindelijk toch toekwam om Anna Brøndum, de jongste dochter van de hoteleigenaar, te huwen. Meer ongewoon is het feit dat zij als vrouw een centrale figuur in deze kunstenaarskolonie werd. In Volendam huwden drie Spaander dochters met een kunstenaars uit drie verschillende landen; Pauline de Oost-Friese Georg Hering in 1912; Trinette de Fransman Augustin Hanicotte in1914 en Conny de Nederlander Wilm Wouters in 1919. Al snel namen deze stellen een meer centrale en prominente plaats in binnen de Volendamse kunstenaarskolonie. Zij regelden ateliers, gaven advies en fungeerden als rolmodellen. Het was ongebruikelijk dat er in Volendam geen kern van kunstenaars-oprichters was, omdat deze rol was toebedeeld aan Leendert Spaander en de kunstenaars van het eerste uur slechts kort in het hotel verbleven. Willy Sluiter trad op als centrale figuur aangezien hij een frequente bezoeker was en een intieme vriend van de Spaanders. Hij was een degelijke schilder, wat hem respect opleverde bij zijn collega’s, en hij had een internationale kijk op het leven en de kunst. In de praktijk waren het dus de Spaanders zelf, die de drijfveer waren van de kunstenaarskolonie, hoewel geen van hen schilderde. Zij waren de solide basis van de kunstenaarskolonie en verschaften niet alleen een weldoende en warme verwelkoming voor de vermoeide reizigers, maar ook een bundeling van al die essentiële diensten die een kunstenaar nodig kon hebben. Het waren de Spaanders die, zeer ongebruikelijk binnen de internationale context van de ontwikkeling van de kunstenaarskolonies, de beweging startten en de nodige continuïteit verschaften. Eerst Leendert en Aaltje, en na haar overlijden in 1921, werd de plaats van ‘first lady’ ingenomen door zijn oudste dochter Alida. Er werden veel werken aan de Spaanders opgedragen. Dit valt op te maken uit dankbrieven, in commentaar in het gastenboek en, natuurlijk ook, gewoon geschreven op de vele werken die als dank of in bewondering werden gegeven door de vele kunstenaarsvrienden van het hotel.
Augustin Hanicotte (1870-1957), Studies omhelzingen en zoenend stel voor schilderij ‘La Kermesse’ houtskool, 60 x 77 cm Collectie Lieveland Willy Sluiter (1873-1949), ‘Kermis Volendam’, direct geschilderd op de wand in de Oude Herberg, Collectie Spaander, Volendam Sluiter heeft als signatuur zichzelf linksonder afgebeeld.
Het laatste tastbare aspect van de kunstenaarskolonie in Volendam is de enorme kunstcollectie en het archief van het hotel die deels geschonken werd door de kunstenaars anderzijds verzameld door de Spaanders. Het is niet ongewoon dat kunstenaarshotels schilderijen als gift ontvangen en verzamelen, maar hier is meer aan de hand dan op het eerste zicht duidelijk is. Vanuit het oogpunt van de hoteleigenaars is dit een teken van dank, gegeven als waardering voor de geboden diensten, maar gezien vanuit het oogpunt van de kunstenaarskolonie is dit ook de eerste herkenbare stap in het winnen van nieuw terrein. Het was de individuele én collectieve creatieve drang. Willy Sluiter, sinds lang een vriend van de familie, doneerde een verbluffend aantal van 130 werken, hoewel de meeste tekeningen en prenten zijn. De twee schoonzonen, Wouters en Hering gaven elk meer dan zestig schilderijen, waarvan enkele grote doeken. 129
costume was a main feature of its attractiveness. In 1899, P.G. Konody recounts how he had paid double the standard rate, unknowingly, and was sternly admonished by the proprietors for causing this inflation. As a direct consequence Spaander pinned a notice up on the wall to advize all painters of the importance of sticking to the going rates. A good artists’ hotel, such as Spaander’s, was a combination of a normal guest-house, providing bed and board, along with a gentleman’s club, a ‘kunstverein’, a social centre, atelier, an art school, a sport and leisure centre, a citizen’s advice bureau, post office, a bistro and restaurant, laundry, library, information centre, travel agent, translation service, model agency, antique shop, museum and art gallery. The hotel became synonymous with the artists’ colony and so acted as a kind of ‘corporate logo.’ It was a showpiece of their collective creativity and probably the first time most villages had experienced any works of fine art. There are many other reasons why, of course, an artist may choose to come to a village, bringing their sketchbooks with them. It is known that some artists came to Volendam, but no know painting resulted, as with Auguste Renoir in 1898. Toorop certainly went to the coast to escape, relax and for his health, at least initially. There is one poignant photograph, taken behind the Hotel Spaander in 1916. It shows a group of international artists, towered over, as ever, by Willy Sluiter. The others were exiles or refugees from the Great War, including Henri Cassiers and his family from Belgium; Hanicotte, from Béthune, northern France; and, a fraillooking Spanish painter Manuel Benedito-Vives. Wherever there were British or American artists, there are usually sporting events, namely cricket matches, lawn tennis, baseball or football. Festive sporting occasions were famously played in the artists’ colonies at Newlyn and Giverny. It helped with the peer-group bonding, as did the occasional theatrical events, musical soirees, dances and fancy-dress balls, all recorded in other artists’ colonies. Costume galas and dances were the rule in Volendam, perhaps because there was such a high percentage of women in the colony. Langley may not have been good at languages but he was not shy at entertaining, for he is recorded as playing in a musical in Penzance and in Volendam he was sketched tap-dancing, in 1905. A larger cartoon by Willy Sluiter also documents one artists’ fancy-dress ball.in October 1911. 130
Georg Hering (1884-1936), Kermistafereel, 1923 olieverf op doek, 82 x 70 cm Collectie Spaander, Volendam
Rechter pagina Harmen Sul (?), Kermis te Volendam, 1922 olieverf op doek, 64 x 80,4 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Willy Sluiter (1873-1949), Kraampjes op de dijk tijdens de Kermis te Volendam, circa 1915 tekening, 37,8 x 49,4 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Een andere Nederlandse vriend-kunstenaar Adri Bleijs gaf ook vijftig werken, maar de dertig werken van Mari ten Kate zijn echter aangekocht. Het is mogelijk dat er transacties werden verricht op basis van openstaande rekeningen van de kunstenaars in ruil voor schilderijen, maar het is onwaarschijnlijk dat dit is gebeurd met prenten, tekeningen, houtsneden, studies of aquarellen. De kunstcollectie van de Spaanders illustreert ook het authentieke karakter van het dorp en ook het feit dat deze werken het dorp nooit hebben verlaten. Het verbeeldt op scherpzinnige wijze de dorpbewoners en de algemene gemeenschapszin en documenteert vaak wat niet zo duidelijk zichtbaar was en wat misschien al voor altijd verloren is gegaan. Er zijn slechts enkele kunstenaarshotels die hun collecties nog steeds in situ bewaren. De collectie van Jan Hamdorff is verdwenen samen met het hotel. De fantastische collectie van Hotel Brøndum werd nagelaten aan de staat en vormt nu de basis van het Skagen’s Museum. De oudste werken in de beroemde eetkamer, werden snel formeel herplaatst in symmetrische houten panelen ontworpen door architect Theodore Bindesbøl. Ongeveer hetzelfde gebeurde in Pont-Aven, in het even beroemde Hotel Julia, voorheen het Hotel des Voyageurs. De collectie van Spaander is op een meer natuurlijke manier gerangschikt, een beetje willekeurig misschien, maar wel meer authentiek. Veel van de originele posities zijn bekend, omdat men zich in het verleden de moeite heeft getroost om hun plaats numeriek op de muren vast te leggen, om op die manier te kunnen zien waar welk werk hing in de Oude Herberg. Deze collectie werken varieert in grootte en vorm, hoewel er waarde ligt in zelfs de meest eenvoudige schets. Alle beeldtaal onderwerpen van Volendam zijn aanwezig in deze kunstcollectie, en tonen bezoekers alle schilderkundige mogelijkheden van de locatie: de dijk, steegjes en grachten, de haven, schepen en vissersactiviteiten, de dichtbijeengepakte huizen; de kermis en traditionele gewoontes, maar vooral de fascinerende Volendamse klederdracht. Portretten en figuurcomposities domineren de hotelwanden. De vele schilderijen dienen ook om bezoekende kunstenaar te laten zien hoe geweldig deze eenvoudige plek is. (zie pagina 11,12,14, 16 en 17) 131
Two more cartoons, one by Konody and the other by the American Leo Cheney, in 1907, show that the main, group, sporting activity in Hotel Spaander was the newly fashiobale game of billiards. Jan Hamdorff installed a billiard table in his artists’hotel in Laren and there was also one in the Hotel de Zwaan in Katwijk, both popular with artists. In Volendam, there appears to be only one other reference to an outdoor sport, shooting wild fowl, seen in a humorous watercolour by Piet van den Hem in February 1918, of himself and Wilm Wouters. It was common for painters to feel strong sympathies for the village poor, especially the children. There are often records of them organising entertainments or parties. Wally Moes, Jan Veth and others organised such parties in the village school at Laren. In Katwijk, artists raised money for an orphanage and helped organise a huge exhibition for the fishing community, in which Leendert also contributed. One such event is of particular interest in Volendam which involved Hanicotte on the first of his many visits. He not only organised a party for the children, he gave them presents, dressed up as Sinterklaas in 1899. The custume for this event was specially made in his hometown Bethune in the North of France. Sluiter and Jungman were also participants in this Christmas celebration, dressing up as the ‘wise men from the east.’ Another social feature found in village artists’ colonies happened in Volendam three times, where normally it was just the once. Art critic R.A.M. Stevenson, cousin to novelist Robert Louis, was of the opinion that ‘any writer could tell you that they found those colonies more suited for the study of the human heart than for that of trees or rocks.’ Affairs between these bachelor artists and daughters of the village innkeeper were predictable and happily the outcomes were satisfactory. Two of the most well-known precedents for this phenomenon are: in Bavaria in 1828, 132
Willy Sluiter (1873-1949), Serenade, 1913 olieverf op doek 65,5 x 80,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Willy Sluiter (1873-1949), Kermis te Volendam, 1907 olieverf op doek 61 x 40 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Het werk werd in de zomer van 1908 voor het eerst geëxposeerd in het gebouw van de “Kunstvereeniging Katwijk” te Katwijk aan Zee.
Willy Sluiter (1873-1949), Oude Volendammer ‘Kaone Piet’, 1911 pastel, 54,5 x 38,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
133
Emile Frechon (1848-1921) Drie Volendamse meisjes, circa 1904 foto, 20,7 x 26,8 cm Collectie Zuiderzeemuseum archief Wouters/Hanicotte, Enkhuizen Deze Frans-Algerijnse fotograaf uit Biskra in Algerije werd in zijn tijd de ’Millet’ onder de fotografen genoemd.
on the island of Frauenchiemsee, Maximillian Haushofer was famously caught in a storm on the lake and stayed longer than he had planned, marrying Anna Dumbser and helped found one of the earliest rural artists’ colonies; and, at Skagen, the reserved Michael Ancher finally got around to marrying Anna Brøndum, the youngest daughter of the hotel owners. She, more unusually, became a central figure in the artists’ colony and a creditable painter in her own right, at least until she became a mother. In Volendam, three of the Spaander daughters married artist lodgers, who were from three different countries: Pauline married the East Frisian Georg Hering in 1912; Trinette married the Frenchman Augustin Hanicotte in 1914; and Conny, the youngest, married the Dutchman Wilm Wouters in 1919. Naturally, with time, these couples began to hold an increasing more central and permanent place within the artists’ colony, organising ateliers, offering advice and acting as role-models. Unconventionally, there was no core founders of this artists’ colony, primarily as no artists lived permanently in Volendam or in the hotel in the first stage of its development. The genial Willy Sluiter acted as one main, central character, for he was such a frequent visitor, genial and was a close friend of the Spaanders. He was a sound painter, which helped him gain respect amongst colleagues and he had an international outlook on life and art. In practise, the firm roots of the artists’ community were filled for decades by the Spaander family itself, although none of them painted. They were the solid foundation of the artists’ colony and provided not only a satisfying warm welcome for the travel weary but a focus of all the essential services any artist could want. It was the Spaanders, unusually so, in the international context of the development of artists’ colonies, who initiated the movement and provided the invaluable continuity. First it was Leendert, who lived to be 99 years old, and Aaltje, although she died early, in 1921. He remarried several times but the place of ‘first lady’ seems to have been taken by daughter Alida. She it is who is mentioned in many dedications, in letters of thanks, in comments in the guest-book and, of course, written on the many pictures given in thanks and admiration by the hotel’s many artist-friends. The last major manifestation of Volendam’s artists’ colony is the hotel’s huge art collection and archive, given to, preserved and amassed by the Spaanders. It is not unusual for artists’ hotels to amass large collections of paintings as gifts, yet there is much more to this than meets the eye. From the proprietors point of view it is a token of thanks, given in appreciation of services rendered, yet from the artists’ colony point of view it was also the first recogniseable step in gaining new territory. It advertised the individual and the collective creative urge. Sluiter, a long time friend of the family, gave an astonishing 130 pictures, although these are mostly drawings and 134
Edward Carpenter (1844-1929) Aan de haven, 1903 foto Colectie Spaander, Volendam
Emile Frechon (1848-1921) Santé, circa 1904 foto, 20,7 x 26,8 cm Collectie Zuiderzeemuseum archief Wouters/Hanicotte, Enkhuizen
Het is mogelijk om dezelfde modellen in deze schilderijen en karikaturen te herkennen, bijvoorbeeld het meisje Hille Butter (zie pagina 134-139) en de man Pokkie (zie pagina 65). Eén ander populair model was de oude vrouw Geert Karregat, bijgenaamd de Zaligmaker, dé favoriet van kunstenaar Piet van der Hem. Hij schilderde haar vaak in haar huisje, en grappig genoeg, zit zij op de aquarel getiteld ‘L’amour est enfant de bohéme’, op zijn knieën. (zie pagina 146-150) Tussen alle olieverfschilderijen, aquarellen, prenten, tekeningen en lithografieën hebben enkele kunstenaars ook schilderingen rechtstreeks op de houten wand aangebracht. Er zijn geen ‘trompe-l’oeil’ versieringen op meubilair, althans geen die bewaard zijn gebleven, zoals degene die de jeugdige uitbundigheid typeren die in Auberge Ganne of in het Haus de Gastwirtes Haase in Willinghausen gevonden kunnen worden. Er zijn in Hotel Spaander dus wel verscheidene schilderingen op muren en houtwerk te vinden, waaronder een Volendams stel, op een wandpaneel en een ander op twee keukenluiken. Vandaag de dag maakt het oude geschilderde uithangbord nog deel uit van de collectie. Het werd geschilderd door Carl Windels en verwelkomde gasten met het taalkundig eigenaardige doch hartelijk symbolisch internationaal opschrift: ‘Artist kom binne.’ (zie pagina 12) Het was de gewoonte bij de ‘en plein air’ schilders om hun onvoltooide werken te tonen door ze uit te stallen in de herberg of eetzalen van het hotel, zodat ze vergeleken en in contrast met elkaar konden worden bekeken. De hotels waren daarom de eerste plaatsen waar hun werken werden tentoongesteld voor kritiek van professionele collega’s en nauwkeurig onderzoek door het publiek. Deze informele kritiek van bevriende professionele collega’s, ver verwijderd van de kunstacademies en officiële salons, was een essentieel onderdeel van de sociale verbondenheid, creativiteit en wederzijdse hulp eigen aan de kunstenaarskolonies. Er werden in Volendam geen echte schilderlessen gegeven, maar het samen buiten werken bracht vele voordelen en directe of indirecte hulp werd geboden aan hen die nog niet tot volledige artistieke rijpheid gekomen waren of niet zelfverzekerd waren. Commentaar betreffende belichting en compositie, of specifieke verven, verffabrikanten of leveranciers, modellen, tips betreffende kunsthandelaren en praktische informatie van allerlei aard werden bijeengebracht en makkelijker in het kunstenaarshotel besproken gezien allen hier dezelfde ervaringen deelden en allen dezelfde risico’s hadden genomen.
Onbekend fotograaf Drie mannen met links ‘t Jagertje foto Colectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 135
Emile Frechon (1848-1921), Portret van Hille Butter, circa 1904 foto, 26,8 x 20,7 cm Collectie Zuiderzeemuseum archief Wouters/Hanicotte, Enkhuizen
136
HET MAGENTA DORP LEEFT VOORT … Het is te zien aan Spaander’s enorme kunstcollectie dat Volendam al meer dan honderdvijfentwintig jaar een diverse groep kunstenaars heeft verwelkomd, want er is niet één unieke stijl, geen Volendams oeuvre. Dit is elders deels wel het geval en kan teruggevonden worden bij andere kunstenaarskolonies, bijvoorbeeld in de vroegste fase van Laren, met haar Haagse School landschappen en interieurs van boerderijen; in de vroege volkse landschappen van de Worpswede groep, en in Newlyn’s realistische figuurcomposities van vissers, of, inderdaad, in de beelden van huiselijke interieurs en schitterende strandzichten van Skagen.
Johan Gabriëlse (1881-1945), Portret van Hille Butter, 1903 pastel, 47 x 40 cm Collectie Spaander, Volendam Charles van Wijk (1875-1917), Portret van Hille Butter, 1910 marmer, 51,5 x 23,5 x 23 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen De Haagse School beeldhouwer Van Wijk trok er vaak met Willy Sluiter op uit om ‘en plein air’ te gaan werken. Sluiter schilderde en Van Wijk boetseerde het model in klei. Onbekend fotograaf, Hille Butter breiend achter Hotel Spaander, ca. 1905 Collectie Zuiderzeemuseum archief Wouters/Hanicotte, Enkhuizen
Het sfeervolle realisme van de Volendamse kunstwerken was niet zo dominant gezien de bezoekende kunstenaars de laatste nieuwe stijlen vanuit hun verschillende stedelijke kunstkringen met zich meebrachten. Bij deze kunstenaars zien we al een intensivering van de kleuren, een waziger worden van de traditionele dieptescherpte en de aanzet tot verschillende visuele vervormingen, zoals het neo-impressionisme van Paul Signac of het pointillisme van Theo van Rijsselberghe, beide al vóór 1900. In de decennia daarna lijkt kleur eerder dan vorm, de composities te overheersen, zoals in het werk van Wilm Wouters, Georg Hering, Augustin Hanicotte en Adri Bleijs. Volendam kende na 1900 een gestage toename in het aantal bezoekers als gevolg van de publiciteit rond het dorp in de nationale en internationale pers. Haar schilderachtigheid werd verkondigd in Amerikaanse geïllustreerde tijdschriften zoals het populaire ‘Scribner’s Magazine’ uit New York en Londen, die als eersten illustraties in kleur afbeeldden. De serie van Penfield over Volendam en Hotel Spaander (1902 en 1907) was in die zin zeer actueel en kleurrijk.
