KNIEPROTHESE
Een nieuw scharnier Knieartrose was ooit een diagnose die je vastspijkerde, want stappen kon uiteindelijk alleen nog veel pijn doen. Die tijden zijn definitief voorbij. JAN ETIENNE In 1954 publiceerde de Britse arts L.G.P. Shiers zijn eerste rapport over de plaatsing van een knieprothese (*). Na 5 jaar ontwerpen en experimenteren kwam hij eindelijk tot een bevredigend resultaat: een scharnier van 2 lange pennen, bijeengehouden door een bout. Nu lijkt dat model hopeloos primitief, maar Shie1rs zag zijn werk slechts als een stap in een lange ontwikkeling. En die ontwikkeling is nog steeds niet ten einde, vertelt dokter Nele Arnout van de afdeling Orthopedie van het Universitaire ziekenhuis Pellenberg. Het team daar plaatst ongeveer 600 prothesen per jaar. Stormloop op krukken “We staan onder druk”, zegt Arnout. “Door de vergrijzing neemt de vraag naar knieprothesen elk jaar toe, en bovendien groeien de verwachtingen van de patiënten. In principe plaatsen we liever geen volledige knieprothese onder de leeftijd van 55 jaar. Maar we zien steeds jongere mensen die een erg actief fysiek leven willen lijden en dat door de slijtage in hun knie niet meer kunnen. Ex-voetballers zijn daar een goed voorbeeld van. Onderschat ook de eisen van de jonge gepensioneerden niet. Die verschuiving naar een actievere levensstijl is prima voor de gezondheid. Maar hoe meer je beweegt en de prothese belast, hoe sneller ze slijt en hoe groter de kans dat ze veervangen moet worden. We doen dat wel, maar vervanging is niet ideaal. Telkens gaat er weer wat bot verloren, het resultaat van een revisie is moeilijker te voorspellen, en elke ingreep houdt risico’s in, hoe klein ook.” Slijtvast tot de finish Gelukkig zijn de cijfers zeer goed. 15 jaar na de plaatsing doet 97% van de knieprothese het nog steeds uitstekend. Volgens Arnout zal dat resultaat nog verbeteren: de nieuwe generaties prothesen met nieuwe metalen en plastics zijn sterker en slijtvaster dan voordien, waardoor er onder meer minder deeltjes los zullen komen te zitten. Voorlopig lukt het echter nog niet om de normale situatie in de knie voor 100% na te bootsen, vertelt Arnout. “Al lijken sommige mensen dat wel te verwachten. We zien inderdaad soms patiënten die 1
Bodytalk Maart 2011 Jaargang nr 54 pagina 30-31
opnieuw voetballen of skiën met een prothese, maar dat is niet iedereen gegeven. De resultaten liggen zeer gunstig, maar 100% kan je nooit garanderen. Je moet rekenen op 1,5 jaar voor je een zicht hebt op het definitieve resultaat. Negentig tot 95% van de patiënten is bijvoorbeeld na een jaar zo goed als volledig pijnvrij, en er komt nog meer beterschap met de tijd. Maar een 5% houdt enige mate van hinder over en de oorzaak is vaak niet duidelijk”. DOOR DE VERGRIJZING EN DE GROEIENDE GROEP ACTIEVE JONGGESPENSIONEERDEN NEEMT DE VRAAG NAAR KNIEPROTHESEN ELK JAAR TOE.
