'oi’/nof't >n Mecke
Z o o fen fu iH e
'Bate-hni)
StraeteA
ddJioek
! ifckuaverJ’
s^ZjA aenea/^n loe/woom
\igsl\
V o o lcca n m ^
UerpeJp/i, '37*
^
O root\
eranieitdi/k*, / < — tJ\ —rM a rk e e jn e n '■ela k e n
Jm / arw brui/ae
Wiieken
IJ d e Abeele
\
ÎL ■■
,tJBaejir-
itj e l t ?i iifh e te r i Ijl \AreumenJove
et)e r en
Uuhie
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 4 1 ste jaargang, nr. i - januari - februari - maart 2 0 10 Afgiftekantoor
8700T ie lt
^meibloem " m .....................
^ IR G E N T K uw appeltje i/oor de dorst
Kasteelstraat 149 8700 HELT
A T e K a bvba
Tanghe Kris
Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93
www.demeibloem.be
Rame 7 8700 TIELT Tel. 051 40 39 53
ELECTRO
Debusschere E.&L ., ing. bvba
FISCALITEIT BOEKHOUDING KMO - ADVIES
Maertens Management & Co bvba Pittemsesteenweg 32 8700 TIELT Tel. 051 40 71 66 051 40 64 39 Fax 051 40 74 07 robert.maertens@mmconline.be www.mmc-maertens .be
PRIVAAT INDUSTRIE DOMOTICA Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 Gsm 0475 32 77 08 info@electro-debusschere.be
De Roeôe van Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt : Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele 4 r te jaargang, nummer 1, januari -m aa rt 2010 wettelijk depot - BD 25413
De Roede van Tielt Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van kringen voor Heemkunde
Inhoud
Erevoorzitter
Paul Bekaert, In de ban van de ring, blz. 38-43
Eric Bekaert, Molens en molenaars in Dentergem blz. 3-37
Paul Vandepitte, voorzitter 19702000
Claude Moors, Stadsrekeningen, een schatkamer, blz. 44-67
Voorzitter
Berenice Vanrenterghem Wingensesteenweg 84, 8700 Tielt berenice_vanrenterghem@hotmail. com
Robert Vanneste, Een schlager uit 1546, blz. 68-70
Ondervoorzitter
Eddie Verbeke, Muzikanten uit de Roede van Tielt, blz. 71-75
Juul Desmet Roterijstraat 3, 8720 Wakken iules, desmet@telenet.be
Eddie Verbeke, Een haiku voor Tanneken, blz. 76-79
Secretaris-penningmeester
Philippe De Gryse Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt tel. + fax = 051/40 18 38 Redactieraad
Jaak Billiet, Rudi De Brabandere (nieuwsbrief), Philippe De Gryse (verantwoordelijke uitgever), Juul Desmet, Celine D’Hulst, Ronny Ostyn, Berenice Vanrenterghem, Eddie Verbeke (redactiesecretaris), Geert Vermeulen
"De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. Lidgeld is 20 euro op 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, 8700 Tielt ; 30 euro voor steunende leden en 40 of meer voor beschermende leden. Bijdragen te bezorgen aan eddie.verbeke@pandora.be . Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud en de illustraties van zijn bijdrage. Deze mogen slechts overgenomen worden na uitdrukkelijke toelating van de redactie.
Website
http://www.go.to/rvt Bibliotheek en fototheek
Beernegemstraat 5, 8700 Tielt, open elke zaterdag van 10.00 tot 11.30 u, of na afspraak 051/40 18 38
Kaft
Detail van de kaart “District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63 986 zielen” circa 1825, verzameling Paul Vandepitte.
Cartotheek en archief
Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak : ronnv, ostvn@telenet.be
2
Eric Bekaert
Molens en molenaars in Dentergem (Dit artikel is een herbewerking en aanvulling op de studie van L. Goeminne, “Molenschatting van de windmolen en de watermolen van Dentergem in 1671”, in De Roede van tielt, 39ste jaargang, nummer 3/2008 blz. 181-190)
De Dentergemse dorpswindmolen (13de-14de eeuw -1936)
Meer en meer verlaat men het aloude gegeven dat de kruisvaarders in de jaren 1100-1200 de windmolens vanuit de Syrisch-Palestijnse Gang (de strook ten oosten van de Middellandse Zee met het toenmalige Syrië, Fenicië en Palestina) naar Europa hebben overgebracht. Reeds in de tweede helft van de 11de eeuw zouden lokale vaklui in het zuiden van het graafschap Vlaanderen (het huidige Frans-Vlaanderen) zelf de eerste windmolens geconstrueerd hebben'. Wat Dentergem betreft, moeten we wachten tot het begin van de 15de eeuw vooraleer we de eerste verwijzing naar een molen terugvinden. In een perkamenten inventaris van de tienden rond 1405 is er zowel sprake van Jan Molenaers, als van smolenaers stede. Deze molen(stede) lag vlakbij het fonsier van de heren van Dentergem: Item beneden den molen een hofstede heet out Denterghem o f ten nederen hove. De molen moet er toen al vele decennia gestaan hebben, want er is in datzelfde handboek ook sprake van de ouden molenwal... boven den hoghen ouved. 1 Nogal wat entiteiten die het heemkundig erfgoed hoog in het vaandel dragen, claimen de oudste molen op hun grondgebied te hebben. Het is echter nagenoeg onmogelijk om daar uitsluitsel over te geven. Toch durven we verwijzen naar 2 koren windmolens uit de eerste helft van de 12 de eeuw: de Hoflandmolen te Houtkerke (Houtkerque) en de Noordmeulen in Hondscho(o)te. 2 K.A.D. (Kerkarchief Dentergem), nr.216, Inventaris van de tienden ca. 1405, f° 2 ,9 en 12.
3
De oudste ons bekende afbeelding van de Dentergemse dorpswindmolen, 1690 (Carte des camps d ’Harlebeck et de Deynse les 21 et 22 de May 1690, corrigée et augmentée par le Chevalier de Beaurin)
De windmolen, toen gelegen aan de zuidkant van de Markegemsesteenweg - recht tegenover de huidige hoeve van Roger Maes (nr. 149) - was van oudsher eigendom van de heren van Dentergem: opeenvolgend de vander Zypes (1390-1535) en de Dolhains (1535-1566), Lieven Huevick (1567-1578) en de families Lanchals (1578-1727) en de Kerchove ( 1727-1795)J. Het was een gewone tweezolderstaakmolen om graan te malen. De open voet werd later omsloten door een teerlingkot. Tussen het fortsier of de omwalde herenhoeve van de heerlijkheid (het Casteelgoed) en de molen lag tot in de 19dc eeuw dwars doorheen de velden een weggetje van ca. 500 m, dat een directe verbinding mogelijk maakte. 3 Over de adellijke heren die de heerlijkheid Dentergem in hun bezit hadden van de l l de tot de 18de eeuw: zie E. & F. BEKAERT, De heren van Dentergem in De Roede van Tielt, 36slejg., nr.4, 2005, pp. 3-24.
4
c'-y Cf.ï/f/ V///
imïu;
ï?-TŸ -’3.
;•••..•tv joif
/uW’ltf
n
aer
« P
IIS
Figuratieve kaart anno 1788 van het Casteelgoed van de heren van Dentergem. Tussen de omwalde herenhoeve en de molen lag een Coeÿ Dreve die het fonsier verbond met de korenmolen
5
Halverwege de 19de eeuw heette de Markegemsesteenweg de Hoogstraete: een begrijpelijke naam, aangezien de weg toen vanuit Markegem naar Dentergem toe nogal sterk omhoog liep. In 1861-1862 werd de straat tot 8 m verbreed, genivelleerd en... rechtgetrokken4. Hierdoor kwam de nieuwe steenweg aan de andere kant van de molen te liggen, waardoor de molenaars nu de brede straat niet meer hoefden over te steken.
4 E. BEKAERT, Als straten gaan... praten, Dentergem, Tielt, 2005, p. 29. Dat de Markegemsesteenweg genivelleerd werd, is nu nog duidelijk te zien aan de landerijen die, vanaf de elektriciteitscabine naar Markegem, aan weerszijden van de weg veel lager liggen en omgekeerd, richting Dentergem, boven de weg uitsteken.
6
Kadasterkaarten 1856 (Poppkaart) en ca. 1865. Door het heraanleggen en rechttrekken van de Markegemsesteenweg in 1861-1862 kwam de molen aan de noordkant van de weg te liggen
Voor de oudste vermelding van een Dentergemse molenaar moeten we wachten tot de tweede helft van de 16de eeuw. In 1567 is er voor het eerst sprake van ene Jan Heytens (°Markegem ca. 1520, fs Germain) myns heeren mulenaere\ Vier jaar later komen we te weten dat diezelfde Heytens de wind- en watermolen van jonkheer Lieven Huevick pachtte voor 48 pond par. en 6 mudden rogge per jaar (1 mud = 1056 1), wat toen getaxeerd werd op nog eens 288 pond extra5 67. In 1580 was deze prijs nog niet veranderd . In de jaren 1570 pachtte hij ook nog de korenwindmolen van de heerlijkheid Ter Hoyen in Markegem en verhuurde hij in zijn geboortedorp een (kleine) oliewindmolen op het Zwarte Veld voor 30 pond par. aan Gillis Snellaert. 5 B.A.B. (Bisschoppelijk archief Brugge), F 74, Heerlijke rekening ‘t Dentergemsche, P 15v. 6 S.A.G. (Stadsarchief Gent), XXste- penningkohier Dentergem, 1571, nr. 15/76, P 2. 7 A.R.A. (Algemeen rijksarchief Brussel), Rekenkamer 1177, Confiscaties stad en kasselrij Kortrijk, 1580, P 14.
7
In 1580 hield zijn weduwe Maye De Taruwe de molen draaiende , allicht kort daarna opgevolgd door haar zoon Karei Heytens (°Markegem ca. 1550 - jWakken 01.05.1632), gehuwd met Jacquemine Ovaere (°ca. 1550 - fWakken 01.01.1632)l>. Karei was ook molenaar van de dorpswindmolen te Wakken en oefende blijkbaar zijn stiel met hart en ziel uit. Zo ondertekende hij de officiële documenten met een... molenijzer1". In de kerkrekening van 1649 vinden we een laatste verwijzing naar de molenaarsfamilie Heytens. Toen bediende Jacques Heytens (°ca. 1620 - fOostrozebeke 06.06.1685), fs Joos en kleinzoon van Karei, de korenwindmolen. Vermoedelijk nog datzelfde jaar verhuisde hij naar Oostrozebeke. In 1650 werd Cornelis Braet (° Kanegem ca. 1622 - |Aarsele 28.04.1692), fs Jan x Janneken Daens, de nieuwe uitbater van de windmolen. Net als de familie Heytens behoorde hij tot een bekend molenaarsgeslacht. Zijn vader was tussen 1622 en 1663 molenaar op de Eeckhoutmolen te Kanegem, waarvan hij de eigenaar was. Comelis huwde te Vinkt op 26.11.1848 met Joanna Ghylinckx en vestigde zich met zijn echtgenote in Dentergem Hij moet een man van enig aanzien geweest zijn, want in 1661 maakte hij deel uit van de dorpsschepenbank'1. Comelis had 6 broers, die allemaal mulder waren. In 1671 hield hij het voor bekeken en vestigde zich in Aarsele, waar hij in april 1692 overleed89*112. Dorpsheer Francies-Philip Lanchals (1650-1677) maakte van het afscheid van Comelis Braet gebruik om zijn eeuwenoude windmolen te laten schatten. Op 02.01.1671 werd deze 8 F. HOLLEVOET, Markegem, het vermaakelyk dorp, Tielt, 1996, p. 238. 9 K.A.D., nr. 58, Kerkrekening 1587-1597. f° 1. 111 J. E. HEYTENS, De familie heytens, deel I, Wevelgem, 1995, p. 29. Heel wat gegevens over de Heytens in de periode 1550-1650 komen uit geciteerd werk, pp. 7-76. 11 K. A.D., nr. 259, Transactie voor de wet van Dentergem en Steenkerckx, d.d. 22.12.1661. 12 A. BRAET, Het geslacht Braet door de eeuwen heen (1295-1980), Aalst, 1981, pp. 67, 70,71, 138.
8
ghepresen ende ghexstimeert ten bedrage van 328 pond 2 sch. 11 den. gr. door de molenmakers Jan Deseyn (fs Jan), zijn neef Gillis Deseyn en Jacques Braekman13. Jaspaert Vandervaecken werd de nieuwe molenaar. Hij was blijkbaar niet de eerste de beste, want hij zetelde in de jaren 1680 ook in de dorpsschepenbank14. Jaspaert stierf op 30.10.1689 en zijn echtgenote Judoca Tuysschaever (fa Francisca) hertrouwde nog geen halfjaar later, op 22.04.1690, met Adriaen Deleersnijder. Judoca overleed op 19.09.1694 op 37-jarige leeftijd, waardoor Deleersnijder nu samen met zijn (?) 4 kinderen, een knecht en een meid de molen bleef bedienen. Hij stond bij de bevolkingstelling van 26.02.1695 niet als pauvre vermeld, wat ook moge blijken uit de verliesstaat opgemaakt op 25.01.1696.
13 L. GOEMINNE, o.c., pp. 185-187. 14 R.A.K.. (Rijksarchief Kortrijk), Parochierekeningen Dentergem I (16781694), Rekeningen 1679-1689.
9
)
/ (
tr J 'f q A tJ n
ncorJ/
Figuratieve kaart anno 1725 met de Dentergemse dorpswindmolen. Bemerk bovenaan de met lindebomen afgeboorde “Dreve” van de heren van Dentergem
Tussen 1688 en 1697 woedde in de Zuidelijke Nederlanden de Negenjarige Oorlog, waarin de Franse koning Lodewijk XIV het opnam tegen de Augsburgse Liga: een coalitie van Duitse vorstendommen, Spanje, Zweden, Engeland en de Noordelijke Nederlanden. Deze wel erg verscheiden legerkorpsen doorploegden jarenlang onze gewesten en ook Dentergem was hiervan ruimschoots het slachtoffer. Op 14 juli 1695 plunderden ze onze gemeente en Adriaen Deleersnijder verloor 2 bunder wintervruchten (1 bunder = 1,4169 ha), % bunder lentevruchten, 1 koe, meubelen, huisraad, kledij, bevoorrading, landbouwmateriaal en vlas voor een totaal bedrag van 101 pond 10
gr. Deleersnijder was 4 maanden eerder, op 20 maart, hertrouwd met Anna Heytens. Volgens een tweede bevolkingstelling in december 1695 bleek hij met zijn tweede echtgenote en de kinderen te zijn verhuisd1\ Dorpsheer Donaat-Maximilien-Francies Lanchals (1677- 1727) deelde ook in de brokken. Hij verloor een huis en een schuur, 2 bruggen werden afgebroken en er was diversche schaede... in sijne water ende wintmeulen. Erg zwaar zal de ravage in beide molens niet geweest zijn, aangezien zijn globale schadeclaim “maar” 30 pond gr. was1516. De molens werden uiteraard gerepareerd en vanaf 1698 was Daniel Sonneville (°ca. 1673 |28.07.1733), fs Daniel, de nieuwe mulder. Sonneville (x Joanna Biebuyck) maakte, net als enkele van zijn voorgangers, deel uit van de lokale schepenbank (1711-1719), maar was analfabeet17*. Hiermee hoorde hij bij het selecte kransje van de 4 Dentergemse dorpsschepenen in de 18de eeuw die met bevende hand een kruisje neerkrasten, waarachter de griffier dan maar de naam invulde, voorafgegaan door het veelbetekenende ‘t mercq 18 . Door het huwelijk van Anna Isabella Lanchals met Jan-Francies de Kerchove kwam de heerlijkheid Dentergem in 1727 in handen van de familie de Kerchove. Jan-Francies jr. (17331756) zag blijkbaar niet veel heil in de eeuwenoude windmolen en verkocht deze in 1738 aan Albert-Joseph-Ignace van Pottelsberghe d’Herlegem19. De jonkheer liet op 08.05.1738 de 15 R.A.K., B.P. (Bruine Pakken), nrs. 5599 (telling februari 1695), 6204 (verliesstaatjanuari 1696) en 6093 (telling december 1695). 16 R.A.K., B.P., nr. 6204, f 1. 17 R.A.K., Parochierekeningen Dentergem l i l (1708-1726), Rekeningen 1702-1717. Ix E. BEKAERT, Het Dentergemse gemeentehuis 1784-1994. Verleden en heden van een gebouw en zijn bewoners in Tijdschrift van het Gemeentekrediet, nr. 188 (1994/2), p. 33. 19 L. GOEMINNE & R. DE CLERCQ, De Heren van Herlegem en de watermolen van Herlegem in Heem- en Geschiedkundige Kring Hultheim, Jaarboek 2008, Kruishoutem, pp. 23-44. Albert-Joseph-Ignace van Pottelsberghe d'Herlegem (“Gent 09.08.1697 - fGent 25.05.1741), fs Arthus-Joseph-Hyacinth Van Pottelsberghe (d’Herlegem) x Anne-Aurelie-
11
draaiende werken van de molen (ten laste van de pachter) schatten, wat neerkwam op een bedrag van 169 pond 16 sch. 8 den. gr. Dankzij deze taxatie komen we ook voor het eerst te weten dat de familie Sonneville niet alleen de windmolen, maar ook een door paarden in beweging gebrachte korenrosmolen bediende, in 1738 door van Pottelsberghe d’Herlegem eveneens gekocht van de Kerchove. De draaiende werken van deze minimolen werden toen geprezen op 25 pond 18 sch. 4 den. gr. Waar deze molen zich toen precies bevond, is ons onduidelijk. Allicht in de directe omgeving van de windmolen. Ook over de levensduur van deze maalconstructie, hebben we geen exacte data. Het renteboek van de heerlijkheid Dentergem anno 1725 rept er nog met geen woord over. In 1771 wordt hij opnieuw geprezen, maar in 1780 bleek hij reeds verdwenen20. Vermoedelijk is hij met de oude windmolen in 1771 geslecht (zie verder). Daniel Sonneville had intussen in 1726 de korenwindmolen overgelaten aan zijn zoon Jacobus Sonneville (x Theresia Clara Van Belleghem)21, die op 31.07.1755 overleed. Weduwe Theresia Clara Van Belleghem (°Meulebeke ca. 1712 f08.11.1794) hertrouwde anderhalf jaar later, op 07.01.1757, met de 12 jaar jongere Pieter Deschrijver (°Oosterzele ca. 1724 - f02.05.1794), die het mulderswerk van zijn 45-jarige echtgenote overnam. De aloude molen kreunde echter steeds meer onder de last der tijden en jonkheer Ignace-Joseph-Libor van Pottelsberghe d’ Herlegem - broer en opvolger van AlbertJoseph-Ignace - besloot het kaduke gewrocht uiteindelijk af te Albertine Lanchals, was gehuwd met Marie-Thérèse-Robertine van der Meersch. Hij volgde zijn overleden vader in 1735 op als heer van Herlegem, Potterie, Berchem (Kluisbergen) en Swaevenaerde (Sinaai). Albert-Joseph-lgnace zal in 1741 als heer van Herlegem opgevolgd worden door zijn jongere broer Ignace-Joseph-Libor (“Gent 25.09.1698 - fGent 25.02.1775), die ongehuwd zal blijven. 20 S.A.G., Inv. 7 8 /f Lanchals, de Ladeuze, de Kerchove..., nr. 338. Overeenkomst betreffende de dorpswindmolen te Dentergem 1780 (zie bijlage 1). 21 R.A.K., Parochierekeningen Dentergem V (1747-1770), Rekening 1752.
12
breken en op dezelfde plaats een gloednieuwe staakmolen op te trekken. Joseph Deseyn, telg uit de reeds geciteerde molenaarsdynastie uit Olsene, kweet zich keurig van zijn taak en Pieter Deschrijver kreeg dan ook de eer om in 1772 als eerste de wieken te laten draaien. Onze Dentergemse molenaar trad ook op politiek gebied in het voetspoor van enkele van zijn voorgangers. Net als Comelis Braet, Jaspaert Vandervaecken en Daniel Sonneville zetelde hij een tijdlang in de dorpsschepenbank: vanaf 10.05.1779 tot zijn overlijden in mei 1794, stond hij als wethauder burgemeester Jan-Francies Vandenheede (1779-1795) bij in het doen de prochie affairens . In 1780, na 23 jaar noeste molenaarsarbeid, liet Pieter Deschrijver de familie Pottelsberghe d’Herlegem weten dat hij het voor bekeken hield. Op 11.06.1780 schatte gesworen prijser Carel Carbonnelle , geassisteerd door de Dentergemse meestertimmerman Guillaume van Hessche, de werken die Pieter de voorbije jaren op het molenerf op eigen kosten had laten uitvoeren op 15 pond 9 sch. 2 den. gr. Deze som mocht hij in mindering brengen van de geschatte waarde van de draaiende werken van de molen (zie bijlage 1). Op 08.07.1782 betaalde Pieter Deschrijver hiervoor 140 pond 5 gr. 1 den. aan Marie Françoise van Pottelsberghe d’Herlegem* 2324.
R.A.K., Parochierekeningen Dentergem VI (1771-1793), Rekeningen 1778-1793. 23 Carel Carbonnelle (“Etikhove 1711 - f26.01.1797) cumuleerde tal van vooral bestuurlijke functies. Zo was hij niet alleen griffier van Dentergem (1733-1795), maar ook van Gottem en de Sint-Pietersheerlijkheid te Beveren-Leie. Hij was daarenboven een tijdlang baljuw van Oeselgem en vanaf 1743 prijzer-deelsman van de kasselrij Kortrijk. Hij was gehuwd met Joanna van Autryve (f 11.01.1788), die hem 7 kinderen schonk. Zijn jongste dochter Eugenie huwde met Xavier Vandermeulen, vader van JanFrancies, de eerste Dentergemse burgemeester (1820-1848) na de onafhankelijkheid. 24 S.A.G., Inv. 78/1, o.c., nr. 328.
13
a a X s / t ' i p * * e ^ J ii/rfrJ M o, <$K>S/ZA‘L l / i f a Ç **••■ ÛtT&fay 4P W f l* V n* P W ™ '9 * 1 I V méti tZ T T Z lU ^ . Y 'S TW ii e 'i tÿyjS 'I y u * - S ? / /^*'y'-* * -^ — Ï//L Z t ÏPr/ll ,y>/Sly Ÿ " fu t?
l
h
"Éï~) if/c-
Tcj-'r ✓ . H
n
Kwitantie ondertekend door Marie Françoise van Pottelsberghe d’FTerlegem, waarbij ze bevestigt het restbedrag van de waarde van de draaiende werken van de windmolen van Pieter De Schrijver ontvangen te hebben
Nieuwe molenaar werd Gabriel De Stoop (°Huise 08.10.1730 t l 6.05.1791), fs Adrianus x Judoca Gevaert. De Stoop stamde uit een molenaarsfamilie die in Huise o.a de Lozermolen en de molen op “Den Driesch” bediende. Na zijn huwelijk op 07.02.1762 had hij zich (als molenaar?) in Meulebeke gevestigd. Op 50-jarige leeftijd had hij met zijn echtgenote en 9 kinderen de berengemeente verlaten en zich in de Markegemsesteenweg gevestigd, waar hij in mei 1791 zou overlijden. Zijn weduwe Isabella Goethals (°Meulebeke 28.12.1737 - f08.01.1801), volgde hem er toen als molenaarster op“ . Door het huwelijk van Marie Françoise Coleta van Pottelsberghe d'Herlegem met Alphonse Louis Martin Borluut uit Gent kwam de Dentergemse korenwindmolen in 1782 in handen van de familie Borluut. Op 26 floréal VII (15.05.1799) ondertekende Isabella Goethals een nieuw contract, waarbij weduwe Borluut - haar echtgenoot was overleden op 15.06.1785 - haar de korenwindmolen, huizingen, stallingen en boomgaard verpachtte voor 60 pond gr. per jaar2526. In mei 1803 wilden de
25 Heel wat gegevens over de Dentergemse tak van de familie Destoop zijn we op het spoor gekomen dankzij Hilaire De Stoop uit Sint-MichielsBrugge, waarvoor oprechte dank 26S.A.G., Inv. 78/1, o.c., nr. 328.
14
Borluuts blijkbaar van de molen af, maar hij raakte niet verkocht 97 en bleef dan maar in de handen van de Gentse eigenaars" .
De Dentergemse windmolen opgetrokken in 1772. Foto ca. 1917-1918
Op 9 prairial IX (29.05.1801), enkele maanden na het overlijden van zijn moeder, huwde de 32-jarige Karei De Stoop (°Meulebeke 16.02.1769 - f08.05.1841) met de 23-jarige Rosalie Van Wambeke. Volgens de huwelijksakte was hij toen reeds de nieuwe molenaar: meunier domicilié à Denterghem. Op 22.03.1839 kocht hij van Gaspar Borluut de boerderij en de erbij horende windmolen, waardoor voor het eerst de eigenaar van het kleinood van niet-adellijke afkomst was. Lang heeft Karei er echter niet meer kunnen van genieten: hij overleed in 1841 en liet de molen na aan zijn echtgenote Rosalie van Wambeke (°Sint-Baafs-Vijve 06.02.1778 - f22.05.1858), fa Jozef x MariaTheresia Deconinck. Rosalie overleefde haar man 17 jaar en overleed op 80-jarige leeftijd.*
P. ttUYS, Molenadvertenties anno 1803 in Molenecho ’s, XXVIII, 2000, pp. 91-94.
15
Het echtpaar De Stoop-Van Wambeke had 10 kinderen: 5 dochters en 5 zonen - netjes geschrankt - geboren tussen 1802 en 1822. In 1846 (!) waren ze nog allemaal ongehuwd en woonden er nog 8 bij hun moeder op het molenerf in de Markegemsesteenweg. De derde dochter Pelagie en de vierde zoon Isidoor bleken toen verhuisd naar de Wontergemstraat, waar ze samen een bakkerij annex winkel openhielden. Pelagie zou op 05.05.1852 nog het ware geluk vinden bij de Wontergemnaar Pieter Lievrouw, terwijl de jongste zoon Henri zelfs nog tweemaal in het huwelijksbootje zou treden (zie verder). De tweede zoon Frederik tenslotte verhuisde 10.05.1848 naar Ingelmunster, waar hij in 1855 zou overlijden' . Volgens het bevolkingsregister van 1846 kreeg moeder Rosalie als molenaarster assistentie van haar oudste 2 zonen Petrus en Frederik. De inbreng van Petrus zal wellicht niet zo groot geweest zijn, want pastoor Scherpereel omschreef hem als paralyticus (deels verlamd). Na het vertrek van Frederik in 1848 nam de derde zoon Angelus zijn taak over. Goed 2 decennia (1871) later zijn Rosalie en Pieter reeds een aantal jaren overleden en wordt de molen nu uitgebaat door Angelus en... Isidoor De Stoop2829. Blijkbaar had deze laatste zijn bakkersstiel opgegeven en was hij naar het ouderlijke nest teruggekeerd na het huwelijk van zijn inwonende zus Pelagie (1852) of na het afsterven van zijn moeder (1858). In 1879 overleden zowel Angelus als Isidoor ongehuwd en werd de enige nog op het erf wonende dochter Amelie De Stoop op haar 73ste de nieuwe molenaarster. Het ligt voor de hand dat deze ook al ongetrouwde dame de zaak alleen niet kon klaren. 28 G.A.D. (Gemeentearchief Dentergem), nr. 1.755.33, Bevolkingsregister 1846 (nr. 146). Maria-Josepha (°19.03.1802 - f 13.01.1875), Petrus (°28.03.1803 - f26.02.1864), Amelie (°26.12.1805 - f l 1.09.1884), Frederik (° 19.02.1808 - f Ingelmunster 1855), Pelagie (°09.06.1810 f31.05.1875), Angelus (°17.12.1812 - f 14.01.1879), Octavie (°23.08.1815 - fSint-Amandsberg 29.02.1888), Isidoor (°27.12.1817 - f 03.07.1879), Charlotte (°03.03.1820) en Henri (°12.09.1822 - f26.11.1887). 29 K.A.D., nrs. 386 (overlijdens 1845-1910) en 490 (parochieboek van Dentergem, opgesteld door pastoor Scherpereel, 1871).
16
Vermoedelijk kreeg zij dan al de nodige hulp van haar jongste broer Henri. In 1846 (toen hij nog op de ouderlijke hoeve woonde), stond hij vermeld als bakker, maar na zijn huwelijk met Amelie Vermeersch (°Sint-Martens-Latem 21.07.1824) op 12.07.1851, werd hij molenaar op de wijk Neerhoek te Oeselgem. Zijn echtgenote was in een vorig huwelijk met ene Leopold Goethals (f Oeselgem 27.04.1850) molenaarster geweest in haar geboortedorp. Na haar overlijden hertrouwde Henri op 17.08.1861 met Scholastica Bocayge (°Machelen ca. 1815), weduwe van Petrus Baert.
Het molenaarsgezin Eduard Maes-Francisca Debrabandere ca. 1914. Tweede persoon bovenaan rechts: Victor Maes
Amelie Destoop stierf in september 1884 en de molen kwam nu definitief in handen van de 62-jarige Henri De Stoop en zijn tweede echtgenote. Henri overleed enkele jaren later, op 26.11.1887, en met hem verdween na bijna een eeuw de laatste De Stoop als molenaar uit Dentergem. De 2 jongste zussen Octavie en Charlotte hadden Dentergem al vóór 1871 verlaten en hun spoor hebben we niet meer kunnen traceren. De erfgenamen (kinderen van Pélagie en Henri?) verkochten de
17
molen op TA22.08.1888 aan Eduard Maes, een bleker uit Meulebeke . Eduard bleef met zijn gezin in Meulebeke wonen en verhuurde zijn molen aan Jules Vantieghem (°Meulebeke 07.02.1857 - f 04.06.1943), gehuwd met Juliana Declercq (°Koolskamp ca. 1856 - 102.04.1919)3'. In 1904 vestigde Eduard Maes (°Meulebeke 28.02.1841 f08.08.1922), fs Pieter x Rosalie Scheers, zich met zijn echtgenote Francisca Debrabandere (°Aarsele 22.11.1844 f 11.08.1921) en hun 7 kinderen op de hoeve langs de TA Markegemsesteenweg, waar ze de molen nu zelf uitbaatten . Eduard overleed in 1922 en zijn jongste zoon Victor Maes (°Meulebeke 25.05.1890 - "f"14.08.1972), gehuwd met Maria Claeys (° 12.02.1897 - f12.08.1978), volgde hem als molenaar op. De familie Maes was ongetwijfeld van goede klerikale huize. Victors broer Urbain (°1884) trad in bij de scheutisten en vond zijn roeping als missionaris in China. Vader Eduard en zoon Victor boden hun godsvruchtige diensten iets dichter bij huis aan: ze zetelden samen maar liefst 65 jaar in de Dentergemse kerkfabriek. Eduard beheerde het kerkelijk patrimonium tussen 1907 en 1922, waarvan de laatste 5 jaar als voorzitter. Victor volgde zijn vader als kerkmeester én voorzitter (1954-1964) op en mocht zelfs de eer opeisen een halve eeuw (1922-1972) nagenoeg alle vergaderingen te hebben bijgewoond. Een absoluut record in de Dentergemse kerkgeschiedenis!301*
30 H. HOLEMANS, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990, II. Gemeenten D-G, Kinrooi, 1994, pp. 17-18. 31 L. DENEWET & L. GOEMINNE, Molenmakers in Vlaanderen. Het werkboek van Coussée uit Meulebeke (1811-1911) in Molenecho’s, XXII., nr. 3-4, 1994, p. 198. " Met dank aan André en Roger Maes, kleinzonen van Eduard, die me tal van wetenswaardigheden bezorgden over de laatste molenaarsfamilie in Dentergem.
18
Frans, Andrea en André Maes, de 3 oudste kinderen van Victor en Maria Claeys, op het molenerf anno 1928.
Na 14 jaar hield Victor Maes het voor bekeken. De windmolen rendeerde niet meer en in juni of tijdens de eerste helft van juli 1936 werd het 164 jaar oude pronkstuk gesloopt. Alle leerlingen van de derde en de vierde graad van de vrije basisschool in de Dreve waren aanwezig en hielpen het gewrocht neerhalen33. Datzelfde jaar liet Victor Maes een elektrische maalderij, die tot 1967 zou blijven functioneren, optrekken aan de gevel van zijn woonhuis. Victors zoon Frans (° 18.07.1923) richtte in 1951 in de Statiestraat een veevoerderbedrijf op, nu uitgebaat door zijn zoon Roeland en diens echtgenote Rita Verbeke. Aan de ingang van de maalderij staat een natuurgetrouwe maquette van de 33 Volgens sommige bronnen zou de molen op 3 augustus gesloopt zijn. Het was toen echter grote vakantie en dat klopt dan niet met het feit dat de schoolkinderen (onder begeleiding van hun meesters) toen aanwezig waren. En dat dat wel degelijk het geval was, getuigt de vader van de schrijver dezes artikel, die toen als jonge snaak de molen hielp slechten. Vermoedelijk is de molen op 3 augustus volledig ontmanteld.
19
windmolen die zijn grootvader Victor en zijn overgrootvader Eduard 32 jaar hadden bediend...
De watermolen (16‘k eeuw? - 1726)
Zoals in de historiek van de dorpswindmolen enkele keren vermeld, bezat Dentergem niet alleen een wind-, maar ook een watermolen. De oudste vermelding dienaangaande gaat terug naar het XXste-penningkohier van 15713435. Op 19.01.1585 vinden we een tweede verwijzing n.a.v. het tracé voor de aanleg van de Zuidleie tussen Brugge en Deinze: er was toen sprake van een beexken commende vande watermuelene van Denterghem". Zoals gemeld pachtte Jan Heytens in 1571 beide molens van de heer van Dentergem. Ook zijn opvolgers in de 14 S.A.G., XXste-penningkohier, o.c. 35 M. VANDERMAESEN, M. RYCKAERT & M. COORNAERT, De Witte Kaproenen. De Gentse Opstand (1379-1385) en de Geschiedenis van de Brugse Leie, Gent, 1979.
20
17dc en in het begin van de 18de eeuw zullen zowel de wind- als de watermolen bedienen. Dit kan erop wijzen dat de watermolen niet continu werkte, misschien door een te gering verval en/of waterdebiet. Of zorgde de stuwing van het water daarentegen voor overlast stroomopwaarts, richting kerk' ? De watermolen bevond zich aan de oostzijde van de marktplaats, vlakbij de kruising van de Baljuwstraat en de Speybeek. Deze beek ontspringt in Aarsele, loopt door de Dentergemse dorpskom (deels overwelfd) en mondt uit in de Oude Mandei op de grens met Gottem. Net voor de beek de molen bereikte, vertoont ze een ellipsvormige verbreding met het toenmalige sluiswerk of de spei. Daar werd het water opgehouden (de speiput), om in de droge maanden het waterrad zolang mogelijk draaiend te houden. In de 17dt; en de 18dL eeuw wordt de Speybeek in alle geografische beschrijvingen de (Water)meulenbeke genoemd. Pas vanaf 1820 is er voor het eerst sprake van de Speybeke3637.
Figuratieve tekeningen van de (omgeving van ) de watermolen vlakbij de kerk anno 1725. Bemerk de ellipsvormige verbreding van de Speybeek (de speiput), waar het water juist voor de molen werd opgehouden
36 L. GOEMINNE & A. BRAET, Schattingen van de wind- en watermolen van Dentergem in 1671 in Molenecho’s, XXXV, 2007, p. 305. 37 E. BEKAERTMAstraten..., o.c., p. 31.
21
Toen Comelis Braet in 1671 als molenaar het bijltje erbij neerlegde, werd door dorpsheer Francies-Philip Lanchals beslist niet alleen zijn wind-, maar ook zijn watermolen te laten schatten. De neven Deseyn en Jacques Braekman taxeerden watermolen en molenhuis toen op 217 pond 7 sch. 8 den. gr.38. Dat molenhuis had een pannendak en stond in dwarsrichting ten opzichte van de beek, aan de oostzijde of de linkeroever39. Naar aanleiding van eene requeste, d.d. 31.10.1726, van dorsheer Donaat-Maximilien-Francies Lanchals aan de Dentergemse schepenbank gericht, delegeerden burgemeester Gillis Delantsheere (1721-1728) en zijn schepenen Gillis Vandenheede en Jacobus Minne Karei Jozef D’haveloose om op 8 november naar Kortrijk te trekken. De Dentergemse griffier (1723-1733) moest er bij het kasselrijbestuur op aandringen bij het opstellen van de uytsendinghe of ommstellinghe (de overheidsbelasting jaarlijks voor alle steden en parochies vastgelegd, gebaseerd op het onroerend bezit) rekening te houden met het feit dat de watermolen is afghebrocken ende ghedemoliert. Of dat veel zoden aan de dijk heeft gebracht, is zeer de vraag. Pas in 1752 beslisten de lokale pointers ende setters (diegenen die het gevraagde bedrag, samen met de eigen prochiekosten, moesten omslaan bij de Dentergemse bevolking)40 dat de toenmalige eigenaar van de windmolen niet langer belast werd op 6 bunder 1200 kleine roeden of ca. 9,5 ha. Dat was de van oudsher vastgelegde grondoppervlakte behorend bij beide dorpsmolens. Jonkheer Ignace van Pottelsberghe d’Herlegem
S.A.G., Inv. 78/1, o.c. 39 L. GOEM1NNE & A. BRAET, o.c., p. 305. 411 In 1752 moest Dentergem opdraaien voor 3000 uutghesonden transporten. Dit hield in dat Joos Deborghgraeve, Dominicus Opsomer, Jozef Galle en Joannes Verougstraete 1388 pond 14 sch. 8 den. 9 gr. moesten omslaan onder alle inwoners die gebruik maakten van de in het totaal 733 bunder 1415 roeden grond. Dit kwam neer op 1 pond 16 sch. gr./bunder (R.A.K., Parochierekening 1752, nr. 83).
22
kreeg een moderatie van 1200 roeden of ca. 1 ha: het territorium destijds geallieerd met de verdwenen watermolen41. Molenaar Daniel Sonneville maakte in 1726 dus mee dat de watermolen, die hij al 28 jaar samen met de 1200 m verder gelegen windmolen bediende, werd afgebroken. Molenmakers en prijzers Gillis en Joannes Deseyn schatten op 27.06.1726 de draaiende werken van de watermolen op 86 pond 16 sch. gr. (zie bijlage 2). Sonneville moest dit aanzienlijke bedrag betalen aan dorpsheer Donaat-Maximilien-Francies Lanchals. Of deze financiële aderlating er wat mee te maken heeft, is ons onduidelijk, maar nog datzelfde jaar gaf Daniel Sonneville de fakkel door aan zijn zoon Jacobus, die nu nog uitsluitend de windmolen bediende. Enkele jaren later zou er een rosmolen bijkomen. In 1738 verkocht Jan-Francies de Kerchove wind- en rosmolen aan de familie van Pottelsberghe d’Herlegem (zie vroeger)...
De Vangavermolen (1821 - 1873/1874)
Op 26.02.1821 bleek er in Dentergem, aldus een statistiek i.v.m. het aantal zelfstandige beroepen, maar 1 molen te bestaan4243. Twee maanden later, op 30 april, waren er twee: Eerst Charles Vandenheede en Jan Damman aen den nieuwen molen4}. Deze gloednieuwe korenwindmolen was gebouwd op de hoek van de Wontergemstraat en de Groeneweg, op een stuk grond eigendom van Jan Damman (°Wakken 02.05.1791 - f 10.11.1872), fs Jan en Joanna-Maria Pattyn. De 21-jarige Jan Damman was in 1812 vanuit Gottem in Dentergem aanbeland. Samen met zijn 1 jaar oudere zus Rosalie en 4 domestiques ging hij er het fonsier van de vroegere heerlijkheid “Oude Walle” in de Gottemstraat beboeren; 1 van 41 S.A.G., Inv. 78/1, o.c. 42 R.A.K., G.A.D. (Gemeentearchief Dentergem), nr. 43, Gemeentebestuur, Jaarlijkse verslagen. Statistiek, Personeel: 1819-1855. 43 R.A.K., G.A.D., nr. 33, Wegen en waterlopen, onderhoud: 1821-1852.
23
de 3 omwalde Dentergemse herenhoeven tijdens het Ancien Régime44. Jan huwde in 1816 met Amelie De Gheselle (°Kuume ca. 1791 - f 10.08.1861), fa Emmanuel x Amelie Bosschem. Het gezin kreeg 2 zonen: Jan-August (° 14.1 1.1816 - 101.07.1867) en Karel-Lodewijk (°13.05.1819), die op 21.01.1849 verhuisde naar Antwerpen45.
De windmolen gebouwd door Jan Damman en uitgebaat door de familie Vangaver op De hoek van de Wontergemstraat en de Groeneweg (kadasterkaart ca. 1865)
Damman was ongetwijfeld een man van aanzien: op 2 jaar na zetelde hij tussen 1820 en 1861 in de gemeenteraad, waarvan 9 jaar (1825-1830 en 1832-1836) als assessor of schepen46. Het feit dat hij een molen kon laten optrekken, getuigt ook van een zekere welstand. Dit wordt ons bevestigd bij het inkijken van de 44 Nu Gottemstraat nr. 18, bewoond door Etienne Naessens. 45 G.A.D., nr. 1.755.33, Bevolkingsregisters 1814 ( Intérieur du Bourgh n° 11) en 1846 (nr. 493). 46 E. BEKAERT, Gemeenteraadsleden, schepenen en burgemeesters in Dentergem, 1795-1977 in De Roede van Tielt, 19*ejg., nrs. 2-3, 1988, p. 85.
24
abonnementsrollen (de 19de-eeuwse gemeentebelasting). In 1835 bv. bedroeg het abonnement 3630,75 fr., te verdelen over 269 gezinnen. Jan Damman werd voor 50,75 fr. aangeslagen en bekleedde hiermee de 10de plaats47. Gedurende de jaren 1820 bediende Jan Damman zelf zijn molen. In 1822 stond hij vermeld als molenaersbrander48, in september 1823 als molenaar, meelverkoper en brander4950. In de praktijk was het allicht zijn 53-jarige molenknecht Leo Verlinde die toen de zware graan- en meelzakken versleurde. Jan Damman en zijn vrouw bleven met 4 knechten en een meid hun 500 m verder gelegen grote boerderij bewerken. In mei 1824 werd Damman, n.a.v. een straet schouwinge erop gewezen dat hij eene vorre (moest) maeken en een tuyn stellen aende straete zoo verre als d ’erve bestrekt waer den molen stoet". Eind 1829 vond Damman het welletjes en verhuurde hij zijn windmolen aan Karei Vangaver (°Ruddervoorde 1801 120.11.1846), fs Jan-Francies & Regina Deconinck. Vangaver kwam van Wontergem en vestigde zich met zijn echtgenote Antonia Declercq in de Groeneweg, waar ze in 1830 geassisteerd werden door de dienstknechten Karel-Lodewijk Debacker (°Poeke ca. 1809) en Francies Lombaert (°Lotenhulle ca. 1770)51. Het echtpaar kreeg er 3 dochters en 6 zonen, waaronder een tweeling52.
47 R.A.K., G.A.D., nr. 26, Kadaster, Patenten, Honden, Abonnementsrollen 1820-1860 (abonnementsrol 1835). Ter vergelijking: notaris Frederik Minne stond op de 5dL' plaats met 53 fr. Koploper was toen burgemeester en notaris Jan-Francies Vandermeulen met 70 ff. 4îi G.A.D., nr. 1.755.33, Bevolkingsregister 1823 ( nr. 429). 44 R.A.K., G.A.D., nr. 13bis, Politie, Overtredingen, Processen-verbaal: 1821-1833, nr.41. 50 R.A.K., G.A.D., nr. 33, o.c. 51 G.A.D., nr. 1.755.33, Bevolkingsregister 1830 ( nr. 409). 52 Rosalie (°03.02.1831), Jan (°20.10.1832 - f22.04.1847). Jozef (° 12.05.1834), Eugenie (°12.04.1836 - f09.08.1836), Francies en Bruno (°06.01.1838 - f 10.01.1838), Henri (°08.09.1839), Pieter (°25.06.1841 fRome 17.12.1908) en Mathilde (°09.06.1843 - f08.02.1844).
25
Het gezin Vangaver-Declercq werd familiaal erg zwaar getroffen: van de 9 kinderen stierven er 4 voor ze 8 maanden oud waren. De tweeling Francies en Bruno, die beiden sub conditione waren gedoopt (nooddoopsel), overleed reeds na 4 dagen. Karei Vangaver zelf stierf op 45-jarige leeftijd in november 1846 en heeft het niet meer meegemaakt dat zijn oudste zoon Jan, nauwelijks 14 jaar oud, 5 maanden later werd begraven. De kans is vrij groot dat vader en/of zoon 2 van de 192 slachtoffers waren die tussen april 1846 en juli 1848 aan tyfus waren gestorven53. De jongste zoon Pieter daarentegen doorspartelde de helse jaren 1840 en liet zich op 03.06.1867 als zoeaaf registreren. Samen met nog 3 andere parochianen bood hij zich als vrijwilliger aan om in Italië de Pauselijke Staten manu militari te verdedigen tegen de eenmakingspolitiek van Victor Emmanuel II en Garibaldi. Op 26.02.1869 ruilde hij zijn soldatenkleren voor het habijt en trad in bij de Broeders van O.L.V. van Barmhartigheid te Rome. Hij zou er als broeder Anastasius overlijden in december 190854. Halverwege 1846 werd het zware molenaarswerk verricht door de mulder Jan-Baptist Vandermeersch (°Oeselgem ca. 1816) en zijn ketser (molenaarsknecht) Leo Werrebrouck (°01.01.1817). Karei Vangaver was toen blijkbaar niet meer bij machte zelf zijn zaken te beredderen. Na zijn dood enkele maanden later, verlieten Vandermeersch en Werrebrouck Dentergem en vestigden zich op 04.03.1847 in Tielt55. 53 E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood in Dentergem: 1840-1850 in De Gaverstreke, 34ste jaarboek, 2006, p. 412. In 1846 besmette de tyfus 183 Dentergemnaren en stierven er 53. In het rampjaar 1847 tastte de ziekte maar liefst 349 inwoners aan, waarvan er 124 omkwamen. Op de 264 sterfgevallen (een mortaliteit van 9,36%!) was dat toen 47%. In de eerste helft van 1848 werden er nog 47 mensen besmet, waarvan er uiteindelijk 15 stierven. 54 H. MAES, Zouaven in onze streek in Kunst- en Oudheidkundige KringDeinze, jg. XXXIII, 1966, pp. 110-111; J. GODDEERIS, Zouaven in het Tieltse in De Roede van Tielt, T1*jg., nr. 4, 1976, pp. 148-153. De 3 andere Dentergemse zoeaven waren Désiré Leleu (°27.05.1835), Jan-Baptist Bergez (°29.11.1846) en Evarist Cluyse (°20.08.1847 - fRome 18.03.1869). 55 G.A.D., nr. 1.755.33, Bevolkingsregister 1846 (nr. 492).
26
Antonia Declercq (°Wontergem ca. 1800 - f 10.10.1867), fa Willem & Joanna Catharina d’Haeyere, stond er nu nagenoeg alleen voor, maar kreeg reeds in april 1847 hulp van Kareis broer Pieter (°Ruddervoorde ca. 1797)56*. Vermoedelijk zal haar schoonbroer de molenaffaires in de Groeneweg behartigd hebben tot de oudste nog in leven zijnde zoon Jozef bij machte was de zaak over te nemen. Hoe dan ook, vanaf 1847 tot Antonia’s overlijden in 1867 is er in alle desbetreffende communale documenten steeds sprake van le moulin de la veuve Charles Vangaver. Op 15.08.1850 kwam de molen van de weduwe Vangaver wel erg spectaculair in het nieuws. Een 30-tal personen schuilde er toen na de hoogmis voor een verschrikkelijk onweer. De bliksem sloeg echter in, verbrijzelde 1 der molenroeden (geraamde schade: 1150 fr.) en trof ook enkele mensen die eronder beschutting hadden gezocht. Twaalf personen werden gewond, waaronder 8 min of meer ernstig. Wat erger was, 3 Wontergemnaren vonden er de dood: de 48-jarige timmerman en weduwnaar Karei Biebuyck en de ongehuwde landbouwers Florentin Scholiers (30 jaar) en Leo Deconinck (26 jaar). Naar aanleiding van deze trieste gebeurtenis willen we u volgend verhelderend opiniestukje van dorpspastoor Norbert Scherpereel (1853-1896), 28 jaar na datum, zeker niet onthouden. Het zal hier niet ongepast komen een treurig verhael dat te Denterghem voorviel op de Feestdag van O.L.V.Hemelvaart in het jaer (waerschynlyk) 1850. Onmiddellyk na de Hoogmis kwam er een schrikkelyk ongeweerte op: een yzelyk slagregen viel met stroomen neder; donder en bliksemslagen rommelden zonder ophouden in de zwangere locht. Eene menigte volk dat van de Hoogmis kwam vluchtte onder den meulen van Van Gaver als in eene schuilplaets tegen het wreed ongeweert. Eenklaps viel de bliksem op den meulen en sloeg al het volk dat er onder was gevlucht ter aerde neder. Welhaest 56 G.A.D., nr. 1.755.23, Register Burgerlijke stand 1847-1849, overlijden Jan Vangaver 22.04.184 7.
27
wierd het akelig gerucht verspreid: men liep er na toe in alle haest, en men bevond dat er 3 mannen, Parochianen van Wonterghem, dood lagen. Alle dry hadden z_y geen schapulier aen; en men bemerkte dat alle de gene die met het H Schapulier bekleed waren er ongehinderd van a f kwamen. Sedert dit voorval zyn er schier geene inwoonders van Denterghem die niet ingeschreven zyn in het Broederschap van het H. Schapulier, dat aldaer bestaet57. Na het overlijden van Antonia Declercq in oktober 1867 waren het les enfants Charles Vangaver die in 1868, ’69 en ‘70 patentrecht moesten betalen voor hun moulin à farine mû par le vent57. Onder die kinderen verstaan we Jozef (°12.05.1834) en Henri Vangaver (°08.09.1839), beiden als mulder omschreven in de toenmalige bevolkingsregisters. De ongehuwde Jozef verhuisde op 17.04.1871 naar Tielt en Henri hield nu als laatste der mohikanen de molen draaiend. Hij huwde op 28.05.1873 met Clemencia Vandenheede (°24.04.1841), fa Karel-Lodewijk & Francisca De Gheselle (nicht van Amelie, echtgenote van Jan Damman?). Henri en Clemencia kregen in Dentergem tussen 1875 en 1878 4 kinderen: Maria-Anna (°02.05.1875), de tweeling Henri Jozef en Jan Maurits (°01.09.1876) en Cyril Jozef (°24.11.1878). Bij de geboorte van hun oudste dochter in mei 1875, stond Henri Vangaver in de boeken van de Burgerlijke Stand als... landbouwer genoteerd. Eigenaar Jan Damman was in november 1872 overleden en zijn enige nog levende (?) zoon KarelLodewijk was toen al meer dan 2 decennia naar Antwerpen verhuisd (zie vroeger). De kans is erg reëel dat in 1873-’74 de molen is afgebroken en Henri en Clemencia er een nieuw (beroeps)leven zijn begonnen. Op 24.10.1879 verhuisde het hele gezin naar Kruishoutem en verdwenen de Vangavers uit het Dentergemse straatbeeld54...*59
37 E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood..., o.c.. pp. 456-457. 33 G.A.D., nr. 1.713.153, Patentrechten: registers 1857-1871. 59 G.A.D., nr. 1.755.33, Bevolkingsregister 1867-1880 (f° 151).
28
De olierosmolen van Isidoor De Stella (1850 - 1888)
Op 04.10.1817 was Robert De Stella (°Londen 1793 t2 3 .12.1847), fs Jozef Alexander & Maria-Anna Vermeersch te Dentergem beland. Hij had een medische opleiding gevolgd die hem al van nut was geweest tijdens de slag te Waterloo (18.06.1815), toen hij gewonde Engelse soldaten van het leger van Wellington verzorgde60. Op 03.02.1819 werd hij te Brugge gediplomeerd als heelmeester, functie die hij vanaf 01.07.1820, ten dienste van het Dentergemse armbestuur, zou uitoefenen. Robert De Stella huwde op 08.08.1821 met Eugenie Debaere (°Machelen 15.01.1793 - f03.04.1838), fa Joannes Franciscus & Maria Joanna Mestdagh, en vestigde zich in de Wontergemstraat. Het gezin kreeg er tussen 1822 en 1834 7 kinderen, waarvan de tweede zoon Isidoor - als enige van de 4 broers - de naam zou voortzetten61. Als lokaal chirurgijn maakte Robert zich vooral verdienstelijk door zijn strijd tegen de cholera (1831-1832) en zijn vele vaccinaties tegen de pokken. Hij was ook een tijdje gemeenteraadslid (januari-november 1830) en zetelde in de kerkfabriek (1833-1843)62. Rond 1841 liet Robert De Stella, zijn stand indachtig, in de Statiestraat (toen Pontbrouckstraat) een riant herenhuis optrekken63. Hij overleed er in december 1847, geveld door tyfus. Zijn echtgenote was 9 jaar eerder gestorven, waardoor de 60 Aldus deze en vele andere gegevens mij verstrekt door Adèle Roegiers uit Mendonk (Gent), rechtstreekse nazaat van Robert De Stella, waarvoor oprechte dank. 61 Louis-Jozef (°11.06.1822 - t05.07.1839), Marie-Louise (°04.03.1824 f13.01.1842), Isidoor (°07.03.I826 fGent 06.12.1897), Romain-Karel (° 14.01.1828 - t l 5.12.1860), Emiel (°08.02.1830 - f05.06.1830), MariaFrancisca (°09.06.1831- fGottem 21.01.1861) en Angela Julia (°23.09.1834 -f2 4 .0 5 .1898). 62 E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood..., o.c., p. 413, voetnoot 79. 63 P. VAN VLAENDEREN & M. VRANCKX, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie WestVlaanderen. Gemeente Dentergem, Brugge, 2007, p. 64. Nu Statiestraat nr. 43. Het gebouw is heden ten dage opgesplitst in 4 appartementen.
29
21-jarige Isidoor a.h.w. de pater familias werd over zijn jongere broer Romain-Karel en zijn zussen Maria-Francisca en Angela Julia. De 34-jarige keukenmeid Rosalie Tuysschaever runde toen het huishouden64.
Het rond 1841 gebouwde herenhuis in de Statiestraat waarnaast Isidoor De Stella in 1850 een olierosmolen liet optrekken
Op 18.07.1850 richtten de kinderen De Stella een vraag aan de gemeenteraad om naast hun woning een olieslagerij voor oliehoudende zaden, bewogen door paarden, te mogen oprichten. De vroede vaderen zagen geen graten in dit verzoek en in de tweede helft van 1850 werd de olierosmolen opgetrokken65*. Tussen 1850 en 1860 is er afwisselend sprake van de moulin à l ’huile mû par un cheval van Isidoor De Stella
64 G.A.D., nr. 1.755.33, Bevolkingsregister 1846 (nr. 94). 65 R.A.K., G.A.D., nr. 4, Gemeenteraad. Processen-verbaal 1848-1855, Zitting 18.07.1850.
30
(°01.03.1826 - |Gent 06.12.1897)66 als van de moulin à cheval à huile van de kinderen De Stella67689. Na het overlijden van Romain-Karel op 32-jarige leeftijd in december 1860 en het huwelijk van zowel Angela Julia (22.01.1853) als MariaFrancisca (20.04.1860) stond Isidoor er helemaal alleen voor. Vanaf de jaren 1860 spreken we dan ook van olieslager lsidoor De Stella, koopman in oliekoeken en guano6*. Lang heeft de eenzaamheid van De Stella in de imposante woonst in de Statiestraat niet geduurd. Op 17.04.1861 huwde hij met de 21-jarige Nathalie Braeckman (°Machelen 04.02.1840 fGent 25.10.1923), fa Karel-Lodewijk & Johanna Vantieghem, die hem 4 dochters en 2 zonen zou schenken66. In 1871 was Nathalie Tack (°27.11.1826 - 115.12.1872) er meid en werkte de 15-jarige Maria-Elodie Tuysschaever (°20.04.1856) er als kinderoppas. Ook Karel-Lodewijk Braeckman (°Machelen ca. 1800 - f l 1.01.1881), vader van Nathalie, woonde er toen. Waarschijnlijk was hij naar Dentergem gekomen na het overlijden van zijn tweede echtgenote Louise Hendrickx70.
G.A.D., nr. 1.713.153, o.c. (patentrechten 1857-’58 en 1860). 6 R.A.K.., G.A.D., nr. 26, o.c. (patentrecht 1855). 68 G.A.D., nr. 1.755.33, Bevolkingsregister 1867-1880 (f° 31). 69 Marie-Eugenie (°02.10.1862), Amelie Julia (° 10.11.1864 - fGent 22.05.1949), Cyrilla Sabina (°01.09.1866 - fGent 06.04.1946), Cyriel Gustaaf (°03.01.1868 - fGent 03.02.1893), Hector (°21.12.1869 - fGent 03.08.1955) en Zulma Anna-Maria (° 11.12.1873 - fGent 27.07.1970). Hector De Stella werd professor geneeskunde aan de R.U.G. Zijn dochter Cécile was gehuwd met Jean Van Houtte, eerste minister 1952-1954. 70 K.A.D., nr. 490, o.c.
31
TER ZALIGE HERINNERING
MEVROUW NATHALIE BRAECKMAN
Iritj jioar i« rt))oa it I’smt
Weduwe vin den Heer is. ds Siolli
geboren te Machelen, den 4 Februari 184O en zacht tn den Heer ontslapen te Gent den 25 October 1923, voorzien van de H. Rechten.
PB
,
ISIDORE DE STEREA, nö à Denlerghem Ie 7 Mars 1836, et pieusement décMé à Gand 6 Décembre 1897.
te
Hethart van een moeder is het meesterwerk van Gods ■ schepping. Zoolang dat hart klopt, straalt de zon over ons leven ; valt hel stil, zoo treden wij den donkeren nacht in. Hoe langer we de koesterende warmte van den dag gevoelden, hoe killer de vattende avond aandoet. Wie zal ons thans troosten, vermits alleen gij dien wonderen balsem bezat, die alle wonden heelde VAlleen de herinnering aan uwen voorbeeidigeii levensgang en uwe gulden lessen, is bij machte ons te sterken en onze droeiheid eenigszins te lenigen. Gij kendet slechts twee wegen : de één voerde U 1er kerk ; de andere bracht U tot de armen. Ver daarbuiten lag de wereld, waarom uw hart zich nooit bekommerde. Onder den rukwind der beproevingen booplgij.deemoe- o dig.het hoofd en badt :« Uw wil geschiede » ! Voor God. reest gij grooter uit eiken strijd. Ook heeft Hij u beloond met een gezegenden ouden dag. Zacht hebt «ij uwe oogen over deze aarde geloken ; wat uw rotsvast geloot U voorspiegeide, bezit gij Ihana .. in onvergankelijke heerlijkheid ! Blijf daarboven zoo gij hier waart : de altijd bezorgde moeder van uwe kinderen en kleinkinderen; uw geheele schat ! Daar wacht gij op ons ; daar zieD wij U eenmaal weder 1 Barmhartige Jezus, geef Haar de eeuwige rust. (300 d. afl.)
La couronne est tombée- de notre tête. C’est pourquoi notre finie est dans ia tristesse ; les larmes obscurcissent nos yeux. — Mais que la très sainte volonté de Dieu soit faite. — Cet homme a vécupam i nous de iav i.ed e sC h tc tjen s^ ■ ri!èTTCrfêTrPs esperaneés su delàm tombeau. Aimé de Dieu et des hommes sa mémoire sera en bénédiction. Adieu, Chère Epouse, adieu ! mon pèlerinage est fini — le votre continue - consolez-vous, nous nous reverrons au Ciel. Adieu, Chers Enfants ; écoutez mes paroles et ne les oubliez jam ais: Honorez votre Mère tous les jours de votre vie. — Servez le Seigneur dans la vérité et travaillez îi faire ce qui lui est agréable. C’est une sainte pensée de prier pour les morts afin qu’ils soient délivrés de leurs péchés. Bénie soit la Sainte et Immaculée conception de Marie. 100 jours d'ind. Mon Jésus, miséricorde ! îoo jours d'ind. R. I. P .
Sï-A uguiüa, Gent.
— GAND, TYJ-. VANDBRMEULEN. —
Isidoor De Stella behoorde niet alleen via zijn afkomst en door zijn financiële welstand tot de hogere Dentergemse burgerij, ook in het lokale politiek-kerkelijke leven speelde hij - nog meer dan zijn vader - een rol van aanzien. Zo zetelde hij tussen 1866 en 1888 in de kerkfabriek, eerst als thesaurier (1866-1882) en daarna als gewoon lid (1882-1888)71. Op politiek gebied duurde zijn carrière nog langer: van februari 1853 tot januari 1888. Hij was eerst 8 jaar gemeenteraadslid en daarna maar liefst 27 jaar schepen. Zijn hele schepenloopbaan was Isidoor De Stella de vleugeladjudant en toeverlaat van Jozef-August Opsomer (°14.05.1813 - f22.08.1891), die tussen 1861 en 1891 burgemeester in Dentergem was. Onze olieslager woonde recht tegenover zijn burgervader, die er rond 1860 een neoclassicistisch landhuis had laten optrekken, waarin ook zijn 1 K.A.D., nr. 50, Beraadslagingen kerkbestuur 1856-1992, Zittingen januari 1866, 17.09.1882 en 07.04.1889. Tijdens de buitengewone zitting van 17.09.1882 werd bepaald dat de thesaurier een waarborg van 1200 ff. moest betalen. Destella weigerde deze som te storten, met als motief dat hij het geld beter kon gebruiken in zijn koophandel. In zijn plaats werd August Beaufort (°Meigem ca. 1826 - f07.02.1894) de nieuwe schatbewaarder.
32
• notariaat gevestigd was 72 De lijst van de immens populaire en uiterst bekwame burgemeester werd tussen 1861 en 1884 met een zelden geziene unanimiteit gekozen of herkozen . Tijdens de deelverkiezingen van 16.10.1887 kreeg Opsomer echter oppositie van Eugeen Minne (°03.08.1832 - f04.07.1920), gehuwd met... Angela Julia De Stella, jongste zus van Isidoor. Het invloedrijke gezin Minne-De Stella woonde toen in het oud baljuwhuis in de Baljuwstraat en leefde van de huuropbrengst van hun tientallen huizen en boerderijen in en buiten de gemeente*74.
De eigengereide Minne kwam voor de tweede maal (na 1866) met een eenmanslijst in het verweer tegen de burgemeester en deze keer was het wel raak. Hij haalde 53 stemmen en wist hiermee na 26 jaar voor het eerst een zetel af te snoepen van het monument Opsomer75. Slachtoffer van deze “coup” was... zijn schoonbroer Isidoor De Stella, die met 46 stemmen als enige de baan moest ruimen. Een prestatie die toen in het landelijke Dentergem ongetwijfeld voor de nodige opschudding gezorgd zal hebben. Of het één wat met het ander te maken heeft, weten we niet, maar op Kerstmis 1888 verhuisden Isidoor, Nathalie en de 6 kinderen naar Gent76...
11 P. VAN VLAENDEREN & M. VRANCKX, o.c., p. 60. 7j Tijdens de (deel)verkiezing van 1866 had Eugeen Minne (zie verder) het met een eenmanslijst opgenomen tegen de burgemeester, wat hem welgeteld... 2 stemmen had opgeleverd. Dit weerhield brouwer Constant Planckaert (°Tielt 12.11.1821 - t07.10.1906) niet om in 1869, 1872 en 1875 op zijn beurt de stelling Opsomer te bestoken. Het resultaat was al even schrijnend met resp. 1 (!), 6 en 2 stemmen... 74 Over het wel en het wee van het gezin Minne-Destella, zie: E. BEKAERT, Zeven decennia onderwijs in Dentergem 1815-1884 in De Roede van Tielt, 39slejg., nr. 2, 2008, pp. 136 e.v. 75 GAZETTE VAN THIELT, 19.10.1887, 38stejg., nr. 83. 76 G.A.D., nr. 1.755.33, Bevolkingsregister 1867-1880 (f° 31).
33
B IJLAG E h
Een overeenkomst betreffende de dorpswindmolen te Dentergem 1780 Onder rekenijnge tusschen mejouffrouw van Potelsberghe, d ’Herelgem als proprietarigge vande cooren windtmeulen der prochie van Dentergem ende Pieter Deschrijvere afgaende pachter vanden selven soo volght. Alvooren blijcken bij voorwaerden vanden sevensten februarij seven thien hondert een entseventigh dat de draeijende wercken vanden cooren wint en rosmeulen syn competerende aen mejouffrouw proprietarige die opden 8 meije 1738 waeren gepresen tot hondert negen entsestigh ponden sesthien schellingen en acht groote ende de gonne vanden rosmeulen tot vijf entwintigh ponden achthien schellinghen en vier groote courant. Soo tsaemen een hondert vijf entnegentigh ponden vijfthien schellingen grooten ende volgens de selve voorwaerde blijckt dat daer op betaelt is tot veertigh ponden grooten courant. Sulckx datter vande selve draeijende wercken maer en resteerde tot hondert vijf envijftigh ponden vijfthien schellingen grooten courant en mits Gabriel De Stoop al de draeijende wercken heeft opgheleijt aenden voorschreven Pieter Deschrijvere moet hij Deschrijver de voorseyde somme alhier goet doen dus 155-15-0 gr. Item volgens de selve voorwaerde sijnde staende wercken vanden selven meulen opden 7 februarij 1771 gepresen tot een hondert een entachentigh ponden elf schellingen en vijf groote ende de gonne vanden rosmeulen tot negen endertigh ponden thien schellingen eene groote ende de stroijdaeken vanhet woonhuijs, scheure... tot sesthien ponden vijf schellijngen en vijf grootten; is de melioraetie van aldus bij den selven Gabriel Destoop aenden afgaenden pachter Deschrijvere oock opgeleijt. Waer op aen Pieter Deschrijver moet valideren soo volght.
34
Te noteren dat dito Deschrijvere bij voorwaerde belast was t ’sijnen coste te onderhouden heel den wint ende rosmeulen, alsmede de daeken van het huys ende scheure maer niet met het onderhout vande batimenten van het meulenhuijs ende scheure, gevolgentlijck, de reparaetie by hem daer aengedaen hem moeten valideren, wanof de selve opden 7 junij 1780 sijn gepresen door Care! Carbonnelle gesworen prijser met assistentie van Guillaume van Hessche meester temmerman soo volght. Alvooren het peerdestalleken bij Pieter Deschrijvere t ’sijnen coste daer op gebauwen gepresen tot 7-19-6 gr. Item het hautcot van suyden de scheure als dan oock gepresen 2-5-11 gr. Den tichelenvloer, voor soo veele by den afgaenden t ’sijnen coste geleijt inde keucken, camer en kelder met vier schorren naer aftreek Vande slete gepresen tot 2-0-6 gr. Den nieuwen pompeboom by Pieter Deschrijver ghestelt, met aerbeijt van op metsen en suijveren den put 2-6-4 gr. De glase veijnster in de camer met ramen
0-4-0 gr.
Het beslagh bert achter den solder steeger met een deurken aen het cleen camerken ende een ghebint inde scheure bij dito Deschrijver t ’sijnen coste oock ghestelt t ’saemen gepresen 0-13-8 gr Somma t ’saemen vande contrepretentien van PieterDeschrijvere beloopen tot 15-9-11 gr. Sulckx dat naer aftreek dies Pieter Deschrijvere suyverlijck noch schuldigh soude blijven tot 140 pond 5 sch. 1 gr.
35
BIJLAGE 2:
Schatting van de draaiende werken van de watermolen te Dentergem 172677
JQ\P
--- W t ùPu_
J-i
iluQ-y’ *0 £h3/
Jol?
uJ?JU ~- i / a ? QJ1 9 t owjOS’
UamJ (lf3 CÜ*s \PouJTc)JMA--h^f^Jut_ fl.lii
U a j ^ U -
Ç jJïO ().1 { L —
JjiO(U»OvP ^L» •
ta L p a c ^ tJ ^
Q /j0 &
Auj)j 'claM -S^O y o AtL tfJzJoSr-£
\ZatI)Je- „ ( 2 0 {hke«4— tAc?*A*/uJ*h_} • )£y \OtAtutr& A V«tt_ On...' b/ i- tf'</
a l2
2 ' f C^iX^ftO*V—
CjJl&lù-ÿrj u / t f
^kthzf aJOjzC* dJj& aAjjf
)
à -
■■
-O. . ,
-fa/fyJu.— YfjlM*^xÆ~n$ y HjihV
_______ y thulJhr Al 'u J Z w ^ w , / x (f- Oj<h—Wa*/^L tujc— —A/t—
« A ^ -l«—
-A > ,
^~ r $ U f uUi r
11 S.A.G., Inv. 78/1, o.c., nr. 338. Met dank aan L. Goeminne, die ons deze documenten bezorgde.
36
—jtytrhu—Qju—
>.
^ V fly < v i£ fo r
(Pjvcuu),
VuAj ^ o y ü u k ^ j U j J JLc4
f-* l
^
hj*------------------- :Ü-lU‘üQ(<_^fci3
J<V
è)u y um\ _ , ^Xu/ ) ^ - ^
q j> 9U » * t * * * * y 1<XJ^
{a.C/3- O+S JM^ UuM~ j(^L -jrfi-ivyO /
' ^'i-Jii-L
Vr * k
<^) \jJ-Jf> Ju~{j Uuuèx tiA .y
*><£ 9 / P ^ p
9 Ja—^y
Qj4>~
‘
.P ƒ hufd^JxJ
QA..
a*2
Ço*à^ -/u*^--
Q/luunsj- ^4tX u^ eJl—
^ a -ui-l—/2nMu
Vfl+IMUU^O
£y
ofôjtJr-ÇtJi/j*.— ü J c k J x * ^ k j qJVi Jïp jj-a U^Ju_ uSmJtf (x,. ?
t^V*u9i4t_ £?lP oJA*X jatïufôb— tc2 ^LhjjtA. )gjj.h. —
U.
iP
a- ^ 7
T 'r^V ni^V 7
(Auteur : Eric Bekaert, eric.bekaert@telenet.be')
Brouwerijstraat
37
24,
8720
Markegem
Paul Bekaert
In de ban van de ring
Op een dag in 2003 doet notaris Janssens uit Sint-LievensHoutem een vreemde ontdekking. In de tuin van zijn notariaat graaft hij ....een zegelring op ! Het wapenschild op de ring bevat een keper, vergezeld van twee schelpen in het schildhoofd. In het schildpunt prijkt een zandloper. Alles heeft een goudkleur. Het helmteken is ook een zandloper. Wijnranken vormen de helmkleden (zie afbeelding 1). Aan de binnenkant staat een inscriptie gegrift luidend : sic transit gloria mundi (zie afbeelding 2). Het is het wapenschild van de Tieltse familie Van Zantvoorde (zie afbeelding 3).
Afbeelding 1 : Zegelring met het wapenschild van de familie Van Zandvoorde
38
Betekenis van het wapenschild De sint-jakobsschelp verwijst naar Sint-Jacob van Compostella en naar langdurige reizen. De zandloper is een sprekend schild dat rechtstreeks betrekking heeft op de naam Van Zantvoorde. De inscriptie sic transit gloria mundi betekent: zo vergaat de heerlijkheid der wereld. Deze spreuk wordt gebruikt bij de kroningsceremonie van de paus. In de gewone omgangstaal betekent deze spreuk : de glorie is verdwenen uit de wereld.
Afbeelding 2 : Inscriptie op de zegelring
De familie Van Zantvoorde De familie Van Zantvoorde is afkomstig van Roeselare. Zij emigreerde in de zestiende eeuw, zoals zo veel Vlamingen, naar het Noorden, meer bepaald naar Haarlem. Een telg uit deze familie huwde in Haarlem met de dochter van de burgemeester van Tielt. Omstreeks 1600 keerde de familie terug naar Vlaanderen en vestigde zich in Tielt. De familie bleef er circa 300 jaar wonen, zie afbeelding 4 (1).
39
Afbeelding 3 : schild van Zantvoorde, hertekend door Rudi De Brabandere
De familie (van) Santvoort De zandloper en de schelpen zijn afkomstig van het wapenschild van de Hollandse familie “van Santvoort” (2) (3) (4) Deze heeft niets te maken met de Tieltse familie Van
40
Zantvoorde. Na hun passage in Nederland tijdens de godsdiensttroebelen, lieten zij geen nakomelingen na met die naam. De Roeselaarse - Tieltse familie Van Zantvoorde plantte zich voort in Vlaanderen en niet in Nederland (5). De Hollandse familie “Van Santvoort” bestond reeds lang vóór de komst van de Roeselaarse emigranten. Het Tieltse geslacht was ook niet van de adel. Zij waren wel zeer vermogend en speelden gedurende eeuwen een vooraanstaande rol in het maatschappelijk leven. Meer dan waarschijnlijk zullen zij het wapenschild van de Hollandse familie van Santvoort “gepikt” hebben. Een familie-embleem stond en staat chic (6).
De tuin van de notaris Hoe komt deze ring terecht in de tuin van een notaris in St. Lievens-Houtem ? Twee telgen van de familie Van Zantvoorde waren notaris. Camille (° 17 maart 1827) was een tijd lang notaris in Tielt. Daarna oefende hij het ambt uit in Gent en wel van 1864 tot 1894. (7) Paul Van Zantvoorde was notaris in Gent van 1894 tot 1920. Hij was eigenaar van het kasteel Vilain in het Rattendaelpark in Gentbrugge. Hij stierf kinderloos op 4 januari 1940. (6) De voorganger van notaris Janssens uit Sint-Lievens-Houtem was echter niet een notaris Van Zantvoorde (8). Dit is dus een dood spoor. Anderzijds ligt Sint-Lievens-Houtem, vindplaats van de ring, niet zo ver van Gentbrugge. Notaris Van Zantvoorde neemt wellicht het geheim mee in zijn graf. Voor zover geweten ligt hij niet begraven in de tuin van het notariaat in Sint-Lievens-Houtem ....
41
Afbeelding 4 : Hoogstraat 34, 8700 Tielt, destijds bewoond door de familie Van Zantvoorde.
Voetnoten 1. Bekaert, Paul, “Jan Van Zantvoorde (1594-1665), griffier van Tielt in tijden van pest en cholera”, de Roede van Tielt, 23°jg. nr. 3, blz. 82-111 Bekaert, Paul, “Albertus Van Zantvoorde (Tielt 1735-1821) man van alle seizoenen”, de Roede van Tielt, 35°jg., nr. 3, blz. 102130 2. Rietstap, J.B., “V. & H. V. Roeland’s illustrations to the amorial générale”, blz. 670, een afbeeldingen PL.CCXL
42
De Renesse Th., “Dictionnaire des figures héraldiques”, (Brussel, 1892-1903), 7 delen (ook genoemd de omgekeerde Rietstap) 1096 “sablier” : armes non complètes > o.m. “Van Santvoort” Bender, F., en Rolland, V., “Planches de l’Armorial Général de J.B. Rietstap” (Parijs, 1903), blz.. 240 > “Santvoort van Holland” Rietstap J.B.„ “Armorial général de TEurope. précédé d’un dictionnaire des termes de blason” (Gouda 1884-1887), uitgave Leuven, deel II, blz. 670 “Santvoort (van) - Holl. : D’azur au chev(ron), acc(ompagné) en chef de deux coquilles et en p(oint) d’un sablier, le tour d’or” Van Hellmont J., “Groot alfabetisch register van namen en blazoen” (Leuven, 1988) 3. In het archief van de VVF-afdeling Tielt berust een afbeelding met een wapenschild met drie zandlopers zonder schelpen 4. In het wapenschild van de familie De Caigny - Van Zantvoorde komen de zandlopers ook voor (afbeelding in het archief VVF Tielt) 5. Vannneste, Robert, “Familiegeschiedenis Van Zantvoorde en talrijke aanverwante families”. V.V.G. - Tielt juni 2001 6. In het archief van de familie in het bezit van de auteur berust een nota met de beschrijving van het wapenschild 7. Vanneste, Robert, o.c., blz. 43 8. www.gentbrugge.be Kasteel Vilain en Rattendaelepark (Auteur : Paul Bekaert, Hoogstraat 34, 8700 Tielt advocaat.bekaert@skynet.be )
43
Claude Moors
Stadsrekeningen: een schatkamer voor historisch onderzoek
Op 15 januari 2010 werd de lijvige transcriptie van de oudste Tieltse stadrekeningen 1394-1500 door onze Heemkundige Kring voorgesteld. Ons bestuurslid Claude Moors bracht gedurende de laatste twee jaar het geduld en de moed op om dit monnikenwerk te voltooien. In 2000 en in 2004 beëindigde Frans Hollevoet al zeer verdienstelijk het grote transcriptiewerk voor de periode 1500 tot 1794. Het huidige sluitstuk van de reeks bezorgt onze stad de primeur om de eerste en enige stad in het land te zijn, waarvan de rekeningen uit het Ancien Regime integraal zijn uitgegeven. Deze transcriptie opent een vlotte toegang voor een ruim publiek tot deels onontgonnen bronnenmateriaal en kan een ‘incentive’ worden voor uiteenlopend historisch onderzoek. Claude Moors brengt hier in vogelvlucht een synopsis van deze rijke diversiteit aan gegevens, die ons een spiegel voorhouden van de Tieltse samenleving anno 1394-1500. (Berenice Vanrenterghem, januari 2010)
Personen die niet vertrouwd zijn met stadsrekeningen uit het Ancien Régime kunnen de indruk hebben dat het hier gaat om saaie financiële documenten. Niets is minder waar. Omdat de 44
stadsontvanger bij het noteren van inkomsten en uitgaven heel vaak eigen commentaar toevoegde, bieden ze een rijke bron van gegevens over bijna alle aspecten van de stadsgeschiedenis. Ze openen een schat aan informatie voor zowel heemkundigen als genealogen. Prijzen van eten en drank, lonen, onderwijs, folklore, feesten, de processies, rampen en oorlogen passeren de revue. Je ontmoet de namen van ambachtslieden, herbergiers, schepenen, hoogwaardigheidsbekleders op bezoek, maar ook notariële gegevens als de kostprijs van huizen, met de vermelding van de koper en verkoper en soms de naam van het huis. Wie zoekt naar het toenmalige stadsbestuur, de stadsmilitie, de schuttersverenigingen, het toneelgezelschap, de gilden en ambachten kan lijstjes opstellen. Ook voor taalkundigen zijn de rekeningen een belangrijke bron, want ze zijn geschreven in de plaatselijke volkstaal en zo kan men de evolutie en verschuivingen qua betekenis van heel wat woorden nagaan. Hieronder vindt u een meer gedetailleerde bespreking van enkele voomoemde onderwerpen. De vetgedrukte tekstfragmenten zijn letterlijk overgenomen uit de rekeningen. Volgens sommige historici ontstonden de eerste stadsrekeningen in Frankrijk in de tweede helft van de 13de eeuw. Die hypothese wordt kracht bijgezet door de Brugse stadsrekeningen, die bewaard zijn vanaf 1280. De begindatum van de Tieltse stadsrekeningen is niet te achterhalen. Maar waarom ze pas vanaf 1394 bewaard bleven, heeft alles te maken met de strijd van de Vlaamse gemeenten tegen de graaf van Vlaanderen en tussen de gemeenten onderling. Deze strijd had vaak economische motieven. De stad Gent putte zijn welvaart uit een bloeiende lakennijverheid en ze kon het niet hebben dat ook kleinere steden zoals Tielt laken begonnen te produceren. Zo stuurde Gent in 1383 zijn politie 45
naar Tielt waar ze alles plunderden en verwoestten. Ook andere steden ondergingen dezelfde raids. De manschappen van deze politie droegen een kort wit schoudermanteltje met kap, kaproen genaamd. Vandaar dat ze de geschiedenis zijn ingegaan als de 'Witte Kaproenen'. Bij het verwoesten van de Tieltse hallen en belfort zijn zowat alle archieven verloren gegaan. Vanaf de rekening van 1394, en dit jaren na een, zijn er serieuze bedragen voor het herstel van de hallen ingeschreven. We zien een indrukwekkende opsomming van materialen zoals duizenden careelstenen , arduin, schalies, balken, planken, ijzeren ankers, nagels, lood, soldeersel, vensters, dakbedekking en zo meer. De uitgaven voor de lonen van ambachtslieden die eraan werkten, staan eveneens vermeld: metselaars, timmermannen, loodgieters, e.a. Allen zijn vermeld met hun naam en hun loon. Deze opsomming laat zien dat de verwoesting wel grondig geweest moet zijn. Ook het vleeshuis was blijkbaar verwoest geweest, want we bemerken dat er een nieuw werd aanbesteed in het jaar 1394.
Item betaelt van lijfcope als tnieuwe vleeschhuus was besteed te makene te Lisebetten sConinx xlviij s
Het was niet de laatste keer dat in de vijftiende eeuw het belfort en de hallen in puin lagen. In 1468 brandden deze af na een blikseminslag. Ook in 1491 volgde een nieuwe verwoesting tijdens de strijd tussen Gent en Brugge. Van dit alles vindt men in de rekeningen de uitgaven voor reparaties terug. In 1452 werd Tielt door de troepen van Philips de Goede geplunderd. Het was het zo dramatisch dat de stad bijna volledig was platgebrand. In de aanvang van de rekening van 1452 lezen we :
46
de welke rekeninghe aldus langhe ghetardeert heift gheweist van doene bij der orloge die int land gheweist heift ende dat te Thielt daert verberrent was lettel o f negheene woensten en waren (rekening 1452)
De schepenen waren gevlucht naar Brugge. Pas 14 dagen na de aanval waagden enkelen een terugkeer naar Tielt, vooral om het lood van de hallen te recupereren.