137
138
Onbekend fotograaf, Portret van Hille Butter prentbriefkaart Particuliere collectie Willy Sluiter (1873-1949), Portret van Hille Butter, 1915 pastel, 63,5 x 54,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 139
140
Willy Sluiter (1873-1949), Portret van Hille Butter, 1917 pastel, 46,5 x 35,5 cm Collectie Kunsthandel Mark Smit, Ommen Max Cramer (onbekend), Portret van Hille Butter, 1907 olieverf op doek, 41 x 37 cm Collectie Spaander, Volendam 141
Willy Sluiter (1873-1949), Portret van Hille Kwakman, 1909 olieverf op doek, 44 x37 cm Collectie Lieveland
142
Onbekend fotograaf, Portret Volendams meisje prentbriefkaart Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 143
Onbekend fotograaf glasnegatief Collectie Lieveland Nieuwsgierige bewoners bewonderen een ‘en plein air’ vervaardigd schilderij, terwijl de schilder, Ivar Kamke even weg is, circa 1905 144
145
cartoons. The two son-in-laws, Wouters and Hering gave over sixty paintings each, many of which were large canvases. Later, another Dutch painter-friend Adri Bleijs also gave fifty pictures, but the thirty works by ten Kate were, in fact, purchased. There may have been deals done over artists’ bills in exchange for paintings but this is unlikely to have happened with the cartoons, drawings, woodcuts, studies and watercolours. The Spaander art collection also illustrates much of the authentic character of the village because of the immediacy of their work and, of course, as this art work never left the village. It astutely details the hosts and the overall community spirit, often documenting what was not so manifest and yet what may already have been lost forever. There are only very few artists’ hotels with their original art collections still in situ. Hamdorff’s collection has gone along with his hotel. Hotel Brøndum’s wonderful collection was bequeathed to the nation and now forms the basis of a fine art museum. But, the first pictures in its famous dining-room were soon rearranged, very formally, and placed into wood-panelled symmetry, designed by architect Theodore Bindesbøl. Something like this also happened in Pont-Aven, at the equally famous Hotel Julia, previously called the Hotel des Voyageurs. Spaanders’ collection is more naturally arranged, haphazardly yet perhaps more authentic. Many of the original positions are known because they took pains in the past to record them, numerically on the walls, thus showing which picture hung where in the old parlours. This collection of pictures ranges in size and in form, yet there is merit even in the simplest sketch. All Volendam’s pictorial subjects are present in the art collection here, showing every new visitor the whole painterly potential of the location: its decorous streets, alleys and canals; the harbour, boats and fishing activities; the tightly-packed houses; the old festivals and traditional cutoms, but most of all fascinating Volendam costumes. Portraits and figure compositions dominate the hotel walls, yet the many cartoons also serve to put the visiting artist at ease because, for by now, they would have realised the enormity of the simple situation. It is often possible to recognise regular models in these paintings and caricatures, for example the girl Hille Butter and the man Pokkie. One popular sitter was the old lady nicknamed Zaligmaker, Geert Karregat, a favourite model of Piet van der Hem. He frequently painted her in her parlour and, amusingly, in one cartoon, sitting on his knees, a watercolour entitled ‘L’amour est enfant de bohéme’, just as R.A.M. Stevenson predicted. In between the various oil paintings, watercolours, prints, drawings and lithographs are a few sketchy paintings done directly onto the remaining wooden wall space. There was no trompe-l’oeil decorations on furniture, at least none that has survived, which typified the youthful exuberances found in the Auberge Ganne or in the Haus de Gastwirtes Haase in Willinghausen. However, there are several paintings on walls or woodwork, including two Volendam couples, on pair on the wall panels and another on two kitchen hatchway doors. Today, the decoration incudes the old painted inn-sign, done by Carl Windels, which welcomed guests with that linguisticaly peculiar, yet warmingly symbolic international script: ‘Artist kom binne.’ (see page 12) It was the habit amongst plein-air painters to show their works-in-progress, by placing them in the hotel parlours or dining-rooms, in order to compare and contrast these paintings. The hotels, therefore, were the first places fresh works of art were put on display, for peer-group criticism and public scrutiny. This informal criticism by friendly fellow professionals, far removed from the art academies and official salons, was an essential part of the social bonding, creativity and mutual help unique to artists’ colonies. There were not classes as such but benefits came from working together outside and assistance was given, directly or indirectly, to those who had not yet matured or who were not confident. Comments on lighting and composition, on specific paints, on paint manufacturers or suppliers, on models, hints about art dealers and practical information of all kinds, were pooled and better consumed here in the artists’ hotel because they all shared the same circumstances and had all taken the same risks.
Linker pagina Adriaan Gerard van Agtmaal (1887-1960), Wilm Wouters in zijn atelier ‘de toevlucht’. Op de ezel de pastel ‘Als het Angelus luidt’, 1923 foto, 14 x 9 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Wilm Wouters (1887-1957), Interieur met ‘de Zaligmaker’, 1920 houtskool, 70 x 57,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Rechter pagina Wilm Wouters (1887-1957), ‘Als het Angelus luidt’, 1923 pastel, 100 x 74 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 146
147
148
De gastenboeken tonen de sterke stijging van het aantal kunstenaars tot de Eerste Wereldoorlog en de afname na de Tweede Wereldoorlog. Tegen die tijd had Hotel Spaander niet langer het monopolie, in 1909 werd Hotel Van Diepen gebouwd, slechts enkele deuren verder op de hoofdstraat, en daarna werden stapsgewijs meer gastenhuizen in het dorp toegelaten. Een aantal wegen, in plaats van sporen, werden aangelegd en de spoorlijn werd verbeterd door de bouw van een stationshalte. In die zin was de toegankelijkheid beter dan ooit, hoewel dit ook het tijdperk van de dagjesmensen inluidde en toerisme, meer dan visserij, de belangrijkste vorm van inkomsten voor het dorp werd. Aan het aantal geproduceerde kunstwerken te zien, werden kunstenaars nog steeds door het traditionele dorpsleven aangetrokken en produceerden een aantal opmerkelijk frisse resultaten. Gaandeweg groeide het aantal beschikbare ateliers en werkplaatsen in Volendam tot meer dan twintig, meestal gelegen boven winkels en op zolders met zicht op de haven. Leendert Spaander investeerde bijvoorbeeld in het pand Haven 108, later Café de Beurs, aan de ander kant van de haven. Zijn schoonzoon, Georg Hering, werkte ook op een zolderkamer op Haven 16 van 1925 tot 1935, en later op Haven 100, dat na 1945 ook diende als atelier voor Willem van Nieuwenhoven. Een andere schoonzoon, Wilm Wouters, verkoos in de Toevlucht te blijven wonen, hoewel het zeer beschadigd was geraakt tijdens de grote overstroming van 1916. Augustin Hanicotte, de derde schoonzoon, en al hun vrouwen, vormden, wanneer ze aanwezig waren, de kern van de kunstenaarskolonie Volendam. Leendert’s broer Pieter beheerde de scheepswerf op Zuideinde 1, waar hij woonde, maar ook een atelier verhuurde in hetzelfde pand.
Linker pagina Maximilian Vanka (1889-1963), Portret van Geertje Karregat ‘de Zaligmaker’ in interieur, 1913 olieverf op doek, 75 x 60 cm Particuliere collectie Rechter pagina Prof. Arend W.M. Odé (1865-1955), Meisjes uit Volendam Brons, 28 x 31,5 x 14,5 cm Particulieren collectie Albert Polydor Termote (1887-1978), Portret Geertje Karregat “de Zaligmaker”, 1919 brons, 40 x 25 x 25 cm Particuliere collectie
Het en plein air schilderen bleef populair, zoals kan worden gezien in de straatzichten, landschappen en havengezichten, hoewel de vissersvloot afnam. Portretten en figuurcomposities waren het voornaamste studiowerk. De ‘alla prima’ (nat-in-nat) technieken van het ‘en plein-air’ schilderen maakten dat allerlei impressionistische stijlen bleven voortbestaan. De vlakindeling werd veel losser en beduidend lichter dan voorheen. De radicalen en avant-gardisten keerden terug naar hun kosmopolitische centra, hoewel kunstenaars bleven experimenteren met nieuwe materialen en methodes. De toegepaste kunsten werden bijvoorbeeld vertegenwoordigd door een aantal beeldhouwers, waaronder Charles van Wijk, Tjipke Visser en Albert Termote, die in steen, gips, marmer, hout en brons werkten. Ondanks veranderingen in de mode en de politiek heeft het dorp niets van zijn aantrekkelijkheid verloren en zien we nog steeds kunstenaars in en plein air schilderen. Ze schetsen en maken foto’s, en gebruiken nu eerder acrylverf dan gouache, maar de creativiteit blijft. Hotel Spaander is bij lange na niet meer de enige verblijfplaats in het dorp, hoewel haar kunstcollectie een praktische getuigenis blijft van het nalatenschap van deze kunstenaarskolonie. 149
Willy Sluiter (1873-1949), ‘In gedachte’ (de Zaligmaker), 1914 olieverf op doek, 66 x 50 cm Collectie Lieveland
150
Wilm Wouters (1887-1957), Portret van Geertje Karregat, ‘de Zaligmaker’, in de kerkbank olieverf op doek, 108 x 87 cm Collectie Lieveland
151
THE MAGENTA VILLAGE’ CONTINUES … One can see from Spaander’s huge art collection that over the century Volendam welcomed a diverse set of artists, for there is no one unifying style, no Volendam oeuvre. Elsewhere, it can be found in other artists’ colonies, for example, in the earliest stage at Laren, with its Hague School landscapes and farm interiors; in the earthy volkish landscapes of the Worpswede group; and in Newlyn’s realistic figure compositions of fishermen; or, indeed, in the images of domestic interiors and dazzling beach scenes of Skagen. The atmospheric realism seen in Volendam’s artwork was not so dominant for visiting painters brought with them all the latest styles from their various city art circles. These artists already show a heightening of colour, a blurring of the traditional focus and the beginnings of various visual distortions, such as Signac’s neo-impressionism or van Rijsselberghe’s pointillism, all before 1900. Generally speaking, colour rather than form seem to take over the canvases in the next decades, seen in works by Wouters, Hering, Hanicotte and Bleijs. Volendam witnessed a steady increase in the number of visitors after 1900 as a result of all the different kinds of publicity it had received in the national and international press. Its painterliness was promoted in American illustrated periodicals such as the up and coming Scribner’s Magazine of New York and London, the first to use colour. Penfield’s series on Volendam and Hotel Spaander (1902-07) was thus timely and chromatic. Guesybooks show the sharp increase in artists number until the First World War and a decline after the Second WW. By then Hotel Spaander no longer held the monopoly, first with the Hotel Van Diepen, which was built just 152
Piet van der Hem (1885-1961), Portret van Geertje Karregat ‘de Zaligmaker’, in haar huisje, circa 1918 olieverf op doek, 115 x 95,5 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Piet van der Hem (1885-1961), ‘L’amour est enfant de Bohéme voor juffrouw Alida’, Zelfportret met ‘de Zaligmaker’ op schoot, circa 1918 aquarel, 34 x 26 cm Collectie Spaander, Volendam Onbekend fotograaf, Links Freek Schokker (zie schilderij) foto Collectie Lieveland
Willy Sluiter (1873-1949), Portret van Freek Schokker olieverf op doek, 50 x 40 cm Collectie Spaander, Volendam
153
a few doors down the main street and then gradually other guesthouses were allowed by the village. A number of roads, rather than tracks, were constructed and the tramway was upgraded a little by the building of a station terminus. Thus, access had never been better, although it was the start of the day-tripper syndrome and tourism took over from fishing as the town’s main income. Judging from the quantity of artwork produced, artists continued to be attracted to the traditional village life, yet produced some remarkable fresh results. In the early decades of the artists’ colony Leendert Spaander, who lived on to be 99 years of age, offered many ateliers in and around his hotel. Gradually, the total number of ateliers and studios available in Volendam was in excess of twenty, mostly above shops and in lofts overlooking the harbour. For example, Leendert Spaander invested in another property at Haven nr.108, later the Café de Boeurs, on the opposite side of the harbour from his hotel. His son-in-law, Georg Hering, also worked in a loft at Haven nr 16, 1925-35, and later at Haven nr.100, which after 1945 was also used as an atelier by Wilm van Nieuwenhoven. Another son-in-law, Wilm Wouters prefered to live on in de Toevlucht, even though it was badly damaged in the big flood of 1916. Augustin Hanicotte, the third son-in-law, and all their wives, when resident, formed the centre of the artists’ colony. Leendert’s brother Pieter ran the shipyard, werf, at Zuideinde nr. 1, where they lived , but also rented out a studio in that group of buildings next to harbour. Pleinairism continued to be popular, seen in street scenes, landscapes and vioews of the harbour, although the fishing fleet declined. Studio work concentrated on portraits and figure compositions. The alla prima techniques of plein-air painting ensured that kinds of impressionism contin154
John Rettig (1855-1932), ‘A windy day in Holland’ de was van Hotel Spaander, 1913 olieverf op doek, 51 x 61,5 cm Particuliere collectie Maurice Sijs (1880-1972), Noordeinde vanaf Hotel Spaander tempera, 33x 38 cm Particuliere collectie Petra Tollenaar (geb.1981), Noordeinde, 2006 olieverf op doek, 30 x 40 cm Collectie Spaander, Volendam Anthonie Pieter Schotel (1890-1958), Wasdag achter Hotel Spaander, 1921 olieverf op doek, 41,5 x50,8 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Eén traditie die voortleeft, is het feit dat Hotel Spaander culturele activiteiten die kunstenaars aanzetten tot schilderen blijft organiseren. In 2006 werd ter gelegenheid van de 125ste verjaardag van Hotel Spaander en haar nauwe band met kunstenaars, het schilderfestival Volendam en plein air, georganiseerd. De veertien deelnemende kunstenaars werden door extern curator André Groeneveld en de conservator van de Spaander collectie, Jannig Kwakman, uitgenodigd. De kunstenaars verbleven vijf dagen in Hotel Spaander en betaalden hun kost en inwoning met een schilderij. Inspiratie genoeg zo bleek: de haven, het IJsselmeer, de Dijk en de steegjes van het Doolhof. Een ware uitdaging voor kunstenaars als Robin Akkerman, (zie pagina 82) Edwin Hagendoorn en Gertjan Scholte-Albers. Het is ook fijn te zien dat ze de moderne schepen die in de haven liggen, niet uit de weg zijn gegaan. In de openlucht schilderen houdt in dat het weer en daarom ook het licht belangrijker worden. Jammer genoeg is het weer minder voorspelbaar en dus werden wolkenzichten boven het IJsselmeer populair bij schilders zoals Gineke Zikken, Gerben Steenvoorde en Anne Jitske Salveda, die wijselijk kleine doeken gebruikten in de sterke wind. Er was een behoorlijk aantal kunstenaars dat aangetrokken werd door de gezellige interieurs van Spaanders Oude Herberg, en zodoende zetten Justine Albronda en Roos Schuring hun schildersezels op tussen de tafeltjes. (zie pagina 11) Er werd ook interessant werk naar model geschilderd, waarvan sommige in hedendaagse kledij, en andere, uiteraard, in klederdracht. Roos maakte een zelfverzekerd portret van de hoteleigenaar, Hein Schilder jr, en allen hadden plezier met het portretteren van leden van de lokale muziekgroepen BZN en The Cats.
Rudolf Possin (1861-1922), Gezicht op het Noordeinde, 1896 olieverf op doek, 44,5 x 53,5 cm Collectie Tandheelkundig Centrum Volendam
Er was zoveel sociale creativiteit en het was voor allen zo plezierig dat er besloten werd om dit Volendam en plein air programma verder te zetten. Dit initiatief is nu een jaarlijks evenement met een Artists in residence programma met buitenlandse kunstenaars zoals Sibylle Bross en André Krigar (2007) uit Duitsland (zie pagina 80-81,83); Julia Sossinka en studenten uit Düsseldorf (2008); en Kartika Affandi uit Indonesië (2009). Het interessante is nu dat vaardigheden behouden blijven, kleur nog steeds prominent aanwezig is, en dat Magenta nog steeds in hun palet en al hun kunstwerken te zien blijft.
Onbekend fotograaf, Snapshot van twee vrouwen op het Noordeinde, rond 1900 foto Collectie Lieveland Op de achtergrond tussen de vrouwen door de pesthuisjes op het Havendijkje. Onbekend fotograaf, Gezicht op het Noordeinde (zie schilderij) foto Particuliere collectie Willem Bastiaan Tholen (1860-1931), Ateliers van Hotel Spaander en ‘de Toevlucht’, voor 1916 pastel, 47,9 x 63 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 155
ued and today the tessalation is much abreviated and considerably lighter than ever before. The radicals and avant-garde returned to their cosmopolitan centres, yet artists continue to experiement with new materials and methods. The Applied Arts were represented by some fine sculptors, for example, including Charles van Wijk, Tjipke Visser and Termote, who worked with stone and with wood. Etchers and wood-block printers included Cees Bolding and Andre van der Vossen. Tourism itself also begins to feature as a subject and nowhere is this more symbolic that in children playing on a beach. One good early example of this sub-genre is by Maud Hutchinson’s Three Girls, c.1911, contrasting the traditional and the modern in one picture. Volendam does not really have a safe bathing beach, compared to Holland’s west coast, but the new themes of leisure, hobbies and sports are represented here by pictures of the marina and yatch harbour. Piet van der Hem, always quick to capture the humour of the situation, made at least one fine watercfolour of holiday-makers exhibiting all the frustrations and tensions surrounding the act of trying to take a family photograph. Despite changes in fashion and politics the attractiveness of the village continues and artists are still seen painting en plein-air. They sketch and photograph, and now use acrylic paints more than gouache, but the creativity flows on. Hotel Spaander is by no means the only accommodation available in the village, now a town, but its art collection remains as a practical guideline to the heritage of the community. One tradition that does continue is that Hotel Spaander keeps on organising cultural initiatives that encourage artists to paint. For example, to celebrate 125 years of the hotel and its close association with artists, in 2006 it started a schilderfestival. Invited artists were let loose to paint wherever they saw fit, and surprisingly they chose most of the subjects that inspired their earliest compatriots: the harbour, the sea and the streets. They proved challenging for artists such as, Robin Akkerman and Edwin Hagendoorn. It is also pleasing to see they did not shy away from all the modern technology scattered about the modern harbour, such as motorcars, scooters and radar, although they are notoriously difficult to harmonize. Painting out of doors means the weather and therefore the light become more important. Unfortunately, the weather is less predictable and so cloudscapes over the IJselmeer proved popular with these painters, including Gineke Zikken, Gerben Steenvoorde and Anne Jitske Salverda, who sensibly kept their canvas sizes small in the high winds. There was a pleasing number of artists who to a liking to the snug interiors of Spaander’s older rooms, so that Justine Albronda and Roos Schuring erected their easels amongst the tables. (see page 11) Some interesting work was also done painting models, some in modern clothes and, of course, some in folk costume. Roos confidently portrayed the hotel owner, Hein Schilder, and all had fun painting members of the local pop group The Cats. In fact, so much social creativity and fun was had by all that it was decided to extend this Volendam en plein-air programme. This initiative continues annually and has expanded to include ‘artists in residence’ from other countries such as Sibylle Bross and André Krigar (2007) (see page 80-81 and 83) from Germany; Julia Sossinka and students fron Düsseldorf (2008); and Kartika from Indonesia (2009). What is interesting now is that skills are being maintained, colour is still prominent and Magenta continues to be seen on their palettes and all in their fine art works.