Opletten met pirouetten Het is de vraag of artsen vaak niet te streng zijn in hun advies in verband met sportbeoefening. Arnout:” Het lijkt me fout het sporten te verbieden zolang het niet te extreem of te verbeten wordt. Iedereen moet zelf kunnen beslissen. Ik probeer alleen te wijzen op de mogelijke gevaren en raad aan daar eens goed over na te denken. Fietsen en cyclische oefeningen zijn ongevaarlijk. Rustig tennissen is oké, maar je moet geen slides maken à la Clijsters. Schokkende belastingen, zoals springen en lopen, zien we niet graag, evenmin als bruuske draaibewegingen (torsie) in de knie: de prothese gaat er sneller door slijten en kan ook loskomen.” Het risico op een ongeval is niet groter met of zonder een prothese. Maar als er iets gebeurt, kunnen de gevolgen extra problematisch zijn, zoals complexere botbreuken. Het moeilijke voor ons is het vinden van het evenwicht: sommige mensen moeten we aanmoedigen om fysiek in gang te schieten, maar wie te enthousiast is, moeten we eerder afremmen”. Hurken als voorheen Mensen met een knieprothese beweren weleens dat ze “van de dokter” niet meer op hun knie(en) mogen zitten. Volgens Arnout is dit een misverstand.” Het mag best, maar voor de meeste patiënten voelt het niet comfortabel, onder meer omdat het litteken vooraan zit. Dat vreemde gevoel doet zich ook voor na heel wat andere knieoperaties. Een kussen onder de knie kan helpen. Het gedag van de ingeplante prothese bij diepe kniebuigingen blijft nog steeds in zekere mate onberekenbaar. Met de nieuwste generatie lukt het hurken vaak beter, zelfs bij het dragen van een gewicht.” Kort na de ingreep wordt er gestart met de revalidatie. Die is zeer belangrijk om de normale beweeglijkheid terug te krijgen, zodat de knie weer op een normale manier geplooid kan worden, liefst zo goed als voor de ingreep. Een andere cruciaal punt van de revalidatie is een goed evenwicht in kracht tussen de spieren die de knie doen bewegen. Dat evenwicht is ook essentieel om opnieuw aan sport te gaan doen, want de controle van het kniegewricht hangt ervan af. Uniseks modelletjes Een tijd geleden was er discussie onder artsen of vrouwen een andere knieprothese nodig hebben dan mannen. Arnout: “Vrouwen hebben gemiddeld smallere en hogere kniegewrichten. Dat stelde vroeger een probleem om een prothese met de geschikte verhoudingen te vinden. Maar tegenwoordig beschikken we over een ruime keuze. De systemen die we gebruiken hebben 6 tot 10 verschillende maten, en dat zowel voor het boven-als het onderbeen. Het verschil in grootte tussen 2 opeenvolgende maten bedraagt nauwelijks enkele centimeters , en daar kunnen we dus heel nauwkeurig mee werken, voor
beide geslachten. Bovendien hebben we de keuze uit verschillende modellen. Voor mensen met zwakke gewrichtsbanden verkiezen we een prothese met een ingebouwd scharnier, zoals een metalen staaf die de 2 delen van de prothese bij elkaar houdt. Bij mensen met fragiele botten gebruiken we meestal een prothese met een lange steel die we in de mergholte van het been schuiven voor meer stabiliteit. Als patiënt voel je geen verschil tussen deze types. Maar de modellen met de lange steel en een ingebouwd scharnier slijten en zijn moeilijker te vervangen”. Tussenliggende oplossing Een prothese is de definitieve oplossing voor een gewricht dat totaal versleten is door artrose. Maar voor mensen met eenzijdige artrose aan de binnenkant van de knie en een nagenoeg perfecte toestand van de ligamenten en het kraakbeen aan de buitenzijde zijn er enkele tussentijdse oplossingen mogelijk. Meestal gaat het om 0-benen. Arnout: “Door een wig uit het scheenbeen weg te halen, kunnen de benen rechter uitgelijnd worden. Dat verplaatst de maximale druk van de binnen-naar buitenzijde van de knie. Na verloop van tijd gaat het kraakbeen aan de buitenzijde doorgaans ook slijten, maar deze ingreep levert vaak wel een winst van 10 tot 15 jaar op. En dat telt voor de jonge, actieve mensen voor wie deze ingreep vooral bedoeld is.” Er kan ook een eenzijdige of “halve” prothese geplaatst worden aan de binnen-of de buitenkant van de knie. HULP BIJ PRECISIE Dokter Nele Arnout van de afdeling orthopedie van het Universitaire ziekenhuis Pellenberg:” De plaatsing van een knieprothese komt hierop neer dat de chirurg het kraakbeen en een klein beetje van het bot er net onder vervangt door metaal of kunststof . Daartoe plaatst hij eest een speciaal instrument op het been en de knie dat hem helpt bij het bepalen van de juiste werkvlakken We testen nu ook een nieuw systeem waarbij we vooraf individuele mallen maken op basis van de gegevens van bijvoorbeeld een kernspintomografie of een CTscan (beide brengen dwarsdoorsneden van het lichaam in beeld). Het is een tijdefficiënte techniek. Een derde mogelijkheid is computernavigatie, die langer duurt. Dat betekent niet dat de computer op eigen houtje al het werk doet. Hij helpt alleen bij het praktische werk, vooral om grote fouten te vermijden. Het is nog altijd de chirurg die bepaalt waar er gesneden of gezaagd wordt.