Item binden eersten xiiijnachten naer dat Thielt verberrent was aventuerden hemlieden eenighe van scepenen ende ooc de clerc ende ontfanghere van Brucghe daer zij hem hilden ende woonden te treckene te Thielt te wetene Jan Habe Sanders Pouckaert Luuc Haghelinc scepenen Godefroot Van Scillebeke clerc ende Heinric Habe ontfanghere om dloot ende yserweerc datter bleven was an de halle te Thielt o f te doene waghenen te ghecrighene ende haestelike te Brucghe waert te doen bringhene waer voren hemlieden ghegheven ende betaelt was ter zelver tijt voor haerlieder moeyte ende costen eiken van hemlieden xxiiij s parisis comt
vj L parisis
Bij de ontvangsten zien we dat ze het lood en ijzerwerk te gelde maakten:
Item ontfaen te Brucghe van vif.lxiiij £ loods twelke bi scepenen ende den ontfanghere vercocht was omme dats de stede van noede hadde ende omme de vrecht mede te betalene vanden gheheelen loede hankers ende andren yserweerke dat van Thielt was ghedaen commen te Brucghe curts naer dat Thielt verberrent was te vij d parisis elc pond comt
47
In h u n v lu c h t n a a r B ru g g e h a d d e n de sc h ep e n e n g e lu k k ig de sta d s a rc h ie v e n m e e g e n o m e n :
Item den ixen dach van novembre was Heinric Habe ghesonden te Brucghe omme de coufre daer scepenen boucken in waren was uute ij daghen te voet te Jtv groeten sdaechs comt
B e la n g rijk e d o c u m e n te n w e rd e n in v e ilig h e id g e b ra c h t in e e n k lo o ste r:
Item betaelt vander coufren te bringhene vanden jacopinen toten west vleeschuuse met eenen curdewaghene daer mense te waghene dede ij s Item den waghenare vander voorseider coufre te bringhene van Brugghe te Thielt
H et sta d s b e s tu u r b e sto n d uit z e v en sc h e p e n e n , die sa m e n het 'sc h e p e n d o m ' o f 'd e w e t' w e rd e n g e n o e m d . Z e w e rd e n ied e r ja a r na
de
c o n tro le
van
de
re k e n in g
door
tw e e
g ra fe lijk e
c o m m is s a ris s e n a a n g ed u id . O m de g o e d e a flo o p v an de c o n tro le en d e a a n ste llin g v a n de n ie u w e w e t te v e rz e k e re n w e rd e r e e n m is o p g e d ra g e n :
Eerst betaelt eenen priester van .ij. messen te doene die wile dat commissarise de rekeninghe hoorden ende de wet vernieuden
M e n so m d e d e n a m e n v a n de sc h e p e n e n , sa m e n m e t die v a n de o n tv a n g e r o p aan h et b e g in v a n ie d e re rek e n in g .
48
V erder w a re n
er nog vier belangrijke machthebbers in het stadsbestuur: de baljuw, de schout, een greffier en een messagier. De schepenen hadden zeer uiteenlopende taken. Zij maakten het eigenlijke stadsbestuur uit. Ze hadden rechterlijke bevoegdheid en daarom hielden ze dan ook regelmatig een dinghedag (denk aan ons huidig woord ‘geding’) in het schepenhuis. Verder fungeerden ze als notarissen: ze voerden erfenissen uit en maakten staten van goed op. Ze stelden ook voogden aan in de wezenkamer. De stadsrekening moesten ze voorleggen aan twee commissarissen, afgevaardigd door de graaf. Zeer vaak trokken ze op missie naar andere steden in verband met processen, aankopen en verkopen, voogdij, betalingen en inningen. Ze vertegenwoordigden ook de stad bij huwelijken van belangrijke personen, en zo meer. Een van hun taken was een jaarlijkse inspectieronde door de stad om de huizen te controleren in verband met brandgevaar of andere gebreken. Zowat alle huizen waren toen immers in hout opgetrokken:
Item den X e dach in maerte vertert bij den heere bij der wet ende anderen up scepenen huus als zij omme gheghaen hadden omme te beziene hoe de liede vier maecten haer kemeneyen ghevaecht ende gheplaestert boven haren viere omme de bewaernesse van der stede ende daer zij ghebrec vonden bevolen dat te doen makene xlix s
De schouw moest dus gepleisterd zijn. Indien dit niet het geval was, moesten de bewoners het in orde brengen, want er volgde een tweede controle. Daarna kon er eventueel een boete volgen wanneer de eigenaar in gebreke bleef.
49
Ook over de kledij van het bestuur krijgen we info. Bij het vernieuwen van 'de wet' kocht men jaarlijks laken voor de ambtskledij. Die aankoop gebeurde telkens in een andere stad, nooit in Tielt. De kleur van het laken was elk jaar verschillend. Verder werden er zijden linten aangeschaft om op de kledij te naaien evenals quispels en J'ringelen. Deze laatste werden per gewicht gekocht en waren redelijk duur. Ook de baljuw, de ontvanger en de messagier kregen een nieuw kleed.
Item betaelt van zijdin corden metten quispels omme sbaillius ende der wet habijten ende een lint omme den messagier iij L xvj s parisis
De baljuw vertegenwoordigde de hoogbaljuw van Kortrijk. Samen met de schout had hij o.a. rechterlijke en politionele bevoegdheid. Het was dus geen burgemeester zoals we die nu kennen. Het woord burgemeester verschijnt voor het eerst in de rekening van 1402-1403, in verband met Brugge, verder nog eens als Eeklo en Aardenburg ter sprake komen, maar geen enkele keer in de vijftiende eeuw voor Tielt. De schout was een ambtenaar met politiebevoegdheid. Hij kon personen aanhouden en gevangen zetten. Maar ook een schout kon geen willekeur uitoefenen, wat blijkt uit de rekening van 1445-1446. Daarin beklaagden de burgers zich over de manier waarop de gevangenen behandeld werden:
.... want vele personen insetene van deser stede ende andre
gheclaecht hadden gode ende allen goeden lieden te vele stonden dat de scoutheete hadde ghestelt zine vanghenesse bachten in een peertstal daer de peerden an deen zide haer mes maken ende an dandre zide staet een cleine (n.v.d.r.: een wc) 50
daer de mesnieden ende gasten huers ghevours doen waerof de ghevanghene nemen quade corruptueusse lucht omme te ghecrighene hierup eene complainte in tcas van nieuwicheeden dat men deze vanghensse zoude stellen metten ansichte ter strate in behouveliker plaetse de welke mine heeren niet en wilden consenteren maer consenteerden daerup
Er werd een zaak tegen de schout aangespannen door de schepenen van Tielt, die in Gent voorkwam. In 1848 werd hij veroordeeld tot wat volgt:
..... dat Lauwereins Willaey scoutheete van Thielt ten vervolghe
van scepenen insetenen ende ommesaten van Thielt bi virtute van eener commissie vercreghen ende ter executie gheleyt bevolen was te verstellene de vanghenesse vander zelver stede ghemeerct datse stont in onbehoorliken ende onreynen steden ende niet metten ansichte up vijf voeten naer der strate also die bi rechte behoorde te stane ten fine dat elc ghevanghene zinen vriend mochte zien lijden ende tot hem roupen omme van hem ghevisenteert ende versecourst o f vertroost te wesene
Aanvankelijk verzette de schout zich tegen deze uitspraak, maar uiteindelijk gaf hij toch toe en hij moest noodgedwongen de gevangenis verplaatsen naar de juiste plek. De messagier of bode bracht of haalde brieven en andere stukken naar of van andere steden. Hij voerde zijn opdrachten te voet of te paard uit. De brieven staken in een zilveren koker, waarop het wapenschild van de stad was aangebracht. Hier volgt een uittreksel uit de rekening van 1447 met een beschrijving van het wapenschild dat moest hersteld worden
51
Item betaelt eenen zelversmet van Curtrike van dat hij an de bosse ende wapene vander stede die de messagier draecht ghemaect heeft te wetene eenen zelverinen haec mede an te hectene ende den kepere te verlasuerne also hij te voren was ende ooc de tanderinghe ende boven tecsele weder te vergoudene ende voort te makene alsoot behoorde mids dat tecsele te viere gaen moeste xviij s
We lezen hier dat de keper blijkbaar blauw gekleurd was, terwijl het huidige schild een rode keper heeft. (Lazuur betekent blauw in de heraldiek) Verder vinden we nogmaals een beschrijving van het Tieltse schild. De ontvanger hield de inkomsten en uitgaven bij en stelde ieder jaar de rekening in drievoud op. De rekening werd gecontroleerd door de reeds genoemde twee commissarissen. Hun goedkeuring en eventuele opmerkingen werden in het Frans genoteerd op het einde van de rekening. Na de dood van Karei de Stoute in 1477, was dit in het Vlaams. Vanaf 1456 stelde men de rekening, met toestemming van de hertog, maar om de twee jaar meer op wegens de hoge kosten die ermee gepaard gingen. De Bourgondiërs hebben een strikte controle op rekeningen ingevoerd. In de rekening van 1410-1411 zijn er gedetailleerde instructies opgenomen. De rekeningen moesten ingedeeld worden volgens een vast stramien in wat men noemde capitels. Er werden nauwkeurige bepalingen opgenomen inzake de uitgaven voor reizen, wijn, e.a. De twee grote indelingen van de rekening waren de inkomsten en de uitgaven. Inkomsten kwamen ondermeer uit accijnzen, de tiende penning, de 'erfelijke goede'. In het begin van de vijftiende eeuw hief het stadsbestuur accijns op wijn, bier, ruwe beesten lijnwaad, graan, de vlasmarkt, de garenmarkt, olie en azijn en leder. In de tweede helft van de 52
eeuw kwamen daar nog bij: roet, wassekeerssen, ysere, yserweerck, wulle, coussen, hoeden ende lakenen binder stede ghedrapyert, vremden lakenen, ruwen huwen (ongelooide huiden), eerenweercke (koper, metaal), theeninweerck, houdtweercke ende eerdinweercke. En aan het einde van de eeuw komen er nog accijnzen bij, vooral op een reeks etenswaren: zuvelmarct, botere, caes, eyeren, kyekenen, gheetelammeren (lamsvlees), mele ende broode, specerye, visch, haring, mosselen en zout. Dit geeft ons een indruk van wat toen op het menu stond van wie het kon betalen... De ‘erfelijke goede’ zijn een reeks diensten van de stad die verpacht worden: Zo hebben we de stallage, zeg maar het verschuldigde marktgeld om zijn waren te mogen verkopen in een stalletje onder het belfort of in het vleeshuis. De ‘cautsiede’ (het kasseigeld). Om gebruik te mogen maken van de geplaveide straten moesten personen op doorreis een tol betalen. Sommigen trachtten blijkbaar het tolgeld te omzeilen en daartegen nam men maatregelen. In de rekening van 1448 lezen we:
metgaders ooc de staken die ghestelt zijn up de Hulst ooc dat de waghenaers van buten aldaer niet varen en zouden maer dat zij lijden zouden duer de stede ende betalen huer kelchiede ghelt achtervolghende den ouden rechten ende costumen
De straten die van de markt vertrokken waren geplaveid met kasseistenen, tot aan de grenzen van het schependom. Deze stenen werden aangekocht bij een koopman in Béthune, dat toen nog tot Vlaanderen behoorde. (Vandaag de dag komen ze wel van verder) Ze werden per schip via de Leie vervoerd naar Oeselgem. Daar bezat de stad Tielt een losplaats, een 53
zogenaamde 'aard'. Eens de stenen daar aankwamen werd men in Tielt verwittigd. De stenen werden opgehaald met paard en kar door de zogenaamde ‘wagenaars’ (denk aan de familienaam Dewagenaere). Meestal ging één van de schepenen er heen om de lading en de kwaliteit te controleren:
Item betaelt van eerdghelde te Oeselghem daer de steene up gheworpen waren xvj s.
Regelmatig zien we in de rekeningen uitgaven voor aankoop van kasseien en herstel van de straten. Tijdens perioden van dooi werden de straten soms afgesloten met de zogenaamde 'dooibarelen' om ze niet te beschadigen. De straten die vertrokken van de Markt hadden reeds hun huidige naam. De huidige Bruggestraat noemt men echter altijd de Bruchstrate, zoals men het nu nog doet in het Tielts dialect. Het is de vraag of dit niet verwees naar de brug over de Poekebeek aan het einde van deze straat. Naast de hoofdstraten vinden we nog andere gekende namen: Kleine Hulst, Grote Hulst, Krommewaal, Driesstraat (1437), Kreupelstraat (1445) en Wielmakerstraat (1405). Een andere bron van stadsinkomsten was de ‘tiende penning’, een belasting van tien procent op de verkoop van onroerend goed. In de beginjaren vermeldde men alleen de naam van de verkoper en het bedrag dat betaald werd. Vanaf de tweede helft van de eeuw noemt men ook de koper bij naam, evenals de ligging van het goed en soms de naam van het huis. Interessante gegevens dus voor ondermeer genealogen. Een voorbeeldje uit de rekening van 1462
Item ontfaen van Jacob Hughen over den x ,en penninc vander 54
erve die Mergriete de weduwe Gillis sBorchgraven jeghen hem cochte liggende te Perremans m v s parisis Item ontfaen van Pieter Loosvelt over den x ten penninc vander erve die hij vercochte Heindric Den Costre ligghende anden muelenvivere
In T ielt w a re n e r tw e e v ijv e rs, een in de H o o g stra a t en een in de K o rtrijk stra a t. V ijv erstra at
en
D a a rn aa r v e rw ijz e n n u n o g de n a m e n v an de het
V ijv erh o f.
W aaro m
ze
‘m o le n v ijv e r’
g e n o e m d w o rd e n , is n iet te ru g te v in d e n in de re k e n in g e n . E r w e rd in d e z e v ijv e rs vis g e k w e e k t. R e g e lm a tig k u n n e n w e lezen d a t e r k lein e 'sn o u c x k in s' o f b liek in u itg e z e t w e rd e n .
E lk e
w in ter, w a n n e e r de v ijv e rs d ic h tg e v ro re n w aren , w e rd er iem an d a a n g e ste ld o m 'lo m m e n te h a u w e n ', d it is g a te n k a p p e n in h et ijs o m de vis v o ld o e n d e z u u r s to f te g ev en . H et o v e rto llig e w a te r v a n d ie v ijv e rs leid d e m e n v ia o n d e rg ro n d se b u ize n , g o te n g e n a am d , v ia d e M a rk t n a a r de P o e k e b e ek .
D eze b u iz e n w a re n
a a n v a n k e lijk in e lz e n h o u t o m d at dit h o u t z e e r g o e d w e e rsta n d b ie d t teg e n
v e rro ttin g
in een w a te rig
m ilieu .
Z e w e rd e n
g e le id e lijk v e rv a n g e n d o o r 'e e rd in e n ', d u s g e b a k k e n b u izen . B ij re c e n te o p g ra v in g e n o p
de T ie ltse
M a rk t v o n d
a rc h e o lo g e
Ja n n ic k D e G ry se re sta n te n v an e e n d e rg e lijk e h o u te n buis. In de re k e n in g v a n 1426 lezen w e:
Item hetaelt Sanderse Vander Buerch alias Adelin ende Dierine Van Eeken van dat zij de eerdine goten hebben uuteghedolven die voort gheruumt schoene ghemaect de dijken ghedolven ende de goten weder gheleyt hebben ten waterpasse also zij beboeren ende van dat zij ooc de oude elsine busen uute dolven ende de nieuwe buusen weder gheleyt hebben in twelke weerc zij wrochten
55
Wat de uitgaven betreft vinden we o.a. kosten voor de schepenkledij, vervoer, reparaties en onderhoud van openbare gebouwen, presentwijn. Het gaat hier over wijn die de stad schonk bij allerlei gelegenheden. De wijn wordt altijd aangekocht bij een herbergier. Het gaat praktisch altijd over wat beschreven wordt als Rijnsch wijn, soms wel eens Vranckx wijn (Franse wijn) en enkele malen over Poitouwijn. De hoeveelheid werd uitgedrukt in kannen. Eén kan bestond uit twee stopen en de inhoud van één stoop bedroeg in onze gewesten twee liter. Je mag dus een kan wijn op ongeveer vier liter berekenen. Voor wie schonk men wijn en waarom? Enkele voorbeelden: •
aan een schepen die huwde
•
belangrijke personen die op doorreis waren en hier hun maaltijd namen
•
de commissarissen die de rekening contioleerden: Item ghesend den selven meester Diederic ende meester Janne den derden dach daer naer als zij de wet vernieut hadden bij der ouden scepenen ende bij den niewen iiij cannen wijns te vj scellinghen eiken stoop beloopt
xlviij s •
de bisschop van Doornik die hier op bezoek was om 'krune' te geven, dit is de tonsuur (kruinschering) aanbrengen bij toekomstige priesters
•
wanneer een priester zijn eerste mis opdroeg. rekening van 1407 lezen we:
In de
Item ghesend den heere Clays Van Ankelare den ixe dach in octobre als hi zine eerste messe dede vj kannen wijns ghehaelt te Jans Van den Riede ende te Omaers Van Croveld te vj s den stoop beloopt iij Ib xij s
Dit komt dus omgerekend neer op een slordige 24 liter! Er is niet bij vermeld of hij dit alleen opdronk. 56
•
deelnemers in de jaarlijkse sacramentsprocessie
•
de koning van de schutters als de papegaai geschoten was: Item ghesend den conyng van den voetboghe den x v if en dach in wedemaend anno x iiif ende drie als de papeghay ghescoten was ende hi zine feeste dede vj kannen wijns ghehaelt te Grielkins Van der Hobeke iij kannen Rijnsch wijns te vj s den stoop te Jans Dabts j kanne te vj s den stoop ende te Jans Van den Bouchaute ij kannen te vj s den stoop loopt iij kb
Er waren in Tielt twee schuttersverenigingen: de voetboogschutters van de Sint-Jorisgilde en de handboogschutters van de Sint-Sebastiaansgilde. Regelmatig trokken ze erop uit naar andere steden om schietwedstrijden te houden en er kwamen hier ook regelmatig schuttersverenigingen uit andere steden om dezelfde reden. Deze verenigingen waren niet echt vrijetijdsverenigingen. Indien de nood zich voordeed werden ze opgeroepen om deel te nemen aan de oorlogen. In die tijden bestond er geen staand leger en omdat die gildebroeders geoefende boogschutters waren eiste men ze altijd op. Zo zien we dan ook in elke rekening dat ze een toelage krijgen van het stadsbestuur om te oefenen. In de rekening van 1425 luidt het als volgt: Item ghegheven den ghezellen vander voetboghe also men ghewone es omme dat zij daghelijcx den boghe anderen ter bede van vele goede lieden ende dat eere es bij also dats mijn gheduchten heere te doen hadde dat men scotters vinden zoude inde stede van Thielt te hulpen van haren costen elcx sondaechs vj s te wetene van alre helighen daghe x iiif xxiiij tot alre helighen daghe x iiif x v v xv L xij s 57
Er was blijkbaar ook een jongerenafdeling van de schutters:
Item ghesend den conyng van den ionghen scotters den eersten dach in hoymaend anno x iiif ende drie als de papeghay ghescoten was ende hi zine feeste dede ij kannen Rijnsch wijns ghehaelt te Grielkins Van der Hobeke te v s vj d den stoop loopt xxij s
Een bewijs dat er een beroep gedaan werd op de Tieltse schutters zien we naar aanleiding van het beleg van Calais in 1436. Dit was een zoveelste fase in de honderdjarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland. Iedere stad werd opgeroepen om zijn aandeel te leveren in manschappen en materiaal, want men wilde een sterk leger vormen om de Engelsen uit Calais te verdrijven. Aan de rekening van 1436 is een afzonderlijke rekening toegevoegd voor alle uitgaven die men daarvoor deed. Men vindt er een lijst met namen van manschappen en hun functie: Lodewijc Van Outerive bannierdraghere ende hooftman Serganten Pieter Van Crayenbrouc Omaer Van Ankelare Joos Bibau Symoen De Coot Omaer Vanden Bouchoute de jonghe Jan Dabt Luuc Vanden Bouchoute Gillis De Poortere, Olivier Brielman Roegaer De Zanghere 58
Heinric Van Cleyberghe Scotteren Jacop Blanckaert, Jan Bekaert Daneel Van Ankelare fl. Heinricx
bosschietere
Gheeraerd Janssone Pace De Bake carijnwachters Pieter Tanghe Heinric Van den Houcke
waghenaers
Item Daneel Mannoit ribautvoerere Verder vinden we een uitgebreide en gedetailleerde opsomming van alle materialen die men aankocht, tot tafelkleden en potten en pannen toe. Ook de opsomming van de soldij die de deelnemers moesten krijgen. De soldaten moesten wel zelf hun uitrusting betalen: bogen, helmen, harnassen, wapenrok, e.a. Indien ze te arm waren, leende de stad hen het bedrag, maar ze moesten het wel nadien terugbetalen. Het beleg mislukte en na 57 dagen kwam iedereen terug. Er wachtte hen nog een onaangename verrassing: ze moesten elf dagen soldij inleveren :
Muer wel es te wetene aleist zo dat de voorseide hooftman serganten ende scotteren betaelt hebben ghezijn van Ixviij daghen alzoot blijct bider voorseide rekeninghe de welke betalinghe ghedaen was te goeden bende ende om dat men meende dat zij wel zoelanghe uute ghebleven zouden hebben niet min zij en waren maer alsseels uute Ivij daghen metten daghe vander wapenscauwinghe biden welken het blijct dat de stede an hemlieden goed heeft mids dat zij
59
Maar naast oorlog was er ook dikwijls feest: Tielt kon zelfs pronken met een feesttent. Ze werd aangekocht in Antwerpen. Wanneer de tent nat was, werd ze te drogen gehangen in de kerk! Item betaelt Adriaen De Buc ende Symon Fault vander steden tente inde kerke te hanghene
In de rekening van 1404-1405 staat nog een mooie beschrijving van het Tieltse wapenschild dat op de feesttent aangebracht werd: Item den selven van eenre halver elle wit wullins lakens daer de scilt o f ghemaect was ende up de tente ghesteh es v Item den selven van eenen vierendeels zwarts lakens daer de slotele in den scild o f ghemaect waren iiij s Item Item betaelt Joris Van den Berghe van bocrane daer de kepers in de scilde up de tente mede ghemaect waren viij s
Bocraan was een soort textiel dat wit of gekleurd was, maar spijtig genoeg vermeldt men hier de kleur niet van het bocraan. We weten dat Izegem befaamd was voor zijn blauw bocraan. Vooral de 'Yseghemsche blaeukens' of'bocraen', blauw geverfd linnen, waren een specialiteit van de Izegemse linnenproductie. Verder was de tent ook versierd met vlaggetjes. Een van de belangrijkste evenementen in het jaar was de jaarmarkt, die drie dagen duurde. Vooraf werd de messagier uitgestuurd naar allerlei steden met 'saufconduiten' (vrijgeleiden). Daarmee konden bezoekers uit deze steden zolang de jaarmarkt duurde zich vrij bewegen. Er werden muzikanten aangetrokken, 'trompers en pipers', die soms vanuit Gent kwamen. Zo komen we de naam van sommige instrumenten te weten : trompet, claret, riethoorn. Waarschijnlijk ging het er soms heftig aan toe, want gedurende de drie marktnachten was er permanente bewaking op de hallen 60
door schepenen of andere aangeduide personen. Ze werden voorzien van spijs en drank. Item verteert up de drie nachte van der jaerm arct als men up de halle waecte den goeden lieden van brode van vleessche ende van biere van al xxvij s
De baljuw werd aangeraden om niet te streng op te treden, zodat de bezoekers ook op de volgende jaarmarkt zouden blijven komen: Item ghegheven Tydemanne Van Bughezele bailliu van Thielt in hulpen vanden costen bij hem ende bij zijne dienaren ghedaen inde drie tooghe daghe vander jaerm aerct omme dat hij te ghenadeghere ende te goedertierere zijn zoude den vremden cooplieden commende ten vorseiden jaerm aerct also men ghewone es iij L
Daarnaast zien we ook uitgaven voor toortsen die in Brugge gehaald werden. Er werd eveneens een speciale mis opgedragen Item ghegheven den ghesellen van der kerke om dat sij den dienst sollempnele daden in de jaerm arct anno x iiif ende drie ende was bin der octave van den helighen sacaramente in hofscheden om dese w arf xxxviij s
Daarbij kwamen nog andere feesten zoals de kermis, de kleine vastenavond, de grote vastenavond, paasavond. Item up den cleenen vastenavont anno Ixij bijden heere ende der wet ende eenighen raden vander stede vertheert omme dat tjonghe gheselscip hier achter straten grote ghenouchte maecte met dansene ende speelne zo hilden hem de heere ende de wet te gadre o f daer eenighe onghenouchte hadde ghecommen vertheert ter zelver tijt Hij L xij s parisis
61
De baljuw en de schepenen hielden een oogje in het zeil om bij eventuele ruzies snel te kunnen optreden. Blijkbaar vierden de stadsbestuurders ook onderling feestjes: Item verteert up den grote vastenavond als het ghesteken was bi den bailliu scoutete ende scepenen en ander goede lieden van de stede vj t xvj s
In de rekening van 1480 duikt voor het eerste de vermelding van 'retorycke' op: meteen het eerste bewijs van de activiteiten van deze oude toneelvereniging. Item ghegheven den ghesellen vander retorijcke die zekere gheestelicke spelen speilden ende bij fighueren tooghden smaendaechs inde paesschedaghen ende up de sacraments daglten inde jaeren lx.xx Ixxxj ende Ixxxij over al iiij L parisis
In de rekening van 1493-1495 zien we dan: Item den ghesellen vander retorycque smaendaechs inde paesschedaghen anno xciiij ooc spelende de historye van sente Gommaren hemlieden ghesconcken xxxvj s parisis Item den voornomden ghesellen vander retorycque smaendaechs inde paesschedaghen anno xcv spelende de passye ons heeren ende tsanderdaechs de verrysenesse ende hemlieden gheschoncken xlviij s parisis Den ghesellen vander retorycque die binnen desen termijne speelden drien daghen tooghende bij figueren de x gheboden gods in hoosscheden iij h parisis
Een koor was er ook: De prochiepapen enden den ghesellen vanden choore van dat zij in doctave vanden heleghen sacramente de zevene ghetyden zonghen alsoot van ouds ghecostumeert es ende dit over de 62
jaeren van xcviij ende xcix elcx jaers iij L xij s parisis comt vij L Hij s parisis
Een ander belangrijk evenement was de sacramentsprocessie. Blijkbaar stelde de schoolmeester deze processie samen: Item betaelt den scoolmeestere van der ordenance te makene sacraments daghe vor thelighe sacrament xij s
In de processie stapten ook de vertegenwoordigers van de ambachten mee: Item up den sacraments dach gheschynct den ambachten alzo zij hier naer ghescreven staen den wijn omme dat zij heerlike ghinghen in de processie voor thelighe sacrament met toortsen ende naer dat de processie incommen was trocken met hueren state in de herberghe ende ten fin e dat zij up andre jaren te heerlikere uute commen zouden reverentie doende den voorseiden sacramente ende ter vordernessen vander stede want dassysen daermede beteren mids dat omme de voorseide processie te zien vele personen up dien dach hier commen uut diveerssen prochien Eerst den priestren ende andren ghesellen vander keerke gheschynct twee kannen wijns te vij s den stoop comt xxx ij s Item den heere ende der wet twee kannen wijns van den zelven comt xxxij sltem den ghuldebroeders van sent Jorisse eene kanne van den zelven xvjs Item den ghuldebroeders van sent Sebastiane eene kanne van den zelven xvjs Item den ambachte vanden hackers j kanne wijns van den zelven xvjs Item den vleeschauwers ende smede ambachten omme dat zij chierlicxt ende met meest toortsen ende gheselscips uute 63
commen eiken ambachte up hem zelven twee kannen wijns van den zelven comt iij E iiij s Item den taverniers eene kanne wijns van den zelven xvj s Item den sceppers eene kanne wijns van den zelven xvj s Item den ambachte vanden temmerlieden eene kanne wijns van den zelven xvj s Item den handscoemakers eene kanne wijns van den zelven xvj s Item den cordewaniers eene kanne wijns van den zelven x vj s Item den meerseniers eene kanne wijns van den zelven xvj s
Een speciale vermelding voor de maagden: Item omme dat tgheselscip vanden maeghden hemlieden zoetelike ordenden te gane in de processie voor thelighe sacrament ende ter eeren ende reverentien vanden zelven sacramente hadden ghedaen maken schone toortsen die zij voor hemlieden daden draghen zo was hemlieden ooc gheschynct eene kanne wijns van den zelven comt xvj s
Maar de deelnemers aan de processie kregen deze wijn met een bijbedoeling vanwege het stadsbestuur: ende ten fin e dat zij up andre jaren te heerlikere uute commen zouden reverentie doende den voorseiden sacramente ende ter voordernessen vander stede want de assysen der mede beteren mids dat omme de voorseider processie te ziene vele personen up dien dach hiere commen uut diveerssen prochien.
Een hoog aantal bezoekers was goed voor de stadskas! Een andere soort uitgaven waren de hoofscheden (giften). Ik vermeld er hier een die regelmatig terugkwam: Eerst ghegheven den heeren van Egipten ende hueren gheselscepe in hoofscheden omme dat zij uuter stede van 64
Thielt daer zij gheleghen hadden 6 daghen vertrecken wilden mids datter tgoede ghemeene vole beede van buten ende van binnen zeere mede verlast waren
De heren van Egipten waarvan hier sprake zijn gewoon zigeuners. En men geeft ze geld om ze te doen ophoepelen na klachten van overlast. Niks nieuws onder de zon dus. Even een woordje in verband met Olivier De Neckere, die volgens het gekende verhaal in Tielt geboren is in 1434. In geen enkele rekening komt de naam van Olivier voor. Ik moet er wel aan toevoegen dat er een hiaat is van 4 jaar, namelijk van 1440 tot 1445, maar toen was hij op zijn hoogst nog maar 11 jaar en dus niet in staat om met de toekomstige Lodewijk XI mee te gaan. Wel komt een paar maal de naam Jan De Neckere voor. Daarbij wordt hij twee keer barbier genoemd en de vader van Olivier heette Jan en was barbier. Uit een andere Tieltse bron weten we dat Jan zo goed als zeker naast de herberg Het Schaak woonde, waar de dauphin zou overnacht hebben. Van het verblijf van de dauphin is er wel een vermelding in de rekening van 1452: Item in den vasten Ivij ghesconcken mijnen heere den dolphin tzijnen bienvenue ende incommene te Thielt een tonne van xlviij stoope wijns te iiij s parisis den stoop comt Item betaelt voor de tonne daer den wijn in was
vj s parisis
Item ter zelver tijd ghesconcken mijnen heere van Estampes die met mijnen voorseiden heere den dolphin hier was xij stoope wijns te viij s den stoop comt iiij t xvj s parisis Item verteert up de halle als mijn voorseide heere de dolphin te Thielt was bij waersten alsmen waecte xx s parisis
En zo kunnen we nog lang doorgaan met een eindeloze reeks 65
feiten en faits divers: ik heb immers nog maar een klein deel aangehaald van wat er in de rekeningen te vinden is. Zo heb ik het nog niet gehad over de zwijnenherder, ook niet over de hondenslager en al evenmin over de 'ezelpaus'. Over dit laatste wil ik nog wel iets vertellen. In de rekening van 1403 en nog andere vinden we het volgende: Item ghesend den ezelpaeus sondaechs naer dertiendach anno x iiif ende viere als hi zijne feeste dede iiij kannen wijns ghehaelt te Jans Van den Riede ij kannen te v s vj d den stoop ende te Omins Van Croveld ij kannen ten selven prise loopt xliiij s
Wie was nu die ezelpaus? Van 1000 tot 1500 vonden in Frankrijk narren- en ezelsfeesten plaats in de week voor de vasten begon, dus wanneer nu carnaval gevierd wordt. In deze parodieën op de kerkelijke liturgie nam de geestelijkheid aanvankelijk de centrale rollen op zich. De subdiakens traden op als 'zottenbisschop' of 'ezelpaus'. Deze 'charivari' (vandaar ons carnaval) keerde bijna een hele week lang alle verhoudingen in de maatschappij om: gewone burgers kregen de macht van koningen, stadsbestuur of bisschop en werden zo verkleed. Vergelijk met onze 'prins carnaval' van nu. Ongehuwde meisjes of oude vrijsters werden hun huis uitgesleurd en de jeugd van het dorp mocht ze 'herdopen', vaak met grove behandeling. Lastposten en moraalridders in het dorp sloot men op, soms zelfs de pastoor. Het feest was vooral in de Late Middeleeuwen ontzettend populair, en zo ongeveer alles was toegestaan. Vooral de geestelijkheid moest het dikwijls ontgelden. Zo werden er bijvoorbeeld "nepmissen" opgedragen. Zogenaamde priesters voerden een parodie op de kerkelijke eredienst op, waarbij na elk gedeelte het gehele kerkvolk een harde boer liet horen. Zij droegen daarbij maskers en aten zwarte pudding en vette worsten op het altaar. In plaats van wierook werden 66
schoenzolen verbrand. Of er werden onzinnige liederen tegen elkaar ingezongen. Het ging er zo te zien heel boertig en vaak vulgair aan toe.
Koptekst van het eerste blad van de speciale rekening voor het beleg van Calais ARA 38335, rekening 6 september 1435 tot 10 oktober 1436, folio 25
De uitgaven van de stadsrekeningen kunnen besteld worden bij: 1 het secretariaat van de Roede van 'Fielt. 051/40 18 38 2 via mail : berenice vanrenterghem@hotmail.com 3. via onze website : www.go.to/rvt (Auteur : Claude Moors, Kerkstraat 5, 8700 Tielt claude.moorsfg.scarlet.be')
67
Robert Vanneste
Die mij doet dat hij can (een schlager uit de stadsrekeningen van 1546 ?) Ruim vijfendertig jaar terug, was ik aan het snuffelen in de honderden snippers, nota’s en papiertjes uit de 19de eeuw in het Tielts stadsarchief. Deze keer had ik het geluk iets buitengewoons te vinden. Op een beduimeld papiertje van 19 x 16 cm vond ik een gedichtje uit de zestiende eeuw. Gelukkig was er een bronverwijzing naar het dischregister van 1546. In de inventaris van het oud archief van Stad Tielt lezen we : N° 1267 Register bevattende uitgebreide lijsten van armen en aandiddingen betreffende inkomsten en uitgaven van de dis. Vooraan staat de stedelijke ordonnantie betreffende de armen van 1546 en volgende jaren. De aanhef van de tekst is op zich zelf al een kunstwerk in prachtig kalligrafisch schrift. De volgende bladzijden zijn wel moeilijker te lezen. Na enig zoekwerk vond ik dit leuke gedicht tussen de gewone boekhoudkundige bewerkingen. Het was gemakkelijk te herkennen. In vergelijking met overige teksten waren deze immers goed te ontcijferen. We lezen het volgende : Die mij doet dat hij cant ic sait hem loonen als ic can eist goet of quaet mij sait ghedinken ic sait hem van den selven scinken Die ie niet en can nocht niet en weet die gaet in ‘tvelt en trecken heet hij an goet heet gheraken hij sal wel goede besemen (maken) god sij met u ende met ons allen etcetera
68
Aangezien de schrijver de versregels niet volgde, mogen we onderstellen dat hij niet de dichter is. We onderstellen dat het lied vermoedelijk als volgt zal geklonken hebben :
Die mij doet dat hij can, Ic sal ’them loonen als ic can; Eist goet of quaet mij sait ghedincken, Ic sal ’t hem van den selven scinken; Die niet en can nocht niet en weet die gaet in ’t velt en trecken heet, Can hij an goet heet gheraken Hij sal ’t hem wel goede besemmen (maken). God sij met U en met ons allen Etcetera.
Wie de echte auteur van deze tekst was, zullen we vermoedelijk nooit kunnen achterhalen. Toch vinden wij een spoor van deze onbekende dichter. Juist voor de tekst van het gedicht staat de afrekening van zijn voorgaande geschriften en boekhouding :
item noch bracht in ontvangh mees (er) Waernier ... omt vullcommene van zijnder rolle xiiij £p.
Is dit een dichterlijke ontboezeming bij het afmaken van zijn werk of zijn rekening ? Heel duidelijk is het niet : zo ontbreekt het woord (maken). En ‘heet’ moeten wij verstaan als ‘heide’, die toen gebruikt werd om bezems te binden. Deze plant komt voor in de streek van Wingene, Beernem, Ruiselede. Zo vond ik misschien een schlager uit die jaren, een heerlijk toeval dit te kunnen ontdekken ! Of hoe saaie rekeningen voor leuke verrassingen kunnen zorgen. Zie origineel hierna.
69
'*'*■**
&*1'} f - '1 .
^ \C Ù y
^ -*»>r •
3U 7 V
.
tv
-
^”J
/2i
.
*«*• ^> »r 1
M y s^
f
"“'
W »1
^ < /; ,111 tté -:^ |C :. ;j
0 ^ 7 •*’'<) ^ 't^ L^7 •••>/*v f " * » ^ '^1) W r f ! ÿ ^ r.f—
r*Y
* ^ < f- Aj
(f*»*) &&•**) A
i|» « V e 4 -
I
tv>« j j i ( i -
AuU*b~*C~
f.»/t-
*T~ T*v *i,H> ipu*\- vf1 i
x
^
v
»r- |? t # l
^p*,,7 'iJiM'ö'*.»» ƒ<(♦*<»;> ( j r n d t t n
^K
iii'ff YU-t^-
<*) n»*7 m ^ 4j<*<£ W? >Vk /Ï-
r*»> £ -»r>
X?P*fó£l£p> ■*> v (**>
Uit het Tielts stadsarchief, 1546 (auteur : Robert Vanneste, Ieperstraat 84, 8700 Tielt ; rvanneste@my.m lcall.be )
70
1
Eddie Verbeke
Muzikanten uit de Roede van Tielt
Het lexicon van de muziek in West-Vlaanderen biedt een overzicht van vroeger en nu en dit in verschillende muziekgenres, van polyfonie in de vijftiende eeuw tot jazz en lichte muziek van vandaag. Het bevat overzichtsartikels, geschreven door specialisten, en lemma’s over musici die een band hebben of hadden met West-Vlaanderen : componisten, uitvoerende musici, auteurs, muziekgroepen enzovoort. Dit lexicon bestaat uit zeven delen, het eerste deel verscheen in 2000, deel zeven in 2006 en werd uitgegeven door de VWS (Vereniging van West-Vlaamse schrijvers), Warrenplein 3, 8310 Brugge. We plukken hieruit die mensen die iets met ons grondgebied te maken hebben en verwijzen naar de betreffende plaats in het lexicon. Alliet Mieke, Tielt 1968, hoomiste, lerares (IV, 48) Belaen Wim, Tielt 1964, tubaïst, leraar (IV, 54) Bogaert(s) Jan Gomaar, Lier ? - Kortrijk 1775, keurde in 1772 de nieuwe Dumery-beiaard van de Tieltse Hallentoren (V, 48) Bouckaert André, Tielt 1938 - Leuven 1977, slagwerker, leraar (VI, 54) Brys Jozef, Bavikhove 1894 - Tielt 1966, professor, deken, publicist (I, 68) Callewaert Lelix, Zwevezele 1862 - Kuringen 1918, accordeonbouwer (VII, 34) Cauwelier Luc, Zwevezele 1955, gitarist, leraar, componist (VII, 36) De Cock Albert, Tielt 1916 - 2004, violist, directeur SMA, muziekhandelaar (V, 58) 71
Defauw Geert, Tielt 1956, klarinettist, onderkapelmeester, leraar, dirigent (VII, 46) D’Haveloose Arthur, Tielt 1887 - Groot-Bijgaarden 1972, onderwijzer, dirigent, componist (operette Violetta 1926, mis voor kerk Meulebeke 1945), (V, 67) Duyck Charles, Tielt 1822 - Sint-Gillis-Brussel 1888, componist, leraar (III, 74) Gallez Katrien, Tielt 1957, freelance zangeres (VI, 89) Haeck Antoon, Tielt 1943, bariton, leraar (I, 95) Hellyn Remi, Tielt 1933 - Borgerhout 2006, accordeonist, contrabassi st, leraar (VII, 81) Hoornaert Tom, Izegem 1972, organist (Sint-Pieterskerk Tielt), leraar orgel SMA Tielt (III, 86) Kint Ferdinand, ?-? , kandidaat-beiaardier te Tielt in 1773 (IV, 88 en V, 81) Lannoo Luc, Tielt 1946, musicoloog, organoloog, wetenschappelijk medewerker (II, 97)
1
MISSA IN HONOREM S^AMANDI») ad duas voces aequales. A rth u r U'HAVELOOSE.
m m
Meulebeekse mis, zie hierboven bij D’Haveloose
72
Lannoy Paul (alias Tlp-Troubleman), Tielt 1972, rapper en party time-dj (III, 93) Léman Mare, Tielt 1958, musicoloog en hoogleraar (VII, 90) Lewille Jos, Roeselare 1937, leraar, operettedirigent (o.a. T.O.P.) (VII, 92) Lietaert Albert, Ruddervoorde 1882 - De Haan 1963, onderwijzer, muziekleraar (o.a. in Tielt) componist, dirigent (o.a. in Tielt) (III, 94) Maene Chris, Ruiselede 1953, piano en klavecimbelbouwer (VII, 93) Maertens Jacques, Pittem 1932, organist, dirigent, directeur, componist (II, 101) Medaert Jacques (= Middaert), Rumbeke 1613 - Meulebeke 1674, orgelbouwer (VI, 120) Medaert Pieter (= Middaert), Meulebeke 1646 - ?? , orgelbouwer (VI, 120) Nolf Robert Jozef, Torhout 1899-T ielt 1971, priester, componist (VII, 109) Persyn Leen, Tielt 1943, actrice, chansonnière, presentatrice (II, 106) Quintessens, Brussel 1982, houtblazerskwintet met o.a. Bart Snauwaert (IV, 107) Regis Mare = Marcel Van Quickelberghe (V, 134) Schotte Hans, Tielt 1967, musicoloog, bibliothecaris, leraar (III, 119) Schotte Johan, Tielt 1965, tubaïst, leraar, dirigent (I, 122) Snauwaert Bart, Brugge 1962, fagottist, componist, directeur stedelijke muziekacademie Tielt, (I, 122) Soenen Henk, Wervik 1965, klarinettist, leraar SMA Tielt, (II, 117) Soenen Willy, Menen 1937, trompettist, directeur SMA Tielt, (11,117) The Dirty Scums, Schuiferskapelle 1981, (= Pik, Ziantie en Jenz), (III 120) Tielt, Stedelijke Academie voor Muziek en Woord, 1922 (V, 113) Tinei Jef, Lessen 1885 - Gent 1972, dirigent (o.a. De Vrije Zonen, Tielt), componist, organist (III, 122) T.O.P. of het Tielts Operette Podium, 1976 (VII, 15) 73
Vandevelde Catherine, Herentals 1961, sopraan, lerares (SMA Tielt) (VI, 138) Vanlancker Hannes, Tielt 1987, conservatoriumstudent (VII, 140) Van Maele Jozef A.M. , Tielt 1954, beiaardier, componist (VII, 140) Van Maldeghem Evariste, Dentergem 1808 - Elsene 1875, leraar, componist (III, 131) Van Maldeghem Jean-Baptiste, Dentergem 1803 - Brussel 1843, schilder, muziekleraar, zanger (III, 131) Van Maldeghem Robert-Julien, Dentergem 1806 - Elsene 1893, componist, musicoloog (III, 132) Van Quickelberghe Marcel, Tielt 1921 - 1990, dirigent, componist (V, 134) Van Styvoort Charles, Watermaal-Bosvoorde 1885 - Petegem aan de Leie 1959, violist, directeur SMA Tielt 1922 (V, 136) Vercampt Gudrun, Roeselare 1966, violiste, lerares (o.a. SMA Tielt) (VII, 146) Verdievel Willie, Brugge 1944, trombonist, componist, leraar SMA Tielt (V, 140) Verschaeve Cyriel, Ardooie 1874 - Tirol 1949, priester, literator, leraar Sint-Jozefscollege Tielt (VI, 152) Verthé Jozef, Meulebeke 1889 - Wevelgem 1958, onderwijzer, dirigent (V, 148) Vuylsteke August, Aarsele 1843 - ? na 1884, fluitist, docent (VII, 153) Werthen Rudolf, Mechelen 1946, violist, dirigent, docent (o.a. SMA Tielt) (IV, 137)
“Muziek is de moedetaal van het hart.” (E. Hohenemsen) 74
zie The Dirty Scums hierboven (meer dan muziek ?) Graag raden we u ook nog volgende literatuur aan : - Jozef Brys, 170 jaar muziekleven te Tielt, Lannoo 1966 - Muzikale Streekgerechten, in driemaandelijks heemkundig tijdschrift van De Roede van Tielt, 24slc jaargang, nr. 3-4, september - december 1993 - Jaak Billiet, 80 jaar Muziekonderwijs in Tielt, in driemaandelijks heemkundig tijdschrift van De Roede van Tielt, 34ste jaargang, nr. 4, oktober - december 2003 (Het lexicon is raadpleegbaar in de bibliotheek van de Roede van Tielt, alsook bovenstaande uitgaven.) (Auteur : Eddie Verbeke, Félix D’Hoopstraat 170, 8700 Tielt. eddie.verbeke@pandora.be )
75
Eddie Verbeke
Een haiku voor Tanneken Sconyncx
Het heksenproces begon op 24 december 1602 en eindigde op 2 juni 1603 : Tanneken bezweek aan de martelingen. Tanneken Sconyncx levenslot bevat alle elementen van pure dramatiek : een knappe vrouw, moeder van vier kinderen ; een baljuw, jaloers van haar schoonheid en begerig naar haar geld ; een pastoor, expert in duivelstekens op naakte vrouwenlichamen ; en het volk, belust op kermisspektakel. Op kerstavond werd ze in de Tieltse gevangenis opgesloten, ze werd tentoongesteld in een houten kooi en gemarteld met de metalen halsband op een scherpe driepikkel. Ze werd ondermeer beschuldigd van deelname aan de heksensabbat en van seksuele uitspattingen met de duivel, die haar in de 76
gevangenis bezocht, vermomd als rat. Bijna 400 jaar na die dramatische gebeurtenissen, in 1993, krijgt Tanneken Sconyncx op de Markt van Tielt een beeld. De heemkundige kring ‘De Roede van Tielt’ klopte hiervoor aan bij Jef Claerhout. De beeldhouwer ging niet over één nacht ijs, bestudeerde de geschiedenis en de mythevorming hier rond. Het resultaat is het beeld dat we nu voor de hallentoren zien : niet een heks met pukkel op de neus en een vliegende bezemsteel maar een jonge vrouw en moeder, die uitgeput en doodgemarteld het aardse leven verlaat, met één vleugel reeds een engel. Op initiatief van Jan Vandermeulen dichtte Walter Haesaert toen een haiku voor Tanneken Sconyncx.
macabere dans/boven uw lege hoofden/volk, baljuw en kerk. (plaat van Jef Claerhout) Een haiku is Japans van oorsprong sinds de zeventiende eeuw of vroeger. De vorm van een haikuvers is zeer strak, en van een uiterste beknoptheid. Het gedichtje bestaat uit zeventien lettergrepen, gewoonlijk verdeeld in drie groepen van vijfzeven-vijf elk en vormt in principe één zin, die in één ademtocht kan uitgesproken worden. De haikudichter weet met een minimum aan woorden een maximum aan belevenis op te roepen. Impressie en expressie worden door hem verenigd in die zeventien lettergrepen.
77
Walter Haesaert 75
De Tieltse dichter Walter Haesaert werd ter gelegenheid van gedichtendag gevierd in theater Malpertuis op zaterdag 30 januari 2010 voor zijn vijfenzeventigste verjaardag. We haalden de haiku van zeventien jaar terug opnieuw boven. Jef Claerhout heeft deze nu vereeuwigd in een mooie plaat die binnenkort aan de voet van het beeld van Tanneken Sconyncx op de markt van Tielt zal geplaatst worden. Walter Haesaert werd geboren in 1935 in Merendree. Zijn humaniora bracht hij als intern door aan het toenmalige SintJozefscollege van Tielt. Na zijn hogere studies in Gent, werd hij leraar aan het Koninklijk Atheneum van Tielt, waar hij later directeur van de avondschool zou worden. Hij publiceerde tussen 1965 en 1979 negen dichtbundels. Zijn bekendste en ook zijn laatste bundel was ‘Een warme Holte’. Hij haalde zestien poëzieprijzen binnen.
78
Eerste strofe van vers 31 uit ‘Een warme holte’ Zij was de tederste van alle tederheden, zij was de letters van mijn woord, mijn ligplank, mijn koel water. Zij was het glanzend hout waarin de ringen van de jaren die wij samen waren.
Hulde op 30 januari 2010 in theater Malpertuis
(Auteur : Eddie Verbeke, Félix D ’Hoopstraat 170, 8700 Tielt eddie.verbeke@pandora.be')
79
Wij danken onze trouwe sponsors en Beschermende leden 2010 (30 euro): Frans Demarey, Flerman Verkinderen, Eric Debusschere, Lucien De Brabandere, Robert Declerck, Albert Verleyen, Godfried Lannoo, Lionel De Clerck, Paul Doorns, Michiel Van Daele, Lucien Snauwaert (allen uit Tielt) en Patrick Haesevoets (Diest), V.V.F. en Frans Demeyer (beiden uit Roeselare), Jan Herman (Gent), Paul Callens (Pittem), Freddy Vandeputte (Izegem), Walter Verhelst (Leuven), Jean Verstraete (Ruiselede), Mare Naessens en Michel Cloet (beiden uit Kessel-Lo), Willy Persyn (Wingene), Albert Jonnaert (Sint-Genesius-Rode)
Steunende leden 2010 (40 euro en meer) : Hendrik Vanhoutte, Hugo Heiregat, Eddie Verbeke, Berenice Vanrenterghem, Julien Verbrugge, Luc Vanrenterghem en Rudi De Brabandere (allen uit Tielt) en J. Vandewynckel (Brugge) en Roger Clarysse (Pittem) Lijst afgesloten op 15 februari 2010
U it v a a r t c e n t r u m
DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium Stationstraat 103 - 8700 TIELT Tel. 051 40 02 27 - Fax 051 40 56 27
0 ie<& b- DRUK
M an d elv ijv er 25 • 8 7 2 0 W ak ken T el. 0 5 6 6 1 5 3 0 2 • F ax 0 5 6 6 1 5 3 0 3 c re a .d ru k @ sk y n e t.b e w w w .p a p illio .b e
BLONDEEL » van ontwerp tot afgewerkt drukwerk #
Uitgever seizoenmagazine Papillio
ém ii
Jielt
F li
M et steun van de Vlaamse overheid
Stad op de hoogte
West-Vlaanderen D oor m e n se n g ed rev en
Crea-Druk Blondeel, Wakken
‘oe/ttOT'i
looterdmUe
'dC alej,ho\ 'R a telirw
JtraeteA % 1/ffioek
j J'c/uavenf
dCaeney/i^n 'oom
I/fl&r
Aerzeeïe
IderpelpIbL
idei/e/, ( 'ram ept/i/k O
rMarkecf^ei]
wih’beke 7arhrbrugpe_
\ tJiriiqqfd\V V r \ w / 'Wackesq $/Yi^as^;e‘fy^ruX9e' J/jjd e-A b ee fe
\
h u jeh )i finx/erj W team enfume
d e n d x -S ra /d )te it’f;
etteren
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 41ste jaargang, nr. 1 - april - mei -ju n i 2 0 10 Afgiftekantoor 8700 Tieft
meibloem ^IRGENTK uw appeltje voor de dorst
Kasteelstraat 149 8700 TIELT
A T e K a b vb a
Tanghe Kris
Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93
www.demeibloem.be
Rame 7 8700 TIELT Tel. 051 40 39 53
ELECTR0
Debusschere E.&L .,
in c j. b v b a
FISCALITEIT BOEKHOUDING KMO - ADVIES
Maertens Management & Co bvba Pittemsesteenweg 32 8700 TIELT Tel. 051 40 71 66 051 40 64 39 Fax 051 40 74 07 robert.maertens@mmconline.be www.mmc-maertens.be
PRIVAAT INDUSTRIE DOMOTICA Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 Gsm 0475 32 77 08 info@electro-debusschere.be
D e Roede
van T r e ft
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt : Aarsele, Dentergem. Egem. Gottcm. Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke. Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve. Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem. Zwevezele 4l stejaargang, nummer 2. april - juni 2010 wettelijk depot - BD 25413
De Roede van Tielt
Inhoud
Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van kringen voor Heemkunde
Jaak Billiet : 75 jaar OnzeLieve-Vrouwekoor Tielt : een kroniek, blz. 83-160
Erevoorzitter Paul Vandepitte, voorzitter 19702000
Voorzitter Berenice Vanrenterghem Wingensesteenweg 84, 8700 Tielt berenice_vanrenterghem@hotmail. com Ondervoorzitter Juul Desmet Sanderusplein 1, 8720 Wakken iules.desmet@telenet.be Secretaris-penningmeester Philippe De Gryse Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt tel. + fax = 051/40 18 38 Redactieraad Jaak Billiet, Philippe De Gryse (verantwoordelijke uitgever), Juul Desmet, Céline D’hulst, Ronny Ostyn, Berenice Vanrenterghem, Eddie Verbeke (redactiesecretaris), Geert Vermeulen
“De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. Lidgeld is 20 euro op 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, 8700 Tielt ; 30 euro voor steunende leden en 40 of meer voor beschermende leden. Bijdragen te bezorgen aan eddie.verbeke@pandora.be . Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud en de illustraties van zijn bijdrage. Deze mogen slechts overgenomen worden na uitdrukkelijke toelating van de redactie.
Website http://www.go.to/rvt Bibliotheek en fototheek Beemegemstraat 5, 8700 Tielt, open elke zaterdag van 10.00 tot 11.30 u, of na afspraak 051/40 18 38
Kaft Detail van de kaart “District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63 986 zielen” circa 1825, verzameling Paul Vandepitte.
Cartotheek en archief Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak : ronnv.ostvn@telenet.be
82
Jaak Billiet. Research: Cecilia Van Quickelberghe en Fons Das
75 JAAR O.-L.-VROUWEKOOR TIELT: EEN KRONIEK. Woord vooraf. Geachte lezer, 75 jaar... driekwart eeuw zingen en uitnodigen tot meezingen, met fijne muziek de toehoorder ontroeren, een toegevoegde waarde brengen bij vieringen... Eerst enkel heren: tenoren, baritons en bassen, een erg 'onchristelijke' situatie,waar de dames gelukkig een einde aan maakten... Gregoriaans bij de start, na het concilie ook 'in de volkstaal', aanvankelijk unisono, dan meerstemmigheid en polyfonie... Pastoors, koorzangers, kosters-organisten en dirigenten zijn gekomen en gegaan... Uren repeteren, nieuwe partituren instuderen, maar ook het glas heffen, consumeren, uitstappen maken, dineren, vieren en decoreren... Zoveel mooie momenten, zoveel inzet ook, zoveel evolutie... Het zou jammer zijn die herinneringen niet te koesteren en ze verloren te laten gaan. Daarom dit verhaal van wat al die tijd door een vriendengroep werd beleefd en gepresteerd: een lees- en kijkboek voor al wie het O.-L.-Vrouwekoor een warm hart toedraagt.
83
Graag nog een woord van dank aan Cecilia Van Quickelberghe voor de research van de gegevens. en aan Jaak Billiet voor de geschiedenis en redactie. Veel leesgenot, Mare Tassaert, dirigent
1. De jaren 30: Een tijdsgeest vol religieus defaitisme en cultuurpessimisme Er klotst een stroom van geestelijke ellende over de wereld. De begrippen van godsdienst, zedenleer, huiselijkheid en plicht, geven niet meer aan ontelbaren de richting aan... Het geloof is ook verflauwd in christelijke milieus. In de groote steden nemen de godsdienstoefeningen, het bijwonen van de zondagsmis, het vleesch derven op geboden dagen, het kerkelijk huwelijk en het ten doop houden van kinderen gaandeweg af. In tal van christelijke gezinnen is geen enkel godsdienstig boek meer te vinden... Een algemeene verwildering van zeden heerscht in alle klassen en standen der menschheid. In de ontredderde maatschappij is ook het huiselijk leven ontwricht. De opvoeding der kinderen wordt er vaak veronachtzaamd, en, in talrijke buurten, zijn school en straat de verblijfplaats der kinderen. En als zij grooter worden, vrij van school zijn, en in betrekking gaan, vooral op fabriek o f atelier, worden, bij hen, begeerten en lusten opgewekt die, op korten tijd, tal van jeugdige levens verwoesten en bederven...’ Deze aanhef van pater Jozef Joos voor zijn boek ‘Moderne Jeugdopleiding’ (Brugge, 1933) is tekenend voor de algemene reactie van het conservatieve, rurale en katholieke Vlaanderen op een aantal maatschappelijke processen en veranderingen, die in de jaren 30 -erg laat in vergelijking met de rest van West-Europa- de glazen stolp over onze contreien deden openspatten. De overgang van thuisarbeid naar fabrieksarbeid, het pendelen naar de grote stad of Wallonië, de ‘massificatie’ van consumptie, propaganda en ontspanning, het algemeen stemrecht sinds 1919: even zoveel doornen in het oog van de oude leidende klasse in Vlaanderen en zeker van de Kerk. De aangehaalde fenomenen leidden volgens hen rechtstreeks naar zedenbederf, individualisering van de mens en teloorgang van het klassieke gezin, dat uit de aloude familie- en dorpsbanden werd losgeweekt. Het kon enkel het succes van het ‘goddeloze’ socialisme of erger nog communisme versnellen en 84
vergrootte steevast de oude vijandigheid van de Kerk tegenover ‘de zondige stad’, waar ze haar greep op de massa verloor. In kunst en literatuur, artikels en preken doken thema’s op als de verheerlijking van het plattelandsleven (Walschap, Streuvels) en het gevoel van vervreemding (surrealisme). In feite kenden de jaren '30 geen echte ‘ontkerkelijking’, maar hoor je in alles de angstige echo van de grote crisis van 1929-34 en de impact ervan op de dagelijkse ‘struggle for life’. De Kerk vreesde misschien wel terecht dat haar oude machtsbasis door de ‘moderniteit’ zou weggevreten worden. Pluralisme en laïcisering en zeker de economische crisis leken de oude ‘godsvrucht’ en berusting aan te tasten: ‘God, Kerk en priester zijn voor de meeste werklozen synoniem van hatelijke, o f dan toch van nutteloze dingen geworden’. (1) Tekenend is dat de verkiezingen van 1932 in België, in volle crisis, rondom de schoolstrijd en ‘de ziel van het kind’ draaiden. Ook zien we niet toevallig in deze periode 193233 een ‘golf van Mariaverschijningen (Beauraing, Banneux en Onkerzele): een ware hype van irrationalisme, vroomheid en mysticisme als tegenkracht voor de toenemende vrijzinnigheid en de impact van de moderne wetenschap. Tegen het modernistische spook begon de Kerk in heel Europa een tegenoffensief, waarbij een erg militante en zelfs militaristische taal en stijl niet geschuwd werden. De K.A., de ‘katholieke actie’, opgezet door paus Pius XI, leidde tot een zwaar drukkend appel naar de grote massa gelovigen die zich schrap moesten zetten tegen alle ‘zedelijk gevaar’, via fenomenen als de ‘Bond van het Heilig Hart’, de K.A.J. van Cardijn, de alom opduikende ‘turnfeesten’, de nieuwe jeugdbewegingen met de K.S.A. Onder impuls van de Antwerpse pater Morlion kwam er in Vlaanderen een heuse katholieke ‘restauratie’ op gang met vanaf 1920 de ‘E.K.-beweging’, de eucharistische kruistocht, die in 1929 al 200 000 leden telde en een jaar later opging in de K.A. Hoofdvereisten hierin waren de communie éénmaal per week en elke dag opdragen aan Christus. Ook de beweging ‘Zedenadel’ of ‘bond voor openbare zedelijkheid' kende vanaf 1933 een groeiend succes. Hier stond de strijd tegen de zogenaamde ‘zedenverwildering’ zoals de ‘immorele’ radio, film, dansfeesten, anticonceptie, modebladen, zwembaden en zelfs strandgenoegens, voorop. Dat alles gebeurde in de erg militante stijl van de jaren '30. Aan de kust trokken zelfs knokploegen rond tegen de strandmode en aan de ingang van bioscopen vormde men morele ‘wachtposten’. Het lijfblad van de hele beweging, ‘De Waarheid’, geleid door Morlion, sprak in termen van ‘zich wapenen’, ‘tegenoffensief, ‘strijd en hernieuwing’, ‘verovering’, ‘frontvorming’, 85
‘gelederen’ en ‘geen tolerantie’. 'Vlaanderen hernieuwen in Christus' werd een slogan, de 'hernieuwers' een deel van de K.S.A. De hele beweging ademde wel in een fascistisch sfeertje waarbij het Italië van Mussolini, zeker na zijn concordaat met het Vaticaan over de Pauselijke Staat, opgehemeld werd. Een parallel met de huidige kerkbewegingen die het ethisch réveil prediken, zoals de ‘nieuwe evangelisatie’ dringt zich op. Een katholieke perscentrale en de Katholieke Filmactie K.FA., grote congressen als ‘geloofsverdediging’ wakkerden de strijdlust aan. Toch waren niet alle parochiepriesters ingenomen met de hele K.A.beweging: ze vreesden immers ‘concurrentie’ voor hun parochiale verenigingen. Ook de tweespalt tussen de K.A.-groepen en de meer militante ‘offensiefbrigades’ leidde tot herrie: Kanunnik Dubois wilde één beweging omdat de brigades volgens hem te Vlaams-nationalistisch geïnspireerd waren. Het leidde tot de oprichting van ‘het katholiek mannenverbond’. Blijkbaar was de vrouw toen nog echt ‘quantité négligeable’. De kreet ‘Rome of Moskou’ was nooit uit de lucht, want men vreesde voor een soort ‘volksfront’ als in Spanje (1936) of in Frankrijk. Een andere leuze: ‘Na Spanje, Frankrijk! Na Frankrijk, België?’ Kortom: in de ‘kruistocht’ tegen het goddeloze communisme koos men resoluut de kant van Franco in Spanje, die men voorstelde als verdediger van de ‘christelijke beschaving’. Voor Hitler daarentegen had men geen goed woord over en de nazi’s kregen zware kritiek wegens hun rassentheorie, kerkvervolging, materialisme, euthanasiepolitiek en zelfs antisemitisme. Het nazisme kreeg het etiket ‘nieuw heidendom’. (2) Tielt in de jaren dertig Ook in Tielt weerkaatsten de echos van deze tijdsgeest. Niet toevallig bouwde men vanaf 1913 een nieuwe O.L.V.-parochie uit en ontstond daar dan ook het O.-L.-Vrouwekerkkoor vanaf (?) 1932. Dit stadsdeel omvatte immers ook tot over het station een aantal sterk bevolkte arbeiderswijken met intense textiel- en schoenennijverheid. Hier had het socialisme zeker veel invloed en hun vakbond telde er heel wat leden. Een ‘dam’ opwerpen tegen het socialisme speelde zeker mee in het initiatief voor een versterkte aanwezigheid van de Kerk in dit stadsdeel. In de 19de eeuw was er al een poging geweest van baron Mulle de Terschueren om een kleine parochie op te richten met eigen kerk net over de Poelberg. Talloze boerenknechten (‘kortwoonders’) zochten toen werk in Waregem, Meulebeke en
86
Wielsbeke en kwamen in de ‘verlokking’ van het socialisme terecht. Daarom moesten ze weer op het rechte kerkpad geholpen worden. De huidige ruïne van de Sint-Annakapel is daarvan nog de getuige. De vestiging van de Poelbergschool annex kloostertje ‘De Hoop’ kunnen we ook in dat perspectief zien. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1932 gingen in Tielt toch nog 10 van de 13 zetels naar de katholieke partij, weliswaar met 3 zetels voor de ‘Kristen Werklieden’. Men verweet deze groep trouwens ook al dat ze ‘verdeeldheid’ zaaiden in katholieke rangen. In Tielt telde de socialistische vakbond 370 leden in 1920, 575 in 1924 en 578 in 1927, waarvan 264 wevers en 211 schoenmakers. (3) Er was een socialistische harmonie sinds 1919, ‘De Volharding’. Qua ziekenkas telden in 1932 de socialisten 482 leden tegen 778 voor het ACW. Dus stonden ze in Tielt niet zo zwak. Maar daarom de oprichting van een aantal katholieke verenigingen en dus ook het O.-L.-Vrouwekoor koor volledig kaderen in een ‘countering’ van het socialistische elan in Tielt zou echter wellicht iets te vergezocht zijn. Een andere vraag is of de stichting van het O.-L.- Vrouwekoor beïnvloed werd door het initiatief van de grote schoenenfabrikant Pannemaeker. Deze industrieel begon vanaf 1921 in de Stationstraat een eigen ‘Feestpaleis’ te bouwen voor ‘A Capella’, zijn eigen toneel- en operettegezelschap, een prima zangformatie naar verluidt. (4) Om de sfeer in het toenmalige Tielt even op te snuiven, citeren we uit het artikel 'Ellende te Thielt’ in de Gazette van Thielt, maart 1934. ‘We bedoelen niet de stille smart en gedokene opeting der laatste spaarcenten,waartegenover zooveel anderen overal durven gaan vragen en krijgen en soms nemen veel meer dan ze redelijk noodig hebben; tegenover slemppartijen van ‘welstellenden ’ die beter een ander voorbeeld en geen ergernis zouden geven; tegenover de drinkpartijen en het zatloopen, openlijk overdadig zatloopen, van steeds dezelfde niet-werkérs en nooit-meer-werkers, levers en teerders op het noodig, maar veel te blinde werkloozenfonds. Neen, doch wij bedoelen de zedelijke ellende die groeiend is te Thielt en wederom een viertal gezinnen heeft gescheurd en uiteengerukt er zwijnenesten van gemaakt heeft. Groote, diepe, zedelijke ellende! En ze komt traagskens, stap voor stap. Eerst entwaar wat lichtzinnigheid... ”men moet toch niet kwezelachtig zijn!”. Dan naar schunnige cinémas ...“daar kan ik tegen! ” Lezing van zogezegd onzijdige ‘neutrale’ bladen die hun lezers, zonder dat deze ’t weten, stilaan maar zeker vergiftigen... “men moet toch op de hoogte blijven!”. Danspartijen en gevaarlijke 87
bijeenkomsten met lokkende ongekleedheid... “waartegen de pastoors en paters toch willen preken ’’! En “men moet zich toch vermaken’’...En, ten slotte, het gebeurt: Moeder weent om de verloren eer harer dochters! De echtgenoote ziet met afgrijzen de echtbreuk van haar man! De man ziet zijn echtgenoote gaan samenhokken met den man eener andere vrouw! Kinderen worden uit die in echtbreuk samenwonenden geboren: zij knopen later in bloedschande met elkaar nieuwe betrekkingen aan. En de eerst schuldigen worden ondertusschen ouder in ellende, ziekte, wee en onstelpbare wroeging die soms overslaat tot waanzin, als er geen zelfmoord bij komt. Gelukkig wie alsdan zijn misgrijpen inziet: herstellen is niet meer mogelijk, maar betreuren hier... en toch zoo lang hierna, tot alle door hen uitgestrooide zaden van ergernis, wie weet na hoeveel geslachten, zullen opgedord zijn... De auteur van dit fraaie stuk proza bleef anoniem. (5) De tekst staat bol van de gekende paternalistische thematiek van toen: gemoraliseer tegen alles wat de moderniteit meebracht, tegen de sociale voorzieningen, en opgeheven vingertjes tegen werkloosheid en zedeloosheid, die steevast als individuele schuld geduid werden. Een gelijkaardig voorbeeld is de 'flyer' van toen, die de doortocht door Tielt aankondigt van het beeld van Fatima. Ook die tekst druipt echt van een zeer belerende en autoritaire toon tegenover de bevolking, terwijl hij toch al dateert van 1947 en WO II voorbij was.
88
2. Onze-Lieve-Vrouw: een nieuwe parochie, een nieuwe kerk, een pril koorbegin Van ‘noodkerk’ vóór WO I tot volwaardige parochiekerk Omstreeks 1900 was het zonneklaar dat de aloude SintPietersparochie té dichtbevolkt en uitgestrekt was geworden. De toenmalige deken Cyriel Busschaert ijverde al sterk voor een tweede Tieltse parochie en hij zamelde hiervoor al een flinke geldsom in, maar stierf op 27 november 1911. Zijn opvolger pastoor-deken Vanden Berghe voerde de planning verder uit. In november 1912 kocht hij via een tussenpersoon, zijn vriend Theodule Callens uit Ruddervoorde, voor 37 345 fr, een stuk grond van zowat 75 are met zes arbeidershuisjes aan de Oude Stationstraat, eigendom van de Tieltse liberale industrieel Richard Denys. Doel was er een kerk, een pastorie en een schooltje op te richten. Heel wat weldenkende burgerfamilies in Tielt vonden het initiatief maar niks, pure geldverspilling. Maar Vanden Berghe werd sterk gesteund door toenmalig bisschop Waffelaert. Op 3 november 1913 werd de O.-L.-V.-parochie bij koninklijk besluit erkend (Staatsblad van 13 november 1913). Al op 20 november benoemde de bisschop Karei Bouve, medepastoor in Gistel tot de eerste pastoor van ‘de parochie’. Die benaming bleef lange tijd bij de Tieltenaars in zwang. De parochie telde zowat 3000 bewoners, het merendeel arbeiders. Iets later kocht de Tieltse deken nog ongeveer 8,5 are bij omdat de zaak iets te klein uitviel. Pastoor Bouve gaf aan de Kortrijkse architect Carette opdracht om een plan te tekenen voor een ruime patronaatszaal van 40 op 10 meter. Dit zaaltje werd in 1914 ingewijd en fungeerde zomaar eventjes 24 jaar als ‘noodkerk’. Het staat er nu nog, na heel wat bestemmingen te hebben gekend. Zo eisten de Duitse bezetters in 1917 het kerkje op als ‘lazaret’, legerhospitaal. Na 1938 deed de ruimte nog dienst als stapelruimte, parochiezaal, bidplaats voor Jehova’s getuigen en fotostudio.
89
** Jb***— ^
*~**d£U
******* —
tLff d AL*A*4it--
m
—
1-1 .
» **f- **- fl*-*fff*ff/ •é, „ „ J v l d d ' d m MSM, t&f0 A/dm>fép&nd ' f f Uf *J*f f n' ‘f ff ff/ m à «rat y*-# m è*md*ud. &/• 4Mé *M*. j •■>’? *£4*1éf‘jO*f H ff jMw «*. &-* A. ;*■*>£*?*# X^A- d /k «Â- & W m Vf ÿ* r/' jfr Mf'jü* as .tip k -**"*?* m *“■,f* Mt •*#!i/ ’ * —••** td i
jù /m d
M n m m d L t / , ,■•'*• / ’ ■ f L f i d f , * é * t i  m f i f *
fi, fy «'(—<» djuM m f */—» i £A<r..^j»/£**//*, A-# A- i **4*- , ^/*~ JLÀmldm jÀmmÿ'f* f' Op 6 februari 1936 schonk juffrouw Emilie de Terschueren, de laatste bewoonster van het gekende pand aan de Ieperstraat, aan het kerkbestuur van O.-L.-Vrouw een perceel grond van ca. 50 are aan ‘de Vierhoek’ alias ‘de Knok’. Onderpastoor Wight zou hierbij bemiddeld hebben. De geschatte waarde was 450 000 ff en het was bedoeld om er een volwaardige kerk op te bouwen, met eventueel een pastorie en een huis voor de medepastoor. Om het perceel een rechthoekige vorm te geven kocht het kerkbestuur nog eens 303 m2 bij van schoenfabrikant Pannemaeker. Op die hoek realiseerde toenmalig pastoor Nauwynck zijn droom: een stijlvolle, moderne parochiekerk bouwen. De jonge Tieltse architect Gérard Vande Weghe kreeg de tekenopdracht en op 20 oktober 1936 gaf een KB de toelating voor de bouw, en dus ook voor subsidies van staat en provincie. Aannemer Prudent Vergote uit Roeselare kreeg de werken toegewezen, Tieltenaar Maurits Neirynck werd toezichter. (6) Op 26 oktober 1936 metselde deken Destrooper de eerste steen. Ruim een jaar later, op 30 oktober 1937, bezocht koning Léopold III de bijna voltooide kerk tijdens zijn bezoek aan Tielt. Een gedenksteen in de voorgevel zegt: ’30-10-1937 - Gedenksteen hier geplaatst door 90
Zijn Majesteit Léopold III, honing der Belgen, tijdens een bezoek aan de stad Tielt Op 22 december wijdde deken Destrooper de drie grote kerkklokken. Intussen werkten de vier gebroeders Vanhoutte (Prosper, Marcel, Albert en Roger) het lood- en zinkwerk van de kerk af, een acrobatisch hoogstandje! Ook na de beschieting van de kerk in 1940 herstelden ze het dak, hoewel ze pas in 1949 hun centen zagen. Op 25 maart 1938 wijdde de bisschop van Brugge, Mgr. Lamiroy, de kerk in en vierde pastoor Nauwynck de hoogmis. Qua stijl is de kerk een toonbeeld van elegante, moderne neogothiek. Het gebouw meet 50 meter op 20 en is opgetrokken in warmgele zandsteen uit het zuidfranse Montauban. Vier evangelisten in okerkleurige zandsteen uit Orval begroeten de kerkganger aan de drie ingangspoorten. Boven in de gevel staat een 7 meter hoog O.-L.Vrouwbeeld. De 50 meter hoge campanilatoren staat op zijn Italiaans naast het schip. Zeker het interieur neemt een hoge vlucht en trekt de blik omhoog in zijn warme harmonie van gele baksteen. Er is een zeer ruim hoogkoor met drie dubbele bogen en een brede middenbeuk die de aandacht naar het reusachtige getormenteerde kruisbeeld vooraan leidt, meesterwerk van Tieltenaar Maurits Vander Meeren. De drie glasramen in de voorgevel zijn het werk van de Tieltenaars De Seyn, die ze ontwierp, en glazenier De Sander. Beeldhouwer Delafontaine uit Menen voerde de twaalf witstenen apostelen uit in de middenbeuk, de Gentse kunstenaar Verdonck sculpteerde en goot de zeer stijlvolle kruisweg in brons. Pas in 1952 kwam er een volwaardig orgel op het oksaal.(7) Opstart van een bescheiden ‘kerkzanggroep’: de pioniers van 1932 of 1935? Al in 1932 zou een eerste zanggroepje de plechtigheden in het zaalkerkje aan de Oude Stationstraat opgeluisterd hebben, onder leiding van een zekere ‘professor’ Vanden Broucke. Of het hier gaat om de latere pastoor Vanden Broucke, die in 1949 op de parochie pastoor werd tot 1953, weten we niet zeker. Die titel van ‘professor’ voerde hij wellicht omdat hij in 1905 als pas afgestudeerd priester naar Leuven trok om er voor landbouwingenieur te studeren: voorwaar een witte raaf! Hij werd dan ook leraar aan de landbouwscholen van Avelgem en Nieuwpoort. Wat zijn eventuele muzikale talenten of studies betreft, tasten we in het duister. Maar wellicht werd er toch ook al vroeger sporadisch gezongen, aangezien er in 1919 al een legendarische koster benoemd werd voor de O.-L.V.-parochie: Allons De Saever (°1877). (zie verder) Hij speelde en
91
zong er tot zijn dood in 1952. In het pastoorsschriftje 'Tarief der Goddelijke Diensten' van 1928 vinden we al een rubriek 'Choralen' die mogelijk wijst op een bestaande zanggroep.(8) Voor een huwelijk 1ste klas om 11 uur moest toen 20 frank zanggeld betaald worden, terwijl dat voor 5de klas om 7u30 maar één frank was. Voor begrafenissen bedroegen de sommen respectievelijk 30 frank tegenover één frank. We vermoeden dus dat op O.-L.-Vrouw toen al een gelegenheids koortje ingeschakeld werd. IsMfiu u rf'kUÏWxu» Jj|S|pjfjwy 'Ét***! * ;j i¥,ir j 1*9fr« r t*9 | Sss,**- j ~— ɧ#r j i mn . .
;
; |~ “4 /Æ, I# |
|
W
4» ,/ *
i 19,t*
fJ!>,#«*•
}g4^ I si**" I 4^'
J tw'
*jfr
«f*
. I 4«r
fi t-'i-U : U,m
JT "1 kfeui.
%%s* p i f«
hÿ?
Tot de pioniersgroep van 1932 behoorden Georges Quaeghebeur, de broers René, Gérard en André Verschuere, broers Roger en Jozef Decraemer, Gilbert Desmet en Tast but not least’ Albert Vercoutere, vanaf 1942 voorzitter tot zijn dood in 1967. Over de eerste tien jaar van het koor beschikken we over zo goed als geen gegevens meer.
92
zittend: Michel Balduck, Gérard Verschuere, Frans Vercampt, Gilbert Vande Walle, Hendrik Vermeulen, Roger Michielsens, Jozef De Craemer. rechtstaand: Charles Norman, Marcel Bral, Albert Vanmaele, Etienne Van de Walle, Henri Dedeyne, Etienne Verschuere, E.H. Vanden Broucke, E.H. Thorez, Laurent Vercruysse, Carlos Coeman, Albert Vercoutere, Robert Tack, Leon Van Damme, Gaston Ameye, Roger De Witte, Roger Van Huile, Gérard Verbrugge.
3. Pastoors en kosters op O.-L.-Vrouw Zes ‘goede herders’ voor de parochie 1. E.H. Karei Bouve (1913-1923) Geboren in Rumbeke op 13 november 1864 en tot priester gewijd in Brugge op 20 december 1890. Hij werd leraar aan het college in Veurne tussen mei 1890 en november 1897, daarna onderpastoor in Lissewege en Gistel tot november 1913. Karei Bouve kwam aan op de kersverse O.-L.-Vrouwparochie op 17 november 1913 voor bijna 10 jaar dienst. De eerste pastoor van O.-L.-Vrouw kreeg bijna meteen af te rekenen met de Eerste Wereldoorlog. In het bezette Tielt was het zeker niet makkelijk werken, de bewegingsvrijheid was erg beperkt, armoede en werkloosheid sloegen toe. Toch probeerde hij met weinig succes een parochieschooltje voor meisjes verder uit te bouwen: de ‘Saletteschool’ op het einde van de Wittestraat, genoemd naar het daar gebouwde kapelletje van de toen druk vereerde ‘O.-L.-Vrouw van Salette’. (verschijning in Frankrijk, bij Grenoble, in 1846). Het schooltje was eigenlijk de 'Sint-Jozefsschool', een kantwerkschooltje zoals zovele gesticht door de zusters van het Geloof, die ook op de Poelberg en aan 'de Liefde' (Wingensesteenweg) een dergelijk schooltje hielden. Bouve startte ook met de jongensschool aan de Oude Stationstraat, tegenover zijn kerkje, de 'Waaibergschool', die drie klassen telde en waarvoor 110 leerlingen óverkwamen uit de andere Tieltse jongensscholen. Karei Bouve werd in 1923 nog pastoor in Aarsele en overleed in Leuven op 25 november 1937. 93
2. Pastoor Remi Nauwynck (1923-1940) Geboren in Torhout op 16 april 1867, priesterwijding in Brugge op 11 juni 1892. Coadjutor (helper of plaatsvervanger van de bisschop) respectievelijk in Meetkerke, Reningelst, Oudekapelle en Pittem tot november 1893. Daaarna onderpastoor in Harelbeke tussen 1898 en 1919. Pastoor in Houtem bij leper van 1919 tot 1923. Ingehaald als pastoor op O.-L.-Vrouw op 23 maart 1923. Hij werd vaak geduid als ‘de stoere kerkenbouwer’ en dat was hij dan ook. Samen met zijn zeer gedreven onderpastoor Walter Wight volgde hij de werken aan de nieuwe kerk van nabij op en hield hij dagelijks contact met architect Vande Weghe, werkopzichter Maurice Neirynck en de diverse kunstenaars die aan de kerk meewerkten. Het kerkelijke elan in Tielt lag toen helemaal in de lijn van wat we aan het begin van deze kroniek poneerden: massificatie, volksdevotie, anti-rationalisme. Getuige hiervan waren ondermeer de grootse H. Hartfeesten van 1938 in Tielt, met een nooit geziene stoet en inhuldiging van het enorme H. Hartbeeld aan de hallentoren, in 1985 verplaatst naar de hoek Krommewalstraat-Ieperstraat. Werkelijk de hele bevolking werd ingezet en opgetrommeld voor straatversiering, triomfbogen, de processie enzomeer. Ook pastoor Nauwynck zette hiervoor alle zielen en zeilen bij in zijn parochie en hij stichtte op 9 november 1923 de 'Bond van het Heilig Hart'. Nog datzelfde jaar werd op de Poelberg de Lourdesgrot ingewijd, ook al met een massale manifestatie en met de creatie van een heus bedevaartsoord als doel. Hij steunde volop de uitbouw van een nieuwe meisjesschool, 'Sint-Jozef aan de Oude Stationstraat. Die hele tijd was onderpastoor Wight zijn steunpilaar die zich sterk engageerde in de jeugdwerking en ook het kerkkoor, 'de kerkzang', hielp uitbouwen. Een stom toeval eiste het leven van pastoor Nauwynck op 27 mei 1940. Na zware gevechten ondermeer aan het station waren de Duitsers tot het centrum van Tielt doorgestoten, maar her en der waren er nog schoten te horen in de straten, ‘s Avonds omstreeks 19u30(?) kwamen pastoor Nauwynck en zijn trouwe koster Desaever uit de schuilkelder, want alle gevaar leek geweken. De pastoor wilde samen 94
met de koster de ernstige schade aan zijn kerk gaan bekijken, maar de koster trok eerst naar zijn eigen huis op inspectie. De pastoor stond blijkbaar te kijken aan de overzijde van de kerk toen er geroepen werd om de straat vrij te maken. Iedereen sprong weer zijn huis binnen maar de pastoor stak de straat over en kreeg een dodelijke kogel in de hartstreek. De klok wees ongeveer 17 uur, maar was door de beschietingen wel stilgevallen, vandaar de verwarring... Men droeg hem binnen in het café van 'Het Feestpaleis', hij stierf er op de biljarttafel. Er bleef twijfel bestaan over het juiste tijdstip van overlijden: de overlijdensacte vermeldt als datum 27 mei om 8 uur ‘s avonds, volgens de verklaring van twee directe getuigen, namelijk koster De Saever en onderpastoor Wight. Wie de schutter was is nooit echt achterhaald.(9) 3. Pastoor Basiel Leuridan (1940-1949). Geboren in Merkem op 11 februari 1885. Priesterwijding in Brugge op 18 december 1909 en daar leraar aan het Sint-Lodewijkscollege tussen 1910 en januari 1919. Hij werd onderpastoor op Sint-Pieters in Tielt tussen 21 januari 1919 en 11 maart 1937. Daarna drie jaar pastoor in 'Le Bizet', bij Ploegsteert. Hij volgde Nauwynck op en bleef 9 jaar pastoor op O.-L.-Vrouw tot aan zijn dood op 12 maart 1949. Leuridans gezondheid boerde stilaan achteruit, maar gelukkig kon hij vanaf 1942 steunen op de stoere jonge schouders van de nieuwe onderpastoor Karei Thorez, erg actief in de hele parochiewerking. (zie verder) 4. Pastoor Jozef Vanden Broucke (1949-1953) Geboren in 1881 in Vlissegem aan de kust en na zijn lagere school humaniorastudent aan het Tieltse SintJozefscollege, dat toen wegens zijn faam uit heel Vlaanderen leerlingen recruteerde. Laureaat van de retorica in 1900. Theologie aan het Brugse seminarie, priesterwijding in 1905. 95
Hij trok daarna naar Leuven en studeerde daar af als ‘landbouwingenieur’ hoewel die titel toen nog niet bestond, waarschijnlijk behaalde hij een licentie in de landbouwwetenschappen. Na WO I gaf hij les aan de landbouwscholen van Avelgem en Nieuwpoort. Hij werd kort onderpastoor in Pittem en Brugge, werd daar directeur aan de Patroons- en Handelsschool - de huidige ‘Groene Poorte’ -, werd in 1930 pastoor in Leisele, daarna in Leffmge. Daar stichtte hij al een koor en zette zich sterk in voor de ‘volkzang’. Hoe hij blijkbaar in 1932 in Tielt terechtkwam als (gelegenheids?) dirigent van het eerste O.-L.-Vrouwekoortje, de kerkzanggroep, is ons een raadsel. We vermoeden een oude vriendschap met pastoor Leuridan, ze waren zowat leeftijdsgenoten. Als pastoor voltooide Vanden Broucke het pionierswerk van zijn voorgangers. Hij werd ‘met ongemene luister’ ingehaald als pastoor op 11 april 1949. Vooruitstrevend voor zijn tijd: hij installeerde een klankinstallatie in de kerk, een nieuwe verwarmingsinstallatie(die eigenlijk slecht werkte en nadien nog tweemaal vernieuwd werd), twee nieuwe klokken (tijdens de oorlog gingen er twee verloren), tuinen rondom de kerk, nieuwe brandramen, de bronzen kruisweg van Gentenaar Verdonck en de twaalf witstenen apostelbeelden van Delafontaine in de hoofdbeuk. Hoogtepunt of orgelpunt in zijn realisaties was zeker de inwijding van het nieuwe moderne kerkorgel in 1952, gebouwd door de befaamde firma Loncke van Esen. Het oude harmonium dateerde nog van 1913 en daar kwam zelfs geen gepiep meer uit. Kan. Deken Brys wijdde het orgel in op 12 oktober 1952 en Tieltenaar Leo Impe speelde het in samen met Albert Van Haute, lauraat van het Lemmensinstituut. Vanden Broucke kunnen we dus zeker een spilfiguur noemen voor de kerk. Ook inzake het onderwijs in de parochiale jongensschool, in de volksmond 'de Waaibergschool’, probeerde hij het tanende tij te keren. De school aan de Oude Stationstraat had in het interbellum een grote bloei gekend: ‘M. Pastoor, u hebt een goeie jongensschool' zei inspecteur Kan. De Coene tot pastoor Nauwynck in 1934. Toch vertoonde de school ernstige tekorten: geen elektrische verlichting, geen ventilatie, een ongeplaveide speelplaats. De school telde in 1939 nog 121 leerlingen. Maar na WO II ging het bergaf: veel ouders kozen voor de lagere school van het college (Sint-Michiel) of zelfs de Godelieveschool aan de Sint-Pieterskerk. Vanden Broucke leverde een blijkbaar hopeloze strijd om de school nieuw leven in te blazen, ondermeer met aanpassingswerken. Meester Robert Tack, die ook in 96
het O.L.V.-koor een pionier was, verkaste naar het ‘Klein college’ in september 1948 en in 1955 waren er nog maar 31 leerlingen over. De school fuseerde met die van het college in 1959 en kreeg opnieuw vier volwaardig bevolkte klassen. (10) In 1953 ging pastoor Vanden Broucke op rust. Hij overleed in Brugge op 11 juli 1963. 5. Pastoor Hlodwig Rooryck, alias ’t pasterke’ (1953-1984) De zachte, innemende Hlodwig (Lodewijk) Rooryck is met zijn 31 jaar dienst op de parochie tot nog toe recordhouder. Geboren op 15 september 1901 in Alveringem. Priesterwijding in Brugge op 18 december 1926 en daarna leraar aan het Klein Seminarie in Roeselare van september 1926 tot 22 april 1940. Hij werd in april 1940 principaal (directeur) aan het College van leper. De Tieltse O.-L.-Vrouwparochie haalde hem plechtig in als pastoor op 9 augustus 1953 met de traditionele stoet, waarin de hele geschiedenis van de parochie werd uitgebeeld. Fanfares, opgedirkte wagens, twintig groepen, waaronder het ‘mannenkoor’ dat meerstemmige liederen uitvoerde, alle straten volledig versierd door de toenmalige ‘straatcomités’: het rijke roomse leven van toen! In de homilie van Kan. Deken Brys horen we merkwaardige echo’s uit de jaren dertig: Er is hier veel scoon priesterwerk te doen...Ons Tieltse volk gelooft nog, maar jammer genoeg zijn er teveel zedelijke tekorten. Er zijn ontbindende factoren die de gaafheid van het ons toevertrouwde volk aantasten. Een bewijs daarvan zien we in het zeer lage geboortecijfer der stad... (sic) ’ Zowat alle parochianen herinneren zich ’t pasterke’ als een voorzichtige en diplomatische herder, die toch kordaat kon zijn als het moest. Een gedreven en bezielde spreker en predikant: hij had zeker ‘de gave van het woord’. Als muziekliefhebber steunde hij volop de uitbouw van zijn kerkkoor, waarbij hij vooral kon rekenen op de onverdroten inzet van zijn onderpastoor Karei Thorez, die al vanaf 1942 het koor leidde als dirigent en proost, (zie verder) Pastoor Rooryck overleed in Tielt op 21 januari 1990.