156
Henry Houben (1858-1931), ‘Steelse blikken’, circa1904 olieverf op doek, 46 x 103 cm Collectie Zuiderzeemuseum Henry Houben (1858-1931), ‘Courtship in Holland’, circa 1904 olieverf op doek 56 x 78,5 cm, Particuliere collectie
Hans Herrmann (1858-1942), Vissersvrouw op de Dijk, 1890 olieverf op doek 102 x 108 cm, Collectie Lieveland De kunstenaar stond voor de deur van Hotel Spaander. Willy Sluiter (1873-1949), ‘Spes Patria’, 1914 pastel, 57 x 80 cm Particuliere collectie
157
François Hendrickx (geb.1959), Volendam – Marinapark, 2007 kleurfoto, 75 x 60 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
158
Afra Veerman (geb. 1974), Portret van Evert ‘Seek’ Veerman (kleinzoon van Hille Butter) kleurenfoto, 30 x 29,46 cm Collectie kunstenaar De kunstenaar is de achterkleindochter van Hille Butter. François Hendrickx (geb.1959), Volendam, Zwembad Slobbeland, 2007 kleurfoto 60 x 75 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen François Hendrickx (geb.1959), Volendam, Zeilmakerij, 2007 kleurfoto, 60 x 75 cm Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 159
KUNSTENAARS UIT HET GASTENBOEK VAN HOTEL SPAANDER 1887 - 2009 ARTISTS FROM SPAANDERS’ GUESTBOOK 1887 - 2009 1
Kunstschilders , fotografen en andere kunstenaars die volendam bezochten en hun handtekening in het gastenboek van hotel spaander of pension frits veldhuizen zetten, aangevuld met kunstenaars die volendam hebben bezocht en/ of een werk over volendam hebben gemaakt. Samenstelling Dick Brinkkemper, Klaas Karregat, Peter Kersloot, Ben Mol en Peter Veerman. Betekenis van de verschillende kolommen Kolom 1 1914: jaar van vermelding in het Gastenboek van Hotel Spaander of in het Gastenboek van Pension Frits Veldhuizen te Volendam 0000: staat niet in het Gastenboek van Hotel Spaander of van Pension Frits Veldhuizen Kolom 2 045: bladzijde van het Gastenboek Hotel Spaander te Volendam 045F: bladzijde van het Gastenboek Pension Frits Veldhuizen te Volendam 000: staat niet in het Gastenboek van Hotel Spaander of van Pension FritsVeldhuizen Kolom 3 F: Fotograaf K: Kunstenaar (Kunstschilder, beeldhouwer, etser) Kolom 4 A: vermelding in het boek van Annette Stott ‘Hollandgekte’; B: vermelding in ‘Benezit’, Frans Lexicon van kunstschilders; D: vermelding in de ‘Dictionary of British Artists’; I: vermelding Internet (artprice.com en artistbiography.com) L: vermelding op de Lijst Kunstschilders van het Volendams Museum; P: vermelding in ‘Pieter Scheen’, Lexicon Nederlandse kunstschilders; S: vermelding op de lijst van schilderijenbezit Hotel Spaander 1942; T: vermelding in ‘Thieme/Becker’, Duits Lexicon van kunstschilders V: vermelding in ‘Vollmer’, Duits Lexicon van kunstschilders; W: vermelding in ‘Winkler Prins’ Nederlandse Encyclopedie; X: onbekend. Kolom 5 BE: België; DL: Duitsland; GB: Groot-Brittannië; GU: Guatemala; NL: Nederland; OR Oostenrijk; VS: Verenigde Staten; ZI: Zwitserland; ZE: Zweden, enz. Kolom 6 Naam, geboorte- en sterfjaar artiest voor zover bekend en eventuele specifieke kunstrichting. Vervolgbezoek aan Hotel Spaander wordt aangegeven met (+ en jaartal)
Frans Bianchi (geb. 1951), Bedstee Kamer 1, 2009 Olieverf op doek, 30 x 40 cm Collectie kunstenaar 160
2
345 6
0000 000 K V VS Abbey, Edwin Austin. 1852-1911 1901 021 K B OR Adams, John Quincy 1874-1933 (+1903, 1909) 1898 032 K B ZE Adelborg, Ottilia 1855-1936 1902 030 K S GB Adin, Charles Waldo 1854-1930 1905 076 K B FR Adler, Jules 1865-1952 (+1914) 2009 000 K I Ind Affandi, Kartika 1934 0000 000 K I GB Aitken, James 1880-1935 1912 194 K V GB Aitken, John Ernest 1881-1957 0000 000 K P NL Akkeringa, Johan E.H. 1861-1942 2006 000 K I NL Akkerman, Robin 1952 1895 008 K B GB Albert Waterlow, Sir Ernest 1850-1919 1901 018 K B ZE Albert, Gustaf 1866-1905 1907 000 F X GB Albrecht, Emil Poole 2006 000 K I NL Albronda, Justine 1966 0000 000 K I SP Alcalá Galiano, Alvaro 1873-1936 1898 036 K B GB Aldin, Cecil (Charles Windsor) 1870-1935 1895 011 K B VS Aldrich, George E 1872-1941 1888 001 K B GB Allan, Robert Weir 1852-1942 0000 000 K P NL Allebé, August 1838-1927 0000 000 K T GB Althaus, Fritz B. 1870-1907 1931 138 K B FR Amy, Nelly-Marguerite 1874-19? 1925 049 K P NL Andel, Jan Smit van 1883-1963 1909 030 K D GB Anderson, William Henry, 1882-1955 0000 000 K I VS Andrews, Iris M. 18..-19.. 0000 000 K I GB Anson, Peter Frederick 1889-1975 1923 020 K V ZE Antonsson, Oscar 1898-1960 (+1924) 1905 074 K B FR Armbruster, Rudolphe Henry 0000 000 K P NL Arntzenius, P.F.N.J. (Floris) 1864-1925 0000 000 K P NL Arntzenius, Paul 1883-1965 0000 000 K I DL Arnz, Franz Otto 1823-? 1902 028 K B FI Aspelin, Bruno, Beeldhouwer 0000 000 K P NL Asperslagh, Alex 1901-1984 0000 000 K I IT Asté, Joseph Giuseppe d’ 1904 059 K B FR Atché, Jane 1880-19? 1902 035 K B GB Aumonier, James 1832-1911 1928 000 K V GB Austin, Robert Sargent 1895-1973 1898 029 K B FR Avelot, Henry 1873-1934 (+1904) 1900 009 K A VS Bacon, Julia 18?-1901 0000 000 K I VS Bagdatopoulos, William Spencer 1888-1965 0000 000 K I FR Bail, Joseph 1862-1921 0000 000 K B DL Baisch, Hermann 1846-1894 0000 000 K P NL Bakels, Reinier Sijbrand 1873-1956 1906 080 K B GB Baker, Blanche (+1907, 1911) 1923 007 K D GB Baker, Caroline Mathilde 1908 014 K D GB Baker, Geoffrey Allan 1881-1959 1898 032 K D GB Baker, Herbert 1862-1929 (+1899) 1914 067 K P NL Bakker, Frans 1871-1944 1917 120 K P NL Bakker, Jan 1879-1944 (+1931) 1912 175 K B FR Balande, Gaston 1880-1971 1889 000 K B GB Ball, Wilfred William 1853-1917 0000 000 K P NL Bander, Jan Cornelis 1885-1956 0000 000 K P NL Bander-Lutomirski, Leonie 1887-1982 1895 015 K B GB Bannerman, Hamlet 1852-19? 1895 015 K I GB Bannerman, John 1855-1944 1895 011 K P NL Barendrecht, Jan Willem 1880-1964 1894 007 K B FR Barillot-Bonvalet, Leonie 1844-1901 1910 104 K A VS Barone, Antonio 1889-1971 1904 061 K B GB Barratt, Reginald 1861-1917 1907 115 K D GB Barrett, Theresa 1939 000 K V HO Barta, Ernö 1878-1956 1893 006 K B DL Bartels, Hans von 1856-1913 (+1911, 1912) 1911 145 K B DL Bartels, Wera von 1886-1922 (+1912) 1906 096 K B FR Barthold, Manuel 1874-1947 1897 026 K B GB Bartlett, Charles W. 1860-1940 (+1911, 1913) 1909 048 K D AU Bateman, Henry Mayo 1887-1970 1922 000 K X NL Batern, Frank 1875 000 K T VS Bates, Dewey 1851-1899 1913 026 K T OR Bauer, Gustav 1874-1933 1912 181 K P NL Bauer, Marius A.J. 1867-1932 1907 113 K B FR Bauré, Albert 1867-1959 1902 028 K D VS Beach-Winter, Alice Mary 1877-1970 0000 000 K B FR Béat, Robert-Charles 1903-1990 1900 013 K B VS Beaux, Cecilia 1863-1942 0000 000 K I VS Beck, Raphael 1858-1947 0000 000 K P NL Beek, Bernardus Antonie, van 1875-1941 1909 045 K S GB Beer, John Axel Richard 1853-1906
0000 000 K T BE Beers, Jan van 1852-1927 1890 003 K B OR Begas-Parmentier, Luise von 1850-1920 1909 032 K D GB Begg, miss J. P. 1909 053 K V DL Behrendt, Fritz 1863-1946 1912 196 K B DL Behrens, Hermann 1865-1909 1922 205 K P NL Bekkers, C. H. (Hein) 1894-1948 1931 085F K V FR Belay, Pierre de 1890-1947 0000 000 K P NL Belder, Rienk Hendrik 1910-1986 1901 024 K B FR Bellan, Henri-Ferdinand 1870-1922 (+1910, 1913) 1900 016 K I DL Bender, Paul 1862-1956 1909 064 K B SP Benedito-Vives, Manuel 1875-1963 1900 016 K B FR Benoit-Levy, Jules 1866-1925 (+1901) 1913 204 K B OR Beran, Bruno 1888-1979 1898 032 K B FR Berard, Désiré Honoré 1845-19? 1923 006 K D GB Beresford, Frank Ernest 1881-1967 (+1924) 0000 000 K V NL Berg, Else 1877-1942 0000 000 K P NL Berg, Willem van den 1886-1970 1909 063 K B NL Bergsma, Gerard 1873-1955 1900 009 K B FR Bernard, E. 1868-1941 0000 000 K I NL Berssenbrugge, Henri 1873-1959 0000 000 K P NL Berten, Herman Hugo 1894-1959 1907 110 K B FR Berthelier, Pierre (+1909) 0000 000 K I FR Berthon, Paul Emile 1872-1909 1905 066 K B FR Berthon-Chincholle, M. 0000 000 K P NL Bes, Peter 19450000 000 F I NL Besnyö, Eva 1910-2003 0000 000 K X NL Best, Cornelis 2009 000 K I NL Bianchi, Frans 1951 1906 085 K A VS Biddle, George 1885-1973 1912 189 K B VS Bigelow, Constance 1892 004 K B GB Bigland, Percy 1856-1926 0000 000 K P NL Bing, Valentijn 1812-1895 0000 000 K I VS Bisbing, Henry Singlewood 1849-1933 0000 000 K B NL Bisschop, Christoffel 1828-1904 1908 006 K D GB Blackburn, miss Winifred 1882-19? 0000 000 K I GB Blacklock, William Kay 1872-1924 1894 007 K A VS Blake, Anne Dehon (+1900) 1900 016 K D GB Blake, Stacey (+1912) 1905 074 K S OR Blau-Lang, Tina 1845-1937 1917 110 K P NL Bleijs, Adri 1877-1964 (+1926) 0000 000 K P NL Bleijs, Jan 1868-1952 (broer van Adri ) 0000 000 K X NL Bleijs, Tonny 1923-1990 0000 000 K P NL Bleijs, Willy 1909-1978 1918 138 K P NL Bloem, Hendrik van 1874-1960 1909 000 K V BE Blomme, Alphonse. 1891-1979 0000 000 K P NL Blommers, Bernardus 1845-1914 0000 000 K I VS Blum, Robert Frederick 1857-1903 1900 010 K L VS Blumenschein, Ernest L. 1874-1960 0000 000 K X X Boccar, Hore 1931 086F K T IT Boccini, Manuel 1890-19? 1899 001 K P NL Bock, Theophile E.A. de 1851-1904 1895 011 K P NL Boellaard, Corry G. (Rink-Boellaard) 1869-1934 0000 000 K P NL Boer, G.J.J. 1874-1935 0000 000 K X NL Boer, Tjomme de 1900-1998 1907 110 K T VS Boggs, Frank Meyers 1855-1926 0000 000 K P NL Bolding, Cornelis 1897-1979 1906 085 K D GB Bomford, Lorna (+ 1909, 1910) geb.1876? 0000 000 K I GB Bone, David Muirhead 1876-1953 1907 119 K P NL Bongers, Berend Adriaan 1866-1949 (+1920) 1901 021 K B ZI Bonnard, Julia 1860-1927 1896 022 K B DL Bonte, Paula 1840-1902 0000 000 K P NL Bosch Reitz, S.C. 1860-1938 1936 234F K P NL Bosma, Wim 1902-1985 0000 000 K P NL Bottema, Tjeerd 1884-1940 1911 109 K B FR Bouchor, Joseph Felix 1853-1937 0000 000 K T GB Boughton, George 1833-1905 1910 106 K B FR Bourgonnier, Berthe Claude 1858-1922 1910 106 K B FR Bourgonnier, Charles Claude 1860-1921 1901 021 K I FR Bouvier, Berthe 1868-1936 1906 095 K D GB Bowen, Lota 18?-1934 1909 036 K B GB Bowen, Owen 1873-1967 1903 041 K B GB Bowman, Margaret H. 1909 059 K B GB Boyd, Elisabeth-Frances ?-1935 0000 000 K S NL Braak, Frederik Donard ter 1894 007 K I VS Bradley, Margaret 0000 000 K P NL Brandt, Willem Johan 1889-1953
0000 000 K I FR Brayer, Yves 1907-1990 0000 000 K I VS Bredin, Christine 18..-19.. 1895 013 K T NL Breitenstein, Carl-August 1864-1921 (+1898) 0000 000 F I NL Breukel, Koos 1962 0000 000 K V NL Briedé, Johan 1885-1977 1899 001 K B NL Briët, Arthur 1867-1939 (+1918) 1896 021 K B GB Brinton, Edith D. 1906 085 K B GB Briscoe, Arthur John Trevor 1873-1943 1923 006 K B GB Brock, Edward 1870-1938 0000 000 K I GB Brock, Henry Matthew 1875-1960 1897 026 K B GB Brockbank, Albert Ernest 1862-1958 (+1902, 1904) 0000 000 K I GB Brockhurst, Gerald Leslie 1890-1978 1895 011 K B GB Brodie, Alexander Kenneth 0000 000 K P NL Bron, Louis J.L.H.1884-1959 1895 014 K I VS Brooks, Mary Mason 1860-1915 2007 000 K I DL Bross, Sibylle 1959 1926 069 K B GB Brown, William Marshall 1863-1936 1937 197 K D GB Brown, William Todd 1875-1952 0000 000 K B GB Browne, Gordon Frederick 1859-1932 1898 036 K B GB Browne, Tom 1872-1910 (+1900) 1907 113 K T FR Brugairolles, Victor 1869-1936 1903 040 K B FR Brugière, Fernand 1879-1945 0000 000 K P NL Bruin, Cornelis de 1870-1940 0000 000 K I NL Bruin, Franciscus de 1879-1944 0000 000 K P NL Bruin, Hendrik-Willem de 0000 000 K I FR Bryan,Camille 1907-1977 1893 006 K B VS Bryant, Wallace 1870-1953 1899 005 K D GB Bryce, Alexander Joshua ca. 1868-? 1900 015 K B DL Buchmann, Helene 1843-19? 1912 190 K X DL Budach, Martha 1864-? 1889 002 K I FR Buell, Alice 1921 201 K P NL Bueno de Mesquita, David Abraham 18891962 (+1923, 1924) 1915 088 K P NL Bueno de Mesquita, Henri Jacques 1887-1962 0000 000 K X NL Buffa, Francois 1924 034 K V DL Bullinger, Hans 1896-19?, Etser 0000 000 K P NL Burger-Willing, prof. Willi Hans 1882-1969 0000 000 K P NL Burgers, Hein 1834-1899 1914 067 K B DL Burmann, Fritz 1892-1945 0000 000 K B GB Burne-Jones, Sir Edward Coley 1833-1898 1911 122 K B VS Burnside, Cameron 1887-1952 1903 050 K V VS Burr, George Brainerd 1876-1939 1931 130 K D GB Burton, Irene 1910 076 K A VS Butler, Elisabeth 1842-1920 1910 076 K A VS Butler, Mary 1865-1946 0000 000 K I BE Buyle,Robert 1895-1976 1896 021 K B VS Callender, F. Arthur 18?-1917 1892 000 K T GB Cameron, David Young 1865-1945 1910 102 K D GB Cammack, Robert A. 1901 033 K B FR Camoreyt, Jacques 1871-19? (+1902) 1903 042 K B GB Campbell, John Hodgson 1855-1927 1930 056 F K V FR Canet, Marcel 1875-1958 1908 008 K B FR Capgras, Georges 1866-1947 0000 000 K P NL Canter Cremer-van de Does, Eline Francoise 1896-1996 1912 182 F I GB Carlyle, Thomas 1902 028 F X GB Carpenter, Edward 1844-1929 (+1903) 1908 018 K S GB Carruthers, George P. (+1909) 1894 007 K B DL Carstens, Julius Victor 1849-1908 1903 048 K B GB Carter, Richard Harry 1839-1911 (+1904) 1909 041 K B FR Carteron, Eugene 1848-1928 0000 000 K P NL Caspari, J.W. 1779-1822 1896 021 K B BE Cassiers, Henri 58-1944 (+1908, 1911, 1913, 1919) 1908 010 K X GB Catterall, Frederick W. (+1909) 1912 198 K B FR Chabas, Paul 1869-1937 1901 022 K D GB Chamberlain, D. 1910 080 K B VS Chamberlain, Emily Hall 18?-1916 1927 028F K V RU Chapchal, Jacques 1881-19? 0000 000 K I FR Chapelain-Midy, Roger 1904-1992 1888 001 K B BE Charlet, Frantz 1862-1928 (+1897, 1902, 03, 06, 12, 13) 0000 000 K I FR Charpentier, Alexandre Louis Marie 18561909 0000 000 K I VS Chase, William Merritt 1849-1916 1906 081 K B GB Cheney, Leo 1878-1928 (+1907, 1908, 1911), Cartoonist 1912 009 K T BE Chestret, Baron Paul de 1875-1942 (+1914, 1917, 1919) 1898 032 K B FR Chigot, Eugène 1860-1927 1896 020 K D GB Christen, Rodolphe 1859-1906 1901 020 F X GB Churchill, C. 0000 000 K I FR Ciry, Michel 1919-? 1907 114 K D GB Clark, Ernest E. 1913 006 K X DM Claudi-Pederzur, Benny 0000 000 K T GB Clausen, George 1852-1944
