4 minute read
Vijf vragen aan Adam Hickox
5vragen aan
Dit is een interview in twee stappen: we spraken de jonge assistent-dirigent Adam Hickox in het voorjaar. Hij was dankbaar voor de kansen die hij kreeg bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Een week later moest het muziekleven worden stilgelegd vanwege COVID-19. Acht maanden later ontmoeten we hem opnieuw. Die dankbaarheid lijkt alleen maar te zijn gegroeid: ‘Ik wil er zijn voor de musici.’
1. Je komt uit een zeer muzikaal gezin, zoon van dirigent Richard Hickox en mezzosopraan Pamela Helen Stephen. Jij bent dirigent geworden. Geen zanger. Waarom? ‘Er was altijd muziek in ons gezin en ik bedoel het op de meest positieve manier als ik zeg dat ik er niet aan kon ontsnappen. Toen ik tien jaar was, hoorde ik de opera Tannhäuser van Richard Wagner en ik werd zo verliefd op die muziek, dat ik alles wilde doen om dichter bij die muziek te komen. Daarom werd ik pianist en begon ik veelvuldig te componeren. Voor mij werd dirigeren echter de perfecte synthese van de passie die ik voor muziek voel en de intellectuele stimulans die je van muziek krijgt.’
2. Hoe kwam je bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest? ‘Toen mij werd verteld dat ik auditie mocht doen bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, was ik nog student aan de Royal Academy of Music, was ik enorm opgetogen. Ik ben een totale nerd waar het gaat om de geschiedenis van orkesten en van chef-dirigenten: ik kende alle opnamen met Gergiev en ik was helemaal op de hoogte van het verleden en het heden van het Rotterdams, tot en met Yannick Nézet-Séguin en Lahav Shani. Ik denk dat dat uiteindelijk heeft geholpen: ik ging de auditieruimte in met het gevoel dat ik de geschiedenis van het orkest kende. Ik wilde zo competent mogelijk muziek maken en zorgen dat het een goede ervaring werd voor zowel het orkest als voor mij. Die auditie werd een van de fijnste auditie-ervaringen die je zou kunnen hebben, want het orkest was echt zó genereus en zó bereid goede muziek te maken…’ Adam Hickox Geboren: 1996 Cornwall Engeland Opleiding: Adam Hickox studeerde muziek en compositie bij Robin Holloway aan het Gonville and Caius College, Cambridge en orkestdirectie bij Sîan Edwards aan de Royal Academy of Music. Hij is assistent-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest in de seizoenen 2019-2020 en 2020-2021. Hij assisteerde daar o.a. Lahav Shani, Valery Gergiev en Yannick Nézet-Séguin. Elders assisteerde hij o.a. Raphaël Pichon, Martyn Brabbins, Ryan Wigglesworth, Sir Mark Elder en Marin Alsop. Hij dirigeerde Collegium, het ARC Ensemble, het BBC National Orchestra of Wales en het Philharmonia Orchestra. Hij is medeoprichter van het Endelienta Ensemble, waarmee hij jaarlijks concerten geeft in Cornwall. Prijzen: Ernest Read Prize for Conducting.
3. Wat doet een assistent-dirigent? ‘Mijn rol verandert van project tot project. De belangrijkste taak heeft te maken met de balans: daar waar de dirigent staat, is niet de meest ideale positie om te horen welk geluid er uit het orkest komt. De assistent-dirigent kan vertellen hoe het achter in de zaal klinkt en dat kan een heel waardevol hulpmiddel zijn. Je moet ook het klankbord zijn voor de ideeën van de dirigent en hem vertellen of bepaalde instrumenten goed doorkomen in de totaalklank. Als je goed voorbereid bent en een goede luisteraar bent, dan kun je altijd je mening geven aan de dirigent. Verder houd je contact met de bibliothecarissen en zorg je dat de materialen in orde zijn. Je moet zo hulpvaardig zijn als maar mogelijk is en je moet in staat zijn het orkest te dirigeren, zodat de dirigent zelf in de zaal kan gaan luisteren tijdens de repetities.’ 4. En toen kwam COVID-19. Heeft dat je niet enorm benadeeld? ‘Voor velen stopt het werk, maar ik heb tien concerten mogen doen in de afgelopen twee maanden. Ik voel me daarbij enorm bevoorrecht, zeker als ik dat vergelijk met wat er in het Verenigd Koninkrijk gebeurt. Ik begrijp en herken nu het geluid van het orkest, dat zeer specifiek en zeer speciaal is. Dat te ontdekken duurt altijd even, want elk orkest is anders. Ik voel me op mijn gemak om me met die specifieke geluidswereld bezig te houden. Ik heb de spelers individueel en als groep leren kennen. Daarbij ben ik nu ook vertrouwd met de akoestiek van de zaal. Ik kan het geluid nu onthouden als ik de partituren lees. Omdat ik nu ook weet hoe Lahav Shani werkt, heb ik nog meer zelfvertrouwen om advies te geven. Ik wil er zijn voor de orkestleden en ik wil een pleitbezorger zijn voor de kunstvorm. Daarnaast heb ik de afgelopen tijd gebruikt om het orkestrepertoire van de twintigste eeuw beter te leren kennen. Ik luister altijd naar nieuwe stukken maar mijn hart ontvlamt in het bijzonder voor dat repertoire, bijvoorbeeld minder bekend werk van Bartók. Het internet geeft toegang tot zoveel.’
5. Nu je ze beter hebt leren kennen: hoe zou je de orkestleden van het Rotterdams Philharmonisch willen karakteriseren? ‘In zes begrippen: hongerig naar nieuwe dingen, vol verbeelding, tomeloos en vol energie – kijk alleen al naar de video’s die ze gemaakt hebben tijdens de quarantaine, zoals die van de Negende van Beethoven - , vol zelfvertrouwen, gericht op samenwerking en – en dat is voor mij persoonlijk heel belangrijk – heel genereus.’ ◆