97
6. Pastoor Martin Rebry (1984-2006)
Geboren in Izegem op 16 juni 1931. Na zijn collegejaren in Izegem, volgde hij de klassieke priesteropleiding, eerst in het Roeselaarse Klein Seminarie, dan in Brugge. Op 28 augustus 1956 priesterwijding in Beveren-Roeselare, dan tot 1971 leraar aan het Brugse Sint-Lodewijkscollege. Eén jaar medepastoor in Oostende en dan tot 1984 in Wervik. Hij was pastoor op de O.-L.Vrouwparochie van Tielt tussen 1984 en 2006 en is nu op rust als emeritus. Vier kosters gaven de toon aan op OL.Vrouw 1. Alfons De Saever (1919-1952) Geboren op 4 augustus 1877 in Stavele. Hij studeerde in Torhout voor onderwijzer-koster. Zijn eerste kostersnoten speelde hij in Ettelgem en daarna in Dadizele. Vanaf 1900 was hij vastbenoemde koster in Doomkerke en in 1919 kwam hij naar Tielt als vaste koster van de O.L.-V.-parochie. Hij bleef er trouw op post tot aan zijn dood in december 1952. Hij was dus zomaar eventjes 55 jaar koster en ijverde als bestuurslid van de kostersbond mee voor een verbetering qua sociale positie van de kosters. De dood van zijn zoon Albert, in 1931, 21 jaar en eveneens koster, heeft hem fel getekend. Hij stierf in Tielt op 5 november 1952. Merkwaardig is wel dat het huis dat De Saever bouwde aan de Grote Hulststraat (Conventieweg) nu bewoond is door Etienne Van de Walle, die zo lang voorzitter was van het O.-L.-Vrouwekoor en nu ere voorzitter is. 98
2. Albert Van Maele (1953-1985) Albert is geboren in Schuiferskapelle op 14 oktober 1914. Na zijn lagere schooltijd daar studeerde hij eerst drie jaar secundair aan het Franstalig college van Moeskroen, daarna voltooide hij zijn opleiding voor onderwijzer-koster in Torhout in 1933. Het jaar daarop werd hij voor één jaar koster in de Sint-Michielskerk van Brugge, daarna vastbenoemde koster in Veldegem tot eind 1952. Hij was daar ook secretaris van de C.O.O. Intussen huwde hij met Cyrilla Verschuere. Op de O.-L.-V.-parochie was hij koster van 1953 tot zijn dood in april 1985. Hij woonde tegenover de kerk en zoals zoveel kosters verdiende hij voor zijn gezin met acht kinderen een boterhammetje bij als drukker, dit tot 1971. Hij gaf ook les als leraar muzikale opvoeding aan het handelsinstituut in Tielt tussen 1961 en 1979. Hij was 32 jaar lang de trouwe begeleider van het O.-L.-Vrouwekoor, waar hij nooit een afspraak miste. Zijn drie jongste zonen traden in zijn muzikaal voetspoor: Paul, Carlos en Jozef. 3. Jozef A.M. Van Maele Geboren op 6 oktober 1954 in Tielt. Jozef behaalde al op zestienjarige leeftijd zijn eerste prijs notenleer aan het Gentse Koninklijk Conservatorium. Daarna volgde hij harmonie, muziekgeschiedenis, piano, clavecimbel, harmonie- en fanfaredirectie aan de conservatoria van Gent en Brussel en studeerde aan de koninklijke Beiaardschool in Mechelen. Tussen 1976 en 2000 was hij stadsbeiaardier in Tielt. In heel wat Europese landen gaf Jozef concerten als pianist, organist en beiaardier. Zijn compositie ‘Pastorale voor beiaard op. 128’ werd bekroond op de compositiewedstrijd t.g.v. de 70ste verjaardag van de beiaard in Albany (New York) en gepubliceerd in het ‘Albany Carillon Book’. De exentrieke Jozef is wel nooit in vast dienstverband koster geweest op O.-L.-Vrouw, maar wel als ‘free lance’ organist tussen 1985, toen zijn vader stierf, en 1994. Met zijn soms eigengereid optreden veroorzaakte J.A.M. Van Maele vaak heibel, zowel op het oksaal als beneden, waar hij door zijn bruuske orgelinterventies de pastoor soms ‘de gordijnen injoeg’. Al in 1987 eiste men in de 99
kerkfabriek en het koor dat hij zou inbinden of ophoepelen, maar de pastoor achtte hem op dat moment ‘onvervangbaar’. In die tijd kwam er langzaam een malaise tussen organist en koor. Die situatie ontstond zo: weken aan een stuk moesten de repetities doorgaan zonder begeleider. Die kon niet aanwezig zijn omdat hij les moest geven beweerde hij. Toen dit uiteindelijk om privaatlessen bleek te gaan, was het duidelijk dat het koor begeleiden absoluut geen prioriteit was voor Jozef Van Maele. De spreekwoordelijke druppel Tijdens de hoogmis was een nieuw lied geprogrammeerd. Dat was in de repetitie - zonder begeleider alweer - voorbereid. Toen Jozef tijdens de viering koor en dirigent straal negeerde en met zijn microfoon het lied in zijn eigen tempo zong, was het hek van de dam. Een Zingt Jubilate knalde tegen het orgel en een boze dirigent vertrok gefrustreerd naar huis. Er moest iets gebeuren en er werd in de pastorij een verzoeningsvergadering belegd. De delegatie van het koor bestaande uit voorzitter Etienne Van de Walle, erevoorzitter Gérard Libeert en dirigent Mare Tassaert, werd door pastoor Rebry te talrijk bevonden en Gérard mocht terug naar huis. Een overeenkomst werd door de pastoor uit de brand gesleept, maar grote liefde kon het nooit meer worden tussen beide partijen. Na een hele periodevan “gewapende vrede’, werd pastoor Rebry zelf het slachtoffer van Van Maeles pesterijen, wat tot diens ontslag heeft geleid. De verhoudingen met dirigent en koor hebben hierbij maar een heel geringe rol gespeeld, al werd dat anders gecommuniceerd. Het aanzien van de pastoor was belangrijker dan dat van de dirigent. 4. Beatrix Tyteca (1994- ) Geboren in Tielt op 26 november 1955. Humaniora Latijn-wetenschappen en pianoles aan de Tieltse academie voor Woord en Muziek. Ze huwde in 1979 met de gekende muzikant-leraar en dirigent José Bouckaert. De ouders van Beatrix pushten haar naar de muziekstudies: ze volgde piano en fagot en voltooide twee jaar conservatorium in Gent.
100
Eigenlijk studeerde Beatrix eerst af als laborante klinische chemie/biologie Al in het Tieltse Sint- Jozefsinstituut, maar een job met 8 uur per dag bloedproeven doen lag haar niet en dus koos ze voor een muzikale carrière. Met een kostersdiploma op zak, dat ze in Torhout behaalde, zat ze eerst achter het orgel in de Tieltse Sint-Jozefskerk, solliciteerde ze in Meulebeke waar men haar als vrouw afwees, en kwam ze dan in 1980 in Wakken terecht als koster. Veertien jaar lang speelde en zong ze daar zowat alle vieringen en plechtigheden. Van vakantie was weinig sprake. Heel wat vooroordelen heeft Beatrix als organiste moeten trotseren voor ze volledig aanvaard en gewaardeerd werd. Het kosterwereldje was en bleef immers sinds mensenheugnis een mannenbastion en vrouwen mochten zelfs lange tijd geen voet op het oksaal van een kerk zetten...kwestie van de goede zeden, nietwaar. Als vrouw bleef het knokken tegen vooroordelen zowel van de priesters als van de kerkgangers. ‘Je zingt toch nog goed Gregoriaans voor een vrouw’ klonk het soms. In september 1994 begon Beatrix Tyteca op O.-L.-Vrouw haar zes maanden proefperiode als kosterorganiste. Met koorleider Mare Tassaert en pastoor Rebry groeide een uitstekende werksfeer en het bleef dus muzikaal ‘klikken’. In Wakken bleef Beatrix enkele weekendmissen spelen en soms speciale diensten. Daarbij geeft ze nog part-time les wetenschappen en wiskunde in het secundair onderwijs. In 1997 werd zij gevraagd om organist te worden in Sint-Germanuskerk te Egem waar zij tot op heden nog steeds werkzaam is.
4. Drie dirigenten gaven toon en maat aan 1. Karei Thorez (1942-1963) Geboren in Poperinge op 3 augustus 1912, priesterwijding in Brugge op 22 mei 1937. Tot juni 1942 was hij leraar-subregent aan het Roeselaarse Klein Seminarie waar hij toen al E.H. Rooryck als collega heeft gekend. De energieke onderpastoor Thorez kwam aan op de parochie op 30 juni 1940 en bleef er tot 28 juli 1963.
101
Michel Vlaeminck, Albert Vercoutere, Etienne Van de Walle, E.H. Thorez
Toen werd hij benoemd als eerste pastoor van de St.-Franciscuskerk in Stene bij Oostende. Hij bleef er tot aan zijn dood op 23 april 1982. Thorez tilde het koor op niveau en bracht bezieling door er samen met Albert Vercoutere de 'camaraderie' in te brengen, door regelmatig een feestje te bouwen en uitstappen doorheen Vlaanderen te organiseren, waarbij de meer kapitaalkrachtige autobezitters in het koor, zoals Michel Vlaeminck, Albert Vercoutere, Michel Balduck, Rudolph Mesuere en Etienne Van de Walle voor vervoer zorgden. Gerepeteerd werd er eerst ten huize Thorez zelf, een kleine ruimte waar na een half uur de rook te snijden was. Thorez zelf was kettingroker. Zijn bejaarde ouders woonden bij hem in tot aan hun dood. Naast het koor bouwde hij de H. Hartbond uit tot een waar succes met zowat 600 leden op het hoogtepunt, begin jaren zestig. Ook de Lourdesreizen en bedevaarten promootte hij fel, net als de ziekenzorg.
102
Foto uit 1948.
onderste rij: Roger Michielsens, Robert Tack, Julien Moerman, Albert Vercoutere, Roger Van Huile, Carlos Coeman. tweede rij: Sylvain Vanseveren, Adiel Depijpere, Gaston Ameye, Daniël Dumont, Jozef De Craemer. derde rij: Jozef Vandeputte, Roger De Witte, E.H. Thorez, Leon Van Damme, Frans Vercampt, ? Vanderougstraete bovenste rij: Gérard Verbrugge, Gérard Verschuere, Henri Dedeyne, Robert Defauw, Alfons De Saever, Leon Vuylsteke, Emile Haeck.
2. Roger Van Huile (1963-1983) Roger Van Huile werd geboren op 28 november 1928 in Diksmuide. Als autodidact qua muzikale opleiding. Hij volbracht zijn loopbaan als bediende bij het Kadaster en hulp bij Rudolph Mesuere bij opmetingen. Hij speelde trompet in de harmonie 'Vermaak na Arbeid' en begon in 1963 het O.-L.-Vrouwekoor te dirigeren op vraag van onderpastoor-dirigent Thorez toen die afscheid nam. Als dirigent legde hij mee de basis van het sterke koorrepertoire. Twintig jaar later stopte hij ermee. Roger stierf op 13 mei 2009.
103
3. Marc Tassaert (1983- ) Geboren in Roeselare op 12 juni 1954. Zijn moeder was een goede pianiste en zangeres. Mare volgde notenleer aan de muziekacademie van Izegem en piano bij Roland Coryn. Naar eigen zeggen was hij geen al te ijverige muziekstudent en speelde hij vooral op het gehoor de hits uit de top-30. Zijn moeder troonde hem mee naar de koorrepetities van het 'Olvingkoor' in Ingelmunster: daar zette hij als tenor zijn eerste koorpasjes bij dirigent Werner Blondeel. Intussen studeerde Mare als onderwijzer af aan de Torhoutse normaalschool in 1975. Zijn eindverhandeling daar ging over muzikale expressie: 'Muzikaal spelen met teksten'. Die legde hij af bij de gekende muziekpedagoog Antoon Defoort. Hij leerde in Torhout ook de basistechnieken voor koordirectie, met ondermeer 'slagtechniek'. In 1975 kwam hij in Tielt lesgeven en nestelde er zich vanaf 1978, na zijn huwelijk. Toen hij in de O.-L.-Vrouwkerk het koor de 'Schubertmesse' hoorde uitvoeren was hij verkocht: hij sloot aan bij de groep tenoren en mocht dadelijk meezingen met de uitvoering van 'Missa a tre canti' van Franz Kraft die men toen instudeerde. Een moeilijke brok muziek, zeker als je weet dat toen heel wat koorleden geen partituur konden lezen en dus op het gehoor zongen. Dirigent Roger Van Huile leidde alles met engelengeduld in goede banen. Na de wekelijkse hoogmis was het voor de vriendengroep verzamelen geblazen aan de toog van de 'Mokka' bij Gaston Ameye, toen 'stertenor' van het koor. In maart 1983 hing dirigent Roger Van Huile het dirigeerstokje aan de wilgen en toen klopte proost Robert Declercq aan de klasdeur van Mare Tassaert. Met veel twijfels nam hij de taak over in een 'proefperiode'. Ze duurt nog altijd voort... 'Gregoriaanse gezangen waren voor mij het lastigst, maar met heel veel steun van het bestuur en wat zangnamiddagen bij de toenmalige koorfederaties VJFK en Het Madrigaal kon ik me inwerken. Ik volgde ook een inleidingscursus voor jonge dirigenten bij VJFK, toen geleid door de nog jonge Johan Duyck- nu befaamd leider van het VRT-koor - en stempedagoge Lieve Vanhaverbeke, daarna Marijke Coghe.
104
Voor het koor was het ook echt aanpassen aan een andere benadering en stijl: tempo en dynamiek waren soms anders. Stilaan ontpopte de nieuwe dirigent zich als 'duivel doet al': organisatie van rekrutering, repetities, optredens, programmakeuze, materiële beslommeringen, bestuursvergaderingen. Een groter koor vroeg om een grotere ruimte: voortaan repeteerde men in de 'Waaibergzaal' van de school. Mare Tassaert duidt de periode vanaf 1985 aan als de grote bloeitijd voor het koor. De vieringen van 50 jaar O.-L.-Vrouwekoor lokten nieuwe stemmen en de TV-mis voor 300 jaar college in 1983 introduceerde een aantal leraars en hun echtgenotes in het koor, dat zo tot ca. 50 zangers kon uitbreiden. De dirigent kreeg zo de luxe over prima solistenstemmen te kunnen beschikken, een echte opsteker om op concerten en kooravonden mee uit te pakken. Primeur voor een kerkkoor dat een volwaardig avondconcert bracht kwam er in 1988 met de viering van '50 jaar O.-L.-Vrouwkerk'. Toch kwamen er ook jaren waarin het koor echt slabakte met soms maar 30% aanwezigen bij de repetities of gezongen missen. Getuige daarvan zijn de wanhopige oproepen per brief van voorzitter of dirigent om meer zangijver aan de dag te leggen.
5. Een koorbestuur vol ‘rustige vastheid’ stippelde de weg uit Zoals zovele verenigingen in Vlaanderen kon het O.-L.-Vrouwekoor altijd rekenen op een hondstrouw en onbaatzuchtig bestuursteam, dat in 75 jaar erg weinig verloop of wissels kende. Traditioneel samengesteld uit een voorzitter, ondervoorzitter (enkele jaren slechts), proost, secretaris, penningmeester alias schatbewaarder, aangevuld met een of meerdere gewone leden, een erevoorzitter... Voor dit koor kwam daar vanaf 1970 ook een 'feestleider' bij, in de persoon van de onverwoestbare Carlos Vande Maele, die dertig jaar lang de feestneuzen in de juiste richting zette. Want het dient gezegd: het O.-L.-Vrouwekoor moet bij de recordhouders gerekend worden wat het jaarlijks aantal feestjes, vieringen, maaltijden en uitstappen betreft. Door dit 'cement van de vriendschap' bleef de koorgroep aaneen gesmeed in goede en kwade dagen en lokte het ook telkens nieuwe leden en stemmen doorheen de jaren. Een kort overzicht van de evolutie in het bestuur.
105
Kooruitstap naar de Rode berg op 8 april 1951.
zittend: Michel Balduck, Gérard Verschuere, Roger De Witte, Gilbert vande Walle, Hendrik Vermeulen, Frans Vercampt. staand: Laurent Vercruysse, Robert Tack, Etienne Verschuere, Jozef De Craemer, Albert Van Maele, Carlos Coeman, Albert Vercoutere, E.H. Thorez, Leon Van Damme, Henri Dedeyne, Etienne Van de Walle, Charles Norman, Gaston Ameye, Roger Michielsens, Roger Van Huile, Marcel Bral, Gérard Verbrugge.
Over de tien eerste jaren tasten we in het duister; het is onzeker of er een volwaardig bestuur was voor 1942. Toen trad E.H. Karei Thorez aan als proost-dirigent. Henri Dedeyne was erevoorzitter, Albert Vercoutere was tot zijn dood in 1967 voorzitter, onderwijzer Jules Vernack was vanaf 1964 ondervoorzitter tot hetzelfde jaar. Secretaris was meester Robert Tack, meester Leon Van Damme schatbewaarder en Daniël Dumont raadslid samen met tandarts Michel Vlaeminck. Deze speelde erevoorzitter na Henri Dedeyne, hoewel hij nooit voorzitter was. Gaston Ameye hanteerde de pen als secretaris na Robert Tack. Na Leon Van Damme is Robert Defauw enkele jaren penningmeester geweest tot zijn vertrek uit Tielt in 1950. Vaststelling is dat de rekrutering hier wel vooral uit onderwijs- en middenstandskringen kwam: eigenlijk normaal voor die tijd - en nog wegens meer vrije tijd en opleiding. Tussen 1963 en 1970 was E.H. Hugo Dhondt proost. In 1970 stierf hij plots door een auto-ongeval. In 1968 werd apotheker Etienne Van de Walle voorzitter. Hij zong al in het koor sinds 1950 en voor zomaar eventjes 40 jaar bleef hij als 106
zanger-voorzitter dé rots in de koorbranding. Zijn stem klinkt nog altijd krachtig in het koor. Vanaf toen was Gérard Libeert erevoorzitter tot zijn dood in 1988, werd Arseen Van den Bussche tussen 1967 en 1977 ondervoorzitter, Firmin Daeninckx secretaris tot 1978, Emiel Flaeck schatbewaarder tot 1983, Carlos Vande Maele feestleider tot 2000. Leon Van Damme zat naast Dumont als raadslid. Proost vanaf 1970 werd E.H. Robert Declerck. Maria 'Maaike' Plettinck-Debruyne was trouw bestuurslid. Nieuwe gezichten in 1983: dirigent Tassaert, Yolande Holvoet als secretaris, Paula Van Tomme vanaf 1987 tot 2008 secretaris en Simonne Claeys zorgde voor de schatkist vanaf 1983 tot 1993.. In 1990 vervoegde Geert Vermeersch het bestuur als gewoon lid maar trok in 1992 alweer weg, want actief geworden bij de VRT. Cecilia Van Quickelberghe volgde Carlos Van de Maele op als feestleidster in 2001. Vanaf 2007 duiken enkele 'nieuwe' gezichten op in het bestuur. Evelien Tassaert als secretaris, Christine Maes als schatbewaarder, Jeannine Vande Casteele zorgt voor de bibliotheek met de zorg voor de partituren, Johan Desplenter voor techniek en podium. In 2008 kwam François Thant op de voorzittersstoel. In een aantal kaderstukjes doorheen de tekst schetsen we een portret van een aantal van deze pioniers. Koorstatuten Hieronder vindt u de oudst bewaarde statuten uit 1953. KEHKZJVH&KOO* Mil O,L VROUWFM'QCHIE TOtT
» * « . B i « W w n v l w , Tl«i
1 * • * ' WW** « • • * * ■ * « i ... tei hm m s te «Ar w i n « w w w * # » • ( H T V »*»
* T««*
ös*iw:Ttc*JfcHh-fcaMf.( s. & h M . m. vfcw w i*.-*
m mtmmstmœrni
uamMi itfMésë’jm*ri
*tetwp&texm, „
----- ,
tteymr4tetm*tete
—- , -----• fcMtafcai mm-
8* fe* fn £ W tM !*.< W e *t(*< **M HMH •«MNBM-HfeM'ï;
V a * M.
107
Itemm. I i k w n r t . A TV#
Via punt 3 bleven heel wat archiefstukken voor het nageslacht bewaard. Merkwaardig is wel datje maandelijks moest betalen om lid en bestuurslid te blijven en de 'boetes' voor de spijbelaars waren zeker niet mals! En wie punt d leest kan zich een beeld vormen van de toenmalige autoritaire geest in de samenleving, iets wat blijkbaar zonder morren aanvaard werd. Even een greep uit de verdere evolutie van de statuten: In 1967 daalde het lidgeld naar 5 fr per maand en in 1971 is het lidgeld voorgoed afgeschaft. Voorwaarde is wel tweemaal per maand de repetitie bij te wonen. Actieve leden-Tieltenaars en hun familieleden krijgen gratis koorzang op hun huwelijk of begrafenis. Ereleden betalen 500 fr steungeld, niet van de poes dus. Driejaar later steeg dit naar 1000 fr. In ruil krijgen ze wel een gratis St. Ceciliafeest en huwelijks-, jubileum- of uitvaartmis door het koor. In 2007 werden de statuten grondig herschreven. Het koor voert sinds zijn 50-jarig jubileum in 1985 officieel de naam 'Koninklijk O.-L.Vrouwekoor Tielt'. Het bestuur vergadert tweemaandelijks en er dienen 5 van de 8 leden aanwezig te zijn. Bij hoogdringendheid kan de voorzitter eigenmachtig beslissingen nemen mits ze nadien goedgekeurd worden. Ereleden betalen nu 65 euro. Zes van de bestuursleden zijn om de 5 jaar herverkiesbaar, maar vaste mandaten zijn de proost, organist en dirigent. 'De verdeling van de bestuursfuncties gebeurt bij voorkeur bij consensus van de verkozen leden. Bij betwisting wordt er geheim gestemd. ' Leuk en veelzijdig is de taak van de feestleider: 'hij (zij) organiseert het jaarlijkse St.-Ceciliafeest, de jaarlijkse uitstap en de nieuwjaarsbijeenkomst. Telkens wanneer een concert wordt voorbereid, zijn de randtaken voor de feestleider: contact met de pers, onthaal van de leden voor en na het concert, de taakverdeling voor deurwachters, programmaverkopers.' We vertellen geen geheim als we beweren dat het koor met grote regelmaat de feestneuzen opzette en opzet en dat de kas via de zeer vele optredens en vieringen altijd goed gespekt bleef, een enkele inzinking niet te na gesproken.
6. 75 jaar zingen in evenwicht van notenbalk naar notenbalk, jubileum na jubileum Van eerste 'kerkzanggroep' naar volwaardig koor : 1932-1967. Van de eerste pioniersgroep uit 1932 kennen we er een achttal bij naam: Georges Quaghebeur, de broers René, Gérard en André 108
Verschuere, de broers Roger en Jozef Decraemer, Gilbert Desmet en Albert Vercoutere. Daar kwam in 1939 Emile Haeck bij, vader van baritonzanger Anton Haeck. Vanaf 1942 met de komst van dirigent Thorez zou het koor 24 zangers geteld hebben. Rasartiest 'meester' Leon Van Damme voegde zich bij de bassen in 1945. In 1947 kwamen heel wat nieuwe zangers bijspringen zoals Sylvère Van Severen en de broers Frans en Michel Vercampt. Ook Jules Vernack hoorde al bij die groep evenals Gaston Ameye, Carlos Coeman, Arseen Demeulemeester, Firmin Deruyck, Roger Michielsen, Roger Van Huile, Roger Defauw, meester Robert Tack, en in 1948 kwam daar nog Daniël Dumont bij. Een heel deel van die oude garde hield in het koor meer dan 30 jaar lang de stembanden gaaf. Verder vindt u een overzicht van alle leden van het koor met datum van intrede. Even een passage uit het koorblaadje van november 1947: 'Op het feest van Kristus-Koning werd een meerstemmige mis uitgevoerd. Twintig leden waren aanwezig. Hoe het komt weten we niet, maar er scheen zo wat 'gehakt' door te lopen...Er moest echt verbetering komen. Er werd een voorstel gedaan om onze dirigent een lange bezemsteel, model 'kobbejager' aan te bieden, opdat hij zichtbaar, mogelijks hoorbaar en als het moet voelbaar zou kunnen optreden. In die zin zou bij een volgende uitvoering iedere lessenaar weggenomen worden, opdat hij de onrechte man op de rechte plaats zou kunnen treffen. Laat ons hopen dat dit schrikbeeld iedereen zal aansporen beter de maat, de rusttekens en de nuancen te onderhouden. ' Altijd zin gehad in loltrappen, die koorleden! Het dient gezegd: op het oksaal ging het er vaak vrolijk aan toe en stond de dirigent vaak voor lachende moppentappers te molenwieken...Wat de kwaliteit niet altijd ten goede kwam. In mei 1948 vierde het koor het 50 jaar kosterschap van De Saever. Twee jaar later kwam Antoon Van Wonterghem als tenor het koor vervoegen. Vanaf 1952 trok het koor zowat jaarlijks naar Adegem voor de huldiging van de Canadese bevrijders uit WO II op het soldatenkerkhof daar, om er ondermeer de mis op te luisteren. In 1953 is het koor present in mis en stoet voor de inhuldiging van pastoor Rooryck. De jaaruitstap gaat richting westhoek: Zonnebeke, leper, Dikkebusvijver: de goeie ouwe tijd...
109
9 augustus 1953: inhuldiging Pastoor Rooryck ‘Twaalf apostelen’
zittend: Sylvère Van Severen, Leon Vuylsteke, Victor Bouckaert, Julien Moerman, André De Vos. staand: Robert Defauw, Frans Vercampt, Henri Dedeyne, Marcel Bral, Robert Tack, Roger De Witte, Carlos Coeman, Leon Van Damme, Albert Vercoutere.
Vaak was het hard 'pezen' voor de koorleden: zo zien we dat het koor met Kerstmis 1955 tussen middernacht en 14u30 vijf keer moesten optreden! In deze eerste periode zitten wel enkele grote hiaten in het koorgeheugen en in het archief: we hopen dat u daar als lezer begrip voor kan opbrengen. In december 1957 viert het koor St.-Cecilia, en, volgens het artikel in De Zondag, zijn 10-jarig bestaan als maatschappij. Een raadsel waar ze dit vandaan haalden... Albert Vercoutere kreeg zijn zilveren kruis opgespeld van de H. Donatianus voor zijn 25 jaar inzet voor het koor. Hier klopt de startdatum van 1932 dus weer wel. Ook Jozef de Craemer, Roger De Witte en Gérard Verschuere kregen een lintje voor hun zilveren zangcarrière. Een tijdssprong nu naar 1963: de eerste dames komen het koor versterken en dit maakt de kerkzang natuurlijk heel anders qua timbre en mogelijkheden. Namen van toen die bleven zin(g)deren bij het koor: Anna Braekevelt, Cecile Vande Voorde en het jaar daarop Maria 'Maaike' Plettinck-De Bruyne en Mariette De Meese. Nog wat later kwamen ook Denise Vereecke, Maria Vanden Heede, Godelieve Roose en Marie-José Verdonck de meidengroep vervoegen. In 1964 zingt en drinkt het koor uitbundig op het gouden huwelijksjubileum van 'meester' Jules Vernack, die al 25 jaar meezong in het koor en ook ondervoorzitter en hulpdirigent was en zelfs componist van enkele stukken. 110
Gouden huwelijksjubileum echtpaar Vernack - Faveere op 25 november 1964. Foto genomen aan het toenmalige restaurant “Mokka”.
zittend: Albert Vercoutere, E.FI. Rooryck, Jules Vernack, Hélène Faveere, Michel Vlaeminck, E.FI. Dhondt. Staand: Arsène Vanden Bussche, Antoon Haeck, Patrick Vlaeminck, Carlos Vande Maele, Roger Van Huile, Emile Haeck, Daniel Dumont, André Bekaert, Etienne Van de Walle, Roger De Witte, Leon Van Damme, Gérard Verbrugge, Etienne Verschuere, Frans Vercampt, Carlos Coeman, Michel Balduck, Roger Michielsens, Gaston Ameye, Albert Van Maele.
1965: O.-L.-. Vrouwekoor 30 jaar.
111
l ste rij: Carlos Vande Maele, Roger Van Huile, E.H. Deken Dufforet, E.H. Rooryck, Cecile Van Overbeke, Maaike Plettinck, Arlette Van Overbeke, Anna Braekevelt, Thérèse Dupont. 2de rij: Michel Balduck, Emile Haeck, Eric De Craemer, Valère Boterman, Jules Vernack, Albert Vercoutere, Michel Vlaeminck, Margriet Nolf, Yolande Wyffels, Cecile Vande Voorde . 3de rij: E.H. Dhondt, Carlos Coeman, André Bekaert, Roger De Witte, Jozef De Craemer, Laurent Vercruysse, Gérard Verbrugge, Mariette De Meese, Cecile Wittevrongel, Yolande Holvoet. 4de rij: Etienne Verschuere, Leo De Soete, Etienne Van de Walle, Leon Van Damme, Albert Van Maele, Maurits Dupont, Antoon Haeck, Jacky De Craemer, Gaston Ameye, E.H. Thorez, Mare Vansteenkiste, Arsène Vanden Bussche
Op 5 februari 1967 'trakteert' voorzitter Vercoutere voor zijn 25 jaar als voorzitter. Hij kreeg het Gouden Kruis van Sint-Donatianus! Jammer genoeg zetten twee plotse overlijdens een zware domper op het jaar: meester Vernack stierf op 21 maart en Albert Vercoutere op 22 augustus van dat jaar.
Jules-Ferdinand Vernack
'Meester' Vemack werd geboren op 15 april 1896 in Esen. Hij studeerde in Torhout voor onderwijzer en engageerde zich dadelijk als vrijwilliger in de Eerste Wereldoorlog. Daarna werd hij lid van V.O.S.- C.O.V, de militante Vlaamse oudstrijdersvereniging en werd hij vereremerkt als vuurkruiser. Hij was lange tijd schoolhoofd in Kortemark en daar ook chef van de fanfare. Hij huwde er met Helena Faveere. Hij kwam als gepensioneerde in Tielt wonen in de gekende 'Villa Clémence' in de Stationstraat, toen eigendom van zijn tante. In de jaren '50 wierp hij zich volop in het Tieltse koorleven: bij Zanglust en in het O.-L.-Vrouwekoor. Daar was hij een tijdlang ondervoorzitter. Hij reeg een aantal onderscheidingen aan elkaar: het Gouden Kruis van St.-Donatianus, erekruis H. Hartebond, Pro Ecclesia et Pontifïce. Hij overleed op 21 maart 1967. Hij was vader van zes kinderen waaronder Witte Pater Gaby Vernack.
112
Albert Vercoutere
Albert werd geboren in het Franse Roubaix op 11 september 1895. Zijn vader heette Leopold-Henri, zijn moeder Céline Bovyn. Hij huwde op 21 september 1928 met Godelieve-Clara Vandermeulen in Tielt en kwam hier ook wonen na een eind in Egem te hebben verbleven. Hij runde een zeer bloeiende kolenhandel in de Kasteelstraat 32, naast de alomgekende kruidenierszaak van zijn schoonbroer Michel. Al dadelijk zong hij als tenor - hij kon prat gaan op een echte operastem - bij de Tieltse Koninklijke Koor-en Orkestmaatschappij 'Zanglust' en hielp hij het koor op professionele basis uitbouwen. Vanaf het prille begin zong hij ook bij het O.-L.-Vrouwekoor. Zijn solo-aria's brachten het Tieltse publiek in vervoering. Hij was voorzitter van het O.-L.-Vrouwekoor tussen 1942 en 1967 en overleed plots op 22 augustus 1967. Daniël Vander Meulen, zijn aangetrouwde neef, en Carlos Vande Maele spraken de lijkredes uit. 'Bertje' was erg geliefd, een vrolijke moppentapper in zijn typerende Fransvlaamse taaltje, erg sociaalvoelend en dienstbaar, nooit te beroerd om de handen uit de mouwen te steken. Hij liet dus een grote lacune achter. Natuurlijk vroegen die 35 jaar koor om een feest! In de hoogmis op 5 februari voerde het koor het driestemmige Nederlands Kyriale uit, gecomponeerd door Jules Vernack himself. Andere feestvarkens die dag waren koster Albert van Maele voor zijn 35 jaar op de toetsen, Gérard Verbrugghe, Laurent Vercruyssen en Emiel Haeck voor hun zilveren jubileum als koorlid. Diezelfde avond: eten en drinken bij Gaston in de Mokka. En daarna het onvermijdelijke 'gezellig samenzijn' met animatie door Carlos Vande Maele. Op naar het Gouden Koorjubileum in (?) 1985 Kalm kabbelde het koorleventje verder: weinig nieuws tussen hippiejaar 1968 en 1970. Via de ledenlijst van 1968 tellen we 30 mannenstemmen en 12 vrouwen in het koor. Zoals bij alle koren zal die tendens in de komende decennia totaal omslaan naar een vrouwenoverwicht, voor elke dirigent een 'overgewicht' waarbij een chronisch tekort aan tenoren en zeker bassen het evenwicht in het 113
koor sterk verstoort en de uitvoeringen alsmaar moeilijker maakt. Helaas is de tijdsgeest altijd verder naar een poverder engagement van zingende mannen in koren afgegleden... 1970 was een 'zwart'jaar: op 5 april stierf spilfiguur tandarts Michel Vlaeminck, op 7 juli verongelukte proost Hugo Dhondt en in december stierf Jozef Decraemer. Hun uitvaart werd natuurlijk passend door het koor opgeluisterd. Opvolger als proost werd voor vele jaren E.H. Robert Declercq. Een echte aanwinst voor het koor, want Robert was ooit in het seminarie scholameester geweest en in Kortrijk leidde hij een hele tijd het St.-Amandskoor. (zie kaderstukje) In 1970 waren er een 17-tal uitvoeringen met daarbij 12 huwelijken. De 'babyboomers' van na de oorlog stapten vanaf toen massaal in het bootje... Tijdens de uitstap van september 1971 naar Zaventem won de vrouw van voorzitter Etienne zomaar een reis naar Alicante omdat ze de 2 miljoenste bezoekster was. Toch was dat jaar geen denderend koorjaar, met slechts 6 betaalde uitvoeringen, hoewel er zich 5 zangers meer aanboden dat jaar. Om het elan wat op te krikken besloot men om in mei 1972 een oude traditie nieuw leven in te blazen: het zingen van meiliederen van deur tot deur onder de naam 'Den Soeten tijd'. Er dient gezegd dat de keuze van de 'lentedeuren' in de stad vooral viel op kapitaalkrachtige burgers, kwestie van de toen doodzieke kas te spijzen natuurlijk. Het koor krabbelde dat jaar weer overeind: 13 betaalde uitvoeringen, het dubbel van het jaar daarvoor. Dezelfde tendens in 1973, nog extra opgefleurd door het feest voor Roger Van Huile op 30 maart, toen 10 jaar dirigent.
In 1974 spekte men de kas met 10 betaalde uitvoeringen, waaronder het huwelijk van huidig burgemeester Michiel Van Daele. De meizang bracht 4681 fr op. Het repertoire bevatte 'De winter is vergangen', 114
'Schoon lieveken', 'En ‘s avonds..' ' De mei is plezant' en 'De boerkens smelten van vreugd en plezier'. Op 18 augustus zong het koor bij de grot in Oostakker. Er viel immers 5000 fr te rapen... Secretaris Daeninckx leetde zich uit in het verslag met een pittige anekdote: 'Daar stonden we tussen al die rare bisschoppen met hun biekorven en pispotten op het hoofd. Er gebeurde bijna een klein drama, wij moesten beginnen en we zaten zonder chef... Deze was namelijk heel op het laatste eens moeten gaan sch....... Dit zijn dingen die ook kunnen gebeuren, onze bisschop kwam het wel tegen verleden jaar tijdens zijn vastenpreek in het Feestpaleis; waarom zou onze chef het dan niet mogen? Tijdens het heel lang sermoen verdwenen ook Arsène en Wim, maar we menen dat het toch voor iets anders was. ' 1975: weer een jubileumjaar met het 40-jarig bestaan. Voor het eerst bereidde men een heus 'concert' voor met de uitvoering op 25 mei van de 'Deutsche Messe' van Schubert, vierstemmig en met begeleiding van een harmonie. Organist van dienst was Carlos Van Maele, zoon van Albert, die Cesar Franck vertolkte. Het dient gezegd: met 5 voorbereidende vergaderingen, steunkaarten, 15 repetities liet men niks aan het toeval over. Er waren dan ook 900 aanwezigen op het appel! Ook trok men een aantal nieuwe leden aan: het aantal steeg naar 43. Christine Maes, Rudolph Mesuere, Hubert Thant, Christian Van Parys, Bertrand De Rudder en leraar Jaak Vermeulen kwamen erbij, maar Hubert Thant en de twee laatst vernoemden waren na één jaar alweer weg. In 1976 liet secretaris Firmin Daeninckx verstaan het schrijverschap beu te zijn. Regelmatig lezen we sneren in de zin van 'Dit koor trekt meer op een culinaire vereniging dan een zangvereniging...' en gezien de veelvuldige feestjes had hij niet volledig ongelijk. Een slecht jaar: amper 6 betaalde uitvoeringen en de meizang werd zelfs afgelast omdat de begeleidende muzikanten van de muziekacademie geld vroegen. Toch was er nog ongeveer 30 000 fr in kas. In de verslagen blijkt nu een gat geslagen van zo'n twee jaar, wellicht te wijten aan het opstappen van de secretaris, die in mei 1978 opgevolgd werd door Yolande Holvoet. Toch zat het klad er echt in: een povere opkomst bij de repetities waarbij er op één repetitie maar 14 zangers waren waaronder één bas, en voor de Paasmis schraapten amper 24 koorleden hun keel. In de ledenlijst van 1979 zien we dat de vrouwen de mannen stilaan bijbenen: 23 mannen en 17 vrouwen. Op 15 september zet men koers naar La Douce France, meer bepaald Compiègne en omstreken. En weer likkebaarden aan tafel met 'la bonne chère' zoals de Fransen het 1 15
mooi uitdrukken. Men eet en drinkt in Château de Bellinglise: Cocktail, Saucisson de Lyon avec sauce Périgueuse, Sorbet Calvados, Baron d'agneau aux fines aromates, salade, plateau de fromages, omelette Norvégienne flambée, café... dit alles besproeid met een 'Reserve du château à volonté'. En dan nog St.-Ceciliafeest op 8 december! In 1980 viert het koor zijn 45 jaar. Voor het eerst wordt de 'Missa a tre canti' van Franz (François) Krafft (1721-1795), kapelmeester aan de Gentse St.-Baafskathedraal en dus een tijdgenoot van Haydn en Mozart uitgevoerd. Het werk is door de bekende en betreurde Herman Roelstraete uit Kortrijk herontdekt in de jaren 50 en heruitgegeven. Het O.-L.-Vrouwekoor voerde het feestelijke werk uit op 22 november om 18 uur. Op 29 februari overleed ondervoorzitter Arsène Vanden Bussche. Arsène Vanden Bussche
Arsène werd in Tielt geboren op 10 december 1930. Hij werkte samen met zijn vrouw Thérèse Dupont bij het bedrijf Seyntex. Met zijn warme bas zong hij sinds 1967 bij het O.-L.-Vrouwekoor. Hij werd meteen ondervoorzitter. Arsène was erg sociaal en had een grote vriendenkring; hij koos voor het koor vooral om de sfeer van 'camaraderie'. Met diverse koorleden ging hij vaak biljarten in 'De Botermarkt'. In 1977 moest Arsène het koor vaarwel zeggen wegens ziekte. Hij overleed op 29 februari 1980. Na hem had het koor geen ondervoorzitter meer._________________________________ De periode 1980-85 was qua aanwezigheden nogal bedroevend. Als we u vertellen dat er op 2 september 1981 amper 17 koorleden present waren op de repetitie, kan je begrijpen waarom dirigent Roger Van Huile naar iedereen een brief schreef en er twee jaar later als dirigent mee kapte. In 1982 waren er 56% present, in 1983 47%. Vooral de mannen lieten het afweten, de vrouwen waren voorbeeldiger zoals altijd. In 1990 verbetert de conjunctuur sterk met 70% aanwezigen. In de verslagen vinden we tot 1985 weinig meer dan de jaarlijkse feestjes en reizen. De prijs voor de reis steeg bijna jaarlijks, het is de tijd van 116
oliecrisissen, inflatie én een slechte kastoestand. Voor een uitstap naar Gent in september 81 betaalde elk lid 700 frank en de echtgenoten 1000, toen toch een flink bedrag! Op 27 juni 1982 vierde Robert Declercq zijn 25 jaar priesterschap en het koor was natuurlijk 'stand-by' om dat op te luisteren. Robert was trouwens aan het Tieltse college een klasgenoot van Godfried Danneels en de betreurde tandarts Roland Rosseel, naast nog heel wat meer 'klasbakken' uit die Retorica. In 1983 legde Roger Van Huile het dirigeerstokje neer na 20 jaar trouwe dienst. Hij was al geen grote fan van de Nederlandstalige liturgie en het bannen van quasi alle Latijn en Gregoriaans was hem een doorn in het oog. Mare Tassaert nam over.
eerste rij: Greet Lust, Christelle De Bruyne, Maaike Plettinck, Anna Braekevelt, Lieve Roose, Jeanne Verhamme, Cecile Van Overbeke, Noëlla Allaert, Simonne Claeys, José Verdonck. tweede rij: Gaby Dobbels, Mariette De Meese, Marie Jeanne Van Damme, Anna Lannoo, Cecile Vande Voorde, Nicole Deblauwe, Cyrilla Verschuere, Hedwig Van Wonterghem, Christine Van Beylen, Paula Van Tomme, Christine Maes, Ann Lust, Yolande Holvoet, derde rij: André Vande Putte, Etienne Dupont, André Vande Walle, Michel Balduck, Marc Vansteenkiste, Firmin Daeninckx, Rudolph Mesuere. vierde rij: Gaston Ameye, Carlos Vande Maele, Geert Vermeersch, Etienne Van de Walle, Emile Haeck, Etienne Verschuere, Wim Verhelst.
1985: Gouden Jubileum Met drie feestuitvoeringen gaf het koor zijn 50 jaar extra-glans. Van toen af mocht het koor immers ook de titel 'Koninklijk' voeren, gevarieerd Latijns programma: de missa Salve Regina van Stelde, Alta Trinità Beata (15de eeuw, Italië), O Jesu Christe (J. Van Berchem, 16de eeuw), Ave Verum van Mozart en Benedicamus Domino van Krafft. Valse noot in het feestjaar was het overlijden van koster Albert Van Maele op 30 april. Op 6 juli volgde de integrale van de ‘Deutsche Messe’ van Schubert en op 5 oktober een uitvoering van uitsluitend Nederlandstalige liederen. Als orgelpunt kwam dan op 30 november de feestmis, persoonlijk geleid door bisschop Vangheluwe, om 16u30. Een selecte groep muzikanten van het toenmalige Jeugdensemble, nu de JET Symphonie Band, ondersteunde de vierstemmige uitvoering van ondermeer delen uit de Schubertmis, naast andere bekende liederen. Carlos Van Maele, zoon van Albert en broer van Jozef, zat voor de gelegenheid weer aan het orgel. Via zeer uitgebreide en milde sponsoring, steunkaarten, e.d. was de hele zaak beslist ook een financiële meevaller met een 'batig saldo', zoals dat heet. In een interview drukte dirigent Tassaert wel zijn bezorgdheid uit. 'Met de onder wordende koorleden bolde ook ons koor achteruit. Onze oudere sopranen geraakten niet meer aan de hoge noten... Graag zouden we naast de jonge elementen die er de laatste twee jaar bijkwamen, best nog een aantal jonge zangers en zangeressen bijkrijgen'. Het probleem zal echter van blijvende aard blijken. Het rekruteringsveld voor goede zangers is in Tielt beperkt en elk koor probeert de beste elementen uit de academie aan te trekken. Daarbij zijn veel jongelui geen blijvers in Tielt: na hun studies trekken ze meestal weg naar de plaats waar ze werk vonden. Op naar 60, 70 en 75 jaar O.-L.-Vrouwekoor Na het feestjaar leek het koor een beetje in een 'post-natale depressie' verzeild. In 1986 waren er al 24 dames tegen 22 heren. Op 19 april klom voorzitter Etienne nog eens in zijn pen om de absenties aan te klagen: er waren op de meeste repetities geen 50% aanwezigen. Het najaar maakte wel wat goed: op 9 november zong het koor de TV-mis voor 300 jaar St.-Jozefscollege, op 21 december vierde men het diamanten jubileum van 'pasterke' Rooryck en op Kerstdag kwamen er twee
118
uitvoeringen van de koorklassieker 'Missa a tre Canti'. Intussen kreeg trouw koorlid Leon Van Damme de Tieltse 'Cactusprijs' voor cultuur. En op de Europafeesten van 1987 was voorzitter Etienne eredeken van de Kortrijkstraat. Maar in augustus van dat jaar begonnen de 'perikelen' met organist Jozef Van Maele. Pastoor Rebry vond toen nog dat Van Maele moest blijven omdat hij 'onvervangbaar' was op de parochie. Kosters leken toen zeker dun gezaaid. Wel kwam er een schriftelijke overeenkomst met Jozef Van Maele om 'zich ertoe te verbinden de essentiële punten na te leven voor een normale werking in repetities en uitvoeringen van het koor'. Een eerder vage overeenkomst dus. In 1988 weerom feest! Op 22 april vierde men 50 jaar O.-L.Vrouwekerk. Een gevarieerde kooravond op 22 april illustreert de vernieuwende inbreng van Mare Tassaert qua repertoire en het alsmaar hogere peil van het koor. Eerst een vierstemmig repertoire met diverse liederen voor elke kerkelijke feestdag, dan mocht Jozef Van Maele schitteren met een feestelijke orgelinterventie en in het derde deel kwam de feestcantate 'Schwinget euch Himmelan Herzen und Zinnen' van Buxtehude. Eiet gelegenheidsorkest bestond uit Tielts talent: Kathleen en Lode Vercampt, Tania en Frank Mestdagh, Raoul Vandepitte, Sofie Moors, Annemie Vanhaecke en Hannelore Claeys. Jozef Van Maele begeleidde op clavecimbel. Op 15 juni een nieuwe paniekbrief van de dirigent: er stond een nieuw repertorium op het programma voor een optreden in Koksijde en verder nog 9 optredens tot begin oktober, maar de helft van de zangers verscheen niet op de repetities... 'Ik alleen kan de klus niet klaren, ik ben John Massis niet' klonk het vertwijfeld in zijn brief. Op 16 juli overleed erevoorzitter Gérard Libeert; hij zat na Michel Vlaeminck 18 jaar op die stoel. Het optreden op 21 augustus in Koksijde, met een hoogmis in Ter Duinen en dan een aperitiefprogramma in het casino bleek toch een succes. In Marialoop zong het koor mee in een kooravond voor 150 jaar parochiekerk aldaar. Getuige van de 'schwung' die Tassaert stak in het koor is de uitvoering van een vierstemmige 'Kyriale' van Herman Roelstraete. Op St.-Cecilia reikte het koor gouden plakken uit: aan Michel Balduck (36 jaar), Etienne Van de Walle (38 jaar), Leon Van Damme (43 jaar) en Emile Haeck (50 jaar!). Zilver was er voor Anna Braekevelt, Cecile Vande Voorde, Cecile Vanoverbeke, Mariette De Meese, Maaike Plettinck en Carlos Vande Maele. 119
Etienne Van de Walle, Maaike Plettinck, Gérard Libeert.
zittend: Cecile Van Overbeke, Mariette De Meese, Emile Haeck, Maaike Plettinck, Anna Braekevelt. staand: Carlos Vande Maele, Cecile Vande Voorde, Gaby Vuylsteke, Etienne Van de Walle, E.H. Rebry, Leon Van Damme, Michel Balduck.
Op 30 oktober volgde dan nog een 'pontificale' jubelmis voor 50 jaar O.-L.-Vrouwkerk opgedragen door Mgr. Laridon. Het jaar 1989 kondigde zich ook veelbelovend aan. Gepland was de Matteuspassion van Telemann samen met Canticorum Jubilo uit Roeselare, maar dat viel in het water. Gekozen werd voor de Johannespassie van Schollaert, gekoppeld aan 6 koralen van Bach. Ambitieus was het wel en er werden enkele nieuwe solisten aangezocht, die dan verder voor het koor een tijd actief bleven: Bart Vande Vyvere als bas, Wim Debaets en Geert Vermeersch als tenoren. Na 9 repetities voerde men de zaak uit in de vieringen van 18 en 19 maart.
120
Op de bestuursvergadering van april bleek dat er 150 305 frank in kas was, een flink appeltje voor de dorst. Toch was het op 25 april weer van je dat: een zoveelste klaagbrief van de dirigent over weeral hetzelfde. Laagconjunctuur noemen ze dat. Tassaert was wel ambitieus en wilde al beginnen met de voorbereiding van een grote kooravond in mei 1990! Proost Robert Declercq hield het na 30 jaar voor bekeken. Collegeleraar Aurel Chanterie werd aangezocht maar zag het blijkbaar niet zitten. Leraar Filip Mullebrouck werd de nieuwe en zou meteen de laatste proost zijn. Zo verviel ook een oude Vlaamse pastorale traditie... 1990. Het koor telt nu 30 vrouwen en 26 mannen. Op 18 mei, na 8 repetities, realiseerde het koor zijn grote droom: een kooravond met uitvoering van het 'Stabat Mater', compositie van Tieltenaar Marcel Van Quickelberghe, al jarenlang dirigent van het koninklijk koor en orkest Zanglust en vader van koorleden Cecilia en Chris. Als bas werd weerom Bart Vande Vyvere aangezocht, de andere solo's werden vertolkt door Cecilia (alt) en Chris Van Quickelberghe (sopraan) en tenor Geert Vermeersch.
Mare Tassaert, Chris Van Quickelberghe, Geert Vermeersch, Cecilia Van Quickelberghe, Bart Vande Vyvere
Die dag kreeg Marcel Van Quickelberghe ook het ereteken van SintDonatianus uitgereikt. Deken Buyse had dit al op 12 april aangevraagd bij de bisschop. Maar het noodlot sloeg kort nadien hard toe. Marcel overleed plots op 1 juni. Hij was 69 geworden. Het koor zong zijn begrafenis op 9 juni.
121
Marcel Van Quickelberghe, E.H. Deken Gaby Buyse
Op 12 oktober voerde het koor samen met het Wingense koor 'Cantando' hetzelfde concert uit in Wingene. Ook daar was de kerk te klein. In 1991 kabbelde het koorleven rustig aan. Men zong het zilveren jubileum van pater Luc Casaert op 27 januari, op 23 en 24 maart kwam de opvoering van de Johannespassie van Paul Schollaert met Wim De Baets, Bart Vande Vyvere en Geert Vermeersch als solisten. Voor het St.-Ceciliafeest op 23 november was de uitvoering van de mis van Gounod gepland, evenals voor Kerstmis. 1992 was een jaar om vlug te vergeten. Eind januari 1993 stierf Emile Haeck, meer dan 50 jaar koorlid en actief als bestuurslid. Emile Haeck
Geboren in Tielt op 3 oktober 1909. Hij huwde in 1936 met Mariette De Meese, werd vader van vier zonen en een dochter. Hij was meubelmaker en na een cursus in Brugge werd hij leraar theorie en praktijk in de afdeling meubelmakerij van het VTI-Tielt. Vanaf 1937 brandweerman en in 1947 luitenant van het korps._______________________________________ 122
Al in 1938 werd hij lid van het O.-L.-Vrouwekoor, waar hij vaak moederziel alleen de baspartij mocht zingen. Hij werd in 1975, het jaar van zijn pensionering, penningmeester van het koor na Gaston Ameye. Op 28 november 1987 zette het koor Emile in de bloemen: Etienne Van de Walle spelde hem de gouden medaille op voor 50 jaar koorlid. Emile is ook de vader van de gekende bariton Anton Haeck. Ook zijn vrouw Mariette was sinds 1964 koorlid. Emile overleed op 31 januari 1993 in Waregem._______ In 1993 was er weer veel hooi op de muzikale vork. Een passie- en paasconcert op 2 april als hulde aan Marcel Van Quickelberghe. Twee van zijn composities op het programma: 'Klaagliederen aan de muur', op tekst van een ander Tieltenaar, leraar Robert De Clercq. Het werd een eerste keer uitgevoerd door het Koninklijk Koor en Orkest Zanglust. De partituur voor orkestbezetting werd door Mare Tassaert bewerkt voor enkele solo-instrumenten, Jeroen Tassaert op hobo, Mieke en Katrien Demeyer op trompet en organist Jozef Van Maele begeleidde op het groot orgel. Daarbij kwam natuurlijk het Stabat Mater met Geert Vermeersch (tenor), Bart Vande Vijvere (bas), Cecilia Van Quickelberghe (alt), Heidi de Caluwe (sopraan). Ook het zeer stemmige 'Palmsonntagmorgen' van Max Bruch kreeg hier een opgemerkte uitvoering. Toch vinden we weer een brief van de dirigent aan zijn dissidente koorleden op 6 juni: 'Reeds twee repetities moet ik weer fungeren als dirigent én als koorzanger, bij gebrek aan echte zangers. Een aantal members o f the crew - vooral heren - vegen er momenteel een beetje hun voeten aan, met het kwalijke gevolg dat het klankevenwicht totaal zoek is... ' Op 4 juli: het koor zingt het zilveren priesterjubileum van pater Gaby Vernack, zoon van exondervoorzitter Jules. Er werd zelfs in het Kiswahili gezongen! Nog wat medailles gooien op 20 november: Firmin Daeninckx en Anna Lannoo waren 25 jaar lid en er waren bloemetjes of flessen voor Etienne Van de Walle (25 jaar voorzitter), Carlos Vande Maele (20 jaar feestneusleider), Simonne Claeys, die al tien jaar het geld telde en bewaarde en dirigent Marc die 10 jaar met het stokje zwaaide. In 1994 tellen we 17 sopranen in het koor, 11 alten, 9 tenoren en 10 bassen. Toch werd er getimmerd aan een nieuw en gedurfd repertoire zoals een mis van Orlandus Lassus, een bundel Taizé-liederen, Hodie Christus natus est van Poulenc. In januari was het weer hommeles met organist Van Maele. Een klinkende ruzie met Tassaert én pastoor Rebry leidde tot zijn definitief ontslag op 16 januari. Heel de zaak liep via de te scherpe pen van Van Maele nog over in een welles-nietes discussie. Hij beweerde zelfs lijfelijk aangevallen te zijn op het oksaal en dat slechts 2 van de 4 kerkmeesters van de kerkfabriek het ontslag 123
getekend zouden hebben, waarbij de pastoor afwezig was. Iets dat formeel ontkend wordt door pastoor Rebry zelf. Pas op 29 september kwam Beatrix Tyteca hem vervangen als organiste. ■Inat « u i Muge ««W att mm «taan* A m w
Het orgel klonk te luid
Op 3 september een avontuurlijke jaaruitstap naar Hasselt. In de Japanse tuin wilden twee dames het intieme leven van de Japanse koivissen van dichtbij leren kennen en plonsden het water in... tot groot jolijt van de hele meute! We verklappen hun namen zeker niet: het natte broekje was voor een zekere Cecile Van Overbeke en Yvonne Van Assche. Het jaar eindigde in majeur met een groots kerstconcert op 26 december. De vier Tieltse kerkkoren én de harmonie 'Vermaak na Arbeid' geleid door Bernard Buyse brachten een gemeenschappelijk concert. Het initiatief van Rik Stevens, dirigent van het SintJozefskoor, en Eric Spiesschaert was qua opzet gedurfd en gevarieerd. Zo'n 150 uitvoerders mennen: geen sinecure! Elk koor zong twee eigen nummers, alleen het 'puer natus' en de apotheose met 'Chrismas fantasy' van Jan De Haan bracht men samen. Men switchte vlotjes van Bach naar Lennon & Mc Cartney... 1995: 60 jaar O.-L.-Vrouwekoor. Wordt ons verhaal eentonig als bij Multatuli? Nee, want er stonden zomaar even 22 activiteiten op het programma. In februari al vroeg men de bisschop om te komen meevieren en die ging dadelijk akkoord. Het koor ging op 27 mei de sportieve en groene toer op met een wandeltocht waarvoor 43 stappers opdaagden. Drie uitvoeringen waren gepland. Een aperitiefconcert op 10 september in hotel-restaurant Shamrock. Het aperitiefconcert was erg ambitieus met werk van Bach, Pitoni, 124
Susato, Handel, Wolters, Van Duysse en Friderici en zeker de hoofdschotel, de vijfstemmige cantate Schwinget euch himmelan, Herzen und Sinnen van Buxtehude. St. Ceciliaviering op 19 november met de H. Mis voorgegaan door Mgr. Vangheluwe, en als afsluiter een prachtig kerstconcert met ondermeer “Die Weihnachtsgeschichte” van A. Tunger.
K a n w M k 0 .- L - V w u w e k o o r jtfile e r l
60 jaar werken
y
j
J t y l f i
aan kw aliteit **#■ 01Htaf #taVwr»Ldkw*’ Mtfc « ta é t fetaa**8 êmm M$T srnm ^k& r
v»8 5 w w d t > M ( het
KaonkHfk 0.<.-VhDu-
‘
w e e n o r vre e r e e n fe B s S ja s r
Hun
|ue>l-
K:0CifW^
louiTVHa’ barst dan ck* v a n de a k l h t i l e i t e n . v o lg e r ® d e o tg a n in tw r e n s tu k v o e t s tu k a a n r a d e r s D e g a u e ftie d e r v e v a n t t t k v iB ft tg ils k o a r
er
p é n v a rt c p t!e n v o ^ c n de
sen
Sam en
m ot w o a ta e r Ê # e w « V a n O m W a t ts W ik k e n v *e e v e n te r u g o p 8 ö la a r O . L
rnIW S3'«r*Jjwi
V « ü iiw e
«entten ta ta n e a HsSS b***to|N*t ffflWfctï jttühtot», oen fk n n p i***i§Eÿ**i
kn a r.
We rtiiönetót ifc H-jÊÛttc
tkxf Mg: Vitfjm tm m mm
i « * • « * i> n}% p s n w M d t 't> &
(hm Mrfdwtasl J#« fiyaraifc
ito RwkvwtLHf, v is t a iesjrd-
toi «k » t«ftA T»Ê-'m imnniM U ÎM Ik^u*3r W . ak !s s .!a e ü œ É mm kt ~i* ta *« fijt, îtsss-eun!ààlîtelO.' I. \r>«jw«te.»ru ùamm fnsaII1411*41-1-VHM -
ftoçhst fcanr*«fi toïstastsi
m *hi (kant, taw*
>• m m
ttneWite Vontf Stltahte jju#
GHcmei ./mtmtSmiOfceiite ttttt, «* jm tu b m m dut 45
tar B, mmto * nmw» »
t e .* f
K i : B fe M S
.A f
Ae
föSÉigr
i M
««Til *tmta wta wan«*-*
Jong Dtoed
iöfeklJBS(*Wta®iVtrtM SI«a
asfiiw*w *k m t a it* tiwiS Vs** sm kvtVf#w|Kwp -rftpari» ê m m V m tb Wéte ï . Ü kCTdOivtTtrl.a V itfafttMi mit*,'foiù.«wmvMêmf it Inror *Jte Gap
SUÉ testa» ^
«ö t?rt km
em
w a «b tsU m ta T H M H ws”erxa** ta nkm çjw iw «*e t!m ««eàaM «B *fk km dw. B t J?m ai van 4e vm «tomen M t a fasar M » Ito f n t t a H «pnw «r'HPïïjs i* das Ytessl ito ver«we ineta0flt0or B I pi»fe ^ s n o tS s » De^ pmm éktm- %u i t » rito’tata km ito ïtwU’ v-tamn*i. tM»Bt Ito "tbn»» tarM *Ém ijMart w*-r pnxvj Sr* «tti tas \p .4 tai *kom é t n lx®vtrm am stèiétej««e mtém sw «■* E H , T tarr* -*tri ai IWI v e t e i toiw M te ta w ta tf ««»■ m m ■SÜ»iatr®al f l t a iidIW tn * ucW flft.Pt KoAmv ‘1® K*wi*: aüt tttAimHni' Mette. ts b s rd 34tedtet«|»*Kir«fctii» o«sJdkirt! smt Ik® b ö ét to il-C 'ta lv iittU t ‘■Ui 1*1w ..iéti tfwtnihfr*Rh®tariilw te cH TW C f, % h v.^xm b ét 4 k z& m e À a w a j .sikta *Mtafci ■ énpeat- UcA ite tentai war vtaanjd vw* tatteaim m •Ie » .fg e v ia n -tfl >k * Pxxvetat ‘ U WTO i s k -t ta Statie «M J> H'ülte. cftóm é«ik viTsruterasj liw e «ta ta tmrtjtoes v*t flrta ftff# « M w S t|M ||l » t a iieiiieri ö e v tM iin a V l j ö ^ t a c os 4UfcJKlilitf ' Ü b - l t a '
wf m &ar:w gr vm ’ém »-
« p p n c k i . .i t o
ééé
h im m
m m
mof
wé
125
St. Ceciliamis op 19 november.
vooraan: dirigent Marc Tassaert. orkest: Veerle Bossier, Inge Van de Wiele , Jeroen Tassaert, Lucien De Brabant, Nicolas Rubens, Raoul Vandepitte, Paul Vande Wiele, Carlos Coeman, Christiane Lampaert, Gudrun Bovijn, Roland Claeys. lste rij: Yvonne Van Assche, Mariette De Meese, Anna Braekevelt, Anita De Witte, Maaike Plettinck, Jeannine Vande Casteele, Noëlla Allaert, Simonne Claeys, Marie Jeanne Van Damine, Nadine Deloof. 2dc rij: Gaby Dobbels, Nicole Vanderlinden, Cecile Vande Voorde, Anna Lannoo, Odette Vergote, Nicole Santorum, Nicole Deblauwe, Greta Dupont, Hannelore Das, Miet Santermans, Christine Maes, Paula Van Tomme, Monique De Sander, Cecilia Van Quickelberghe, Annick Braet. 3de rij: François Thant, Etienne Verbrugge, Johan Desplenter, Carlos Vande Maele, Etienne Van de Walle, Marcel Bral, Leon Van Damme, Hubert Verhelst, Joseph Vandaele, Eric Maertens, 4dc rij: Geert Vermeersch, Willy Vaes, Michel Balduck, Herman Folens, Peter Merckx, Geert Maes, Rudolph Mesuere, Firmin Daeninckx, Roland Matthieu.
INTERMEZZO: uit een
'repetitie' gegrepen
Dit fraai stukje proza vonden we in het archief en mochten we de lezer niet onthouden. Het typeert het echte Waaibergsfeertje' van toen, kan ook ingeruild worden voor het 'oksaalsfeertje'. 126
'Ik neem mijn vaste stek in, dit is in het midden van twee zangers die notenleer bij machte, zich uitlaten over begrippen als 'kleine en grote terts' o f spelen met termen als 1/4 o f 1/8 rust...Enfin, hoor ik daar toch de CHEF tussen al dat gemoedelijk gebabbel, met verheven stem zeggen: “Welkom allemaal, we nemen het nr. 366... Laat ons als weleer... ” En zo komt het dat de rusttijden gretig benut worden voor uiteenzettingen als deze: R.B.^rechterbuur zegt: “ De camionette is noar de knoppen!” L.B.: ‘‘Wadde? Da kan toch nie?” R.B: “Toetoet, 'k moete reekan watre bijdoen.” L.B.: “Nui al?” En mijn linkerbuur, die technisch ook nogal 't een en 't ander weet, leunt al over mijn slank gestel en vezelt “Moar zenis zij nog zoa oed nie. ” R.B.: “100 000 km. ” L.B.: “Wa skilteran?” R.B. Met één oogje naar de CHEF: “Joint de culasse is deure, vroegre w >ast moor 'n bitje, moar nui is 'lal n ’bitje wie" L.B. : “Keunze datte perjekt repareern?" R.B.: "Bejoas, mom:.." Ik zee “Ssst, tis were an ons. ” De bassen, aangedikt met enkele nieuwelingen - tot groot contentement van Leon en Firmin - namen een stukje afzonderlijk door uit 'Getsemane'. Maar zodra de kust vrij is gaat de technische uitleg door. “Bejoas, moar de moteur moettreut en da vlak moe were schoane effen geslepen zine” L.B.: “Oe slipen ze datte, skoaven ze datte?” R.B.: “Da zoe veel te bruet stoane moesten ze datte skoaven. ” (Hij leunt over mij heen terwijl ik mij iets naar achter hou) L.B.: Doen ze dat oak in de garoazje? ” R.B.: “Ze doen da weg, noar ’n gespezializeerd firma. ” L.B. “Woar?” R.B.: Ken wete da niet. ” L.B . “ Moar diene joint... ” maar juist op dat moment heft de CHEF zijn armen op en is er terug samenzang: “God heeft gesproken in de tijd. ” Ook dit koraal kennen we nog als onze binnenzak. 'O hoofd vol bloed en wonden' is niet perfect en de dirigent neemt enkele partijen afzonderlijk, uiteraard betekent dit voor ons 'pauze'. “Joa, diene joint, ut welke materie is datte?” R.B.: “Joa, jong, das een soarte.. .pakking hé, moar oastie gerevioneerd zal zin, me zulne der nog wel en 'twjee tot 'n drijhonderduuzd kilometers mee bolne. " L.B.: "mom- dien hink. zoet datte ut geute bestoan? Oa geute afkoelt zoe datte toch springn?” R.B.: “Njeenjeent, 'kpeisettoch niet, moa ge moe weetn dattie continu gekoeld weirdt mee da woatre, moar da moe ’n sorte legeringe zin, joa 't zal 'n weke werk zin... ” Maar ik zie tussen die gezichten door de maatslager in onze richting kijken en met mijn 'passieverhaal' voor mijn gezicht haast ik mij: “ Gastjes, 't is were an ons. ” De L.B. Vervolgt: “kmoetekikke oak nui en ton ’nbitje watre bijdoen, moar 't is van mij m'n woaterpompe. ” R.B.: “Das nie erg, moa 'kzoeze toch in de goaten outn. ” 127
Na al die palavers en over en weergebuig voel ik mij toch enigszins verslagen. Teneinde ook een vinger in de pap te hebben en de zaak o f te ronden fluister ik: “Ge moe guider alletwjee watre bijdoen, moar 'k moetekikke oak watre bijdoene, moar tis in minne win, moar moeste Martha datte oaren, ze zoe zegn: 't is wel iemand zekrel ” En juist op dit moment zegt de CHEF “Nu valt de nacht ” en met 'Heer laat ons in uw heerlijk licht' wordt het lijdensverhaal afgerond... Een zanger die ter goeder trouw naar de repetitie komt. 1996 was eerder een mager jaartje, met zo'n tien activiteiten tot juli en nog eens zoveel tot eind november. Daar sprong wel uit: een Mariakooravond op 9 oktober met 5 koren: drie Tieltse kerkkoren, 'Crescendo' uit Meulebeke en Sint-Stefanus uit Dentergem. Het onderstreepte nog maar eens het alsmaar hogere peil van het koor. Een instrumentaal ensemble van 6 violisten, 2 cello's en Beatrix Tyteca op clavecimbel steunde het geheel. Op St.-Cecilia werd nog eens Krafft uit de kast gehaald. Na de receptie op het stadhuis, lunch in De Botermarkt. Een traantje voor Maaike Plettinck die na 32 jaar afscheid nam van het koor. Ze kreeg een ludiek 'rapport' en een 'diploma'. Het kerstconcert van 26 december bracht drie Tieltse kerkkoren samen met 'Vermaak na Arbeid' op het podium. Ze vertolkten een zeer gevarieerd en 'swingend' programma, van gregoriaans tot the Beatles. Een jaar dat begint met hutspot eten en eindigt met een succesrijk concert: 1997 was weer een sterk koorjaar. In februari enkele gouden jubilea (families Georges Van Huile en ouders van Christine Maes), een zangnamiddag aan het Leuvense Lemmensinstituut. Nieuwe uniformen voor de zangers: maatpak met vlinderdas voor de heren, lange rokken voor de dames. Septemberuitstap naar de Côte d' Opale die de kas 37 492 frank zal kosten, want er daagden niet veel reislustigen op. Een uitvoering in het nogal enge Stoktkapelletje met beperkte bezetting, Ceciliakooravond op 14 november met uitvoering van de Missa di Requiem van Franz-Jozef Krafft, aangevuld met zijn Commendationes Animae. Ook dit werk was in 1952 herontdekt door Herman Roelstraete. Er waren 500 aanwezigen! Solisten waren Geert Vermeersch, Cecilia Van Quickelberghe en dochter Hannelore Das en Bart Vande Vyvere.
128
UITNODIGING
KOOKAVOND ALLERHEILIGEN & ALLERZIELEN REQUIEM F.J. KRAFFT VftUDAG 14NOV. >97, 20mm OA . VROUWEKHRK TTBLT INKOM 200F®.
lil.
j
II i
KONINKLIJK O ,L ,V R O U T O ) 0R TIELT oir. B4srr Tw wrt «mutfuMMèr**É# «*
•mk*mwu& h
*sübR4. Hfcnlfft■ÿgwJaM ftfc.'Sgft A éh»,-i ,'kmÜ«pS«oIhü»üm--
Cecilia Van Quickelberghe, Hannelore Das. Requiem J.-F. Krafft: 14 november 1997
lste rij: Yvonne De Meyere, Yvonne Van Assche, Mariette De Meese, Anna Braekevelt, Anita De Witte, Nicole Deblauwe, Greta Dupont, Beatrix Tyteca, Noëlla Allaert, Paula Van Tomme, Simonne Claeys, Marie Jeanne Van Damme, Nadine Deloof, Nancy Van Compernolle. 129
2de rij: Nicole Vanderlinden, Cecile Vande Voorde, Anna Lannoo, Odette Vergote, Nicole Sanctorum, Nele Lanssens, Jeannine Vande Casteele, Hannelore Das, Marcel Bral, Cecilia Van Quickelberghe, Veerle Dekiere, Annick Baert, Christine Maes, Monique Desander, Miet Santermans, Marie-Madeleine Vander Meulen. 3de rij: Michel Balduck, Carlos Vande Maele, Etienne Van de Walle, Johan Desplenter, Hubert Verhelst, Leon Van Daninie, Eric Maertens, Joseph Vandaele. 4de rij: Marc Tassaert, Willy Vaes, Etienne Verbrugge, Geert Vermeersch, Bart Vande Vyvere, Geert Maes, Omer De Coster, Rudolph Meseure, Fimiin Daeninckx, Peter Merckx. Datzelfde jaar werd voorzitter Etienne 75 jaar en dat werd feestvieren geblazen in de Shamrock en dan nog op een vrijdag de 13de... november. Er zijn geen ongelukken genoteerd. En hoewel het jaar afsloot met 12 087 frank kasdeficit, was het appeltje voor de dorst toch nog een respectabel frankske in de koorkas... In 1997: 18 activiteiten op de stemvork. Naast de huwelijken en hoogmissen en de traditioneel geworden koornamiddag aan het Leuvense Lemmensinstituut, het instuderen van de zware partituur van het 'Requiem' van Krafft. Opvoering op 14 november, met grote publieke belangstelling en succes. Daarnaast was er nog werk van Williams, Praetorius, De Sutter, Oosterhuis en Oornen te horen. 1998 behoorde niet tot de 'vette' jaren. In maart begon de dirigent de Messe in G auxcathédrales van Gounod te repeteren. Uitvoering op Paaszondag 12 april. Naast de huwelijks- en begrafenismissen was er de uitstap naar Rijsel, de viering voor 150 jaar bisschoppelijk college op 17 oktober, en het optreden op de kerstmarkt op 12 en 13 december. Het kerstconcert op 26 december met alle Tieltse koren en de harmonie 'Vermaak na Arbeid' was wel een voltreffer. Ook het eerste deel van 1999 was niet echt denderend te noemen. Op 18 september een nieuwe noodkreet van de dirigent: meer van hetzelfde probleem dus. Nochtans moest de deelname voorbereid worden aan het totaalspektakel 'Tielt zingt, danst en speelt' ter gelegenheid van de inhuldiging van de nieuwe Europahal, alias polyvalente ruimte, alias de 'Zwarte Doos'. Alle koren zongen er samen het 'Schwinget euch' van Buxtehude, geleid door Mare Tassaert. Die avond stond zowat iedereen uit Tielt die iets in zijn of haar muzikale mars had op het podium, een erg gesmaakt programma geregisseerd door Herman Slagmulder. Het koor was van echt goede wil zoals het hoort met Kerstmis, maar hun inzet op 11 en 12 december op de kerstmarkt werd twee keer door
130
de regengoden weggespoeld. Een jaar met 25 optredens, 48 repetities en gemiddeld 30 aanwezigen op 45 leden: niet kwaad. Tieltse Kerstmarkt weggespoeld
Het 'magische' jaar 2000 en het laatste decennium Tien jaar eerder, op 1 juni, stierf Marcel Van Quickelberghe, die zolang zijn sterke schouders onder het Tieltse muziekleven had gezet. Op 14 april 2000 kwam er dan ook een passend herdenkingsconcert, weerom voor een bomvolle kerk, met het stilaan klassieke 'Stabat Mater' het laatste werk van zijn hand. Qua solisten stonden dochter Cecilia (alt), kleindochter Hannelore Das (sopraan), Stefaan Vandenbroucke (tenor) en Bart Vande Vyvere (bas) vooraan.
131
De uitstap naar Frans-Vlaanderen was weer een hap uit het budget met 36 542 frank deficit. In november afscheid van Carlos Vande Maele als feestleider, maar met gerust gemoed, want opgevolgd door een leuke vrouw: Cecilia Van Quickelberghe. 2001 mogen we ook met gerust gemoed vergeten qua koorjaar. De ledenlijst telt dan 15 sopranen, 7 alten (4 zijn er weg!), 8 tenoren en 6 bassen (min 4). Acuut tekort dus aan mannenstemmen. Misviering in augustus 2001 in de Stoktkapel.
Anna Lannoo, Cecile Vande Voorde, Anna Braekevelt, Cecilia Van Quickelberghe, Paula Van Tomme, Simonne Claeys. De jaarlijkse kooruitstap gaat door op zondag 26 augustus. Er werd even teruggegrepen naar een oude traditie, namelijk het opluisteren van een misviering op verplaatsing. Deze keer in het Limburgse Halen. Dan naar Diest voor een broodjeslunch bij de ‘Prins van Oranje’ om nadien door te reizen naar de stad van Félix Timmermans, Lier, voor een culinaire stadswandeling. Na genoten te hebben van het avondmaal in het ‘Hof van Aragon’ terugwaarts naar Tielt. Na een muzikaal intermezzo in het St.-Jozefsinstituut op 29 september, het jaarlijks Ceciliafeest op 27 november en het optreden tijdens de Tieltse kerstmarkt is dit jaar ook ten einde. Op 22 maart 2002 voerde het koor de 'Mattheuspassion' van Johann Georg Kühnhausen uit in een dubbelconcert met Cantando uit Wingene. Daar was de uitvoering daags nadien. Zes solisten: Hannelore Das, Cecilia Van Quickelberghe, Stefaan Vanden Broucke, Bart Vande Vyvere en als nieuwkomers de tenoren Johan Desplenter en Leo Brengman. De componist was in de 2de helft van de 17de eeuw bedrijvig aan de hofkapel van Celle, hoofdplaats van het Duitse hertogdom Brunswick-Lüneburg. Die feestuitvoering kostte wel 11 132
repetities en bracht zowat 1000 euro extra in kas. We wijzen er nogmaals op dat het koorrepertoire alsmaar meer 'body' en diepgang kreeg, met ondermeer Mozart, Handel, Susato, Cimarosa en SaintSaëns op de affiche.
' t 13 mttri Sm
ClrI,
«*»-
maan 3*0
RkH trnmmiW Mrnm ShfMWllkltrri
De jaren slabakten verder: op 23 mei 2003 kregen de leden een 'uitbrander' in de bus van Etienne en Cecilia. Een fragment: 'Bij de laatste bestuursvergadering vernamen we van de dirigent dat er iets moet veranderen aan de mentaliteit van onze leden o f anders "stopt Mare ermee". Welke grieven komen zo naar boven? Bij meerdere uitvoeringen kon het programma dat door de dirigent werd geprogrammeerd en waar hij veel voorbereiding aan besteed had' niet uitgevoerd worden door gebrek aan stemmen bij een van de vier partijen. En punt twee: we zijn en blijven een kerkkoor. Dus onze eerste plicht is het opluisteren van kerkdiensten. We betreuren het ten zeerste dat er zoveel mannen het laten afweten om in de hoogmis aanwezig te zijn. Doorgaans zijn er 3, maximum 4 mannen present tegenover 10 tot 12 dames. Derde puntje: er wordt nog eens op aangedrongen niet luidruchtig te praten tijdens de diensten. Dat stoort de mensen beneden in de kerk. ' Zo zie je maar: de tand en de geest des tijds, gepaard aan slechte gewoonten, maakten regelmatig het leven zuur van bestuur en dirigent. 15 november: St.-Cecilia. Uitvoering van de 'Kyriale' van Bikkembergs. Op het traditionele diner: 55 aanwezigen! Het jaar eindigde dan toch in mineur: op 20 oktober stierf 'veteraan' Wim (Willem) Verhelst, sinds 1961 lid van het koor en ook van Zanglust. 133
En een tweede erg geliefde en bekende veteraan stierf kort nadien, op 30 oktober: meester Leon Van Damme, koorlid sinds 1945. Die 'meester' mogen we letterlijk nemen: zowel als onderwijzer, als plastisch kunstenaar, schilder, keramist stond hij in hoog aanzien. Leon Van Damme
Leon is geboren in Veume op 17 februari 1925. Hij was dé onderwijzer van het 4de leerjaar aan het 'Klein College', de St.-Michielsafdeling, en daarna in de Godelieveschool. Hij huwde met Anna Maes en ze kregen samen drie zonen en een dochter. Leon is als gedreven kunstenaar voor altijd verankerd in de Tieltse 'roots': getalenteerd kunstschilder in zowat alle genres, portrettist die bijna alle bekende Tieltenaren op doek zette, beeldhouwer en keramist. Hij was een sterke colorist met een veelzijdige techniek en compositie. Eigenlijk vooral autodidact, slechts vanaf 1960 volgde hij de stedelijke tekenschool zoals dat toen heette. In 1967 werd hij daar leraar. Vooral de jeugdacademie was zijn troetel- en zorgenkind, waar hij de ziel van werd. Die 'tekenschool' evolueerde van vijftig naar nu meer dan duizend leerlingen... Al in 1945 begon Leon bij het O.-L.-Vrouwekoor te zingen. Zijn basstem bleef er klinken tot hij overleed op 30 oktober 2003. Een waar record!__________________ Het spreekt vanzelf dat het koor voor beiden een zeer bezielde en verzorgde uitvaart verzorgde.