1911 142 K A VS Cleophane, Lewis P. 1887 001 K L DL Cleve, Rudolf 1854-1934 1908 036 K D GB Close, Leeds 0000 000 K I GB Clowes, Charles 1912 162 K D GB Coates, Fred 1913 016 K D GB Cochrane, R.G. 0000 000 K P NL Cock, Aart Johannes 1905-1981 0000 000 K I GB Cohen, Minnie Agnes 1864-1905 0000 000 K P NL Collette, Joan 1889-1958 1901 019 K D GB Colley, Andrew 1859-1910 1914 072 K D GB Collingridge, Ruth 0000 000 K W NL Colnot, Arnaut 1887-1983 1900 001 K P NL Comte, Adolf le 1850-1921 (+1905) 1905 070 K I VS Conant, Lucy Scarborough 1867-1921 1906 086 K B VS Congdon, Adairene Vose 1865-? 1906 086 K B VS Congdon, Thomas Rafael 1859-1917 1905 076 K D GB Cook-Barnett, Alice May 1876-1960 1901 001 K P NL Cool, Thomas 1851-1904 1906 087 K B GB Coop, Hubert 1872-1953 1895 011 K B VS Cooper, Colin Campbell 1856-1937 (+1898) 1898 032 K B VS Cooper, Emma Lampert 1860-1920 0000 000 K P NL Corvers, Harry A. M. 1913-19? 1914 056 K B FR Cossard, Adolphe 1880-1952 1893 006 K B GB Couldery, Thomas W. 1883-19? 1900 011 K A VS Couse, Eanger Irving 1866-1936 1897 029 K B GB Coventry, Robert MacGown 1855-1914 1908 012 K D GB Cox Palethorpe, Mary 1914 045 K D GB Coxhead, Olive Lydia, Houtsnijder 1912 185 K B GB Craig, James Humbert 1878-1944 1908 001 K S DL Cramer, Max 1882 0000 000 K P NL Cramer, Rie 1887-1977, Illustrator kinderboeken 1887 001 K B DL Cranach, Wilhelm Lucas von 1861-1918 1894 007 K B VS Crane, Frank 1856-1917 0000 000 K I VS Crane, Frederick E. 1847-1915 1902 035 K B GB Crane, Lancelot 1890 003 K B VS Crapo-Smith, Letta 1862-1921 (+1893) 1897 026 K B GB Crawford, Susan Fletcher 1863-1919 1930 121 K P NL Croin, Jos 1894-1949 0000 000 K X NZ Crombie, George Pye 1882-1917 1901 018 K B CA Cullen, Maurice 1866-1934 0000 000 K I GB Cuneo, Terence Tenison 1907-1996 0000 000 K I VS Cunningham, Fern Francis 1889-1975 0000 000 K I ZI Cunz, Martha 1876-1961 1910 097 K D GB Curtis, Gertrude M. 1903 043 K I VS Curtis, Ida Maynard 1860-1959 0000 000 K V VS Custis, Eleanor Parke (1897-1983) 0000 000 K I PO Czajkowski, Stanislas 1878-1954 0000 000 K T GB Dalziel, gebroeders 0000 000 K X NL Dam, van 0000 000 K I VS Dana, Charles Grafton 1843-1926 1912 196 K B FR Danthon, Gustave 1858-19? 1907 115 K B FR Darrieux, Charles René 1879-1958 1925 051 K D GB Davies, E. Dorothy 1909 035 K D GB Davies, Gerald Stanley (+1912, 1913) 1899 035 K B GB Dawbarn, Joseph Ylverton 1856-1943 (+1901) 1903 050 K T GB Dawson, Charles E. (+1905, 1906, 1907) 1908 010 K D GB Dean, Christopher 1895 011 K I GB Dean, Stanmore R.Leslie 1866-1944 1903 050 K A VS Debereiner, George 1860-1939 1916 101 K B BE Degouve de Nuncques, Juliette 1916 101 K B BE Degouve de Nuncques, William 1867-1935 0000 000 K I BE Degreef, Amédée 1878-1969 0000 000 K P NL Dekker, Hendricus Adrianus 1897-1974 1917 120 K P NL Dekker, Wijnanda Johanna 1869-1921 (+1918) 1889 002 K I BE Delgouffre, Fernand 1848-1900 1931 139 K B FR De Maria, Pierre 1896-1984 1901 001 K P NL Derkinderen, Anton J. 1859-1935 1912 188 K D GB Derrick, Thomas 1885-1954, Illustrator en graveur 1907 101 K B BE De Smet, Gustave 1877-1943 1907 101 K B BE De Smet, Leon 1881-1966 0000 000 K P NL Deventer, John van 1903-1952 0000 000 K P NL Deventer, Willem Antonie van 1824-1893 1893 006 K B VS Dewing-Woodward, Miss 1856-1950 1910 101 K L GB Dick, Stewart 1874-1926 (+1911, 1912, 1914) 1896 021 K D GB Dickinson, Annie Josephine 1863-19? 0000 000 K I DL Dickmeis, Gerhard 1918-1978 1897 000 F X VS Dickson, William Kennedy 1860-1939, 1910 101 K L GB Dick-Swan, Dorothy (+1911, 1912, 1914), Beeldhouwer 0000 000 K X FR Didot, Firmin M. 0000 000 K P NL Diemont, A.M.J. 1866-1937 1898 035 K B BE Dierckx, Pierre Jacques 1855-1947 1916 093 K P NL Dievenbach, Hendricus A. 1872-1946 (+1924)
1933 132F K P NL Dijk, Willem Jans 1881-1970 0000 000 K P NL Dik, Cor 1906-1973 1896 021 K B BE Dillens, Julien 1849-1904 1912 197 K A VS Dirks, Rudolph 1877-1968 1897 029 K B GB Docharty, Alexander Brownlie 1862-1940 1901 016 K S NL Does, G. van der 1878-1922 0000 000 K I DL Dollerschell,Eduard 1887-1948 1911 108 K V NL Dom, Paulus Louis Charles (Pol) 1885-1978 0000 000 K I SP Domingo y Fallola, Roberto 1883-1956 2006 000 K I NL Donker, Gijs 1964 1914 075 K P NL Doornik, Heertje van 1880-1936 1909 061 K B VS Douglas, Lucille Sinclair 1877-1935 (+1911) 1912 154 K D GB Dowie, Sybil M. 1914 071 K D GB Down, Vera Emily 1888-19? 1904 063 K I GB Doyle, Bertha (+1905) 0000 000 K L RO Dragutescu, Eugen 1914-1993 1910 105 K V GB Drinkwater, George Carr 1880-1941 1902 000 K P NL Drupsteen, Wilhelmina Cornelia 1880-1966 0000 000 K I FR Dubois, Paul-Elie 1886-1949 0000 000 K T NL Dubourcq, Pierre Louis 1815-1873 1901 022 K I FR Dubreuil, Pierre 1872-1944 1892 004 K D GB Dunn, S.F. 1905 077 F X GB Dunning, H. (+1909) 1918 144 K P NL Dupuis, Toon 1877-1937, Beeldhouwer 0000 000 K I OR Duschanek, Emil 1871-1951 0000 000 K B FR Duvent, Charles Jules 1867-1940 0000 000 K T OR Duxa, Karl 1871-1937 1912 196 K S NL Duyn, Willem 1894 008 K B GB East, Sir Alfred 1849-1913 0000 000 K V CA Eastlake, Charles Herbert Act. 1889-1927 1901 024 K I GB Eastlake-Bell, Mary Alexandra 1864-1951 0000 000 K V HO Ebneth, Lajos von 1902-1982 0000 000 K B DL Eckmann, Otto 1865-1902 0000 000 K P NL Eden, Ernst M. 1885-1974 1899 036 K I VS Edgar, William 18?-1918 1896 019 K D GB Edmonston, Agnes 1912 166 K D GB Edwards, George Henry 1893 006 K B VS Edwards, George Wharton 1869-1950 0000 000 K P NL Eerelman, Otto 1839-1926 1906 086 K I VS Eggleston, Allegra 1860-1933 1888 001 K B DL Eichhorn, Jacob 1865-1906 1913 032 K B DL Eichhorst, Franz 1885-1948 1902 025 K D GB Elder, Ethel Harriet (+1903) 1902 026 K B BE Elle, Eduard 1859-1911 1896 020 K B GB Elwell, Frederick William 1870-1958 (+1901) 0000 000 K I GB Elwell, Mary Dawson (Bishop) 1874-1952 0000 000 K P NL Eman, Nicolaas E.F. 1886-1945 1908 017 K B DL Engel, Johanna 0000 000 K I DL Engelhardt-Kyffhäuser, Otto 1884-1965 0000 000 K B PO Epstein, Henri 1892-1944 1907 116 K B FR Eschbach, Paul 1881-1961 1897 026 K B DL Eschke, Hermann Richard 1859-1944 0000 000 K P NL Essen, Jan van 1854-1936 0000 000 K L NL Essen, Teun van 1877-1940 1899 005 K D GB Etheridge, Florence 1906 099 K D GB Evans, Rufus E. (Schotland) 1893 006 K I GB Evershed, Annie 1909 041 K S VS Ewer, Raymond C. 18?-1914 (+1926) 0000 000 K P NL Eyck, Charles 1897-1983 0000 000 K P NL Fabricius, Johan 1899-1981 1901 023 K I DL Fabricius, Theodor 1887 000 K T ZE Fagerlin, Ferdinand 1825-1907 1899 036 K D GB Falcon, Irene 1904 000 K P NL Falise, August 1875-1936 , Beeldhouwer 1895 011 K I VS Fangel, Henry Guy 1903 047 K B BE Farasyn, Edgard 1858-1938 (+1913, 1914, 1919) 1900 011 K X VS Farrar, Sydney D. 1903 040 K B VS Fauley, Albert C. 1858-1919 1906 088 K T GB Fedden, A. Romilly 1875-1939 0000 000 K T OR Feiertag, Karl 1874-1944 1915 088 K P NL Feith, Jan 1874-1944 (+1919) 1904 057 K B VS Fenderson, Mark, 1873-1944, Illustrator 1909 052 K D GB Ferguson, John 1885-1967 0000 000 K B FR Fernand-Trochain, Jean 1879-1969 1905 078 K B NL Feure, Georges de 1868-1928 0000 000 K I GB Fidler, Harry 1856-1935 0000 000 K B GB Finn, Herbert John 1860- 1942 1905 070 K I VS Finn, James Wall 1866-1913 0000 000 K B GB Finnemore, Joseph 1860-1939 1902 026 K B DL Firle, Walter 1859-1929 1924 026F K V DL Fisch, Klaus 1893-19? 1911 116 K D GB Fisher, Arthur E. 1904 059 K B BE Flasschoen, Gustave 1868-1940 (+1929, 1930) 1915 000 K T DL Fleck, Max 1870-19?
161
1911 135 K B FR Fleury, Fanny Laurent 1848-19? 1919 157 K P NL Flier, Jan 1878-1958 0000 000 I I GB Flint, Sir William Russell 1880-1969 1907 101 K D GB Floyd, F.H. 1871-1917 (+1910) 1899 003 K A VS Foote, Mary 1872-1968 1895 011 K B GB Forbes, Alexander Stanhope 1857-1947 1895 011 K B GB Forbes-Armstrong, Elisabeth 1859-1912 (+1906) 1908 021 K D GB Forbes, Ernest 1877-1962 0000 000 K P HO Forrai, Zoltan 1901- 1996 0000 000 K I X Forster, Anton 1927 079 K D GB Forster, Edward 1911 129 K B FR Fournier, Edamond 1903 050 K B GB Fox, Charles James 1822-1904 0000 000 K B FR Fraipont, Georges 1873-1912 0000 000 K V FR Francois, Georges 1880-1968 0000 000 K I GB Frank, Ellen 1889-1912 1906 089 K X DL Frank, Gertrud 0000 000 K T BE Frank, Lucien 1857-1920 0000 000 K B GB Fraser, Alexander 1828-1899 1904 053 K D GB Fraser, Dorothy, Scotland 0000 000 F I FR Frechon, Emile 1848-1921 1899 007 K B GB Friedenson, Arthur A. 1872-1955 1911 145 K V DL Friedländer, Selma 1869-19? 0000 000 K X BE Friese Beverloo, M. 0000 000 K I DL Frölich, Emil 1862-1950 0000 000 K I NZ Frood, Hester 1882-1971 1911 111 K D GB Fuller, Annice 0000 000 K T GB Fuller, Edmund G. 1908 015 K T DL Gabler, Ernst 1872-19? 1903 000 K P NL Gabriëlse, Johan 1881-1945 1928 097 K V ZE Gahn, Märtha 1891-19? 1900 013 K B SP Galiani, Alvaro Alcala Y. Vidosola 1873-1936 (+1901) 0000 000 K I VS Gallagher, Jack 1917 120 K P NL Gallas, Corry 1885-1967 1906 084 K V GB Galloway, William Albert Dennis 1878-1957 (+1908, 1926) 1909 035 K D GB Garner, A. 1910 103 K D GB Garner, Edith Mary 1881-19? 1914 056 K B FR Garreau, Georges 1885-19? 0000 000 K P NL Garjeanne, Johannes Josephus 1860-1930 1903 039 K B GB Garside, Oswald 1879-1942 1913 008 K D GB Gascoigne, Charles 1928 097 K V ZE Gate, Simon 1883-1945, Glaskunstenaar 1913 199 K D GB Gatehouse, Rosalind 1900 000 K X BE Gaycanne, J. 1927 078 K V DL Gdanietz, Wilhelm 1883-1962 (+1932) 0000 000 K I DL Gebhardt, Eduard (Karl-Franz) von 1838-1925 1930 122 K S CA Gebhardt, C. Keith 1899-1978 1932 148 K T DL Geigenberger, Otto 1881-1946 1923 012 K Q NL Gelder, J.J. 1851-1925, Beeldhouwer 0000 000 K I DL Gelder, Lucia Mathilde von 1865-1899 1900 010 K B VS Gendrot, Felix Albert 1866-19? 1909 062 K B GB George, Helen Margaret 1883-1982 0000 000 K P NL Geraedts, P.C.W. 0000 000 K P NL Gerstenhauer, Johan Georg 1858-1931 1909 062 K P NL Gestel, Dimmen 1862-1945 0000 000 K P NL Gestel, Leo 1881-1941 1900 011 K B BE Geudens, Albert 1869-1949 1907 115 K I GB Gibbs, Herbert Edward 1872-19? 0000 000 K T GB Gibbs, Percy William 1860?-1937 1925 044 K D GB Gibson, James Brown 1880-1961 1903 039 K B GB Gibson, William Alfred 1866-1931 (+1904, 1909, 1912) 0000 000 K P NL Giesen, H. Johan Theodorus 1900-1983 1898 032 K B FR Gignoux, Robert 1872-1906 1910 105 K D GB Gilbert, Albert Thomas Jarvis 18?-1927 1903 047 K I VS Gilchrist, William Wallace 1879-1926 1910 091 K D GB Giles, Godfrey 1857-1923 0000 000 K I GB Glasbey, Edwin Harold 0000 000 K I GB Glass, John Hamilton 1820-1885 1902 028 K D GB Glazier, Louise M. 1903 039 K B GB Goble, Warwick 1862-1943 0000 000 K P NL Godefroy, Jan 1882-1958 1904 060 K X GB Godfrey, Herbert 1901 017 K B DL Goldschmidt, Susanna 1872-19? 1893 005 K I VS Goodchild, George 1902 028 K D GB Goodman, J.C. 1897 030 K I VS Goodwin, Caroline Love 1875-1943 0000 000 K I DL Goossens, Laurens 1898-1979 1906 088 K B GB Gore, William Crampton 1871-1946 0000 000 K I GB Gore, William Henry 18?-1916 1914 055 K D GB Gosling, M.A. 1896 024 K B VS Gottwald, Frederick Clark 1860-1941 (+1903) 1899 005 K D GB Gough, Thomas
162
0000 000 K T GB Gould, Alex Carruthers 1870-1948 1907 115 K B FR Gourdault, Pierre 1880-1915 0000 000 K P NL Graadt van Roggen, Johannes 1867-1959 1908 020 K B VS Grafton, Robert W. 1876-1936 0000 000 K T VS Graham, William 1841-1910 0000 000 K I FR Grandgérard, Lucien-Henri 1880-1970 1908 018 K B FR Granger, Genevieve 1877-1967 0000 000 K B VS Graves, Abbott Fuller 1859-1936 1923 003 K D GB Gray, Joseph 1890-1962 1926 062 K D GB Greaves, Constance 1882-1966 1899 003 K A VS Green, Frank Russell 1859-1940 0000 000 K P NL Greeven, H. 1787-1854 1904 061 K L GB Gregory, Charles 1849-1920 0000 000 K I GB Greig, James 1861-1941 1903 041 K D GB Greig, John Russell 1870-1962 (+ 1906, 1925) 0000 000 K P NL Greive, Johan Conrad 1837-1891 1901 019 K B DL Grethe, Carlos 1864-1913 0000 000 K I GB Grey, Jane Willis 1907 114 K D GB Griffin, Elle 1903 049 K I VS Griffin, F.W. (+1908, 1909) 1900 015 K B NO Grimelund, Johannes Martin 1842-1917 2006 000 K I NL Groenendijk, Piet 1952 0000 000 K P NL Groeneveld, Tamine 1871-1938 0000 000 K P NL Groenewegen, Gerrit 1754-1826 1918 142 K P NL Grondhout, Willem A. 1878-1934 (+1932) 1932 117F K P NL Grondhout-Heshusius, Martha 1881-1971 0000 000 K P NL Grondijs, Leendert 1857-1944 1917 114 K P NL Groot, Gerard de 1878-1947 0000 000 K I NL Grootens, A.J. (1864-1975) 1908 023 K B VS Gruppe, Charles-Paul 1860-1940 (+1914) 1901 021 K B FR Guay, Julien Gabriel 1848-19? 1892 004 K B DL Gudden, Rudolf 1863-1935 (Inwonend in 1894) 1899 007 K T FR Guinier, Henri Jules 1867-1927 1898 033 K X GB Guthrie, Anstey 1856-1934 1903 045 K B GB Guthrie, James (Sir) 1859-1930 1908 008 K A VS Gutmann, Bernard 1869-1936 0000 000 K I ZI Guyot, Laure Cécile 1875-1958 0000 000 K X NL Haan, A. de 000 000 K P NL Haanen, Elisabeth 1809-1845 1939 021 K P NL Haar, Dolf van der 1899-1975 1916 093 K P NL Haar, Herman van de 1867-1938 0000 000 K P NL Haas, Willem Frederik 1878-1960 0000 000 K I DL Hacker, Adolf 1873-1943 0000 000 K I GB Haden, Francis Seymour 1818-1910 1898 032 K S FR Haenen, Frédéric de 1853-1928(+1901) 0000 000 K I DL Haerendel, Harry 1896-1991 1898 036 K B GB Hagarty, Mary S. 1882-1938 (+1903) 0000 000 K V DL Hage, Matthijs 1882-1961 2006 000 K I NL Hagendoorn, Edwin 1968 1914 072 K D GB Haines, Sybil 0000 000 K T GB Haité, George Charles 1855-1924 1928 097 K V ZE Hald, Edward 1883-1980, Glaskunstenaar 0000 000 K I GB Hall, Frederick 1860-1948 1928 097 K P NL Hall, Frits van 1899-1945, Beeldhouwer 1903 038 K I GB Hall, Jessie 18?-1915 1905 068 K B ZE Hallström, Gunnar 1875-1943 1904 000 K L DL Hammel, Otto (Hamel) 1866-1950 1904 058 K D CA Hammond, John 1843-1939 0000 000 K P NL Hanau, H.J.P. 1830-1900 1911 129 K D GB Hancock, Elizabeth.A. 1899 001 K B FR Hanicotte, Augustin 1870-1957 1898 036 K B GB Hankey, William Lee 1869-1952 1925 048 K V DL Hannemann, Hubert 1888-1955 0000 000 K I DL Hannemann, Walter 1868-19? 1913 031 K X OR Hansa, Paul 1892 004 K B DL Happ, Jacob 1861-1936 1911 000 K T GB Hardie, Martin 1875-1952, Etser 1909 037 K S GB Hardwick, H. Lancaster (+1910, 1911, 1912, 1913) 1910 094 K T VS Hardwick, Melbourne 1857-1916 1906 098 K B GB Harrison, Bernard 1923 007 K X JA Hasegawa, Luc 0000 000 K L ZI Hasler, R. 0000 000 K L FR Haslin, Marcel 1909 041 K D GB Hassall, Hillary Clements 1908 014 K B DL Hauptmann, Ivo 1886-1973 1902 028 K I FI Hausen, Werner von 1870-1951 0000 000 K V FR Havard, Henry 1838-1921 1911 148 K B BE Haveloose, Marnix 1882-1975 0000 000 K I DL Haver, Carl 18?-19? 0000 000 K P NL Haverman, Hendrik 1857-1928 1899 003 K A VS Hawley, Margaret H. 1906 079 K B OR Hayek, Hans von 1869-1940 1902 029 K I VS Hayes, Sarah M. 1913 010 K D GB Heath, William A.H. 1902 033 K D GB Hebbert, mrs. J.C. (+1903)
0000 000 K I FR Hecke, Arthur van 1872-1906 1904 061 K S GB Hector, W. Cunningham 0000 000 K P NL Heemskerk van Beest, Jacob van 1828-1894 1925 049 K P NL Heesters, Jan 1893-1982 0000 000 K I DL Heff, Carl 1866-1904 1894 008 K B DL Hegeler, Heinrich 1861-19? 1913 038 K B DL Heichert, Otto 1868-1946 1889 002 K B DL Heimes, Heinrich 1855-1933 1924 029 K I DL Heinrichs, Heinrich 1866-19? 0000 000 K I BE Heins, Armand 1856-1938 1910 093 K T HO Heller Ôdôn (Edmond) 1880?-1921 1917 121 K P NL Hem, Pieter van de 1885-1961 (+1918 en inwonend in 1919) 0000 000 K P NL Hemelman, Albert 1883-1951 1934 174 K X ZE Hemmann, R. 1909 036 K D GB Hemsley, Hugh S. 0000 000 K I GB Henderson, Mathew 0000 000 K P NL Henkes, Gerke 1844-1927 1899 005 K B OR Hennebreg, Hugo 1854-1918 1895 009 K B FR Hennequin, M. 1907 109 K B VS Henri, Robert 1865-1929 1910 094 K D GB Henriques, Ethel Quixano 1868-1936 0000 000 K I DL Henschel, Gallus Emil 1865-1934 1902 036 K X DL Henschel-Steglitz, E. 1865-19? 0000 000 K I NL Henstra,Sytze 1894-1991 1908 016 K D GB Herbert Burrows, Walter T. 1863-1922 0000 000 K I VS Herda, Franz 1887-? 0000 000 K I NL Herder, Dirk de 1914-2003 1893 007 K B BE Herdman, Robert Duddingstone 1863-1922 1903 049 K V VS Hergesheimer, Ella Sophonisba. 1873-1943 1910 085 K L DL Hering, Georg 1884-1936 (+1911, 1919) 0000 000 K I BE Hermans, Paul 1898-1972 1896 022 K B BE Hermanus, Paul 1859-1911 0000 000 K L HO Hernady, Ferenc Laszlo 1901-1956 1907 115 K I VS Herrick, Margareth Cox 1865-1950 1889 002 K B DL Herrmann, Hans 1858-1942 (+1907) 1904 057 K B OR Herschel, Otto 1871-1937 (+1909, 1926)) 0000 000 K X NL Herwig, Reinhardt Herman 1878-1959 1923 005 K P NL Hessen, David van 1881-1943 0000 000 K P NL Heusden, Johan H.M. van 1904-1965 0000 000 K I DL Heyer,Arthur 1872-1931 1909 056 K B DL Hildebrandt, Fritz W 1878-1970 0000 000 K I VS Hitchcock, George 1850-1913 0000 000 K I GB Hitchcock-Jay, Cecil 1884-1930 1887 001 K B DL Höcker, Paul 1854-1910 (+1901) 1905 069 K D GB Hodgkinson, G.A. 0000 000 K I DL Hoecker, Paul 1854-1910 1935 000 K X NL Hoengraan, Jan 1897 026 K B DL Hoff, Karl Heinrich (de jongere) 1866-1904 0000 000 K I NL Hofs,G.T. 1874-1952 1908 003 K A VS Holland, Francis Raymond (+1909) 1904 061 K I VS Holman, Abigail 1876-19? 0000 000 K I GB Holmes, Kenneth 1902-1994 1901 017 K D GB Holmes, Mary Dawson 1874-1952 0000 000 K I GB Hook, James Clarke 1819-1907 1919 158 K P NL Hoorn, Diena Anna van 1891-1968 1898 033 K B GB Hopkins, Everard 1884-1928 1905 066 K D GB Hopton, Daisy C. 1893 006 K D GB Horsley, Walter Charles 1855-1921 1894 007 K B VS Horton, William Samuel 1865-1936 1910 108 K B BE Houben, Charles 1871-1931 1903 044 K B BE Houben, Henry 1858-1931 (+1905, 1919) 0000 000 K T CA Houghton, Margaret 1912 186 K D GB Houston, Robert 1891-1940 1901 001 K P NL Hove, Bart van 1850-1914 1906 088 K B GB How, Beatrice 1867-1932 (+1909, 1911) 1911 134 K B GB Howard, Francis 1874-1954 (1912) 1895 011 K I VS Howes, Edith M.W. 1900 015 K A VS Howland, Alfred C. 1838-1909 1937 301F K V FR Huard, Charles 1874-1965 1940 000 K B GB Hubbard, Eric Hesketh 1892-1957 1909 051 K A VS Hubbard, miss Mary Wilson 1871-19? 1898 033 K T BE Hucklenbroich, Henri J.H. (in Thieme : Huklenbrok) 0000 000 F I NL Huf, Paul 1924-2002 1893 006 K D GB Hughes, Mary Kathleen 1877-1918 1896 021 K B DL Huisken, Hermann 1861-1899 0000 000 K I SP Humbert Esteve, Manuel 1890-1975 0000 000 K I FR Humbert-Vignot, Léonie 1878-1960 1906 083 K I VS Hunt, Esther Anna 1875-1951 1892 004 K B GB Hunter, Colin 1841-1904 1887 001 K B GB Hunter, George Sherwood 1882-1920 1911 111 K B GB Hutchison, Maud Gemmell (+1912, 1914) 1904 054 K B GB Hutchison, Robert Gemmell 1855-1936 (+1912, 1914) 0000 000 K I DL Huth, Hilde
1926 005 K V BE Hynckes, Raoul 1893-1973 0000 000 K P NL Idserda, André 1879-1952 0000 000 K P NL Idserda, Jacques Cornelis 1918-19? 1909 030 K D GB Ince, Charles Percy 1875-1952 1925 045 K X VS Ingalls, Robert 0000 000 K X NL Isthe, D. J. 1926 061 K D GB Jackson, Honora Guy 1923 006 K D GB Jacob, Edith 0000 000 K B DL Jacob, Julius 1842-1929 1911 126 K B DL Jacob, Rudolf 1888-19? 1911 113 K D GB Jacobs, Louise Adolphe E. 1855-1929 1898 033 K B DL Jacoby, Carl 1853-1928 (+1901, 1902) 0000 000 K I VS Jacques, Bertha E. 1863-1941, Etser 1911 130 K B DL Jahn, Georg 1869-1941 1902 034 K T TS Jakesch, Alexander 1862-1934 1902 029 K T TS Jakesch, Heinrich 1867-1909 1900 015 K T BE Jamar, Armand 1870-1946 (+1905, 1910, 1914) 1913 199 K D GB Jameson, E.M. 0000 000 K I NL Jans, Jan 1893-1963 0000 000 K I OR Jellinek, Rudolf 1880-1958 1908 020 K B OR Jirasek, Alfred 1863-1931 (+1910, 1913) 1903 042 K B GB Jobling, Robert 1841-1926 1914 040 K V GB Johnson, Charles William 1912 164 K D GB Jones, Geraldine Rhys 0000 000 K I GB Jones, Sydney Robert 1881-1966 1912 192 K B FR Jong, Betty de 1881-1916 0000 000 K P NL Jongert, Jac 1883-1942 0000 000 K P NL Jongh, Martin de 1885-1942 0000 000 K L NL Jongsma, D. 0000 000 F X NL Jonker, Henk 1912-? 0000 000 K L DL Jordan, Rudolf 1810-1887 0000 000 K I ZE Josephson, Ernst 1851-1906 1930 117 K X DL Jühl, Harald 1901 023 K B FR Junes, David 1874-1938 0000 000 K I DL Jung, Carl 1852-? 1897 026 K P NL Jungmann, Nico W. 1872-1935 (+1899, 1900, ’10,’19,’27) 0000 000 K P NL Kaemmerer, Johan Hendrik 1894-1970 1897 029 K T DL Kahn, Max 1857-1937 (+1905) 1913 036 K V DL Kaiser, Hermann 1887-19? 0000 000 K P NL Kaiser, Johann Wilhelm 1813-1900 1887 001 K V DL Kalckreuth, Leopold graf von 1855-1928 1889 002 K B DL Kallmorgen, Friedrich 1856-1924 (+1907, 1913) 1905 078 K K ZE Kamke, Ivar 1882-1936 (+1906) 0000 000 K X NL Kampen, H.C.A. van 0000 000 F X NL Karels, L.J. 0000 000 K P NL Karsen, Eduard 1860-1941 2006 000 K I DL Karsten, Lilo C. 1956 0000 000 K P NL Kate, H.F.C. ten 1822-1891 1899 001 K P NL Kate, Johan Marinus Henri (Mari) ten 18311910 1898 032 K B DL Kayser, Felix 1913 003 K X DL Kaz, Dietrich 1910 100 K A VS Keith, William Castle 1863-1927 0000 000 K P NL Kelderman, Jan B. 1914-1990 1894 007 K S VS Kellogg, Lavinia Steele 1896 022 K I DL Kendell, Marie von 1838-1918 1907 113 K D GB Kendrick, Alfred 1907 113 K D GB Kendrick, Sydney 1874-1955 1928 028 K P NL Kerckhoff, Emilie M. F. van 1867-1960 0000 000 K P NL Kerling, Anna 1862-1955 1906 081 K I CA Kerr, Estelle Muriel 1879-1971 1904 054 K B GB Kerr, Henry Wright 1857-1936 (+1905) 1924 029 K B ZI Kessler, Max 1897-1981 0000 000 K I DL Keudell, Marie von (1838-1918) 1912 189 K B GB King, Cecil G. Charles 1881-1942 1937 196 K D GB King, Dorothy 1907-1990 0000 000 K I DL Kinzel, Josef 1852-1925 0000 000 K I DL Kips, Erich 1869-1945 1894 007 K B DL Kirberg, Otto 1850-1926 0000 000 K T PO Kisling, Moïse 1891-1953 1906 080 K I DL Klein, Anna 1883-1945 1911 131 K B DL Klingner, Albert 1869-1912 1904 058 K B OR Klohss, Hans 1879-1954 1895 011 K B VS Klumpke, Anna Elisabeth 1856-1942 1903 041 K T RO Knapen, Cesar 1879-19? 0000 000 K T GB Knight, Harold 1874.1961 1925 050 K P NL Knip, Willem Alexander 1883-1967 0000 000 K I OR Knopf, Hermann 1870-1928 1905 076 K B HO Knopp, Imre Emerich 1867-1943 (+1910) 1913 016 K P NL Knuttel, Elize 1885-1974 1923 007 K B JA Kobayashi, Kokei 1851-1957 1912 185 K B JA Kobayashi, Mango 1926 025F K V OR Kobé, Jules Benno 1882-1940 0000 000 K I DL Koch, Arthur 1862-1936
1911 140 K B OR Koch von Langentreu, Friederike 1866-1941 (+1912) 1911 150 K B DL Köcke, Hugo 1874-1956 1924 027 K I NL Kocks, J. George 0000 000 K P NL Koekkoek, G.J. 1871-1956 0000 000 K P NL Koekkoek, J. H. B. 1840-1912 0000 000 K I DL Köhler, Gustav 1859-1932 1889 002 K P NL Koldeweij, Bernard 1859-1898 2008 000 K I DL Kolibabka, Oliver 1898 000 K I VS Konody, P.G. +1899 1902 031 K T HO Konek, Ida 1856-19? 0000 000 K P NL Kooiman, Willem 1892- 19? 1895 011 K B VS Koopman, August 1869-1914 1904 052 K B OR Köpf, Josef 1873-1953 (+1906) 0000 000 K T NL Koppenol, Cornelis 1865-1946 2009 000 K I OR Kortan, Helmut 1928 2009 000 K I OR Kortan-Gimbel, Susanne 1941 1919 170 K P NL Kortenhorst, Louis Arnold 1884-1966 1899 007 K B DL Korwan, Franz 1865-1942 1918 141 K P NL Koster, Klaas 1885-1969 0000 000 K I DL Köster, Paul 1855-1946 1914 071 K B HO Köver, Gyula 1883-1957 1913 002 K B DL Krafft, Carl 1875-1943 1915 087 K P NL Kramer, Douwe 1881-1945 0000 000 K T NL Kramer, Max 1860-1918 0000 000 K L NL Kramer, Pieter C. 1879-1940 1930 056F K V DL Krauss, Hans 1865-1938 1912 183 K B HO Krausz, Wilhelm Victor 1878-1959 (+1931) 1931 129 K B ZI Krebs, Walter 1900-1965 2007 000 K I DL Krigar, André 1952 1924 037 K B DL Kroh, Heinz 1881-1972 0000 000 K T NO Krohg, Christian 1852-1925 1918 122 K P NL Krol, Gerard C. 1882-1950 0000 000 K P NL Kropff, Johan (Joop) 1892-1979 0000 000 K I DM Kröyer, Peder Severin 1851-1909 1907 000 K T OR Kruis, Ferdinand 1869-1944 1901 022 K B DL Kuchel, Max 1859-1933 0000 000 K L VS Kuhn, Walt 1877-1949 1932 151F K P NL Kuijten, Harrie J. 1883-1952 1901 022 K B DL Kumm, Wilhelm 1861-19?, Beeldhouwer 1925 054 K D GB Kyle, Georgina Moutray 1865-1950 1897 000 K P NL Laars, Tiete v.d. 1861-1939 1928 092 K B DL Laboschin, Siegfried 1868-1929 1909 029 K B FR Lacombe, Georges 1868-1916 0000 000 K T VS Lamb, Frederic Stymetz 1863-19? 1898 032 K B VS Lampert, Emma (mrs. Colin Cooper) 18601920 1909 032 K B FR Lamy, Franc 1855-1919 1900 013 K D GB Lander, John Heller 1869-1944 1903 001 K P NL Landré, Louis 1875-1952 1931 128 K X DL Lang, Anton, Beeldhouwer 0000 000 K I NL Langbroek, Maarten 1918-1985 1927 075 K D GB Langdale, Stella 1905-? 1908 002 K X DL Lange, Philipp, Keramiekkunstenaar 0000 000 K P NL Langen, H.J.F. van 1874-1964 1904 061 K T GB Langley, Walter 1852-1922 (+1905) 0000 000 K P NL Lansdorp, Nicolaas 1885-1968 1904 052 K B OR Larwin, Hans 1873-1938 1897 026 K I FR Lasar, Charles 1856-1936 1926 063 K D GB Latham, John 1890 003 K I VS Lathrop, Clara Wells 1853-1907 (+1893) 1906 088 K D GB Latimer, Elisabeth Osborne 0000 000 K P NL Lau, Matthijs Jozef 1889-1958 1900 015 K X GB Laurence, Tom Cromwell (+1904) 1908 027 K D GB Law, C. Orlando 1906 086 K D GB Leake, Gerald F. 1885-1975 0000 000 K I FR Léandre, Charles 1862-1934 1930 123 K B BE LeBon, Charles 1906-1957 1895 011 K I BE LeBon, Léon G. 1846-19? 1894 007 K I VS Lee, Henry C 1864-1930 1926 013F K V GB Lee, William 1869-1952 0000 000 K I NL Leeflang, Arie 1906-1956 0000 000 K I NL Leemker, Bernard 1899-1990 0000 000 K I NL Leeuwen, Henk 1890-1972 1907 110 K B FR LeGout-Gerard, Fernand 1856-1924 0000 000 K T BE Leickert, Charles H. 1839-1907 1897 026 K I GB Leigh, Dora Boughton 0000 000 K I DL Leippert, Jürgen 1944 0000 000 K B FR Lelièvre, Charles Jean Baptiste 1904 061 K I FR Lemonnier, Lucie 1865-1950 1911 108 K P NL Lensveld, Frits(Frederik W. H. ) 1886-1945 0000 000 K I NL Lenteman, Hans 0000 000 K T FR Lepic, Ludovic Napoleon 1839-1899 1905 078 K B FR LeRoi-d’Etiolles, Helen 1866-19? (+1907) 1926 017F K P NL Lesage, Hendrik 1885-1969 0000 000 K I FR Le Sidaner, Henri Eugène 1862-1939
0000 000 K X NL Leuven, J. van 1889 002 K B GB Lewis, Lennard A. 1826-1913 (+1895) 1926 011F K V NL Leyden, O. M. Ernst 1892-1969 0000 000 K I VS Leyendecker, Joseph Christian 1874-1951 0000 000 K I DL Leysing, Piet 1885-1933 1906 080 K I DL Licht-Graef, Sabine 1904 054 K B GB Liddell, T. Hogdson 1860-1925 0000 000 K T DL Liebermann, Max 1847-1935 0000 000 K I BE Lienaux,Fernand 1897-1980 1911 134 K B FR Lièvre, Lucien 1878-19? (+1912, 1913) 0000 000 K P NL Ligtelijn, Evert Jan 1893-1975 1899 005 K B GB Lindner, Moffat 1852-1949 1931 130 K D GB Lindsay, J. Seymour 0000 000 K I NL Lindenberg 0000 000 K X NL Lingen, Paul van 18?-19? 0000 000 K I NL Lippe, Meike van der 1975 1907 115 K D GB Lister, George 1895 012 K I GB Lister, William 1859-1943 1898 034 K B DL Löbbecke, Bruno 1852-1916 1897 026 K S VS Lockwood, Mary C. 1913 021 K B DL Loewenstein, Aenny, 1871-19? 1908 007 K D GB Logam, Thomas 1907 101 K P NL Lohmann, Theo 1880-1963 1931 130 K D GB Lole, Jeanie W. 1913 035 K D GB Lomas, H.W. (William) 1914 052 K B BE Lombaerts, René 1885-1948 (+1926) 0000 000 K P NL Loon, Hendrik Willem van 1882-1944 0000 000 K X NL Looze, M.J. de 1892 004 K B VS Lord, Caroline A. 1860-1928 1924 035 K D GB Lord, Elyse 1900-1971 0000 000 K T DL Lorenz-Murowana, Ernst Hugo 1872-1950 1902 031 K A VS Lothrop, Arletta 1933 165 K D GB Lousada, Anthony 1900 000 K X DL Louyot, Edmond 1861-1920 1913 036 K D GB Lovell, Margareth J. 1906 089 K S GB Low, Alice 0000 000 K B FR Lucas-Robiquet, Marie Aimée 1864-1959 1936 248F K W NL Lucebert (B. Swaanswijk) 1924-1994 0000 000 K S NL Ludding, E. 1898 032 K B FR Luigini, Ferdinand 1870-1943 (+1900, 1903) 1888 001 K B FR Lunois, Alexandre 1863-1916 0000 000 K P NL Luns, Huib 1881-1942 1911 112 K D GB Lupton, Mary 0000 000 K V NL Lussenburg, Jos 1889-1975 0000 000 K P NL Lutz, Jan 1888-1957 1901 019 K D GB Lyon, Thomas Bonar 1873-1955 (+1905) 1918 122 K B BE Maas, Paul 1890-1962, Beeldhouwer 1928 097 K V ZE Maas-Fjetterström, Märta 1873-1941, Textielkunstenaar 1910 092 K B GB MacBey, James 1883-1959 1906 099 K D GB MacCall, Archibald, St. John (+1908) 1903 038 K D GB MacCallum, Alice 1900 011 K A VS MacCord, George Herbert 1848-1909 1909 050 K D GB MacCrossan, Mary 1865-1934 1913 014 K D GB MacDonald, Hugh P. (Schotland) 1906 099 K D GB MacDonald, William Bushy 1861-1948 0000 000 K I GB MacEwan, Thomas 1846-1914 1903 044 K A VS MacEwen, Katherine 1875-19? 1887 000 K T VS MacEwen, Walter 1860-1943 0000 000 K I GB McGeehan, Jessie M. 1872-1961 0000 000 K I GB MacGhie, John 1867-1952 1897 026 K B GB MacGillivray, James Pittendrigh 1856-1938 0000 000 K V GB MacGoun, Hanna Clarke Preston 1864-1913 0000 000 K T GB MacGregor, Archie 18?-1910 1895 011 K B VS MacIntosch, John M. 1847-1913 1923 017 K V GB Mackenzie, James Hamilton 1875-1926 1910 086 K V GB Mackenzie, John 0000 000 K I GB MacKie, Charles 1862-1920 1908 017 K V GB MacKie, Helen Madeleine 18?-1957 1897 029 K D GB MacLaren, John Stewart 1860-1930 1911 128 K D GB MacLennon, K.C. 1928 094 K D GB MacLeod, William Douglas 1892-1963 1923 007 K B JA Maeda, Seison 1886-1977 1899 004 K A VS Magill, Beatrice 1859-? 0000 000 K I DL Mahlau, Alfred 1894-1967 1911 141 K B DL Mahler, Elise 1856-19? 0000 000 K I NL Makkes, Jan 1935-1999 1908 006 K D GB Malcolm, Jessie 0000 000 K P NL Malsen, Willem van 19401927 029F K T DL Manzau, Emil 1892-19? 1906 079 K B BE Marcette, Alexander 1853-1929 0000 000 K P NL Maris, Simon Willemszoon 1873-1935 1903 001 K P NL Maris, Willem Jbz. 1872-1929 (+1917) 1925 055 K T PO Markowicz, Artur 1872-1934 1907 105 K D GB Marks, Florence 1906 090 K B FR Maroniez, Georges 1865-1933