134
Geboren op 12 juli 1927 in Heist-aan-Zee. Hij huwde met Maria Provoost en was bijna zijn hele loopbaan landmeter bij het kadaster. Samen hadden ze drie zonen en een dochter. Rudolphe begon als bas te zingen bij het koor in 1973 en was nog koorlid toen hij stierf op 20 juni 2004. In 2005 bestond het koor 70 jaar: Dat was natuurlijk weer feesten en jubelen geblazen.Vanaf maart startten al de repetities voor een ambitieus dubbelconcert met een groot liederenprogramma in het najaar. Daarvoor smeedde het bestuur nauwe contacten met het koor 'De Wijnberg' uit Wevelgem. Maar al vanaf februari was het druk zingen geblazen. Op 13 februari eucharistie met de 3 Tieltse kerkkoren: de mis van Kurt Bikkembergs.
llPPIIP"1, I.IMIDIGIN'. ttl llfc i • h ttHUiilMAn« HH •-»'■**«J*wKnt«O4.. 3>e ^Zevende- SMemec
KOMKKUIK
IM, VtMUIV*KtXIR
EIK WIJMHUBK
nu:r
WftWKXaSM
t-j.i. Manr tio K tt
itwtasa.kikt»,;.Ei mmfSvlxaéttrft)
rr
to»k-ftalw.Ibti v*t.
.7i+ji+v:r •§■?
O ,-t _•Sn v 'it c r i
TWj
Visris"
135
Diezelfde mis werd nog eens ingestudeerd onder leiding van de componist himself op 15 mei. Op 10 juli zong men het zilveren priesterjubileum van leraar en coadjutor E.H. Jan Lerouge. Het dubbelconcert onder de naam 'De Zevende Hemel' startte op 30 september in Wevelgem en de tweede uitvoering in Tielt ging door op 7 oktober. Succes: de inkomstenbalans helde sterk positief. En dan het 'jubilate': op 19 november weerklonk een feestelijke mis in de O.-L.-Vrouwkerk. St.-Cecilia kreeg extra luister met een ontvangst en receptie van het koor in huis Mulle en natuurlijk een feestmaal nadien. Noëlla Allaert, Paula Van Tomme en François Thant kregen het zilveren koorlint, nu heette dat officieel ‘Het Madrigaal’, en de dirigent werd bebloemd voor zijn 20 jaar onverdroten dienst en inzet.
!« r ^-tefonNsd var* Net B -jarip bwfcsan eu hun Snt-O àtnw PJç w n NT ÙK-Cwmtàmf * MtJfc fte TiMsctwwisri ontvarçen. Ertosfc « rd e rftte llte te-
denvwdfe*geluJégd :voc*25
kOOtM;FfaflCtfl Tbar*. NoÊte tepw-
m Faub Van Tomras. 30 üar : dirigent Marc Tassen üp de foto
;ie«*vyetm mgeyaNdl:^;*vanwp-ntt# Éüeiwïc “0 k‘■
Wtiv.
i
. (Foto tenn* M ero rtf
2006: ietwat treurig begin met het overlijden op 1 april van Maaike Plettinck, alias Maria Debruyne. Om bijna 99 te worden moet je natuurlijk superactief blijven en veel zingen, wat ze dan ook deed. Ze was koorlid sinds 1964, een tijd bestuurslid en stopte pas in 1996. Maria Debruyne alias Maaike Plettinck u —j
136
Maaike werd geboren in Wingene op 14 december 1907 en overleed in Tielt op 1 april 2006. Ze werd dus 99! Eerst was ze telefoniste bij de R.T.T. in Wingene, daarna in Tielt. Ze huwde in 1931 met Juul Plettinck, ook telegrafist bij de R.T.T. en kwam naar Tielt wonen. Koorzangeres was ze al tijdens haar studiejaren in de H. Familie van Tielt en nadien in Wingene. In 1964 nam ze die draad weer op in het O.-L.Vrouwekoor. Ze hield het vol tot 1996, maar bleef het koor van nabij volgen tot ze tien jaar later stierf. Ze was ook geruime tijd archivaris voor het koor. Sociaal was ze erg actief: Bond Zonder Naam, Wit-Gele Kruis, Davidsfonds, lid C.R.M, en Parochieraad, K.A. V. Een rijk gevuld leven!______________ De samenwerking met Wevelgem was blijkbaar prima bevallen want men plande vanaf april een Mozartmis, en smeedde ook banden hiervoor met een koor uit Erpe-Mere. Op 17 september: feestmis voor het gouden priesterjubileum van oud-pastoor Rebry, toen 75 jaar oud geworden. Op 3 oktober overleed Simonne Claeys, koorlid sinds 1973 en geruime tijd penningmeester van het koor. Simonne Claeys
Simonne werd geboren in Tielt op 19 september 1926. Tot aan haar pensioen was ze lerares in Zwevezele. Ze huwde met Jozef Depuydt en in 1973 sloot ze aan bij het O.-L.-Vrouwekoor. In 1985 werd ze de zeer punctuele en zorgzame schatbewaarder van het koor en ze zette haar schouders altijd onder de nieuwe initiatieven die genomen werden. Simonne overleed op 3 oktober 2006. En dan kwam die grootse Mozartmis, zijn Missa Brevis, op 11 november, met eventjes vier koren en een instrumentaal ensemble. Dit koorproject moest het 'Mozartjaar' luister bijzetten: optredens in Wevelgem, in Mere, in Tielt en Kortrijk op respectievelijk 4 en 5, 11 en 12 november. Op het podium: het 'Gemengd Zangkoor Singhet fro' uit Mere, 'De Wijnberg' uit Wevelgem, het St.-Rochus mannenkoor uit Kortrijk en het eigen Koninklijk O.-L.-Vrouwekoor. Verder waren er 1 37
nog 'special guests': Karen Oberfeld, dirigente, en het Kortrijks Vocaal ensemble o.l.v. Wim Verdonck. Ook was er nog muzikale ondersteuning door een instrumentaal ensemble: 6 violen, 2 altviolen, cello en contrabas. Voor dit initiatief zette het koor alle zeilen bij, niet het minst voor de zware financiële dobber. Men harkte bij 51 sponsors eventjes 2175 euro binnen, wat een flink deel van de kosten kon dekken.
BB - M O Z A R T , 1 , u w
HerdenkinJsn,,s 21
“Gemengd Zangkoor Singhet Fro” Mere “Gemengd Koor De Wijnberg” Wevelgem “KoninkJjfc.-L.-Vrowwckoor” Tielt “St.-Rochus mannenkoor” Kortrijk 04.V, Antuun lie Spitgektr. Mare hiüsaeii rn l u w Va» U ytàfti
Karen Oberfclil kortrijke Vocaal EniemMe Wim UukuKk Insiraainttiial gelagenhdilse immhk gratte toegmtg
Hcvrlgein. Wijnberii
04 11 ’Wift om ISu.tll
Mere, Sl.-Uino
I U*t!, 0, 1 . Vrouw
05 I urn MlutO II i l . ’OOhom lóullO
kustrijk. si.-ttucttu*
i : . II ; ih k , om i iu it o
K oor
S te m
4era
2007 werd een goedgevuld koorjaar. Na de Nieuwjaarsdrink op 11 januari in de Shamrock, drukke repetities voor het Paasgebeuren. Op 29 maart overleed oud-koorlid en bestuurslid Firmin Daeninckx. Flet koor zong zijn uitvaart op 5 april, Witte Donderdag, en die avond was er ook nog een kooravond met alle Tieltse koren samen.
13 8
Firmin Daeninckx
Firmin werd geboren in Assenede op 24 mei 1931. Hij was gehuwd met Marie-Christine Van Laecke en was vader van Dirk(+) en Wim. Als ingenieur werkte hij bij de Meulebeekse firma Dubaere. Hij kwam al in 1968 bij het O.-L.-Vrouwekoor zingen als bas. Vanaf toen was hij ook tien jaar lang secretaris van het koor. Hij stierf op 29 maart 2007. Op 5 juli: uitvaart van oud-koorlid Michel Balduck. Michel Balduck
Michel werd geboren in Schuiferskapelle op 24 november 1924. In 1943 behaalde hij zijn onderwijzersdiploma in Torhout en tussen 1944 en 1980 was hij dé klasseleraar van het zesde leerjaar, eerst in het 'Klein College', later in de St.-Godelieveschool. Zijn carrière liep dus bijna parallel met die van Leon Van Damme. Hij huwde met Georgette Wullaert en ze kregen een zoon, Filip, nu bekend tandarts, en een dochter, Lieve. Michel was koorlid vanaf 1951 tot aan zijn overlijden in Roeselare op 28 juni 2007. Overbekend is Michel geworden als VTB-VAB-vertegenwoordiger in Tielt, reisleider van grote allure, organisator van talloze voordrachten. Hij opende voor veel mensen de poort op de wijde wereld. Hij was o.a. ook voorzitter van de culturele koepel van de VTB en erevoorzitter van de beheerraad en ereraad van die vereniging. Op het 11 -julifeest stond het koor mee op het podium op de Markt voor een samenzang met de groep ‘Voice Mail’. Uitstap naar het Meetjesland op 26 augustus. Op 14 oktober een meerstemmige mis in Aarsele met pater Casaert en op 17 november St.-Ceciliafeest met hoogmis in de O.-L.-Vrouwkerk en ’s avonds smullen van everzwijn in de Shamrock. 139
Orgelpunt kwam op 23 december met het kerstconcert 'Kerst in Vrede'. Een rijk en gedurfd programma met werken van ondermeer Schollaert, Britten, Rutter, Toots Thielemans, ‘de Weihnachtsgeschichte’ van Albrecht Tunger, Martin Valcke, Ludo Claessen, Jan Coeck, Carlos Desoete en Sibelius. Aan het orgel: Beatrix Tyteca samen met een gelegenheidsensemble van musici uit Zanglust.
u•■ledigingzoO.-2L3.-/V1r2o/u0w7eofcmerf1c6Tuielrt o . aem&Q% nf»Km ,MgW9fts-La*r.V1•K'A*axM ù)»fe% k*rasferwifcr^w* *1:êni.C A1 É l
Hor
ft**
JKerst in v r e d e
2008 gaat de koorgeschiedenis in met een voorzitterswissel: François Thant neemt de hamer over van Etienne die er dus 40 jaar had opzitten, een absoluut record! Nog nieuwe namen en taken in het bestuur: Johan Desplenter die techniek en podium op zich neemt, Jeannine Vande Casteele die zorgt voor de partiturenbib, Evelien Tassaert - dochter van - die secretaris wordt na de trouwe Paula Van Tomme die 22 jaar de pen hanteerde. Zij overleed jammer genoeg op 21 mei van dat jaar. Ze was toen 87. Paula Van Tomme
Paula werd in Tielt geboren op 15 december 1919 als dochter van Renaat en Hélène Vander Meeren. Bijna heel haar carrière was ze boekhoudster bij de
140
Tieltse firma Notteboom. Paula bleef 'juffrouw' en was erg creatief: schilderen, kantklossen, en vooral muziek waren haar 'dada's'. Ze studeerde piano aan de Tieltse muziekschool en behaalde daar een eerste prijs met grote onderscheiding, 'uitmuntendheid', in 1941 bij Edouard Van Styvoort, broer van de toenmalige directeur Carl. Pianospelen op haar prachtige vleugel thuis in de St.-Michielstraat 97 deed ze dagelijks, ze gaf ook privé-lessen en in 1979 begon ze mee te zingen in het O.-L.Vrouwekoor. Ze was er ook secretaris van 1987 tot ze overleed op 21 mei 2008. Ook koorlid Martine Van Walleghem stierf begin augustus, met haar 5 1jaar nog erg jong. Wegens de rouw annuleerde men de septemberuitstap naar Brussel. 2008 is ook het jaar waarin men zowat overal 90 jaar einde van de Eerste Wereldoorlog herdacht. De bevrijding van toen inspireerde de Tieltse Heemkundige Kring tot tal van initiatieven en het O.-L.Vrouwekoor meende daarbij niet aan de kant te kunnen blijven staan. Dus zette men een indrukwekkend dubbelconcert op het getouw, samen met het 'Terpsichore'-koor uit Oostrozebeke, geleid door Bart Vande Vyvere. Ook de Oostrozebeekse harmonie St.-Cecilia trad hierbij op. Op 8 november een concert in de St.-Jozefskerk van ' De Ginste', daags nadien in Tielt. Voor dit concert werden een aantal leden van de 'Stone Choral Society' uit Engeland aangetrokken en de 'Flanders Memorial Pipe Band', die zeker voor de spectaculaire noten zorgden met hun doedelzakken en trommels. Tweemaal een bomvolle kerk die luisterde naar het Stabat Mater van Marcel van Quickelberghe, een harmonie-intermezzo, de luidruchtige 'pipers', een massale uitvoering van de negrospiritual 'A spiritual for Freedom' en The Last Post. Een memorabele avond! Op 20 december lauwerde men nog met zilver de trouwe zangers Marcel Bral, Anna Braekevelt, Mariette De Meese, Carlos Vande Maele, Cecile Vande Voorde en de dirigent. 2009 was blijkbaar geen topjaar en ook nog een rouwjaar. Roger Van Huile, dirigent tussen 1963 en 1983, stierf op 13 mei 2009. Het koor zong zijn uitvaart op 22 mei en bracht stukken uit de mis van Schubert. Roger was ook lange tijd trompettist bij de harmonie 'Vermaak na Arbeid' en die speelden ook ter zijner afscheid. Op 5 april, Palmzondag, zong men Bachkoralen en met Pasen de Missa Solemnis van Mechelaere. Op 27 september afscheidsmis voor deken Gaby Buyse. Een brief van de dirigent op 9 oktober die nogmaals de gevoelige snaar betokkelde: 'We bevinden ons in een neergaande spiraal. Op vorige zondag waren er zeven zangers in de 141
mis, en op de vorige repetitie waren er zeventien aanwezigen...' Op het jaarlijkse Ceciliafeest kreeg Marcel Bral het gouden Ereteken van St.Donatianus.
E.H. Deken Gaby Buyse, Marcel Bral Op 6 december installatiemis voor de nieuwe Tieltse deken Filiep Callens. Deelname met liederen op de kerstmarkt van 12 en 13 december. Het jaar werd traditioneel uitgewuifd met een sterk kerstconcert: een massa uitvoerders op 20 december in de O.-L.-Vrouwkerk. De strijkers van de Academie geleid door Sofie Moors, het O.-L.Vrouwekoor, het St.-Pauluskoor geleid door Monique Goeffers, de koren Cantiga en Ultreya geleid door Tom Hoornaert, het St.Jozefskoor met dirigent Rik Stevens en het Kinderkoor Bonzaï en jeugdorkest Banzaï van de Academie geleid door Katrien Vandevelde. Een erg rijk programma waarbij elk ensemble minstens drie liederen of nummers bracht. Zo werd het toch nog een druk jaareinde met zes optredens tussen 21 november en 24 december.
142
Cecile Vande Voorde, Yvonne Van Assche, Anna Braekevelt, Anita De Witte, Jeannine Vande Casteele, Katrien Maes, Veerle Dekiere, Noëlla Allaert, Cecilia Van Quickelberghe. Isabelle Desplenter, Nicole Vanderlinden, Anna Lannoo, Evelien Tassaert, Carine Van Daele, Nicole Santorum, Nicole Deblauwe, Marie-Madeleine Vander Meulen, Miet Santennans, Christine Maes. Willy Vaes, Johan Desplenter, Jeroen Tassaert, Peter Merckx, Etienne Verbrugge, Orner De Coster, Etienne Van de Walle, Eric Maertens, Joseph Vandaele, Marc Tassaert.
Zo belandden we in hét jubileumjaar 2010. In zijn curriculum drukte Mare Tassaert zijn bezorgdheid als volgt uit: 'Toen in 2003-2004 drie van onze trouwste en diepste bassen overleden op korte tijd, bleef het koor ontredderd achter. Naast het gemis, ging ook de evenwichtige koorklank wat verloren. Terwijl we naar oplossingen bleven zoeken, bundelden we onze krachten met die van koren buiten Tielt, om toch te kunnen concerteren. Intussen nadert voor de jonge dirigent van weleer stilaan de pensioenleeftijd...nog maar enkele jaartjes te gaan, en ook de zangers van het koor hebben vaak dertig jaar o f meer op de teller! Onze zoektocht naar jonge stemmen verloopt veel moeilijker dan 20 o f 30 jaar geleden: de hedendaagse ontkerkelijking is daar natuurlijk niet vreemd aan. Bovendien is het een serieus engagement om wekelijks en belangeloos een avond vrij te houden voor de repetitie, en dan zwijgen we nog over de 20 à 25 uitvoeringen per jaar. Ik blijf maar hopen op aflossing van de wacht, op nieuwe leden zodat we het nog een tijdje kunnen uitzingen... Telkens als ons moeder op bezoek kwam, was het koor het eerste gespreksonderwerp. Ook Maaike Plettinck verkondigde het destijds volmonds: "Je moet blijven zingen, dat houdt een mens jong!" Ja, wellicht hadden en hebben ze gelijk. Een koor brengt mensen bijeen, gezang brengt vreugde, laat je even je problemen vergeten, en is in die zin zeker gezond voor de geest! Koorzanger worden, ik zou het iedereen aanraden!' Vaststelling is dat er momenteel op de 37 leden vijf 80-plussers zijn, zeven 70-plussers en elf boven de zestig...Gemiddeld leeftijd: bijna 61 jaartjes. Veel wijsheid samen maar problematisch voor de toekomst, zoals in zovele cultuurverenigingen. Hopelijk wordt een vriendengroep als het O.-L.-Vrouwekoor ooit of weldra weer 'cool'? En nu afwachten wat het jubeljaar 2010 nog in petto heeft. 143
We zeggen alvast aan het Koninklijk Onze Lieve Vrouwekoor: ad multos annos ! Werken in het bestuur, een aparte partituur Robert Defauw
Robert is in Tielt geboren op 15 mei 1921. Hij behaalde een licentie talen in Leuven en gaf eerst les in Diksmuide in 1944, daarna twee jaar in het St.-Barbaracollege van Gent. Vanaf 1947 was hij drie jaar lesgever aan het College van Tielt en dus een van de eerste lekenleraars. Tussen 1950 en 1968 gaf hij les in Veume, daarna aan het Roeselaarse atheneum tot zijn pensioen. Hij huwde in 1949 met Francine De Zeure. Ze kregen twee kinderen, Frank en Mia. Al vanaf 1947 'duwde' zijn moeder hem in het O.-L.-Vrouwekoor waar hij de eerste schatbewaarder werd, een functie die hij trouw vervulde tot 1967._____________________ Robert Tack
Meester Robert Tack is geboren in Tielt op 11 augustus 1923. Hij volgde eerst drie jaar Latijnse humaniora aan het Tieltse college en trok dan naar Torhout waar hij in 1942 zijn onderwijzersdiploma haalde. Omdat er toen geen vraag was naar onderwijzers was hij eerst twee jaar bediende bij de firma De Praeter. Toen eisten de Duitsers hem op maar hij werd werkweigeraar. In maart '45 begon hij les te geven in Roeselare en in maart 1946 werd hij titularis van de eerstegraadsklas in de O.-L.Vrouwschool. 144
Die telde toen amper 48 leerlingen. Een jaar nadien kwam hij als meester van het eerste leerjaar naar het 'Klein College'. Robert huwde in 1950 met Louisette Mestdagh. In 1956 verkaste hij naar het zesde leerjaar. Vanaf 1959 werd Robert pionier in het eerste leerjaar van het BLO-onderwijs, dat toen in de kinderschoentjes stond en in Tielt door principaal Verstraete uit de grond werd gestampt. In 1972 kwam het tot een eerste gemengde BLO-school in Tielt, via een fusie met de BLO-afdeling van Regina Pacis. Robert werd er de eerste directeur. De nieuwe school naast de Godelieveschool telde dadelijk acht klassen. In 1980 kreeg Robert Tack oververdiend namens de bisschop het gouden kruis van Sint Donatianus. Al die tijd bleef Robert in het ouderlijk huis, Sint Michielstraat 67, wonen. Intussen was Robert ook al zanger bij het O.-L.-Vrouwekoor vanaf 1947. Hij werd er dadelijk voor twintig jaar secretaris van. Robert ging op pensioen in 1981, verliet Tielt en is nu op rust in Nieuwpoort.
Gaston Ameye
Gaston is geboren in Tielt op 31 oktober 1930. Toen hij vijf was, zong hij al voor de duivenliefhebbers voor een stuk chocola en wat speelgoed. Hij bleef optreden als zangertje op school en in de vakantiewerking, bij de KSA en in de boerensterrenstoet. In het St.-Jozefscollege mocht hij niet meezingen in de 'scola' omdat hij maar in de ’commerceklassen' zat. Sociale discriminatie was toen nog schering en inslag! In de jaren '50 was hij sterzanger bij Zanglust. Hij verzorgde ook 'bonte avonden' bij de K.M.B.J. (Katholieke Burgers-en Middenstandsjeugd). Gaston huwde op 29 april 1952 met Yolande Wyffels. Samen kregen ze twee kinderen, een zoon en een dochter. Al in 1947 kwam hij als bariton zingen bij het O.-L.-Vrouwekoor. Tussen 1967 en 1974 was hij er ook secretaris. Gaston werd alom bekend als chef van het restaurant Mokka in de Stationstraat én als Sinterklaas voor de Tieltse studenten.
145
Carlos Vande Maele
Hij werd geboren op 5 februari 1931, en leidde lange tijd een gekend Tielts schildersbedrijf. Hij was ook erg actief als voorzitter van de patroonsvereniging voor schilders, maar ook als boogschutter in 'De Zalm', hun lokaal in de Kortrijkstraat. Mooie melodietjes die hij daar hoorde ging hij neuriën bij meester Vernack, die dan de muziek noteerde. Later zette Carlos daar dan een tekst bij. In 1964 sloot hij als tenor aan bij het koor. Wanneer hij officieel de functie van 'Feestleider' kreeg bij het koor is onduidelijk: 1967 of 1970. Zeker is dat bij de hulde aan Albert Vercoutere in 1967 de functie voor het eerst open verklaard werd. Hij bleef in het koor de feestneuzen uitdelen tot 2001. Carlos moest instaan voor de feestorganisatie, de attenties en geschenken, de fel begeerde bierbonnetjes, de bindteksten, de jaarlijkse 'verrassingsreis' en alle animatie. 'Wat me vooral boeit, is de sfeer en de vriendschap die er in onze groep heerst. De wekelijkse repetities zijn oases midden onze jachtige wereld. Dan is er nog eens tijd voor een hemelse vertelling en een kwinkslag tussen pot en pint. Gaston Ameye heeft daar een grote rol in gespeeld. Aan zijn toog en als prima kok was hij daar de ideale man voor...' E.H. Robert Declercq
Geboren in Brugge op 8 oktober 1931, maar rasechte Wingenaar en landbouwerszoon. Vader René, moeder Germaine Verkest. Zes kinderen thuis, vader was sociaal erg actief in de Boerengilde als voorzitter, schepen in de gemeente, bestuurslid van de 'mannenbond' in de K.A. Robert volgde vanaf 1945 Grieks-Latijnse aan het Tieltse St.-Jozefscollege in een uitzonderlijk 'rijke' klas.__________________________________ 146
Hij speelde tuba in de collegefanfare, was lid van de K.S.A., stond onder sterke invloed van priester-leraar Daniël Billiet net als zijn klasgenoot Godfried Danneels. Daniël Billiet was zes jaar bedlegerig na zware krijgsgevangenschap en stierf in 1954 op 38-jarige leeftijd. Op de retoricafoto van 1951 een schare gekende mensen : E.H. Jozef Vancraeyeveldt, Frans Claeys, wiskundeleraar, tandarts Roland Rosseel, aardrijkskundeleraar Eric Vander Meulen, sociaal assistent Aeneas Vandecavey. En Godfried Danneels natuurlijk. Robert trok naar het Roeselaarse Klein Seminarie en dan naar Brugge. Priester gewijd in Wingene op 22 juni 1957. Intussen was hij scholameester geweest in Brugge, en ook in het Kortrijkse St.-Amandscollege kon hij zich muzikaal uitleven. Hij was prefect, catecheseleraar en leidde het St.-Amandskoor, dat een rijke traditie had. Hij pionierde met het Orff-instrumentarium, knoopte contacten aan met componist Jos Wuytack en dirigent Paul Hanoulle. Op 13 augustus 1970 werd Robert medepastoor op O.-L.-Vrouw. Algauw werd hij steunpilaar voor het kerkkoor en werd er proost van, naast heel wat andere activiteiten. In 1984 werd hij pastoor benoemd in Aarsele, maar tien jaar later moest hij om gezondheidsredenen -Robert had al heupproblemen sinds zijn prille jeugd- de handdoek in de ring gooien. Er volgde nog een hartoperatie in 1997. Op 17 juni 2007 vierden de parochie én het koor zijn gouden priesterjubileum. Jeannine Vande Casteele
Jeannine is als Aarseelse geboren in 1939. Ze studeerde verpleegkunde en werkte als verpleegster in de Tieltse ziekenhuizen en het woon- en zorgcentrum Ten Devevan Meulebeke. Daarnaast is ze medewerkster bij Kind en Gezin, vrijwilligster bij Ziekenzorg en begeleidt ze zieken op vakantie. In 1965 huwde ze met Bernard Mortier, een carrière lang econoom-provisor van het Tieltse College. Samen hebben ze vier kinderen: Jeroen, Trui, Helen en Lode. Jeaninne studeerde notenleer en piano aan de Tieltse muziekschool en als sopraan zingt ze bij Zanglust en het Meulebeeks Kamerkoor, geleid door Regina Vuylsteke. In 1986 begon ze ook haar zangcarrière bij het O.-L.Vrouwekoor en sinds 1996 is ze archivaris, wat vooral de zorg voor de partituren inhoudt. 147
François Thant
François is in 2008 de huidige voorzitter van het O.-L.-Vrouwekoor geworden, na de 58 jaar koorinzet en dus Guiness-record van Etienne Van de Walle. Hij is in Zulte geboren op 26 augustus 1943. Na zijn humaniora aan het Tieltse college wierp hij zich in de autobranche: eerst verkoop van onderdelen, dan carrosseriewerk en Carglass in het vroegere bedrijf Vande Walle aan de Wingensesteenweg. Al twee jaar met pensioen, maar hij doet er toch nog een stuk administratie, naast sociale inzet voor de Gezinsbond en de parochiale werking. Hij huwde met Annemie Vanhaverbeke en samen kregen ze vier kinderen, en vijf kleinkinderen. Al in 1974 begon François als bas mee te zingen in het koor, hoewel hij geen partituur kon lezen. Hij verhuisde merkwaardig genoeg naar de tenoren, toen hij naast Leon Van Damme stond en in die diepten niet kon afdalen... Zijn grootste doel als voorzitter is wel de broodnodige verjonging brengen in de groep. Dus overal met de deur in huis vallen om kandidaten te ronselen, zonder te forceren. Moeilijk is het wel: ' Ze zitten op kot, of het repertoire spreekt hen niet aan of de groep is te oud... Maar het moet toch eens lukken. In Beveren-Leie zitten ze met een kerkkoor dat vooral uitjongeren bestaat. ' Dixit de 'jonge' voorzitter.______________________ Yolande Holvoet
Yolande is geboren in Tielt op 24 april 1950. Ze volgde huishoudkunde en avondonderwijs boekhouden. Ze huwde met Guido Braekevelt en werkte, na een aantal jaar in het bedrijfsleven, vanaf 1979 tot 2008 voor het A.C.V. In 1968 begon ze te zingen bij het O.-L.-Vrouwekoor en ze was er secretaris van tussen 1978 en 1985. Een jaar daarop verliet ze het koor._______________
148
Cecilia Van Quickelberghe
Cecilia is de oudste dochter van de betaamde Vlarccl (cfr.supra). Ze werd geboren in Tielt op 12 juli 1950. Naast haar studies verpleegkunde volgde ze vanaf 1962 viool bij Albert De Cock, toenmalig directeur van de Tieltse 'muziekschool' en daarna bij het fenomeen Rudolf Werthen, laureaat van de Elisabethwedstrijd en later leider van 'I Fiamminghi'. Toch werd de viool aan de haak gehangen en begon ze een zangopleiding bij Michiel De Cuyper en daarna Anton Haeck. Natuurlijk lijfde vader Marcel haar als altzangeres in bij Zanglust, zijn koor en orkest. Ze huwde in mei 1974 met Pons Das. Hun dochter Hannelore erfde de muzikale microbe en zong ook enkele jaren als sopraan bij het koor, soms als soliste bij grote concerten, samen met Cecilia die vaak de solo-altpartij voor haar rekening nam en neemt zoals in het 'Stabat Mater' van haar vader. Cecilia kwam vanaf 1986 zingen bij het O.L.-Vrouwekoor en volgde er in 2001 Carlos Vande Maele op als 'feestleidster'. Johan Desplenter
Johan is geboren in Dentergem in 1954. Hij studeerde aan het VTI van Tielt en daar begon hij al te zingen bij het jeugdkoor. Hij huwde in 1979 met Claudine Galle en daaruit sproten een jongen en een meisje, Frederick en Isabelle. In 1988 kwam hij als tenor het O.-L.-Vrouwekoor versterken. Meteen begon hij ook voor vier jaar een zangopleiding bij Jacqueline Vandevijver aan de Muziekacademie van Deinze. Johan werd in 1990 aangesteld als beheerder van de techniek en het podium voor het koor. Hij zong als tenor ook al enkele keren als solist op concertuitvoeringen. Hij is lid van het Volwassenenkoor van de Tieltse Muziekacademie.
149
Christine Maes
Geboren in 1955 als dochter van Jeróme, de gekende waard van het duivencafé 'Den IJzer' in de Stationstraat. Na haar studies economische in de HFamilie van Tielt werkte ze voor het bedrijf weverij Bergez als bediende. Ze huwde in 1977 met Bart Neirynck. Moeder van Bart en Gert-Jan. Nu is ze administratief medewerkster in het ziekenhuis van Waregem. Vanaf 1975 zingt ze bij het koor en vanaf 2008 beheert ze de centen als schatbewaarderpenningmeester,__________________________________ ____ _____ Evelien Tassaert
Evelien is als dochter van dirigent Mare 'met de muzikale helm' geboren in Tielt op 8 december 1982. In 2004 behaalde ze haar Licentie Germaanse Talen en behaalde in 2005 het Mastersdiploma in de aanvullende opleiding Taal en Bedrijf. Momenteel werkt ze op de salesafdeling van Grandeco Wallfashion Group-Belgium nv. in Tielt. Muziekstudies deed ze met glans aan de Tieltse academie voor Muziek en Woord, met grote onderscheiding voor Muziekgeschiedenis en onderscheiding in H3 op klarinet. Ze is lid van JET Symphonie Band sinds 1994 en lid van het O.-L.-Vrouwekoor sinds 2005. Al twee jaar is ze secretaris van het koor. Evelien huwde in maart 2009 met Hannes Vanhauwaert, huidig stads- en OCMW archivaris van Tielt.
150
Etienne Van de Walle
Etienne Van de Walle: een uniek fenomeen van 60 jaar ‘bekoring’ door het O.-L.-Vrouwekoor. De inzet en de carrière van Etienne in het O.-L.-Vrouwekoor zijn weer galoos en nooit meer te evenaren. We geven hier een verkort curricu lum van wat zeker een half boek kon beslaan. Etienne Van de Walle is in Gent geboren op 11 november 1923. Hij volgde lager onderwijs aan het St.-Amandusinstituut in Gent en daarna Grieks-Latijnse humaniora aan het befaamde Gentse SintBarbaracollege. Om aan de verplichte tewerkstelling door de Duitsers te ontsnappen werkte hij in 1943-44 één jaar in het kantoor van Registratie en Domeinen in Deinze. Tussen 1944 en 1949 studeerde hij met brio voor apotheker aan de R.U.Gent. In 1950 stapt hij in het huwelijksbootje met Angèle Mortier en het jonge paar komt zich in Tielt vestigen. Samen hebben zij vijf kinderen: Kathleen, Stefaan, Carine, Lieven en Chris. In 1989 neemt dochter Kathleen de apoteek over en sedert 2008 staat de derde generatie achter de toonbank in de persoon van kleindochter Ruth. Vanaf 1950 is Etienne in Tielt de succesrijke ‘man met de witte jas’, in zijn apotheek in de Kortrijkstraat. Datzelfde jaar doet hij zijn intrede als lid van het O.-L.-Vrouwekoor. Nu, 60 jaar later klinkt zijn basstem er nog altijd. In 1967-1968 klimt Etienne op de voorzittersstoel na het plotse overlij den van de legendarische Albert Vercoutere. Hij stuwde samen met zijn bestuur en twee dirigenten het koor naar vernieuwing en modernisering.
150 a
Een repertoire en werking die veel breder reikten dan het loutere zang werk in de kerk, gekoppeld aan permanente recrutering en animatie werden onder zijn leiding een succesformule. Vanaf 1967 en dat tot 1988 is hij stichter én voorzitter van het Actie comité van de Kortrijkstraat. Weerom een bewijs van zijn brede maat schappelijke inzet. Daarbij wordt hij vanaf 1970 bestuurslid van de A.V.K., de vereniging voor apothekers in Kortrijk. En er is meer: in 1973 sluit hij aan als lid bij de Marnixring Roeselare-Tielt en tussen 1981 en 1987 is hij voorzitter van de Westvlaamse Orde van Apothekers. Etienne Van de Walle bleef tot 2008, dus 40 jaar lang, als voorzitter dé spilfiguur van het koor. Iedereen kon zijn sterke persoonlijkheid, zijn kennis als apotheker - waar een forse dosis mensenkennis in stak - , zijn gezonde wijsheid en levensvreugde ervaren en waarderen. Altijd droeg hij de sociale contacten en de onderlinge vriendschap in het koor en daarbuiten hoog in het vaandel. Doorheen de hele kroniek las u hoe hij bij het minste teken van ver zwakking in het koor in de bres sprong voor stipte aanwezigheden, steun aan de dirigent en via persoonlijke brieven niet aarzelde om lakse koorleden tot meer actie aan te porren. Het beruchte geschil met organist J.A.M. Van Maele heeft hij met veel diplomatie proberen op te lossen via onderhandelingen met de leden van de Kerkfabriek. Op 3 april 2008 bezegelde hij zijn rijke carrière als voorzitter met een erg gesmaakt afscheidssouper. Maar als koorlid blijft hij op post, nu al 60 jaar lang. Etienne, het koor en de hele Tieltse gemeenschap zeggen u hartelijk dank voor dit alles. AD MULTOS ANNOS! IO VIVAT!
150 b
Ceciliafeest in de ‘Mokka' jaartal niet met zekerheid te zeggen
1ste rij : Robert Tack, Roger Van Huile, Gaston Ameye. 2de rij: Henri De Deyne, E.H. Thorez, E.H. Rooryck, E.H. Clarebout, Albert Vercoutere. 3de rij : Jozef De Craemer, Leon Van Damme, Roger Michielsens, Frans Vercampt, Etienne Van de Walle, Laurent Vercruysse, Gérard Verschuere, Carlos Coeman, Sylvère Van Severen, Marcel Bral. 4de rij: Hendrik Vermeulen, Charles Norman, Emile Haeck, Albert Van Maele, Rene Vandekinderen, Roger De Witte, Michel Vlaeminck.
Bijlagen 1. Ledenlijst 1968 Heren Ameye Gaston, Balduck Michel, Bekaert André, Bekaert Medard, Boterman Valère, Coeman Carlos, Daeninckx Firmin, De Craemer, Jozef, De Craemer André, De Craemer Eric, De Craemer Jacky, De Witte Roger, Dupont Etienne, Du Pont Maurice, Haeck Emile, Haeck, Antoon, Michielsens Roger, Van Damme Leon, Vande Maele Carlos, Vanden Bussche Arsène, Van den Bussche José, Van de Walle Etienne, Van Huile Roger (dirigent), Van Maele Albert (organist), Van Maele Paul, Van Steenkiste Marc, Vercruyssen Laurent, Verhelst 151
Wim, Verschuere Etienne, Verschuere Gérard, E.H. Hugo D' Hondt (proost). Dames Braekevelt Anna, Nolf Marguerite, Holvoet Yolande, Van Overbeke Arlette, Van Overbeke Cecile, Kerckhove Marie-José, De Meese Mariette, Debruyne Maria, Vande Voorde Cecile, Moreels Nora. Ereleden Vlaeminck Michel, (ere-voorzitter) ,Eeckhout Gustaaf, Dumont Daniël„Dhondt Gérard, Van Damme Laurent, Verweirder Willy, Mevr. Albert Vercoutere, Mevr. Jules Vernack, Mevr. Leon Vuylsteke. In 1970 werd Robert Declercq proost. Arlette Vervenne, Viviane Maes, Anna Lannoo, Aurèle Goethals, Hedwige Debruyne, Maria Vanden Heede en Marie-José Verdonck werden toen nieuw lid.
2. Ledenlijst 1977 Erevoorzitter: Gérard Libeert Proost: E.H. Robert Declercq Voorzitter: Etienne Van de Walle, Ondervoorzitter: Arsène Vanden Bussche, Dirigent: Roger Van Huile Feestleider: Carlos Vande Maele, Schatbewaarder: Emiel Haeck, Lid: Maria Plettinck-Debruyne Leden: Heren Ameye Gaston, Balduck Michel, Bekaert André, Boterman Valere, Braekevelt Johan, Daeninckx Firmin, Dupont Etienne, Goethals Aurèle, Mattelin Sylvère, Mesuere Rudolph, Van Damme Leon, Vandewalle André, Van Steenkiste Mare, Vercruysse Laurent, Verhelst Hubert, Verhelst Wim, Verschuere Etienne. Dames Braekevelt Anna, Claeys Simonne, De Bruyne Christine, De Meese Mariette, Dupont Thérèse, Holvoet Yolande, Lannoo Anna, Lefevere 152
Myriam, Maes Christine, Nolf Margriet, Roose Godelieve, Van de Meulebroucke Denise, Van den Heede Maria, Vande Voorde Cecile, Van Overbeke Cecile, Verdonck Marie-José, Verschuere Cyrilla, Wittevrongel Cecile. Ereleden: Mevrouw J.Vernack, Mevr. M. Vlaemynck, Mevr. A. Vercoutere, Hr. en Mevr. G. Dhondt, Hr. en Mevr. Dupont-Van Huile
3. 1984: Nieuwe leden/bestuursleden Mare Tassaert, dirigent, Simonne Claeys, schatbewaarder, Yolande Holvoet, secretaris. André Vande Putte, Patrick Goethals, Jacky Vangampelaere, Geert Vermeersch, Noëlla Allaert, Hedwig Van Wonterghem, Nicole Deblauwe, Paula Van Tomme, Marie-Jeanne Van Damme, Gaby Dobbels, Jeanne Verhamme, Ann Lust en Greet Lust: allemaal nieuwe frisse stemmen, maar sommigen waren wel éénjaarsvliegjes...
4. 1989: Ledenlijst volgens anciënniteit 1938: 1945: 1947: 1950: 1952: 1961: 1964:
Emile Haeck Leon Van Damme Gaston Ameye / Robert Defauw Etienne Van de Walle Michel Balduck Wim Verhelst Cecile Van Overbeke, Carlos Vande Maele, Maaike Plettinck,Mariette De Meese, Anna Braekevelt, Cecile Vande Voorde 1965: Mare Van Steenkiste 1967 : Anna Lannoo 1968: Firmin Daeninckx,Etienne Dupont 1970: Marie-José Verdonck 1973: Simonne Claeys, Rudolph Mesuere, André Vande Walle, Lieve Roose 1974: François Thant 1977: Christine Maes 1979: Paula Van Tomme 1981 : Marc Tassaert 1982: Marie-Jeanne Van Damme 153
1983: Jeanne Verhamme, Gaby Dobbels, Noëlla Allaert 1984: Geert Vermeersch, Joseph Vandaele, Hedwig Van Wonterghem, Nicole Deblauwe, Christine Van Beylen 1985: Marie-Louise Deplae, Bart Vande Vyvere, Jozef A. M. Van Maele (organist) 1986: Eric Maertens, Cecilia Van Quickelberghe, Miet Santermans, Greta Dupont, Jeannine Vande Casteele, Odette Vergote 1987: Chris Van Quickelberghe, Marcel Bral, Nera Vandendriessche 1988: Johan Desplenter, Jan Van Hemelen, Marie-Thérèse Bossuyt, Anita De Witte / Helen Mortier 1989: Yvonne Van Assche
5. Ledenlijst 1994, ingedeeld naar de stemmen Sopranen Anna Braekevelt, Hannelore Das, Anita De Witte, Nicole Deblauwe, Maria Debruyne, Mariette De Meese, Gaby Dobbels, Greta Dupont, Anna Lannoo, Nicole Sanctorum, Yvonne Van Assche, Marie-Jeanne Van Damme, Jeannine Vande Casteele, Nicole Vanderlinden, Cecile Vande Voorde, Odette Vergote, Jeanne Verhamme Alten Noëlla Allaert, Annick Baert, Simonne Claeys, Nadine Deloof, Christine Maes, Miet Santermans, Nancy Van Compernolle, Cecile Van Overbeke, Cecilia Van Quickelberghe, Paula Van Tomme, Marie-José Verdonck Tenoren Michel Balduck, Johan Desplenter, Herman Folens, Peter Maton, François Thant, Willy Vaes, Etienne Van de Walle, Carlos Vande Maele, Geert Vermeersch Bassen Marcel Bral, Firmin Daeninckx, Eric Maertens, David Maertens, Rudolph Mesuere, Leon Van Damme, Johan Van Damme, Joseph Vandaele, Bart Vande Vyvere, Wim Verhelst Ereleden
154
Gérard Dhondt, Yvette Dupont-Van Ryckegem, Gaby LibeertVuysteke, André Vandeputte, Marc Vansteenkiste, Helena VernackFaveere
6. Ledenlijst 2005, ingedeeld naar de stemmen Sopranen Anna Braekevelt, Mariette De Meese, Anita De Witte, Nicole Deb lauwe, Marieke Debrouwere, Yvonne Demeyer, Isabelle Desplenter, Greta Dupont, Anna Lannoo, Nicole Sanctorum, Evelien Tassaert, Yvonne Van Assche, Jeannine Vande Casteele, Nicole Vanderlinden, Cecile Vande Voorde, Odette Vergote Alten Noëlla Allaert, Simonne Claeys, Monique Desander, Christine Maes, Miet Santermans, Cecilia Van Quickelberghe, Paula Van Tomme, Marie-Madeleine Vander Meulen Tenoren Michel Balduck, Johan Desplenter, Ghislain Snoeck, François Thant, Willy Vaes, Carlos Vande Maele, Etienne Verbrugge Bassen Marcel Bral, Orner De Coster, Firmin Daeninckx, Eric Maertens, Rudolf Mesuere, Joseph Vandaele, Etienne Van de Walle Ereleden Anna Coucke-Demeestere, Gaby Libeert-Vuysteke, Mia MesuereProvoost, Trees Mouton-Bossuyt, André Vandeputte, Yvonne Van Quickelberghe-Van De Ginste
7. Ledenlijst 2010, ingedeeld naar de stemmen Sopranen Anna Braekevelt, Anita De Witte, Nicole Deblauwe, Marieke Debrouwere, Yvonne Demeyer, Isabelle Desplenter, Greta Dupont, Anna Lannoo, Nicole Sanctorum, Evelien Tassaert, Yvonne Van
155
Assche, Carine Van Daele, Jeannine Vande Casteele, Nicole Vanderlinden, Cecile Vande Voorde Alten Noëlla Allaert, Veerle Dekiere, Monique Desander, Christine Maes, Katrien Maes, Miet Santermans, Cecilia Van Quickelberghe, MarieMadeleine Vander Meulen, Ann Vandevyvere Tenoren Johan Desplenter, Ghislain Snoeck, Jeroen Tassaert, Martijn Tassaert, François Thant, Willy Vaes, Etienne Verbrugge Bassen Orner De Coster, Eric Maertens, Peter Merckx, Joseph Vandaele, Etienne Van de Walle Ereleden Georgette Balfuck-Wullaert, Marcel Bral, Anna Coucke-Demeestere, Christine Daeninckx-Vanlaecke, Mariette De Meese, Joseph Depuydt, Gaby Libeert-Vuysteke, Mia Mesuere-Provoost, Trees MoutonBossuyt, André Vandeputte, Carlos Vande Maele, Yvonne Van Quickelberghe-Van De Ginste
7. Leden als actief lid overleden De Saever Alfons, koster VuylstekeLéon Vernack Jules, ondervoorzitter Vercoutere Albert, voorzitter Vereecke Denise Vlaeminck Michel, ere-voorzitter E.H. D’hondt Hugo, proost De Craemer Jozef Eeckhout Gustaaf De Witte Roger Vercruyssen Laurent Vanden Heede Maria Vanden Bussche Arsène, ondervoorzitter Van Maele Albert, koster 156
1877-1952 1909-1963 1896-1967 1895-1967 1934-1969 1915-1970 1925-1970 1914-1970 1900-1971 1913- 1975 1903-1978 1912-1978 1930-1980 1914- 1985
Verschuere Etienne Boterman Valère Libeert Gérard, ere-voorzitter Depla Marie-Louise Dupont Etienne Haeck Emile, bestuurslid Roose Godelieve Folens Herman Verdonck Marie-José Verhelst Willem Van Damme Leon Vande Walle André Mesuere Rudolph Plettinck Maaike, bestuurslid Claeys Simonne, bestuurslid Daeninckx Firmin, bestuurslid Balduck Michel Van Tomme Paula, bestuurslid Van Walleghem Martine
1911- 1985 1923- 1986 1925-1988 1927- 1990 1928-1991 1909-1993 1916- 1997 1942-1997 1917-1998 1933-2003 1925- 2003 1912- 2004 1927-2004 1907-2006 1926- 2006 1931-2007 1924- 2007 1919-2008 1957-2008
8. Lijst bestuursleden sinds 1947 Ere-voorzitters Henri Dedeyne
Michel Vlaeminck
J plflPlEt-
Gérard Libeert
É* fer .JS
"/Èh
1947-1967
1967-1970
Voorzitters Albert Vercoutere, 1947-1967 Etienne Van de Walle, 1967-2008 157
1971-1988
François Thant, 2008Ondervoorzitters Jules Vernack, 1964-1967 Arsène Vanden Bussche, 1967-1977 Secretarissen Robert Tack, 1947-1967 Gaston Ameye, 1967-1971 Firmin Daeninckx, 1971-1977 Yolande Holvoet, 1978-1985 Paula Van Tomme, 1986-2007 Evelien Tassaert, 2008Schatbewaarders-penningmeesters Robert Defauw, 1947-1967 Emiel Haeck, 1967-1984 Simonne Claeys, 1985-2006 Christine Maes, 2007Feestleiders Carlos Vande Maele, 1967-2000 Cecilia Van Quickelberghe, 2001Archivarissen Maaike Plettinck, 1985-1995 Jeannine Vande Casteele, 1996Techniek & podium Johan Desplenter
Met speciale dank aan E.H. Gaby Buyse, oud-deken, E.H. Martin Rebry, E.H. Robert Declercq, Luc Neyt, Etienne Van de Walle, Marc Tassaert, Cecilia Van Quickelberghe, Fons Das, Romain Vanlandschoot, Marcel Bral en allen die met hun archief, woord of daad hun medewerking verleenden aan deze kroniek.
158
Eindnoten 1. Van Themsche G., De werkloosheid in België 1929-1940, p. 208. 2. D'Haene Lieve, De Offensiefbeweging in Vlaanderen 1933-1939. BTNG,XVII,1986,1-2, p. 227-269 3. Vankeersbilck J., Tielt in het Interbellum,dl.I,p. 510, 534-550; dl.II, p. 230-299, 396-450 4. Billiet J., 'Van Feestpaleis tot Lakenmarkt', RvT, jg 34, nr.4, 2003, p. 18-21 5. De Gazette van Thielt, 21 augustus 1934 6. D.A.T, bundels 134 en 843-847 7. Brys J., Geschiedenis der O.L. Vrouweparochie te Tielt, p. 3-25 8. D.A.T..bundel nr. 846, Tarieven der diensten in de O.-L.Vrouwparochie 9. Martens W., Mei 1940, p. 330-331 10. Neyt L., Generaties Tieltenaars op de schoolbanken, RvT, jg. 14, nr.2,1983, p. 92-96, 115-119 Bibliografie en bronnen Billiet J., 'Van Feestpaleis tot Lakenmarkt', 80 jaar muziekonderwijs in Tielt, De Roede van Tielt, jg. 34, nr.4, okt-dec 2003, p. 3-304 Brys J., Honderdzeventig Jaar Muziekleven te Tielt 1798-1965, Lannoo, Tielt, 1966 Brys J., Geschiedenis der O.L. Vrouweparochie te Tielt (1913-1963), 75 p., druk.Vervenne, Tielt, 1963 D'Haene L., De Offensiefbeweging in Vlaanderen 1933-1939: katholieken tussen traditie en vooruitgang. Belgisch tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XVII, 1986, 1-2, p. 227-269 Martens W., Mei 1940. De regio Tielt in de vuurlinie, Lannoo, Tielt, 2003. Neyt L., Generaties Tieltenaars op de schoolbanken 1788-1983, De Roede van Tielt, jg. 14, nr.2, 1983, p. 2-184 Neyt L., Foto-en gedenkboek Sint-Jozefscollege Tielt 1848-1999, uitg. VVF-afdeling Tielt, 2009 Van Haver G., Onmacht der verdeelden. Katholieken in Vlaanderen tussen demokratie en fascisme, 1929-1940. EPO,Berchem, 1983 Vankeersbilck J., Tielt in het Interbellum. Bijdrage tot de studie van de Eerste Wereldoorlog en de bewogen tussenoorlogse periode 19141940. Dl. 1, II, III. Lic.Verh., R.U.G., Gent 1981 Van Themsche G., De werkloosheid in België 1929-1940. EPO, Berchem, 1989 159
De jaren '30 in België. De massa in verleiding. Uitg. ASLK i.s.m. Ludion. 1994. Diverse auteurs, samenstelling R. Gobyn en W. Spriet. Bronnen Archiefmappen Cecilia Van Quickelberghe, Marc Tassaert Privé-archief Fons Das, Tielt De Zondag, diverse artikels, jg. 1945-1976 De Weekbode, diverse artikels, jg. 1976-2010 S.A.T. De Gazette van Thielt, jg. 1932-1936 D.A.T. bundels 131, 843-847 D.A.T. parochiebladen bundels 558-596 Interviews met Etienne Van de Walle, Gaston Ameye, Robert Defauw, Robert Tack (telefonisch), Marc Tassaert, Carlos Vande Maele. Januari-februari 2010 Auteur : Jaak Billiet, Wingensesteenweg iaakbillet@skvnet.be
108, 8700 Tielt.
Wij danken onze trouwe sponsors en Beschermende leden 2010 (30 euro): Frans Demarey, Herman Verkinderen, Eric Debusschere, Lucien De Brabandere, Robert Declerck, Albert Verleyen, Godfried Lannoo, Lionel De Clerck, Paul Doorns, Michiel Van Daele, Lucien Snauwaert, Dirk Herman, Frans Hollevoet (allen uit Tielt) en Patrick Haesevoets (Diest), V.V.F. en Frans Demeyer (beiden uit Roeselare), Jan Herman (Gent), Luc Lefevere en Paul Callens (Pittem), Freddy Vandeputte (Izegem), Walter Verhelst (Leuven), Jean Verstraete (Ruiselede), Marc Naessens en Michel Cloet (beiden uit Kessel-Lo), Willy Persyn (Wingene), Albert Jonnaert (SintGenesius-Rode), Jan Neirinck (Brugge), Edehart De Ruyck (Aalst)
Steunende leden 2010 (40 euro en meer) : Hendrik Vanhoutte, Hugo Geiregat, Eddie Verbeke, Berenice Vanrenterghem, Julien Verbrugge, Luc Vanrenterghem en Rudi De Brabandere (allen uit Tielt) en J. Vandewynckel (Brugge) en Roger Clarysse (Pittem)
Lijst afgesloten op 8 april 2010 160
U itvaar tcentrum
DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium Stationstraat 103 - 8700 T1ELT Tel. 051 40 02 27 - Fax 051 40 56 27
DRUK
Mandelvijver 25 • 8720 Wakken Tel. 056 61 53 02 • Fax 056 61 53 03 crea.druk@skynet.be www.papillio.be
BLONDEEL •
van ontwerp tot afgewerkt drukwerk #
Uitgever seizoenmagazine Papillio
Tîelt
F ]*
Met steun van de Vlaamse overheid
Provincie
West-Vlaanderen
Door mensen gedreven
Stad op de hoogte
Crea-Druk Blondeel, Wakken
i n i A t Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 41ste jaargang t nr. 3 - juli - augustus - september 2.010 Ajgiftekantoor 8700 Tieft
meibloem
3
2
^IR G E N T K uw appeltje i/oor de dorst
Kasteelstraat 149 8700 TIELT
A TeKa bvba
Tanghe Kris
Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93
www.demeibloem.be
Rame 7 8700 TIELT Tel. 051 40 39 53 ELECTR0
Debusschere E .& L , mg. bvba
FISCALITEIT BOEKHOUDING KMO - ADVIES Maertens Management & Co bvba
Pittemsesteenweg 32 8700 TIELT Tel. 051 40 71 66 051 40 64 39 Fax 051 40 74 07 robert.maertens@mmconline.be www.mmc-maertens .be
PRIVAAT INDUSTRIE DOMOTICA Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 Gsm 0475 32 77 08 info@electro-debusschere.be
De Roede van Treft
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt : Aarsele. Dentergem. Egem, Gottem, Kanegcm, Lotenhulle. Markegem. Meulebeke. Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem. Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt. Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele 4 lslcjaargang, nummer 3, juli - september 2010 wettelijk depot - BD 25413
De Roede van Tielt
Inhoud
Erevoorzitter
Stefaan De Groote (geschiedenis), Rik Desmet (natuurgebied) Christa Campe, Josué Strobbe, Wies Vermeulen e.a. (medewerkers) : Wontergem, een historische en ecologische verkenning, blz. 163-255
Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van kringen voor Heemkunde Paul Vandepitte, voorzitter 1970-
2000
Voorzitter
Berenice Vanrenterghem Wingensesteenweg 84, 8700 Tielt berenice_vanrenterghem@hotmail. com Ondervoorzitter
Juul Desmet Sanderusplein 1, 8720 Wakken iules.desmet@telenet.be Secretaris-penningmeester
Philippe De Gryse Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt tel. + fax = 051/40 18 38 Redactieraad
Jaak Billiet, Philippe De Gryse (verantwoordelijke uitgever), Juul Desmet (nieuwsbrief), Céline D’hulst, Ronny Ostyn, Berenice Vanrenterghem, Eddie Verbeke (redactiesecretaris), Geert Vermeulen
"De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. Lidgeld is 20 euro op 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, 8700 Tielt ; 30 euro voor steunende leden en 40 of meer voor beschermende leden. Bijdragen te bezorgen aan eddie.verbeke@pandora.be . Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud en de illustraties van zijn bijdrage. Deze mogen slechts overgenomen worden na uitdrukkelijke toelating van de redactie.
Website
http://www.go.to/rvt Bibliotheek en fototheek
Beernegemstraat 5, 8700 Tielt, open elke zaterdag van 10.00 tot 11.30 u, of na afspraak 051/40 18 38
Kaft
Detail van de kaart "District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63 986 zielen” circa 1825, verzameling Paul Vandepitte.
Cartotheek en archief
Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak : ronnv.ostvn@telenet.be
162
Stefaan De Groote (geschiedenis), Rik Desmet (natuurgebied) Christa Campe, Josué Strobbe, Wies Vermeulen e.a. (medewerkers)
Wontergem Een historische en ecologische verkenning Voorwoord In 2007 gaven Natuurpunt en de heemkundige kring Het Land van Nevele een publicatie uit over het natuurgebied Vallei van de Zeverenbeek, gekoppeld aan de geschiedenis van het dorp Zeveren.' Het is een succesvol samenwerkingsverband geworden, want tot nog toe werden er ongeveer 700 exemplaren van het themaboekje verspreid. Heel snel kwam ondermeer bij Natuurpunt de idee naar voor om iets gelijkaardigs te ondernemen voor Wontergem, waar zich eveneens een belangrijk deel van het natuurgebied situeert. De heemkundige kring de Roede van Tielt was hierbij onmiddellijk bereid om samen te werken met de pas opgerichte afdeling Natuurpunt Deinze Plus.12 Het is opnieuw een plezierige onderneming geworden en teamwork bovendien. We danken hierbij vooral de mensen uit Wontergem zelf, die op de één of andere manier behulpzaam zijn geweest. Zonder hun info en fotomateriaal was de publicatie niet mogelijk geweest.
1 De Groote S., Coppens X., Desmet R. ‘Vallei van de Zeverenbeek' in Zeveren en Deinze. Een ecologische, culturele en historische verkenning, heemkundige kring het Land van Nevele, december 2007 2 Natuurpunt Deinze Plus omvat Deinze en de deelgemeente Machelen uit Zulte
163
Inleiding De publicatie handelt zowel over het natuurgebied ‘Vallei van de Zeverenbeek’ als het dorp Wontergem. Er wordt gestart met de geschiedenis van Wontergem, waarbij vooral wordt ingezoomd op een aantal belangrijke momenten in de geschiedenis van het dorp. Zo was Wontergem mogelijk al bijna 1 500 jaar geleden een kleine nederzetting, gesticht door Franken (Germanen). Zij beoefenden veeteelt in de groene valleien van de Mandei en de Vondelbeek. Geleidelijk aan vormde zich een straatdorp langs de huidige Dentergemstraat. Wontergem werd lang gedomineerd door enkele grote hoeven en hun bewoners. In 1695 waren er vele tienduizenden soldaten gelegerd, die voor veel ellende zorgden en voor een daling van de bevolking met maar liefst 30 %. Het dorp werd ontsloten door de aanleg (de facto rechttrekking) van de Tieltsesteenweg in de 18de eeuw door de Oostenrijkers en de komst van de spoorweg Gent - De Panne met een klein station in 1852. De armoede dreef tot een eind in de vorige eeuw vele Wontergemnaren naar de industriestad Gent, Wallonië, NoordFrankrijk of naar Amerika. Ook het naburige Deinze met zijn vele fabrieken vormde een aantrekkingspool. Meer recent zijn er twee verkavelingen gerealiseerd, nl. een ruilverkaveling nieuwe stijl van landbouwgebied door de Vlaamse Landmaatschappij en de aanleg van een nieuwe wijk achter de kerk, die het aantal inwoners opnieuw heeft opgedreven tot meer dan 1 000. In de publicatie wordt naast de geschiedenis ook aandacht besteed aan enkele bekende Wontergemnaars en aan het bouwkundig erfgoed. Daarna wordt de aandacht verlegd naar het natuurgebied zelf. De deelgebieden ‘Vondelmeersen’3 en ‘Dender’4 in Wontergem vormen 3 Het toponiem vondel of vondelken is een smalle, losse houten plank als brug over een beek of een gracht. 164
een onderdeel van een groter gebied, dat zich verder vooral in het naburige Zeveren bevindt. Het artikel wil niet alleen een overzicht geven van hoe het is gegroeid en wat nu bestaat, maar wil eveneens de stand van zaken op het vlak van natuurontwikkeling en weten schappelijk onderzoek in het meersengebied geven.
1. Bijdrage tot de geschiedenis van Wontergem Ontstaan van het landschap Wontergem ligt geologisch gezien in de zandige kern van binnenVlaanderen. Men spreekt in dit verband ook van Zandig Vlaanderen, waar het Vlaamse valleilandschap een onderdeel van vormt. De 509 ha van het grondgebied zijn landschappelijk onder te verdelen in twee zones. Het grootste deel behoort tot het Vlak45 van Wontergem-Dentergem. Het gaat om een gebied met weinig reliëf, dat zich ongeveer 15 meter boven de zeespiegel bevindt. Meer noordelijk en buiten het grondgebied van de deelgemeente bevindt zich de zgn. kam van Aarsele waarvan de top (in de volksmond ’t Hoge) zich op 38 meter boven de zeespiegel situeert. De grenszone met Gottem en Grammene is een beekvalleilandschap, dat wordt gevormd door het stroomgebied van de Oude Mandei, de 4 In de Vondelbeekvallei, een deelgebied dat deel uitmaakt van natuur reservaat Zeverenbeekva 11ei is in de volksmond 'Dender' nog altijd gebrui kelijk. Het is niet zeker of hiermee de Vondelbeek dan wel de meersen zelf bedoeld worden, waarschijnlijk de beek. Dender is afgeleid van Tanara of Tanera, een Keltische naamgeving 5e tot 3e voor Christus. Het betekent bruisende of woelige wat kan refereren aan het feit dat de Vondelbeek evenals de Zeverenbeek snel reageerde op hevige en/of langdurige regenval en dan van kalm beekje tot een snelstromende bruisende beek evolueerde, die buiten haar oevers trad. 5 Er is dus geen sprake van een kouter, zoals de naburige kouter van Gottem of de kouter van Grammene/Deinze.
165
Vondelbeek en de Zeverenbeek. De kouter van Gottem zoomt het grondgebied af. In de dalbodem komt ter hoogte van Wontergem een opduiking voor die bekend staat als donk. Het nog goed gekende toponiem Ter donk6 verwijst naar donk als zandige ophoping in een moerassig terrein. Het steekt in Wontergem als een droog eiland boven die drassige dalbodem uit. Dergelijke donken die langs alle zijden door natte dalbodems omgeven waren, fungeerden als droge eilanden en boden bescherming tegen overstromingen en vijanden. Zij waren dan ook heel vroeg gegeerd voor bewoning. Op de donk in Wontergem bevonden zich de historische hoeven Groot ter donk en Klein ter donk. In ieder geval is het bekenstelsel Oude Mandei, Goedbeek en Vondelbeek (dat een vervolg heeft in de Zeverenbeek en de Oude Kale en Rekkelinge) op zich interessant. Het ging ooit om een actieve rivier die naast het stroomgebied van de Leie liep, maar afgesneden raakte en degenereerde tot een stelsel van moerassen, beken en plassen. Vandaar dat het dalgebied te groot is voor die relatief kleine (resterende) beek. Het lager gelegen dalgebied is bovendien nagenoeg onbruikbaar voor akkerbouw, waardoor het tot op vandaag grotendeels een meersenzone is gebleven. De meeste dorpen in de streek vormden zich op de grens tussen een dergelijke dalbodem en hoger gelegen kouters, die beter konden worden gedraineerd en daarom interessanter waren voor akkerbouw en later woningbouw. (Nog geen) grootschalige archeologische vondsten In Wontergem werden tot nog toe geen archeologische vondsten gedaan om de eenvoudige reden dat er nagenoeg geen onderzoek naar is geweest. In de nabije omgeving zijn er wel sporen van zeer oude bewoning teruggevonden, maar ook daar blijven de resultaten fragmentair. Op dit ogenblik is het dan ook niet mogelijk om voor 6 Een ander zeer bekend vergelijkbaar toponiem is Ooidonk in Bachte-MariaLeerne.
166
Deinze en omgeving tot en met de Romeinse periode (tot begin vijfde eeuw) bepaalde conclusies te trekken. Net buiten Wontergem, in Dentergem, werden al in 1899-1902 aan de Peperlabeek veel vondsten tot en met de steentijd gedaan door de West-Vlaming Juliaan Claerhout. Men sprak van het paaldorp van Dentergem.7
De verzamelaars Dirk Vanaelst en Erik Heyerick hebben in respectievelijk Gottem (samenvloeiing Mandei en Vondelbeek) en Grammene (Westaerde) aan de oppervlakte vondsten uit de prehistorie gedaan. Het gaat om honderden artefacten uit vooral de steentijd, die verwijzen naar oude nederzettingen uit het vierde of derde millennium voor Christus. 7 In 1901-1902 vond amateurarcheoloog Claerhout, op de plaats waar de Peperlaar- of Krommendijkbeek in de Oude Mandei uitmondt, enkele houten palen een reeks vondsten uit neolithicum, vroege en oude bronstijd. Het ging om scherven en beenderen van huisdieren (paard, rund, varken en geit) en wilde dieren (wolf, beer, hert).
167
Het rivierstelsel dat loopt van de Oude Mandei tot en met de Oude Kale oefende een grote aantrekkingskracht uit op de prehistorische mens. Men vestigde zich graag op dergelijke droge oevers, vlak bij een beek of een rivier. Het zou dan ook niet verbazen dat er ter hoogte van Wontergem, ooit nog bepaalde vondsten worden gedaan. De luchtfotografie zorgde in deze streek voor nieuwe interessante archeologische inzichten. De piloot en amateurarcheoloog Jacques Semey maakte in 1984 op een regendag een luchtfoto van het valleigebied van de Vondelbeek, waarbij vlakbij ter Donk ringvormige sporen waren te zien. Mogelijk gaat het om verwijzingen naar een verdwenen nederzetting of een grafheuvel. Ook in de omgeving van wijk de Bek in Wontergem, tussen Grammene en Zeveren, werd een grafheuvel gelokaliseerd. Dergelijke grafheuvels dateren van 1.800 tot 1.500 jaar voor Christus. In de omgeving van Wontergem zijn overigens meerdere cirkelvormige structuren geïnventariseerd. In Deinze, vlakbij Grammene is een dubbele grafheuvel ontdekt. Op de kouter va Gottem zijn op verschillende plaatsen cirkels aangetroffen in de beurt van de Mandelbeek. Dentergemstraat, onderdeel van wellicht zeer oude weg Het beekstelsel in Wontergem en omgeving trok dus al in de steentijd mensen aan. Er is echter nog een ander bepalend element voor het ontstaan van Wontergem en dat is de huidige Dentergemstraat. Het is niet bekend hoe oud de weg is, maar het gaat zeker om een onderdeel van een belangrijke middeleeuwse handelsweg. En mogelijk gaat die al terug tot de Gallo-Romeinse periode of tot de Germanen, die Wontergem hebben gesticht. De Romeinen waren aanwezig in Deinze en omgeving, maar opnieuw hebben we geen vondsten voor Wontergem zelf. Bij veldprospecties bracht Dirk Vanaelst op de kouter van Gottem twee Gallo-Romeinse vindplaatsen in kaart. Ze liggen in de buurt van de Molenhoek en leverden heel wat Romeins materiaal op, waaronder behoorlijk wat luxeaardewerk. Bij één van beide vindplaatsen zijn op een luchtfoto twee gebogen sporen te zien, mogelijk te interpreteren als de omringende grachten van het bijhorende erf. Of de andere site
168
eveneens een nederzetting is dan wel een grafveld, is aan de hand van louter oppervlaktevondsten niet uit te maken. Het is volgens archeologen Luc Bauters en David Vanhee een kwestie van tijd dat er in de streek nieuwe vondsten worden gedaan. We rekenen hiervoor vooral op het KLAD, de Kale Leie Archeologische Dienst die in de streek bedrijvig is. Vermoedelijk deed de Romeinse invloed zich hier pas in de eerste eeuw na Christus voelen. Aan weerszijden van de Leie werd o.a. in Gottem en Leerne bij prospecties Romeins keramiek gevonden. In de omgeving van de Zeverenbeek ontdekte men ter gelegenheid van de verkaveling van wijk Blekerij een Romeins brandrestgraf. Langs de Wakkense Heirweg brachten opgravingen dakpannen en aardewerk van Romeinse oorsprong aan het licht. Dentergemstraat ooit een Romeinse weg? Is het een gedurfde hypothese te stellen dat de voorloper van de Dentergemstraat reeds werd gebruikt in de tijd van de Romeinen? Luc Bauters en David Vanhee die een artikel schreven in de geschiedenis van Deinze menen alvast dat het om een oude route gaat. Het verloop van de Lange Akker in Nevele, over Meigem en Zeveren richting Wontergem en Dentergem heeft een opvallend lineair karakter. Het suggereert een oude Romeinse route waarop in de Romeinse tijd de vicus van Merendree was aangesloten met zuidwesten. Indien de weg Romeins was, zal het hoogstwaarschijnlijk niet de tot de verbeelding sprekende heirweg zijn geweest, maar om een verbinding van lokaal belang gaan. Wontergem gesticht door Germanen én aan een kruispunt van wegen Al vanaf 350 drongen Germanen (Salische Franken) van over de Rijn het Romeinse gebied binnen. Vanaf de 5de eeuw stortte het Romeinse imperium volledig in elkaar en kwamen de grote volksverhuizingen eraan, waarbij Germaanse volkeren heel Europa onder de voet liepen. Het huidige Vlaanderen werd vooral in de 6de en 7dc eeuw door (nieuwe) groepen Germanen ingenomen.
169
Een groepje Frankische volksverhuizers of één familie kwam mogelijk al in die periode terecht op de plaats wat later Wontergem zou worden. Een interessante plaats voor hen was ter donk, zoals we eerder zagen, maar mogelijk vestigde men zich ergens langs de Dentergemstraat (vroeger Dentersgemse Steeenweg), die mogelijk toen al een klein aarden wegje was, vlakbij het valleigebied van de Vondelbeek. We gaan uit van de hypothese dat het kruispunt met de huidige Terdonkstraat de vestigingsplaats werd voor een nederzetting. De Terdonkstraat is een oude weg naar een grote hoeve, maar eveneens een verbinding tussen de Dentergemsesteenweg en de Leie. De familie(s) kozen de meeste gunstige plaatsen uit om een kleine nederzetting te bouwen en dat was voor Wontergem het gebied dat zich net buiten de natte valleien van de Mandei- en de Vondelbeek bevond. Zij bouwden hun hoeve en bijgebouwen doorgaans rond een driehoekig pleintje of dries. In de nabije omgeving lag bouwland (akkers) en iets verderop de bossen. Voor de eerste Frankische bewoners was de aanwezigheid van de Vondelbeek van levensbelang. Germanen waren in eerste instantie veetelers en hun kudden hadden water en graasland nodig. De waterloop was trouwens niet alleen interessant als drinkwater voor mens en dier, maar fungeerde in bescheiden mate eveneens als vervoermiddel en zorgde voor de aanwezigheid van bluswater. De beken zouden in een latere fase ook de wallen rond de grote hoeven opvullen met water. Eerste naam Guntrengem verwijst naar Germaanse krijgsman De zgn. Germaanse gemnamen zijn afgeleid van de oorspronkelijke uitgangen -ingahaim en zijn meestel samengesteld met een eigennaam in de stam, m.n. de (Germaanse) naam van de oorspronkelijke leider van een (familie)clan. Plaatsnamen met ingahaim-suffixen gekoppeld aan een persoonsnaam in de stam betekenen dan ‘verblijf behorend tot de (familie)clan van de genoemde’. De oudste vermelding van Wontergem is Guntrengem (1019-1030) en wellicht afgeleid van ‘Gundiharinga hailm’ wat kan betekenen
170
‘woning van de leider van Gundhari’ (een krijgsman). Die vermelding is trouwens één van de vroegste verwijzingen naar een dorp in de streek. Zo werden Grammene in 1121, Vinkt en Zeveren in 1138 en Gottem pas in 1171 voor het eerst vermeld. In 1250 schreef men al Gontergehem en in 1320 was het Wonterghem geworden. Een verwisseling van G in W is niet ongewoon in de toponymie. De historici De Potter en Broeckaert vermelden in 1860 vier wijken in Wontergem: Peerdshoofd, Oosthoek, ter Donkt en Westhoek naast een aantal oudere toponiemen: tSieslandt en Mayerbrugghe (1400), Pantinsbeke (1425), Nieustrate gheheeten Nieuhaghe, Oostwinckele (1525), sCostersuivere, Stebosch, Groene Schaere (1600) en Ballinckdriesch (1700). Familienaam komt vrij veel voor Namenexpert Frans De Brabander vond al een paar familienamen in de 16de eeuw. Er is een François van Wonterghem bekend die in 1541 in Oostrozebeke verbleef. In Loppem woonde in 1550 een zekere Willem van Wonterghem. Op de site www.familienamen.be die gebaseerd is op het rijksregister van 1998 vindt men 630 keer Van Wonterghem terug, de meeste komen voor in Nevele en Aalter. De variante Van Wontergem bestaat slechts elf keer. Zonder Van komt Wonterghem vier keer voor. In Deinze is de bekendste wellicht kunstschilder Gaston Van Wonterghem. Er zijn een reeks bedrijven die de dorpsnaam dragen. In Kuurne kan men voor feesten en banketten bijvoorbeeld terecht in het Huis van Wonterghem. Het is in de streek - na Van Peteghem - trouwens de meest voor komende familienaam die verwijst naar een plaatsnaam. Het is een bijkomende indicatie dat het om een nederzetting gaat die relatief ver in de geschiedenis teruggaat en een zekere omvang had. Wontergem bestond mogelijk al in de 8ste eeuw als een apart domein met kerk
171
Wontergem zal vooral vorm gekregen hebben toen het een parochie werd. Historicus Georges Declercq8, die doceert aan de VUB, opende hierover een interessante piste. Hij koppelt de kerk en de parochie aan het bestaan van een vroegmiddeleeuws domein. De kerk van Wontergem kwam namelijk voor in de bedelbrief die abt Othelhold van Sint-Baafs tussen 1019-1030 richtte aan gravin Odgiva, de echtgenote van de graaf van Vlaanderen Boudewijn IV. Interessant is dat in die brief sprake was van de ‘villa’ Wontergem met inbegrip van de kerk (“villam Quntregem cum ecclesia”). De abt nam die goederen op onder de bezittingen die zijn abdij sinds de invallen van de Noormannen (tweede helft van de 9dc eeuw) door usurpaties was kwijtgespeeld. Als verantwoordelijke hiervoor duidde de abt graaf Arnulf I van Vlaanderen (918-965) aan, die Wontergem en andere abdijgoederen onder zijn vazallen zou hebben verdeeld. Aangezien Wontergem door de abt als vroeger bezit van Sint-Baafs werd vernoemd, kan dus worden gesteld dat het in de 9de eeuw inderdaad een domein van de Gentse abdij is geweest. Belangrijk verder was dat de abt Wontergem in de vroege 11dc eeuw als een domaniaal geheel zag, waartoe ook de kerk behoorde. De kerk was dus wat men een eigenkerk noemt, d.i. een kerkgebouw op een domein en eigendom van de bezitter van dit domein die er alle rechten over uitoefende. Omwille van het patrocinium (Agnes) is het zo goed als uitgesloten dat de kerk haar oprichting aan de Sint-Baafsabdij zou te danken hebben. Indien Wontergem inderdaad in de 9de eeuw in handen van de abdij was, zoals de abt stelde, dan moet op grond daarvan worden aangenomen dat de kerk al bestond toen het domein mogelijk al in de 8ste aan het klooster is overgedragen. Op het ogenblik dat de abt zijn brief schreef, was Wontergem wellicht al een parochie, die territoriaal vermoedelijk samenviel met het domein. Of de parochie ook in de 9de eeuw in die vorm bestond, valt wegens de oppervlakte (509 ha) te betwijfelen. Parochies waren toen veel groter. Een andere mogelijkheid is dat de parochie Wontergem toen veel groter was en andere dorpen uit de buurt omvatte. 8 Geschiedenis van Deinze, deel III, blz. 254 en 255.
172
Het geleidelijke ontstaan van een middeleeuws dorpje Tussen de vierde en de zevende eeuw daalde de bevolking in wat nu Vlaanderen is, wat betekent dat de cultuurinname van de gronden er op achteruit ging. Opnieuw groeiden er overal meer bomen, bossen, heidestruiken en andere ‘wilde’ planten. Er was weinig akkerbouw en er zwierven groepen wolven rond. De in die periode nog beperkte veestapel werd overdag naar de natte meersen gedreven. Aangezien de oorspronkelijk zeer kleine hoeven geen stallen hadden, werd het vee ’s avonds naar een open plein vlakbij of in het dorpscentrum gebracht. Het ging doorgaans om woeste grond of een zgn. dries. In Wontergem is alvast één driestoponiem bekend (Ballinckdriesch). Door het drieslagstelsel in de landbouw van de l l de tot de 16dc eeuw9 was altijd wel een stuk woeste grond ter beschikking voor vee. Pas vanaf de achtste eeuw en vooral vanaf het jaar duizend nam de bevolking opnieuw ontstuitbaar toe en werden kleine nederzettingen zoals Wontergem geleidelijk aan echte dorpjes of stadjes zoals het naburige Tielt en Deinze. Vooral de kerk en de parochie vormden een aantrekkingspool. Iets grotere pachthoeven werden dichter bij de beken aangelegd. Die werden via kerkwegels verbonden met de kerk. Zo ontstond een netwerk van kleine wegen. In die periode werd ook in Wontergem vlakbij de eerst kleine en iets hoger gelegen kern grond in cultuur gebracht. Keuterboeren, ambachtslieden en dagloners woonden vooral in of vlakbij het dorp. De grote hoeven werden in de middeleeuwen centra van lokale dorpsmacht (heerlijkheden) Tussen ongeveer de 10dc eeuw en 1795, toen de Franse revolutionairen de macht van adel en kerk een klap toebrachten, bestond in Vlaanderen de feodaliteit en het zgn. heerlijk stelsel. 9 In een drieslagstelsel als landbouwsysteem wordt de grond verdeeld in drie zones, waarvan in een bepaald jaar één zone in aanmerking kwam voor het verbouwen van wintergraan, één bestemd werd voor zomergraan en één braak bleef liggen.
173
Dit betekende dat de graaf van Vlaanderen een deel van zijn macht toeschoof aan een reeks sterke leenmannen in zijn graafschap. Eén van die sterke figuren was de heer van Nevele, die eerst resideerde in Nevele en later in Ooidonk (Leerne). De macht van de heer van Nevele reikte tot in Wontergem, want ook daar had hij bezittingen. Hoe verder van zijn kasteel echter hoe meer hij macht diende te delen met anderen. Dat waren ofwel andere sterke leenmannen ofwel kleinere leenmannen aan wie hij zelf een stukje macht had afgestaan. Zo kreeg de leenheerlijkheid het Moorterkin in Wontergem, een achterleen van Nevele, de lage justitie waarbij de leenman zelf boeten tot drie pond parisis101kon opleggen. De heer van Grammene" was toen eveneens één van de grote heren van de regio. Zij kregen hun inkomsten en proviand van hoeven die van hen pachtten. De Potter en Broeckaert vermelden de dorpsheerlijkheid van Wontergem die behoorde tot het land van Nevele, terwijl die voor de belastingen afhing van de roede van Tielt. Over die dorpsheerlijkheid is niet veel bekend, behalve een akte in 1440 dat zij toebehoorde aan de burggraaf van Gent, de heer van Antoing die ze samen met de heerlijkheid van Etikhove voor 200 parisis verpachtte aan Gillis Toreel. Het is niet duidelijk of die heerlijkheid Wontergem samenviel met ter Donk. De kans is groot want de heer van ter Donk was eeuwenlang dé sterke figuur in Wontergem. Hij had een eigen schepenbank die recht kon spreken (zgn. heerlijke rechten). De schepenbank vergaderde in 1683 in herberg “den hert” bij tavernier Joos Ide. De heerlijkheid ter Donk had bovendien bezittingen in naburige dorpen zoals Markegem, Dentergem, Rozebeke, Vinkt, Wakken en Gottem. Op zich genoten de belangrijke pachters van die adellijke en later burgerlijke heren eveneens een groot prestige in de dorpsgemeenschap. De omwalling, duiventoren en de monumentale toegangspoort droegen daar toe bij en zeker wanneer zij van hun leenheer rechtsprekende bevoegdheid hadden gekregen. Zij waren bovendien lid van de schepenbank van de dorpsheerlijkheid. 111 Eén pond parisis was een munteenheid = 20 schellingen of stuivers = 1 gulden, toen een grote som geld. 11 Dergelijke heren waren niet altijd van adel. 174
In een kleine gemeenschap zoals Wontergem verdeelden de rijkste mensen de macht onder elkaar. Van verkiezingen is uiteraard geen sprake. We zullen later zien hoe tot en met een eind in de twintigste eeuw dit systeem van machtsverdeling van rijke landbouwers onder elkaar opvallend lang bleef bestaan in Wontergem. Naast de adellijke leenheren hadden ook een aantal abdijen, zoals die van Drongen, er bezittingen. Zo had het Sint-Jansgodshuis uit Gent in 1466 in Wontergem 35 bunder land liggen. Geleidelijk aan zouden eveneens rijke stadsburgers en kooplui gronden en domeinen verwerven. In Wontergem was vooral de puissant rijke familie de Gruutere uit Gent zeer actief. Zij bezaten in de omgeving van Gent talloze eigendommen, waaronder verschillende in Wontergem. Zo bezat Filip de Gruutere in de 15dc en 16de eeuw er het Goet te Kwaaddam. Zij verbleven in de stad maar in de zomer kwamen ze al eens in één van hun buitenverblijven wonen. Historisch belangrijke lenen in Wontergem Leenheerlijkheid ter Donkt Er bestaat nog steeds een groot en klein ter Donkt op de verhevenheid bij de meersen vlakbij de Vondel- en de Mandelbeek. De auteur Kerckhaert meent dat de hoeve een lange geschiedenis kende, vroeger één uitbating was en een oude en zeer belangrijke heerlijkheid was. Volgens hem ging het om een middeleeuwse motte (aarden heuvel met versterkte woning) met aanpalende hoeve. We weten al dat de eigenaar of heer en zelfs de pachter van ter Donkt veel macht had. De heer van ter Donkt mocht een baljuw (soort officier van politie) en een schepenenbank van zeven schepen aanstellen. Bij de leenheerlijkheid hoorden het recht van put en galg en boeten naast tol, vond12, verdoold goed of stragiersgoed13, 12 Was het recht van de heer om het verdwaald en verloren goed of vee dat binnen een bepaalde tijd niet door de eigenaar opgevorderd werd in zijn bezit te nemen. 13 Goed dat niet wordt opgeëist en onbeheerd blijft, bijvoorbeeld na een overlijden
175
bastaardgoed, aubaniteitsrecht, (incommelinghe)14, een recht op een deel van roerende goederen nagelaten door personen die zich binnen de heerlijkheid waren komen vestigen, inspectie van straten en waterlopen, gouwgedingen en kerkgeboden. Het goed omvatte 36 bunder en de eigenaars waren vaak bekende figuren. Jan de Gheendt of de Ghendt, zoon van Marten en van Margareta Onredene, bezat de leenheerlijkheid tot aan zijn overlijden in 1456. Jan werd begraven in de kerk van Wontergem. Hij behoorde volgens de Potter en Broeckaert tot een oude en edele familie. In 1460 hoorde het domein aan zijn zoon Joost de Ghendt, schepene van Gedeele in Gent in 1512. (n.b. ook het goed ter Hulst in Wontergem behoorde toen toe aan dezelfde Joost). De jaarlijkse waarde werd in 1473 op 178 pond parisis geschat. Eén van de twee zonen van Joost, nl. Cornelis werd overigens hoogbaljuw in Deinze. De andere zoon heette eveneens Joost. Het is diens zoon Jan de Ghendt, die het goed begin 16de eeuw verkocht aan een telg van de bekende Gentse familie Joost de Gruutere. Maar Maria, de zus van Joost de Ghendt, kreeg het goed in 1539 opnieuw in bezit. Zij was gehuwd met Thomas Maes. Via erfgename Izabella Maes kwam het goed in handen van Roeland de Ghendt (1591), die het achterliet aan zijn zoon Frans. Diens zoon Jan-Frans en kleinzoon Willem-Frans beheerden het verder in de loop van de 16dc eeuw. Willem-Frans was een belangrijke figuur uit Gent en o.a. burgemeester van Geeraardsbergen. Maar dat gold ook voor zijn zoon, Karel-FransKarel de Ghendt, die burgemeester was van Brugge. Leenheerlijkheid of goed te Reage of Rehage Willem Wieric verkocht het goed in 1390 aan Jan de Longcourt en het gaat hier om de oudste vermelding van een hoeve in Wontergem. De ligging is nu niet meer bekend. Volgens De Potter en Broeckaert was de hoeve toen ongeveer 35 bunder groot. Ze werd in 1446 voor 18 pond in het jaar verhuurd, onverminderd de verplichting van de pachter om de eigenaar de helft van het op ’t hof gekweekte fruit en 10 stenen boter te leveren. Een 14 Ook nog genoemd recht van de inkommelingen, waardoor de heer het recht had van de dode hand op de roerende goederen welke nagelaten werden door vreemdelingen welke binnen zijn heerlijkheid overleden.