163
1924 036 K B GB Marriott, Frederick 1860-1941 1904 055 F X GB Marshall, Arthur (+1906, 1907) 1898 032 K B GB Marshall, Herbert 1841-1913 0000 000 K P NL Marten, Willie 1856-1927 0000 000 K I BE Masereel,Frans 1889-1972 1912 158 K D GB Mason, Florence 1886-1970 1899 007 K D GB Mason, Frank Henry 1876-1965 (+1909) 0000 000 K B GB Mason-Hinchley, Edith Mary 1870-? 1912 199 K B BE Masson, Edouard 1881-1950 1922 000 K P NL Mastenbroek, Johan van 1875-1945 1904 050 K B FR Matet, Jean 1870-19? 1926 067 K D GB Matheson, Gertrude A. 1913 020 K B FR Mathey, Jacques 1883-1973 1913 036 K B BE Mathieu, Paul 1872-1932 1912 192 K X BE Mattelé, P. 0000 000 K I DL Matthes, Oskar Paul 1872-19? 1895 018 K I VS Matthews, James 0000 000 K B FR Maufra, Maxime 1861-1918 1917 120 K P NL Mauve, Anton Rudolf 1876-1962 1898 034 K B GB May, Phil 1864-1903 0000 000 K I OR Mayr, Karl Viktor 1882-1974 1905 065 F B DL Mayer, Emil 1871-1938 1909 037 K D GB Mayers, William Arthur (+1911) 1898 033 K B GB Mayor, William Frederick (Fred) 1868-1916 (+1914) 1914 055 K D GB Mayor-Hoyland, Hanna 1871-1947 0000 000 F I GB McLeish,Thomas Donald 1879-1950 1903 038 K D GB Mease, Ruth T. 1902 025 K V DL Meinhold, Irmgard 1902 033 K P NL Melchers, Franz M. J. A. 1868-1944 1889 002 K B VS Melchers, Gari 1860-1932 0000 000 K I BE Melis, Karel Jan 1901-1989 0000 000 K T BE Mellery, Xavier 1845-1921 1897 026 K B FR Ménard, Emile René 1862-1930 1903 040 K A VS Mendenhall, Emma 1873-1964 1902 000 K B GB Menpes, Mortimer Luddington 1855-1938 1911 123 K D GB Menzies, Beryl 1913 039 K B SP Merenciano, Francisco 1885-19? 0000 000 K X NL Mertens 0000 000 K P NL Mesdag, Hendrik Willem 1831-1915 0000 000 K P NL Metzelaar, Coenraad 1846-1881 0000 000 K I DL Metzoldt, Max 1859-1905 1897 025 K P NL Meulen, Francois Pieter ter 1843-1927 0000 000 K V BE Meulepas, Joë “Pil” 1915-2007, Cartoonist 1899 035 K B GB Meyer, Adolph Campbell 1866-1919 (+1901) 0000 000 K T DL Meyer, Claus (August Eduard Nicolaus) 18561919 1908 018 K D GB Michael, Arthur C. 1907 114 K B DL Michaelson, Hans 1872-1937 1920 190 K B OR Michalek, Ludwig 1859-1942 1890 003 K B FR Michel, Marius (Gustave ) 1851-1924 1907 116 K D GB Michols, Ada Montefiore 1895 008 K P NL Middelkoop, Cornelis 1857-1931 0000 000 K P NL Mielziner-Rutgers van de Loeff, Frieda 1877-1948 1903 047 K B VS Miller-Andrews, Iris Marie1881-1981 1904 000 K X VS Millar, Addison Thomas 1860-1913 1913 014 K D GB Miller, Guy 0000 000 K I GB Miller, J.R. (IX-XX) 1910 100 K A VS Miller, Oscar 1867-1921 0000 000 K I VS Miller, Richard E. 1875-1943 1928 097 K B ZE Milles, Carl 1875-1955 0000 000 K P NL Min, Jaap 1914-1987 1908 017 K B ZI Mock, Fritz 1867-1919 (+1911, 1913) 0000 000 K P NL Moerkerk, Herman 1879-1949 0000 000 K T DL Moeselagen, Jean A. 1827-1920 0000 000 K S VS Moffet-Law, Margaret 1871-1956 0000 000 K P NL Molenaar, Heinrich Aug. (Hein) 1909-? 0000 000 K P NL Molkenboer, Anton 1872-1960 0000 000 K P NL Molkenboer, Theo 1871-1920 1927 069 K D GB Molyneaux, Elizabeth Gowanlock 1887-1969 1898 032 K B DL Monjé, Paula 1849-1919 (+1899, 1900) 0000 000 K P NL Monnickendam, Martin 1874-1943 1909 204 K A VS Monte, Louis 1912 156 K D GB Moore, Evelyn Stuart 1912 190 K B OR Mor zu Sunnegg und Morberg, Therese von 1871-1945 1913 023 K B FR Morand, Eugene 1855-19? 1911 149 K X FR Morand, Raoul 0000 000 K P NL Morée van Lierde, Gerrit de 19091900 011 K B FR Moret, Henry 1856-1913 1899 003 K A VS Morgan, Alexander C. 1849-? 1913 008 K D GB Morgan, George 1845-1925 0000 000 K I DL Morgenstern, Friedrich Ernst 1853-1919 1908 019 K D GB Morris Helena 1906 083 K V GB Morris, Hilda Gertrude (+1914)
164
0000 000 K I VS Morse, Fannie S. Montague 1867-? 0000 000 K I GB Morse, Mary Minna 1859-? 1902 035 K I VS Morton, James 1903 039 K B GB Moscheles, Felix 1833-1917 (+1913) 1903 039 K B GB Moscheles, Margaret 1839-1924 1894 007 K B VS Mosler, Henry 1841-1920 (+1901) 1906 095 K B VS Mottet, Mrs Henry 1864-19? 0000 000 K B DL Mücke, Karl 1847-1923 0000 000 K P NL Muehlhaus,Daniël 1907-1981 1897 026 K B GB Muirhead, Charles 1872-1957 1924 027 K B DL Muller, Erich 1888-1972 1913 016 K P NL Muller, Evert Jan 1887-19? 1894 007 K B DL Muller, Paul 1851-19? 1887 000 K T DL Müller-Massdorf, Julius 1863-1933 0000 000 K I DL Müller-Schönefeld, Ernst Wilhelm 1867-1944 1914 054 K B DL Munch, Gustav Heinrich 1884-1922 0000 000 K I HO Munkácsy, Mihály, 1844-1900 1904 059 K P NL Munthe, Christoph Morgenstjerne (+1911) 1911 130 K P NL Munthe, Gerhard Morgenstjerne 1875-1927 (+1917, 1918) 0000 000 K T ZE Munthe-Norstedt, Anna 1854-1936 1902 034 K B DL Münzer-Neumann, Kathe 1877-19? (+1911) 1910 073 K S VS Murchison, Ruth (+1911, 1914, 1915) 1907 109 K S GB Murray, John C. T. (+1908, 1909, 1922) 1901 022 K D GB Mylne, John M. 2008 000 K I DL Nafe, Nadja 1984 1896 020 K S VS Natt, Phoebe Davis 1848-1899 0000 000 K X FR Nau, E. 0000 000 K X NL Nefkens, Corrit 1910 094 K I GB Nesbitt,Frances E. 1864-1934 1898 029 K B FR Nezière, Joseph de la 1873-1944 (+1904) 0000 000 F I GB Nicholls, Horace W., 1867-1941 1907 116 K D GB Nickalts, Maud 0000 000 K P NL Nicolas, Joep 1897-1972 1892 004 K B FR Nicolet, Gabriël 1856-1921 1916 099 K P NL Nieuwenhoven, Willem v. 1879-1973 (+1924) 0000 000 K I NL Nieuwenhoven jr., Willem v. 1913-1989 1920 187 K P NL Nieuwenkamp, Wijnand O. J. 1874-1950 (+1933) 1903 047 K A VS Niles, Helen James 1865-1940 (+1907, 1910) 1897 027 K I GB Nixon, John B. 1906 087 K I VS Nixon, Mima 1861-1939 0000 000 K I GB Noble, James Campbell 1846-1913 1908 017 K X GB Nolthenius, Marie T. 0000 000 K P NL Noordijk, Willem F. 1887-1970 1890 003 K T ZE Nordenberg, C. Henrik 1857-1928 1911 124 K D GB Norris, Arthur 1888-19? (+1923, 1924) 1911 004 K D GB Norris, William Foxley 1859-1937 0000 000 K T ZE Norstedt-Munthe, Anna 1854-1936 1908 004 K B DL Northmann, Hans 1863-1947 0000 000 K T OR Noske, Hugo 1886-1960 0000 000 K T DL Noster, Ludwig 1859-1910 1892 004 K B VS Nourse, Elizabeth 1859-1938 (+1895) 1910 094 K B OR Nowack, Hans 1866-1918 1913 036 K B OR Nowak, Anton 1865-1932 0000 000 K I TS Nowak, Willi 1886-1977 1913 000 K X XX Nui, S. 1924 030 K I AU Nuttall, Charles 1873-1924 1908 018 K B HO Nyilasy, Alexander 1873-1934 1892 004 K B DL Obermayer, Max 1866-1948 (+’94, ’00,’06,’11,’18,’20) 1930 116 K I ZI Obrecht, Hans 1908-1991 0000 000 K L NL Odijk, Peter 1924 037 K B DL Oehme, Georg Egmont 1890-1955 0000 000 K P NL Oel, Cor van 1899-1979 1927 079 K X DM Oelgaard, Georg 1925 063 K P NL Offermans, Anton L. G. (Ton) 1912 184 K B TU Ohazian, Ohannes 1902 025 K D GB Oliver, Madge 1875-1924 (+1903) 0000 000 K X XX Olmos, Elena 1899 001 K P NL Onderwater, H. T. Court de 1877-1905 0000 000 F I NL Oorthuys, Cas 1908-1975 0000 000 K S NL Oortwijn, Maarten 1912-1996 1898 032 K B TS Orlik, Emil 1870-1932 1895 012 K I GB Orr, Athur Anselm 1868-1949 0000 000 K I SP Ortiz Echagüe, Antonio 1883-1942 1924 036 K B GB Osborne, Malcolm 1880-1963 0000 000 K P NL Os-Delhez, Henri van 1880-1976 0000 000 K V BE Ost, Alfred 1884-1945 1911 129 K B DL Otzen, Charlotte? 1879-19? 1903 039 K V GB Owen, Will 1869-1957 1895 016 K B GB Padgett, William 1851-1904 0000 000 K I VS Pages, Jules Eugène 1867-1946 1906 000 K T FR Paillard, Henri 1844-1912 1909 048 K D GB Palethorpe, Mary Cox 0000 000 K B DL Pankok, Otto 1893-1966 1905 076 K I VS Pannell, Lillie
0000 000 K I HO Pap, Emil 1884-1949 1913 029 K L GR Papasoglus, G. (+1926) 0000 000 K S NL Paradies, Herman C. A. 1883-1966 1929 098 K X FR Paradis, Robert (+1934) 0000 000 K I VS Parke Custis, Eleanor 1897-1983 1913 007 K D GB Parker, Elizabeth Rose 1906 082 K D GB Parker, Maude 0000 000 K I GB Parkinson, Ethel 1868-1957 0000 000 K I GB Parr, Samuel ?-1921 1897 026 K B VS Parsons, Antoinette de Forest 1861- ? (+1902) 1925 000 K V FI Partanen, Reino 1889-1972 1898 033 K B GB Partridge, Bernard 1861-1945 0000 000 K I GB Paterson, Emily Murray 1855-1934 1902 026 K B GB Paton, Hugh 1853-1927 (+1904, 1909) 1899 002 K T VS Patterson, Margaret Jordan 1867-1950 0000 000 K I DL Pauls, Else 1886-1980 1907 115 K D GB Payne, Arthur Frederick 1831-? 1907 116 K X GB Peacock, Gerard S. 1903 040 K I GB Pearce, Lionel 1907 101 K D GB Pearson, Harry John 1872-1933 (+1908) 1901 019 K S VS Pearson, Mrs M. R. 0000 000 K T VS Peck, Orvin 1860-1921 1913 006 K X DM Pederzur, Benny Claudi 1906 089 K B VS Peixotto, Ernest Clifford 1869-1940 0000 000 K P NL Pelt, Godefridus T. M. 1873-1926 1900 008 K T VS Penfield, Edward 1866-1925 1897 026 K B VS Penfold, Frank Crawford 1849-1920 1910 104 K V VS Pennoyer, Albert Sheldon 1888-1957 1906 094 K D GB Penrose, James Doyle 1862-1932 1897 027 K D GB Perkins, Emily 1898 032 K T HO Perlmutter, Imre Isaak 1866-1932 (+1912) 1903 047 K I VS Perrett, Galen Joseph 1875-1949 1905 072 K B GB Perrin, Henry 1902 037 K I VS Perry, Arthur 1871-1973 1915 078 K P NL Pesch, Christina Rudolfine van 1873-1947 (+1924) 1908 004 K X ZI Pestel, Franz 1925 047 K V DL Peters, Udo 1884-1964 0000 000 K B NO Peters, Wilhelm Otto 1851-1935 0000 000 K I DL Peters, Hela Ebbecke 1885-1973 1905 069 K B DM Petersen, Fanny 1861-1934 0000 000 K I DL Petersen-Angeln, Heinrich 1850-1906 1908 018 K B VS Peterson, Jane 1876-1965 0000 000 K I GB Petrie, Elizabeth C. 0000 000 K I X Petroff 1893-1975 1907 112 K B DL Philipp, Helmut 1857-19? (+1909) 0000 000 K I VS Phillips, Harriet S. 1849-1928 0000 000 K I IT Piatti, Antonio 1875-1962 1921 000 K X AR Picabia, Juan Edwardo 1891-1958 1911 134 K B DL Pick, Emmi 1882-1932 0000 000 K B DL Pieper, Christian 1843-1934 1910 105 K B DL Pieper, Otto 1881-19? 1926 059 K D GB Pierce, Lucy Elizabeth 1887-1974 0000 000 K L ZA Pierneef, Jacob H. 1886-1957 1895 009 K P NL Pieters, Evert 1856-1932 (+1909, 1911) 0000 000 K P NL Pijnenburg, Reinier 1884-1968 1908 025 K B DL Piltz, Otto 1846-1910 (+1909) 1898 029 K B FR Pinchon, Joseph Porphyre 1871-1953 1895 012 K D GB Pirnie, Jackson G. 18 ?-19 ? 1906 089 K B GB Pitt, Douglas Fox 1864-1922 0000 000 K P NL Plas, Hans van der 1925-1991 1902 025 K B DL Plass, Ernst 1855-1916 1901 019 K I FR Plateel, Camille 07 110 K X DL Pleten, Alice 0000 000 K P NL Pointl, Christiaan 1889-1966 1903 040 F X NL Polak, Richard 1910 066 K B FR Polat, Tigrane 1874-1950, Etser 0000 000 K I NL Pol, Louis van der 1896-1982 1907 105 K B HO Poll, Hugo 1867-1931 1911 118 K B OR Pollak, Max 1886-1950 0000 000 K X NL Pool, P. J. 1912 162 K D GB Porter, Ethel C. 0000 000 K P NL Portman, Lodewijk 1804-1853 1896 022 K B DL Possin, Rudolf 1861-1922 (+1926) 1901 023 K B VS Post, May Auduban 18?-1929(+1903, 1906, 1909, 1910, 1913) 0000 000 K S NL Postuma, An 1925 054 K P NL Pothast, Bernard 1882-1966 1905 072 K B VS Potter, Harry Spafford 1870-1940 1898 032 K B VS Potter, Louis 1873-1912, Beeldhouwer 0000 000 K I VS Potthast, Edward Henry 1857-1927 0000 000 K I OR Pottner, Emil 1872-1942 1906 089 K D GB Powell, Dorothy 1896 020 K I GB Pratt, George 1869-1935 1890 003 K B DL Prell, Hermann 1854-1922 (+1906)