176
andere verplichting was om twee varkens ‘te bake’ houden en op het goed 200 wilgen te planten. De eigenaars hielden een deel der huizen voor zich, samen met twee paardenstallen, de helft van de duivenkeet en een half bunder maaimeersch, waarvan het hooi door de pachter moest gemaaid worden en op het hof gevoerd worden. Kortom verplichtingen genoeg dus, maar de wil van de heer was wet. De leenheerlijkheid had een lagere jurisdictie dan ter Donkt. De leenhouder had wel recht op tol, vond en boeten tot drie parisis. Om al zijn rechten uit te oefenen deed de leenhouder, die beschikte over een baljuw, beroep op de schepenbank van de heer van Nevele. In 1447 was Lodewijk van den Hole bezitter. In 1460 hoorde Rehage aan Lieven en Antoon van den Hole. Ca. 1475 stond Quintine van den Hole als leenhoudster vermeld. Later verwierf de familie de Gruutere het goed. Philip de Gruutere was houder in 1568, opgevolgd door Jan de Gruutere en in 1639 door zijn dochter Anna, die het verkocht aan Jan van der Speeten, heer van Eeklo. In 1650 ging het over aan Simoen van der Speeten, heer van Nieuenburg en in 1656 aan PaulinaMargareta délia Faille, gehuwd met Lodewijk van Hoobrouck, heer van Axelwalle. Hij werd opgevolgd door Abraham van Hoobrouck, heer van Asper en Zingem. In 1646 was het erf en leen 53 bunder en 75 roeden groot. Goed ten Eeckhoute Het goed was één in de 16dc eeuw, maar voordien onderverdeeld in ‘ten houte’ en ‘ter eecken’. In 1460 was het goed ‘ter Eecken’ één van de vele die afhankelijk waren van de heer van Nevele. Zes bunder groot, behoorde het toe aan Jacob de Heendt. Nadien liet hij het over aan zijn zoon Maarten. Op hetzelfde ogenblik was ‘Ten houte’ eigendom van Kateline Mesdach. Ook haar deel omvatte 6 bunder, ‘metter mote’ inbegrepen. Het feit dat er enerzijds een motte was en anderzijds, en blijkbaar daarnaast een (hof)‘stede’ doet volgens Kerckhaert een veel hogere ouderdom vermoeden. Ten Houte kan dan ook worden beschouwd als één van de oudste hoeven van Wontergem. Leen te Deinsveld of te Roelkins 177
Het goed dat behoorde tot het leenhof van Nevele en zes bunder groot omvatte, was in 1597 een eigendom van Willem van der Zijpe, verder in 1637 van Margaretha van der Zijpe en in 1659 van Willem van der Meere, zoon van Gillis, heer van Asper en Zingem. Het behoorde in 1676 tot Joris van Crombrugghe, heer van Loovelde en in 1683 aan Izabella de Buck. Goed te Wiericx Het goed te Wiericx hing af van o.a. de heerlijkheden in Winkel en Braex en behoorde in 1484 aan Jan Besuuts en later gedurende lange tijd aan de familie de Gruutere. Anna de Gruutere, dochter van Jan, verkocht het medio 17de eeuw aan Jan van der Speeten waarna het aan de heer van Lendelede, uit het geslacht van de adellijke familie De Beer, toekwam. Voor 1683, was het 25 bunder groot, en eveneens gekend als Craeyenbroeck en ’t goed te Anderlecht. Dit laatste had te maken met de familie die het in 1683 in bezit had. In 1743 was het goed nog steeds onder de naam Anderlecht in bezit van MariaWalburga Danneels, dochter van Frans-Antoon. Coetschuergoed Het Coetschuergoed (9 à 10 bunder) was in de vijftiende eeuw een bezit van de reeds vermelde familie de Ghendt en in 1721 van Pieter van Overbeke, via zijn vrouw Catharina Bruyneel. Verdere groei van het straatdorp Het dorp zelf kreeg langzamerhand vorm aan de kronkelende weg die van Zeveren (en verder) kwam en richting Dentergem liep. Via die weg was men verbonden met de grotere centra zoals Deinze, Tielt en Wakken waar reeds in de middeleeuwen een markt was en men de eigen landbouw- en ambachtelijke producten kon verkopen. De belangrijkste dorpshuizen die eerst in hout werden gebouwd, werden geleidelijk aan meer robuust. In de 19de eeuw werd baksteen gebruikt. Er bevond zich in Wontergem blijkbaar een kleine steenbakkerbij. De Steenhovenweg en de verdwenen café Steenoven verwijzen naar die activiteit. In ieder geval werden haast alle gebouwen opgetrokken langs de
178
Dentergemstraat, die vroeger ook gedeeltelijk Kerkstraat, Dorp, Heirweg en Statiestraat heette. Wontergem was en is (nog gedeeltelijk) een echt straatdorp langs die ene grote weg. Het was ook de straat waar tot ver in de vorige eeuw talloze herbergen waren en zich een reeks kleine bedrijven vestigden, zoals een windmolen, de zuivelfabriek Sint-Macharius en een tweetal vlasroterijen. Wie door de straat passeert, ziet hier en daar nog restanten van die vroegere bedrijvigheid. Interessant in dit verband is het artikel van André Heyerick, die in 200915 een overzicht bracht van de uithangborden in Wontergem. Hij verzamelde hierbij uithangborden van bijna twintig herbergen. Dit bewijst dat die Dentergemstraat toch wel een zeer belangrijke handelsweg was. Eén van die verdwenen herbergen verwijst trouwens naar handelsactiviteiten, nl. het Huis van Commerce (Dentergemstraat 45).16 Toen de bevolkingsdruk toenam (zie hieronder) werden nieuwe huisjes gebouwd langs de vele paadjes en kerkwegels, die hier en daar gedeeltelijk werden verbreed tot kleine straten. Die woningen werden vlakbij het centrum gebouwd. Zo kreeg de Dentergemstraat er enkele nieuwe en volwaardige straten bij, hoewel het tot de vorige eeuw nog om verharde landwegen ging. De Terdonkstraat - oorspronkelijk de verbinding naar de omwalde hoeve ter Donk - werd de tweede belangrijkste straat van het dorp, vooral omdat langs die weg een verbinding kon worden gemaakt tussen de Dentergemstraat met de naburige dorpen Gottem en Grammene. Via die weg kon eveneens de Leie met zijn vlasindustrie en handelsbedrijvigheid worden bereikt. Er ontstonden nog een reeks andere kleine straatjes, waarlangs kleine huisjes van keuterboeren en dagloners werden gebouwd. Een mooi voorbeeld is de Tabakstraat. die al in 1772 bestond als ‘Toebackstraete’ De tabakcultuur raakte in Vlaanderen algemeen verspreid in de 17dc eeuw. 15 Jaarboek 2009 KGK 16 De laatste herbergier was Albert Tack, gehuwd met Andra Wolfcarius. Voordien waren Jules De Splenter en Maria-Irma Tollens de uitbaters.
179
De Houtbulkstraat is eveneens een zijstraat van de Dentergemstraat. In 1821 werd die nog den Hauwbulkweg genoemd en lopend tot aan de vernoemde Toebackstraete. In 1860 is er al sprake van Houtbulck Straet. Het was de straat die liep vanuit de houtbulken (door grachten omsloten land). De oorspronkelijke betekenis was houtbulk, of een plaats waar regelmatig aan houtkap werd gedaan. Rond de Eikhof ontstond de jongste decennia een belangrijke nieuwe wijk. In 1821 sprak men over het ‘Straetjen tot op het Eeckhof, dat uitkwam aan de heerweg. In 1860 ging het om Eeckhof Los, een kleine veldweg van de Plaats-Kouter naar de Dentergemstraat. Wontergem behoorde eeuwenlang tot de invloedssfeer van Kortrijk en Tielt In de loop van de middeleeuwen waren er verschillende pogingen vaak wegens fiscale redenen - om de bestuurlijke wirwar in Vlaanderen wat te ordenen. De kasselrijen waren een belangrijke ingreep en kregen vorm vanaf de 14de eeuw. Vooral in de 17de en 18de eeuw zouden die districten (soort voorloper van de provincie) geleidelijk aan meer macht naar zich toetrekken, bv. het heffen van de grafelijke belastingen, maar meer en meer ook de aanleg van wegen, bestrijdingen van ziekten, veiligheid... voor hun rekening nemen. Opvallend is dat Wontergem (samen met Gottem en Vinkt) eeuwenlang tot de invloedssfeer van Kortrijk en Tielt werd gerekend. Het ging hierbij om de kasselrij Kortrijk en de onderverdeling roede van Tielt.17
17 Trouwens ook de Roede van Deinze behoorde tot de invloedssfeer van Kortrijk
180
Evolutie van de bevolking 146 1638 1695 1695 1765 1796 1801 1829
175 209 282 (febr.) 193 (dec.) 568 834 752 1049
1846 1866 1900 1920 1947 1961 1970 2009
1102 940 878 859 908 836 828 953
De bevolkingsevolutie van een dorp geeft een indicatie van veranderingen op o.a. economisch vlak. Vanaf 1796 (Franse periode) zijn er vrij nauwkeurige volkstellingen en registers van de burgerlijke stand. Voordien gebeurde dat door de parochie of in het kader van het innen van de belastingen. Een eerste cijfer dateert van 1469. Wontergem had 35 haarden wat overeenkomt met ca. 175 personen. Men vertelt erbij dat zes van die families arm waren dus niet in staat belastingen te betalen. Nagenoeg iedereen was toen actief in de landbouw. Van één enkele vrouw, Katharina vanden Flamme, is geweten dat ze in juni 1474 haar man overleefde, samen met talrijke kinderen. Ze kreeg trouwens een boete van de kerk omdat ze clandestien was gehuwd met Jodocus van Gent. Dat de man al was overleden, speelde geen rol. De passage van het reusachtige leger in 1695 zorgde voor een sterke bevolkingsafname, zo blijkt uit de twee cijfers van dat jaar. Pas vanaf het tweede decennium van de 18de eeuw ging de bevolking opnieuw stijgen. Van de 73 gezinnen waren er in 1695 25 arm. Vanaf 1699 kwam er een armendis of ‘tafel van de heilige geest’, een verre voorloper van het OCMW van vandaag. Het beheer was in handen van dismeesters, vaak rijke landbouwers, die ook in de schepenbank zaten. De pastoor hield toezicht en bepaalde mee wie wat kreeg. In 1801 waren er 792 inwoners, waaronder 49 behoeftigen. In die periode werden vele tientallen jongeren gevorderd om te vechten in de legers van Napoleon. Velen zouden sneuvelen. Dat zou de iets lagere bevolking tijdens die periode kunnen verklaren.
181
Als we naar de laatste tweehonderd jaar kijken, zien we in de eerste helft van de 19dc eeuw een grote bevolkingsstijging, die echter bruusk werd afgeremd rond 1850. Tussen 1846 en 1910 daalde de bevolking met 201. Oost- en West-Vlaanderen kenden vanaf 1846 een enorme economische crisis, waar we verder dieper op ingaan. Er heersten toen ook tyfus- en cholera- epidemieën. De armoede zorgde voor een aanhoudende plattelandsvlucht in eigen land (o.a. naar Gent, Wallonië) en naar Noord-Frankrijk en de Verenigde Staten. Die ontvolking zette zich door tot in de jaren zestig van de vorige eeuw. Het verschil tussen 1846 (1102 inwoners) en 1970 (828) is aanzienlijk. Pas de jongste decennia is er opnieuw een bevolkingsstijging en dit vooral door de toegenomen transportmogelijkheden. Wontergem werd opnieuw een aantrekkelijke woonplaats voor mensen die in Deinze, Gent of zelfs in Brussel werken. Door de nieuwe wijk Eikhof is de bevolking de jongste twintig jaar een stuk jonger geworden. Mogelijk zal men binnen enkele jaren opnieuw de piek van het jaar 1846 bereiken. Seksualiteitsbeleving in de 15dc eeuw De kerkelijke overheid probeerde vaak met harde hand controle te krijgen over het gedrag van de onderdanen. Vooral huwelijken waar één of meer kerkelijke regels niet werden gerespecteerd, werden hard aangepakt. In Wontergem mikte Martina van der Leuken in november 1446 kennelijk tegelijk op meer dan één huwelijkskandidaat. Ze gaf tevens blijk van ongeduld, want in een eerste fase werden zij en Jacobus van Gast geëxcommuniceerd omdat zij de huwelijksdaad had voltrokken zonder de kerkelijke regels te respecteren. En terwijl de kerkelijke rechters in Doornik nog piekerden of die twee hun relatie mochten omzetten in een wettelijk huwelijk, haalde Martina het in haar hoofd om in een tweede liefdesnest te duikelen met ene Pieter Dierdone, met een zwangerschap tot gevolg, voor welke feiten Martina en haar tweede vriend fors werden beboet en in de ban geslagen. Klap op de vuurpijl: aan het eind van de kanoniekrechtelijke procedure besliste de Doornikse officiaal dat Martina voortaan wettelijk gehuwd was met
182
haar eerste minnaar, Jacobus van Gast, zodat deze het feitelijke ouderschap over het natuurlijk kind van de biologische vader op de schoot kreeg. En daarmee was de kous van de kerkelijke repressie nog niet af. Anderhalf jaar later, in januari 1448, werd Martina’s moeder Beatrix, weduwe van Gilles van de Leuken, beboet voor oneervolle handelingen, waarmee de officiaal bedoelde dat ze in haar woning de vleselijke gemeenschap tussen haar dochter en Pieter Dierdone had toegelaten. Ook Jan Wieric en Yenta Spillebeen uit Wontergem werden in 1447 samen door de Doornikse officiaal veroordeeld wegens ontucht tussen ongehuwde partners. Meestal waren de eigenlijke bewoners in die tijd vrij tolerant ten aanzien van dergelijke toestanden. Dergelijke gevallen werden vaak door de pastoor verklikt aan de Doornikse kerkelijke rechtbank . Aan de andere kant namen veel priesters het zelf niet al te nauw met het celibaat. Een balspel eindigt tragisch in 1500 Ook toen amuseerden kinderen zich met balspelen. Maar in 1500 liep het verkeerd af. De 13-jarige Raeskin van der Eist en de 20-jarige Cornelis Traen speelden op de hoeve van Jan Bonte een balspel dat de naam ‘werballinghe’ draagt (werpen van ballen?). Toen Raeskin per ongeluk een forse stok tegen het hoofd van zijn tegenspeler gooide, ontstak Cornelis in woede en smakte Raeskin met geweld op de mesthoop. Raeskin reageerde met messteken die de dood van Cornelis tot gevolg hadden. Nog een moord in 1506 en andere baldadigheden Stefaan Blondeel, nochtans ‘povre homme laboureur’ veroorloofde zich op een copieuze maaltijd (grant chiere) in de dorpsherberg van Arent van Ghent en dat gebeurde ’en bonnen compaigne’. Jammer genoeg zat nog een tweede groepje, de twee broers van der Heist, in dezelfde kroeg te genieten van de goede spijzen, en door het overvloedig drinken door beide partijen raakten de hoofden verhit, werden bierkannen over en weer gegooid, wat uitliep op de doodslag van Filips van der Heist door de uitgedaagde Stefaan Blondeel. Hoe
183
het afliep is niet duidelijk, maar een opgepakte moordenaar eindigde meestal aan de galg. Er was in Wontergem in de 16de eeuw nogal wat fysiek geweld. De baljuw had dus veel werk. Die zaken werden behandeld door de schepenbank van Kortrijk die als rechtbank fungeerde. In 1510 getuigden acht inwoners van Wontergem voor de schepenen van Kortrijk dat Geraard de Hond een zekere Gillis de Bakere gestoken en verwond had, waarvoor die dan ook een boete aangesmeerd kreeg. In hetzelfde jaar stelden de schepenen in hun ondervragingen vast dat Hannekin de Deckere uit Wontergem Pieter de Wielmakere met bier had begoten. Ze kreeg hiervoor een boete. We zagen al dat de officialiteit van Doornik zich niet onbetuigd liet. Zo trad die streng op tegen de dorpelingen van Wontergem die het in 1475 hadden aangedurfd zonder toestemming van de bisschoppelijke curie het lijk van een moordenaar te begraven op het plaatselijke kerkhof. Over de op het nippertje vermeden veldslag in 1695 In 1645 en 1646 vonden in Wontergem een aantal legerbewegingen plaats. Het logement en de bevoorrading wogen zeer zwaar op de bewoners. In 2008 werd de Slag bij Oudenaarde herdacht, een belangrijke veldslag tijdens de Spaanse Sucessieoorlog, die plaatsvond op 11 juli 1708. De Franse koning probeerde met man en macht zijn hand te leggen op onze gebieden, maar moest afrekenen met een alliantie van verschillende landen. Maar de voorloper van die oorlog was de Negenjarige Oorlog, waarbij een aantal jaren voordien dezelfde legers tegenover elkaar stonden, deze keer niet in Oudenaarde maar in... Wontergem. Op 30 juni 1695 had de prins van Vaudemont, de bevelhebber van de geallieerden een kamp opgeslagen in Wontergem, meer bepaald in de richting van Aarsele. Het ging om 50.000 soldaten. Het naburige Tielt en Deinze hadden elk amper enkele duizenden inwoners. De aanwezigheid van een dergelijk leger was geen lachertje voor de plaatselijke bevolking die moest instaan voor inkwartiering. Plunderen was klassiek bij dergelijke troepen. Heel de streek moest gedurende 184
twee weken zorgen voor voedsel. Een enorm verlies van inkomen en koopkracht, dat jaren bleef wegen op de mensen. Een andere gesel waren de besmettelijke ziekten die de vreemde troepen meebrachten. In 1695 noteerde men in Wontergem 42,3 % behoeftigen. In de omliggende dorpen zal het niet veel beter zijn geweest.
Stelling van het leger van Vaudemont in Wontergem tussen 30 juni en 14 juli 1695. Onderaan is de Leie zichtbaar, met daarboven de Mandei- en Vondelbeek. De stelling was gericht op de Poelberg (Tielt) waar het Franse leger op 13 juli positie had ingenomen. Op 14 juli trokken de geallieerden zich terug richting Gent en werd een veldslag vermeden. (Afbeelding kopergravure door J. Harrewyn, bewaard in het Staatsarchiv Marburg). Tot een veldslag is het uiteindelijk niet gekomen. Vanuit Kortrijk marcheerde een nog groter Frans leger van 80.000 man geleid door de bekende generaal de Villeroy in de richting van Wontergem. Op 13 juli 1695 stonden de beide reusachtige legers in de vlakte tussen Wontergem en Aarsele tegenover elkaar. Een veldslag kon niet uitblijven. Maar Vaudemont slaagde erin zich door een list op het nippertje van de veldslag te onttrekken. Hij maakt in de nacht van 13 en 14 juli een verschansing in het zicht van de Franse troepen en gaf hiermee de indruk zich klaar te maken voor de strijd, maar trok ondertussen de hoofdmacht van zijn leger terug in de richting van
185
Gent. Op 13 juli 1697 trok het geallieerde leger opnieuw door Wontergem. In 1694 en 1695 daalt bevolking met maar liefst 30 % 1694 en 1695 waren in ieder geval rampjaren voor de bevolking van Wontergem. Tussen oktober 1694 en januari 1695 heerste er een besmettelijke ziekte met hoge koorts en rode loop. Veel mensen stierven. Eén en ander had te maken met doortrekkende en dus plunderende (Franse) troepen. En in juni en juli was er dat dat reusachtig leger (zie hierboven) met een enorme impact op de streek. Ook in dat jaar daalde de bevolking verder door ontbering. Uiteindelijk liep de bevolking op een goed jaar tijd terug met meer dan 30 %. Luc Goeminne en Maurits Van De Putte onderzochten in het jaarboek 2007 van de KGK de bevolkingstoestand in die periode. Het is opvallend hoeveel weduwen en ongehuwde mannen er gezinshoofd met kinderen waren. Talrijke gezinnen waren blijkbaar door de twee rampenjaren totaal ontwricht en het zou een generatie duren vooraleer het dorp zich daarvan herstelde. De meest voorkomende familienamen in Wontergem in die jaren waren: 1de, Lava, Lobbens, Locquet, Peeters, Van Oost en Vermeersch. Men kende toen al een opvallende diversiteit in de beroepen: er waren tien landbouwers, 24 landarbeiders, vijf houthakkers, twee voermannen, twee herbergiers, een winkelier, drie wagenmakers, een timmerman, een kuiper, een metser, een schoenlapper, een kamslager, drie spinsters, een smid en een molenaar. Daarnaast waren er twee veldwachters, een pastoor en een koster. Pastoors in de 17dl en 18dc eeuw De godsdienstoorlog die in de 16de eeuw woedde, lijkt Wontergem grotendeels voorbij gegaan te zijn in vergelijking met de dorpen die meer onder de invloedssfeer van Gent lagen. Na de teloorgang van het protestantisme in Vlaanderen nam de kerk opnieuw haar oude rol op.
186
Vanaf de 17de eeuw kwam er een sterke controle vanwege de dekenij en het bisdom. Wontergem hing af van de dekenij Tielt. Die verslagen geven soms heel nauwkeurig het klerikale leven weer in de parochie. Francis De Smet begeleidde de kleine parochie als deservitor18 van 1588 tot 1609. Het waren priesterarme jaren waardoor hij eveneens pastoor was in Gottem en deservitor in Grammene. Tot 1638 hadden de zielzorgers in Wontergem de titel van deservitor. Het waren minderbroeders van Gent of pastoors van de naburige parochies zoals Gottem of Markegem. Vanaf 1621 werd de zielzorg waargenomen door premonstratenzer monniken van Drongen, nadien door priesters. Pater Norbert De Waeghenaere leidde de parochie van 1638 tot 1672 en was opvallend geliefd bij zijn parochianen. Op een uitzondering na waren de 18clc eeuwse pastoraten van korte duur. Tussen 1737 en 1782 kende Wontergem zeven pastoors, waarvan er vijf stierven in actieve dienst, respectievelijk 32, 51, 58, 40 en 62 jaar oud. Pastoor de Meyer (1773-1783), licenciaat in de theologie, werd in 1783 uitbundig geprezen om zijn geleerdheid, zijn voorbeeldig leven en optimale dienstverlening. Zijn gezondheid liet echter te wensen over en daarom was hij soms wat neerslachtig. Voor het overige kwam hij in aanmerking voor hogere functies. Maar hij overleed vooraleer promotie te kunnen maken. De pastoors hadden toen een aantal inkomsten. De belangrijkste waren de tienden die de parochianen moesten afstaan (een tiende van hun opbrengst!). In Wontergem ging het in 1712 om 500 gulden, aangevuld met twee bunders land en één kleine weide, offergaven en een onbelast huis. Bevolking, armoede en grondbezit in de 19de eeuw Luc Goeminne en René De Clercq schreven in het jaarboek van de KGK van 2008 een artikel over de bevolking en het grondbezit in de 19dc eeuw. Ze deden dat voornamelijk op basis van een analyse van de zgn. Poppkaarten uit 1863. 18 Geestelijke die aan het hoofd staat van een hulpkerk; waarnemend pastoor 187
Het totale aantal inwoners bedroeg op dat ogenblik 980 voor 195 woningen of ongeveer vijf mensen per huisje. Wontergem had toen nog een windmolen, rosmolen, smidse en brouwerij. De meeste gronden waren in het bezit van een zeer kleine groep grootgrondbezitters. Die kwamen vrijwel nooit in het dorp. Zij lieten de pachten ophalen. De tien grootste grondbezitters bezaten samen 61 % van de gronden. Zij hadden bijna zonder uitzondering eveneens eigendommen in andere dorpen. Het ging vaak om adellijke families, die elders in het land woonden, vooral in Gent. Er waren ook nogal wat notarissen met eigendommen in Wontergem (en elders uiteraard). De grootste eigenaar in die periode was Eugène baron Dons de Lovendeghem met 51,1 ha. Hij had dus ruim tien procent van alle Wontergemse grond in handen. In totaal telde men toen 104 eigenaars in Wontergem. Slechts 17 % of 86 ha van de 509 ha oppervlakte was in handen van Wontergemnaars zelf. Het ging om 49 personen. Hieruit kunnen we afleiden dat de Wontergemnaars die eigenaar waren, bijna zonder uitzondering een heel kleine eigendom bezaten. 53 % van de Wontergemse eigenaars bezat namelijk niet meer dan 1 ha. Door de vele kinderen raakten die mini-eigendommen generatie na generatie verder opgesplitst. De grote meerderheid van de inwoners en de kleine eigenaars had het dus zeer moeilijk. Dit blijkt ook uit de cijfers. Er waren dus 195 woningen, waarvan 155 het met minder dan 1 ha dienden te rooien. En als men dan nog wat grond kon uitbaatten, werd men als niet-eigenaar geconfronteerd met zware pachten. Er waren maar een handjevol echt rijke mensen, nl. een vijftal zeer grote hoeven die tussen de 20 en 40 ha uitbaatten. De gewone mensen probeerden hun landbouwinkomen aan te vullen met thuisweverij. In 1850 telde men in Wontergem een honderdtal weefgetouwen. Naast landbouw waren een aantal inwoners betrokken bij de vlashandel. Wontergem ontsnapte echter niet aan de economische crisis die Oost en West-Vlaanderen zeer hard trof in die periode. Het verval van de thuisweverij die niet meer kon concurreren met de industriële productie, zorgde voor sociale ontreddering en vertaalde zich in een zwakkere gezondheid van de bevolking. Daarbovenop kwam een vlascrisis die zich ook in Wontergem deed voelen. De
188
aardappelziekte en mislukte graanoogsten veroorzaakten op hun beurt de beruchte hongerjaren tussen 1846 en 1848. Er heerste een dodelijke tyfus- en cholera-epidemie. In Wontergem was één op zes inwoners aangewezen op de openbare onderstand, die toen weinig voorstelde. Ook uit kerkelijke rapporten blijkt dat Wontergem er wel zeer slecht aan toe was. In 1846 waren er op de parochie 198 armen, in 1847 al 245 en in 1848 steeg het tot maar liefst 358. In Wontergem werden vanuit de katholieke zuil inspanningen gedaan om de nood wat te lenigen. Zo bestond er eind negentiende eeuw o.a. een SintJozefsbond voor onderlinge ziekteverzekering, een soort christelijke mutualiteit avant la lettre. Eind 19de eeuw werd Deinze met zijn jonge industrie (textiel, kinderwagens, speelgoed, veevoeders ...) een aantrekkingspool als werkplaats. Maar een aantal jonge mensen en soms hele families uit Wontergem zouden vanaf het einde van de 19de eeuw tot 1930 uiteindelijk definitief emigreren, vooral naar Amerika. l9De aanwezigheid van de spoorweg was echter een reden dat de emigratie lager was dan bv. in het naburige Vinkt en Ruiselede De Tieltsesteenweg en de komst van een spoorwegstation ontsluiten het dorp In 1770 werd door de Oostenrijkers een nieuwe kaarsrechte weg van Deinze naar Tielt aangelegd. Die ‘Calsijdewegh’ zorgde voor een bijkomende ontsluiting van Wontergem. Parallel met die weg werd vanaf 1851 de spoorweg van Gent naar Adinkerke getrokken, opnieuw een zware ingreep in het landschap. Er kwam een klein station in het dorp dat begin jaren tachtig van de vorige eeuw werd afgeschaft. Het station was belangrijk, want men kon voor het eerst pendelen naar relatief verre werkplaatsen. Vanaf toen was het mogelijk om dagelijks met de trein naar Gent te reizen, 19 Volgens Aloïs Vermeulen is één van de belangrijkste managers van de tractoren fabriek John Deere in de USA een nazaat van een uitgeweken familie. Het gaat hier om Jeff Vandecasteele, afkomstig van Moline waar veel Vlamingen zich vestigden.
189
toen één van de meest geïndustrialiseerde steden (textiel) van het Europese vasteland. Pas in de jaren dertig van de twintigste eeuw, toen voor het eerst een week vakantie werd ingevoerd, werd de trein gebruikt voor andere uitstappen, bv. een dagje aan zee. Een klassieker in die tijd was een huwelijksreis naar bijvoorbeeld... Gent of Antwerpen. Van kant- en spinschool tot volwaardig basisonderwijs De eerste sporen van onderwijs in Wontergem vonden we al in de 17dc eeuw, maar het dorpsonderwijs stelde vele eeuwen lang bijna niets voor. Een belangrijk momentum was het Concilie van Trente van 1607 waar werd beslist dat elke parochie zou instaan voor godsdienstonderricht en basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen), maar het zou nog vele tientallen jaren duren vooraleer er echt werk werd van gemaakt.20 Volgens het visitatieverslag van bisschop Maes was er in 1611 wel een ludimagister of schoolmeester in Wontergem, maar die moest, bij gebrek aan een gebouw, lesgeven in een deel van een herberg. In 1623 ontfermde de koster zich over de schoolkinderen van Wontergem, ook al was hij niet erg geschikt voor die opdracht. De schepenbank betaalde soms kleine vergoedingen uit aan onderwijzers die kinderen meestal onderwezen in de eigen woning. In 1685 huurden de wethouders voor 7 schilling 6 groot een kamer bij Christiaan Madou om daar school te houden. In 1704 huurden ze een kamer bij Joannes Frans voor 1 pond schelling en 8 groot. Zijn weduwe Elisabeth de Coninck werd in 1715 vergoed voor school te houden. Ze was tegelijkertijd erfelijk ontvanger van het dorp, een functie waarin ze haar man opvolgde. In 1714 was koster Joannes Locquet eveneens onderwijzer. De vergoedingen voor het onderwijs waren bijverdiensten. In 1735 was Ietwat paradoxaal zou het onderwijs vaak een impuls krijgen door de schoolstrijd in de periode 1878-1884 toen er overal concurrentie ontstond tussen officiële gemeenteschooltjes en katholieke schooltjes.
190
hij nog steeds in dienst. Kinderen van rijke ouders betaalden schoolgeld. De onderwijzers kregen van de schepenbank een kleine vergoeding voor onderwijs aan behoeftige kinderen. Vanaf de Franse periode waren er meer sporen van onderwijs. In 1807 en 1809 was er sprake van een ‘goede’ schoolmeester, erkend door de Franse overheid en een kantschool voor meisjes. Het ging om Antoine De Smet die bij hem thuis les gaf vanaf 1792. Hij deed dit in 1811 aan 14 jongens en 8 meisjes. Er bestond in die jaren ook een ‘spinschool’, die werd geleid door Regina Lievens. De leerlingen betaalden een klein bedrag en aan de armen werd niets gevraagd. De lessen vonden plaats in het huis van de onderwijzers. Ze kregen daarvoor een gemeentelijke toelage. In 1825 bleek De Smet van het toneel verdwenen te zijn. Hij werd opgevolgd door P. Duyvejonck maar die hield het in 1826 al voor bekeken. Vanaf 1826 vond men geen gemeenteonderwijzer meer. Enkel Regina Lievens bleef over met haar kantschool. Zij werd uiteindelijk titelvoerend gemeenteonderwijzeres met in 1828 20 jongens en 35 meisjes en kreeg daarbij hulp van Albert Desprez. Later liet zij zich helpen door Petrus Lievens (1840). In 1840 telde het bisdom er 80 leerlingen in het basisonderwijs en 25 leerlingen in de basisschool. Wontergem had op dat ogenblik meer dan 1.000 inwoners. De volgende jaren zal het een komen en gaan worden van onderwijzers die er snel de brui aan gaven, ongetwijfeld wegens het onzekere bestaan en de geringe vergoeding. Van 1833 tot 1835 was een zekere Jan Baptiste Mervillie in Wontergem actief als onderwijzer. Heel wat leerlingen blijken ook naar buurgemeenten naar school te gaan. Er bestond tot WO I - hoewel niet continu - eveneens en zondagsschool. In zijn jaarverslag over 1843 rapporteerde het Wontergemse gemeentebestuur dat het lager onderwijs in een bedroevende toestand verkeerde en er kinderen naar school gingen in aangrenzende gemeenten, zoals Dentergem en Aarsele. In ieder geval viel het met de alfabetiseringgraad in 1866 nog relatief mee met 43,3 % van de mannen en 37,6 % van de vrouwen die kon lezen en schrijven. 13,8 % vond zichzelf tweetalig. In het naburige
191
Grammene bv. waren de cijfers veel lager, respectievelijk 28,7 %, 22,3 % en 2,7 %. In 1900 was het aantal alfabeten in Wontergem gestegen tot 59,3 en 45,3 %. Iemand die het langere tijd uithield, was meester Clement Tytgat. Hij leidde de gemeenteschool tussen 1856 en 1885. De gemeente zorgde nu voor een schoolgebouw annex schoolhuis, maar dat kwam er pas na tien jaar (1864) omdat er eerst veel geld naar de bouw van een kerk gingClement Tytgat werd door het gemeentebestuur afgezet en vervangen door Gustaaf Demets (zie verder over de schoolstrijd). De vraag was of Demets nog veel tijd had om les te geven want hij was naast onderwijzer ook koster, landmeter, vleeskeurder en verzekeringsagent. Samen met Blondina Spiessens bleef hij in dienst tot 1920. Het ging in de 19de eeuw om een gemengde gemeenteschool, wat heel wat leden van de gemeenteraad dwars zat. In 1906 kwam er op vraag van de gemeenteraad naast de gemeenteschool een katholieke meisjesschool, die werd toevertrouwd aan drie zusters van St. Vincentius van Deftinge. School en klooster werden geschonken door pastoor Mervillie, deken van Torhout, en diens zuster, beiden geboren Wontergemnaars. De familie Demets bleef ook later een grote rol spelen in de gemeenteschool, want na Gustaaf Demets werd zijn zoon Laurent onderwijzer (1920) die al in 1921 plaats ruimde voor zijn zussen Esther en Anaïs. In 1932 kregen de zusters een nieuw onderkomen en werd een nieuwe meisjesschool in gebruik genomen, die echter door beschietingen in 1940 zwaar werd gehavend. In 1957 volgde Frans-Norbert De Boever'uit het naburige Aarsele :| Er ontstond rond die benoeming in het dorp een hetze tussen de twee politieke clans omdat de oorspronkelijke kandidaat onderwijzer Jozef Clauwaert door het gemeentebestuur werd bezien als een kandidaat die steun kreeg van de oppositie. Hoewel hij van Wontergem zelf afkomstig was, greep hij naast de functie van onderwijzer.
192
Esther Demets op, terwijl Anaïs werd vervangen door Marie José Van Rijckegem en definitief door Hilda Kints (1960). De gemeenteschool kreeg het vanaf eind de jaren zestig moeilijk en werd in 1975 samengevoegd met de meisjesschool. De vrije lagere gesubsidieerde en dus voortaan gemengde school fusioneerde met de scholen van Vinkt en Zeveren onder de koepel van Sint-Vincentius in Deinze. De school kende een grote bloei door de komst van heel wat jonge gezinnen. Op dit ogenblik is de school van Wontergem een onderdeel van de scholengroep Onze Lieve Vrouw, die verder nog bestaat uit basisscholen Gottem, Wontergem en Deinze (Kaaistraat). De school bevindt zich in de Dentergemstraat rechtover de parochiale kerk. Alle kleuters en lagere schoolkinderen kunnen er terecht. De verloren schoolstrijd van meester Clement Tytgat In de negentiende eeuw wou de overheid iets doen aan het lamentabele onderwijs en het daaruit voortvloeiende analfabetisme. In 1878 verordende de liberale regering - die iedereen kosteloos en kwaliteitsvol basisonderwijs wou bezorgen - dat er in elke gemeente een officiële gemeenteschool diende te komen. De katholieke zuil reageerde door overal katholieke scholen op te richten en de ouders die hun kinderen naar de officiële school stuurden onder druk te zetten. In kleine gemeenten waar de invloed van de pastoor zwaar doorwoog, hadden onderwijzers van de officiële scholen het zeer moeilijk. In sommige gevallen dienden ze bij nacht en ontij te vluchten uit hun gemeente, omdat winkeliers, die soms op hun beurt onder druk werden gezet, hen geen voedingswaren meer verschaften. In Wontergem evolueerde de situatie eveneens van kwaad naar erger voor de gemeenteonderwijzer. Clement Tytgat was in het begin van zijn loopbaan een gewaardeerde onderwijzer en leidde de gemeenteschool vanaf 1856. Dergelijke gemeentescholen werden geleid door het gemeentebestuur en de pastoor en waren de facto katholieke scholen. Er kwam in Wontergem een nieuw schoolgebouw annex schoolhuis (1864). Kort voor de schoolstrijd liepen er 115 à 120 kinderen school tijdens de winter en een 50 à 70 in de zomer, een zeer behoorlijk aantal in een periode toen er nog geen enkele schoolplicht was.
193
Toen de schoolstrijd uitbrak stichtte de pastoor een eigen katholieke school onder leiding van Gustaaf Demets en zette de ouders onder druk om de officiële gemeenteschool ter verlaten. Uiteindelijk bleven er nog acht jongens en vijf meisjes over en dit was nog redelijk behoorlijk in vergelijking met sommige andere gemeenten. Volgens de pastoor ging het o.a. om zes kinderen van ouders, waarvan de vader bij de spoorwegen werkte in Ingelmunster. De pastoor meende dat het grote aantal ook te wijten was aan het feit dat de onderwijzer eveneens fungeerde als armenmeester en de bedeling ontzegde aan ouders die hun kinderen naar het katholieke onderwijs stuurden. In kerkelijke verslagen luidde het dat er grote onenigheid was in de parochie en zelfs grote haat tussen sommige families (1882). Clement Tytgat bleef echter zeker de eerste jaren steun genieten van een meerderheid van het gemeentebestuur. In 1879 werd er een ‘Maatschappij ter bevordering van onderwijs en opvoeding’ opgericht onder de spreuk ‘Eendracht baart macht’. Deze vereniging steunde de gemeenteschool en zette zich af tegen de bouw van een vrije school. Ze genoot de steun van burgemeester Karei Blancke en wellicht van enkele (misschien wat meer liberaal geïnspireerde) raadsleden. Clement Tytgat raakte echter blijkbaar later toch wat meer geïsoleerd en in 1885 werd hij wegens (zgn.?) dronkenschap ontslagen. Hij voerde tegen het gemeentebestuur een proces i.v.m. zijn pensioen. Hij kreeg hierbij de hulp van de liberale Gentse politicus professor Wagener. Na veel getouwtrek kreeg hij in 1887 effectief een pensioen en keerde de rust in de gemeente terug. De parochiepastoors over de Wontergemnaren: brave katholieken maar wel wat drankzuchtig In de kerkelijke verslagen staan enkele opvallende zaken over het wel en wee in Wontergem. “Alles is hier lovenswaardig, de schoonheid van de kerk en de zorgzaamheid van de herder” aldus de deken in 1815 tijdens het lange pastoraal van Joannes Livinus d’Anvers, een oudnorbertijn die in Wontergem pastoor was van 1803 tot 1846. “Er werd niet gedanst, er waren geen paasverzuimers” luidde het in 1835. Meer moest dat toen niet zijn om van de pastoor een tevreden man te maken.
194
Zijn opvolger Jans Frans Van Huile was pastoor van 1846 tot 1879 en maakte de zware armoedecrisis mee. In 1870 was de grootste armoede terug verholpen. Miserabele armen waren er niet meer en waren die er toch dan spoorde de pastoor de rijke boeren aan om hulp te bieden. In datzelfde jaar was de dag van de Gedurige Aanbidding een groot succes, “Ik zou niemand kunnen noemen die niet tot de sacramenten naderde” klonk het. Vrouwen bezochten bovendien zelden een café en er waren gelukkig geen toneelopvoeringen. Sommige parochianen gingen wel naar een muziekfestival in een naburige gemeente maar dat gaf geen aanleiding tot misbruik, schreef de pastoor. In 1882 noteerde men drie paasverzuimers, waarvan één wegens de schoolkwestie en twee wegens hun verdorven levenswijze. De verwijzing naar de schoolkwestie had ongetwijfeld te maken met onderwijzer Tytgat. In 1886 waren er geen, maar in 1888 waren er twee publieke paasverzuimers. In 1907 één zijnde de onderwijzer Clement Tytgat en in 1912 opnieuw geen enkele. Afgezien van feit dat enkele inwoners de liberale overtuiging waren toegedaan, was het grootste probleem in Wontergem in 1888 de drankzucht zelfs bij vrouwen en notabelen. Die kwaal was in 1907 nog steeds niet uitgeroeid, zo blijkt uit latere pastorale verslagen. Kerkelijk verenigingsleven: van Sint-Pieterspenning tot een antisocialistische geitenbond In Wontergem werd al in 1840 een Congregatie van Onze-LieveVrouw opgericht, die in 1846 geaggregeerd werd. In 1849 ontstond een broederschap van de Heilige Macharius. Pas op het einde van de jaren zestig van de 19de eeuw kwam er de Sint-Pieterspenning bij. Daar bovenop werd in 1870 het bestaan van een Congregatie van de Heilige Maagd vermeld en kondigde men de stichting van een broederschap van het Heilig Hart aan. In een document van 1876 is er sprake van een Conferentie van de H. Vincentius, maar die bleek wegens de spaarzaamheid, om niet te zeggen de gierigheid van de leden ten onder zijn gegaan. De Wontergemse Congregatie van de H. Maagd telde in 1888 70 meisjes, die maandelijks communiceerden, de Broederschap van het H. Hart 80 leden en die van het H. Sacrament 40 leden.
195
Gezellig napraten na een kerkdienst in de jaren zestig. Schepen Vande Casteele en pater Omaar Dewnlf blikken in de lens van het fototoestel, (foto : Maria Tack) In aansluiting op de missie van 1895 kwam er in Wontergem een Xaverianenbond met 124 inschrijvingen. In de dekanale verslagen vermeldde men zowel in 1907 als in 1911 de broederschappen van het H. Hart en van het H. Sacrament en ook de Congregatie van de H. Maagd, naast antisocialistica zoals een veeverzekering, een geitenbond en een kas van onderlinge bijstand In 1960 was er sprake van een H. Hartbond (° 1931, 107 leden) voor mannen, van wie tussen 1920 en 1945 één op de twee ouder dan elf lid was, verder een vrouwencongregatie, een Boerinnengilde, de Boerenbond, het ACV en de CM (in samenwerking met Gottem en Deinze). De in 1934 (her)opgerichte broederschap van de Rozenkrans en het in hetzelfde jaar geïnstalleerde Apostolaat des Gebeds bestonden in 1960 niet meer. Sport en ontspanning Bibliotheek Via het decreet van 1978 werd er in Vlaanderen geopteerd voor één bibliotheek per gemeente. Voordien was de bibliotheekwerking verspreid over dorpen en steden. Vermoedelijk werd in 1927 in
196
Wontergem een (katholieke) dorpsbibliotheek opgericht en door de overheid erkend in 1928. Vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog was lezen zowat de belangrijkste vorm van tijdsbesteding. Door de centralisatie verdween die bib in 1987. Er werd vrij veel ontleend in de bibliotheek van Wontergem. Zo waren er in 1980 2.444 uitleningen of toch gemiddeld jaarlijks drie boeken per inwoner. Gezinsbond De Gezinsbond werd al in 1921 opgericht als Bond van de Talrijke Gezinnen. Plaatselijk waren de eerste voortrekkers Joseph Dewulf (voorzitter) en Valere Van Damme (secretaris). Zij werden na hun overlijden, rond 1965 opgevolgd door Albert Dewulf (voorzitter) en Wies Vermeulen (nog steeds secretaris). Huidig voorzitter is Palmère Lefebre. Herbergbezoek Vooral langs de Dentergemstraat wemelde het tot de tweede helft van vorige eeuw van herbergen met dito verenigingsleven. Eén van de oudste vermeldingen is het uithangbord ‘de blauwe gans’ (1573). In 1685 werden ’t Lammeken en ’t Peerdshoofd als oude herbergen aangeduid. In de 18de eeuw bestond De Hert al. Er bestaat een vermelding van een herberg De Keyzer in 1778 en van De Sterre in 1779. Kermissen Een belangrijk ontspanningsmoment was en is de kermis, waarbij het hele dorp mee feestte. Er is in Wontergem een kleine kermis en een grote kermis, die net voor en na de oogst valt. De kleine kermis vindt plaats op de eerste zondag van mei en de grote op de zondag na 29 augustus. De organisatie gebeurt nog steeds door een kermiscomité dat sinds enkele jaren na een verjongingsoperatie ‘tzalwerewazijn’ heet. Kermissen laten en lieten een staalkaart zien van het lokale sport- en ontspanningsleven, hoewel de pastoor vroeger soms een domper op de feestvreugde zetten door zich te verzetten tegen bepaalde activiteiten. Eind 19dc eeuw werden in Wontergem ter gelegenheid van de grote kermis paardenkoersen georganiseerd.
197
Duivensport In Wontergem was er een duivenmaatschappij ‘De goede vrienden’. Toneel door de ‘Reden-konst-minnende Broeders der Prochie’ In Wontergem werd eind 18de eeuw toneel gespeeld. Het ‘argument’ is bewaard van de opvoering van “Adallas, koning van Thracieën. Blyeyndende Treur-spel in vier bedrijven. Gevolgd door het blijspel “Crispyn Doctor”, door de ‘Reden-konst-minnende Broeders der Prochie’. De opvoeringen hadden plaats “ten huyse van J. Vroegstraete op de Plaetse van ’t zelve Wonterghem, d.w.z. in de herberg De Keizer”. In het jaar 1775, alle zon- en heiligdagen van 3 september tot 15 oktober (ten minste een zestal keren dus). De opvoeringen waren opgedragen aan pastoor J.A.B. de Meyere, lie. Theol, aan de plaatselijke baljuw, burgemeester, schepenen en griffier en voorts aan “alle voorstaenders der Redekonst”. Wielrennen In het dorp waar het leven zijn gewone gang ging, werden de exploten van de fietsende broers Buysse of Buyze door de dorpsbevolking vaak als afwijkend gedrag beschouwd en vaak scheef bekeken. Het ging om Lucien, Marcel, Jules en Cyriel (zie verder bij bekende Wontergemnaars). Voetbal Naast wielrennen werd vanaf eind 19dL' eeuw voetbalsport populair. In Wontergem was er gedurende korte tijd een club die aangesloten was bij het Katholiek Vlaams Sportverbond: Excelsior. In de jaren zestig was er ook een caféploeg Marinaboys actief. Zij voetbalden vooral op de open ruimten waar vlas werd gedroogd. Guido Gezelle en Wontergem Het is eigenlijk niet helemaal juist dat Guido Gezelle een (compleet) gedicht schreef over Wontergem, maar het dorp komt wel aan bod in een tweetal gedichten. Eigenlijk zijn het gedichten ter ere van Petrus Nolascus Lamon, toen die zijn 25-jarig priesterjubileum vierde als
198
pastoor in Wontergem. We nemen het gedicht ‘O Wonder Wonterghem’ dat Guido Gezelle schreef op 29 december 1898 hierbij integraal op. Doodsantje van pastoor Lamon, over wie Guido Gezelle een gedicht schreef (foto via Christa Camp). Christa Campe die een rubriek heeft in de lokale editie van ‘Kerk en Leven' kreeg informatie over de ontstaansgeschiedenis van het gedicht van Albert Schrever. Die ging op zijn beurt te rade ging bij prof. Baur.22 In maart 1898 leerde Guido Gezelle de Gentse seminarist Cyriel Demeester23 kennen, die dadelijk een grote bewondering voor de ‘oudgedaagde priester dichter’ koesterde. Demeester, die in Wontergem werd geboren, deed allerlei pogingen om Gezelle naar Wontergem uit te nodigen (o.m. wanneer Gezelle als lid van de Vlaamse Academie naar Gent moest). In september 1898 kwam Gezelle even (en slechts éénmaal) bij pastoor Lamon naar Wontergem. In oktober 1898 vroeg Demeester aan Gezelle om ‘een eredicht’ te schrijven voor het zilveren priesterjubileum van pastoor Lamon. Aan de hand van de informatie die Demeester aan Gezelle stuurde zou die een gedicht schrijven "waarvan de bewaarde papieren en het eigen kladhandschrift van de dichter ons toelaten ontstaan en groei na te gaan, zodat ook blijken kan met welke zorg en toewijding de dichter zich op dat soort gebruikskunst bleef toeleggen..." In zijn artikel "Guido Gezelle en Oost-Vlaanderen" (Cultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen" (1949, 145-184) geeft prof. dr. Frank Baur een tekstkritische versie van het gedicht en geeft hij ook informatie over de ontstaansgeschiedenis... 23 Cyriel Demeester, °Wontergem 4.11.1875 -+ Gent 8.1.1948 22
199
In een briefje van 6 december 1898 nodigde Demeester Gezelle op 2 januari 1899 uit om het zilveren jubileum van pastoor Lamon in Wontergem bij te wonen en met zijn gedicht op te luisteren. Net vóór het jubileum scheef Gezelle dat zijn broer Jozef was overleden en dat hij de viering in Wontergem niet kon bijwonen. Op 27 november van dat jaar kwam Guido Gezelle zelf te overlijden. O Wonder Wonterghem 1. O wonder Wonterghem, nabij de nieuwe statie, om éénen man alleen de wereld door bekend, wat ben ik blij van, op dien man zijn' invitatie, te zitten hier, zijn' stove en zijnen disch omtrent! Veel liever ate ik voort en dronke ik, maar ze zeggen dat ik 'nen penning eerst moet in de schale leggen. 2. Daar diepe in 't vaderland van Saint-Louis, dat heden maar half zoo zwaar en weegt, als dat het eertijds woeg, daar was er, 't is nu wel zes honderd jaar geleden, een man geboren, die Sint Pieters name droeg; Nolascus hiet hij en niet ver van Carcassonne ontsproot het edel vocht van zijne levensbronne. 3. Die man... ge weet het wel, Cyril, die subdiaken geworden zijt onlangs, en hier aan tafel zit, dat ge in de vroegste maand van 't jaar veel' schoone zaken ter eere van dien man in zijn' getijden bidt. Die man, een wonderman, patroon is hij van dezen die hier in Wonterghem nadien ging herder wezen. 4. Geboren wierd hij op den dag als van deze aarde Nolascus henen voer en bij Sint-Pieter kwam; die, danig welgezind, het nieuws hem openbaarde dat God Nolas-cus tot een hemelsch voorbeeld nam van nog zulk eenen, die, in de Oudenaardsche stede geboren, priester zou en pastor worden mede. 5. "Ik hoor" zei Petrus, al de deuren dichte dringen van 't hemelsch Paradijs, "de blijde moeder van dat uitverkoren kind alree douw, douw, douw zingen; ik zie ze 't kussen hoe en waar ze 't kussen kan: Zoo zal hij ook nadien al de onuitputbaarheden
200
van zijn liefdadig herte eens aan zijn volk besteden". 6. "Ik zie" zei Petrus nog, "gelijk de lelie bloeien die onvolwassen is, den jongen leerkalant; ik zie hem naar de kerke of naar de schole spoeien, ik zie hem loopen naast zijn makkers, hand aan hand, ik hoor hem lachen dat het klinkt en luider kelen zijn' stemme, helder als een orgelstemme, spelen". 7. "Ik zie te Gheeraatsberghe, een' bende jonge geesten hem dwingen naar zijn vast en vaderlijk geweld; ik zie ze luisteren, de minsten en de meesten, hem volgend, daar hij voet en voorbeeld voorenstelt; ik zie hem, daar alreê, den goeden herder trachten als herder na te gaan, in 't heerlijk schapenwachten." 8. "Ik zie" -'t was Petrus, die dat altemaal vertelde zijn goeden naamgenoot Nolascus, mij verstaat"hem Priester worden nu te Gent, alwaar de Schelde de Leye tegenkomt en met heur medegaat. Hij trekt naar Eyne toe; daar vindt hij Vanderstraeten. Lijk Leye en Schelde en gaan ze elkander nooit verlaten". 9. O Vriendschap, edel kruid, op aarde veel te zelden te vinden; gave Gods, die, sterker als de dood, twee herten één deedt zijn en zelfs die reuzenvelden den taaien tegenstand van uwe vastheid boodt. O Vriendschap, eere aan u, die, bij nen vriend gezeten, ons van dit edel kruid hier laat de vruchten eten. 10. Hij pastert nu, die vriend, te Wonterghem. Geleden is 't vijf-en-twintig jaar, dat Sente Pieters mond hij waarheid spreken deed en, vol eerweerdigheden als priester van den Heer, op 's autaars hoogten stond! Hij prak, hij leerde 't woord van God en sloeg degenen die onkruid zaaiden zak en zaaikleed vóór de schenen. 11. Wie is er hulpeloos, in Wont(h)erghems waranden? Wie mist er raad of daad? Waar is er een van al hoe groot, hoe kleen hij zij, die 's pastors liefdehanden met reden, ruw-of slap-of nauwheid wijten zal? Gij, zuster, weet het best en 'k hoore uw zwijgend spreken
201
op al hetgeen ik zeg den waarheid(s)stempel steken. 12. Gij lieden weet het best, ministers, senateuren, verbeelders van het volk, te Brussel of te Gent; gij die van kluiten weet en kruiskens draagt, uw' deuren, wie is 't, die ze ommeloopt en al de sluipen kent om hier en daar 'nen duw te doen en, wel ter talen, een' lang gewenschte gunst van elders af te halen? 13. Gij, kerke, weet het best, gij, autaar, biechtstoel, binnen- en buitenwerken; al dat 's herders ambt betreft is heerlijk zooals hij of zal eerlang beginnen te smaken naar den trog, daaruit hij bakten heft; en al die 't ambacht doet, naast hem, bij zijnen oven is van zijn vriendlijk meel zeer zelden onbestoven. 14. Nu moete ik al met eens een lange reize wagen naar 't land van berg en dal: vaarwel goê vrienden, 'k vaar naar 't lieve Zwitserland; ik wens u veel goê dagen, doch... hier is Zwitserland en Belgenland te gaâr. De Pastors huis en hof zijn Zwitserland en, krijge ik van die hier Zwitser is een' teuge wijn, zoo zwijge ik. De gemeente komt eveneens expliciet aan bod in het gedicht dat als titel “O Wonterghemsche maagdenschaar” draagt en meer bepaald in de strofe: “O Wonterghemsche maagdenschaar den herder uwer ziel genegen hebt ge altemaal mij opgedregen den wensch van ‘t zalig nieuwejaar.” Het is een gedicht waarbij pastoor Lamon in de woorden van Gezelle de leden van Mariagilde toespreekt.24 Ook pastoor Mervillie, afkomstig van Wontergem, had contacten met Gezelle. In het Gezellearchief25 is een brief van 30 september 1883 van Mervillie aan Gezelle bewaard, nl. ter gelegenheid van het overlijden van diens 24 Uit
het verzameld dichtwerk van de Vlaamse priesterdichter (1830-1899), editie 2, 1999, 1963 pagina’s 25 Guido Gezellearchief : Nr. 8182
202
vader. De twee wereldoorlogen Tijdens Wereldoorlog 1 behoorde Wontergem tot het etappegebied Tijdens de Eerste Wereldoorlog behoorde de gemeente tot het etappegebied, een zone onder versterkte en strenge controle van het Duitse leger. Wontergem was onderdeel van het gebied van de Deinse Kommandatur. De streek kreeg een overvloed aan soldaten te slikken, die dienden te worden ingekwartierd in grote woningen en hofsteden. Zo kreeg Wontergem op 8 maart 1916 het bezoek van een hele colonne, zo blijkt uit een verslag van de gemeenteraad. Het platteland in deze streek werd economisch leeggezogen, maar tegelijk profiteerden sommige landbouwers met woekerprijzen op de kap van de hongerende bevolking. Opeisingen en wegvoeringen van werkkrachten zorgden vanaf 1916 voor een bijkomende ontreddering. In oktober en november 1918 werd in de streek één van de laatste gevechten van de Eerste Wereldoorlog geleverd tussen enerzijds Franse en Amerikaanse troepen en anderzijds de Duitsers, die zich poogden teweer te stellen achter de Leie en het kanaal van Schipdonk. De Duitsers gaven het bevel aan alle weerbare mannen in Wontergem om het dorp te verlaten. Men vreesde dat ze zich zouden aansluiten bij de geallieerden. Ze kwamen terecht in Olsene of Nazareth. Wontergem werd op 19 oktober 1918 bevrijd door de geallieerden, maar diende nog tot begin november beschietingen van Duitse artillerie te ondergaan, waarbij o.a. de Sint-Agneskerk beschadigd raakte. Tijdens de 18-daagse veldtocht werd Wontergem zijdelings betrokken bij de zware gevechten in de Leiestreek Op 23 mei 1940 verschenen de eerste Duitse eenheden in de Leiestreek. In Wontergem werd de kleine tunnel onder spoorweg opgeblazen door Belgische genietroepen. Hetzelfde gebeurde met de spoorwegbrug in Grammene.
203
Vanaf 24 mei 1940 stonden de Duitse troepen vlak aan de Leie en werd vooral in het naburige Gottem één van de zwaarste gevechten geleverd tijdens de 18-daagse veldtocht. De Ardense Jagers (6de regiment) hadden zich verscholen op verschillende plaatsen in het dorp en slaagden erin met hun mitrailleurs verschillende Duitse aanvallen van over de Leie af te slaan. Zij werden ondersteund door artillerie, die zich o.a. had opgesteld in de Tabaksstraat in Wontergem. Op 26 mei werd de druk te groot en trok het 6de regiment zich terug op de lijn De Bek-Wontergem-Dentergem. Twee dagen later capituleerde de koning. De zgn. slag van Gottem is weinig bekend, maar toch sneuvelden er - naast enkele burgers - maar liefst 89 Belgische en 291 Duitse militairen, dus veel meer dan in Deinze en Vinkt/Meigem. Verzetsbeweging In Wontergem en omgeving waren nogal wat jongeren die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden geconfronteerd met een oproep tot verplichte tewerkstelling in Duitsland. Heel wat van hen doken onder. Geleidelijk aan groeide daaruit een verzetsgroep, die werd ingedeeld bij het Geheim Leger als Carcelle B Groep 16 Zone 3 onder de schuilnaam Victoor (actief in Wontergem, Gottem, Grammene en Dentergem). De drijvende krachten van de verzetsgroep waren Achiel en zijn oudste zoon Roger Strobbe, die al acht maanden actief waren geweest bij het Franse verzet en er deelnamen aan heel wat gewaagde acties. Frans Lievrouw (veldwachter), Albert De Neve, Albert Goethals, Roger Maes en Albert Blondeel behoorden eveneens tot de Wontergemse verzetslieden. Zij hebben minstens eenmaal geprobeerd om een goederen-transport richting kust uit te schakelen. Maar zij organiseerden vooral onderduikadressen en bevoorrading voor de vele werkweigeraars. De Britse vliegenier Geoffrev Congreve hield zich drie maanden schuil in Wontergem Een opvallend verhaal is dat van de Brit Geoffrey Congreve, die wellicht zijn leven te danken heeft aan de Wontergemse verzetsgroep.
204
Zijn vliegtuig, een bommenwerper van het type Halifax III (426 squadron) was op 8 mei 1944 na een missie bij La Louvière geïsoleerd geraakt en onderschept door een Duitse nachtjager. Boordmecanicien Congreve gebruikte zijn valscherm, maar raakte bij de landing in Aarsele, vlakbij Wontergem gekwetst.26 Hij kon geen kant meer op, want zijn gewrichtsbanden waren gescheurd, wist Josué Strobbe te vertellen. Het vliegtuig zelf stortte neer net voorbij de Aarseelse wijk het Meiken, op het grondgebied van Tielt. Achiel en Roger Strobbe vonden de volgende dag de gekwetste Geoffrey Congreve en loodsten hem naar de hoeve van Karei Blancke en Céline Loppens in Wontergem. Hij was er in goede handen. Achiel Strobbe leverde voedsel, boeken en sigaretten, wat niet ongevaarlijk was tijdens de Duitse bezetting. Verpleegster Julienne Hautekeete verzorgde hem. Na drie maanden werd hij weggehaald door verzetsman Maurits Verbrugge, die hem naar de abdij van Male in Brugge bracht. Op 2 september bevond Congreve zich al opnieuw in Engeland. De Britse vliegenier Geoffrey Congreve (links) had in 1944 zijn leven te danken aan Wontergemse weerstanders, waaronder Roger Strobbe (rechts), (foto Josué Strobbe)
Tussen Achiel en Geoffrey was er nadien nog heel wat briefwisseling. Toen Congreve in 1956 uitweek naar Zuid-Afrika, zou het contact verwateren. Jozué, de zoon van Achiel, heeft een aantal documenten, brieven en foto’s bewaard over de geslaagde actie. Achiel Strobbe kreeg daarvoor nog een medaille voor moed en zelfopoffering. Einde van de oorlog maakte slachtoffers Er zou een tweede overlevende zijn geweest, een Canadese bommenrichter. Volgens Josué Strobbe zou die tot het einde van de oorlog ondergedoken hebben gezeten in Rekkem.
26
205
Voor ondergedokene André D’Haenens uit Wontergem liep het einde van de oorlog slecht af. Hij werd door terugtrekkende Duitse troepen op 3 september 1944 doodgeschoten in de omgeving van Den Bek in Grammene. De oorlog kreeg nog een politiek staartje in Wontergem. Een deel van de verarmde bevolking keerde zich na bevrijding op 6 september tegen de zittende oorlogsburgemeester Georges Vande Casteele. In september 1944 werd diens huis zwaar beschadigd. Daarenboven pakten groepjes weerstanders sommige inwoners op die werden verdacht van collaboratie. Sommigen werden een tijdlang opgesloten in het gevangenkamp in Lokeren. Burgemeester Georges Vande Casteele, schepen De Backer en Daniël Quatannens - die zich blijkbaar allemaal te Deutsch-freundlich hadden gedragen - werden door de Belgische justitie als ‘onwaardige’ gemeenteraadsleden vervallen verklaard van hun functie en gestraft. In de buurt van de hoeve van de latere burgemeester René Vanderheeden viel volgens Wies Vermeulen een vliegende bom. Er waren geen slachtoffers.
Bevrijdingsstoet net na het einde van de tweede wereldoorlog (foto via Christa Campe).
206
Wontergemse rogge Heemkundige Gilbert Van Steenkiste uit Zeveren deelde ons nog net voor het ter perse gaan mee dat er vroeger een zogenaamde Wontergemse rogge bestond. Het ging om een variëteit ontwikkeld in 1914 door een pastoor in Wontergem. Deze betekende een duidelijke verbetering op het vlak van opbrengst. De Wontergemse rogge werd blijkbaar nog tot net na de tweede wereldoorlog gebruikt in de Kempen en in West-Vlaanderen. Wegens te korte tijdspanne konden we dit bericht niet meer controleren. Over een verdwenen molen en een link met ex-minister Wivina De Meester Op de oude postkaartfoto van 1908 die op voorpagina wordt afgebeeld is de romp van de molen van Wontergem te zien. Al in 1470 werd door ridder Lieven van den Hole een staakmolen opgericht. Die molen verdween op een bepaald ogenblik, want in 1631 wordt door Jan de Seyn (uit Olsene) en Rogier Bruyneel een octrooi aangevraagd tot het bouwen van een nieuwe staakmolen, ten oosten van de dorpskerk en ten noorden van de Sheerenstraete. De molen werd blijkbaar pas enkele jaren later opgericht, want op de kaart van Sanderus (1641) komt de molen niet voor. De militaire kaart van Beaurin van 1691 vermeldt echter wel opnieuw een staakmolen. Ook de Kabinetskaart van Ferraris van 1777 geeft ook nog een houten staakmolen weer. In 1823 was de houten graanwindmolen op de Molenkouter /Molenwegel eigendom van Eugeen Lauwers,27 landbouwer in Wontergem, die we nog terugzien in het hoofdstukje over politiek. Nadien kregen zijn kinderen Sophie, Charlotte en Antionette Lauwers de molen in handen. In 1855 werd de molen afgebroken en op dezelfde plaats vervangen door een hoge stenen stellingmolen van hetzelfde type als de huidige Mevrouwmolen in Kanegem. In 1882 werd in de molen reeds een stoommachine geplaatst. Het is die molen die in 1900 eigendom werd van de Jules De Meester, 27 Eugeen Lauwers was secretaris van de gemeenteraad van Wontergem tijdens de Hollandse periode (1815-1830).
207
gemeentesecretaris van Wontergem, die in 1911 overleed. Hij was de grootvader van Paul De Meester, de echtgenoot van Wivina Demeester - De Meyer, voormalig Vlaams minister. De molen werd in 1911 verkocht aan Joseph De Wulf-Van Daele. In 1917 volgde de totale afbraak. De oliepletstenen liggen ingegraven in de tuin naast het huis nr. 35 in de Dentergemstraat. Molenkenner Luc Goeminne opperde dat de molen vermoedelijk wegens economisch of familiale redenen verdween. Zijn maalcapaciteit was wellicht te groot om rendabel te zijn in een klein dorp dat omstreeks 1900 890 inwoners telde.28 Enkele ondernemingen: melkerij en vlasroterijen De melkerij Sint-Macharius werd opgericht in 1929. Jozef Dewulf was de eerste uitbater. De melk werd toen uitgevoerd met paard en kar. Later namen andere familieleden, zoals Albert en Hélène Dewulf, de zaak over. De sector kende een grote concentratie, waardoor het bedrijf rond 1980 de deuren sloot en de personeelsleden werden overgenomen door Comelco.
28 Met
Gent.
dank aan Lieven Denewet voor de info. Bron: provinciaal kadaster in
208
Stoommelkerij Sint-Macharius werd genoemd naar de patroonheilige van het dorp. Het was een komen en gaan van karren die melk aanvoerden en de verwerkte producten zoals kaas uitvoerden. De melkerij werd opgericht door Jozef Dewulf in 1929 en de familie bleef het beheer uitvoeren tot 1993, ook na de overname door Comelco. (foto William Coppens op vorige bladzijde)
Het volledig personeel van de melkerij Sint-Macharius poseert in 1944, ter gelegenheid van de intrede van Omaar Dewulf zoon van bedrijfsleider Jozef bij de paters Oblaten in Korbeek-Lo. Onderaan van links naar rechts : Adiel Dupont, Albert Vermeersch, Omaar De Wulf Julien Coppens, Georges Tack, Werner De Baere, Raymond Coppens, Theofiel Vermeersch, Albert Van De Woestijne, Albert Dewulf en Maurice De Vis. Bovenaan van links naar rechts : Remi Claeys, Orner Lambert, Georges De Backer, Marcel Claeys, Fons De Vos en Marcel De Ketelaere. (foto : William Coppens ) Er werden net na de Tweede Wereldoorlog twee vlasroterijen opgericht, waarvan een deel van de gebouwen nog steeds te zien is langs de Dentergemstraat. Ze werden respectievelijk uitgebaat door de families Vanaelst en 1de (nu Wonterspan). De nijverheid verdween in de jaren zeventig door de concurrentie van Rusland.
209
In Wontergem waren twee vlasroterijen actief. Hier een zicht op het bedrijf van de familie Vanhaelst, stopgezet in de jaren tachtig, maar waarvan de gebouwen er nog steeds staan, (foto : Christa Campe) Oorspronkelijk werd vlas geroot in de Leie of in zijbeekjes. Door de vervuiling van de rivier verliet men de locaties aan de ‘golden river’, vandaar het ontstaan van de beide roterijen in het centrum van Wontergem. Vlasbewerking was overigens ooit een bron van inkomsten voor veel Wontergemnaren, die ofwel in één van de roterijen actief waren ofwel thuis vlas zwingelden. Politiek: rijke landbouwers verdeelden eeuwenlang de macht onder elkaar Tijdens het feodale tijdperk was er geen sprake van democratie. Dorpen werden doorgaans bestuurd door een lokale dorpsheer, die op zijn beurt verplichtingen had ten aanzien van een nog machtiger adellijke heerser. Er werd recht gesproken door een schepenbank. Doorgaans zetelden daarin de meest invloedrijke landbouwers van het dorp. Zij verdeelden als het ware de macht onder elkaar. Dit systeem duurde bijna duizend jaar. De Potter en Broeckaert vermelden in 1710 een zekere Joost van de
210
Voorde als burgemeester en in 1780 Philip-Jacob de Smet. Ook voor de Franse periode zijn er burgemeesters, m.n. Pieter-Jacob De Smet (1801 ) en J.-C. Lauwers (1808) Tijdens de Franse bezetting (1795-1815) kwam daar verandering in. De Franse revolutionairen brachten hun ideeën in voege en die waren niet gunstig voor adel en kerk. Wontergem werd toegevoegd aan het Departement van de Schelde (later grosso modo Oost-Vlaanderen) en kwam dus onder de invloedssfeer van Gent (provinciehoofdplaats) en Deinze (kantonhoofdplaats). Het kanton Deinze werd toen bestuurd door een kantonale raad. Voor Wontergem zaten J.-C. Lauwers en Jan Dhayere in de raad. Tijdens de Hollandse periode (1815-1830) werd door de koning in dorpen van minder dan 2.500 personen een raad aangesteld. Van verkiezingen was nog steeds geen sprake. Voor Wontergem bleef J.C. Lauwers burgemeester met als schepenen Antoine Laevens en Guillaume De Clercq. Als raadsleden fungeerden Charles Van Hecke, Pierre Verougstraete, Pierre Houteman, Adrien Lessens, Jean Van Wanzeele en Joseph Verougstraete, doorgaans landbouwers. Secretaris was Eugène Lauwers. Tijdens de Belgische onafhankelijksstrijd van 1830 leverde Wontergem een peloton aan de burgerwacht van Deinze, die uitrukte maar uiteindelijk niet aan de strijd heeft deelgenomen. Opvallend is dat na de eerste gemeenteraadsverkiezingen van 1830 en 1836 grotendeels dezelfde groep als tijdens de Hollandse periode in de gemeenteraad bleef zetelen. Net als in veel andere dorpen bestond er geen politieke strijd in die periode. Het dorp was homogeen katholiek en andere strekkingen kregen er geen schijn van kans. Bovendien was het aantal kiesgerechtigden oorspronkelijk zeer beperkt. Slechts mensen die belastingen betaalden, mochten kiezen. In Wontergem ging dat in 1836 om 29 (!) personen op een bevolking van 1049. Jean-Baptist De Smedt: burgemeester van 1839 tot 1879 In Wontergem was Jean-Baptist De Smedt burgemeester van 1839 tot
211
eind de jaren zeventig. Er was nog steeds geen sprake van meerderheid en oppositie in het dorp. Van 1840 tot 1890 behaalde elke kandidaat een gelijk aantal stemmen, waaruit dus blijkt dat de ambten gelijkmatig werden verdeeld tussen de machtigste en rijkste families van het dorp. Camille Ide: burgemeester van 1895-1938 Pas in 1905 kwam er leven in de brouwerij, want dan kwamen er drie lijsten op. Burgemeester Ide van de Katholieke Partij diende eerst maar twee zetels prijs te geven aan een oppositie, waarvan de samenstelling nadien voortdurend wijzigde. De officiële katholieke lijst kalfde echter geleidelijk aan af ten voordele van de onafhankelijke, eveneens katholieke maar ook Vlaamsgezinde lijst. Pas in 1938 verloor burgemeester Ide zijn meerderheid ten voordele van Georges Vande Casteele. Deze laatste bleef burgemeester tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar werd na de bevrijding van zijn functie vervallen verklaard. René Vandeheerden: burgemeester van 1946 tot 1976 Tussen 1944 en 1976 (de gemeentefusie) was er een verwoede strijd tussen de katholieke clan Ide-De Neve tegen de clan rond de familie Vande Casteele. Die laatste haalde echter telkens de bovenhand en vanaf 1946 begon het tijdperk van burgemeester René Vanderheeren met Pieter Vande Casteele en Jules Arickx als schepenen. Zij bleven aan de macht tot 1976. René Vanderheeren en Pieter Vande Casteele waren landbouwers terwijl Jules Arickx als slager werkzaam was. Enkel in 1952 en 1964 waren er nog eens echte verkiezingen tussen partijen. Maar eigenlijk ging het eerder om een strijd tussen families die een vete uitvochten. De laatste verkiezing legde vooral de zwakte van de vroegere clan Ide-De Neve bloot. Overzicht burgemeesters: 1836 - 1839: Charles Van Hecke (bleef nadien wel in de gemeenteraad)
212
Jean-Baptiste De Smedt Karel Blancke Jean-Baptiste Van Hecke August De Clercq Remi Van Daele Camille Ide Georges Vande Casteele René Vanderheeden
1839 - 1879 1879 - 1881 1881 - 1883 1882 - 1888 1888 - 1895 1895 - 1938 1938 - 1945 1946 - 1976
2. Enkele bekende inwoners Lucien Buysse Flandrien Lucien Buysse is de bekendste inwoner van Wontergem. Toen hij rond negen uur arriveerde op zijn werk aan het vlas werd hij door anderen als een luiaard bestempeld. Maar wat ze niet wisten was dat Lucien er ondertussen al uren fiets training op had zitten, (foto via Christa Campe) Lucien Buysse (eigenlijk Buyze) is de bekendste van vier koersende broers. Hij werd geboren in Wontergem op 11 december 1892 als zoon van een vlashandelaar. Buysse overleed op 3 januari 1980 in Deinze. Na zijn afscheid van het wielrennen, in 1931, hield hij nog het café L'Aubisque open in Petegem a/d Leie. Men wist ons wel te vertellen dat hij voor zijn profloopbaan als vlasbewerker actief was en dat hij dagelijks - voor het werk - al een paar uur had getraind. In 1913 - tijdens zijn eerste protjaar - won hij al de Ronde van België. Hij werd vooral beroemd als winnaar van de 326 kilometer lange etappe van de Ronde van Frankrijk van Luchon naar Bayonne op 6 juli 1926, met onderweg de Aubisque, de Tourmalet, de Aspin en de
213
Peyresourde. Het was een haast bovenmenselijke rit, die bovendien in helse weersomstandigheden werd afgewerkt. Buysse won de etappe met dik 25 minuten voorsprong en legde in die helletocht door de Pyreneeën de basis voor zijn eerste en enige Tourzege. „Het is een dag geweest als die van het Laatste Oordeel, in een decor als dat van de Noordpool, geteisterd door een sneeuwstorm", schreef de toenmalige Tourdirecteur Henri Desgrange over wat hij de Tourdeelnemers die dag had doen doorstaan. „Ik begon elke rit met in mijn eetzak een kwart kilo suiker, vier rauwe eieren, drie grote schaapskoteletten, twee gezonde kiekenbillekens, drie sandwiches met confituur of hesp en wat fruit. Ik kon eten dat ik er plezier in had", zei hij daar later over. Buysse werd die ronde niet meer bedreigd en won zo op 34-jarige leeftijd zijn Ronde van Frankrijk. Nadien werd Buysse in triomf rondgereden in de streek door bedrijfsleider George Torck, bedolven onder bloemen en ontvangen op het stadhuis van Deinze.
Balkon aan de ouderlijke woning van wielrenner Lucien Buysse in de Dentergemstraat, aan de spoorweg (foto Romain Cornelis).
214
„Ik had vijf Tours kunnen winnen" vond hij zelf. In 1927 en 1928 deed hij niet mee omdat zijn team Automoto in conflict lag met de Tourdirectie. De Tour van 1929 reed Buysse niet uit. Hij kwam wel als eerste boven op zijn Aubisque, maar tijdens de beklimming van de Tourmalet kreeg Buysse het bevel van zijn ploegleider om zijn ploegmakker Charles Pélissier op te wachten. Buysse was woest, maakte rechtsomkeert en reed Pélissier straal voorbij, recht naar het station van Lourdes om direct naar huis te kunnen terugkeren. Hij werd op staande voet ontslagen. Lucien Buysse won in zijn loopbaan in totaal vijf Touretappes: één in 1923, twee in 1925 en twee in 1926. Hij nam in totaal achtmaal deel aan de Tour en was 20 jaar beroepsrenner (1913-1933). Zijn verzorger was Wontergemnaar Maurice Lievrouw. Al zijn geld kwijt door het failliet van de Handelsbank Lucien Buysse kende heel wat problemen, ondermeer op financieel vlak. Zo had hij na de winst van de Ronde in 1926 zijn geld op de Handelsbank gezet. Het ging toen om 150 000 fr. (een pint kostte één frank). Ook latere koerswinst werd op de bank gezet. Maar in 1929 ging de bank failliet en was hij al zijn geld kwijt. Marcel Buysse Marcel Buysse is de meest bekende broer van voornoemde Lucien en werd in Wontergem geboren op 11 november 1889. Hij overleed in Gent op 3 oktober 1939. Marcel Buysse was ‘de grooten Buysse Hij was bereoepsrenner net als zijn broer Lucien ‘de kleinen Buysse ’ (foto via Christa Campe) 215
Hij was prof van 1909 tot 1926. Zijn grote doorbraak kwam er in 1912 met een knappe vierde plaats in de Ronde van Frankrijk. Het jaar nadien won Buysse maar liefst zes ritten maar verloor de Tour door een vorkbreuk op de Esterel in de rit naar Grenoble. Maar hij is vooral bekend als winnaar van de tweede editie van de Ronde van Vlaanderen in 1914. Daarnaast won hij ook een etappe in de Ronde van Italië van 1920. Ook op de piste kende "de grooten Buysse" veel succes met een overwinning in de Zesdaagse van Brussel. Alfons Mervillie, priester-componist Wie denkt dat enkel de koersende gebroeders Buysse bekende inwoners van Wontergem zijn, vergeet Alfons Mervillie. Hij werd in 1856 geboren in een landbouwersgezin in Wontergem met maar liefst zestien kinderen. Voor minder begoede Vlaamse jongeren met talent was pastoor worden vroeger zowat de enige uitweg. Hij volgde eerst - samen met Albrecht Rodenbach - lessen in het Klein Seminarie in Roeselare waar hij o.a. Hugo Verriest en Johan De Stoop als leraren had. Nadien volgde zijn theologische vorming in Brugge. In 1882 werd hij tot pastoor gewijd. Toen de Eerste Wereldoorlog woedde, was hij pastoor in Nieuwkapelle aan de IJzer. Hij ontfermde zich over de getroffen bevolking, maar kende ook zelf tegenslagen toen zijn kapel en pastorie met alle persoonlijke bezittingen werden verwoest. Alfons Mervillie was vooral zeer muzikaal begaafd en kreeg in WestVlaanderen de bijnaam 'Bach Mervillie'. Maar hij was ook dichter, vertaler, schrijver. Hij zette gedichten van zijn vriend Guido Gezelle op muziek, componeerde 290 orgelwerken, 50 koorwerken en liederen, waarvan het bekende 't Duinelied. Alfons overleed in 1942 in Kortrijk. In 2006 kwam er een herdenking in De Panne. Zijn werk werd op een dubbel-CD opgenomen. Er verscheen in die periode ook een biografie door Willy Vansteene en er kwam een Alfons Mervillieplein. Beeldhouwer Jean-Baptiste Martens Paul Huys schreef in het jaarboek van de Kunst- en Geschiedkundige Kring van 1998 een artikel over een 19de-eeuwse beeldhouwer. JeanBaptiste Martens werd geboren op 28 september 1828 in het gezin
216
van de Wontergemse onderwijzer-koster Fredericus Martens en landbouwersdochter en naaister Agatha Callens. Hij was het vierde kind van acht. Vanaf 1851 tot 1855 woonde hij als beeldhouwer in Gent, waar hij huwde met de Gentse Pauline Peeters en toen naar Parijs vertrok. Hij nam er deel aan de jaarlijkse salons en kreeg heel wat opdrachten. Een bekend werk is dat van de Franse staatsman Jules Favre. Maar in 1870 brak de Duits-Franse oorlog uit en raakte Parijs in de ban van een linkse revolutie. Martens keerde noodgedwongen terug naar België, maar de opdrachten bleven uit. In 1881 keerde de beeldhouwer definitief terug naar Parijs, waar hij overleed op 24 september 1895. In ons land is de beeldhouwer nagenoeg vergeten geraakt. Het enige werk dat Paul Huys hier kon opsporen is de ‘barbier-chirurgijn’, dat zich in het parkje bij het Egmontpaleis aan de Kleine Zavel in Brussel bevindt. En nog :
Een meisjesklas in 1954, waarbij heel wat leerjaren samen zaten. Rechtse rij banken is het vierde leerjaar: eerste bank, telkens van links naar rechts : Christiane Van Damme en Lucrèse Tytgat. Tweede bank: Rita Van der Haeghen en Hilda Dewulf. Derde bank: Rita Vermeulen. Tweede rij is derde leerjaar. Eerste bank Christiane De Ketelaere en Marie-Christine Arickx. Tweede bank: Béatrice Lievrouw en Monique Van den Heede. Derde bank: Paula Vergote en Olga Arickx. Vierde bank: Rita Amerlinck en Diana Dewulf.
217
Derde rij banken, rechts van de stoof, is het tweede leerjaar. Eerste bank: Irène Verhellen en Rita De Neve. Tweede bank: Nicole Vercruysse en Godelieve De backer. Derde bank: Bea Van Acker en Régina De Ketelaere. Vierde bank: Jeanette Vanden Heede en Godelieve Van Severen. Vijfde bank: Pauline Coppens. Vierde rij banken, tegen de muur links, is het eerste leerjaar. Eerste bank: (?) Steyaert en Hilda Van Steenkiste. Tweede bank: Yvette Arickx en Lucy (?) De Waele. Achteraan zuster Francine, (foto via Christa Campe en dank aan Ria Vermeulen voor het bezorgen van de namen.)
De jongens van 1945 Boven van links naar rechts: Alfons De Backer, Irené Landuyt, Roger Dobbels, André Vervcruysse, Leon Arickx, Roger Snauwaert, Norbert Callens, Gérard De Backer en Jerome Van Duynslaeger. Tweede rij van boven: René Dupont, Leon Van Den Heede, André Vercruysse, Gérard Heyerick, Lucien Van Duynslaeger, Honoré Bekaert, Roger De Rijcke, Freddy Verbanck, Gilles Van Den Heede en Daniël Lievrouw. Derde rij: Marcel Vermeersch, Julien De Neve, Jerome Callens, Maurice De Volder, Léon Verleysen, André Colpaert, Etienne Vermeirsch, Florent Wanzeele, Jozef De Coninck en Germain Basyn. Onderste rij: Roger De Vreese, Jozef Clauwaert, Maurice Callens, Alexander Naessens, Frans De Reu, Max Schouppe, Josué Strobbe, Julien De Rijcke en André De Backer. Rechts onderwijzeres Esther De Mets. (foto: Josué Strobbe).
218
Wontergems gezelschap ter gelegenheid van de inhuldiging van de vernieuwde Dentergemstraat halfweg de jaren 1950. Van links naar rechts : Valère Van Hese, Jules De Splenter, Pieter Vande Casteele (schepen), Rachel Blondeel, Henri Vandenheede (schepen), Frans Lievrouw (veldwachter), Jules Arickx (schepen) René Vanderheeren (burgemeester), Gérard RTeynaerdt (secretaris), onbekende, René Devooght, Frans De Boever (onderwijze), (foto J. Van Den Heede)
219
3. Bouwkundig erfgoed en andere bezienswaardigheden29 Dentergemstraat In de Dentergemstraat, het centrum van Wontergem, waarlangs het straatdorp vorm kreeg, liggen enkele interessante gebouwen uit de negentiende en vorige eeuw. Het orgel in de Sint-Agneskerk werd geklasseerd in 1980, maar is op dit ogenblik in slechte staat. De Sint-Agneskerk
Zicht op het dorpscentrum in de jaren vijftig. Centraal staat de Sint-Agneskerk met omringend een voormalig ommuurd kerkhof. Via de kerkhofmuur is er een toegang naar de pastorie in de Tabakstraat. Bakstenen geplaveide paadjes leiden van de pastorie naar het kerkportaal en de sacristie. 29 We vermelden hier vooral de interessante gebouwen in het centrum van Wontergem en in de buurt van het natuurgebied. Voor bijkomende informatie verwijzen we graag naar de inventaris ‘Bouwkundig erfgoed’ van de Vlaamse Gemeenschap. De meeste informatie komt uit die publicatie.
220
De driebeukige hallenkerk met verhoogd schip werd gebouwd in 1857 in neoromaanse stijl door de toenmalige parochiepriester Jan-August Clarysse en verving - zoals overal in de streek - de oude bouwvallige en te klein geworden nog deels Romaanse kerk. Het gebouw werd opgetrokken in ‘boerenkareelsteen’ die ter plaatse werd gebakken. Het project kostte 54 241,96 fr. De kerk werd gerestaureerd in 1891 o.l.v. architect Hoste en nog eens na de oorlogsschade door obusinslagen in 1918. We sommen enkele opvallende kenmerken op. De plattegrond toont een driebeukig schip van vijf traveeën lang met een uitspringende vierkante westtoren, een koor met een halfronde centrale apsis en twee vlak afgesloten zijkoren en flankerende sacristieën. Er werd gebruik gemaakt van de bruinrode baksteen met verwerking van arduin van Ecausinnes. Kenmerkend voor de stijl zijn de rondbogen voor vensteren deuropeningen. Het meubilair werd gelijktijdig ontworpen. Het hoofdaltaar dateert van 1859. Het kreeg er in 1888 een neoreomaans eikenhouten retabel bij, vervaardigd door beeldhouwer F. Van den Hende. De neoromaanse zijaltaren dragen figuren in terracotta die ca. 1898 zouden uitgevoerd zijn door Matthias Zens, een adept van de Gentse Sint-Lucasschool. Gerenoveerd Sint-Machariusplein met sculptuur Lucien Buysse Het Sint-Machariusplein werd op 9 september 1994 na de renovatie van het dorpscentrum officieel heropend en de benaming verwijst naar de Wontergemse patroonheilige, aan wie in de kerk een viertal kapelletjes zijn gewijd Sint-Macharius moet de gelovigen beschermen tegen cholera, tyfus en pest. Ter gelegenheid van een eerbetoon voor wielrenner Lucien Buysse werd op 27 september 2003 een sculptuur ingehuldigd. Het werd vervaardigd door de beeldhouwers José Mestdagh van Deinze en Walter De Dauw van het Gentse collectief Walter De Buck. Het bronzen beeld van Buysse lijkt weg te rijden uit een 6 000 kilogram zware blok graniet en herinnert aan de renner die, zoals Tourbaas Desgrange schreef „op ons de indruk maakte van een enorme blok graniet, waarop de vernietigende golven steeds opnieuw te pletter sloegen."
221
Sculptuur Flandrien Lucien Buysse in het dorpscentrum (foto Christa Campe) Zuivelfabriek St-Macharius (nr. 35) De stoommelkerij Sint-Macharius werd opgericht in 1919 op de plaats waar zich de windmolen bevond. Het is een geschilderd bakstenen melkerijgebouw. Een paneelopschrift boven de luifel verwijst naar de zuivelfabriek met later toegevoegde kaasfabriek en ernaast een ouder woonhuis. Geschilderd bakstenen melkerij gebouw. Voorpuntgevel met rondboogdeuren en venster met overluifeld perron, nis met een SintMachariusbeeldje in de geveltop. Het herenhuis ernaast is vermoedelijk het oude molenaarshuis uit de 19de eeuw met aangepaste gecementeerde voorgevel van vijf traveeën en twee bouwlagen onder mansardedak (leien, pannen) met œil-debœufs, geritmeerd door getoogde, omlijste vensters met art deco getinte bloemkorfpanelen op de borstwering, op de plint gesigneerd "Gbr. Defauw/ Thielt".
222
Alleenstaand pand (nr. 36-38)
Alleenstaand rechthoekig gebouw met voortuintje van vijf traveeën en één bouwlaag onder schilddak, daterend uit de 19de eeuw. Thans gesplitst in twee woningen. Achteraan bevond zich een vlasfabriekje, zoals er eveneens veel voorkwamen in het naburige Grammene en Gottem. Gecementeerde straatgevel en gewitte bakstenen zij- en achtergevels. Aan de rechterzij gevel is een poort aangebouwd met ijzeren hek naar achterliggende tuin en ingang van één der woningen. Bewaarde schouw met geschilderde schouwbalk met wandborden op de lijst en rustend op gemetste schoorstenen, bepleisterde plafonds. Voormalige onderwijzerswoning met aanpalende gemeenteschool (nr. 42-44) Thans kleuterschool, gelegen naast de kerk en op de hoek Tabakstraat, in 1964 ingericht als gemeentehuis. Nr. 44. Gebouwtje op T-vormige plattegrond met thans geschilderde bakstenen voorgevel van drie traveeën en één bouwlagen onder zadeldak (pannen), uit 19dc eeuw. Centraal uitspringend deurrisaliet3" met getoogde deur, hoger opgetrokken in een dakvenster met rondboogvenster en blinde cirkelvormige opening in geveltop. Zijtraveeën gevat in spaarvelden met aflijnende muizetand. Beluikte getoogde vensters met waterlijstje. Haakse achterbouw met ritmerende lisenen.3031 Rechts ervan, poort naar de speelplaats en afzonderlijk gebouw met klaslokalen met hoge ramen uitziend op de speelplaats en blinde achtergevel uitziend op de Tabakstraat. Den bak Aansluitend in de linksgelegen Tabakstraat staat een aangebouwd klein gebouwtje, gelegen in de hoek van de pastorietuin. Het is bekend als oude celgevangenis. Het bakstenen gebouwtje met twee celdeuren 30 Een gedeelte van een gevel of in dit geval deur dat over de hele hoogte naar voren uitspringt 31 Verticale, iets uit de muur springende stroken zonder voetstuk of bekroning. Ze hebben een decoratieve functie: door het gebruik van lisenen wordt een muur in vlakken verdeeld 223
uit de 19de eeuw werd naar verluidt gebruikt tot 1910. In "den bak’ zoals ze in de volksmond werd genoemd, werden dronkaards opgesloten om er hun roes uit te slapen. Later was het in gebruik als kolenhok.
Voormalig gevangenisgebouwtje in de Tabakstraat, met links een stukje van de vroegere gemeenteschool en rechts de tuin van de pastorie, (foto Christa Campe) Kloostergebouw van de zusters van St.-Vincentius van Deftinge (nr. 55) In 1905 stichtten de Zusters een lagere school in Wontergem, nu Basisschool Onze-Lieve-Vrouw, afdeling Wontergem. Het voormalige klooster werd pas in 1928 opgetrokken en is toch nog duidelijk neogotisch geïnspireerd, een bewijs dat deze stijl heel ingeburgerd was en zeer lang bleef doorleven in vooral katholieke middens. Het is opgevat als een dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen met decoratief uitgewerkte middenpartij. Kenmerkend zijn de verticaliserende Brugse traveeën in de lijstgevel met spitsboogvormige bovenvensters. Boven de spitsboogdeur zit een nisje waarin vroeger een Christusbeeld stond. Het klooster werd mooi gerestaureerd en maakt nu deel uit van het nieuwe schoolcomplex. 224
Oude dorpshuisies (nr. 57-59)
Twee 19dc eeuwse dorpshuizen op de hoek met Terdonckstraat, opgesteld volgens spiegelbeeldschema, van drie traveeën en twee bouwlagen onder één zadeldak. Gewitte bakstenen gevels met rechthoekige vensters, afwisselend blind op de bovenverdieping en met luiken op de begane grond. Rechthoekige deuren in geriemde omlijsting met oren. Stroomkesstraat Vroegere dorpswegel, vlakbij de ingang kerk en uitkomend op de Dentergemstraat, waar zich nog enkele kleinschalige oude dorpshuisjes bevinden. Tabakstraat De tabakstraat ontstond in de late middeleeuwen, toen de bevolking sterk begon te stijgen en er een aantal landhuisjes werden gebouwd. De pastorie werd geklasseerd in 2004. Pastorie (nr. 2) In 2009 werd de in 2004 geklasseerde pastorie van Wontergem verkocht aan particulieren. Eerder gebeurde dit ook al voor die van Meigem, Zeveren en Grammene. Het volledige domein in Wontergem is 2.925 m2 groot. Het gebouw dateert volgens een gevelsteentje dat boven de deur is ingewerkt uit 1895 en is een ontwerp van architect Gustave Hoste. Het gaat om een alleenstaand dubbelhuis met vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak. Er is een ommuurde tuin met ijzeren hek, vlakbij het kerkhof en de kerk. In de tuin, achter de pastorie, staan een stalletje en bakhuis gebouwd in 1904. Interieur met tot voor kort gelijkvloerse ontvangkamer versierd met muurschilderingen, o.m. afbeeldingen van de oude kerk en de pastorie, de nieuwe kerk, het kasteel van Ooidonk; in de salon en de eetkamer eveneens geschilderde wanddecoratie. Op de bovenverdieping een merkwaardig ijzeren buitenhekwerk, 225
aangebracht in 1902 door H. Bekaert, ter hoogte van de kamers van de pastoor. Boerenhuisjes (nr. 65) 19de Eeuwse boerenarbeidershuisje van één bouwlaag onder zadeldak, voortuin afgescheiden van de straat door gracht en haag afgesloten door ijzeren hek. Gewitte gevel op gepikte plint met rechthoekige vensters met luiken. In de hoek van het erf, over de straatgracht gelegen bakstenen kapel van H. Antonius, in geveltop gedateerd 1922, binnenin plaasteren heiligenbeeld op geschilderd houten altaar.
Désiré Vermeulen, een volkse figuur uit de Tabakstraat.
Houtbulkstraat Zijstraat van de Dentergemstraat. Begraafplaats De begraafplaats werd aangelegd als landschapspark met eenvoudige kruisen als grafmonumenten, een uniformiteit die uniek is in de streek. Het ontwerp van architect Quackelbeen werd in 1970 in gebruik genomen. Men treft er ondermeer de laatste rustplaats aan van wielrenner Lucien Buysse. 226
Hoeve (nr. 1)
Hoeve met losse bestanddelen uit de 19de eeuw, gelegen in de straatbocht aan de spoorweg. Schuin ingeplant woonhuis van één bouwlaag en vijf traveeën met aanleunend stalgedeelte van twee traveeën onder doorlopend zadeldak (pannen). Bakstenen lijstgevel met gecementeerde plint en aflijnend hoofdgestel met bakstenen muizetand. Vensters met afgeronde bovenhoeken, voorzien van strek, lekdrempels en luiken. Ten oosten woonhuis met ingeplante schuur met zijpuntgevel aan de straatzijde afgewerkt met vlechtingen. Hoeve Axelwalle (nr. 17) Naast de kerk en de pastorie, is de hoeve Axelwalle het merkwaardigste gebouw in Wontergem. Werd als "Dryhof' reeds vermeld op oude kaarten (cfr. kaarten van Ferraris en Vander Maelen). Oorspronkelijk omwalde hoeve met toegangspoort ten zuiden en met in de noordhoek een site met cirkelvormige gracht (cfr. kaart van 1759). Nog gedeeltelijk (ten zuiden) omwalde hoeve met grotendeels in 1850 vernieuwde en thans goed verzorgde gebouwen, gelegen in de straatbocht, met ijzeren toegangshekken ten westen naast de schuur en ten zuiden op de plaats van de oude toegang, in het verlengde van een veldweg. Ruim bakstenen woonhuis van negen traveeën en anderhalve bouwlagen onder zadeldak, vermoedelijk uit midden 19de eeuw. Verder twee bakstenen dienstgebouwen met stallen onder zadeldak. Ten westen gelegen stalgebouw met vier traveeën en het jaartal 1772 in de dakpannen. Grote bakstenen schuur met d.m.v. zwarte dakpannen vermelding "Axelwalle hoeve" Terdonckstraat Belangrijkste zijstraat van de Dentergemstraat Klein Terdonk (nr. 18) Hoeve met losstaande bestanddelen, gegroepeerd op ruim erf met middenin notelaar en pereboom. Een aardeweg leidt vanaf de straat naar het ijzeren toegangshek aan bakstenen pijlers met flankerende populier. 227
Ten noorden woonhuis van acht traveeën onder zadeldak naar verluidt voorheen d.m.v. muurankers gedateerd 1836 of 1838. De toegangsdeur van het woonhuis heeft een fraaie omlijsting in donkergrijze baksteentjes die mooi afsteken tegenover de rode baksteen van de gevel. Lijstgevel met thans gecementeerde plint en aflijnende kroonlijst. Rechthoekige vensters met vernieuwd houtwerk, deur gevat in nieuwe omlijsting. Ten oosten ruime grotendeels aangepaste schuur met centrale gebogen poort in licht vooruitspringend Rosalie. Rondom het erf verspreide bedrijfsgebouwen van latere datum en ten noord-westen bakhuis van het samengestelde type. Hoeve z.g. "Pedellen" (nr. 27) Ver achterin gelegen, voorheen omgrachte hoeve met toegangsweg vanuit de Dentergemstraat en Terdonckstraat. Ijzeren hek tussen vierkante gemetste pijlers boven een brug over de walgracht aan de noordzijde. Oud woonhuis (nu stal) van zeven traveeën onder zadeldak, opklimmend tot 18de eeuw. Nog gewitte gevels op gepikte plint met aangepaste muuropeningen en sporen van vlechtingen in één zijpuntgevel. Ten oosten huidig woonhuis van zeven traveeën onder zadeldak met klokkenstoel uit 19de eeuw. Bakstenen constructie met getoogde vensters onder waterlijstjes (gedeeltelijk verbouwd) en baksteenfries onder de gootlijst. Ten westen ruim bedrijfs-gebouw met stallen en ervoor liggende mestvaalt. Ten zuiden bakstenen dwarsschuur uit 19dc eeuw ter vervanging van de oudere schuur met vijf traveeën onder zadeldak (pannen), centraal getoogde inrijpoort. Lammekesstraat Hof Vanackere (nr. 3) We hebben nog even aandacht voor een mooie hoeve die wat van het centrum is afgelegen. Het gaat om het zgn. Hof Vanackere. De kenmerken zijn een zeer verzorgd bakstenen parement en grote rechthoekige ramen die volop licht binnenlaten in de achterliggende ruimtes. Het gebouw is gedateerd 1866. Heel decoratief is de klimmende basteenfries in de zijpuntgevels. En in het natuurgebied 228
Spoorwegbrug met Duitse namen Wandelaars in het natuurgebied treffen een spoorwegbrug aan met enkele Duitse namen op. Die hebben te maken met de Tweede Wereldoorlog. Na de 18-daagse veldtocht van mei 1940 en vooral de zware gevechten in de streek was de spoorlijn naar De Panne beschadigd en in ieder geval aan herstelling en versteviging toe. De spoorweg die in De Panne naar links afweek en verder langs de kust liep naar Duinkerken, was cruciaal voor de Duitse bezetter. Het was ongeveer de enige mogelijkheid om versterkingsmaterialen, munitie en bevoorrading aan te voeren. Na de val van Frankrijk dacht Hitler er bovendien aan om Engeland aan te vallen. Het zou er nooit van komen. Hitler verloor in de zomer van 1940 de luchtslag om Engeland. Nadien werd de Atlantikwall gebouwd, zodat de spoorlijn vitaal bleef voor de Duitse bezetter. Vanaf 1943 werd de spoorlijn overigens het mikpunt van geallieerde aanvallen. Zo werd op een bepaald ogenblik de naburige brug in Grammene vanuit de lucht bestookt en het stationskwartier in de as gelegd. Er vielen hierbij geen doden, omdat de meeste mensen aan het werk waren in het vlas. Er waren wel enkele gewonden, vooral huismoeders met kinderen. In ieder geval werd in Wontergem in 1940 een nieuw spoorwegbruggetje gebouwd door Duitse geniesoldaten. Een paar Wontergemnaars vertelden dat ze de werkzaamheden nog hebben gezien.
229
In mei 1940 bliezen Belgische militairen het spoorwegbruggetje op. Duitse geniesoldaten bouwden het terug op en kerfden er namen in. (foto Rik Desmedt). De inscriptie is wat eigenaardig en het zijn bijna zeker schuilnamen: Fritz Rode Bogen en Franz Brücke. De naamplaat werd ondertekend door F1PTM Plum. FIPTM is een afkorting van Hauptmann (kapitein). Verder wordt B.B. 83. B.B. verwijst naar Bau-Bataillon. Ook de schop en houweel verwijzen naar de eenheid van de genietroepen. De heemkundigen Romain De Bouver en Tony Vanhee van de Kunst en Geschiedkundige Kring van Deinze schuiven de hypothese naar voor dat de beide namen misschien een gesneuvelde Duitse soldaat verbergen, zijnde Franz Fritz Rode, mogelijk een werkman bij de eenheid. Zij benadrukken dat het niet ongebruikelijk is dat namen van Duitse gesneuvelden werden vermeld op een bruggetje. Met blijft wel bij een hypothese want een gesneuvelde Duitse soldaat met die naam is niet bekend. Knuppelpad Het knuppelpad kwam er op initiatief van Natuurpunt, in het bijzonder de conservators Rik Desmet en Xavier Coppens en met financiering van de stad Deinze. Het werd op zaterdag 29 augustus 2009 onder grote belangstelling ingehuldigd. Dit knuppelpad herstelt een verbinding die vroeger al bestond, (zie foto blz. 230) Dit pad over de Vondelbeek in Wontergem kruist het natuurreservaat 'vallei van de Zeverenbeek' en verbindt de dorpskernen van Wontergem en Grammene met elkaar. Het is nu bovendien mogelijk een wandeling te maken van enkele kilometers, die start en eindigt in het centrum van Wontergem.
4. Ecologie en natuur in de vallei van de Zeverenbeek Op het grondgebied van de stad Deinze, en in het bijzonder van de deelgemeenten Wontergem, en Zeveren, vormt de vallei van de Zeverenbeek een natuurgebied, dat ongeveer 200 ha omvat. Daarvan zijn 50 ha erkend natuurreservaat. Nu spreekt men over de Zeverenbeek, maar in verleden kreeg de beek verschillende benamingen. In een kaart van Charbonnelle van 1768 die zich in het 230
Rijksarchief van Gent bevindt, spreekt men over het ‘vaerdeken genoemt De Kaele’. In Wontergem zelf heeft men het over de Vondelbeek. De natuurvereniging Natuurpunt (voordien de Wielewaal) werkt al jarenlang in alle stilte om deze interessante natte en moeraszone intact te houden en steeds beter te beschermen. De aanpak bestaat erin om de voor de landbouw onbruikbare stukken grond en minder toegankelijke bosgebieden geleidelijk aan te verwerven.
231
Het Kmtppelpad over de Vondelbeek werd einde augustus 2009 officieel geopend en verbindt Wontergem met Grammene door het natuurgebeid heen. Anno 2010 is vijftig ha verworven in Zeveren, Vinkt en Wontergem. De ‘werkgroep Vallei van de Zeverenbeek’ hoopt met de steun van de overheid nog een stap verder te zetten, nl. het ruime publiek de kans geven om kennis te maken met het gebied, zonder echter de kwetsbare biotoop te verstoren. De Vallei van de Zeverenbeek is immers niet alleen een interessant natuurgebied, er zijn daarnaast heel wat interessante landschappelijke elementen, waardevolle gebouwen en cultureel-historische aspecten. Er is de jongste jaren al heel wat onderzoek naar de flora van het gebied. Zie hiervoor Coppens & Van De Voorde, 2002 en Biologische Waarderingskaart.32 Hieruit blijkt dat vrijwel alle natte graslanden in de beekvallei ‘historisch permanent' zijn. Historisch permanent grasland is een verzamelnaam voor biologisch waardevol tot zeer waardevol grasland. Deze graslanden zijn ontstaan door eeuwen extensief agrarisch gebruik en bezitten een rijke biodiversiteit. Voor dergelijke graslanden staat het wetenschappelijk onderzoek in zijn kinderschoenen, maar experten zijn het onder elkaar eens dat historisch permanente graslanden onvervangbaar rijk zijn aan soorten flora. Bij de evolutie van een doorsnee soortenarm hedendaags productiegrasland (minder dan tien soorten) naar een biologisch zeer waardevol permanent grasland (meer dan zestig soorten bvb.) zijn wellicht decennia (en soms eeuwen) tijd nodig én dan nog is het enkel mogelijk als de juiste omstandigheden er zijn en blijven. Maar in natte omstandigheden - zoals in Wontergem en Zeveren - kan het sneller gaan. Van bossen is al langer genoegzaam bekend (en aanvaard!) dat een hoge ouderdom tot meer soorten leidt, in de veronderstelling dat mogelijke calamiteiten niet te drastisch waren en soorten doorheen de 32 http://geo-vlaanderen.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/bwk/. 232
eeuwen wisten te overleven. Door de grote waarde van deze natte bossen (‘broekbossen’) genieten ze nu ook Europese bescherming. Elk jaar gaat er in het gebied een werkdag door waar jong en oud(er) werken aan het beheer, daarin bijgestaan door de terreinploeg van Natuurpunt.
Leden van de natuurverenigingen zetten zich in voor het beheer van het natuurreservaat (foto : Ann Doutreloigne). 233
Situering van het beekstelsel tussen Aarsele en Meigem/Deinze De Vondelbeek in Wontergem is een onderdeel van een ruimer beekstelsel met de Oude Maandelbeek - Goedbeek - Zeverenbeek Kaandelbeek - Rekkelinge met twee aftakkingen naar de Leie: de Mandelbeek van Gottem en de in Deinze de Oude Kaandelbeek. De Vondelbeek stroomt door Wontergem langs de waardevolle Vondelmeersen, gaat over in de Goedbeek en verandert aan de grens met Zeveren opnieuw van naam en wordt Zeverenbeek. Hier sluit de Maanbeek bij aan. In een vrij rechte lijn stroomt de beek verder door een smal bosgebied en kruist hierbij de Kauwestraat. Ze vormt een natuurlijke (voormalige) gemeentegrens tussen Zeveren en Deinze. De beek loopt door het bosgebied de Broeken (ca. 150 ha groot) en het weidegebied de Blekerij om tenslotte aan ‘Zeverenbuize’ de drukke Aaltersesteenweg te kruisen. De waterloop passeert het dorp Zeveren langs de zuidelijke kant, waar hij een vrij brede vallei vormt van ruim tweehonderd meter breed, tussen de Kouter van Deinze en de Kerkstraat in Zeveren. Vlak voordat het riviertje hierna de weg het Schave kruist, maakt het een scherpe bocht om dan in het Kanaal van Schipdonk terecht te komen. De vallei is dan al 300 meter breed. Aan de overkant van de vaart vertrekt de beek opnieuw als Kaandelbeek en vormt de vroegere grens tussen Bachte en Deinze om tenslotte als de Rekkelinge in de afgesloten Leiearm op de grens Bachte en Astene uit te monden. Opvallend is dat al deze beken eigenlijk te klein zijn in verhouding tot de vallei waar ze doorstromen. Naast de langgerekte hoger gelegen ‘kouters’ komen er ook enkele kleinere verhevenheden of ‘donken’ voor. In Wontergem is ter donk op de samenvloeiing Vondelbeek Mandelbeek daar al een elders geciteerd voorbeeld van. Menselijke activiteiten in en rond het valleigebied Eeuwenlang woonden en werkten er mensen in en rondom de valleien 234
van de Mandei en de Vondelbeek. Veeteelt Werd er op de wat drogere kouter aan akkerbouw gedaan, het vee graasde in de lager gelegen weiden en kon drinken aan de beek of de poelen. Dit was logisch want op de kouter was de bodemstructuur beter en droger, dankzij de afwatering in de richting van de beek. Het vee graasde eerst op woeste gronden en nadien probeerde men er meersen van te maken. Klassiek in Vlaanderen was dat het vee ’s avonds naar het dorps centrum werd gedreven waar het op een dries (doorgaans driehoekige ruimte) in het dorp werd verzameld. De dries werd afgezoomd door bomen en heggen. Hoe groter de dries hoe groter de veestapel. Het ging vermoedelijk om een vrij kleine veestapel, die doorgaans niet alleen uit koeien maar ook uit schapen bestond. Net als elders in de provincie ontstond en groeide het dorp rond deze dries, waar in de directe omgeving eveneens akkers in cultuur werden gebracht. Vanuit het dorp vertrokken verschillende voetwegels of zgn. kerkwegels. Zij verbonden de hoeven met elkaar. Vermoedelijk is de veeteelt echter niet heel belangrijk geweest in Wontergem. In 1765 was er 79 ha aan meersen, terwijl dat in 1860 was afgenomen tot 52 ha. Akkerbouw Reeds in de vroege middeleeuwen waren er talrijke pogingen om de toen nog woeste gronden op de kouters in cultuur te brengen. Niet alleen de lokale gemeenschap deed inspanningen. Vooral voor de grootgrondbezitters, zoals adel en abdijen, was er veel aan gelegen om de gronden vruchtbaar te maken. In ieder geval verwijzen tal van toponiemen die tot de vorige eeuw nog vaak werden gebruikt naar kouters. Het gaat om wijknamen en enkele hoevenamen die voorkomen op de Poppkaart: Plaetscauter, Kerkcauter, Mattencauter, Molencauter, Cappelcauter, Peerdshoofdcauter, Terdonckcauter. Een kouter is een wat hoger gelegen akkergebied, goed te draineren en 235
dus gemakkelijk te bewerken. Het werd doorgaans bewerkt door verschillende landbouwers. Er was één hoofdweg waarlangs elk zijn perceel kon bereiken. Door de bevolkingsgroei (zeker in de 16de eeuw) nam de druk om de akkerbouw uit te breiden toe. In 1765 bedroeg het akkerareaal 368 ha (op 509) en in 1860 was het opgelopen tot 415 ha. Wontergem kan dus worden beschouwd als een landbouwgemeente met vooral akkerbouw. Ho utverwerking In 1765 bedroeg het bosareaal nog 56 ha en in 1860 43 ha. In 1695 hadden trouwens vijf Wontergemnaars het beroep van houthakker. Een paar toponiemen verwijzen naar die aanwezigheid van bos. Zo heette de Dosweg in 1860 Boschweg. De huidige Groeneweg heette in 1821 Groenen Wegh, ook al een verwijzing naar bosgebied. Evolutie status gebied: van inkleuring op gewestplan als natuurgebied tot natuurreservaat met Europese bescherming De interesse voor de vallei van de Zeverenbeek is de laatste vijfentwintig jaar stelselmatig toegenomen, in eerste instantie bij een beperkte groep natuurliefhebbers, maar de laatste periode ook bij een breed publiek in de streek zelf. Hierna volgt een korte uitwijding over de status van het gebied. Bestemming als natuurgebied Een deel van het valleigebied van de Zeverenbeek werd in het oorspronkelijke Gewestplan al ingekleurd als natuurgebied. Bij een herziening van het Gewestplan Oudenaarde in 1999 werd de bestemming natuurgebied verder uitgebreid. Klassering Blekerij in Zeveren Vooral vanaf de jaren tachtig is men beginnen beseffen dat de zone in Zeveren een merkwaardig en belangrijk landschap vormt en werden de eerste inspanningen gedaan om het gebied te bewaren. Bij toeval werden immers in de jaren tachtig orchideeën ontdekt in
236
een weide aansluitend aan de Blekerij.33 Orchideeën gedijen in principe goed op moerassig gebied met veengrond. Het meersengebied De Blekerij werd in 1985 geklasseerd. De aandacht voor Wontergem kwam iets later. Aankopen grond Al in de jaren tachtig werd op initiatief van de toenmalige Wielewaal gestart met het aankopen van bossen en meersen. De eerste aankoop gebeurde in 1989. In 1999 werden de tien ha gebied die door de natuurvereniging werd aangekocht, erkend door het Vlaamse Gewest als natuurreservaat. Later gebeurden er twee uitbreidingen. Het beheer gebeurt nu door een beheerteam, daarbij wordt veel samengewerkt met landbouwers. Speciale beschermingszone (Habitatrichtlijn) In 2001 werd de hele vallei (inclusief Wontergem dus) aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Europese Habitatrichtlijn34. De Vallei van de Zeverenbeek is aangeduid als habitat binnen het gebied BE230005-10. Bossen en heiden van zandig Vlaanderen.Tegen eind 2010 moet Vlaanderen natuurdoelen hebben opgesteld voor elk van de 38 Habitatrichtlijnen.De natuurdoelen zijn opgesteld op basis van de Europese wetgeving Natura 2000-netwerk vormen. Landschapsatlas35 33 Geert Baudoncq, die toen in Zeveren woonde en actief was in natuurverenigingen, ontdekte begin jaren tachtig deze orchideeën. 34 De Habitatrichtlijn zijn richtlijnen van de Europese Unie waarin aangegeven wordt welke natuurgebieden (habitats) beschermd moeten worden door de lidstaten. De Habitatrichtlijn dateert uit 1992. Hierin staat de bescherming van natuurlijke en half-natuurlijke habitats centraal. In de bijlagen van de Habitatrichtlijn worden 500 plantensoorten, 200 diersoorten (geen vogels, omdat die al onder de vogelrichtlijn vallen) en 198 habitats genoemd. Ze worden bovendien verdeeld over verschillende biogeografische regio's en en in prioritaire en niet prioritaire soorten. Voor Habitatrichtlijn moeten Speciale beschermingszones (Habitatrichtlijngebieden) worden aangewezen. 237
Verder werd in 2001 de vallei opgenomen als ankerplaats in de Vlaamse landschapsatlas van de toenmalige afdeling Monumenten en Landschappen. Afbakening VEN 3536 De Vlaamse overheid heeft het plan opgevat om via het concept VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk) 125 000 ha natuurgebied af te bakenen. De Zeverenbeekvallei levert binnen dit netwerk 152,7 ha. Belangrijk is dat de overheid een extra bescherming biedt aan het netwerk en dat eigenaars en beheerders mogelijkheden en middelen zouden krijgen voor de instandhouding. Algemene analyse en omschrijving van het landschap Zeverenbeek ooit onderdeel van een parallelle waterloop van de Leie De beek vormde in de ijstijden een onderdeel van een verwilderd rivierstelsel zoals we dat nu ook nog kennen in Siberië. Daarbij lopen meerdere rivierarmen in een grote vallei. Men spreekt van de Vlaamse Vallei die ten noorden van Gent 50 km breed was. Deze vallei liep tussen Aarsele en Kruishouten! en was gedurende bepaalde perioden in de ijstijd tot meer dan 12 meter dieper dan nu! Binnen dit rivierstelsel was nu eens de Leie de belangrijkste tak, dan weer Vondelbeek-Zeverenbeek. Deze theorie is aannemelijk omdat • beide beddingen opmerkelijk gelijkvormig en gelijk-lopend zijn • dezelfde sedimenten afgezet zijn
35 De Vlaamse Landschapsatlas is een initiatief van de Vlaamse overheid en vormt een inventaris van waardevolle landschappen van Vlaanderen. Hij bestrijkt het volledige Vlaamse grondgebied met uitzondering van de stedelijke kernen en de dicht bebouwde agglomeraties. De landschapsatlas is een onmisbaar instrument bij de bescherming van landschappen. Te raadplegen op de webpagina’s ‘http://geovlaanderen.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/ven/’. 238
• de aanwezigheid van een landduin ten westen van de Vondelbeek doet vermoeden dat dit ontstaan is door opgewaaid zand vanuit de drooggevallen bedding • de afmetingen van de vallei niet stroken met die van de huidige beekjes • dergelijke situaties zich ook elders voordeden in de Leie- en Scheldevallei Op het einde van de laatste ijstijd was de tak VondelbeekZeverenbeek de belangrijkste. Met het begin van de nieuwe geologische periode, het Holoceen, werd de Leie echter weer de belangrijkste. Morgan De Dapper verklaart dit in Geschiedenis van Deinze, deel 3, door het feit dat de Leie als het ware de Zeverenbeek aftapte waardoor deze riviertak onbelangrijk werd in verhouding tot de brede dalbodem, evolueerde tot een moeras en verveende. De valleien van de Oude Mandelbeek, Vondelbeek, Zeverenbeek en de Oude Kaandelbeek vormen nu een uniek landschap. Vooral De Broeken in Zeveren bleven tot op vandaag relatief intact omdat het om een zeer drassig en zelfs moerassig gebied gaat dat eerder weinig bruikbaar is voor de landbouw. De hele vallei vormde en vormt trouwens een overstromingsgebied bij hevig regenweer. De hele streek had tot en met de 19de eeuw veel te lijden onder wateroverlast. Het graven van het Schipdonkkanaal in 1847-’48 in de vallei van de Kale tussen Deinze en Merendree was ondermeer bedoeld om de overstromingen een halt toe te roepen. Bodem en geologie De Zeverenbeek is nu een laaglandbeek en voert hoofdzakelijk neerslagwater en grondwater af. Het fossiele erosiedal ligt tussen twee zandruggen die door stromend water zijn gevormd (fluviatiel). Deze zandruggen maken overigens deel uit van het complex van zandruggen van Oostrozebeke-Zeveren. De opvulling van de vallei gebeurde vooral tijdens de laatste ijstijd (Weichsel) tussen 117 000 en 11 500 jaar geleden. Hierbij werden
239
door de werking van de wind dekzand en löss3738afgezet. De löss was afkomstig vanuit Scandinavië, de dekzanden waren van lokale afkomst en werden in rugvormige structuren afgezet. Deze zandige verhevenheven vormen nu de kouters. Ten zuidoosten van de Leie zijn de kouters zandig, in het noordwesten van de Leie bestaan ze eerder uit licht zandleem en lemig land. L an dscha v en re lie f
Het Leiedal vertoont tussen Sint-Baafs-Vijve en Deinze een opmerkelijke asymmetrie met in het westen een uitgesproken microreliëf. Kenmerkend is de opeenvolging van ruggen (tot 15 meter hoogte) en valleien met een vlakke bodem (8 meter). De Zeverenbeek ligt in een van die valleien tussen twee zandige ruggen. Op de zuidelijke rug is de weg Deinze-Tielt gelegen, op de noordelijke de Izegemstraat. Voorts wordt deze fossiele Leiebedding (noordelijk van het Afleidingskanaal van de Leie) gekenmerkt door een uitgesproken steilrand ten noorden van het dal en een lager talud ten zuiden van het dal. Plaatselijk komen nog bijzonder fraai ontwikkelde houtkanten en doornhagen voor op de steilrand. Zij markeren de abrupte overgang tussen de uiterst natte vallei en de drogere zandige of zandlemige akkers op de hogere kouters. Op de Ferrariskaart, daterend uit 1775, wordt de vallei van de Zeverenbeek door weilanden en meersen, gedeeltelijk met perceelsranden, gekenmerkt. Buiten het meersengebied ligt een meer gesloten landschap met perceelsranden en kleine percelen bos. De bebouwing is gelegen aan de rand van de meersen. Er zijn bewijzen dat er in de vallei ontveningen gebeurden’8 (zie De Groote et al., 2007). Op latere topografische kaarten, vanaf 1850, is de vallei bebost. De gebieden buiten de vallei bestaan voornamelijk uit akkers. 37 Löss is een door de wind aangevoerde afzetting die dateert uit het laatste gedeelte van de laatste ijstijd (het Weichsel-glaciaal). Destijds stond de Noordzee droog en dit vormt het brongebied van de löss. De korrelgrootte ligt tussen die van zand en klei in. 38 Veen is een grondsoort bestaande uit verkoolde plantensoorten. 240
De vallei van de Zeverenbeek is nu duidelijk door de beboste delen te herkennen. Deze vallei is als het ware een groen lint tussen de parallel gelegen hogere kouters. Het landschap in de vallei is een mozaïek met broekbos dat lokaal bijna permanent onder water staan, hier en daar met populierenteelt, en meersen. De hoeven en de bebouwing situeren zich aan de rand van de vallei. Hydrografie9 en hydrologie411 De vallei van de Zeverenbeek is tussen de cuesta394041 (helling) van Tielt en het zandig Leie- Schelde interfluvium gelegen. De beekvallei is opgevuld met zandlemig materiaal. De bedding van de Zeverenbeek is de laatste duizenden jaren gedeeltelijk verveend en wordt getypeerd door een uitgesproken kweldruk en een grondwatertafel die het jaar rond net onder tot boven het maaiveld staat. Bovendien is op enkele plaatsen van de vallei de eigenlijke hoofdbedding niet meer in het landschap te herkennen en stroomt de beek oppervlakkig doorheen grote delen van het broekbos gedurende ten minste het winterhalljaar. In het zomerhaltjaar voeren meerdere ondiepe sloten water af. Sinds 2003 wordt met een peilbuizennetwerk de hydrologie van de vallei opgevolgd. Dit gebeurt in een samenwerking tussen Natuurpunt, het Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek (PCM), het agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en het Instituut voor Natuur-en Bosonderzoek (INBO) (zie Vandevoorde, Coppens & De Becker, 2010). Uit deze studie blijkt ondermeer dat de bovenstroomse delen van de vallei kwel- of grondwater gevoed zijn, maar dat deze kwelinvloed stroomafwaarts afneemt. Zeverenbeek en Vondelbeek hebben een drainerend effect, een belangrijk gegeven voor de natuurrijkdom. Een peilverlaging zou immers een nefaste invloed 39 Deel van de aardrijkskunde, nl. leer van de zeeën, rivieren, meren enz. 40 Kennis van het vloeibare water in de aarde, betreffende van de stand en de stromingen van het grondwater en van de samenstelling. 41 Met cuesta wordt binnen de structurele geologie of aardkunde een asymmetrische berg of heuvel bedoeld; de helling naar de ene zijde toe is steiler dan de helling 180 graden daarop. Een cuesta ontstaat geomorfologisch doordat de gesteentelagen parallel aan de bedding anders eroderen dan die loodrecht daarop. 241
hebben op de kwetsbare vegetatie, ondermeer door de mineralisatie van het veen. Om de natuurwaarden binnen dit Natura 2000 gebied te verhogen dienen de gehaltes aan orthofosfaat in grond- en oppervlaktewater sterk te verminderen. Vermelden we nog dat het ANB in 2008 een staalname van de visstand in de Zeverenbeek uitvoerde met behulp van fuiken en elektrisch afvissen. In de Zeverenbeek bleken al meerdere soorten vissen voor te komen zoals paling en giebel en, in mindere mate, voorn en snoek. Bestudering van de Wontergemse Meersen Voor niet ingewijden kunnen we de 'Wontergemse Meersen' situeren in het uiterste westen van Oost- Vlaanderen op grondgebied van drie deelgemeenten van Deinze, nl. Grammene, Gottem maar vooral Wontergem. Men spreekt over de 'Wontergemse Meersen' maar eigenlijk bedoelt men het hele valleigebied rond de monding van de Vondelbeek in de Oude Mandelbeek. Met knotwilgen afgeboorde natte hooilanden De hoofdbrok wordt ingenomen door met knotwilgen afgeboorde natte wei- en hooilanden, die op de plekken waar ze het meest 'verwaarloosd' werden door de landbouw nog dotterbloem, pinksterbloem en echte koekoeksbloem herbergen. Andere opmerkelijke planten zijn poelruit, moeraskers, witte waterkers, moerasspirea, echte valeriaan, knoopbloemig moerasscherm, pijptoren watertorkruid, moeraswalstro en blauw glidkruid. De knotbomen zijn van groot belang voor holenbroeders. Het beheer van deze weilanden is gebaseerd op extensief gebruik en werd toevertrouwd aan naburige landbouwers. Veedrinkpoelen In verschillende van deze weilanden liggen veedrinkpoelen. Sommige zijn eeuwenoud andere werden nieuw gegraven tijdens de ruilverkavelingwerken. Een geschikte leefomgeving voor libellen, poel-en posthoornslak, stekelbaars en amfibieën, maar ook voor eendensoorten of doortrekkende steltlopers zoals witgatjes en 242
oeverlopers. In en rond de poelen groeien typische waterplanten en voelen rietgors, bosrietzanger en grasmus zich thuis. Soorten bomen De boomsoorten die we in de natste bosperceeltjes aantreffen, zijn vooral zwarte els, gladde iep, wilgensoorten en essen, stuk voor stuk gasten die wat liters water kunnen 'verzetten'. De ondergroei bestaat uit een voorjaarsvegetatie van onder meer slanke sleutelbloem en speenkruid. Terwijl de meeste hooilanden op de oostelijke oever liggen (Grammene) zijn de meeste bospercelen op Wontergems grondgebied te vinden, de Vondelbeek is hier dus de gemeentegrens. Waar het wat droger was, werd door de VLM heraangeplant met meidoorn, zomereik, hazelaar, gelderse roos, spork, rode kornoelje en lijsterbes. Een populierenaanplant werd recent gerooid en laat men spontaan verbossen. Een interessante nieuwkomer hier is de rode bekerzwam, een paddenstoel die zich in het voorjaar laat bewonderen. Drogere milieus zijn de spoorwegtalud, en de ontzande percelen. Op twee plaatsen aan de valleirand werd het landduin, tussen 1950 en 1970 ontgonnen. Op deze plaatsen werd nog zandblauwtje, brem, schermhavikskruid en schapenzuring gevonden en op de spoorwegberm kunnen we nog op zoek gaan naar klaprozen, vroegeling, wilde reseda, vergeet-mij-nietjes, ooievaarsbekken, sint-janskruid, knautia en jacobskruiskruid. Op de hoger gelegen kouters liggen vruchtbare akkers, waar regelmatig patrijs, veldleeuwerik, gele kwikstaart en graspieper kunnen waargenomen worden. Ruilverkaveling Wontergem en omgeving Verwar het woord 'ruilverkaveling' niet met het aansnijden van een resem bouwpercelen in een nieuwe woonwijk. Bij ruilverkaveling gaat het veel breder en wordt het ganse landschap in kaart gebracht. Niet alleen de landbouwgronden worden gegroepeerd en herverdeeld onder de eigenaars en de gebruikers ervan. Samen met deze hergroepering en letterlijke ruil van percelen worden ook landbouwwegen en het waterlopennetwerk verbeterd, wandelwegen aangelegd en de landschappelijke en ecologische elementen versterkt en beschermd. Het gaat dus om een globale inrichting van de verschillende structuren. In 1987 besliste de toenmalige bevoegde minister dat een ruilverkaveling in de streek rond Wontergem nuttig was. Het betrof 243
zo'n 1500 ha in en rond Wontergem, Gottem, Grammene, Dentergem en Aarsele. Op basis van heel wat studiegegevens werd in 1993 een structuurplan opgesteld. De daarop volgende jaren werden diverse 'kavelinrichtingswerken' uitgevoerd. Nieuwe aanpak Waar de VLM vroeger ruilverkavelingen louter organiseerde ter verhoging van de landbouwproductie, ging het nu om een ruilverkaveling nieuwe stijl, waarbij naast landbouw vooral aandacht geschonken werd aan recreatie, cultuurhistorische aspecten, natuur en milieu, waterzuivering en het behoud van archeologische sites. Zo werd bijvoorbeeld bij de exploitatie van de populierenbestanden het dode hout, zowel staand als liggend niet geruimd ten behoeve van de houtbewonende wriemelbeestjes, spechten en paddenstoelen. Eén droger perceel werd ongemoeid gelaten, daar kan zich een spontane natuurlijke vegetatie ontwikkelen. Een paradijs voor vlinders, kevers en zweefvliegen die zich te goed doen aan de uit de zaadbank spontaan opgeschoten vegetatie, en voor de bosrietzanger en libellen die er hun jachtgebied hebben. Enkele kleinschalige waterzuiverings installaties werden aangelegd om het afvalwater van afgelegen woonkernen te reinigen maar zijn niet functioneel meer. Het is wachten op een initiatief van stad Deinze. Ook lieten een paar landbouwers een rietveld aanleggen om het spoelwater van hun melkinstallaties te zuiveren. Over de hele oppervlakte van het ruilverkavelinggebied werden drie grote wandel- of fietsroutes uitgetekend. Veelal werden deze trage wegen voorzien van een brede haag of houtkant. Het geheel maakt ook deel uit van een belangrijke trekroute door het feit dat het zo gelijklopend is aan de nabijgelegen Leievallei die gevolgd wordt door veel trekvogels. Daarom ook is het niet alleen in de lente ter gelegenheid van een vroegmorgenwandeling het bezoeken waard. Wat gebeurde er zoal bij de ruilverkaveling • Om de wateroverlast in de dorpskom van Dentergem te vermijden, werd de Speibeek via de aanleg van trapvormige 244
• •
•
•
•
•
oevers verbreed. Riet en andere moerasplanten werden aangeplant. Ook in Wontergem zijn verschillende rietvelden aangelegd die moeten instaan voor de zuivering van het afvalwater. In het Kapittelbos werden bomen en struiken bijgeplant, de kaprijke populieren geveld en vervangen door inheemse bomen en struiken. Ook in de Vondelbeekvallei werden populieren gerooid, waardoor de natuurlijke ondergroei van els, wilg en es zich verder kan ontwikkelen. Op sommige plaatsen werden inheemse soorten zoals iep en els bijgeplant. De ontwatering werd hier bewust afgeremd, waardoor de wilde planten en dieren die sterk afhankelijk zijn van de waterrijkdom, terug een grotere overlevingskans krijgen. Landelijke wegen werden verbeterd of nieuw aangelegd. Waar het landbouwverkeer minder intensief is, koos men voor tweesporenbeton of steenslagwegen. Op die manier zijn deze wegen ook een aanwinst voor fietsers en wandelaars. Naast de aanplant en aanleg van diverse houtkanten, poelen en bosjes werden ook de landbouwers gestimuleerd om deel te nemen aan de erf-beplantingsactie, waardoor hun bedrijven beter ingepast zijn in het landschap. Verschillende kilometers sloten werden geruimd en over 5 km werd een nieuw profiel gegraven. Om een grotere waterberging mogelijk te maken, werd over 5 km gebruik gemaakt van verhoogde oevers en 'natuurtechnische profielen'. De steile valleiranden langs de Mandelbeek werden beplant om de erosie tegen te gaan. Voor de zachte recreatie werden meer dan zes km wandel- en fietspaden aangelegd. Meer dan 600 hoogstambomen en evenveel knotwilgen werden aangepland. De natuurgebieden de Vondelmeersen en de Kapittelstraat werden verrijkt met zwarte els, sporkehout, berk, hazelaar, es...
245
Beheersdoelstellingen natuurgebied Het beheerplan Natuurpunt beheer vzw voorziet een aantal doelstellingen. Op landschapsniveau . • Het actueel halfgesloten cultuurhistorisch landschapsrelict (cfr. ankerplaats) met zijn halfnatuurlijke gesloten broekbossen en overgangen naar de open beakkerde kouters. Voldoende en permanente aandacht voor geomorfologie en hydrografie, (land)bouwkundig erfgoed, nederzettingen en archeologie, elementen en patronen van landgebruik (verwijzing naar fiche Anker ID A40019): -landbouwwoningen (erfgoed), hoogstamboomgaarden; -kavelpatronen en ontginningen (19de eeuwse ontvening in moerputten, slotenpatroon van de Blekerij in Zeveren, singels en slotenpatroon van de broekbossen,...); -kleine landschapselementen, in het bijzonder als markering op de steilranden van de vallei. • Het beoogd gedeperceleerd halfnatuurlijk ecosysteem in een (kalkrijk) kwelgevoed beekdal op veen en klei. Via een gericht natuurbeheer wordt een natuurdoeltype uitgestippeld dat zich richt op de ontwikkeling van een matig dynamisch ecosysteem dat een groot aandeel heeft aan diverse (sub)types (uiterst) natte broekbossen, drogere en slechts sporadisch overstroomde valleibossen (voorjaarsbloeiers) met een groot aandeel aan enerzijds permanente hooilanden (o.a. Blekerij) en anderzijds in ruimte en tijd evoluerende ruigtevegetaties, interne en externe bosranden en kortgrazige open plekken: -de dynamiek gaat uit van (winterse) overstromingen en kleinschalige windworp; -abiotisch42sturende processen zijn ondermeer grond- en oppervlaktewaterstromingen, bodemsamenstelling en veensubstraat; -te introduceren biotische processen zijn (seizoens- of jaarrond) begrazing met runderen.
42 Niet-levend, zonder leven. 246
Op vegetatieniveau cn doelsoorten • Behoud en uitbreiding van abiotische biologisch bijzondere (broek- en vallei) bosecosystemen • Behoud en ontwikkeling van abiotisch en biologisch bijzondere graslanden, voedselrijke ruigten, zeggenvegetaties, rietland en open (stromend) water • Aandacht voor en beheer van bijzondere soorten • Aandacht voor inheemse, streekeigen en autochtone bomen en struiken In de vallei en op de flanken die de overgang vormen naar de open kouters komt autochtoon en streekeigen materiaal voor van enkele bomen en struiken. Er zal hiernaar in de toekomst voldoende aandacht gaan bij inventarisaties en desgewenst kunnen zaden of stekken worden geoogst door Natuurpunt vzw, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek of het Agentschap voor Natuur en Bos. Het bosareaal in de Leievallei en haar zijlopen tussen Kortrijk en Gent is dramatisch laag. Het beekdal van de Zeverenbeek herbergt een belangrijke genetische pool aan ondermeer broekbossoorten zoals grauwe abeel. De vallei heeft daarom een betekenisvolle rol als refugium en is een bron voor kolonisatie van soorten. Een optimale kennis van inheemse en regionaal karakteristieke soorten is nodig om bosuitbreiding in omliggende valleien weten schappelijk te onderbouwen (regionale beschrijvende fytosociologie43)
5. Het Gavermeers en Bulken wandel- en fietspad Wontergem - Dentergem Op initiatief van de Torenvalk, de Natuurpuntafdeling van Tielt, kwam een wandeling tot stand langs trage wegen in Wontergem en Dentergem. We geven de route beknopt weer. 1. Parkeer de wagen aan de kerk van Wontergem bij het beeld van Lucien Buysse. Ga rechts de kasseien van de 43 Samenleven van planten. 247
Dentergemstraat verder op tot je aan de spoorwegslagbomen kom. 2. Vlak voor de spoorweg voorbij huisnummer 19 ga je het doodlopende straatje + toegang enkel fietsers rechts in. De smalle weg daalt af naar de Vondelvallei.
Meer en meer verenigingen en groepen vinden de weg naar het natuurrreservaat Vallei Zeverenbeek en Vondelmeersen (foto Ann Doutreloigne). 3. Net voor het Vondelhof sla je links het betegeld pad op naar de Vondelmeersen. 4. 600 m verder gaat het pad over in een verharde landweg, en 200 m verder in een smalle asfaltweg. Links heb je verder mooi zicht op het groen van de Vondelmeersen. 5. Op het eind van de Vondellosweg ga je bij het kapelletje links de Terdonckstraat in. 6. 400 m verder sla je net voorbij het bord van de Mandelroute rechts een nieuw wandelpad met doorgroeitegels in. Links van het pad is een houtkant aangeplant maar wat verder krijg je toch zicht op de mooie meersen. 248
7. Na 800 m kom je op de Kapittelstraat die je steeds rechtdoor blijft volgen tot je rechts van jou een huizenrij voorbij loopt. Voorbij nr. 16 volg je de weg die rechts achter de huizen wegdraait. 8. Na 200 m neem je links het tegelpad richting Dentergem Centrum. 300 m verder - net voor je tussen de tuinen van twee woningen doorloopt - sla je links de kerkwegel op. 9. Je komt uit op de Gottemstraat in Dentergem. Ga hier rechtsop richting Dentergemcentrum. 10. Als je net voor de gebouwen van de brouwerijgroep Liefmans-Riva-Straffe Hendrik staat, is het even opletten. Sla op dit kruispunt links het Baljuwstraatje in, NIET de drukke Wontergemstraat. Iets verderop langs dit dorpssteegje sla je net voor huisnummer 4 het asfaltlaantje rechts in. 11. Deze smalle asfaltweg gaat wat verderop over in een tegelpad langs de Speibeek. Aan het Lammerbrugske ga je rechts langs dit landhuisje even de asfaltweg op. 50 m verder is het tegelpad terug. 12. Je komt uit op de Groeneweg aan het kapelleke OLV Van Salette. Ga hier linksop en volg deze weg tot je op de vrij drukke Statiestraat ( Dentergem-Aarsele) komt. Ga hier rechtsop richting Aarsele. Net voor het grensbord Aarsele sla je aan de rand van het Gaverbos het tegelpad rechts in. 13. Na 500 m sla je aan het bord 'uitgezonderd fietsers' een nieuw tegelpad rechtsaf. Volg dit zigzaggend pad 800m langs de Gavermeersen. 14. Éénmaal in de Dauwbeekstraat ga je rechts op. Na 200 m voorbij het knooppuntbord 81 neem je links de Kattesteertstraat. Na 300m trek je de treinroute over en ga je rechtsop het GR routepad 128 Deinze-Gent. 15. Na 200 m ga je links verder de Houtbulckstraat in. (Rechtdoor loopt de straat dood). Je blijft deze Houtbulckstraat volgen tot je anderhalve kilometer terug aan de treinroute komt waar je vertrokken bent. 249
Geraadpleegde bronnen Geschiedenis Jozef Boets, Guido Gezelle, volledig dichtwerk, Lannoo Uitgeverij, 1999 Romain De Bouver en Tony Vanhee, Het Wontergems bruggetje: een alternatieve verklaring voor het bord van 1940, Contactblad, Kunst en Geschiedkundige Kring, april-mei-juni 2010, nr. 2278, blz. 3975 Christa Campe,Diverse artikels in lokale editie van Kerk en Leven (2009-2010) Frans Debrabander, Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk, grond herziene en vermeerderde uitgave, uitg. L.J. Veen/Het taalfonds, Amsterdam/Antwerpen, 2003 Stefaan De Groote, Xavier Coppens, Rik Desmet, Vallei van de Zeverenbeek' in Zeveren en Deinze. Een ecologische, culturele en historische verkenning, het Land van Nevele, december 2007. Frans De Potter en Jan Broeckaert, Geschiedenis van Wontergem, reeks 1, deel 8, Gent, 1864-1870 John De Vlieger, De rots Lucien Buysse, De Eeclonaar, Eeklo, 2005 Luc Goeminne, Geschiedenis van de windmolens in Wontergem, Kunst en Geschiedkundige Kring, jaarboek 1979 Luc Goeminne en René De Clercq, Bevolking en grondbezit te Wontergem , Kunst en Geschiedkundige Kring, jaarboek 2008 Luc Goeminne en Maurice Vande Putte, De bevolking van Wontergem in 1695, Kunst en Geschiedkundige Kring, jaarboek 2007 André Heyerick, Uitgangborden in Wontergem, Kunst en Geschiedkundige Kring, jaarboek 2009 Frans Hollevoet e.a., Als straten gaan...praten, De Roede van Tielt, 2005 Paul Huys, Beeldhouwer Jean-Baptiste Martens (1828-1895), een vergeten kunstenaar uit Wontergem, Kunst en Geschiedkundige Kring, jaarboek 1998 Paul Huys, Wontergem omstreeks 1830, Contactblad, Kunst en Geschiedkundige Kring oktober 1999, nr. 1713, blz. 2565 Paul Huys, De “visitaties’ van mgr. Antonius Triest in Wontergem (1624-1652), Contactblad, Kunst en Geschiedkundige Kring, oktobernovember-december 2004, nr. 1959, blz. 3240 Noël Kerckhaert, Oude Oostvlaamse hoeven, Federatie voor toerisme in Oost-Vlaanderen, 2 dl. , Gent, 1977 en 1988 250
Noël KerckhaerfCWe Oostvlaamse herbergnamen, Fedaratie voor toerisme in Oost-Vlaanderen, Gent, tweede druk, 1980 Frans Neirinck, Wontergem, Parochieregisters 17h' en 18de eeuw, VVF, Gent, 1999 Walter Prevenier, Romain Van Eenoo, Erik Thoen, Geschiedenis van Deinze, deel III, stad Deinze i.s.m. KGK, 2007 Tony Vanhee, Oude toponiemen uit de Deinse Leiestreek, blz. 291 tot 334, Kunst en Geschiedkundige Kring, jaarboek, 1990 Julien Van Twembeke, Zevergem, een blik op zijn geschiedenis aan de hand van enkele plaatsnamen, Heemkring Scheldeveld, jaarboek 1993 Gebouwen en landschappen Maurits Bombeke, Geert Van Doorne e.a., Monumenten, merkwaardige gebouwen en landschappen stad Deinze, losbladige ringmap, werkgroep monumentenzorg, stad Deinze André Heyerick, Uithangborden in Wontergem, blz. 298-309, Kunst en Geschiedkundige Kring, jaarboek 2009 Kathleen Lanclus e.a.,Bouwen door de eeuwen heen, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Deel 12 n 3, Provincie OostVlaanderen, Arrondissement Gent, kantons Deinze-Nazareth, Ministerie van De Vlaamse Gemeenschap, Brepols, Turnhout, 1991 Website van het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed, http://inventaris.vioe.be/dibe/geheeF21376 Natuur Xavier Coppens, Wetenschappelijk onderzoek aan autochtone (genetica) bomen en struiken in de zeverenbeekvallei, Insituut voor Natuurbehoud, rapport, 2001 Xavier Coppens & Carlos D’haeseleer., Beheerplan van erkend natuurreservaat Zeverenbeekvallei, Insituut voor Natuurbehoud, rapport, 2002 Xavier Coppens & Bart Vandevoorde, Bosgemeenschappen in de broeken, Insituut voor Natuurbehoud, rapport, 2002 Xavier Coppens & Bart Vandevoorde, Een fytosociologische verkenning van het mesotroof Elzenbroekbos bij Kauwe in de vallei van de Zeverenbeek te Deinze, Insituut voor Natuur-behoud, rapport, november 2003 Monumenten en Landschappen, Zeverenbeekvallei in de Vlaamse 251
landschapsatlas (code A400 10) Ruimtelijke visie voor natuur, ruimte en bos, regio Leiestreek, Vlaamse Gemeenschap, maart 2006 Bart Vandevoorde, Xavier Coppens & Piet De Becker, (2009), Hydrologische en vegetatiekundige verkenning van de vallei van de Zeverenbeek (Deinze), Limoniet, jaargang 2, nr. 1/2, 39-53, 2009 Hans Van Steenbrugge, Wontergemse meersen, website Torenvalk, Tielt.
Wontergem, historisch en ecologisch (foto Christa Campe)
252
Namenlijst voorintekeningen Antwerpen (stad) ; Astère Allaert (Deinze) ; Christiaan Backelandt (Gavere) ; Beeusaert (Wontergem) (2 ex.) ; Koen Bilcke (Deinze) ; Inge Bonne (Wontergem) ; Jeroen Bossaer ; Willy Boulez (Astene) ; Bracke (Zulte) ; Bracke-Uytersprot (Petegem) ; Christa Campe (Wontergem) ; Dr. Capoen (leper) ; Cecile Claeys (Grammene) ; Eric Claus (Bachte-Maria-Leerne) ; David De Backer (Wontergem) ; Willy De Backer (Wontergem) ; Frans De Boever (Wontergem) ; Noël De Bondt (Wontergem) ; Decaluwé (Deinze) ; Eddie De Clercq (Wontergem) ; Johan Declercq (Wontergem) ; Frans De Craemer (Wontergem) ; Stefaan De Groote (Bachte-Maria-Leerne) (5 ex.) ; De Ketelaere (Aarsele) ; Wart De Keukelaere (Astene) ; Stijn Dejaegher (Wontergem) ; Daniël De Neve (Dentergem) ; Gaston De Neve (Wontergem) ; Wim De Neve (Wontergem) ; Marie-Louise Denewet (Zeveren) ; De Pester - De Cru ; Rik Desmet (Kruishouten!) ; Carine De Sutter (Wontergem) ; Geert De Sutter (Petegem) ; J. De Ruyck (Wontergem) ; Karei De Waele (Petegem) ; Patrick De Wever (Meulebeke) ; Eddy De Winter (Petegem) ; C. Dewitte (Grammene) ; Erik Dewulf (Wontergem) ; Etienne Dewulf (Vinkt) ; Joseph Dewulf (Wontergem) ; Dewulf(Wontergem) Gezinsbond (Wontergem) (10 ex.) ; Gordier (Wontergem) ; Koen Houthoofd (Bachte-Maria-Leerne) ; Roger Janssens (Deinze) ; Wwe Joos (Drongen) ; Jan Kindt (Bachte-Maria-Leerne) ; Bernice Lagaisse (Wontergem) ; Mariette Lievrouw (Wontergem) ; Carlos Lisabeth (Petegem) ; Gerald Louette (Petegem aan de Leie) ; Philippe Lootens (Wontergem) ; Greta Maes (Wontergem) ; Sylveer Maes (Wontergem) ; Meirhaeghe (Deinze) ; G. Moyaert (Aarsele) ; M. Moyaert (Wontergem) ; Noël Moyaert (Wontergem) ; Biasino Naessens (Petegem) ; Maria Naessens (Wontergem) ; Natuurpunt Deinze Plus (50 ex.) ; Eddy Saveyn ; Sierens (Wontergem) ; Frank Schelstraete (Wontergem) ; Jacobus Schelstraete (Astene) ; Marijke Schelstraete (Wontergem) ; Lore Schittecatte (Wontergem) ; Ronald Schouppe (Wontergem) ; Josué Strobbe (Petegem) ; G. Ranson (Dentergem) ; Herman Roelandts (Zeveren) ; Taverne Feestzaal De Klokke (Wontergem) (4 ex.) ; Germain Van Beversluys (Petegem) ; Van Cauwenberghe- Elaerts ; K. Van den Heede (Petegem) ; Michael en Mieke Van den Heede (Wontergem) ; Pierre Vander Haeghen (Deinze) ; Walter Vanderheeren (Wontergem) ; Vannieuwenhuyse ; Vansteenbrugge (Dentergem) ; Gilbert Vansteenkiste (Zeveren) ; Remi Vandevelde (Deinze) ; André 253
Vercaemer (Wontergem) ; Johan Vercamer (Wontergem) ;Vercruysse - Arnou 5petegem) ; Antoine Verhelle (Wontergem) ; Vlaamse Vereniging Familiekunde (Deinze) ; Dr. Werner Verhoeven (Wontergem) ; Ferdinand Verleysen ; Gilbert Verleysen (Wontergem) ; Vermeulen (Wontergem) ; Bart Vermeulen (Deinze) ; Jan Vermeulen (Astene) ; Wies Vermeulen (Wontergem) ; Wilfried Vermeulen (De Pinte) ; Vervynck - Du Ville (Zeveren) ; Roland Vullens (Wontergem) ; Warlop (Oeselgem)
Inhoud
blz.
Voorwoord Inleiding 1. Bijdrage tot de geschiedenis van Wontergem 2. Enkele bekende inwoners 3. Bouwkundig erfgoed en andere bezienswaardigheden 4. Flet natuurgebied Vallei van de Zeverenbeek in Wontergem 5. Het Gavermeers en Bulken wandel- en fietspad Wontergem - Dentergem Geraadpleegde bronnen Lijst voorintekenaars
254
163 164 165 213 220 230 247 251 253
Wij danken onze trouwe sponsors en Beschermende leden 2010 (30 euro): Frans Demarey, Herman Verkinderen, Eric Debusschere, Lucien De Brabandere, Robert Declerck, Albert Verleyen, Godfried Lannoo, Lionel De Clerck, Paul Doorns, Michiel Van Daele, Lucien Snauwaert, Dirk Herman, Frans Hollevoet, Jan Verhamme (allen uit Tielt) en Patrick Haesevoets (Diest), V.V.F. en Frans Demeyer (beiden uit Roeselare), Jan Herman (Gent), Paul Callens en Luc Lefevere (Pittem), Freddy Vandeputte (Izegem), Walter Verhelst (Leuven), Jean Verstraete (Ruiselede), Marc Naessens en Michel Cloet (beiden uit KesselLo), Willy Persyn (Wingene), Albert Jonnaert (Sint-GenesiusRode), Jan Neirinck (Brugge), Edelhart De Ruyck (Aalst) Steunende leden 2010 (40 euro en meer) : Hendrik Vanhoutte, Hugo Geiregat, Eddie Verbeke, Berenice Vanrenterghem, Julien Verbrugge, Luc Vanrenterghem en Rudi De Brabandere (allen uit Tielt), J. Vandewynckel (Brugge), Roger Clarysse (Pittem), Georges Vanhoutte (Meulebeke). Lijst afgesloten op 30 juni 2010 255
En als slot : Op zondag 6 juni 2010 werd in theaterMalpertuis, Tielt onze laatste uitgave voorgesteld : S ilv a n a v a n Thielt. Er waren ruim 130 luisteraars waarvan een vrij groot deel nadien in de gietende regen naar de kapel van het slotklooster der zusters passionistinnen, einde Blekerijstraat, trokken. Daar wordt immers het gebeente van de heilige Silvana, Romeinse maagd en martelares, bewaard en vereerd sinds 1925. Een mirakel was haar zelfs niet vreemd ! Wie wil hier niet meer over weten ?
Het boek is in A-5 formaat en telt 100 blz. en is te verkrijgen in het secretariaat (Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt) of bij de auteur : eddie.verbeke@pandora.be aan de prijs van tien euro, plus eventueel twee euro verzendingskosten. Dit werkje mag zeker niet ontbreken in uw “Roede-bibliotheek” !
256
U it v a a r t c e n t r u m
DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium Stationstraat 103 - 8700 TIELT Tel. 051 40 02 27 - Fax 051 40 56 27 Mandelvijver 25 • 8720 Wakken Tel. 056 61 53 02 • Fax 056 61 53 03 crea.druk@skynet.be
DRUK
www.papillio.be
BLONDEEL •
van ontwerp tot afgewerkt drukwerk
»
Uitgever seizoenmagazine Papillio
FIATielt
Met steun van de Vlaamse overheid
Stad op de hoogte
West-Vlaanderen Door mensen gedreven
Crea-Druk Blondeel, Wakken
’oebof-t
lootenhuEe 'R ateliny StraeteÀ
Jc/iuwerJ’
M weA
boerboom
/o&?|
Aeruv,
-k - T i i i K i ; jf\ 1 V-lAum nenv /
cranw/îdijh^ r4farkeq%en
(anrbrwjrqe
^Ifde.Abeele
I il ■•
\]$mtmenkoü&
/
WteL'àtrfe felqhem
den t%£ranbie\
et)eren
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 41ste jaargang,nr. 4 - oktober - november - december 2010 Afgiftekantoor
8700 Tieft
meibloem
3 2
^IR G E N T K uw appeltje i/oor de dorst Kasteelstraat 149 8700 TIELT
ATeKa bvba
Tanghe Kris
Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93
Rame 7
www.demeibloem.be
8700 TIELT Tel. 0 5 1 40 39 53
ELECTR0
Debusschere E.&L .,
ing. bvba
FISCALITEIT BOEKHOUDING KMO-ADVIES
Maertens Management & Co bvba Pittemsesteenweg 32 8700 TIELT Tel. 051 40 71 66 051 40 64 39 Fax 051 40 74 07 robert.maertens@mmconline.be www.mmc-maertens.be
PRIVAAT INDUSTRIE DOMOTICA Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 Gsm 0475 32 77 08 info @electro-debusschere.be
De Roede van Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt : Aarsele. Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem. Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele 4 l stejaargang, nummer 4, oktober - december 2010 wettelijk depot - BD 25413
Wij danken onze trouwe sponsors en Beschermende leden 2010 (30 euro): Frans Demarey, Herman Verkinderen, Eric Debusschere, Lucien De Brabandere, Robert Declerck, Albert Verleyen, Godfried Lannoo, Lionel De Clerck, Paul Doorns, Michiel Van Daele, Lucien Snauwaert, Dirk Herman, Frans Hollevoet, Jan Verhamme (allen uit Tielt) en Patrick Haesevoets (Diest), V.V.F. en Frans Demeyer (beiden uit Roeselare), Jan Herman (Gent), Paul Callens en Luc Lefevere (Pittem), Freddy Vandeputte (Izegem), Walter Verhelst (Leuven), Jean Verstraete (Ruiselede), Mare Naessens en Michel Cloet (beiden uit Kessel-Lo), Willy Persyn (Wingene), Albert Jonnaert (Sint-Genesius-Rode), Jan Neirinck (Brugge), Edelhart De Ruyck (Aalst), Sven Vermaete, Meulebeke.
Steunende leden 2010 (40 euro en meer): Hendrik Vanhoutte, Hugo Geiregat, Eddie Verbeke, Berenice Vanrenterghem, Julien Verbrugge, Luc Vanrenterghem en Rudi De Brabandere (allen uit Tielt), J. Vandewynckel (Brugge), Roger Clarysse (Pittem), Georges Vanhoutte (Meulebeke). Lijst afgesloten op 30 augustus 2010
De Roede van Tielt
Inhoud
Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van kringen voor Heemkunde
Rudi De Brabandere, Alexander Spierinc, soeverijn-baljuw van Vlaanderen, blz. 259-275. Eddie Verbeke, Een obiit voor baljuw Spierinck, blz. 276-278. Jan Vandermeulen, De wieg van chemische oorlog staat in Tielt, blz. 279-331. Chris Vynckier, Fritz Haber, topwetenschapper, blz. 332-339. Roger V. Verbeke, Pieter Meersseman, brancardieroorlogsdichter, blz. 340-352.
Erevoorzitter
Paul Vandepitte, voorzitter 19702000 Voorzitter
Berenice Vanrenterghem Wingensesteenweg 84, 8700 Tielt berenice_vanrenterghem@hotmail. com Ondervoorzitter
Juul Desmet Sanderusplein 1, 8720 Wakken iules.desmet@telenet.be Secretaris-penningmeester
Philippe De Gryse Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt tel. + fax = 051/40 18 38 Redactieraad
Jaak Billiet, Philippe De Gryse (verantwoordelijke uitgever), Juul Desmet (nieuwsbrief), Céline D’hulst, Ronny Ostyn, Berenice Vanrenterghem, Eddie Verbeke (redactiesecretaris), Geert Vermeulen
“De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. Lidgeld is 20 euro op 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, 8700 Tielt ; 30 euro voor steunende leden en 40 of meer voor beschermende leden. Bijdragen te bezorgen aan eddie.verbeke@pandora.be . Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud en de illustraties van zijn bijdrage. Deze mogen slechts overgenomen worden na uitdrukkelijke toelating van de redactie.
Website
http://www.go.to/rvt Bibliotheek en fototheek
Beernegemstraat 5, 8700 Tielt, open elke zaterdag van 10.00 tot 11.30 u, of na afspraak 051/40 18 38
Kaft
Detail van de kaart “District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63 986 zielen” circa 1825, verzameling Paul Vandepitte.
Cartotheek en archief
Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak : ronnv. ostvn@telenet. be
258
Rudi De Brabandere
Alexander Spierinc, soeverein-baljuw van Vlaanderen (+ 27 I I I 1403)
Voorwoord Voor de zitting die de officiële onthulling van het beeld van Alexander Spierinc op de Tieltse markt voorafging, werd door het Tieltse stadsbestuur aan Spierinc-kenner Rudi De Brabandere gevraagd om op 27 maart 2010 een power point voorstelling te presenteren aan de genodigden. Tegelijk bezorgde hij een basis tekst rond Alexander Spierinc, bestemd voor de toeristische brochure rond de 3 beelden van Jef Claerhout. Door zijn plotse ziekte kon Rudi tot zijn grote spijt deze onthulling niet meer bijwonen, maar gaf opdracht aan de voorzitter van de heemkundige kring om met zijn gegevens zijn plaats in te nemen. Enkele dagen nadien, op 31 maart 2010 is Rudi gestorven. Als ultiem eerbetoon en als postume dank aan Rudi, die voor de heemkundige kring jarenlang een waardevol en geëngageerd bestuurslid was, publiceren we hier piëteitsvol en dankbaar het laatste artikel van zijn hand. Berenice Vanrenterghem, voor de redactie. 259
Inleiding De legende ‘Hij komt van Kanegem en weet van niets’ is in de ruime omgeving van Tielt meer dan bekend. Iets minder bekend is ‘Alexander Spierinc’, de baljuw die de centrale rol speelt in deze legende. Het dorpje Kanegem komt eigenlijk maar zeer marginaal aan bod in de legende. De blauwe steen op het Tieltse marktplein, waar de baljuw volgens het verhaal neerviel tijdens het kaatsspel, is bij de meeste Tieltenaars nog minder of helemaal niet bekend. Het nieuwe beeld van Alexander Spierinc zal de figuur van de baljuw en deze steen nu zeker wat meer in het daglicht stellen. Een legende mag dan wel een verzinsel zijn, toch wordt ze steeds gekenmerkt door de aanwezigheid van een historische grond van waarheid. In dit geval is de figuur van de soevereinbaljuw Alexander Spierinc, één van de belangrijkste figuren die de stad Tielt ooit heeft gekend, het historische gegeven waarrond de legende is opgebouwd. Daarom volgt hierbij, na de levensloop van Alexander Spierinc, een woordje historische uitleg over de hoge functie die Alexander Spierinc bekleedde binnen het graafschap Vlaanderen. De legende: ‘Hij komt van Kanegem en weet van niets’ De legende verhaalt: bij het begin van de 15de eeuw werd op een morgen in Kanegem de pastoor vermoord aangetroffen. De inwoners van het dorp haastten zich voor hulp naar de Tieltse baljuw Alexander Spierinc, die qua hoge rechtspraak bevoegd was over hun dorp. Al vlug trof men net buiten de grens van Tielt-Binnen, zeg maar het vroegere stadscentrum, een slapende man aan. Hij had een bebloed mes op zak. Zonder nader onderzoek werd de man, Jan Vleminc was zijn naam, als schuldige voor de moord aangewezen. Hij bleef echter zijn onschuld volhouden en herhaalde alsmaar: “Ik kom van Kanegem, maar van die moord weet ik niets a f Alexander Spierinc bezorgde Vleminc een spoedproces en enkele dagen 260
later werd hij opgeknoopt op het Tieltse marktplein. Ook hier, onder het oog van de Tieltse burgers, hield hij zijn onschuld vol. Meer nog: hij riep de baljuw, voor zijn lichtzinnige uitspraak, binnen de week voor het oordeel van God. Welgeteld één week later nam baljuw Spierinc deel aan het kaatsspel op het Tieltse marktplein. Midden het spel viel de baljuw dood neer, waarbij alle omstaanders zich verschrikt de woorden van Jan Vleminc herinnerden. Dit was zowaar het oordeel van God! In sommige versies komt nog een klein vervolg op het verhaal: korte tijd na de dood van Spierinc mocht Tielt een nieuwe baljuw, Omaer van Crovelt, begroeten. Op het marktplein loste men enkele ereschoten. Doordat een kanonnetje ontplofte werd één van de toeschouwers dodelijk verwond. Vooraleer te sterven bekende hij nog dat hij de pastoor van Kanegem had vermoord en het bebloede mes in de zak van de slapende Vleminc had gestopt.
De blauwe steen, nu verplaatst naar de voet van het beeld, waar volgens de legende Alexander Spierinc plotseling neerviel bij het kaatsen. 261
De loopbaan van Alexander Spierinc Alexander Spierinc was een geboren Tieltenaar. Hij is er geboren, wellicht rond 1360, uit een welgestelde familie, als zoon van de Tieltse schepen (in 1355 en 1368) en ridder Jan Spierinc. De familie Spierinc was een tijdlang eigenaar van de belangrijke Tieltse heerlijkheid Willecomme. Bij zijn dood was Alexander Spierinc mede-erfgenaam (samen met de Alexianen) van een graanmolen op het Stockt en hij was ook eigenaar van renten op het Tieltse vleeshuis. Alexander Spierinc heeft zijn carrière niet in Tielt opgebouwd, maar hij vertrok naar Brugge, waar een lange loopbaan hem te wachten stond onder de Vlaamse graven en de Bourgondische hertogen die Vlaanderen bestuurden. Hij klom op tot de allerhoogste grafelijke ambtenaar in het graafschap Vlaanderen. Zoals voor velen van zijn collega’s werd het ook voor hem een rechtlijnig opgaande loopbaan. Als hoge ambtenaar doorkruiste Alexander Spierinc vaak het ganse graafschap Vlaanderen. Hij was thuis in de steden Brugge en Gent, waar de Raad van Vlaanderen resideerde, maar verbleef zeker ook geregeld in zijn geboortestad Tielt. De naam ‘Spierinc’ komt onder volgende schrijfwijzen voor in de Brugse Stadsrekeningen: Spierinc - Spiering - Spieringhe. In de Tieltse Stadsrekeningen vinden we: Spierinc(s) - Spiering(s) - Spieringhe - Spieringhs. Als voomaam/doopnaam werd voor Alexander meestal ‘Sander(s)’ gebruikt. In 1383 was in Brugge een ‘Gillis Spierinc’, broer van Alexander (?), schout van de Stad en in Tielt vinden we bij het begin van de jaren 1400 een zekere ‘Percheval Spieirinc’ als ‘clerc der stede’ o f ‘translatere (vertaler) in vlaemsche’.
262
> Tussen 1383 en 1386: aanvoerder van de Brugse stadsmilitie De eerste vermeldingen van Alexander (Sander) Spierinc zijn in Brugge te vinden als aanvoerder van een groep ruiters van de stadsmilitie. Deze stadsmilitie stond ten dienste van de schout en graaf. Misschien waren dit wel voor een stuk zijn sergeanten. Verschillende aanvoerders van deze ruiterij hadden de titel van ridder, voor Alexander Spierinc is hiervan niet direct iets terug te vinden. Uit deze periode is er wel een zegel bewaard met zijn wapen: ‘Ecu moucheté d ’hermines, au chevron chargé sur sa branche à dextre d ’une étoile à six rais et sur sa pointe et sa branche à sénestre de deux martinets; perché et timbré d ’un heaume couronné et taré de profil; et pour cimier, une moucheture d ’hermine de l ’écu entre deux cols et têtes d ’aigle adossées “sander.spierinc ” (schildveld bezaaid met hermelijn - keper met rechts een zespuntige ster, in het midden en links twee gierzwaluwen)
Het voorkomen van een martinet of gierzwaluw op het wapen verwijst naar de familienaam ‘Spierinc’. De naam is afkomstig van het Oudnederlandse woord: ‘spier spier inck spiervoghel - spierswalcke’ of in wetenschappelijke termen ‘apus cupselus, avicula ex genere hirundinum’ (uit het geslacht van de zwaluwen). 263
Het wapen zoals hierboven beschreven is op twee openbare plaatsen in het Tieltse stadsbeeld aanwezig: op de zuidgevel van de Hallentoren (links) en in een brandglasraam in de traphal van het stadhuis (rechts).