0000 000 K I DL Prell, Walter 1857- ? 1919 172 K P NL Prent, Jan Rudolph 1881-1952 0000 000 K I NL Presser, Sem 1917-1986 0000 000 K P NL Prins, Claas 1903-1968 0000 000 K I GB Pritchett, Robert Taylor 1823-1907 0000 000 K P NL Pronk, Cornelis 1691-1759 0000 000 K P NL Prooyen, Albert J. van 1834-1898 1907 115 K D GB Prosser, Clara Anerley 0000 000 K P NL Raalte, Marinus van 1872-1944 1904 000 K P NL Rademakers, Joost 0000 000 K I NL Raemaekers, Louis 1869-1956 1893 006 K T GB Rainey, William 1852-1936 0000 000 K I GB Randall, Maurice 1866-1950 0000 000 K I GB Rappard, Josine 0000 000 K I DL Rau, Alexander 1901 020 K B DL Rauth, Otto 1862-1922 1907 117 K B VS Ravlin, Grace 1885-1956 1904 051 K D GB Rawlings, Alfred 1855-1939 1904 051 F X GB Rawlings, William & Co 1895 011 K I VS Raymond, Kathryn Tileston 1853-? 1906 090 K I VS Read, Frank 1862-1927 1928 092 K D GB Redfearn, Elsie M. 1912 155 K X NL Reenen, H. van 1908 010 K D GB Reeve, Eileen 1894 007 K I VS Reeves, Maude Cooper 1873-19? 1888 001 K B GB Reid, Archibald David 1844-1908 (+1907, 1912) 0000 000 K I VS Reid, Stuart 1892 000 K X DL Reiffel, Charles 1862-1942 1902 026 K S NL Reigersman, M. E. 0000 000 K X NL Reindersma, Bart 1909 061 K S DL Reiss, Carl (+1914) 1899 001 K P NL Reitz, S. C. Bosch(Gijs) 1860-1931 1898 032 K B FR Renoir, Pierre Auguste 1841-1919 1912 195 K P NL Rensburg, Eugène 1872-1956 1911 141 K B OR Ressel, Maria 1877-19? 1905 076 K L VS Rettig, John 1860-1932 (+1906, 1907, 1925, 1929) 0000 000 K P NL Reyntjens, Henricus 1817-1900 0000 000 K I X Rhead, Frederick Hurten 0000 000 K T VS Rhead, Louis John 1857-1926 0000 000 K X NL Rheenen, J. van 1893 006 K B GB Rich, Alfred William 1856-1921 1905 077 K D GB Richards, Frederick Charles 1879-1932, Etser 0000 000 K I VS Richards, Samuel 1853-1893 1906 083 K L VS Richardson, Charles William 0000 000 K I VS Richardson, Clara Virginia 1855-1933 1908 004 K D GB Richardson, Frederick Stuart 1835-1934 1897 029 K B VS Richardson, Theodore J. 1855-1914 1896 019 K T VS Richardson, W.H. 1842-19? 0000 000 K P NL Richters, Ietske 1912-1997 1901 017 K D GB Rickman, Philip 1891-1982 1887 001 K T DL Riess, Paul 1857-1933 1892 004 K B DL Rieth, Paul 1871-1925 (nwonend 1894, + 1900, 1901) 1901 019 K D GB Rigg, William (+1905) 1860 000 K P NL Rijntjens, Henricus E. (Herman) 1817-1900 1893 007 K B BE Rijsselberghe, Theo van 1862-1926 (+1895) 0000 000 K I GB Riley, William Edward (Ed) 1852-1937 1927 029F K V DL Rilke, Hans 1891-1946 1896 021 K P NL Rink, Paulus Ph. 1861-1903 (+1903) 1926 001F K P NL Rinke, Jan F. 1863-1922 0000 000 K P NL Ritsema, Jacob Koenraad 1869-1943 1895 013 K B VS Robbins, Ellen 1828-1905 0000 000 K V GB Robbins, Frederick 1893-1974 1931 140 K D GB Roberts, Lancelot 1900-1950 1913 013 K D GB Robertson, Robert. Curry 1913 025 K D GB Robertson, A Struan 1897-1918 1901 019 K A VS Robins, Susan 1849-1922 1912 181 K T GB Robins, William Palmer 1882-1959 1905 077 K B VS Robinson, Alexander 1867-1952 (+1906, 1908, 1910, 1911) 1912 178 K D GB Robinson, Howard W. 1898 035 K B VS Robinson, William S. 1861-1945 0000 000 K I DL Roemers, Gerhard Cohn 1900-1965 0000 000 K S NL Roessel, H. van 1900 016 K B FR Roger, Guillaume 1867-1943 1906 096 K B DL Rogge, Adelbert 1861-1920 0000 000 K T DM Rohde, Johan G. 1856-1935 0000 000 K P NL Rol, Cornelis 1877-1963 0000 000 K P NL Rol, Johannes (Hanno) 19440000 000 K P NL Rol, Henricus 1906-1992 0000 000 K V NL Roodenburg, Hendrikus Elias 1895-1987 1902 033 K D GB Roome, B. Winifred (+1903) 18?-19? 1913 021 K P NL Roon, Antoon van 1872-1914 0000 000 K P NL Roos, Sjoerd Hendrik de 1877-1962
0000 000 K L NL Roovers, Dorus 1897-1953 1944 000 K P NL Roovers, Petrus Fr. (Piet) 1924-19? 1904 059 K D GB Rose, Jeanny Morrison 0000 000 K L ZE Rosenberg, Axel E. J. 1858-1934 1909 060 K B DL Rosenberg, Lazar 1862-19? (+1912, 1913, 1923, 1926) 1916 093 K P NL Rossem, Anna Adri 1863-1940 0000 000 K I OR Rössler, Rudolf 1864-1934 0000 000 K P NL Rot, Jan 1892- 1982 0000 000 K P NL Rotgans, Jan 1881-1969 1911 130 K B HO Rottmann, Mozart 1874-1945 1906 084 K B FR Roullet, Gaston 1847-1925 0000 000 K P NL Rovers, Jos Johan 1893-1976 1907 103 K D GB Royds, Alan F. 1906 095 K D GB Royds, J.I. (+1907, 1912) 1930 116 K X ZI Rüegg, Max 0000 000 K X NL Ruijsch, J 1924 034 K D GB Rusden, A 1914 044 K D GB Russell, James 1911 133 K D GB Rust, miss C. 000 000 K V NL Rutgers van de Loeff, Frieda 1877-1948 1932 158 F X NL Rutten, Emmy 0000 000 K X X Rutten, Frank 2006 000 K I NL Salverda, Anne Jitske 1956 1898 033 K B GB Sambourne, Linley 1845-1910 0000 000 K P NL Sanders, Jan 1919-? 1908 021 K D GB Sandford, Katherine Cromer 1913 024 K B ZI Sandoz, Edouard Marcel 1881-1971 (+1914) 0000 000 K X NL Sanen, Willem van 1930 123 K X VS Saponoff, Lubonin P. 1902 027 K T VS Sarg, Tony 1882-1942 1930 013 K X GB Sargent, Arthur A. 0000 000 K I B Sassenbrouck, Achille van 1886-1979 0000 000 K I DL Sattler, Joseph 1867-1931 1923 010 K I JA Sato, Hidemi 0000 000 K I FR Savary, Robert 1920-2000 1909 028 K D GB Scantlebury, Edith A. 0000 000 K P NL Schaaf, Hans van der 1912-? 0000 000 K I IT Schalk, Ada van der 1883-? 1903 047 K B VS Schamberger, Morton Livingston 1882-1918 1903 048 K T OR Scharf, Victor 1872-1943 1913 005 K B DL Scheffler, Rudolf 1884-1973 1926 026F K V DL Scheinhammer, Otto 1897-1982 1924 038 K P NL Schelfhout, Lodewijk 1881-1943 0000 000 K I NL Scherft, Johan D. 1891-1969 1903 049 K V VS Schille, Alice 1869-1955 (+1908) 1912 167 K B OR Schlangenhausen, Emma 1882-1947 1914 061 K B DL Schleicher, Adolf C. 1887-19? 1926 070 K V DL Schloemann, Eduard 1888-1940 2006 000 K I NL Scholte-Albers, Gertjan 1971 0000 000 K X DL Schlüter, Carl Eberhard 1886-1973 1918 144 K B DL Schmidhammer, Arpad 1857-1921 0000 000 K I DL Schmidt, Franz 1884-1951 0000 000 K I DL Schmiedeberg-Blume, Else von 1876-1929 0000 000 K T DL Schmitz-Pleis, Carl 1877-1943 0000 000 K I DL Schmöle, Friedrich Philipp 1844-1924 1894 008 K B OR Schmutzer, Ferdinand 1870-1928 (+1900, ‘03, ‘08, ‘26) 0000 000 K T DL Schnitzer, Theodor 1869-1939 0000 000 K I DL Schnitzler, W 1930 052F K P NL Schotel, Anthonie Pieter 1890-1958 1893 006 K V DM Schou, Karl Holger 1870-1938 1928 028 K B NO Schoyen, Carl 1848-1875 1903 046 K B DL Schrag, Julius 1864-1948 0000 000 K I OR Schram, Alois Hans 1864-1919 1911 108 K B DL Schreiner, Johann Baptist 1866-1925 1936 000 K X OR Schreyer, Albert 1869-1945 1904 062 K T DL Schroeter, Richard 1873-1942 1925 051 K P NL Schulman, David 1881-1966 (+1926) 0000 000 K P NL Schulman, Lion 1851-1943 1896 021 K I ZE Schulzenheim, Ida Eleonora von 1859-1940 1906 088 K B DL Schumacher, Bernard 1872-19? 2006 000 K I NL Schuring, Rozemarijn (Roos) 1974 0000 000 K P NL Schwartze, Thérèse van Duijl-1851-1918 1899 000 K T FR Scott de Plagnolles, Georges Bertin 18731942 1895 015 K I VS Scott, James Fraser 1878-1932 1911 110 K D GB Scott, Selina L. 1905 066 K D GB Scott, Thomas 1854-1927 1909 062 K D GB Scully, Harry ca.1860-1935 1898 032 K B VS Sears, Taber 1870-1950 1909 062 K D GB Sedgwick, Winfred F. 1890 003 K B DL Seeber, Karl Andreas1855-1911 (+1905) 1899 004 K B DL Seemann, Dora 1858-1923 1933 159 K B FR Seevagen, Lucien 1887-1959 0000 000 K I DL Seewald, Richard 1889-1976
1912 188 K T RU Segal, Lasar 1889-1957 (zie Vollmer: Segall) 0000 000 K I BE Seghers, Henri 1848-1919 0000 000 K I BE Seghers, Maurice 1883-1959 1908 022 K A VS Sellers, Mary 1869- 19? (+1911) 1922 207 K S GB Semple, William 0000 000 K X NL Sernheim, Nora 1912 181 K B VS Seyffert, Leopold Gould 1887-1956 1896 022 K I VS Seymour, Celia Burnham 1872-1958 0000 000 K I VS Sheeler, Charles R. 1883-1965 1896 021 K B VS Sheerer, Mary Given 1865-1954 1896 021 K I VS Shepley, Annie Barrows 0000 000 K I NZ Sherwood, Maude Winifred Kimbell 1880-1956 1898 032 K I VS Shinn, Alice R. 1892 004 K B GB Short, Sir Frank 1857-1945 1898 033 K D GB Sichel, May 1899 004 K B DL Sietze, Helene 1843-1913 1925 043 K X DL Sievers, Hermann 1884-1958 0000 000 F X NL Siewers, Jan 1848-1918 0000 000 F X NL Siewers, Pieter 1819-1898 1895 009 K B FR Signac, Paul 1863-1935 0000 000 K I NL Sijben de Maroije, Edmond von 1876-1970 1910 075 K B BE Sijs, Maurice 1880-1972 1901 019 K A VS Silsbee, Martha 1858-1928 1906 089 K D GB Simmonds, C. (+1910) 1902 030 K I VS Simpson, Katherine Woodford 1901 020 F X GB Slater, William (+1904, 1905, 1906) 1901 018 K D GB Sleath, William 1910 091 K D GB Slinger, Edith C. 1904 060 K P NL Sluiter, Jan (Willy)1873-1949 (+ ’08, ‘11,’18, ’19, ’20, ’31) 0000 000 K P NL Sluyters, Jan 1881-1957 0000 000 K T GB Smart, Douglas Ion 1879-1970 1907 101 K B BE Smet, Gustave de 1877-1943 1907 101 K B BE Smet, Leon de 1881-1966 1903 039 K I GB Smirke, Dorothy Biggar (+1906) 1900 015 K P NL Smissaert, Frans A. E. L. 1862-1944 0000 000 K P NL Smit van Andel, Jan 1883-1962 2006 000 K I NL Smit, Peter 1957 1903 049 K B VS Smith, Frederick Carl 1868-1955 (+1908) 1923 007 K D GB Smith, Freda 1902-1991 1914 053 K D GB Smith, George 1870-1934 1923 004 K D GB Smith, Gertrude L. 1875-19? 1896 021 K D VS Smith, Gertrude Roberts 1869-1962 0000 000 K P NL Smith, Hobbe 1862-1942 0000 000 K I DL Smith, Julius 1861-1943 1890 003 K B VS Smith, Letta Crapo 1862-1921 (+1893) 1899 001 K T BE Smits, Jakob 1855-1928 0000 000 K P NL Smits Jan Gerard 1823-1910 1909 056 K A VS Snell, Henry Bayley 1858-1943 1919 177 K P NL Snoeck, Jhr. Jacob Cornelis 1881-1921 0000 000 K P NL Snoek, Johan Benjamin 1816-1864 1910 083 K D GB Snowdon, C. Ernest 1921 196 K P NL Soest, Louis Willem van 1867-1948 (+1931) 1911 113 K D GB Solomons, Estella 1882-1968 1928 089 K D GB Somerville, Isabelle 0000 000 K P NL Soonius, Louis 1883-1956 2008 000 K I DL Sossinka, Julia 1983 1905 071 K B DL Souchay, Erich 1877-19? 0000 000 K V NL Spaling, Johan 1891-1974 1909 053 K P NL Speets, Jan 1882-1972 (+1915) 1910 081 K A VS Speicher, Eugene 1883-1962 1938 328F K P NL Spier, Jo E. A. 1900-1978 0000 000 K P NL Spilman, Hendricus 1721-1784 0000 000 K T GB Spurrier, Steven 1878-1961 0000 000 K X NL Spuybroek, Frans 1905-1986 1912 165 K T NO Stabell, Harald Krohg 1874-1963 1896 022 K B BE Stacquet, Henri 1838-1906 0000 000 K P NL Stahl, George August 1903-1982 1910 099 K B IT Stanga, Vincenzo Comte de 1874-1922 1911 136 K D GB Stanley, Ada 0000 000 K B DL Stark, Elias 1849-1933 1930 000F K I NL Stauthamer,Constatinus (Cephas) 18991983 2006 000 K I NL Steenvoorde, Gerben 1983 0000 000 K P NL Steenwijk, Hendrik van 1864-1937 1909 073 F X DL Stephan, Franz 0000 000 K X GB Stephenson, George 1907 112 K D GB Stephenson, Isabel H. 1907 114 K D GB Stephenson, Margareth. E. 1926 023F K T DL Stern, Armin 1883-1952 1899 036 K D GB Sterry, Ida S. 1912 193 K B VS Stevenson, Gordon 1892-1982 1905 071 K D GB Steward, William A. 1882-19? 1900 015 K I VS Stoddard, Seneca Ray 1843-1917 1898 030 K B GB Stokes-Preindlsberger, Marianne 1855-1927 1898 030 K B GB Stokes, Adrian Scott 1854-1935
165
1912 186 K D GB Stokes, Emiline 1910 084 K D GB Stoupe, Seamus 1872-1949 0000 000 K P NL Straaten, H. van 1880-1967 0000 000 K I GB Strang, William 1859-1921 1912 190 K T OR Strasser, Artur 1854-1927 1920 000 K V OR Strasser, Roland 1895-1974 1914 967 K D GB Stratten, Lucy A. 1899 004 K B DL Strempel, Elisabeth 1840-1910 1911 121 K B DL Streubel, Alfred 1861-19? 1907 113 K B ZE Strokirch, Einar von 1879-19? 0000 000 K I NL Strube,J.H. 1892-1985 1912 197 K D GB Stuart, C. E. Gordon 1913 037 K B GB Studd, Arthur 1863-1919 1909 044 K A VS Sturgeon, Ruth (Barnett) 1883-19? 1900 009 K A VS Sturgis, Mabel Russell 1865-19? 0000 000 K T OR Sturm, Georg 1855-1923 0000 000 K P NL Surie, Jacoba 1879-1970 1910 092 K X DL Sussmann, Bernard 1929 038F K X JA Suzuki, Shintaro 1895-1989 1896 022 K B VS Svendsen, Charles C. 1871-1959 1929 045F K P NL Swagemakers, Theo 1898-1994 1897 026 K S GB Swan, James A. 1847-1910 (+1907, 1908) 0000 000 K I GB Swan, John MacAllan 1847-1910 1902 028 K P NL Swart, E. Sara C. de 1861-1951, Beeldhouwer 0000 000 F I NL Switzar jnr., Simon 0000 000 K B HO Szanto, Louis P. 1889-1965 1906 081 K B VS Taggart, Lucy M. 1880-1960 0000 000 K P NL Tamminga, Elly H. 1896-1983 1919 176 K B HO Tatz, Lasszlo 1888-19? 1909 049 K D GB Taylor, Helen 1906 086 K A VS Teasdel, Mary H. 1863-1937 1919 175 K P NL Teding van Berkhout, Frederik 1883-1965 1926 017F K P BE Termote, Albert Polydor 1887-1978, Beeldhouwer 1904 059 K D GB Terry, Florence Beach 1880-19? 1930 058F K P NL Terwindt, Tilla 1890-1980 0000 000 K P NL Teunissen, Piet 1890-1958 1906 100 K B NO Thaulow, Fritz 1847-1906 0000 000 K X X Theuriet, André 1910 074 K B ZE Thegerstrom, Robert 1857-1919 1930 117 K P NL Tholen, Willem Bastiaan 1860-1931 1913 036 K B GB Thomas, Cecil 1885-1967, Beeldhouwer 2008 000 K I DL Thomas, Christiane 1982 1899 004 K B FR Thomas, Paul 1859-1910 1927 079 K D GB Thomson, Edmond 0000 000 K T GB Thomson, Hugh 1860-1920 1898 032 K B ZE Thorell, Hildegard 1850-1930 1895 011 K B GB Thornely, Charles 18?-19? 1909 051 K D GB Thornhill, Emma 1914 051 K B FR Thornley, William 1857-1935 1907 114 K D GB Thorp, Miss M.J. 1907 116 K I VS Thurston, John K. 1865-1955 1909 035 K B BE Tijtgat, Edgard 1879-1957 1891 004 K I VS Tipping, Kate 1904 059 K B VS Titsworth, Julia 1878-1941 1925 042 K T DL Tobien, Wilhelm 1931 140 K B GB Todd, Arthur Ralph Middleton 1891-1966 2006 000 K I NL Tollenaar, Petra 1981 0000 000 K T GB Tomson, Arthur 1858-1905 1918 145 K P NL Tonge, Lammert van de 1871-1937 1916 000 K X BE Tongerloo, Georges v. 1886-1965, Beeldhouwer 0000 000 K P NL Toorop, Jan 1858-1928 0000 000 K I BE Toussaint, Ferdinand 1873-1956 1907 110 K I GB Townsend, Ernest 1880-1944 1914 053 K B FR Trilleau, Gaston 0000 000 K T FR Trouillebert, Paul Désiré 1829-1900 1930 119 K S VS Trubach, Ernest Sergei 1907-19? 1904 054 K B DL Tubbeke, Paul Wilhelm 1848-1924 0000 000 K I GB Tucker, Frederick 1890 003 K B GB Tucker, Tudor St..George 1862-1906 1925 047 K V DL Tügel, Tetjus Otto 1892-1972 0000 000 K I DL Türcke, Franz Theodor 1877-1957 1911 206 K P NL Tussenbroek, Otto van 1882-1957 1910 071 K S DL Tüttner, Willy 0000 000 K I VS Twachtman, John Henry 1853-1902 0000 000 K I VS Twachtman, Martha Scudder 1861-1936 0000 000 K T NL Ueberfeldt, Jan Braet von 1807-1894 0000 000 K I DL Uhde, Fritz von 1848-1911 1912 151 K B FR Ulmann, Raoul 1867-1907 0000 000 K B DL Unger, William 1837-1932 1902 036 K I VS Upton, Ethelwyn Berta 18?-1921 1902 036 K A VS Upton, Florence Kate 1873-1922 1900 015 K X GB Urquhart, W. J. 1898 032 K B BE Uytterschaut, Victor 1847-1917 1897 027 K B BE Valckenaere, Leon 1853-1926
166