> Van 1 november 1387 tot 30 mei 1394: schout van Brugge Na een succesvolle militaire start stapt Alexander Spierinc als schout van Brugge de ambtenarij binnen. Hij treedt in die periode op samen met de Brugse baljuw Guillaume Slijp, die eerder ook schout was. Gillis Spierinc, misschien een broer van Alexander, volgt hem op als schout. Het schoutsambt en het prestige eraan verbonden was in de grote steden een functie vergelijkbaar met die van baljuw. In de stad Brugge fungeerde de schout als een soort onderbaljuw, directe ondergeschikte van de grafelijke baljuw. De schout beschikte over gerechtelijke, financiële en politionele bevoegdheden. De functie van schout in Brugge was een doorstroomfunctie naar hogere baljuwsambten in het graafschap. Zo promoveerden in de Bourgondische tijd naast Alexander Spierinc (1394) ook Maes de Sconevelt (1399) en Robert de Capples (1407) van Brugse schout tot Brugse baljuw. 264
Alexander Spierinc was in die tijd ondermeer betrokken bij de restauratie van het kasteel van Male, de residentie van graaf Lodewijk van Male: ‘ te helpen der refectie van de huse van Male’ Alexander Spierinc trad als raadgever/vertrouweling van de Vlaamse graaf of Bourgondische hertog meerdere malen op als commissaris bij de vernieuwing van de wet (schepenbank) of bij het nazien van de stadsrekeningen van de stad Brugge: ‘Commission donnée par Philippe le Hardi, à ses conseillers ... Sanders Spierinc écoutète de Bruges ... chargés de renouveler le magistrat de Bruges ’ en ‘Le duc commet six de ses conseillers Guillaume Slijp et Sanders Spierinc pour renouveler le magistrat de Bruges et vérifier le compte communal ’ Alexander Spierinc en Guillaume Slijp worden ook vermeld als schout en baljuw bij de in 1388 en 1393 gehouden processies ter ere van het Heilig Bloed. Daar stonden ze in voor de goede gang van zaken bij de grote menigte die toen reeds de ommegang bijwoonde: ‘L ’écoutète et le bailli étaient à cheval, superbements équipés et armés, et escortés de soldats’ en ‘Willem Slipen bailliu ende Sanders Spieringhe scoutheeten van dat sij ghewapent omme reden met menichten van lieden up den dach van den ommeganghe ’
> Van 1 juni 1394 tot 30 juni 1399: baljuw van Brugge en het Brugse Vrije. Het grafelijke baljuwsambt ontstond tegen het einde van de 12dc eeuw, als inperking van de uitgebreide macht gekoppeld aan het oudere burggravenambt of zelfs ter vervanging ervan. Het ambt van burggraaf werd eertijds in erfelijk leen gehouden en was dan ook afhankelijk van feodale rechten en inkomsten. Het nieuwe baljuwsambt was gekoppeld aan een vaste bezoldiging (Het Brugse Vrije: 240 pond per jaar - Oudburg van Gent: 160 pond - andere kasselrijen: 50 pond - Kortrijk Stad: 50 pond - Deinze Stad: 20 pond). 265
De baljuw werd aangesteld of ontslagen door de graaf. Daarmee werd de baljuw de directe territoriale vertegenwoordiger van de Vlaamse graaf. Hij had administratieve, gerechtelijke en politiek-militaire bevoegdheden, maar wel territoriaal beperkt tot de stad (Brugge bij voorbeeld) of later de kasselrij (het Brugse Vrije). De baljuw werd door de graaf geregeld overgeplaatst van de ene stad naar de andere om het ontstaan van plaatselijke banden en daarmee gepaard machtsmisbruik tegen te gaan. De eerste grafelijke baljuw kwam te Brugge in dienst in 1209.
> Van 18 februari 1402 tot 29 maart 1403: soevereinbaljuw van Vlaanderen Als opvolger van Jacques van Lichtervelde, heer van Assebroek en Koolskamp, derde met de titel soeverein-baljuw in Vlaanderen (12 januari 1400 en 9 januari 1401), die na verbanning door de Stad Gent op pelgrimstocht naar Jeruzalem vertrok, werd Alexander Spierinc ‘Supremus Flandriae Balivus’ of soeverein-baljuw van Vlaanderen. Dit was de hoogst geplaatste baljuw in het graafschap, een bekroning van een mooie carrière. Jacques van Lichtervelde werd achteraf in ere hersteld en terug als soeverein-baljuw aangesteld (1 oktober 1403 en 11 augustus 1404). Als soeverein-baljuw was Alexander Spierinc Raadsheer van Filips de Stoute, Hertog van Bourgondië en van zijn vrouw Margareta van Vlaanderen of van Male, dochter van graaf Lodewijk van Male. Alexander Spierinc bekleedde vroeger misschien reeds het ambt van hoogbaljuw van de Stad Tielt. Deze functie werd tijdens zijn soeverein-baljuwschap waargenomen door Omaer van Crovelt. Een zekere Jan van Crovelt, wellicht vader van Omaer, was eerder schepen van Tielt Als soeverein-baljuw stond Alexander Spierinc de Tieltse ontvanger ook bij om de stadsrekeningen af te sluiten en de schepenbank te vernieuwen. We vinden hem teug in de tweede 266
oudste stadsrekening van Tielt die bewaard is (van 23/12/1402 tot 4/2/1404): Dit is de rekeninghe Wouter van Bevervoud ontfangher van der stede van Thielt ... int jaer m.iiif ende twee den xxiif'1dach in december ghehoort ende gherekent int selve iaer den andren dach in lauwmaent in presentie van Sander Spierincs souvrein bailliu van Vlaendren ende Omare van Croveld bailliu van Thielt’ en ‘Item betaelt Sander Spierincs souvrein bailliu van Vlaendren als commissaris ghestelt van mijn gheduchts heeren weghe ten laetsten dat hi scepenen vernieuwde van ij daghen ’
De dood van Alexander Spierinc Alexander Spierinc overleed in functie op 29 maart 1403, zoals vermeld in de legende, tijdens het kaatsspel op het marktplein van Tielt. In de Tieltse stadsrekeningen van 1403 staat kort daarna meerdere malen vermeld: ‘Sanders Spierinc, dien god ghedinke ’ ‘van de verstervenesse Sanders Spierincs ’ ‘tgoet daer Alexander Spierinc ute verstaerf’ ‘Sanders Spierinc diens ziele met Gode ’ Rond dit plotselinge overlijden van deze belangrijke man groeide de mythevorming in de vorm van een legende. Hierin kreeg zijn dood een bovennatuurlijk tintje. De eerste schriftelijke aanzet hiertoe werd reeds in 1550 gegeven door Jacques de Meyere in zijn ‘Annales Flandriae’: ‘Comme le souverain-bailli avait décapiter certain injustement, à ce qu 'affirmait le prévenu celui-ci le cita dans les huit jours devant le tribunal de Dieu. Huit jours après, comme Spierinc s'amusait à jouer à la balle à Thielt, ou il résidait, cite devant le trône de Dieu par cet accusé endéans les huit jours. Or c ’est aujourd’hui le huitième jour, et vous me voyez bien vivant. A peine eut-il dit ces paroles, qu’un mal atroce le frappe, et il mourut avant la fin de ce huitième jour. Ce fait parut si merveilleux et si stupéfiant que de mon temps (1550) le souvenir en est resté vivace à Thielt ’ 267
In 1764 noteerde Daniel Montanus uit Gent in zijn ‘Almanach ofte oprechten Nederlantschen hemel-meter voor het SchrikkelJaer ons Heeren Jesu-Christi M.DCC.LXIV’ het overlijden van Alexander Spierinc. Montanus verwijst in zijn tekst naar Meyerus (Jacques de Meyere). den achtsten dag spelende tot Thielt met den Bal, ziet, zegt hy, ic ben van den Plichtigen Ingedaegt, en men ziet my heel gezont, nauwelyks was ’t woord uyt den mond, hy viel in een swaere ziekte, en stierf eer den dag was ge-eyndigt In de ‘Cronycke van den lande ende Graefscepe van Vlaenderen - deel III - van de jaeren 1405 tot 1492’ van Nicolaes Despars (Brugge 1839) zijn voor het jaar 1403 twee feiten opgenomen: het verschijnen van een staartster en de dood van Alexander Spierinc: ‘Up den X X Ifn dach van maerte daer naer volghende, dede Alexander Spierinck, fs dans, die souvereyn van Vlaenderen, eenen persoon omthoofden, die welcke hem (ter preuve van zijnden onschult), ten VIIde" daghe, voor toordeel Gods dachvaerde, maer hy en slouchs gheen ghade, dan dat hy ten daghe dienende al caedsende te Thielt (daer hy woonde) jeghens zyne compaegnons zeide: ‘die bouve, die ic laest omthalsde, daghvaerde my hedent voor den upperste jugie, maer voorwaer hy en hadts gheen last vallende met dien in een qualicte daer hy noch voor den avende of sto rf... ’ Alexander Spierinc werd naast zijn vader Jan begraven in een praalgraaf in het koor van de Sint Pieterskerk te Tielt. Het graf werd tijdens de bezetting door Franse legers in 1645 bij de brand van de kerk vernield. Gelukkig is het grafschrift, opgeschreven in de 16de eeuw door Gaillard, bewaard gebleven: ‘hic jacet joes Spierinck, qui obiit anno Dni 1376, 13 kalend novembris ’ en ‘Alexander Spierinc, souverain bailliu van Vlaenderen, ende bailliu vande stadt van Brugghe ende Brughsche Vrije, obiit 1402 (!), den 29 maerte’.
268
Ook Sanderus vermeldt in zijn ‘Flandria Illustrata’: ‘sunt in ecclesia sepulturae clarorum aliquot hominum Joannis Spirinc &filii ejus Alexandri ’ Alexander Spierinc werd als soeverein-baljuw vervangen door Mer Montfraut van Eessene tot Jacques van Lichtervelde terug was uit Jeruzalem om zijn vroegere functie terug op te nemen. De legende is gedurende eeuwen overgeleverd als vingerwijzing tegen een te lichtzinnig geveld oordeel. Ze wordt meestal aan het dorp Kanegem verbonden met de baljuw aanwezig op de achtergrond. Maar eigenlijk ligt de baljuw volledig aan de basis van het verhaal en is het voorkomen van het dorpje Kanegem maar een toevallige bijzaak.
Het ambt van soeverein-baljuw Het ambt van soeverein-baljuw werd op 27 juni 1372 in het leven geroepen door graaf Lodewijk van Male. Het werd een volwaardige functie als centraal ambtenaar vanaf 17 november 1374. De functie was een aanvulling op het reeds bestaande net van grafelijke baljuws en gaf bevoegdheid in zaken die aan de gewone baljuws ontsnapten. Het had als eerste doel een einde te stellen aan de heersende openbare wanorde en aan de straffeloosheid van rondtrekkende delinquenten en benden. De bijhorende bevoegdheid oversteeg het lokale gezag zodat ook deze misdrijven nu konden worden vervolgd. Daarnaast kaderde de nieuwe functie in de toenemende specialisatie- en centralisatiepolitiek van de Vlaamse graven, later de Bourgondische hertogen, vooral als tegengewicht tegen de sterker wordende particularisatie van de Vlaamse steden (Gent - Brugge - leper). De eerste functionaris was Goswin de Wilde (27 juni 1372), voorheen in functie als ontvanger-generaal van Vlaanderen en baljuw van Veume. 269
Oorspronkelijk was de soeverein-baljuw oppermachtig, hij was alleen verantwoording verschuldigd tegenover de graaf. Na het oprichten van de Raad van Vlaanderen in 1386 werd door deze instantie toezicht gehouden op het optreden van de baljuws om eventueel machtsmisbruik tegen te gaan. Het nieuwe ambt onttrok in feite het juridische gedeelte uit de functie van de ontvanger-generaal. Deze ontvanger had op het eind van de 13de eeuw rechterlijke bevoegdheid gekregen bij geschillen over financiële aangelegenheden met hogere baljuws. Tijdens de 14de eeuw verkreeg de ontvanger zelfs medezeggenschap en advies bij het aanstellen of ontslaan van justitieofficieren. Vanaf 1372 neemt de soeverein-baljuw van Vlaanderen de gerechtelijke bevoegdheden van de ontvanger over en reeds vanaf 1374 stelt de soeverein-baljuw zijn eigen rekeningen op, waarmee de samenwerking met de ontvanger volledig wordt beëindigd. De rekeningen van de soevereinbaljuw werden ter controle neergelegd in de Rekenkamer van Rijsel. Het ambt werd gedurende drie en een halve eeuw ingevuld. De laatste rekening werd door de soeverein-baljuw neergelegd in 1733. Men zegt wel eens dat tegen de 17dc eeuw de staatsvorming het haalde van het ambt van soeverein-baljuw. Daar Vlaanderen meer en meer werd opgenomen in een groter landengeheel nam de centralisatie van het bestuur nog meer toe en veranderden de taken van de functionaris of gingen bepaalde bevoegdheden verloren. Daarnaast werden de eisen tegenover de soeverein-baljuw hoger, bij voorbeeld de vraag naar universitair-juridische scholing. Hierdoor daalde vooral bij de hogere adel de interesse in het ambt. Verschillende redenen waardoor de soeverein-baljuws soms zelf hun ambt wat verwaarloosden en meer aandacht gingen besteden aan diverse cumulfuncties.
270
De taken van soeverein-baljuw In de beginperiode oefende de functionaris het vorstelijk genaderecht uit. Daardoor kon hij straffen wissen of kon hij de strafmaat aanpassen. Populair was het opheffen van verbanningen. Ook het geven van vrijgeleidebrieven behoorde tot de bevoegdheid. Voor zware straffen als moord, verkrachting en brandstichting bleef wel de toestemming van de vorst of van de Raad van Vlaanderen (het hoogste beroepshof, de centrale hertogelijke rechtbank) vereist. Daarnaast oefende de soeverein-baljuw toezicht uit over de activiteiten van de gewone, lagere baljuws. Hij kon baanstropers, struikrovers of vagebonden oppakken, samenzweerders en oproerlingen berechten. Dit werd hem niet steeds in dank afgenomen en lokte geregeld conflicten met deze lokale baljuws of hun steden uit. Als derde ontving de soeverein-baljuw ook opdrachten van het Hoger Gerechtshof, de Audiëntie van de graaf of later (1386) de Raad van Vlaanderen, waarbinnen hij zelf functioneerde als een soort Openbaar Ministerie. Deze taken konden onder andere het instellen en onderzoeken van minnelijke schikkingen inhouden. Tenslotte kreeg hij van de graaf / hertog zelf nog extra, sporadische opdrachten, die los stonden van zijn originele opdracht. Dit konden zowel militaire opdrachten zijn, zoals het aanvoeren van troepen of controleren van versterkingen of van de veiligheid van de steden, of diplomatieke of administratieve opdrachten, zoals de controle van stadsrekeningen. Vooral deze laatste functie was tekenend voor het grote vertrouwen dat de graaf of hertog in zijn ambtenaar stelde. De soeverein-baljuw was dan ook steeds een vertrouwensfiguur van de vorst met een titel van Raadsheer of Kamerling en hij zetelde in de Grafelijke of Hertogelijke Raad. Als keerzijde van de medaille gaf dit uitgebreide takenpakket en vertrouwen de kans tot het ontstaan van een te almachtig optreden, wat soms leidde tot wantoestanden als afpersing en machtsmisbruik. 271
De soeverein-baljuw was binnen zijn functie zowel vervolgingsambtenaar als rechter tegelijk. Dit was zeker een buitenbeentje in het Vlaamse gerechtelijk systeem. Als middelen beschikte hij over het recht op confiscatie van goederen en over het recht tot aanhouding. De Sanctiebevoegdheid strekte over het ganse grondgebied van Vlaanderen: zowel Vlaanderen zelf (Vlaanderen Flamingant), als Waals-Vlaanderen (de kasselrijen Rijsel/Lille Dowaai/Douai - Oorsche/Orchies of Vlaanderen Wallingant), als de stad Antwerpen en de heerlijkheid Mechelen (sinds 1356 door Vlaanderen ingenomen). In het hertogdom Brabant bestond een gelijklopende functie onder de titel ‘Drossaard van Brabant’. Het overstijgen van de lokale bevoegdheid leidde geregeld tot verregaande conflicten, daar de lokale magistraten de soevereinbaljuw als een indringer beschouwden bij de lokale aangelegenheden. De inwoners van een heerlijkheid of stad stonden normaal terecht voor hun lokale schepenbanken. Ook de Raad van Vlaanderen kwam soms in conflict met de soevereinbaljuw ten gevolge van zijn uitgebreide bevoegdheid. Uit hoofde van zijn functie was de soeverein-baljuw een rondtrekkend ambtenaar. Hij had geen vaste residentie.
De keuze en benoeming van de soeverein-baljuw Over de gevolgde benoemingsprocedure is heel weinig geweten. Er werd zeker advies ingewonnen bij de Raad van Vlaanderen, maar het uiteindelijke zeggenschap rond de benoeming lag bij de graaf. Vanuit de lijst van de bekende soeverein-baljuws kan een vaag profiel voor de kandidaten worden opgemaakt. Ze waren veelal afkomstig uit oude adellijke geslachten, meestal kleine landadel, soms van hoge adel, alhoewel sommigen nog tijdens hun functie werden geadeld. Ze behoorden tot een zeer welgesteld milieu, 272
stedelijk patriciaat, waarbij hun voorouders meestal lokale ambten of zelfs vorstelijke diensten uitoefenden. De verdiensten van de familie of voorouders speelden wellicht mee bij de benoeming. Maar vooral hun eigen vroegere geleverde diensten waren bepalend. De meesten vervulden voorheen functies in de entourage van de graaf of vervulden reeds grafelijke baljuwfuncties binnen de grote steden. Enige financiële slagkracht was wel nodig bij de kandidaat of zijn familie, daar het ambt soms werd afgekocht. Universitaire, juridische vorming was, zeker in de beginperiode, niet noodzakelijk. Een militaire voorgeschiedenis was daarentegen veel voorkomend. Voor velen was de functie van soeverein-baljuw het einde van een carrièreopbouw, na een lokaal of zelfs vorstelijk justitieel, bestuurlijk, diplomatiek of militair verleden. De functie werd vaak gecumuleerd met lokale of regionale functies.
De vergoeding van de soeverein-baljuw De betaling van de soeverein-baljuw gebeurde in principe om de vier maand, telkens voor één derde van zijn wedde, die 600 pond per jaar bedroeg, aangevuld met toevallige inkomsten. De soeverein-baljuw hield er op eigen kosten assistenten of uitvoeringsagenten op na: de luitenanten en sergeanten (sergeants à cheval, vanghers, prendeurs, arresteurs of sheeren / scoutetens cnapen - faisaient des arrestations comme le bailli et l’écoutète). Deze hielpen de orde te handhaven, spoorden misdrijven op, verrichtten aanhoudingen en voerden vonnissen uit. Ook veel onkosten, zoals verplaatsingen waren voor zijn eigen rekening. Eén maal per jaar legde hij zijn rekening voor bij de Raad van Vlaanderen.
273
Bibliografie en bronnen Rudi De Brabandere, Alexander Spierinc, soeverein-baljuw van Vlaanderen (+1403) - De Roede van Tielt - 2003 (1) - p 3-32 Klaas van Gelder, Tussen veel vuren - 1500-1733 - Het soeverein-baljuwschap van Vlaanderen in de vroegmoderne tijd, 2007, AGA Heule (Bib Brugge - 52-168)(391.4) J. Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt in Vlaanderen in de Boergondische periode, 1967 J.J.E. Proost, Recherches historiques sur le souverain bailliage de Flandre, 1876 Boone Marc, Soeverein-baljuw van Vlaanderen (1372-1733) in Prevenier Walter en Augustijn Beatrijs - De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795 - 1997, Brussel, Algemeen Rijksarchief Buntinx Willy, Audiëntie van de graven van Vlaanderen (13301409), in idem Buntinx Willy, Soeverein-baljuw van Vlaanderen, 1988, Brussel, Algemeen Rijksarchief // Rijksarchief Gent inventarissen nr 29 M.Boone, De soeverein baljuw van Vlaanderen, Breekijzer in het conflict tussen stedelijk particularisme en de Bourgondische centralisatie - Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis, 1989 (1-2) - p 57-78 Inventaire des Archives de la Ville de Bruges - Inventaire des Chartes par L.Gilliodts,Van Severen - Bruges - 1897-1882, Edw.Galliard
Historische bronnen De Roede van Tielt - Stadsrekeningen Tielt - 1394-1500 - Deel I - Claude Moors - Tielt 2009 ARA 38314 - rekening 4/10/1394 - 31/03/1395 (paasstijl) of 1396 (1-januaristijl) - ARA 38315 - rekening 23/12/1402 4/2/1403 (paasstijl) of 1404 (1-januaristijl)
274
Baljuw Alexander Spierinck, beeld van Jef Claerhout, door Stad Tielt besteld en op 27 maart 2010 onthuld onder ruime belangstelling. Auteur : Rudi De Brabandere (+)
275
Eddie Verbeke
Een obiit voor baljuw Spierinck Bij het onthullen van het beeld van Spierinck op de Markt van Tielt, hoorde ook een gedenkplaat die herinnert aan de begraaf plaats van Spierinck in de Sint-Pieterskerk. Deze plaat werd aangebracht onderaan de pilaar rechts in het koor. Volgende korte bijdrage kan aanzien worden als een appendix bij het artikel van Rudi De Brabandere over baljuw Alexander Spierinck. Een obiit (van het Latijn ‘hij of zij is gestorven’) wordt in het Nederlands ook een rouwbord genoemd. Dit is een zwartgeverfd ruitvormig houten bord met naam, titel en wapenschild van een prominente overledene met vermelding van geboorte- en sterfdatum. Toen men niet meer in de kerken mocht begraven, werd hun graf symbolisch hierdoor vervangen. Niet iedereen kon zich dit recht toe-eigenen : enkel de hogere geestelijkheid, de adel en (echt) milde schenkers verwierven dat privilege. De gedenkplaat aan het graf van baljuw Spierinck is natuurlijk geen echte obiit, maar het ruitvormige model en de plaats verwijzen hier wel naar. Beeldhouwer Jef Claerhout, die de plaat in 2010 maakte, inspireerde zich hierop. Het wapenschild werd vervangen door een Grieks kruis waarin de jezus-vis (van het Grieks ichthus, symbool voor Jezus Christus). Tevens zit er een toevallig woordenspel in : een spiering (osmerus eperlanus) is ook een vis alhoewel de naam Spierinck van spiere komt, een soort gierzwaluw die we in zijn echt wapenschild terug vinden. Alexander Spierinck (ca. 1360 - 29 maart 1403) is misschien wel een van de meest invloedrijke notabelen die Tielt ooit gekend heeft. Als baljuw werd hij rechtstreeks aangesteld door de graaf van Vlaanderen en had hij administratieve, 276
gerechtelijke, politieke en militaire bevoegdheden. In maart 1403 liet hij al te haastig een dronkaard opknopen, onrechtmatig verdacht van de moord op de pastoor van Kanegem. De man was stomdronken en kon als zijn verdediging enkel zeggen : ‘Ik kom van Kanegem en ik weet van niets ’. Voor zijn opknoping sprak hij nog een vloek, een godsoordeel, uit over de baljuw : binnen de week zult ge hier op Markt doodvallen. Wat ge beurde. Spierinck werd begraven in de Sint-Pieterskerk, ten zuiden van het hoogkoor, naast zijn vader Johannes Spierinck. In 1650 werd de kerk echter volledig vernield en de graven niet hersteld. Hij heeft moeten wachten tot 2010 om eeuwige rust te vinden.
a£NO£ s B® » A IU IU V A K
HS§F #403*
In den ommeganck vanden choor licht twee sepulturen verheven int harnas ; waeraf d’eerste int’latine : Hic jacet Joannes Spierinck, qui obiit anno Dni 1376, 13 kalend. Novembris. Neffens de voorseijde sépulture licht, in’ harnas Alexander Spierinck, souverain bailliu van Vlaenderen ende bailliu vande stadt van Brugghe ende Brugsche Vrije ; obiit 1402, den 29 maerte. Nota dat hij hadde doen dooden , in zijnen tijt dat hij 277
souverain was, meer dan vijf duusent persoonen ; ende hij was van den laetsten persoon ghedachvaert voor ‘taenschijn Godts op den derden daeghe (andere zegghen den achtsten). En ’t gebeurde dat Alexander op den derden dagh, met den bal catste ende zeijde : Ic was eergisteren gedaghvaert voor God, ende ick ben nog hier ; ende van stonden aen, viel ter aerden ende hij starf. Twelck een goet teeken was van God, om een exemple voor andere om rechtveerdighe justitie te doene. Uit : Epitaphes et monuments des églises de la Flandre au XVIe siècle d’après les manuscrits de Corneille Gaillard et d’autres auteurs, par le baron Béthune, Bruges 1900. De juiste datum is wel 1403 in de huidige datumbepaling, toen begon het nieuw jaar pas met Pasen, vandaar het verschil.
De laatste woorden van Spierinck kunnen we ook lezen op de sokkel van zijn beeld op de Markt. Auteur : Eddie Verbeke, Félix D’Hoopstraat 170, 8700 Tielt eddie.verbeke@pandora.be
278
Jan Vandermeulen
De foto hierboven toont een stuk van de stadhuismuur aan het Alexianenplein in Tielt. Daarop zijn platen in cortenstaal bevestigd waarop verzen staan van Tom LANOYE (° 1958). Het is een stuk uit zijn hertaling van het meest beroemde gedicht over de gasoorlog: Dulce Et Decorum Est van de War Poet* Wilfred OWEN (18931918) Vijf platen van drie meter. Tien pijnlijke verzen. Geen leestekens, alleen woorden, een schreeuw op de muur. Het is een kunstwerk van Mathias CLAERHOUT (°1973). Er is niet gezocht naar schoonheid. Hier passen enkel: ruwheid, hardheid, roest. De witmetalen koppen van de schroeven, die door de roeste letters priemen, dansen als de chlooratomen (CE) over het slagveld, die beruchte 22 april 1915. Dit kunstwerk werd onthuld door de Tieltse burgemeester Michiel VAN DAELE op 24 april 2010. Waarom dit kunstwerk in Tielt hangt, wat 22 april 1915 voor de geschiedenis betekent en wat een gasoorlog is lees je in volgende bijdrage: een analyse van de voorbereiding en de eerste dag van de beruchte Tweede Slag om leper (22 april - 25 mei 1915). En je ontdekt zowaar dat hier in Thielt 1915 geschiedenis geschreven werd, een revolutie in de oorlogsvoering. (Met dank aan Tom Lanoye). * War Poet: Brits militair en oorlogsdichter in Wereldoorlog Een. De meest gekende zijn: Wilfred Owen, Siegfried Sassoon, Edmund Blunden, Ruppert Brooke e.a.
279
... zoals Leonardo da Vinci al had voorspeld. Men vond allerlei vreselijke wapens uit, die dagelijks de mensen duizenden levens kostten (...). Een van die wapens was wel heel gruwelijk : men vergiftigde de lucht met gifgassen. Wie die gassen inademde, leed afschuwelijke pijnen en stierf tenslotte. Die gassen liet men in de wind naar de vijandelijke soldaten drijven... (GOMBRICH, Ernst H, Weltgeschichte von der Urzeit bis zur Gegenwart - 1936) ([)
De wieg van de chemische oorlog staat in Tielt. In het boek, De Eerste Wereldoorlog, schrijft prof. Luc de Vos (Koninklijke Militaire School) : ‘... Het oorlogsjaar 1915 zal bekend blijven van de eerste succesvolle gasaanval. Het (overige) strijdgewoel zonder veel resultaat verbleekt daarbij Hij stelt ook dat ‘... het verband tussen Tielt en de gasaanval van 22 april 1915 (...) zeer duidelijk is ...’ (123). Hoe was het zover kunnen komen en welke precieze rol speelt Tielt daarin? Welnu, bij het begin van de XXe eeuw sluipen wetenschap en technologie ook in het militaire apparaat binnen. Daar wordt nagedacht over een totaal nieuw soort oorlogsvoering. De internationale tribune beseft het gevaar. Tweemaal zal het kleine stadje Tielt een eersterangsrol spelen : zijn eigen 1 In het Nederlands heruitgegeven : Een kleine geschiedenis van de wereld, Bert Bakker, Amsterdam, 2009, p.283. Dit Duits geschiedenisboek werd door de Nazi’s verboden. 2 DE VOS, Luc, De Eerste Wereldoorlog, Davidsfonds, Leuven, 5e volledig herziene herdruk, 2003, p.87. 3 Schriftelijk antwoord van prof. De Vos (6 jan. 2010) aan Jan Vandermeulen / De Roede van Tielt omtrent de vraag naar het verband tussen het A.O.K. in Tielt en de eerste gasaanval. Prof. De Vos keek ook het belangrijkste deel van het kritisch apparaat van dit artikel na.
280
politieke mandataris Auguste Beernaert probeert op internationaal niveau gifgas te verbieden en in 1915 wordt in Tielt de militaire tactiek van de allereerste gasaanval uitgebroed.
Het voorspel
Banket ter ere van BEERNAERT (foto Beernaert links boven). Ex-premier, -minister van B°“de B roqueville financiën, van openbare werken en - voorzitter van A. B e e r n a e r t de Kamer. De verkie zingen van 2 ju n i 1912 won hij met klank als op den zecjedag yehouden ftThie> op 28 Ju li 1912 lijsttrekker in Tielt. Op 28 ju li 1912 werd in Tielt het S p u .s .k a a r x grote overwinningsfeest gehouden. Een Te Deum, drie kiosken, negentien muziekkorpsen en een stoet met 98 groepen. Beernaert stierf op 6 oktober 1912 tijdens de vredesconferentie (IPU) in Luzern, Zwitserland, (illustratie Lutgard Wostyn, Tielt) AANGEBODEN
Auguste Beemaert (1829-1912), Belgisch premier (1884 1894) en kamerlid voor het arrondissement Tielt (4), speelt een
4 De Oostendenaar Beemaert haalde volgens het toen geldende kiessysteem vanaf 1874 tot zijn dood zijn mandaat alleen in het arrondissement Tielt
281
hoofdrol op de Internationale Haagse Vredesconferenties over ontwapening (1899 en 1907) ; een verbod op het gebruik van gifgas is één van de besluiten (5). Het levert hem in 1909 de Nobelprijs voor de vrede op. Zijn borstbeeld staat in de herdenkingsruimte Wereldoorlog 1 in het huis Mulle de Terschueren (Ieperstraat 44). Beemaert, die meestal in Oostende verblijft, komt de zomermaanden in Tielt doorbrengen bij zijn vriend, bankier Henri Loontjens - nu warenhuis De Weerdt, Kortrijkstraat 56. Vreemd toeval : in die woning zullen dezelfde Duitsers die de gasaanval plannen, vier jaar lang ‘Casino’ houden... En die Duitsers hebben voor hun ‘nieuwsoortige’ oorlog drie elementen nodig : het wetenschappelijke vernuft, de praktische productie van het nieuwe wapen en het eerste actieve gebruik ervan. In deze rush naar ‘modernisering’ hebben de Duitsers een ruime voorsprong op de Fransen en de Britten. Voor het denkwerk staan Duitse topintellectuelen in (6), bij de productie komen voortdurend dezelfde (bekende) namen aan bod : Bayer, BASF ( het latere I.G.Farben), Hoechst, AEG en Agfa (7). En voor het eerste actieve gebruik van dit nieuw soort wapens komen de hoofdkwartieren in Tielt op het toneel ...
(later Roeselare-Tielt). Hij wordt als een van de grootste staatsmannen uit de Belgische geschiedenis beschouwd. 5 De Haagse Vredesconferenties van 18-29 juli 1899 en van 15 juni-18 okt. 1907 verbiedt de oorlogvoerende landen in artikel 23 a. uitdrukkelijk het gebruik van gifgas : ‘...die Verwendung von Giften und vergfteten Waffen... ’. Zie ook : DE VOS Luc, Van Gifgas tot Penicilline, Vooruitgang door oorlog ?, Davidsfonds, Leuven, 1995, p. 90. 6 DANIEL, Charles, Master Mind : The Rise and Fall of Fritz Fiaber, the Nobel Lauréate Who Launched the Age of Chemical Warfare, Harper Collins, New ork, 2005, p. 157. 7 MAX-P1ANCK-GESLLLSŒA Fj 75 Jahre Fritz-Fiaber-Institut der MPG, Bemerkungen zur Geschichte und Gegenwart, ‘Produktion der wichtigsten Kampfstoffe in Deutschland 1914-1918’, z.d., p.30.
282
De aanloop Op 6 november 1913 is koning Albert I van België te gast bij zijn neef keizer Wilhelm II van Duitsland. Daar stelt keizer Wilhelm II onomwonden dat een oorlog met Frankrijk onafwendbaar is. Enkele dagen later herhaalt von Moltke, stafchef van het Duitse leger deze visie. Franse wrok om het militaire verlies in 1870, een decennialange helse anti-Duitse hetze in de Franse pers en het verlengen van de dienstplicht in Frankrijk tot 3 jaar blijken de hoofdoorzaken. Wilhelm II probeert Albert I, in geval van conflict, aan zijn zijde te scharen. De keizer voegt eraan toe dat er niet kan getwijfeld worden aan een Duitse overwinning. Toch ontgoochelt Albert zijn gastheer en kiest voor neutraliteit. Het zal ons niet helpen ( ). In 1914 wordt de spanning tussen Frankrijk en Duitsland verder op de spits gedreven. Elk zoekt zijn eigen bondgenoten. Als in Blankenberge aan het ‘Grand Hotel des Bains et des Families ’ de vlaggen halfstok hangen (*9) omdat hun trouwe klant, vakantieganger kroonprins Frans Ferdinand, in Sarajevo werd doodgeschoten, stormen beide vijanden enthousiast, met hun bondgenoten, op elkaar in. De Duitstalige auteur-ooggetuige Joseph Roth schrijft : ‘...Destijds, kort voor de grote oorlog, vierde een honende trots hoogtij, een ijdel partijkiezen voor de zogeheten ‘décadence’ (...). Ik vond toen dat de oorlog mij uitermate gelegen zou komen... ’ (l0).
NAMEZ Beno t, Dans les tranchées : les écrits non publiés des combattants beiges de la Première Guerre mondiale, Publibook, Parijs, 2009, p. 44. 9 BRJLEZ, Raymond, Het pakt der triumviren, Vlaamse Pockets Heideland, Hasselt, 1967, p. 65-66. (Jeugdherinneringen, Raymond frulez). Ze ook : http://www.pannetheka.be/xl/de bloei van onze kust.htm 111 RÖIH, Joseph, Die Kapuzinergruft, Bilthovener Verlag ‘De Gemeenschap’, De Bilt, 1938 in het Nederlands heruitgegeven : De Kapucijnercrypte,
283
Willens nillens wordt het neutrale België een deel van het slagveld. Elke partij is overtuigd van haar gelijk en van een vlugge victorie. Na 3 maanden strijd loopt het front echter vast. De partijen graven zich in ; de stellingenoorlog is geboren. Vanaf Nieuwpoort tot de Zwitserse Alpen wordt één loopgravenfront gevormd. Het Belgische deel van dit front wordt door het Duitse IVe Leger bemand (IV. Armee). Aan de overzijde : Belgen, Britten en Fransen. Op veilige afstand van het front wordt in Tielt het hoofdkwartier van dit IVe Leger geïnstalleerd, het A.O.K. IV (Armee Ober Kommando IVe Leger). Het zal er exact 4 jaar blijven, van 14 oktober 1914 tot 14 oktober 1918. De hoofdzetel komt in de Hoogstraat 26. Daar resideert Hertog Albrecht von Württemberg(''), toekomstig koning van Württemberg en schoonbroer van de vermoorde Frans Ferdinand. Albrecht von Württemberg belichaamt het hoogste militaire en burgerlijke gezag in België ten westen van de Schelde(1112). Hij behoort tot de allerhoogste internationale adel ; samen met koning Albert I zetelt hij in de Orde van het Gulden Vlies. Het stadje Tielt, onvrijwillig tot hoofdstad gedoopt, wordt een militaire vesting, omringd met Eldorado - Amstel Uitgevers, Amsterdam, 2006, p. 18, 51. Joseph Roth en Stefan Zweig worden beschouwd als de Duitstalige auteurs die het nauwkeurigst de sfeer weergeven van de ondergang van de DuitsOostenrijks-Hongaarse keizerrijken. 11 De zus van kroonprins Frans Ferdinand, Margaretha Sophie von sterreich (1870-1902) huwt in 1893 met de streng katholieke koninklijke hoogheid Hertog Albrecht von W rttem berg (1865-1939). Het gezin zal 6 kinderen krijgen : Philipp II (1893), Albrecht (1895), Chrl (1896), Maria Amalia (1897), Maria Theresia (1898) en Margarita Maria (1902). Weduwnaar Albrecht (1865-1939) zal nooit hertrouwen. Over Albrecht von W rttemberg, zie ook : VANDERMEULEN, Jan, Hertog Albrecht von Württemberg en zijn IVe Duitse Leger, De Roede van Tielt, 9Cjaargang, nr. 3-4, 1978, p. 81-160. 12 Die grens is schematisch en wijzigde lichtjes tijdens die vier jaar oorlog volgens de minimale verschuivingen van het front. Praktisch bedoelen we het Sperrgebiet, dat zelf onderverdeeld wordt in Operationsgebiet, Marinegebiet Flandern en Etappengebiet.
284
prikkeldraad. Wat in Tielt beslist wordt, krijgt plots internationale nieuwswaarde. Hertog
Albr echt
VON WÜRTTEMBERG (1865-1939) behoort tot de hoge Euro pese adel. Geboren in Wenen, kent hij drie passies: mu ziek, militarisme en paarden. Hij ver blijft in Tielt van 14 oktober 1914 tot 28 februari 1917 als opperbevelhebber van het Vierde Duitse Leger. Vol gens Tieltse oog getuigen was het een kleine, correcte man, te benaderen voor overleg. H ij voerde in zijn resi-dentie, Hoogstraat 26, een hofhouding. Dagelijks ging hij naar de mis en reed te paard door de met prikkeldraad omringde stad. Hij verhoogde in zijn ambtsgebied de schoolplicht tot tw aalf jaar. Hij leidde de eerste en de tw’eede slag om leper. Later werd hij fe l antinazist. Zijn zoon Carl, die toen ook in Tielt verbleef leidde als benedictijn in de abdij van Beuron, een vluchtroute voor Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
285
Abraham Hans, tijdens de Eerste Wereldoorlog correspondent in Sluis/Vlissingen voor de Nederlandse krant de Telegraaf, noteert : de legers bleven haperen aan den IJzer en de heeren van ’t groot hoofdkwartier in Tielt Het stedeke werd uitverkoren als zetel van den hoogen staf wiens groote baas niemand minder was dan de hertog van Wurtemberg (sic), die zich in het huis van den heer Colle, op de Hoogstraat vestigde Nu komen de luxe-auto’s met stafofficieren; oversten in prachtige uniform, verzilverden o f vergulden helm, langen bleekblauwen mantel. Ze zijn als koningen zoo schoon, als koningen kroonhalzen ze en zien ze overmoedig, velen met een rond glas in hun oog... (...) de bezetter omringde zelfs gansch Tielt, dat het groot hoofdkwartier bleef als een reusachtig kamp met prikkeldraad... ’ ‘...Voor al die officieren en klerken -er bevonden er zich doorlopend een drie honderd- moesten er kwartieren en bureelen zijn en van de laatste telde men er weldra een veertig. Och, plaats genoeg, men joeg eenvoudig de bewoners van de beste huizenbuiten...’ ( ). In de grootste herenwoningen en wooncomplexen verblijft dus het A.O.K. IV, de militaire staf en zijn 40-tal bureaus van waaruit ‘de oorlog in België’ geleid wordt. Oorlogs correspondent Hans vervolgt : ‘...de opperbevelhebbers (...) omringd door honderden trotsche officieren (...) bezetten er de schoonste huizen, bestelden de kostbare meubels, tapijten, richtten in een fabriek hun frontdrukkerij in waaruit de onrechtvaardige plakkaten kwamen13 13 HANS, Abraham, Het Bloedig Ijzerland, Hoste, Brussel, in wekelijkse afleveringen vanaf 15 jan 1920 tot 17 april 1921, p. 459-460, 23 en p. 465466 en 460..
286
met bevelen tot inbeslagneming, plundering, gevangenneming, boete, terechtstelling. Op de kiosk der Markt gaven uitgelezen korpsen concerten, terwijl ginds dieper in Vlaanderen duizenden stierven... ’ (14). Aanvankelijk kijkt de Tieltenaar gefascineerd naar deze “Duitse import” van uniform, beweging en ritmiek. Het paraderen, het salueren, het klakken met de laarzen, het is een choreografie van militaire beleefdheid. Contact vanuit het veilige Tielt met het front gebeurt via hun zendmast der Funke, hun telefooncentrales, de telegraaf, hun motorfietsenbrigade, hun duiven die vanuit de centrale duiventil aan het Hulstplein in Tielt dagelijks per motorfiets naar het front gevoerd worden, hun 40 dienstwagens getooid met het rood omkaderde dambordembleem en hun A.O.K.-vliegplein voor directe verkenningsvluchten boven het front. Dit vliegplein ligt precies achter de hertogelijke residentie (l5).
Het probleem Het stilgevallen front moet doorbroken worden. De alleen heerschappij van het trio : mitrailleur, artillerie en prikkeldraad, maakt dit bijna onmogelijk. Max Bauer, een Duitse Oberst (kolonel), beseft al vanaf half september 1914 (!) dat een ander soort wapens nodig zal zijn om de vijand te overklassen ( l6). De
14 HANS, Abraham, Ons Heldenboek - Oorlogsverhalen. Hoste, Brussel, 1921,p. 13. 15 Voor uitgebreide beschrijving van de organisatie en de materiële resten in Tielt van het A.O.K. IV zie : VANDERMEULEN, Jan, Thielt, 1914-1918, Strategische hoogte voor Hertogen en Prinsen, RVT, Tielt, 2008. 16 BAUER, Oberst (Max), Der grosse Krieg in Feld und Heimat. Erinnenmgen und Betrachtungen, Osiandersche Buchhandlung, Tübingen. 1921. p. 66-68. Zie ook : DANIEL, Charles, o.c. p. 152 en SZÖLLÖSI-
287
afslachting van de Studenten Regimenten in Langemark (21 -24 oktober 1914) die in stormloop botsen op de Britse mitrailleursnesten overtuigt hem nog meer. Hij denkt aan 17 scheikunde en krijgt na enig aandringen ( ) groen licht van Erich von Falkenhayn, de algemene bevelhebber van alle Duitse troepen in Oost-, Zuid- en West-Europa (dec. 1914). Via Carl Duisberg, grote baas van Bayer en later de permanente spil in productie van strijdgassen, verneemt Max Bauer dat de man die ze daarvoor nodig hebben Fritz Haber heet. Haber is een eminent geleerde, jood en industrieel partner van de Badische Anilin-& Soda-Fabrik (BASF) ( 17l8) . Albert Einstein is bij hem in dienst. De gezinnen Haber - Einstein worden intiem bevriend (19). Haber heeft juist de kunstmestproductie ontdekt en zo het leven van honderdduizenden hongerigen gered. Men noemt hem de ‘vader der armen’. Echter, JANZE, Margit, Fritz Haber 1868-1934, Eine Biographie, C.H.Beck, München, 1998, p. 322. 17 Bij de strijd in de Argonne (sept. 1914) hadden de Fransen al turpiniet gebruikt, een irriterend mengsel op basis van broom, uitgevonden door de Parijse explosievenchemicus Eugène Turpin. Vele Duitsers hadden vergiftigingsverschijnselen. De Fransen hadden - volgens de Duitse redenering - hier duidelijk de Haagse Conventie geschonden, dus was ze niet meer van toepassing. Zie ook : VAN BERGEN, Leo, Zacht en Eervol, Lijden en sterven in een Grote Oorlog, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1999, p. 166 en DE VOS, Luc, De Eerste Wereldoorlog, o.c., p. 87. 18 '... Whenever Fritz Haber entered a room, his hand clenching a cigar, his
bald head erect, his voice booming, he claimed the spotlight. He moved among scientific giants - Albert Einstein, Niels Bohr, Max Planck, James Franck, Max von Latte, Lise Meitner and Otto Hahn - and he seerned the most vitalforce ofthem all... ’ uit : DANIEL, Charles, o.c., p. XV. Over Fritz Haber, zie ook de biografie door zijn jongste zoon, gewaardeerd Brits historicus : HABER, Ludwig, Fritz (Lutz), The Poisonous Cloud : Chemical Warfare in the First World War, Oxford University Press, Oxford, 1986. Zie ook : STOLZENBERG, Dietrich, Fritz Haber : Chemiker, Nobelpreistrager, Deutsche Jade, W iley-VCH, Weinheim, 1998. 19 ISAACSON, Walter, Einstein, De Biografe, Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2007, p. 216, 218-219, 239. Over Haber, zijn instituut en zijn wet, zie ook : WITSCHI, Hanspeter, Some Notes on the History of Haber’s Law, in Toxicological Sciences, 1999, nr. 50, p. 164-168.
288
hetzelfde chemische procédé (het Haber-Bosch procédé) om via stikstof uit de lucht kunstmest te produceren kan ook gebruikt worden voor de onbeperkte aanmaak van explosieven. Tot hun ontsteltenis komen de geallieerden hier pas jaren later achter ! Naar analogie met Archimedes, luidt het devies van Haber : ‘lm Frieden der Menscheit, im Kriege dem Vaterland’. Als een moderne Faust schakelt Haber zijn laboratorium in het Kaiser-Wilhelm Institut für Physikalische Chemie te Dahlem (voorstad van Berlijn) om. Hij leidt er een team van 150 wetenschappers en 1 300 technici. Haber ontbindt er zijn duivels van zwavel en chloor . De Zweedse apotheker Karl W. Scheele, die in 1774 als eerste chloor ontdekt uit een mengsel van bruinsteen en zoutzuur, noteert : "... deze lucht (...) geel gekleurd (...) had echter een zeer karakteristiek verstikkende geur die hoogst benauwend voor de longen was ...” Hierop voortbordurend fabriceert Haber zijn nieuwste geestes kind : Chloorgas (Cb) voor militair gebruik Hij ontdekt ook een nieuwe wet : langdurige blootstelling aan lage concentratie van een giftig gas heeft hetzelfde (dodelijke) effect als korte blootsteling aan hoge concentraties van datzelfde gas. Met deze observatie wordt Haber een van de grondleggers van de moderne toxicologie met de zogenaamde Ct waarden. ( C x t = Ct , waarbij C = concentratie van het gif, t = tijdsduur van blootstelling aan het gif en de Ct-waarde, typisch voor elk gif. Hoe kleiner Ct, hoe groter de toxiciteit.)
Het A.O.K. IV in Tielt treedt in actie In Charleville, deelgemeente van Charleville-Mézières (Franse Ardennen), is het Duitse coördinatiecentrum van het hele 289
westelijk front. Twee jaar lang verblijft keizer Wilhelm II er geregeld in Château Renaudin. Vanaf 14 tot 25 januari 1915 grijpen de Sondierungen - zo heet het officieel - plaats (2021). Von Falkenhayn toetst bij de bevelhebbers van de zeven Duitse legers langs het westelijk front de bereidheid af om dit speciale wapen te gebruiken. Hij stelt hen Fritz Haber en zijn nieuwste uitvinding, het chloorgas, voor. Omwille van het onmenselijke karakter van het wapen en het niet passen ervan binnen de militaire traditie lopen die Sondierungen bijna faliekant af. Alle bevelhebbers weigeren op één na : Albrecht von Württemberg (~ ). Met dit nieuwe wapen wil von Württemberg zijn troepen in het IVe Leger behoeden voor nog een oorlogswinter in de natte Vlaamse loopgraven. In 1914 viel er al sneeuw met Allerheiligen en op 15 november lag het front wit! Na het ja woord van von Württemberg wordt het eerste militaire experiment ooit met gas een zaak van het IVe Leger van von Württemberg. Von Württemberg licht zijn stafchef in over zijn beslissing als ook de generaal van de sector waar hij de aanval plant. Stafchef Emile Ilse is de militaire strateeg (de man die de aanvallen moet uittekenen) in het IVe Leger. Ilse is specialist in zware artillerie, erg trots op zijn Dicke Bertha en altijd enthousiast voor de nieuwste militaire uitvindingen. In 1934 schrijft hij nog steeds vol trots :
20 SZÖLLÖSI-JANZE, Margit, o.c., p. 326. 21 DE VOS, Luc, Van Gifgas tot Penicilline, o.c.-, p. 86. Zie ook : VAN ISTENDAEL, Geert, Mijn Duitsland, Atlas, Amsterdam, 2007, p. 449 en VANDEWEYER, Luc, De Eerste Wereldoorlog. Koning Albert en zijn soldaten, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2005, p. 151.
290
zonder de geniale uitvindingen van onze scheikundigen en fysici zou de veldtocht (bedoeld wordt : de oorlog ’14-18) vroegtijdig een roemloos einde gekend hebben... ’ (22 ). t
Geen spoor van spijt dus.
Emil ILSE (1868-1934)
*
Stafchef van de IV. Armee vanaf 26 september 1914 tot 25 mei 1917. Specialist in de zware artillerie. Kindervriend in Tielt, amateur archeoloog, notoir hoerenloper. Hier gefotografeerd op de trappen voor het terras van huis Colle, Hoogstraat 26, waar von Württemberg resideerde. Alle stafleden van het A.O.K. IV krijgen hier in het voorjaar van 1915 hun staatsieportret. Ilse is verzot op technische snufjes en vernieuwing in de oorlogsvoering. Dit is eerder uitzonderlijk bij de conservatieve mentaliteit onder de stafchefs van het Duitse leger. Fritz Haber bewondert Ilse ’s militaire durf.
Emile Ilse verblijft in huis Waüters, Ieperstraat 27 te Tielt. Als hobby heeft hij interesse in archeologie en ‘antiek’. Hij zet hier2
22 ’...ohne die “genialen Erjindungen” des Physikochemikers hatte der Feldzug j'riih ein unriihmliches Ende gefunden...' in de brief van Emile Ilse aan Else Freyhan, 16 febr. 1934. Archiv zur Geschichte der Max-PlanckGesellschaft, Berlijn, Haber-Sammlung, nr. 1220.
291
een handeltje op van waardevolle spullen die hij hier ‘vindt’ en te koop aanbiedt in Duitsland ! De sector van generaal Berthold von Deimling (XVe Legerkorps-sector Zonnebeke-Geluveld-Hollebeke ) wordt uitgekozen voor de aanval. Von Deimling is ongelukkig met de opdracht (23). Op 25 januari 1915 worden Ilse en von Deimling in Charleville-Mézières ontvangen door de Oberste Heeres Leitung (2425). Von Deimling discussieert. Hij vindt gasgebruik aan het front een brug te ver : ... die Feinde vergiften zu sollen wie die Ratten... zegt hij ( ). Een eerste opstoot van zijn latere pacifisme ? Uiteindelijk bindt hij toch in : Kriegsraison. Von Deimling vraagt net als Ilse tijdens die vergadering speciale
23 Er zijn geregeld strubbelingen qua militaire visie met Albrecht von Württemberg. Von Deimling wordt in juni 1917 beleefd met pensioen gestuurd. Zie : DE COOMAN, André, Berthold von Deimling, in Jaarboek van de Stedelijke Oudheidkundige Kring, Wervik, 2006, p. 94. Toen keizer Wilhelm II op 1 november 1914 het A.O.K. IV in Tielt bezocht ging hij nadien in Wervik de gekwetste von Deimling bezoeken, slachtoffer van een schrapnell kwetsuur in de linker heupregio. Sindsdien werd elk schot in de bips, door de Duitse soldaten in Vlaanderen, gniffelend : ein Deimlingschuss genoemd... 24 MARTINETZ, Dieter, Der Gaskrieg 1914/18. Entwicklung, Herstellung und Einsatz chemischer Kampfstoffe, Bernard & Graefe, 1996, p. 20. Zie ook VANDEWEYER , Luc, The Belgian Army and the gas attack, p. 2 van het typoscript in de vooralsnog onuitgegeven actes van conferentie ‘1915 — Innocence slaughtered ?’ , leper, november 2005 en VON DEIMLING, Berthold, A us der alten in die neue Zeit. Lebenserinnerungen, Ullstein, Berlijn, 1930, p. 201. 25 VON DEIMLING, Berthold, o.c., p. 201. Roem haalde Von Deimling bij de verovering van Fort Vaux ( 7 juni 1916 -Slag van Verdun). Daarvoor maakte hij gebruik van chloorgas, fosgeen en vlammenwerpers ! Na de Eerste Wereldoorlog werd hij een overtuigd pacifist. Over von Deimling , zie ook : ZIRKEL, Kirsten, Vom Militaristen zum Pazifisten. General Berthold von Deimling - eine politische Biographie, Klartext Verlag, Essen, 2008.
292
reservetroepen om na de gasaanval de vijand te overweldigen (2627). Beide heren keren met hun huiswerk terug naar Tielt.
Berthold Vott DEIMLING (1853-1944)
Controversieel infanteriegeneraal. Had de bijnaam Der Schlachter von Ypern. Wegens eigenzinnigheid voortijdig op pensioen gesteld in mei 1917. Na de oorlog vooraanstaand pacifist in Duitsland.
En Fritz Haber mag in het hele Duitse leger militairen met benul van scheikunde selecteren en samenbrengen in het nieuwe 35c Genieregiment (500 man - 3 compagnieën). Officieel krijgen deze compagnieën de schuilnaam Desinfektionskompagnien. In praktijk worden ze die Stinkpioniere genoemd. Kolonel Otto Peterson, scheikundig ingenieur en officier bij de genie voert het bevel. Later spreekt men van het Gasregiment Peterson ( ). Haber brengt de beste wetenschappelijke hersens van Duitsland samen in dit 35e Genieregiment. Het zijn allen vrijwilligers, dikwijls erg gemotiveerde scheikundestudenten. Daaronder blijken later een dertigtal internationale topwetenschapslui te
26 BACCARNE, Robert en STEEN, Jan, Boezinge 1914-1918, Almar, Wervik, 1978, p.134 en ILSE, Emile, Zuschrift vom 16. November 1931 dem Reichsarchiv; vermeld in : Der Wellkrieg 1914 bis 1918, Frühjahr und Sommer 1915, deel VIII, lm Auftrage der Reichskriegsministerium, Mittler und Sohn, Berlijn, 1932, p. 39. 27 Later werd er een tweede gasformatie opgericht : Pionier-Regiment 36. Naar het einde van de oorlog toe werden deze eenheden weer bataljons en bestonden er meer : Pionier-Bataillon 35 tot en met 39 en 94 tot en met 96 waren gaseenheden. Ingenieur Peterson eindigde de Eerste Wereldoorlog als
Kommandeur der Gastruppen.
293
zitten met ondermeer drie toekomstige Nobelprijswinnaars : James Franck, Gustav Hertz en Otto Hahn (2*2829). In februari 1915 - de exacte datum is niet vermeld - komen Haber en Peterson naar het A.O.K. IV. in Tielt. Otto Lummitzsch is de adjudant van Peterson. Hij maakt een verslag: ‘...Kolonel Peterson, Geheimraad Haber en ik reden met de auto voorop en melden ons bij de Legergroep Kroonprins (sic) von Württemberg in Vlaanderen... ’( ). Stafchef Emile Ilse vangt hen op. Kolonel Bauer is er al. Vanaf 15 februari 1915 (30) vinden we Haber terug als technisch raadgever van het XVe Legerkorps (von Deimling met zetel te Wervik) dat de aanval moet uitvoeren. Nu komen ook de Stinkpioniere af : wetenschappers en voetvolk. Eerst inspecteren ze de regio’s Geluveld en Steenstrate (3I). Detailplannen uitwerken voor de plaatsing van 2S MARTINETZ, Dieter, o.c. p. 22. Martinetz geeft de volledige namenlijst van alle eminente wetenschappers die Haber recruteerde. Over Otto Hahn en zijn tijd bij die Stinkpioniere, zie : HOFFMANN, Klaus, Otto Hahn : Achievement and Responsibility, Springer, New York - Berlijn, 2001, p.8386. Zie ook : SZÖLFÖSI-JANZE, Margit, o.c., p. 328. Zij vermeldt Max Born (Nobelprijs Fysica 1954) die uit morele overwegingen overplaatsing vroeg van de Gaspioniere naar de afdeling radioverbinding voor vliegtuigen —Funkgerate für Flugzeuge. 29 ’...Oberst Peterson, Geheimrat Haber und ich fuhren mit dem Pkw voraus
und meldeten uns bei der Heeresgruppe Kronprinz von Württemberg in Flandern... ’. FUMMITZSCH, Otto, Erinnerungen, Haber-Sammlung nr. 1480, Archiv zur Geschichte Max-Planck-Gesellschaft, Berlijn. Zie ook STOLTZENBERG, Dietrich, Fritz Haber : Chemiker, Nobelpreistrager, Deutscher, Jude. Eine Biographie, Wiley - VCH, 1998, p. 248. 30 DE COOMAN,André, Berthold von Deimling, o.c., p. 87. 31 BACCARNE, Robert en STEEN, Jan, o.c. p. 134-135. Zie ook DE VOS, Luc, o.c. p. 86 en HANSLIAN, Rudolf Der deutsche Gasangrijf bei Ypern am 22. April 1915. Eine kriegsgeschichtliche Studie, Gasschutz und Luftschutz Verlag, Berlijn, 1934, p. 12. Steenstraat/Steenstrate heet de brug over het kanaal IJzer-leper tussen Zuidschote en Bikschote.
294
de gasflessen behoort tot hun opdracht. Ook zien ze toe op de praktische plaatsing van de gasflessen, evalueren de weersomstandigheden (afdeling Prof. Schmauss) en regelen ze de leidingen en de gastoevoer. Een kleine hogedrukfles loopt vlugger leeg dan een grote en dat geeft praktische problemen. Aan gevechtshandelingen nemen ze niet deel. Begin maart 1915 worden de Stinkpioniere een onderdeel van het IVe Leger. Vanaf nu staan alle betrokken militairen rechtstreeks onder het gezag van von Württemberg. Max Bauer, de compagnon-de-route van Haber, noteert in zijn dagboek dat hij en Haber vanaf 10 maart 1915 samen actief zijn in het A.O.K. IV van von Württemberg ( ). Heel vaak is ook de industrieel Carl Duisberg (Bayer-Leverkusen) in hun gezelschap. De gasaanval wordt voorbereid (3233). De werkplaats van de duivel bevindt zich in de Nieuwstraat 7 in Tielt. Dit is één van die Tieltse wooncomplexen waarin het A.O.K. IV zijn 40 verschillende afdelingen onderbrengt. Nieuwstraat 7 is de Duitse kaarten- en maquettenzaal. Het Duits-Belgische front is er door de Vermessungsabteilung precies in gips nagemaakt op schaal 1/20 000 in stukken van 92 x 74 cm. en 8,5 cm hoog. De Vermessungsabteilung (militaire landmeters) heeft er samen met de Geologengruppe haar zetel in de herenhuizen in de Oude Stationsstraat 131 en 144. In het fabriekspand 142 (nu drankcentrale) is hun stafkaartendrukkerij. De wanden van de maquettenzaal zijn rondom met stafkaarten bekleed. In deze zaal wordt vier jaar lang bijna dagelijks vergaderd. Daar 32 BAUER, Oberst (Max), o.c. p. 69. ‘...Geheimrat Haber und ich waren beim A.O .K ....’ als ook MARTINETZ, Dieter, o.c. p. 22. 33 VANDEWEYER, Luc, brief aan J.Vandermeulen/Roede van Tielt, 18 nov. 2009: ‘...(de) aanvalsoperatie (,..)wordt georganiseerd onder leiding van de
staf van het hoofdkwartier (...) in dit geval is dat AOK 4. De baas —de hertog- droeg de formele verantwoordelijkheid (...).
295
worden dan ook de aanvalsplannen voor de frontlijn ZonnebekeGeluveld-Hollebeke (10 km langs de zuidelijke leperboog) uitgewerkt. Op 10 maart 1915 is het inbouwen van de gasflessen in deze regio (sector von Deimling) voltooid (34). Toch wordt het plan afgevoerd. De dominante windrichting zit niet mee. ‘...de bevelhebber van het /F * leger kwam over nacht naar Gheluwe. Een soldaat kwam den sleutel vragen van de raadzaal op ’t gemeentehuis. De portretten onzer vorsten werden uit deze zaal verwijderd en hertog Albrecht von Württemberg hield aldaar eene beraadslaging met hooge officieren. Maar ondertusschen veranderden de weersomstandigheden. De wind keerde en de gasaanval kon niet doorgaan... ’(3S). Naast de foute windrichting speelt ook de accidentele vergassing op twee verschillende dagen van een vijftigtal Duitse soldaten een rol. Vier sterven er waarvan één na het braken van veel bloed. Een forse psychologische opdoffer voor von Deimlings troepen (36). Nochtans had Haber von Deimling vooraf verzekerd dat zijn gas schadeloos was voor de eigen manschappen. Generaal von Deimling is fel misnoegd en verwijt Haber en Peterson voor ‘Charlatans’. Haber keek toen erg ongelukkig, zo schrijft ooggetuige Otto Lummitzsch (37).
34 MARTINETZ, Dieter, o.c. p. 23. 35 HUYS, E, Geschiedenis van Geluwe, Lannoo, Tielt, 1977, 3e uitgave, p. 195. 36 DE COOMAN, André, o.c. p. 89. 37 ‘...Der kommandierende General Deimling war sehr enttauscht von dem
Ausgang des Unternehmens, das der Truppe auch einige Verluste eingebracht hatte. Er kam mit seinem Adjudanten auf unseren Befehlsstand geritten, und ich sehe es noch vor mir, wie Oberst Peterson und Geheimrat Haber blass und übermiidet vor ihm standen und er die beiden Herren, die doch wirklich nichts dafiir konnten, furchtbar anschnautzte. Er bezeichnete sie als Scharlatane, die der obersten Heersesleitung falsche Angaben gemacht haben sollten und anderes mehr. Wahrend Oberst Peterson mit der
296
Na het nachtelijk beraad in het Geluwse gemeentehuis beslist von Württemberg op 25 maart 1915 ( ) om de ingedolven gasflessen in de regio Geluveld achter te laten. Een nieuwe gasaanval wordt gepland in de regio Lizerne (3839)-SteenstrateBoezinge-Langemark (noordelijke Ieperboog) die bevolkt wordt door het XXIIIe Reserve Korps o.l.v. generaal Hugo von Kathen en het XXVIe Reserve Korps o.l.v. generaal Otto Freiherr von Hügel. De windrichting, die het gas moet vooruitstuwen, is er betrouwbaarder. Op die frontlijn worden in de nachten van 4-5 april tot 10-11 april 1915 1 600 grote en 4 130 kleine hogedrukflessen in de grond gestopt. Aan elke drukfles is een loden slang vastgemaakt. Eén grote fles weegt 40 kg(40). T O
Hoewel alles in het grootste geheim gebeurt, zijn er toch Duitse militairen die de Duitse censuur, vooral actief in het centrale postkantoor van het IVe leger in Tielt (Kortrijkstraat 42), ver schalken. De meeste Duitse corresepondentie en overlijdens berichten van het front belanden via het Tieltse station met een reguliere postkoetsdienst meermaals daags in de censuurruimte Postprüfimgsstelle Etappen-Inspektion, in het opgeëiste postkantoor, Kortrijkstraat 42. Een tweede Postprüfingsstelle Etappen-Inspektion bevindt zich in Gent. Zo schrijft luitenant Buchert op 9 april 1915 naar zijn vrouw in Stolp (Pommeren):
stoischen Ruhe des Soldaten mit der Hand an der Mütze alles über sich ergehen Hess, war Haber sehr unglücklich darüber... LUMMITSCH, Otto, Erinnerungen, Haber-Sammlung nr. 1480, Archiv zur Geschichte MaxPlanck-Gesellschaft, Berlijn; Zie ook : CHARLES, Daniel, o.c., p. 160 en STOLTZENBERG, Dietrich, o.c., p. 249. 38 MARTINETZ, Dieter, o.c. p. 23. 39 (Café) Lizeme bevindt zich aan het kruispunt van de Lotzsstaat en de Diksmuidseweg tussen Zuidschote en Steenstraatbrug. Daar hebben de Belgen juist de Franse troepen afgelost. 40 BACCARNE, Robert en STEEN, Jan, o.c., p. 136 en HANSLIAN, Rudolf, Der deutsche Gasangriff bij Ypern, o.c. p. 13.
297
Nog steeds wachten we tevergeefs op zuidoostenwind. Dan zullen we onze ‘stinkbommen ’ loslaten, dan zullen alle Engelsen enz. verdoofd worden en dan zullen we kunnen oprukken met kleine verliezen... ’ en hij voegt er nog aan toe : ‘...Dit nieuws mag door niemand naar huis geschreven worden, dus aan niemand iets verklappen... ’ (4I). Selecties infanteristen van het XXIIIe en XXVIe Reserve Korps nemen deel aan gasoefeningen in Rumbeke, Roeselare en Beverlo (Limburg). Al die militaire drukte is ook in Tielt niet onopgemerkt voorbijgegaan. Een Tielts bericht - wellicht van de spionagecel Vermeersch, Vankeersbilck en Matthys - belandt op 17 april 1915 bij de geallieerden na een tocht via het neutrale Nederland en de ferryboot in Folkestone(42). In het Tieltse rangeerstation Thielt-West, vlak voor de splitsing van de spoorlijnen Tielt/Kortrijk/Ieper en Tielt/Kortemark/Diksmuide, staan platte goederenwagons geladen met metalen cylinders (= de hogedrukflessen) van 150 cm hoog en 35 cm diameter. Alfons Matthys is stationsbeambte en werkt met zijn vrienden voor de
41 ‘... Wir warten immer noch vergeblich auf Siidostenwind. Dann wollen wir
unsere Stinkbommen loslassen, da werden alle Englânder usw. betaübt imd dann geht (es) mit wenig Verlusten vorwarts (...) Das darf aber von niemandem nach Hause geschrieben werden, also zu keinem etwas sagen... ’ Ein Soldatenbrief von Feldwebelleutnant Buchert, 4/143,30. Met dank aan Jan Vancoillie, Wevelgem. Buchert besluit zijn brief met : ‘...Kuss und
herzlichen Gruss von Deinem dich sehr und innig Hebenden treuen Mann... '. Merk op dat Buchert treuen onderstreept. Opvallend is ook dat Buchert spreekt over betauben : bedwelmen, verdoven. De gewone infanterist is dus niet ingelicht over de verschrikkelijke gevolgen van unsere Stinkbommen. 42 VANDEWEYER, Luc, De Eerste Wereldoorlog. Koning Albert en zijn soldaten, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2005, p. 155. Zie ook : Moskou archief, doos 249, dossier 185-14-410, dossier van de Intelligence Service, 23 april 1915, vermeld door VANDEWEYER, Luc, The Belgian Army and the gas attack, p. 5 van het typoscript in de vooralsnog onuitgegeven actes van conferentie ‘1915 - Innocence slaughtered ?’, leper, november 2005.
298
weerstandsgroep Franz Bull(43). De spion vermoedt dat het zuurstofflessen zijn. Het bericht meldt erbij dat de Duitse troepen in Tielt erg nerveus zijn voor een komende grote aanvalt44). In werkelijkheid worden deze hogedrukflessen topsecret naar Kortemark(45) gevoerd waar ze gevuld worden met het verstikkende mengsel : 600 gram vloeibaar chloor per 200 1 stikstofperoxyde, voorzien per meter frontlijn. Vanuit Kortemark worden de gasflessen per spoor naar Staden of de Vijfwege gebracht waarna ze via smalspoor en te voet door infanteriesoldaten tot bij het front worden gebracht. Samen met de info van de Duitse deserteur August Jaeger en één Duits primitief gasmasker (ein Riechpackchen) dat de Gentse spionagecel naar de geallieerden smokkelt, is het Tieltse bericht één van de drie belangrijkste info’s die de geallieerden de ogen had moeten openen. Tevergeefs(46).
VAN DER FRAENEN, Jan, Voor den kop geschoten, Roularta, Roeselare, 2009, p.92-95,199, 394,411 en VANDERMEULEN, Jan, Thielt 1914-1918, Strategische hoogte voor Hertogen en Prinsen, De Roede van Tielt, 2008, p. 30-31, 110-111, 119, 147, 149, 152. 44 Uit de brief van de Duitse musketier Peter Amlinger (13 april 1915) : “... Von der groszen Offensive (...)kann es sein, wenn es glückt dasz wir Ende
Mai Frieden haben. Wir bereiten uns alle hier vor auf den Generalstürm welcher Morgen oder Übermorgen stattfindet. (...) Ihr müszt...bei Gott für mich bitten dasz ich dieszen letzten Stürm noch gliickl. wie bisher iiberstehen kann, auf dasz ich bald die liebe Heimat wiedersehen werde... ”. Zie BACCARNE , Robert en STEEN, Jan, o.c. p. 139. 45 BACCARNE, Robert en STEEN, Jan, o.c. p. 133-135 en HANSLIAN, Rudolf, Der deutsche Gasangrif) bei Ypem,o.c. p. 13. Zie ook: HANSLIAN, Rudolf, Der chemische Krieg, Mittler & Sohn, Berlijn, 1937, p. 86. 46 Over het verrassingseffect van de aanval en de info die de geallieerden negeerden : zie ook : DE VOS, Luc, De Eerste Wereldoorlog, o.c. p. 89 en ook GROOM, Winston, Storm over Vlaanderen, Van Halewijk, Leuven, 2003, p. 118-119 ; Zie ook : VERBEKE, Roger, V, in www.wfa.belge.be/artikels/gas2006pdf. voorjaar 1915. ‘...Het Belgisch
informatiebulletin van 16 april 1915 vernoemde ongewone activiteiten bij het Duitse XXVI Resen’ekorps en aaneekomen gasflessen... ’
299
Intussen komt er nog ‘steun’ uit onverwachte hoek. Van 10 tot 17 april 1915 komt de protestantse en erg populaire koning Wilhelm II von Württemberg in Tielt zijn streng katholieke neef Albrecht bezoeken. Behalve over het christelijk geloof is hun relatie opperbest. De katholieke tak Württemberg heeft goeie relaties met de pauselijke curie. Albrecht is al sinds 1890 benoemd als troonopvolger en woont in Stuttgart in het majestueuze kroonprinsenpaleis. Tegen zijn goesting is koning Wilhelm II von Württemberg groot leverancier geworden van troepen voor keizer Wilhelm II (aan het IVe en het VIe Leger). Dagelijks trekt koning Wilhelm II hier te velde op ‘decoratieronde’ en bezoekt er zijn Württembergse troepen die betrokken zijn bij de gasaanval (4748). De koning van Württemberg, die niets te winnen heeft bij deze oorlog, staat bekend als tegenstander van het militarisme van keizer Wilhelm II en geniet faam als verlicht heerser. Ook zijn koninkrijk zal de Eerste Wereldoorlog niet overleven. Stilaan wil de hoogste Duitse legerleiding van het westelijk front in Charleville-Mézières weten hoe ver het met de Tieltse plannen staat. Stafchef Ilse wordt er op 10 april 1915 opnieuw uitgenodigd om de stand van zaken mee te delen ( ). Hij wordt er tot nog grotere spoed aangezet. Op 21 april 1915 komt von Falkenhayn zelf naar het A.O.K. IV in Tielt om er met von
7 www.greatwar.co.uk/westfront/vpsalient/secondvpres/preiude/ hoofdstuk : The King of Württemberg visits troops in Flanders. Hij bezoekt er de 30e en 39e divisie die samen het XVe Reserve korps vormen. In 1916 verblijft Koning Wilhelm II de eerste week van februari nogmaals een week in Tielt bij neef Albrecht. 48 www.greatwar.co.uk - afdeling Battle Study - The second Battle of Ypres : 10 April 1915. ‘... On 10 April Major-General Ilse , the Chief o f Staff of
German 4lh Army was summoned to Supreme Headquarters at CharlevilleMézières for a meeting with general von Falkenhayn (...) Ilse hurried back to the 4lh Army headquarters in Thielt... ’
300
Württemberg en zijn staf het scenario nog eens te overlopen(49). Er ontstaat discussie. Haber wil het liefst nog wachten met de aanval en eerst een nog groter aantal hogedrukflessen over een langer front inzetten(50). En generaal Hahn (46e Reserve Divisie - sector Totenallee -Steenstratebrug) oppert bezwaar tegen een aanval in volle dag. Maar nee, er komt geen uitstel meer, en nee, er komen geen reservetroepen. Een fatale vergissing, zo blijkt nadien...
De première : wachten op het signaal van hertog Albrecht Na vier vergeefse pogingen (windkracht - windrichting) worden de gaskranen van de ingedolven gasflessen opengedraaid in de sector Lizerne-Steenstrate-Boezinge-Langemark. Om de 25 meter staan er batterijen (F-batterijen genaamd) van 20 drukflessen, die elk bemand worden door vijf geniesoldaten. Alsof ze beseffen dat ze een historische stap zetten in de moderne oorlogsvoering is het Tieltse hoofdkwartier (von Württemberg- Ilse - Peterson) ‘au grand complet’ uitgerukt naar het slagveld. We vinden ze terug in de commandobunker ‘Stampkot’ op de heropgebouwde hoeve ‘Stamp kot’ in Steenstrate op slechts enkele honderden meter van het ffont(51). Haber en Bauer staan iets meer naar het oosten en bekijken het spektakel vanuit Bikschote (’t Smiske - 1 km van ‘t front).
49 BACCARNE, Robert en STEEN, Jan, o.c. p. 144. Zie ook DE VOS, Luc, o.c. p. 87 en HANSLIAN, Rudolf, Der deutsche Gasangriff bei Ypern, o.c. p. 17 en Der Weltkrieg 1914 bis 1918, Frühjahr und Sommer 1915, deel VIII, o.c. p. 38. 50 SZÖLLÖSI-JANZE, Margit, o.c. p. 332. ‘... bis eine noch grössere Anzahl
von Chlorgasflaschen zur Vergassung eines breiteren Frontabschnitts angeliefert waren; nnr die Ungeduldder Generale erzwang ... ’ 51 BACCARNE, Robert en STEEN, Jan, o.c. p. 151-152 en BAUER, Oberst, (Max), o.c. p. 18.
301
F-Batterij: zo zien de Duitsers zelf de techniek van de gasoorlog. Rechtopstaande gasflessen, ingedolven in de bodem, loden slang over de rand, richting vijand. Duitse amateurschets uit het regimentsdagboek nr. 236.
De Duitse spelers zijn : het XXIIIe, XXVIe (en een stuk XXVIIe) Reserve Korps. Tegenover hen zien ze van N-W tot Z-0 : de Belgische VIe Divisie (grenadiers en karabiniersLizeme/Steenstrate) een Bretoense divisie (87e Territoriale Divisie), een Algerijnse divisie (45e Divisie) en net naast de Fransen - ten oosten - de nieuw aangekomen Canadezen( ). Jongens die de oceaan moesten oversteken om hier hun longen uit te spuwen. De Algerijnen vechten met fez en kniebroek ! Na het gure voorjaar is het de eerste echt zonnige dag aan het front. De Vlaamse vlakte is onbekommerd groen. Je voelt zo de lente ! Het is een aangename lenteavond met een licht briesje. De geallieerden genieten nog na van hun recente succes. Op 17 april 1915 hebben ze na ondertunneling Hill 60 (Höhe 60) enkele km daar vandaan in de lucht doen vliegen. Een huzarenstuk !52
52 BACCARNE,Robert en STEEN, Jan, o.c., p. 140 en DE VOS, Luc , De
Eerste Wereldoorlog, o.c., p. 89.
302
Generaal von Kathen (XXIIIe Reserve Korps - sector Steenstrate) maakt diezelfde avond, 22 april 1915, nog bezwaar. 18 uur (Duitse tijd) in de namiddag is voor zijn troepen te laat voor een grootse aanval. En generaal von Hügel (XXVIe Reserve Korps - sector Langemark) vraagt bescherming van zijn flanken (53). Stafchef Ilse wuift hun (terechte) bezwaren weg. Om 17 u 24 beslist von Württemberg dat het gas om 18 u pünktlich gelost moet worden (54). Hij geeft zelf het bevel. ‘ Als de wind van uit de Britse Eilanden in het gezicht van de Fransen en de Canadezen waaide gaf Hertog Albrecht het signaal voor de aanval... ’( 55) Om 18 uur Duitse tijd, (17 u Belgisch) (56) worden de gaskranen geopend en worden de 1 tot 4 m lange ijzeren en loden slangen richting vijand gelegd. Onder luid gesis krijgt de 150 ton chloorgas gedurende 6 tot 8 minuten vrije doorgang(57). De wind staat N-NO en blaast 2 à 3 m per seconde. De gemiddelde concentratie in de lucht bedraagt 0,5 % en de 4 tot 6 m hoge wolk sleept zich in een slurf van 600 à 900m diep over het land. De breedte bedraagt 6 km. Chloorgas heeft een soortelijk gewicht dat groter is dan dat van lucht zodat het gas zich laag boven de grond verder sleept en zich verspreidt in loopgraven en schuttersputjes. Alles kleurt
53 HANSLIAN, Rudolf, Der deutsche Gasangriff, o.c. p. 18. 54 HANSLIAN, Rudolf, Der deutsche Gasangriff, o.c. p.33. 55 STEGEMANN, Hermann, Geschichte des Krieges 1914-18, deel III, Deutsche Verlagsanstalt, Stuttgart, 1919, p.178. Herzog Albrecht habe
das Zeichen zum Angriff gegeben, als der Wind von den britischen Insein herkam und Franzosen und Kanadiern ins Gesicht wehte (...) und um 5 Uhr zischte das Gas ans den Röhren... ’ 56 MARTINETZ, Dieter, o.c. p. 23. 57 GÖRTZ, Joseph en MAYER, Arthur, Das Reserve Infanterie Regiment nr.
236 im Weltkriege, nach amtlichen Kriegstagebüchern und nach Kameradenberichten, Bernhard Sporn Verlag, Zeulenroda, z.d., p. 158.
303
geel-groen. (Chloros, chloor, betekent geel-groen in het Grieks). Het gas koelt af en verdunt langzaam. Hogedrukflessen verstopt achter zandzakjes. Loden slangen richting vijand. Om 18.00 uur (Duitse tijd) worden de gaskranen geopend.
De soldaten die over de borstwering heen durfden gluren, zien een kilometers brede wolk aan komen rollen. ‘... De Canadezen stonden p a f terwijl het ding zich kolkend in hun richting bewoog. Sommigen dachten dat het een soort rook was, anderen kwamen tot de conclusie dat de Duitse artillerie een nieuw type kruit gebruikte... ( ). Er zijn er ook die denken dat de Duitsers het niemandsland, tussen beide fronten in, met een nieuw chemisch systeem ontsmetten, met al die ratten en lijken in ontbinding... De Belgische korporaal Declerck is een van de eersten die ... une odeur de jasmins... waameemt(5859). Bauer beschrijft hoe de gaswolk zich ontwikkelt : ‘... de hemel kleurde helemaal geel, het geschut van de vijand verstomde... ’(60)-
58 GROOM, Winston, o.c., p. 117. 59 BACCARNE, Robert en STEEN, Jan, o.c. p. 153.
304
De uitwerking is verschrikkelijk. De acute symptomen zijn : vuurrode, brandende ogen, gezwollen slijmvliezen van de neus (= verstopte neus) en keelholte met een kwellende hoest. Na korte tijd treedt in de bloedrode keel overvloedige gelige slijmsecretie op. Bij sterkere vergiftiging kan door zwelling van de slijmvliezen in neus, keel en longen verstikking optreden, worden bloedfluimen opgegeven en ontstaat longoedeem (= er komt vocht in de longen tussen de bloedvaten en de longblaasjes, waardoor de zuurstofuitwisseling nog moeilijker wordt) (6061). Als je een (ernstige) vergiftiging overleeft, blijven de gevolgen chronische hoest en ernstige zuurstofnood meestal levenslang (62). De Duitse Gaspionier-ooggetuige Willi Siebert schrijft : ‘...Wat we zagen was de dood. Niets leefde nog. Al het gedierte was uit de holen gekropen om te sterven (...). De geur van gas hing nog steeds in de lucht (...). Je kon goed zien waar de mannen aan hun gezicht en keel geklauwd hadden in een poging om toch wat te kunnen ademen. Sommigen hadden
60 BAUER, Oberst, (Max), o.c. p. 67. 61 Concentraties chloorgas (Cl2) of moleculair chloor kunnen tussen 0,2 en 2 % al dodelijk zijn. De prikkelende reuk is al merkbaar bij 3,5 ppm (deeltjes per miljoen). Chloorgas kan in afwezigheid van licht en in contact met vochtige (H2O) slijmvliezen, waterstofchloride HCI (= zoutzuur = ‘esprit de sel’) en waterstofhypochloriet HCIO vormen. 62 Medici stonden hulpeloos. Er werd toen in de militaire geneeskunde bij chloorgasvergiftiging aangeraden: Ipeca toedienen (dit is zelfs nadelig want het stimuleert de secreties), aderlating tegen het longoedeem (helpt wel, beperkt), zuurstofmhalaties (met soepele ‘urinesonde’ waaraan een knijpballon vastzat via de neus lucht in de keel pompen - praktische haalbaarheid bij hoestende kortademige ?), warm houden, hartversterkende middelen (cafeïne, kampfer; weinig nut !) en liggende houding/rust. Zie : Urgente Behandeling van zogenaamde ‘verstikkende’ stoffen in gebruik door de vijand. Vertrouwd ijk. Belgisch Leger 1918. Heruitgegeven door Documentatiecentrum 1FF, 2010, Roger V. VERBEKE en Jacobus DE MOOR.
305
zichzelf geschoten (...). Koeien, kippen, alles, iedereen was dood. Alles, zelfs de insecten...’ ( ). Zulke huiveringwekkende tonelen hebben uiteraard de literatuur, poëzie en kunst beïnvloed. Al op 22 mei 1915, nauwelijks enige weken later dus, publiceert de veertiendaagse avant garde periodiek Lacerba het gedicht Wir mussen. Daarin duikt deze gasaanval al op. De Italiaanse dichter Piero Jahier hekelt hierin de cynische lafheid van het nieuwe wapen : Wir müssen (63 b,s>
jullie verkondigen : -we moeten moorden jullie kennen de cijfers wel : bekijk ze maar, cijfers die rechtvaardiging bieden : geboorten (Duits), verbruik (Duits), productie (Duits). Statistieken, Bijbel —Kas van goed georganiseerde Duitse Hoch-Beschaving. Alles wordt uitgelegd in onze bulletins (6 Promenadeplatz ; Pressbüro).63
6j SIEBERT,Bill, nota over zijn vader Willi. Zie : www.Google.be zoekterm ‘Bill Siebert -W illi Siebert’. Met dank aan The Sieberts, Los Altos Californie. 63 bis. Buelens Geert, Europa Europa, Over dichters van de Grote Oorlog, Ambo/Manteau, Antwerpen, 2008, p. 153. Uit het Italiaans vertaald door Bart Van den Bossche. Zie ook: BUELENS, Geert, Het lijf in slijk geplant. Gedichten uit de Eerste Wereldoorlog, Ambo/Manteau, Antwerpen, 2008, p. 224-229. De periodiek Lacerba (1913-1915) was een Florentijns blad, waarin vooral manifesten en gedichten verschenen. Het blad was fel voorstander van toetreding van Italië tot het geallieerde kamp. Dit nummer van 22 mei 1915 was het laatste nummer dat verscheen omdat de redacteurs zich allen inlijfden in het Italiaanse leger. Op 23 mei 1915 sloot Italië zich aan bij de geallieerden nadat hen veel beloofd was als de geallieerden de oorlog zouden winnen.
306
het spijt ons ten zeerste WIR MÜSSEN MOORDEN (...) Vul nieuwe vaten met dappere essences verpak onverschrokken explosieve mengsels Vul onder druk “KEIZERLIJKE GASFLESSEN VAN MILITAIRE VERSTIKKINGSDOOD” (...)
In ons taalgebied is er de novelle Longinus. Daarin beschrijft de Vlaamse prof. Franz De Backer, oudstrijder-ooggetuige, deze gasaanval vanuit het standpunt van de Belgische grenadiers, ten noorden van Steenstrate (sector Drie Grachten-Steenstrate). Ze hebben de Franse 89e Territoriale Divisie juist afgelost : Wij namen een sector over van de Franschen. (...) als enige linies enkele, te dunne borstweringen, in een warboel van ijzerdraad, vuilnis en kleine kruisen. Dagenlang stak een schoen met de beenderen van een voet boven de borstwering uit. (...) Dan kwam, onverwacht, een geweldige aanval, na een uitzending van wolken, laag bij den grond vloeiend als groote groene rochels van teringlijders ; hoestend en weenend bestreken we met loof en rapen onze gefolterde oogen, door onzen zakdoek heen scheen het alsof we onze longen gingen uitspuwen. ’t Was de eerste gasaanval. Half verstikt, half verblind, in zinneloozen angst o f geëxalteerden durf, onder helsche beschietingen, vochten wij vier dagen en vier nachten, grond verliezend, die heroverend, - tot de storm eindelijk luwde. (64)
64 DE BACKER, Franz, Longinus, Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1934, p. 25. Het toeval wil dat dé Belgische elitetroepen daar enkele dagen voordien de Franse Territoriale Divisie aflosten. Zij hadden het grootste aandeel in het
307
Otto DIX (1891-1969): Stootgroepen vallen aan met gas. (Sturmtruppe geht unter Gas vor, uit de reeks Der Krieg, 50 platen, 1924). Ook de beeldende kunst wordt beïnvloed door de gasoorlog. Max Beckmann en Otto Dix zijn de beroemdste oudgedienden in de IV. Armee in Vlaanderen. Hun werk toont de nachtmerrie van de oorlog. Geen heroïsche Duitsers, wel barbarij en puin. Hun werk is Entartete Kunst volgens de nazis. Ander werk van Dix: Houthulst, Pilckem, Knokke strand en Flanderen.
Aan Duitse zijde laat Günther Grass - Nobelprijswinnaar 1999 in zijn roman Mijn Eeuw twee beroemde oud-gedienden van het IVe Leger in Vlaanderen aan het woord : Ernst Jünger en Erich Maria Remarque, in hun tijd grootse auteurs van grootse oorlogsliteratuur ’14-’18 : ... Maar toegegeven : als eersten hebben we in april vijftien bij leper chloorgas tegen de Fransen gebruikt, zei Jünger. (...) Volgens voorschrift begonnen we meteen onze geweerlopen en alle metaal in te vetten (...). Nu was Remarque weer aan de beurt : “Met dagenlang kokhalzen kotsten ze hun verbrande decimeren van de Duitse rechtervleugel (het RIR 211 en 209). Angelsaksische en Franse historici vergeten meestal de Belgen.
308
longen in stukjes uit. Het ergste was als ze niet uit de trechter konden omdat er ook spervuur was, want de gaswolk ging als een brede kwal in elk gat in de bodem liggen. (...) Ik zag, toen we moesten schansen en daarbij in de buurt van onze voorste linie terechtkwamen, een onderkomen vol van dat soort arme honden... Ze hadden blauwe hoofden en zwarte lippen (...) ‘(6J). Otto Hofheimer, Württembergs militair, komt na de Tweede Slag om leper een tijdje uitblazen in Tielt. Hij schrijft een postkaart ‘Het Gildhof- Thielt’ naar zijn vriend Severin Sauter in Hochingen (Württemberg). In sierlijk gotisch handschrift noteer hij simpelweg : ... Zo is het goed dat men zich in Duitsland tot dusver geen beeld kan vormen van de gruwel van deze oorlog...(6566). Nog nooit is het oud-Duitse volkslied Der Tod von Flandern zo actueel geweest(67). De angst bij de frontsoldaten voor dit verschrikkelijk vergif is ongezien. De 90e Afrikaanse Brigade (45e Divisie) krijgt de volle laag. Hun bevelhebber, de Franse kolonel Jean Mordacq, CO van de Franse 90e Infanteriebrigade, schrijft dat hij om 17 u 20 (Belgische tijd) een ‘kuchende telefoon’ krijgt met gruwelberichten van ter plekke over een gele wolk die uit de
65 GRASS, Günther, Mijn Eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 2003, p. 42-43. In de Nederlandstalige literatuur is de gasoorlog tijdens de Tweede Slag om leper, met Peterson en Haber uitgewerkt door SPILLEBEEN, Willy, De Heuvel, Davidsfonds, Leuven, 2002. 66 ’...so ist es gut dass man sich in Deutschland kein Bild von Schreckens des Krieges machen kan... ’ Postkaartencorrespondentie Duitse militairen 19141918(15 aug. 1915), met dank aan Gérard Dhondt, Tielt. 67 Deze ‘Vlaamse dodendans waarvan de auteur anoniem is gebleven, werd door de Duitse soldaten dikwijls in de loopgraven gezongen. Naast een zwaarmoedige melodie is de strofe : Flandern in Not ! In Flandern reitet der Tod ! - erg toepasselijk op hun ffontmiserie.
309
Duitse linies op hen toekomt. Hij gooit de telefoon dicht, overtuigd dat het hulpgeroep is van een geestesgestoorde... (68). Maar de ‘gele wolk’ is er wel degelijk ... Om 17 u 05 worden ‘de supporters op het thuisfront’ in Tielt ingelicht dat het ‘zover’ is. De kranen zijn geopend en de ‘wolk’ rolt goed, compact, vooruit(69). Vanaf 17 u 15 volgen de Duitse infanteristen ongezien in die tijd - het gelaat verstopt achter een masker. Bijna carnavalesk. Hun geweer is volgens voorschrift niet geladen (!) maar wel voorzien van de bajonet. Zozeer zijn ze overtuigd van het bedwelmende gaseffect. De Fransen vluchten in paniek of sterven(70). Gek van angst voor het onnoemelijke. Zoekend naar zuurstof. Dit is echt verstikkingsgas ! De wereld maakt kennis met een nieuw wapen dat aan een afschuwelijke carrière begint(7172). Nieuwe overwinningsberichten komen binnen in de bureaus van het A.O.K. IV : 17 u 20 Langemark gevallen, 17 u 49 heuvels van Pilkem veroverd (Höhen von Pilckem erreicht) en om 19 u 30 Belgische tijd melden Duitse verkenningsvliegtuigen aan de groene tafels in Tielt dat niettegenstaande de invallende duisternis er intens troepentransport merkbaar is langs de spoorlijn Hazebroek-Poperinge. In het hoofdkwartier vermoeden ze, terecht, een massale aanvoer van geallieerde versterkingen( ). De Tweede Slag om leper kan beginnen...
68 BACCARNE, Robert en STEEN, Jan, o.c., p. 165. 69 HANSLIAN, Rudolf, Der chemische Krieg, o.c., p. 88. ‘...Bis
kamen die Meldungen, dass aufgedreht worden sei, und dass die Wolke gal und dicht vorschreite... ' 70 HANSLIAN, Rudolf, Der chemische Krieg, o.c., p.88. ’... Unsere Infanterie hatte also in 35 Minuten, von Beendigung des Abblasens an gerechnet, etwa 4 km Gelande gewonnen, an einzelnen Stellen, ohne einen Schuss zu tun... ’ 71 Voor het gedetailleerde verloop van de strijd , zie o.a. BACCARNE, Robert en STEEN, Jan, o.c. p. 149-169. 72 . Der Weltkrieg 1914 bis 1918, Frühjahr und Sommer 1915, deel VIII, o.c. p. 41.
310
Duitse Frontkaart: poging om leper te veroveren. (Tweede Slag om leper , 22 april - 25 mei 1915). De terreinwinst voor de Duitsers, dag per dag, na zes gasaanvallen. Tussen Steenstrate en Poelkapelle zitten de Fransen, ten westen van Steenstrate de Belgen en ten oosten van Poelkapelle de Canadezen (Kaart Dr. R udolf Hanslian, 1934).
Militair-technisch gezien heeft de chemische oorlog zijn première glansrijk doorstaan. Het vastgelopen front scheurt. Na 6 maanden blokkage ontstaat er in één uur tijd een 6 tot 8 km brede bres tussen Langemark en Bikschote. Het gas zaait dood en vooral paniek.
Een voorzichtige schatting van het aantal doden bij die eerste aanval op 22 april 1915 bedraagt minstens 2 000 (73 ). De Franse73 73 Dit cijfer is een schatting na telefonisch overleg tussen Piet Chielens en Jan Vandermeulen. Nog tijdens de oorlog zijn de meeste graven van die gasslachtoffers verdwenen/stukgeschoten. Cijfers van de Britse propaganda melden alleen al bij de Algerijnen (Afrikaanse Brigade) 5 000 doden op 22 april. Het valt niet uit te sluiten dat de cijfers door de Britse propaganda fel
311
troepen (Algerijnen en Zoeaven) zijn hét grote slachtoffer : hun verliezen - doden,gekwetsten en vermisten/gevangenen - lopen die 22e april op tot 4 000. De volgende dagen vallen er opnieuw gasslachtoffers. In heel deze tweede slag om leper (22 April 25 mei 1915)(74) tellen bv. de Britten 7 000 gasslachtoffers, tijdens zes verschillende gasaanvallen (22 en 24 april, 1, 5, 8 en 24 mei 1915 - telkens als de wind gunstig zat). 400 Britse soldaten sterven onmiddellijk(7576). De Belgen missen 1 530 militairen in die periode en in die zone : dood, gekwetst of 76 vermist( ). De Duitse verliezen zijn heel wat minder. In de overdreven zijn. Zie : Van Bergen, Leo, o.c. p. 168. Van Franse officiële zijde noch in de mémoires van de intussen generaal geworden Mordacq zijn exacte cijfers voorhanden. Zie BUFFETAUT, Yves, Ypres 22 avril 1915, La première attaque aux gaz, Jean - Olivier, Dinand, 2003, p. 79. Zie ook : WIETZKER, Wolfgang, Giftgas im Ersten Weltkrieg. Was kônnte die Deutsche Offentlichkeit wissen? Inaugural - Dissertation zur Erlangen des akademischen Grades eines Doktors der Philosophie, Düsseldorf, 2006, p. 45: ‘...3000 Soldaten fielen auf alliierten Seite, 7000 wurden durch Gas
verletzt... 74 De Tweede Slag om leper, in de Duitse literatuur dikwijls die Gasschlacht genoemd, (22 april - 25 mei 1915) wordt onderverdeeld in : 1. Slag bij Steenstrate en ’s Graventafel (22 en 23 april). 2. Slag bij Steenstrate en SintJuliaan (24 april - 4 mei). 3. Slag bij Frezenberg ( 8 - 1 3 mei). 4. Slag bij Bellewaarde (24 - 25 mei). 75 Cijfers : In Flanders Fields Museum. Brochure Gas. Dossiertentoonstelling, (2010) 4 bis, § 5. Ook hier weer discussie over de exacte cijfers. Zo telt HANSLIAN, Rudolf bvb. tijdens de Tweede Slag om leper aan geallieerde zijde 15000 gasslachtoffers en 5000 gasdoden, maar noteert zijn vermoeden dat de cijfers om politieke redenen overdreven werden. Er werden 5000 gevangenen gemaakt en 60 stukken groot geschut veroverd. Zie FIANSLIAN, Rudolf, Der chemische Krieg, o.c. p.90. Flet totale aantal Britse slachtoffers (= Britten en Canadezen) in de Tweede Slag om leper bedraagt 59000 (gesneuvelden, gewonden en vermisten). Zie DE VOS, Luc, De Eerste Wereldoorlog, o.c., p. 90. De Franse verliezen lopen op tot 50 000. 76.De Belgische gasslachtoffers werden allen samengebracht in Adinkerke in villa Cabour, naar de naam van de eigenaar. Zie hierover : Mijn Oorlog door pater Hilarion Thans. Pater Flilarion trad binnen in het Minderbroedersklooster in Tielt en kreeg er zijn eerste wijding (de Simpele Geloften). Hij werkte in villa Cabour als verpleger. THANS, P, Hilarion, Mijn Oorlog, Sint-Franciscusdrukkerij, Mechelen, 1921. (Bevat ook een
312
Lazaretten van het IVe leger worden ongeveer gasslachtoffers verzorgd, waarvan er 12 sterven (77).
200
Verrast door stikgas, zo is die fo to uit l 'Illustration bekend die ons de eerste Franse slachtoffers in Lizerne/Steenstratebrug toont. Hieronder de artistieke bewerking door Frank Bogaert (° Tielt 1950). In 2008 schilderde hij een 17-delige cyclus: Requiem voor Gasslachtoffers.
schitterend hoofdstuk over zijn vlucht uit bezet België via een rioolbuis naar neutraal Nederland !). 77 MART1NETZ, Dieter, o.c., p. 24. Martinetz vermeldt spijtig genoeg de periode niet waarop deze telling van toepassing is.
313
Maar militairtactisch kan von Württemberg de geallieerde panieksituatie en het plotse openliggende front niet uitbuiten. Algemeen opperbevelhebber Erich von Falkenhayn weigerde immers toe te geven aan de herhaalde vraag van von Deimling, Ilse en von Württemberg om een extra divisie manschappen toe te voegen aan het IVe Leger om op die manier die enorme bres in het front te bezetten en door te stoten naar leper. Een voor altijd gemiste kans ! Wellicht had von Falkenhayn die troepen zelfs niet en zeker was hij verbluft over het geweldige gaseffect. Vanuit het Tieltse Nachrichtenburo (dit Pers- en Communicatiecentrum bevindt zich in huis De Sutter, Nieuwstraat, 17) ( ) moet de succesvolle aanval tot tweemaal toe bevestigd worden vooraleer het in Berlijn geloofd wordt! (787980) Von Falkenhayns aarzelen brengt zijn leger een nieuwe oorlogswinter in Vlaanderen. Generaal von Deimling noteert : ...Een jaar loopgravenoorlog voor leper woog zwaar door op ons allen en het vooruitzicht op een nieuwe Vlaamse winter vol modder en nattigheid drukte zwaar op de stemming...(8<l).
78 DE SUTTER, René, kleinzoon van Emile, in ‘14-M8 eigenaar van deze woning, bevestigt dat het huis, en vooral de zolder, boordevol elektrische bedrading en porseleinen isolatiepotjes stak, bedoeld voor internationale telecommunicatie (interview 8 juli 2010). Zie ook : HANS, Abraham, Het Bloedig IJzerland, o.c., p. 97: ‘ ...al die (sein)draden over Vlaanderen zijn naar Tielt gespannen...’, en idem p. 329: "...dringende bevelen kwamen langs al die draden van Tielt...’, en idem p. 466: ‘...Uit Tielt moesten de groote zegeberichten komen, de wereld rond, dat Duitschland De drie telefooncentrales in Tielt waren : stadshuis (Markt), Bureau Ieperstraat 82-84 en Bureau Deken Darraslaan 9.(daar was ook het Abhörstation = ontcijfering van vijandelijke berichten en - jawel! - de Duitse hondenkennel.) De radiotoren, Funkturm met seinhuisje, men sprak gewoonlijk van der Funke, was in de Kasteelstraat, tussen 21 en 31. De telegraafpyloon stond bovenop het Tieltse station. 79 SIEBERT, Bill, nota over zijn vader Willi. Zie : www.google.be zoekterm ‘Bill Siebert-Willi Siebert'. 80 VON DEIMLING, Berthold, o.c., p. 204. ‘...einen neuen flandrischen
Winter in Dreck undNatte... ’
314
Het naspel De besluiten van de Haagse Vredesconferenties - een verbod op het gebruik van oorlogsgassen - blijken net zo dood als hun promotor, de Tieltse politieke mandataris en Nobelprijswinnaar Auguste Beemaert. Fransen en Britten putten zich uit in verontwaardigde emotionele reacties over de onmenselijkheid van de gasaanvallen. Ze komen woorden te kort. De Britten hebben het niet over gas maar over de adem van de duivel. Gas gaat in tegen ieder door God-gegeven geweten(81). In hoofdletters wordt het gebruik van gas toegevoegd aan de lijst Duitse oorlogsmisdaden. Bijna ontroerend is de Britse reactie van veldmaarschalk Sir John French: ...Ik betreur ten zeerste dat de gevechten tijdens deze periode gekarakteriseerd werden door een cynisch en barbaars negeren door de vijand van de alom gekende gebruiken van de beschaafde oorlogsvoering en door de flagrante schending van de Haagse conventie (...). Als militair kan ik enkel mijn diepste spijt betuigen en mijn verwondering over het feit dat het (Duitse) leger dat tot nu toe altijd aanspraak maakte op de hoogste ridderlijkheid zich verlaagd heeft tot het gebruik van dergelijke middelen tegen een dappere en waardige tegenstrever (82). Von Falkenhayn weerlegt dit. Niks geen ridderlijke traditie. Oorlog is oorlog, ... alsof het doden van mensen met granaten en bajonetten wel netjes is... Intussen verzwijgen de
81 HOLMES, Richard. Firing Une, Pimlico, Londen, 1994, p. 212. 82 KEECH, Graham, St.Julien, leper - 1914 - 1918,(in de reeks : Slagveld België nr. 13), De Krijger, Erpe, 2005, p. 35-36.
315
geallieerden zedig dat ze zelf intens bezig waren/zijn met het ontwikkelen van hun eigen chemische wapens. De geest is uit de fles. Op 25 september 1915 al gebruiken de Britten (met weinig succes, de wind draaide) hun eigen chloorgas in Artesië / Artois. Alle andere legers volgen; de Belgen pas als laatste: eind oktober 1917. Gas wordt een ‘officieel erkend en gebruikt’ oorlogswapen in containers (gasflessen) en in granaten. Het A.O.K. IV in Tielt richt een apart bureau Gasdienst op. Het is gevestigd in de Ieperstraat 18 - het gesloopte herenhuis van drukkerij Eric Veys, nu Bond Moyson.
Gasdienst: in 1989 werd het herenhuis Veys, drukkerij-uitgeverij, gesloopt. Hier is nu Bond Moyson (nieuwbouw), Ieperstraat 19. Het Duitse IVe Armee organiseerde hier zijn Gasdienst voor het front Vlaanderen.
De leiding berust bij vijf man: Oberleutnant Vorwerk, Stafofficier Peter en zijn adjudant Blumenreuter, luitenant
316
OT
Weygand en apotheker-adviseur Lehmann ( ). Uiteindelijk zullen de geallieerden meer gasaanvallen uitvoeren dan de Duitsers.
Roem en vervloeking. Het waagstuk van von Württemberg heeft ruime weerklank op het thuisfront (X4) en in het Duitse leger. Wel wordt het gebruik van gas doodgezwegen in de Duitse militaire berichtgeving(838485). Dit belet niet dat de modale Belgische burger quasi onmiddellijk op de hoogte is van deze Duitse onderneming. Ex-Tieltenaar Cyriel Verschaeve (van 1896 tot 1911 poësisleraar in Tielt) noteert goed geïnformeerd in zijn dagboek op maandag 26 april 1915 : ... Ze zonden een wolk stikgassen voor zich uit... er zou paniek geweest zijn. In elk geval stroomden de Franse soldaten eergisteren door de straten van Poperinge, op de vlucht...(86).
83 Situatie in Tielt op 18 maart 1918, volgens het dokument : Namentliches
Verzeichnis der Offiziere usw. des Armee-Oberkommandos 4 imd der zugeteilten Stabe. 84 Op 25 april 1915 schrijft Lise Meitner, internationaal bewonderd topwetenschapster en vriendin van Otto Hahn die hier bij die Stinkpioniere zit : “...ƒ congratulate you on the beautiful success at Ypres...”. Zie : HOFFMANN, Klaus, o.c. p.86. 85 Het woord Gas valt in de officiële rapporten van het A.O.K. IV over 22 april 1915 niet te bespeuren! Pas op 13 augustus 1916 (!) mag in hun eigen Kriegszeitung der 4. Armee dit taboe doorbroken worden. ‘. . .Bisher war (...)
iiber eigenen Gaseinsatz nichts zu lesen gewesen und auch der Gaseinsatz bei Ypern war verschwiegen worden... Zie WIETZKER, Wolfgang , o.c., p. 208. 86 VANACKER,
Romain, Cyriel 1996, p. 349. Merkwaardig is ook dat Verschaeve, die dan in Alveringem woont, in 1914 nog altijd officieel als Tieltenaar beschouwd wordt. Hij wordt in okt. 1914 op de Tieltse lijst officieel vermeld als ‘vluchteling’ die de stad verlaten heeft. Dichterlijke nonchalance? Ook Gustaaf Delahaye meldt al op 22 april Daniël
en
VANLANDSCHOOT,
Verschaeve : Ooriogsindrukken, eigen beheer, Gent,
317
ANGST AAN J A GENDE DAMPEN IN VLAANDEREN: (Die furchterlichen Dâmpfe in Flandern), tekening van Arpad Schmidhammer (1857-1921) in het Duitse satirische en kritische weekblad Die Jugend van 1 mei 1915. Een pijprokende soldaat blaast verstikkende tabaksrook naar de vijand (rechtsboven). Omzeilde Schmidhammer de censuur door een satirische tekening of wist hij meer? (Illustratie: Kenniscentrum I.F.F. leper).
En in een nabeschouwing over de 22e april schrijft hij : ...Fleel de streek is met stilte bevangen, een koele stilte... (...) Heel de oorlog heeft zulke onmenselijke afmetingen..(...) kan God in zulke afschuwelijke dingen gemoeid zijn ? (87). De Duitse pers is een en al lof over de wig die von Württemberg kon drijven in het geallieerde front. Als eerste slaagde hij er na zes maanden in het ‘gebetonneerde’ westelijk front over kilometers open te rijten. Het Duitse Rode Kruis (!) eert hem met een zgn.“Vivatband”, een zegelint. Enkel de groten in het in zijn oorlogsdagboek het gebruik van gaz asphyxiants. Zie: Oorlogsdagboeken over leper (1914-1915) Deel I, Genootschap voor Geschiedenis, Brugge, 1974, p. 225. Zie ook: DE LAUNOY, Jane, Oorlogsverpleegster in bevolen dienst , Snoeck Ducaju, Gent, 2000, p. 87: ‘...24-04-1915: Voor de eerste maal wordt het front met stikgas aangevallen... ’.l 87 VANLANDSCHOOT, Romain, Kapelaan Verschaeve, Biografie, Lannoo, Tielt, 1998, p. 172.
318
Duitse leger kunnen daarop aanspraak maken. Op de zijden band prijkt het portret van von Württemberg met de woorden : “Vivat, Herzog Albrecht von Württemberg, Steenstrate, Het Sas, Lizerne 22 IV 1915.” Vivatband: Grote overwinningen werden door het Duitse Rode Kruis aangegrepen om zijden zegelinten te produceren. Met de winst kregen de gewonden aan het front iets extra ...
Minder gelukkig is de Joodse vrouw van Haber, Clara Immerwahr. Ze is de eerste vrouwelijke doctor in de scheikunde (1900) in Duitsland en beseft goed waarmee haar man bezig is. Ze noemt het een perversie van de wetenschap. Op 29 april 1915 is Haber terug in Berlijn. In de nacht van 1 op 2 mei 1915, bij volle maan, zo zegt het verslag, neemt ze het dienstwapen van haar man en schiet zich door het hart. Is het chloorgas de ware reden? Haber heeft er later nooit willen over spreken. Biograaf Charles noteert: ...Clara’s ultieme keuze was voor veel mensen het symbool van een hulpeloos protest. Haar dood als veroordeling van de medeplichtigheid van haar man... (88).
ss CHARLES, Daniel, o.c., p. 164-165. Piet Chielens noteert in dat verband: “ ...De voorgeschiedenis van Fritz en Clara is erg lang, en Habers afzweren van zijn Jood zijn, zijn frustratie en ambitie om het als ex-Jood te maken in de Duitse industrie en wetenschap (dan al zeer antisemitisch) hebben zijn persoonlijkheid getekend. Het is een lange volgehouden en bitse strijd. Tegen 1915 is Haber al lang niet meer de geniale vrijdenker waar Clara als studente een grote bewondering voor had en uiteindelijk verliefd op werd. 319
Dit belet Haber niet om voor de volle honderd pond de chemische oorlog verder te ontwikkelen, meestal met de praktische steun van het A.O.K. IV dat hij eeuwig dankbaar blijft. In 1919 schrijft Haber trouwens in een brief aan de rechtsgeleerde Max Mayer dat het A.O.K. IV met zijn stafchef Emile Ilse ... de gasoorlog boven de doopvont gehouden hebben ...! ’f 9) Ook de Duitse keizer Wilhelm II vergeet niet dat Albrecht von Württemberg de enige was die trouw het experiment waagde en positief antwoordde op de Duitse vraag van de opperste legerleiding. Het IVe Leger zal deze trouw systematisch herhalen. In het A.O.K. IV in Tielt worden alle militaire innovaties gul onthaald. Als primeurs op het wereldtoneel noteren we in een erg onvolledige lijst: 30 juli 1915 - Hoge/Bellewaarde (leper) opnieuw is von Deimling aan de beurt(*8990) met de eerste aanvallen met de vlammenwerper (op punt gesteld door de ons al bekende Bauer), 19 december 1915 - Pilkem/Wieltje(91) (leper) de eerste aanval met het veel toxischer chloor-fosgeen gasmengsel ontworpen door het Haber Institut in Berlijn en Bayer Leverkusen(92) en op 12 juli 1917 de eerste aanval met Ook zijn aanbod om de wetenschap ten dienste te stellen van de oorlog kan minstens begrepen worden als een stap / zet in dat proces ...” (Schrijven aan Jan Vandermeulen 27 september 2010) 89 ‘...den Gaskrieg ans der Taufe gehoben hat... ’ in de brief van Haber aan Max Mayer, 9 okt. 1919. Archiv zur Geschichte der Max-PlanckGesellschaft, Berlijn, Haber-Sammlung, nr. 1113. 90 VON DEIMLING, Berthold, o.c., p. 204. 91 Wieltje is een gehucht van Sint Jan op 3,5 km van leper. 92 Otto Hahn (Nobelprijs 1944 - kernsplitsing ) schrijft: ‘...(Ik werkte daar)
aan een gas dat een samenstelling was van chloormethyl, chloroformate en fosgeen, dat eerst simpelweg ‘de mix ’ werd genoemd. Ook werden nieuwe gassen (...) ontwikkeld(...). Indien de twee soorten tegelijkertijd werden gebruikt (...), werden degenen die er het slachtoffer van werden, eerst gedwongen hun maskers a f te rukken, waardoor ze ten prooi vielen aan het
320
mosterdgas (Yperiet of Geel Kruis. Nog een uitvinding van Habers instituut.) ( ). Al die militaire innovaties worden in de Tieltse bureaus in militaire actieplannen omgezet en aan het front uitgevoerd. Naast de bereidwilligheid van de bevelhebbers van het A.O.K. IV speelt ook de specifieke samenstelling van het IVe Leger hierbij een belangrijke rol. Op 9 oktober 1914 is dit nieuwe leger ontstaan uit het samenvoegen van Ersatzdivisies en verse Reserve Korpsen. Zo belandt de grote massa Duitse studenten, vol jeugdige kracht en nieuwe technieken, als vrijwilliger automatisch en alleen in het IVe Leger. De hogere scholingsgraad van zijn manschappen maakt dat de theorie van de nieuwe wapenwetenschap in het IVe Leger vlotter verwerkt en doorgegeven kan worden(9394). De dankbaarheid van keizer Wilhelm II ondervindt von Württemberg al op maandagvoormiddag 3 mei 1915. In volle veldslag - de Tweede Slag om leper is nog niet halfweg - zendt de keizer zijn persoonlijke gezanten naar Tielt(95). Generaaladjudant Hans G. von Plessen, commandant van het keizerlijk hoofdkwartier en intimus van Wilhelm II, komt met
gifgas ... ’. Zie: VAN BERGEN, Leo, o.c. p. 172-173. De toxiciteit van fosgeen is 8,3 x die van chloorgas. 93 Mosterdgas is 5 X toxischer dan fosgeen. Mosterdgas, Yperiet en geelkruis zijn synoniemen. Mosterdgas is de Britse term en verwijst naar de geur, Ypérite is de Franse term naar het eerste gebruik in Ypres/Ieper, de Duitsers spreken van Gelbkreuz naar het geschilderde symbool op de granaten/obussen. 94 HANS, Abraham, o.c. p. 172 : ‘...het korps bevatte grootendeels
hoogstudenten en universiteitsmannen, de fine-fleur van Duitschland, zonen van goeden huize (...) de geestdriftige overmoedige jeugd, aangestoken door de oorlogsroes, opgevoed in het wanbegrip van een “Grooter Duitschland” (...) en daarom stormde het ontstuimig naar Vlaanderen... ' en von Deimling zegt : ‘...een nieuw samengesteld 4e Armeekorps (...) vooral met jonge onervaren rekruten, hoofdzakelijk studenten... 95 AFFLERBACH, Holger, Quellen aus der militarischen Umgebung des Kaisers 1914-1918, Oldenburg Verlag, München, 2005, p. 768, 771-772.
321
Kurt Freiherr von Hammerstein-Equord naar het A.O.K. IV(9697). Beiden zijn al eerder in Tielt geweest. Op 1 november 1914 vergezelde von Plessen keizer Wilhelm II( ) bij zijn bezoek aan Tielt en de mislukte bomaanslag op de keizer. (Misschien zond Wilhelm II von Plessen voorop om te kijken of hier alles veilig was...). Kurt VON HAMMERSTEIN: grandseigneur, van adel en chef van het Duitse leger 1929-1934.
En von Elammerstein was in 1914 nog compagniecommandant in Vlaanderen onder von Württemberg. Hij had er zowaar een Ijzeren Kruis aan overgehouden. Merkwaardig toeval. Von Württemberg, die later een overtuigd tegenstander van Hitler zal worden, ontmoet hier als Duits legeropperbevelhebber in Vlaanderen, von Hammerstein, die in 1929 hoofd zal worden van het hele Duitse leger en als overtuigd antiNazist in 1934 zijn functie zal neerleggen. Het duo von Plessen - von Hammerstein komt vanuit Charleville-Mézières, over Rijsel, per auto naar het A.O.K. IV. Ze moeten von Württemberg persoonlijk de keizerlijke dank
96 Marie Luise von Hammerstein beschrijft kleurrijk het vertrek van haar vader : '...(vader) kijkt ’s morgens door de deur van onze donkere
slaapkamer naar binnen. Hij heeft zijn helm met de grote witte verenpluim op en neemt afscheid van ons, omdat hij uit Berlijn vertrekt om met de speciale trein van de keizer naar het hoojdkn'artier te reizen. Hij was op dat moment kapitein bij de grote generale staf... Zie : ENZENSBERGER, Hans, Magnus, De Eigenzinnigheid van Hammerstein, Over de weigering van de hoogste Duitse militair voor Hitler te capituleren, Cossee, Amsterdam, 2009, p. 22. 97 DE COOMAN, André, o.c., p. 79.
322
en waardering overbrengen (989). Ze worden in de hertogelijke residentie, Hoogstraat 26 -von Württemberg spreekt steevast over zijn Schloss - ‘erg vriendelijk’ ontvangen in een ‘vertrouwvol kader’ en vermelden nog in het verslag van deze trip dat de laatste poging tot gasaanval op 2 mei 1915 mislukt was door té sterke wind. Op hun terugweg gaan ze nog de Dicke Bertha bekijken. Vanaf 19 april 1915 braakt deze beruchte houwitser, het lievelingstoestel van Emile Ilse, projectielen van 42 cm diameter boven leper - 1500 Mark (.Reichsbanknote 1910) per schot ... Sehr interessanter Fahrt, zo besluiten ze enthousiast hun verslag. Ook von Württemberg toont zich van zijn gulle kant, althans aan de 500 militairen van het Gasregiment Peterson. Ze krijgen elk 600 Mark voor bewezen diensten - risicopremie ...("). Der Michel (dit is de modale Musketier, laagste rang in het Duitse leger in de Eerste Wereldoorlog) moet hiervoor bijna één jaar lang de Vlaamse modder en zo veel meer trotseren, inclusief de Tweede Slag om leper! Maar op 25 augustus 1915 komt de kers op de taart ! De keizer verleent aan von Württemberg de hoogst haalbare militaire onderscheiding : de Orde Pour le Mérite (jawel, in het Frans). De krant ‘The New York Times ’ uit het toen nog neutrale Amerika wijdt er de volgende dag zelfs een artikel aan. De krant citeert zelfs het lovende keizerlijke telegram. De keizer heeft het over von Württembergs buitengewone leiders capaciteiten (...) met jonge en onervaren troepen (...). Spijts de meest ongunstige omstandigheden slaagde je er in een stevige voet aan wal te krijgen op de kust en de met bloed doordrenkte
9S '...um den Truppen und Führern Dank und Anerkennung auszusprechen... ’ ; Zie : AFFLERBACH, Holger, o.c., p. 768. 99 SIEBERT, Bill, nota over zijn vader Willi, o.c.
323
grond in Vlaanderen (...). Als erkenning vereer ik Uwe Koninklijke Hoogheid met het ‘Pour le Mérite’-ereteken. (xm). In Tielt is er een groot feest met militaire parade. ‘...De 27 Augustus wordt een prachtig feestmaal ingericht ter gelegenheid van het decoreren van de bevelhebber van de IV. Armee met de orde “Pour le Mérite”. Rond de middag komen Duitse vliegers hem eer bewijzen door Acrobatieën (sic) in de lucht. En enkele dagen daarop is er fakkeltocht ter gelegenheid van de slag van Sedan in 1870... ’(101) De troepen worden geschouwd van op het balkon van Casino I (Kortrijkstraat 56), dezelfde woning waar minister-vredesgezant Beemaert zijn zomermaanden doorbracht! Het college rechtover is versierd met talrijke Württembergse vlaggetjes en kransen. En in de Casino’s in Tielt krijgen de militairen een dubbele portie Schnaps. Op 19 oktober 1915 komt de Duitse keizer Wilhelm II persoonlijk naar Tielt om von Württemberg de eretekens te overhandigen. De keizer is om 15 u 30 present in de Casino I, ...vergezeld van zeven auto’s...\ (l02). Op de stoep staat de hertogelijke muziekkapel, de Spandaumusikkapelle. Op de tonen van Heil dir im Siegerkranz betreedt de keizer de riante bankierswoning Loontjens, Casino I (Kortrijkstraat 56). Dit is
... splendid leadership (...) with troops young and untrained (...) Despite the most unfavorable circumstances you also succeeded in getting a firm footing on the coast and blood-drenched groimd o f Flanders (...) In récognition I confer the Pour le Mérite on your Royal Highness...; Zie : The New York Times, Kaiser gives orders to roval leaders, 26 Augustus 1915.
O 101 JONNAERT, Albert, De Wereldoorlog 1914-1918, Tielt, Typoscript, z.d., p. 87. 102 JONNAERT, Albert, o.c., p. 89.
324
nu het luxerestaurant voor de elite van het A.O.K. IV(103). Vier jaar lang wordt er gebraad met wijn geserveerd onder het waakzame oog van het Spandaumuziek - live optreden. Vanaf 1917 toch een ware Titanic-toestand... Toch blijft er een wrange smaak over dit Duitse experiment hangen. De directe dodelijke impact van oorlogsgas is niet zo enorm (Haber spreekt van 3,8 % directe doden, Britse bronnen 4 % (104). Niet de kogels, het gas of de bajonet eisen de hoogste tol tijdens de Eerste Wereldoorlog maar wel de projectielen die 2/3 van alle oorlogsslachtoffers voor hun rekening nemen. Maar toch maakt gas een verpletterende indruk. Tot in de late jaren tachtig van de 20c eeuw kent iedereen wel oud-strijders die ‘van de gaze gepakt waren’ en een leven kenden van chronisch lijden en zuurstofnood. ...Ons vader was in ’14-’18 brancardier. Vier jaar lang moest hij gekwetsten ophalen zonder gasmasker. Hij heeft toen regelmatig kleine beetjes gaze gekregen die blijven hangen was in de putten van ’t slagveld. Na vier jaar was ’t ie serieus van de gaze gepakt ( l05). Hij heeft heel zijn leven gehoest. Als kleine kinderen zaten we op de eerste rijen in die grote nieuwe kerke (= Onze-Lieve-Vrouwkerk, Tielt). Toch konden wij hem direct horen binnenkomen in de kerke, hoewel hij op de laatste 103 A.O.K.-leden worden in 1917 oneerbiedig getypeerd door de Duitstalige auteur-militair Latzko: ‘... Er bevond er zich niet één in het hele gezelschap
wien de oorlog niet minstens twee onderscheidingen : materiële onbezorgdheid en een weelderig leven had gebracht, zoals dit in vredestijd slechts aan benijdenswaardige geldmagnaten ten deel valt... ’. Zie: ANONIEM, Menschen im Krieg, Max Rascher Verlag, Zurich, 1917; in het Nederlands heruitgegeven: LATZKO, Andréas, Mensen in de Oorlog, Wereld-Bibliotheek, Amsterdam, 1952, 14e drukp. 78. 104VERBEKE, Roger, V, www, w ta. bel ue.be/arti kels/gas2()06.pdf, gasslachtoffers. 105 Zie de wet van Haber : langdurige/herhaalde blootstelling aan lage concentraties heeft hetzelfde effect als kortdurende blootstelling aan hoge concentraties van hetzelfde giftig gas.
325
rij ging zitten - voor de frisse lucht. Wij kenden zijnen hoest; en dat gepiep. Hij is in ’41 gestorven - ten einde gehoest...(106) Zelfs de Duitsers beseffen dat die allereerste gasaanval hen blijft achtervolgen en zorgt voor de slechtst mogelijke publiciteit uit de Eerste Wereldoorlog, spijts een onmiddellijk ingezet Duits propaganda offensief(107*). Twintig jaar later blijken ze de wereldwijde woede en verontwaardiging van neutrale en geallieerde waarnemers nog altijd niet te hebben verteerd. Als een groot complot tegen het herinneren dynamiteert de Duitse Trophaenhrigadei !) op 8 mei 1941 het grootse herdenkingsteken aan de eerste gasaanval ooit. Dit realistische Franse monument van Maxime Real del Sarte in Boezinge-Steenstrate stelt de doodstrijd van een stikkende soldaat voor op een grote piramide. Van Duitse zijde wordt vaak vermeld dat Hitler een tegenstander is van strijdgassen. Hij kent het persoonlijk. Op 14 oktober 1918 is korporaal Hitler na een Britse chloorgasaanval in de Ieperboog tijdelijk blind. Tijdens de Tweede Wereldoorlog blijkt Winston Churchill niet afkerig te zijn van het gebruik van gifgas ( ). Geen enkele partij waagt zich echter tussen 1939 en 1945 aan het gebruik van strijdgassen. Sindsdien is de verantwoordelijkheid voor de eerste gasaanval ooit nog niet opgelost. Haber krijgt in november 1919 nog de Nobelprijs 1918 (!) voor scheikunde, zij het onder luid protest
1,16 SPRIET, Juliana, over haar vader Maurice, als laatstejaars collegestudent oorlogsvrijwilliger in 1914. Maurice werd later drukker/uitgever in de Stationsstraat 55 in Tielt, uitgeverij Aurora. (Interview 12 nov. 2009). De naam Aurora is een vondst van zijn leraar aan de academie in Tielt: Maurice Vander Meeren, die ook het embleem Aurora ontwierp. 107 BENT, Christine, The New York Times Book o f World War I, Amo Press, New York, 1980, p. 65. I0S WEBER, Mark, Churchill wanted to “Drench” Germany with Poison Gas, artikel in The journal of Historical Review, 1985-86, Vol. 6, n°4, p. 501-503.
326
tijdens de uitreiking(10910). En in dat zelfde jaar 1919 staat hij ook op de geallieerde lijst met Duitse oorlogsmisdadigers. Maar vanaf 1920 oefent Groot-Brittannië druk uit en heeft voor iedereen besloten dat ze de oorlogsmisdaden moesten vergeten, symptomatisch voor de wijze waarop een grootmacht een wereldoorlog zie t...\uo ). De storm gaat liggen en op de verkorte lijst komt Habers naam niet meer voor. Meer zelfs. Na de oorlog blijft Haber volhouden dat al zijn gifgassen (hij ontwikkelde er meerdere) humane Waffe (humane wapens) zijn die indirect veel levens redden door het verkorten van de oorlog('11 ). Zelfde teneur bij generaal Otto von Moser, actief in het IVe Leger (Ijzer - Wijtschate), die in 1921 vol trots vermeldt dat de oorlog dankzij de Duitsers in 1915 ‘gemoderniseerd’ werd met Gasflaschenbatterien und Flammenwerfer ... Ook militairen kunnen na de Eerste Wereldoorlog niet als oorlogsmisdadiger fungeren. Anders moet de nieuwe rijks president Paul von Hindenburg ook op die lijst staan en dat kunnen de grootmachten niet maken. Bovendien hebben ook de geallieerden een aantal ‘beladen exemplaren’ in hun rangen rondlopen ... Zo ontsnapt Albrecht von Württemberg wellicht de dans. Hij is het toch die met scheikundige middelen de oorlogsvoering op een nieuw speelveld gebracht heeft. Daarvoor was zijn uitdrukkelijke toestemming zelfs driemaal vereist. 109 CHARLES, Daniel, o.c., p. 195-197. 110 ZUCKERMAN, Larry, De Verkrachting van België, Manteau/Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2004, p. 207. De Britten hebben zich, volgens de these van Zuckerman, fel ingespannen om de Belgische eisen voor financiële en morele schadevergoeding na de oorlog te minimaliseren. De Britse econoom John M. Keynes, aanvankelijk topambtenaar bij de vredesconferentie van Versailles, speelde hierin een voor België zeer negatieve rol. 111 SZÖLLÖSI-JANZE, Margit, o.c., p. 327. Zie ook: VON MOSER, Otto, Kurzer Strategischer Überbild über den Weltkrieg 1914-1918, Mittler & Sohn, Berlijn, 1921, p. 40. Hij vermeldt ook het ontzag van de Britse Kitchener-Divisionen die vonden dat het ,... neue deutsche Gaswafje von besonderer Wirkung sein musste ... ’p. 47.
327
Eerst in januari 1915, tijdens de Sondierungen, voor het principieel akkoord met von Falkenhayn. Daarna worden door Hermann Geyer en zijn ploeg detailplannen gemaakt, met aanduiding van localisaties en aantal/soort in te bouwen gasflessen. De Duitse spelregels vereisen uitdrukkelijk dat von Württemberg deze detailplannen controleert en nogmaals goedkeurt.(112). Pas dan kunnen Gaspioniere in Aktie komen. Tenslotte is het von Württemberg zelf die het signaal voor het openen van de gasflessen geeft. /
DETAILPLAN (deeltje van): Hermann Geyer tekende voor het hele gasfront detailplannen. De brede diagonale dubbellijn is de weg (leper) — Boezinge — Lizerne —Steenstrate - (Smiske - Merkem Woumen - Diksmuide), omzoomd met bomen. Ter hoogte van de kruising van de weg met M.G. is de Steenstratebrug. Het nummertje onder de frontlijn is het nummer van de F-batterij (= O). De nummers erboven zijn het aantal grote en kleine hogedrukflessen. M.G. = mitrailleurspost, Sappe = loopgraaf Bach = beek. Von Württemberg moest in tweede fase al deze plannen persoonlijk controleren en goedkeuren (naar Rudolf Hanslian, 1937). 112 SZÖLLÖSI-JANZE, Margit, o.c., p. 333 : die Detailplanungen fiihrte Hermann Geyer ans Bauers Stab durch. Nachdem die betroffenen Oberbefehlshaber endsiiltis (= definitief) zugestimmt batten, kamen dann an Ort und Stelle die bereits erlauterten Gaspioniere zum Einsatz... over de specifieke Duitse regelgeving bij een gasaanval tussen 1915 en 1917. De Oberbefehlshaber in 1915 in Vlaanderen is Albrecht von Württemberg.
328
Terecht noteert historicus Dr. Luc Vandeweyer (Rijksarchivaris) dat "... de baas - de hertog (von Württemberg)- de formele verantwoordelijkheid droeg ... “ (113). De Nederlandse chemicus en publicist Eric R.J. Wils vraagt zich eveneens af: ...Moet de hertog Albrecht von Württemberg, die als enige instemde mee te doen met het inzetten van chloor bij leper in 1915 niet primair verantwoordelijk worden gesteld? Hij had toch net als de andere Duitse legerbevelhebbers kunnen weigeren gas te gebruiken en de gehele gasoorlog had misschien nooit die omvang gekregen ...(''I4). Het nieuw soort oorlog dat von Württemberg creëert, het doden op afstand zonder explosieven noch uitwendig zichtbare kwetsuren, krijgt nog een extra abstraherend aspect. ‘De vijand’ loopt gemaskerd rond, zij het met een gasmasker. Hij heeft geen menselijk gelaat meer, geen identiteit. Men doodt geen mensen meer maar gemaskerde sujets ... Chaim Herzog was de eerste Israëlische president die (pas in 1987) een bezoek bracht aan Duitsland. Hij zei toen: Degenen die kunnen vergeven zijn dood, degenen die leven hebben het recht niet te vergeten ...(115). Misschien is dat, 95 jaar na de feiten, ook voor von Württemberg en zijn A.O.K. in Tielt de passende conclusie.
113 Schriftelijk antwoord van Dr. Luc Vandeweyer (18 nov.2009) aan Jan Vandermeulen/Roede van Tielt omtrent de vraag naar het verband tussen het A.O.K. in Tielt en de eerste gasaanval. Dr.Vandeweyer keek ook het belangrijkste deel van het kritisch apparaat van dit artikel na. 114 http://www.wereldoorlogl418.nl/gasoorlog/haber.html - zoekterm : Fritz Haber - De chemicus die gifgas introduceerde in de Eerste Wereldoorlog door Eric R.J.Wils. 115 The New York Times, 7 april 1987, p. 12.
329
Owen
DULCE ET DECORUM EST
Lanoye
(...) Men marched asleep. Many had lost their boots Men liep en sliep. Een paar waren hun laarzen kwijt But limped on, blood-shod. All went lame; all blind; Maar hinkten door, geschoeid in bloed. Verblind en Drunk with fatigue; deaf even to the hoots Mank was alleman, van moeheid zat, en doof zelfs voor Of tired, outstripped Five-Nines that dropped behind. Gefluit van gasgranaten achter ons dun gat. Wat? Gas? Gas! Gas! Quick, boys! - An ecstasy of fumbling, Och mannekes, rap! Een hoogfeest van gefrommel: Fitting the clumsy helmets just in time; Die lompe maskers juist op tijd op onze snuit. But someone still was yelling out and stumbling Te laat. Eén gilt. Hij zwalkt en strompelt onderuit And flound’ring like a man in lire or lime ... Als viel hij in een vuur o f in een vat met kalk. Dim, trough the misty panes and thick green light, Door mijn bedompte glazen zie ik hoe hij zinkt As under a green sea, I saw him drowning. En in een dik groen licht, een zee van slijm, verdrinkt. (...) LANOYE, Tom, Niemandsland, Prometheus, Amsterdam, 2002, p. 10-11. 330
Dankwoord Piet Chielens, coördinator van het In Flanders Fieids Museum (leper), las en corrigeerde deze tekst. Prof. Dr. Chris Vinckier, department of chemistry, KULeuven, controleerde en corrigeerde de scheikundige commentaren omtrent het chloorgas. Prof. Dr. Luc de Vos, koninklijke militaire school en Dr. Luc Vandeweyer, rijksarchivaris Brussel, gaven adviezen en keken de basisbouwstenen van het kritisch apparaat na. Romain Vanlandschoot controleerde de tekst en adviseerde omtrent minister Beernaert en Cyriel Verschaeve. Flet Kenniscentrum Eerste Wereldoorlog I.F.F. (leper) was een onuitputtelijke bron van informatie en voor hun enthousiaste medewerker Freddy Rottey was geen enkele opzoeking voor mij teveel gevraagd. Aan allen zeg ik oprecht : bedankt ! De mogelijke fouten in deze bijdrage blijven uiteraard voor mijn rekening.
oktober 2010 Auteur : Jan Vandermeulen, Kasteelstraat 26, 8700 Tielt 331
Chris Vinckier
FRITZ HABER: een topwetenschapper in dienst van de oorlog Inleiding Op 24 april 2010 werd op het Alexianenplein (dat is tussen stadhuis en bibliotheek) van Tielt de versregel van Wilfred Owen (in hertaling van Tom Lanoye) officieel onthuld, een werk van designer Mathias Claerhout (zie www.mathiasclaerhout.beT Gastspreker was prof. dr. Chris Vinckier (° Tielt, 1944), emeritus met opdracht (afdeling moleculair design en synthese aan de K.U.L.). Hij was zo vrij zijn tekst over te maken voor ons tijdschrift, waarvoor onze gewaardeerde dank ! (Eddie Verbeke, voor de redactie)
Was Haber een topwetenschapper? Fritz Haber werd geboren in 1868 in Breslau (het huidige Wroclaw) en heeft in zijn wetenschappelijke carrière een uitmuntend parcours afgelegd met als bekroning de Nobelprijs voor scheikunde in 1918. In die periode was de voedselproductie een nijpend probleem gezien Europa’s populatie verdrievoudigd was over de laatste 200 jaar en men zocht met alle mogelijke middelen naar kunstmeststoffen. In die tijd werden er al meststoffen ingevoerd uit Latijns Amerika, voornamelijk vanuit de buurt van Peru op basis van guano, dat in feite een natuurlijke meststof is afkomstig van de uitwerpselen van zeevogels. Ook werden in Chili al nitraten ontgonnen. Experten schatten dat er toen nog voorraden zouden zijn voor ongeveer 30 jaar. En Haber heeft die Nobelprijs verkregen voor het uitvinden van de synthese van ammoniak dat 332
het essentiële bestanddeel is voor de wereldwijde productie van de kunstmeststoffen, de nitraten. Hij werd directeur benoemd (1912) van het Keizer Wilhelm Instituut voor Fysische Scheikunde en Electrochemie in Berlijn. Hij bedong toen een salaris van 15 000 DM wat nu zou overeenkomen met een wedde van ongeveer 85 000 $ en het ter beschikking stellen van een villa. Later werd dit instituut omgevormd tot één van de zeer prestigieuze Max Planck Instituten waar talrijke Nobelprijzen behaald werden. Na de oorlog werd hij als erelid opgenomen in internationale wetenschappelijke verenigingen. Ik noem er enkele: Société Chimique de France, de Royal Chemical Society in Engeland en de Efnited States Academy of Sciences. Hem werden ook eredoctoraten toegekend onder andere aan de universiteiten van Göttingen en Wittenberg. Hij was ook zeer goed bevriend met Albert Einstein, zelf een notoir pacifist. Ik denk dat we zonder twijfel kunnen stellen dat Haber een topwetenschapper was van zeer groot internationaal kaliber. Op familiaal vlak was Haber echter heel wat minder succesvol. Zijn echtgenote Clara Immerwahr, die zelf ook scheikundige was en meerdere malen tegen het onderzoek met gifgassen gepleit had, heeft enkele weken na de gasaanval zelfmoord gepleegd. Of haar wanhoopsdaad iets met de gasaanval te maken heeft, blijft onduidelijk. Er wordt beweerd dat zij ook vernomen had Haber een relatie begonnen was met Charlotte Nathan met wie hij trouwens later ook huwde.
Was hij in dienst van de oorlog? Van bij de start van de oorlog heeft hij zijn Keizer Wilhelm Instituut volop ingeschakeld ten dienste van de krijgsmacht. Er werkten daar toen ongeveer 2000 man. Hij beschouwde zich als de moderne Archimedes, bij het beleg van Syracuse, met zijn devies, vrij vertaald: "tijdens de vrede dient men de mensheid, tijdens de oorlog het vaderland”. Hij ging zelfs zover dat hij bij het begin van de oorlog op 46-jarige leeftijd wilde toetreden tot 333
Fritz Haber met uitgestoken arm het leger, maar hij werd er geweigerd. Later kreeg hij wel wegens zijn “verdienste” in de gasoorlog de graad van kapitein, een benoeming waar hij fier over was, getuige de talrijke foto’s in uniform.
Welke was de militaire strategie voor een gasaanval? Na een overdonderend succes van de Duitse legers bij de start van de oorlog, liep het offensief tegen het einde van 1914 vast in een uitzichtloze stellingenoorlog. En door het ministerie van oorlog werd Haber gevraagd een “ersatz” wapen uit te vinden om hiermee een doorbraak te forceren. Op die vraag ging hij enthousiast in en ontwikkelde het idee van een grootschalig gasoffensief met als drijvend actor chloorgas. Nota bene, Haber heeft het chloorgas zelf niet uitgevonden want dit geel-groene gas was meer dan 100 jaar vroeger ontdekt door de Zweedse apotheker Scheele in 1774. Er stelde zich bij Haber’s strategie wel nog een probleem want in het kader van vredesconventie 334
van Den Haag in 1899 was er een akkoord tussen alle grote mogendheden (behalve de US) om geen chemische wapens in te zetten in de oorlogsvoering. De Fransen waren echter al volop bezig met het aanmaken van de zogenaamde “cartouches suffocantes”, die gevuld waren met traangas. En gezien traangas toen reeds werd aangewend bij het uiteendrijven van betogingen, kon er dus geen probleem zijn om dit zelfde wapen in te zetten om soldaten uit hun loopgraven te verdrijven. En blijkbaar vond Haber de stap van traangas naar chloor niet onoverkomelijk. Bovendien was Haber er van overtuigd dat door het gebruik van oorlogsgassen de duur van de oorlog aanzienlijk kon worden ingekort en dus veel minder slachtoffers zouden vallen. Het maakte voor hem ook weinig verschil uit als soldaten op het front sneuvelden door gifgas of door kogels en obussen. Waarom was Haber dan zo een sterke voorstander van chloor? Er waren hier drie redenen voor: 1) chloor was reeds ruim voorradig gezien het een nevenproduct is bij de aanmaak van kleurstoffen, bv. Indigo, voornamelijk geproduceerd door BASF (Badische Anilin und Soda Fabrik) 2) chloor is 2,5 maal zwaarder dan lucht en is dus ideaal om loopgrachten te laten vollopen. Bij het rieken en het zien van dit gas zou de vijand in paniek geraken en uit de loopgrachten op de vlucht slaan. En aldus zouden brede bressen in de verdedigingslinies geslagen worden. Het gas werkt vooral bijtend op de ogen, huid en de ademhalingsorganen en bij zware blootstelling leidt dat tot longoedeem en sterfte 3) Haber had dankzij zijn ammoniak procédé heel wat connecties in de chemische industrie, vooral met BASF, en hij wist dat er ruim voldoende hoeveelheden chloor waren of konden aangemaakt worden. In die tijd bezat Duitsland immers 85% van de chemische industrie op wereldschaal en dus was het onmogelijk dat de geallieerden met hetzelfde wapen zouden retalliëren, want die beschikten op korte termijn absoluut niet over de vereiste productiecapaciteit van chloor. Het kan hier opgemerkt worden dat het Belgisch chemisch bedrijf Solvay vestigingen had in Duitsland en reeds in 1886 335
gestart was met de productie van chloor. Er werd echter nergens informatie gevonden die er op zou wijzen dat Solvay betrokken was bij de levering van oorlogsgassen.
En nu de voorbereiding en start van de gasaanval In februari 1915 werd reeds gestart met de aanvoer naar en de installatie van gascilinders langs de frontlinies. Intussen bleef Haber niet stilzitten en op 2 april 1915 woonde hij persoonlijk vanop zijn paard veldproeven bij in het kamp van Beverlo, zoals u weet nabij Leopoldsburg. Er wordt beweerd dat Elaber zo dicht bij de gaswolk kwam dat hij er meerdere dagen ziek van was. De nachtelijke aanvoer en plaatsing aan het front van ongeveer 5700 stalen cilinders met als geheime code “F-batteries” moet logistiek een serieuze operatie geweest zijn. Haber was zeker geen kamergeleerde want zelf superviseerde hij die werken en dit vanop een afstand binnen schietbereik vanaf de frontlinie in de buurt van Langemarck- Poelkapelle. En nu naderen we stilaan de fameuze datum van 22 april 1915, datum die we in deze academische zitting willen herdenken. Op de vooravond, op 21 april deed de Chef van de Generale Staf, generaal Von Falkenhyan beroep op de bevelhebber van het Vierde Leger, Hertog Albrecht von Württemberg, in zijn hoofdkwartier in Thielt en hij drong aan om prioritair werk te maken van de opstart van de gasaanval, zelfs al waren de weersomstandigheden niet echt ideaal. Von Württemberg werd dus onder druk gezet van het oppercommando. En aldus besliste hij het gasoffensief te laten starten de dag nadien op 22 april in de morgen. Wegens de ongunstige windrichting op dat moment, werd de aanval nog even uitgesteld, om dan uiteindelijk los te barsten om 17 uur. Er werd op de bovenvermelde plaats onder de supervisie van Haber himself in totaal 150 ton chloor geloosd in tien minuten tijd. Onmiddellijk resultaat: 7 000 tot 15 000 gewonden, die uiteindelijk geleid hebben tot 350 à 5 000 doden, al naar gelang de bronnen. 336
Dit gebeuren op 22 april 1915 is het startpunt geweest van een oorlogsvoering met chemische wapens op een nog veel grotere schaal, maar dan voornamelijk met obussen geladen met diverse nog veel gevaarlijker soorten van gifgassen zoals fosgeen en mosterdgas. Men schat dat er door de oorlogsvoerende partijen tijdens de ganse duur van W.O. I ongeveer 150 000 ton gifgassen zijn aangewend (dus ongeveer 1 000 maal meer dan in leper). Heeft nu het gebruik van gifgassen W.O. I helpen beslechten: neen en dit type oorlogsvoering is dan ook niet meer toegepast in W.O. II.
Wat met Haber na W.O. I en het opkomend nazisme Na de oorlog kwam Haber op een lijst van de geallieerden terecht van potentiële oorlogsmisdadigers die zich voor een tribunaal zouden moeten verantwoorden. Hij zou door de Britten gedurende 17 uren ondervraagd zijn geweest, maar uiteindelijk kwam hij nadien niet op de lijst van oorlogscriminelen. Maar Haber was ook van joodse herkomst en werd zelfs door de nazi’s niet ontzien. Toen hij als directeur alle joodse wetenschappers uit zijn onderzoeksinstituut moest ontslaan, nam hij ontslag in 1933, verliet Duitsland en is er nooit meer teruggekeerd. Hij overleed in 1934 in Basel, Zwitserland. De onverbeterlijke patriot Haber wilde zijn wetenschap niet ten dienste stellen van de Nazi’s. Maar het tragische is dat het insecticide Zyklon B dat door Haber in zijn instituut werd ontwikkeld, later door de Nazi’s werd aangewend in de gaskamers waar dan ook in Auschwichz een aantal familieleden van Haber werden omgebracht. Veel later omschreef zijn zoon Ludwig Haber in zijn boek “The poisonous cloud” zijn vader als volgt “een briljante geest, een energieke organisator, vastberaden en misschien ook wel gewetenloos”. Tot zover de Fritz Haber story die in 1978 eindigde met het maken van een Zweedse postzegel met zijn beeltenis ter zijner ere. 337
Tenslotte nog enkele bedenkingen Misschien dat de perceptie ontstaat dat chemici, zoals ik er zelf trouwens één ben, in het verleden veel ellende op onze planeet hebben veroorzaakt. Wel, dat duivelse molecule chloor, dat kwaadaardige gifgas heeft nadien in zijn vele toepassingen een substantiële bijdrage geleverd tot onze huidige welvaart. Ik noem er enkele die u allemaal zult kennen: het sinds lang en wel gekende bleekwater of javel, dat overal in de wereld dient om drinkwater te ontsmetten en miljoenen mensen beschermt tegen allerhande infecties. En wie kent er de kunststof PVC niet (polyvinylchloride) waar ramen en rioolpijpen van gemaakt zijn. In België realiseert de chloorindustrie hedentendage een toegevoegde waard van 1,24 miljard Euro en 15 000 directe en indirecte arbeidsplaatsen. Chloor is dus een zegen voor onze welvaart. 338
Tot plots in de 70-er jaren chloor door Greenpeace terug tot de grote boeman van de volksgezondheid werd bestempeld, gezien chloor aan de grondslag ligt van de vorming van dioxines in verbrandingsovens. Toen dit probleem opgelost was doken deze stoffen veel later terug op bij vetsmelter Verkest, en het moet toch wel lukken dat het weer in de buurt van Tielt was. Het resultaat was een halve container besmet kippenvlees en de transitie van Dehaene naar Verhofstadt. Maar dat is dan weer een ander verhaal.
Eindnoot In de Cultuur & Media sectie van De Standaard van 1 april 2010 is een bespreking verschenen van de stripbiografie ‘Fritz Haber’ van de Brusselse stripauteur David Vandermeulen. Een tentoonstelling over deze strip zal later ook te zien zijn in Flanders Field Museum in leper. Verdere informatie: http://fritzhaber.over-blog.com
Bibliografie McGrayne S.B., ‘Prometheans in the lab: chemistry and the making of the modern world’, McGraw-Hill, New York, 2001, p.58-78 Wisniak J., ‘Fritz Haber, a conflicting chemist’, Indian journal ofhistory and science, 2002, Vol. 37 No 2, p. 153-173 Trumpener U., The road to Ypres: the beginning of gas warfare in World War I, The journal of modem history, Vol. 37, No 3, 1975, p.460-480 Charles, D., ‘Between genius and genocide: the tragedy of Fritz Haber, father of Chemical warfare’, Jonathan Cape, Londen, 2005. Auteur: Chris Vinckier, Waversebaan 163, 3001 Heverlee. Chris. Vinckier@,chem.KULeuven.be 339
In 2010 werd in Tielt op het Alexianenplein een vers van oorlogsdichter Wilfred Owen aangebracht, hertaald door Tom Lannoye en uitgewerkt door Mathias Claerhout. Hierop heeft Freddy Rottey een lezing gehouden over de ‘war poets’ o f oorlogsdichters. Aansluitend volgt hier het verhaal van oorlogsdichter en streekgenoot Pieter Meersseman, die nog broeder marist geweest is in Pittem. (Eddie Verbeke, voor de redactie)
Roger V. Verbeke
Brancardier 1914-1918 : Pieter Meersseman, dichter Pieter Van Moerlande.
Ter inleiding In 2007 schreef ik voor “Shrapnel”, het tijdschrift van de Western Front Association - België, het artikel “Brancardier P. Meersseman en zijn kerstgedicht 1916”. Toen had ik weinig gegevens over zijn militaire dienst en slechts enkele van zijn oorlogsgedichten. Als onverwacht vervolg kreeg ik in 2008 vanuit de provincie Antwerpen een schrift met de titel “Verzen”: veertig handgeschreven gedichten, vele met wijzigingen, bijna allemaal over een aspect van de Eerste Wereldoorlog. Door de tussengevoegde papieren zag ik dat ze van Pieter Meersseman waren. Meteen had ik heel wat informatie over de periode
340
1914-1919. Zo kon ik Meersseman beter in de oorlog situeren, in ruimte en tijd. Hier volgt een chronologisch overzicht. De periodes of feiten worden telkens door één of meer strofen geïllustreerd. Ter verduidelijking staat het nummer van de strofen erbij.
Vóór veertien Petrus Benedictus Josephus Ambrosius MEERSSEMAN werd op sinterklaasdag 1889 in Lendelede geboren. Hij was het zesde kind van Pieter Augustijn en van Stefanie Dejonckheere. Vader was onderwijzer en moeder zorgde voor haar zes kinderen. Moeder Stefanie stierf in 1892, vader hertrouwde in hetzelfde jaar. In de volgende jaren kwamen er in het gezin nog twee kinderen bij. Petrus, meestal Pierre geheten in die tijd, was een begaafde leerling in de dorpsschool waar vader hem in het oog hield. Vanaf 1900 was dit in Diksmuide waar vader kantonnaal inspecteur geworden was. In april 1903 kwam Petrus in het juvenaat (vormingsschool) van de Broeders Maristen in Pittem, in april 1904 in het noviciaat (proeftijd) in Aarlen. In mei 1905 nam hij het kloosterkleed van de Maristen aan. Hij koos de kloosternaam Camille de Lellis, naar de Italiaanse stichter van de ziekenbroeders Camillianen. Van 1905 tot 1909 was hij in Aarlen leerling aan de normaalschool van de Broeders Maristen, een congregatie op het onderwijs gericht. Van 1909 tot 1912 was hij broeder onderwijzer in Sint-Hubert. Eerder uitzonderlijk mocht hij vanaf oktober 1912 les geven in zijn vertrouwde normaalschool. Afhankelijk van zijn geboortejaar behoorde hij tot de militielichting 1909, maar als onderwijzer (en broeder) was hij in vredestijd vrijgesteld van militaire dienst. Intussen verhuisde het gezin in 1904 naar Roeselare. De oudste zoon, Jozef, was onderwijzer geworden en vanaf 1910 gemeentesecretaris in Lendelede.
341
In 1914-1915 Bij de algemene mobilisatie in 1914 werd hij op 1 augustus opgeroepen. Hij was aangewezen voor de Ie Legerdivisie die vooral West- en Oost-Vlamingen telde. Na een lange treinreis kwam hij in het divisiedepot in Sint-Niklaas. Daar kon hij een paar uniformstukken krijgen. Als soldaatbrancardier belandde hij in de ambulancecolonne en zo in de gevechtstrein (groep bespannen voertuigen) van het transportkorps van de divisie. In augustus vochten de gemengde brigades van zijn divisie aan de Gete: bij Halen, Sint-Margriete-Houtem en Grimde. Daarna nam de divisie deel aan de eerste uitval, vanaf de Rupel tot in Weerde. Bij de tweede uitval, van 9 tot 13 september, vanaf Walem tot in Hofstade, was Meersseman in dienst bij het 23e Linieregiment: de ontdubbeling van het 3e Linie uit Oostende. Op 27 september was de divisie teruggedrongen. In Rumst schreef hij het gedicht “Ontwaken”. 3.
Kom, makker, in Gods naam, al zijn wij zoo moede: wij breken samen een karige korst en wasschen de handen, de klont’rig bebloede, en vullen de veldflesch voor een stervende borst.
’s Anderendaags begon de Duitse belegering van de versterkte stelling Antwerpen. Het nabije fort van Walem was een doel voor de Duitse artillerie. Meersseman werd door een granaatscherf aan een hand gewond. Brancardiers en een ambulancewagen brachten hem naar Antwerpen. Op 3 oktober lag hij in het Royal Naval Hospital Haslar, in Gosport bij Plymouth aan de Engelse zuidkust. Daar beschreef hij een nacht. 1.
Ik waak. Mijn makkers slapen. Zorgend sluipt door de zaal een zuster, zacht. Groen licht de lamp. De kachel gloeit nog als brand van verre avondpracht. 342
Op 11 november 1914 zag hij in Haslar de uitvaart van soldaat Prosper Van Steen uit Lokeren. 1.
Zes matrozen treden traag het donker doodenhuisjen uit. En ze schuiven zacht de schrijne, vlagomwonden, op een affuit.
In zijn herstelperiode gaf hij Engelse lessen aan Belgische militairen en vluchtelingen. Hij kon lang in Engeland blijven, ook al omdat hij brancardier was. In die maanden leerde hij het weekblad “De Stem uit België” kennen. Bij een literaire wedstrijd zond hij onder de schuilnaam PIETER VAN MOERLANDE een frontgedicht in. Hij kaapte de eerste prijs weg, voor de later heel bekende Vlaamse auteur Filip De Pillecijn. Hij publiceerde nog enkele frontgedichten in dat katholieke en gematigd Vlaamsstrijdende weekblad voor Belgische vluchtelingen, altijd onder dezelfde schuilnaam. Die gekozen naam toont de Vlaamse ingesteldheid van de onderwijzer met een Franstalige vorming, of van de broeder uit een congregatie met een Franse stempel. Waarschijnlijk is die naam een verwijzing naar het Moerenland (d.i. moerasland) waarover streekgenoot Albrecht Rodenbach schreef. Intussen schreef hij zijn voornaam altijd als Pieter.
In 1916 Na twee jaar oorlog was er een tekort aan brancardiers die geschikt waren voor het werk bij een gevechtseenheid. Op 11 september kwam de 26-jarige Meersseman weer in de Ie Legerdivisie, in de frontsector Pervijze. Dit was een beruchte sector: achter de IJzer met de onder water gezette strook met daarin Stuivekenskerke en Oud-Stuivekenskerke, feitelijk achter de spoorwegdijk bij het stukgeschoten dorp Pervijze, in het zuiden tot en met de Dodengang. Daar schreef hij over de veldgraven. 343
1.
Hier liggen ze samen, die samen streden. Hier naast de brugjes, kruis aan kruis. Hier slapen ze, als broeders samen, in vrede bij rietgeritsel en elzengeruisch.
Zon op 8 u. 44; Zon onder 16 u. 41 Maan op 5 u. 27; onder 13 u. 36 # 2 8 dec
KERSTMIS AAN DE IJZER 't Is Kerstnacht, Aan de Ijzer, in slijkoolle gracht, de duisternis peilend, staat eenzaam een wacht. Hij droomt en vergeet, hoe alleen hij hier staat, hoe koud - bits de regen bespritst zijn gelaat. Hij droomt... en wijd over de Mandelgouw uil blij klangelt der klokken feestelijk geluid. Een vuurpijl schiet op en besprankelt het zwerk: VöórJtem, als een spook, grijnst het puin van een kerk. hij ziet niet... doch luistert... Een engelenstem!... Adeste... De vrede van Bethlehem. Maar plots boemt geschut, als een vloek wijd en zijd! De jongen ontwaakt uit zijn dromen... en schreit... 't Is Kerstmis... Aan de Ijzer, in regen en nacht staat bibberend en wenend een eenzame ivacht. Pieler Mecrsscman in "De Lendelcden.i.ir”, 1916
344
In de stellingenoorlog waren de brancardiers aan de eenheden aangehecht. Voor Meersseman was dat een compagnie van het 4e Linieregiment : het zogenaamde 4CPiotten (d.i. piétons) van Brugge. In die omstandigheden schreef hij zijn gedicht “Kerstnacht” voor het kerstnummer van de frontblaadjes “Onze Iseghemnaar” en “De Lendeledenaar”. Het is een anoniem gedicht, in twee versies, over een treurende en dromende schildwacht ergens in een loopgraaf. 1.
’t Is Kerstmis. Aan d’ IJzer in regen en nacht staat bibberend en treurend een eenzame wacht.
2.
Hij droomt... De familie zit weder geschaard - ook hij - rond den kerstblok die vlamt in den haard.
De werkelijkheid werd anders. Na de aflossing einde november 1916 ging de divisie op rust naar De Panne en Bray Dunes. Het 4e Linieregiment vertrok op 11 december vanuit Bergues met de trein naar het Franse oefenkamp Mailly, in het departement Aube, tot bij de jaarwisseling.
In 1917 Het regiment kwam op 2 januari naar Dunkerque en een rustkantonnement achter het front. Daar werd in de divisie een reorganisatie doorgevoerd. Meersseman ging op 10 januari over naar het nieuwe artillerieregiment van de Ie Legerdivisie. Dit T Artillerieregiment stond van 17 januari tot half juni 1917 in de sector Noordschote-Steenstrate opgesteld. In Reninge schreef hij enkele gedichten, o.a. “Later - In the print o f olden wars". 1.
Vol luide lenteblijheid stoeit een knaap in ’t stille dorpje waar ik viel en slaap.
2.
Hij struikelt, staat en vindt in ’t lange gras wat eens het dwarshout van mijn grafkruis was.
3.
Hij leest mijn naam en zwijgt... het wordt hem bang. 345
’t Hout legt hij neer en gaat met zachten gang. Na een rustperiode in de streek De Panne - Bray Dunes stond de divisie vanaf einde juli in de sector tegenover Diksmuide : de sector waar een grote Belgische aanval gepland werd. Die lag voortdurend onder Duits artillerievuur. De brancardiers hadden veel werk met gewonden en aangetasten door gas. In zijn schetsen gaat het ook over de kanonnen. 1.
Die dondert, woest, door nacht en dag uw naren duivelschaterlach en vuilen rook en schroot en vuur naar sterren spuwt en zon-azuur. Kanonnen, ik haat u!
Vanaf 15 november 1917 was de divisie in rust en in reserve in Wulveringem-Vinkem. Vanaf 27 december stond ze in de sector ten zuiden van Diksmuide. Meersseman breidde in zijn vrije tijd zijn talenkennis uit en schreef korte gedichten over allerlei onderwerpen.
In 1918 Begin januari 1918 werd het veldleger nog eens gereorgani seerd: in elke legerdivisie waren voortaan twee infanterie divisies, bv. in de Ie Legerdivisie de Ie en T Infanteriedivisie. Het 7e Artillerieregiment, met Meersseman, behoorde tot de 7e Infanteriedivisie die nog tot einde juni in een sector ten zuiden van Diksmuide opgesteld bleef. Hij schreef er voor kapelaan Cyriel Verschaeve het gedicht “Alveringhem-toren”. 1.
Ik had hem lief als een zwijgenden lijder. Ik dacht heel vaak: hij zoekt waar Loo en Lampemisse stonden en veel andere broeders die vielen. Maar ongeschonden blijft hij staan, in ’t wilde noodweer een stugge wacht.
Na drie weken rust stond de hele Ie Legerdivisie vanaf 19 juli in de nieuwe zone Merkem : vanaf de Blankaart tot en met het 346
gehucht Mangelare in Langemark. In augustus schreef hij het gedicht “Oorlog”: een kijk op vier jaar. 1.
Ik sliep in slijk en op stenen, in dekkingen donker en wak. En wakend zag ik sterren door gaten in deur en dak.
2.
Een doodendans van de volken doemde alom het kanon. Maar ik hoorde leeuwriken zingen van leven hoog in de zon.
3.
Ik brak het brood der ellende en schroot doorbrandde mijn hand. Maar Jezus bracht mij manna en sprak van ’t Beloofde Land.
4.
Ik ging langs duizenden graven, als schoven te velde gerijd. Waar duizenden kruisen wijzen naar hemel en eeuwigheid.
In voorbereiding op het algemene offensief werden de batterijen van het T Artillerieregiment tussen Merkem en Bikschote opgesteld. Vanaf de start op 28 september 1918 volgden ze de infanteriebataljons bij het oprukken, naar en in en voorbij het Bos van Houthulst. Meersseman bepaalde niet of hij bij een batterij kanonnen 75 mm of houwitsers 105 mm was. In 1933 schreef hij wel over een gesneuvelde collega. 1.
Jaakske trok ten oorlog uit zijn kloostercel, een jong paterke met melkwit vel.
2.
Maar ons Jaakske was een held. Bij Houthulst, in ’t razend strijdgeweld, Viel er een vlieger. Wij stonden ontsteld maar ons Jaakske is hem ter hulp gesneld. 347
t
3.
We vonden ons Jaakske neergeveld, met zwartronde wonden in zijn melkwit vel. Tien gapende wonden, wel geteld... Het verdriet van zijn vrienden was fel. Ja, ons Jaakske was een held. Daarmee heb ik u alles verteld.
Begin oktober was een stilstand en steunden de batterijen Franse aanvallen in de aanpalende sector. Vanaf 14 oktober volgden ze de Franse vooruitgang naar Lichtervelde en Wingene, daarna naar het Afleidingskanaal (van de Leie) bij Nevele. Daar was weer een stilstand. In die dagen kon Meersseman in Ardooie zijn familie terugvinden. Deze was uit Roeselare gevlucht. Op 27 oktober schreef hij in Nevele over de doorbraak en het bezoek. 2.
Van uit het nare land, waar niemand weet of hij op ’t graf niet van vermisten treedt en waar nog slechts een boom, een doodgeschroeide, met naambord zegt waar eens een dorpje bloeide.
4.
Heer, nu ik wederzag wie op mij wachtten lang en bang; Heer, nu ik een oude hand een kruisken op mijn voorhoofd weer heel zacht voelde drukken, en zoo veel oogen schreiden.
Op 10 november 1918 stond het regiment bij Nazareth en Eke, voor steun bij een Franse aanval over de Schelde. Na de wapenstilstand kon Meersseman met vrienden naar Gent waar de frontsoldaten warm ontvangen werden. 1.
Wij kwamen, vreemden, zwak en moede, terug uit land van haat en dood. Toen hebt gij, evangelisch-goede, ons liefderijk tot rust genood.
2.
Om ’t zorgen van uw milde handen, om ’t blijde van uw haard en disch, zal lang nog in mijn ziele branden 348
de vlam van mijn erkentenis.
Na de oorlog Het Belgisch leger bleef nog op oorlogsvoet. In de winter 19181919 kreeg de Ie Legerdivisie verschillende opdrachten in West en Oost-Vlaanderen. In januari was Meersseman in De Panne en het Rode Kruishospitaal L 'Océan. Hij schreef er een ode aan de Britse verpleegster die hem in 1914 in Engeland verzorgd had.
Pas vanaf februari begon de geleidelijke demobilisatie. Soldaat brancardier Meersseman kon al op 22 februari 1919 in onbepaald verlof gaan, waarschijnlijk om studieredenen. Hij kwam weer in het klooster in Aarlen. Hij was vier jaar en zes maanden en 21 dagen in militaire dienst geweest. Later kreeg hij de twee gebruikelijke eretekens voor oud-strijders toegekend: de Zegemedaille en de Herinneringsmedaille. In 1921 werden hem vijf frontstrepen verleend voor ruim drie jaar frontdienst. Aansluitend kreeg hij het Oorlogskruis met palm. In 1935 volgde de Vuurkaart met het kenteken Vuurkruis, later het ereteken. 349
Een ander leven Nog in 1919 deed Meersseman in Italië een tweede noviciaat. In 1921 behaalde hij het diploma van regent Germaanse talen en aansluitend werd hij directeur van de Broedersschool in Gentbrugge. Maar in 1926 verliet hij er de congregatie. Daarop vertrok hij naar een oom in Bourgondië om daar te boeren, het droge klimaat zou hem van zijn reuma verlossen. Na dispensatie trouwde hij met een Vlaamse boerendochter, Romanie Cardon. Gedurende die Franse jaren schreef hij onder de schuilnaam PIETER DE BOER gedichten voor “De Stem uit het Vaderland”, het blad voor Vlaamse boeren die in sommige gevallen door de oorlog uitgeweken waren. Later werden 58 gedichten gebundeld tot “Vlaamsch koren uit Fransche voren”. In 1935 werd hij in Roeselare leraar aan de pas opgerichte Vrije Middelbare School. Fletzelfde jaar publiceerde hij bij Lannoo in Tielt “Kinderland - Versjes voor huis en school”. Later volgde een tweede druk en een uitgave in de nieuwe spelling. Een selectie van 22 soldatengedichten, onder acht schuilnamen, verscheen in 1940 in Wervik onder de titel “Onder den Helm”. Tijdens de oorlogsjaren stierf zijn vrouw, hij hertrouwde het jaar erop met een onderwijzeres, Denise Vermant. In 1948 werd hij directeur van zijn school. Pas in 1956 ging hij met pensioen, hij was 67 jaar. Tijdens zijn loopbaan stelde hij een tiental Franse taalboeken voor Nederlandstaligen samen: Pas à pas, On va loin, Langue française (5 delen), Petite grammaire française simple et pratique, Receuil d ’exercices et thèmes français (3 delen)... Daarnaast schreef hij rake kinderversjes over dieren en dagelijkse dingen, treffende natuurschetsen en veel gegeerde gelegenheidsgedichten. Drukkerij-uitgeverij Strobbe in Izegem kon tot in 1982 op zijn diensten rekenen. Hij zorgde graag voor moppen en versjes voor de scheurkalender “De Druivelaar”. Hij overleed op 31 maart 1986 in de kliniek Maria’s Rustoord in Roeselare, na een kortstondige ziekte. Bij zijn dood lagen vier 350
bundels kinderversjes persklaar, ruim tweehonderd gedichten uit zijn pensioenjaren.
Ten slotte PIETER MEERSSEMAN had in de onderwijswereld enige bekendheid door zijn taalboeken en als schooldirecteur. Als letterkundige kreeg hij nooit de bekendheid die met de waarde van zijn werk overeenkomt. Dit ligt voor een deel in het beperkte aantal publicaties. Een gedicht schrijven was voor hem een ontspanning ofwel een vriendendienst bij een bepaalde gelegenheid. Veel gedichtjes kregen geen auteursnaam mee of alleen initialen, of ze verschenen onder een schuilnaam. De losse werkjes gingen of liggen veelal verloren. Het gebundelde dichtwerk bestaat uit een bundel boerenverzen, een bundel soldatenverzen uit de mobilisatietijd 1939-1940, twee bundels kinderversjes. Ze werden tussen 1935 en 1971 gepubliceerd. In het Lectuurrepertorium lezen we : “Pieter Van Moerlande is een der zeldzame auteurs die in zijn kindergedichten een persoonlijke klank laat horen en toch de levendige kindertoon weet te vatten.” Zijn werk uit 1914-1918 is zo goed als onbekend buiten het gedicht “Kerstnacht 1916” (of “Kerstmis aan de IJzer”). Filip De Pillecijn wou Meersseman vernoemen in zijn artikel “Wij hebben geen oorlogsliteratuur”. Hij kende hem echter niet en schreef: “Het bilan van deze literatuur valt niet zwaar om op te maken. Eenige mooie verzen en een paar bladzijden proza. Onder de besten Fritz Francken, A. Van Cauwelaert, Daan Boens, Hilarion Thans en de geestelijke die in de Stem uit België onder deknaam van Moerlande schreef.” Hij wist niet dat PIETER VAN MOERLANDE broeder PIETER MEERSSEMAN was...
351
-
I e UDELEDE 18&9 -
R o tst LARt
1966
-
Bronnen en beknopte bibliografie - Persoonlijk militair dossier van Meersseman Petrus (nr. 809 438) in Ondersectie Notariaat, Kwartier Koningin Elisabeth in Evere. - Verzamelschrift Verzen, uit nalatenschap P. Meersseman, in bezit van auteur van dit artikel. - ARTEEL, R., Ik wou dat ik even de wind eens was, Huldecomité P. Meersseman, Lendelede, 1987. - DE BRUYNE, M., Dichter Pieter Meersseman: om niet te vergeten, in Rollarius, Roeselare, 1986. - DE PILLECIJN, F., Wij hebben geen oorlogsliteratuur, in Vlaamsche arbeid, januari 1920.
Auteur : Roger V. Verbeke, Koestraat 51, 8940 Wervik
352
U itv a a rtc e n tru m
DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium Stationstraat 103 - 8700 TIELT Tel. 051 40 02 27 - Fax 051 40 56 27
DRUK
Mandelvijver 25 • 8720 Wakken Tel. 056 61 53 02 • Fax 056 61 53 03 crea.druk@skynet.be www.papillio.be
BLONDEEL • van ontwerp tot afgewerkt drukwerk »
Uitgever seizoenmagazine Papillio
»»
Tielt
Met steun van de Vlaamse overheid
Stad op de hoogte
West-Vlaanderen Door mensen gedreven
Crea-Druk Blondeel, Wakken