0000 000 K P NL Valkenburg, Hendrik 1826-1896 1920 193 K P NL Valkenburg, Jan 1880-1937 1926 002F K V YS Vanka, Maximilian 1889-1963 0000 000 K I DL Vautier, Benjamin (de oudere) 1829-1898 0000 000 K P NL Veen, Jan de 1916-1985 1902 030 K X VS Veer, Mary van der 1865-19? (+1904, 1924) 0000 000 F I NL Veerman, Afra 1974 1893 007 K B BE Velde, Henry van de 1863-1957 0000 000 K T NL Veldheer, Jacobus Gerardus 1866-1954 0000 000 K P NL Verbruggen, Karel 1871-1931 1919 161 K P NL Verhoeven, Leen 1883-1932 1914 063 K P NL Verkruijsen, Henri Cornelis 1886-1955 1906 086 K B FR Vermare, Andre 1869-1949, Beeldhouwer 1914 076 K B BE Vermorcken, Frederic Marie 1860-1946 0000 000 K I NL Verschuuren, Charles jr. 1899-1955 0000 000 K P NL Verveer, Elchanon L. 1826-1900 0000 000 K P NL Viegers, Ben 1886-1947 2009 000 K I NL Viegers, Janneke 1952 1898 032 K B FR Villard, Antoine 1867-1934 0000 000 K P NL Vis, Dirk 1906-2002 0000 000 K L NL Visser, Adrianus 1887-1969 0000 000 K P NL Visser, Jan 1879-1961 0000 000 K P NL Visser, Johan 1873-1941 1923 017 K P NL Visser, Tjipke 1876-1955 (+1924, 1926), Beeldhouwer 0000 000 K P NL Vlijmen, Bernard van 1895-1966 1938 012 K P NL Vlist, Leendert van de 1894-1962 1889 002 K B DL Vogel, Hugo 1855-1934 0000 000 K X NL Vogt, Aug. F.W. 2006 000 K I NL Vorstman, Robert 1975 1890 000 K T NL Vos, Hubert 1855-1935 0000 000 K T NO Voss, Gyda 1871-19? 1906 095 K B DL Voss, Ludwig 1881-1965 000 0 000 K P NL Vossen, André van de 1893-1963 0000 000 K X NL Voster, J. de 1903 039 K P NL Voullaire, Martha 1856-1932 0000 000 K P NL Vreedenburg, Cornelis 1880-1946 0000 000 K P NL Vries Lam, Dirk de 1869-1937 0000 000 K P NL Vries, Henriëtte Estella de 1886-1942 0000 000 K P NL Vries, R.P.W. de jr. 1874-1952 0000 000 K P NL Vries, Ruurt de 1813-1874 0000 000 K P NL Vrint, Gerard 1870-1954 0000 000 K P NL Waay, Prof. Nicolaas van der 1855-1936 1894 000 K T DL Wachenhusen, Friedrich 1859-1925 1906 090 K L VS Wachman, Henriëtte (samen met haar zuster Laura) 0000 000 K I DL Wacker, Hans 1868-1958 1903 047 K B VS Wadsworth, Adelaide E. 1844-1928 0000 000 K I DL Wahle, Friedrich 1863-1927 1909 028 K D GB Waite, Harold 18?-19? 1900 010 K B VS Walden, Lionel 1861-1933 1912 180 K G GB Walker, Dugald Stewart 1865-1937 1903 045 K A VS Walker, Ferdinand 1859-1927 1907 109 K S GB Walker, Jack (+1909, 1922) 0000 000 K B GB Walkley, David Birdsey 1849-1934 0000 000 K I VS Walkowitz, Abraham 1878-1965 0000 000 K P NL Walle, Willem A. van de 1906-1995 1897 029 K B DL Walter, Karl 1868-1949 1923 004 K T GB Ward, Cyril 1863-1935 1913 022 K D GB Ward, James 1851-1924, Architect/ Beeldhouwer 1902 036 K D GB Warrack, Harriët 1931 078F K V GB Warren, Emily Mary Bibbens 1870-1956 1910 071 K T PO Wasner, Artur 1887-1938 1910 082 K D GB Watson-Gordon, Annie 1892 004 K B GB Watson, Charles John 1846-1927 1903 049 K B GB Watson, Frank 1862-1953 1903 050 K B GB Watt, George Fiddes 1873-1960 1896 021 K B ZI Weber, Otto 1876-1947 0000 000 K I GB Weedon, Augustus Walford 1838-1908 0000 000 K P NL Weegewijs, Hendrik 1875-1964 1909 049 K D GB Weeks, Kate G. 1904 058 K D GB Weeks, Sydney Thomas Charles 1878-1945 1898 036 K B BE Weert, Anna de 1867-1950 1896 000 K P NL Wegman, Anna M. Romer 1868-1945 1901 021 K B ZI Weibel, Louise 1865-19? 0000 000 K P NL Weiland, Frits 1888-1950 0000 000 K T VS Weir, Alden 1852-1919 1898 036 K B FR Weiss, Emile Georges (Geo) 1861-19? 1903 047 K I VS Weiss, William Lentz 0000 000 K P NL Welie, Joh. Anton van 1866-1956 1911 145 K D GB Wellesley, Sir Victor 1876-19? (+1912) 000 000 K P NL Wenckebach, Willem 1860-1937 1902 033 K B FR Wery, Emile A. 1860-1935 (+1907, 1910) 1906 094 K B GB West, Joseph Walter 1860-1933 1895 012 K X GB Westwood, Henry Roy (+1896, 1897)
1890 003 K B VS Weyden, Harry F. van der 1868-1952 1905 066 K D GB Whishaw, Alexander Y. 1870-1946 0000 000 K X VS Whistler, James Abbot McNeill (1834-1903) 1892 004 K B GB Whitehead, Elizabeth 1877-1930 (+1899, 1906, 1914) 1914 067 K D GB Whitehead, Frances M. 1913 014 K D GB Whydale, Ernest Herbert 1886-1952 1911 131 K B HO Widder, Felix 1874-1939 1910 089 K T DL Widmer, Hermann 1871-1940 0000 000 K P NL Wiegers, Jan 1893-1959 1902 025 K A VS Wigand, Oliver 0000 000 K T NL Wijk, Charles van 1875-1917, Beeldhouwer 0000 000 K L NL Wijngaarden, H. van 0000 000 K P NL Wijngaerdt, Piet Th. van 1873-1964 1915 088 K P NL Wijnstroom, Anthony C. 1888-1971 0000 000 K P NL Wijsmuller, Jan Hillebrand 1905 072 K B FR Wilder, Andre 1871-1965 1929 `098 K D GB Wilder, H.C. 1913 199 K D GB Wilkinson, R.E. 1912 165 K D GB Williams, A.H. 1909 047 K D GB Williamson, Bertha 1917 120 K P NL Willigen, Christina Abigael 1850-1931 (+1924) 1911 107 K T VS Wilson, Clagget 1887-1952 0000 000 K I VS Wilson, Henrietta 18?-19? 0000 000 K T GB Wilson, Stanley Reginald 1890-1973 0000 000 K T GB Wilson, Thomas Walter 1851-1912 1894 008 K T DL Windels, Carl 1869-1954 (+1896) 1900 001 K P NL Winkel, Jean Philippe 1827-19? 1910 077 K P NL Winkoop, Hans van 1893-19? 1903 040 K P NL Winter, Willem F. 1874-1958 0000 000 K I GB Winter, William Tatton 1855-1928 1922 206 K V DM Winther, Poul Hendrik 1898-19? (+1931) 1913 027 K B GB Winzer, Charles Freegrove 1886-19? 0000 000 K P NL Witjens, Jan W.H. (Willem) 1884-1962 1914 070 K B OR Wolf, Grete 1882-1942 0000 000 K P NL Wolff, Cor de 1889-1963 0000 000 K I NL Wolter, Hendrik Jan 1873-1952 1906 090 K B GB Wood, Ella Miriam 1888-1976 1890 003 K B VS Woodbury, Charles H. 1864-1940 (+1903, ‘04, ‘07, ‘09) 1903 048 K B VS Woodbury-Oakes, Marcia 1865-1913 1909 037 K B GB Woodroffe-Hicks, Evelyn 18?-1930 1910 088 K D GB Woods, Ethel (Wales) 1912 189 K B VS Woodward, Mabel May 1877-1945 1904 053 K D GB Workman, Evelyn J.L. 1914 051 K D GB Worthington, Harry Edward 1867-19? 1926 017F K P NL Wouters, Wilm H. M. 1887-1957 0000 000 K P NL Woutersen-Doesburgh, Elisa 1875-1957 1899 005 K A VS Wray, Henry Russell 1864-1927 1910 099 K D GB Wright, R.T. 1895 011 K D GB Wyper, Jane Cowan 1866-1898 1913 006 K B PO Wywiorski, Michael Gorstkin 1861-1926 (+1914) 1895 016 K B VS Yandell, Enid 1870-1934, Beeldhouwer 1908 004 K D GB Young, H.P. 1920 184 K D GB Zahn, Dorothy 1900-1987 1900 013 K S IT Zappulli, Arnoldo 1855-1921 1889 001 K T DL Zehme, Werner 1859-1924 1903 043 K B VS Zell, Ernest Negley 1874-19? 1907 116 K T DL Zeller, Rudolph 1880-19? 1910 095 K T DL Ziegler, Ludwig 1885-19? (+1911, 1928) 0000 000 K I FR Ziem, Félix 1821-1911 2006 000 K I NL Zikken, Gineke 1959 1913 003 K T DL Zimmermann, Ernst Reinhard 1881-1939 0000 000 K T FR Zingg, Jules Emile 1882-1942 0000 000 K P NL Zoetelief Tromp, Jan 1872-1947 1913 017 K B SP Zubiaurre, Ramon de 1882-1969 1911 129 K B DL Zuelzer, Gertrud 1873-19? (+1913, 1925) 0000 000 F X NL Zwarthoed, Jaap 0000 000 K P NL Zwartjes, Frans Ant. M. 1927-
INDEX OF ARTISTS (PAINTERS, ILLUSTRATORS, PRINTERS, SCULPTORS AND PHOTOGRAPHERS) WHO WORKED IN VOLENDAM, MENTIONED IN THE TEXT, PRE-1950. Abbey, Edwin Austen 31, 32, 34, 37, 46, 51, 75, 82, 89, 90, 100, 101 Akkerman, Robin 82 Albronda, Justine 22 Andrews, Iris M. 25, 28 Arntzenius, Paul 40 Bartels, Hans von 25, 28, 34, 70, 85 Beer, John Axel Richard 25 Benoit-Levy, Jules 25, 28, 56, 57 Berg, Willem van den 95 Berssenbrugge, Henri 44, 63, 77, 86, 87, 88 Bianchi, Frans 160 Bleijs, Adri121, 124, 129, 135, 144, 150 Blumenschein, Ernest 75, 82 Bolding, Cees 154 Boughton, George H. 31, 32, 75, 82 Briët, Arthur 49 Bross, Sibylle 81, 83 Browne, Tom 24, 25 Burger-Willing, Prof. Willi Hans 89 Carpenter, Edward 77, 88, 132 Cassiers, Henri 34, 88, 89, 90, 91, 128 Charlet, Franz 110 Cheney, Leo127, 130 Clausen, George 8, 21, 22, 34, 37, 44, 47, 102, 103 Cramer, Max 139 Custis, Eleanoor Parke 51 Essen, Teun van 35, 63, 75 Fleck, Max 113 Forbes, Alexander Stanhope 13 Frank, Lucien 37 Frechon, Emile 132, 133, 134 Gabrielse, Johan 135 Galloway, W.A.Denis Gdanietz, Wilhelm 114 Haar, Herman van de 102 Hagendoorn, Edwin 18 Hanicotte, Augustin 47, 105, 106, 107, 126, 127 Hem, Piet van der 44, 100, 101, 150 Hendrickx, François 156, 157 Hering, Georg 14, 38, 39, 65, 84, 90, 91, 92, 93, 94, 112, 115, 117, 128 Herrmann, Hans 155 Heyer, Prof. Arthur 118, 119 Houben, Henry 154 Hunter, George Sherwood9, 108 Hynckes, Raoul 54, 55 Jacoby, Carl98, 99, 110 Jamar, Armand 21 Kallmorgen, Friedrich 32 Kamke, Ivar 4, 48, 142, 143 Kate, Johan ‘Mari’ ten 28, 29 Kobé, Jules Benno 120 Krigar, André 80 Kruijsen, Jan 64 Kruis, Ferdinand 42, 43 Maris, Willem 109 Mastenbroek, Johan van 62 Molkenboer, Theo 109 Odé, Prof, A.W.M. 147 Pieper, Otto 45 Pijnenburg, Reinier 66, 68, 71 Piltz, Otto 109 Polok, Richard 23 Possin, Rudolf 153 Post, May Auduban 111 Rettig, John 152 Rink, Paul 67, 74, 75, 88, 89 Salverda, Anne Jitske 18 Sassenbrouck, Achille van 104 Scheinhammer, Otto 64 Schotel, Anthonie Pieter 36, 56, 57, 72, 73, 77, 79, 152 Schrag, Julius 20 Schulman, David 61 Schuring, Roos 11, Siewers, Jan 45, 62, 103, 121 Sijs, Maurice 30, 33, 58, 59, 77, 78, 152 Sluiter, Willem ‘Willy’ 24, 47, 57, 60, 63, 71, 76, 96, 102, 110, 115, 121, 122, 123, 124, 125, 127, 129, 130, 131, 137, 138, 140, 148, 151, 155 Stephenson, George 113 Sul, Harmen 129 Swagemaker, Theo 69
Termote, Albert 147 Tholen, Willem Bastiaan 2, 52, 53 Tollenaar, Petra 152 Türcke, Franz Theodoor 41 Upton, Kate Florence 109 Vanka, Maximilian 147 Veerman, Afra 156 Viegers, Janneke 26 Vorstman, Robert 10 Walker, Jack 24 Wijk, Charles van 135 Windels, Carl12, 20 Wouters, Wilm 15, 97, 116, 144, 145, 149 Zikken, Gineke 100
LITERATUURLIJST Saskia de Bodt, Schildersdorpen in Nederland (Warnsveld: Terra, 2004) J.P. van Brakel, Katwijk in de Schilderskunst (Katwijk Museum: 1995) Dick Brinkkemper et al., Volendam Schildersdorp 1880-1940 (Waanders: Zwolle, 2006) Exh.Cat.Nürnberg, 2000-01, Claus Pese et.al, Künstlerkolonie in Europa - Im Zeichen der Ebene und des Himmels, Germanisches National Museum André Groeneveld, Jan Keizer, Jannig Kwakman en Piet Veerman, Volendam ‘en plein air’ (Hotel Spaander 2006) Maartje de Haan en Elisabeth Oost, Visserleven langs de Noordzee en Zuiderzee (Katwijk Museum: 2002). Roger Langley, Walter Langley - Pioneer of the Newlyn Art Colony (Penzance: Penlee House, 1997) R. de Leeuw, J. Sillevis & C. Dumas, eds. The Hague School Dutch Masters of the 19th.Century (London: Weidenfeld & Nicolson, 1983) Jacques Lethève, La Vie Quotidienne des Artistes Français au XIXe. Siecle (London: Allen & Unwin, 1968 (trans. H.E. Paddon) Peter Marijnissen, Willy Sluiter - Gentleman kunstenaar (Dordrecht Museum, 1999) Joke van de Pol, ‘De Larense School: kunst voor de markt?’, Tableau 7:2, pp. 50-64. John Sillevis & Hans Kraan, eds.,De School van Barbizon Franse Meesters van de 19de Eeuw (Den Haag: Gementemuseum, 1985/6) K. Simons, Hotel Spaander 100 jaar (Volendam: 1981) Chris Stolwijk, Uit de schilderswereld in de tweede helft van de negentiende eeuw (Leiden: Primavera Pers, 1998) Annette Stott, Hollandgekte. De onbekende Nederlandse periode in de Amerikaanse kunst en cultuur (Amsterdam: Mayers, 1998) Robert Verhoogt, Kunst in Reproductie - de reproductie van kunst in de negentiende eeuw (Amsterdam: AUP., 2008) B.W.E. Veurman, Volendammer Schilderboek (Den Hague: Kruseman, 1979)
André Groeneveld (geb.1966), Kunstenaar Gertjan Scholte-Albers aan het werk onder de visafslag, 2006 foto
167
Henri Berssenbrugge, (1873-1959) Art store tegenover Hotel Spaander, 1925 foto Collectie Zuiderzeemuseum archief Wouters/Hanicotte, Enkhuizen 168
Maarten Schets Pagina uit het 2de gastenboek van Hotels Spaander, 2009 foto Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen 169
COLOFON / COLOPHON © 2009 Uitgeverij d’jonge Hond © 2009 Zuiderzeemuseum Uitgave van / Published by d’ Jonge Hond, Zwolle in samenwerking met het Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Uitgeverij d’jonge Hond PO Box 1353 8001 BJ Zwolle The Netherlands info@dejongehond.nl www.dejongehond.nl Tekst / Text Brian Dudley Barrett Samengesteld door / Curated by André Groeneveld Tekstredactie / Editing Kris Callens, André Groeneveld, Peter Kersloot, Jannig Kwakman Peter Veerman, Vertaling / Translation Michael Meert Ontwerp / Design Richard van der Horst riezz.biz Lettertype / Typeface Foundry Kade, Foundry Monoline davidquaydesign.com Fotografie / Photography Freelensmedia - Wim Zandbergen, Willem van der Zel met uitzondering van / Except Afra Veerman: 157, Collectie Lieveland: 4, 10b, François Hendrickx: 156, 157, Kunsthandel Mark Smit: 138, Kunsthandel R. Polak: 112, Kunsthandel Simonis & Buunk: 47mb, 51b, 64o, 121, 124b, Maarten Schets: 166, Willem van der Zel: pagina 82, 83, 109 ml, Zuiderzeemuseum: pagina 62b, 63b, 71o, 72-75, 76o, 89b, 94-99, 101b, 106-108, 110rb, 113o, 115b, 122-125, 129o, 130, 131, 137, 144, 145 Drukwerk / Printing Printer Trento, Italië Collecties / Collections Hotel Spaander, Volendam Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Collectie Lieveland Tandheelkundig Centrum Volendam Kunsthandel R. Polak, Den Haag Kunsthandel Simonis & Buunk, Ede Kunsthandel Mark Smit, Ommen En vele particuliere verzamelaars
170
Advies / Suggestions Dick Brinkkemper, Peter Kersloot, Jannig Kwakman, Peter Veerman, Stichting ‘Artist kom binne’ Met dank aan / Thanks to Hein Schilder, Marcel Rutten, Jannig Kwakman, Ed Guyt, Theo Nouwen, Michael Huyser, Kris Callens, Elly de Graaf, Froukje de Graaff, Saskia Grogniet, Ina Groot, Erik Walsmit, Willem van der Zel, Marion Bosc Johan Butter, dhr. Van Helsdingen, Klaas Kes, Jan Koning, Arnold Ligthart, dhr. Meeter, Klaas Mol, Bert Sanders, dhr. en mevr. Strijdonk, Dick Tol, Jan Tol, Afra Veerman, Nina Wevers, dhr. en mevr. Zwanenburg ISBN 978-77204-57-3 / NUR 640 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam © c/o Pictoright Amsterdam 2009
Het vissersdorp Volendam, met zijn kleurrijke klederdracht, gehurkt zittende mannen, de groen geverfde huisjes en de overal in het dorp aanwezige kleur magenta, groeide aan het begin van de 20ste eeuw uit tot ĂŠĂŠn van de grootste kunstenaarsdorpen van Europa. Dit was vooral te danken aan de vooruitziende blik en marketingkwaliteiten van Leendert en Aaltje Spaander, de eigenaren van Hotel Spaander. Vanaf 1881 bouwden zij hun hotel uit tot het artistieke middelpunt van het kunstenaarsdorp waar binnen- en buitenlandse kunstenaars graag verbleven. Artist kom binne stond er op een schilderij boven de voordeur. Dat sprak direct tot de verbeelding, maar ook hun zeven dochters zorgden voor de nodige aantrekkingskracht. Zij stonden veelvuldig model en gingen in klederdracht naar de opening van tentoonstellingen in het buitenland. Drie van hen trouwden met een kunstenaar. Om de kunstenaars nog meer van dienst te zijn liet Spaander achter het hotel twee ateliers bouwen waarin de kunstenaars ongestoord konden werken. Leendert regelde ook modellen in klederdracht. Om het hotel bij nog meer kunstenaars bekend te maken, stuurde hij ansichtkaarten van het hotel en van Volendam naar alle toonaangevende kunstacademies in Europa. Zo kwamen er steeds meer kunstenaars naar Hotel Spaander en groeide Volendam, en haar klederdracht in het bijzonder, uit tot hĂŠt symbool van Nederland.